leerjaar 2
Handleiding
3
BLOK 3
LES 5
THEMA
schrijven
reizen
Aanpak 1
Aanpak 2
Op verkenning
1 Klassikale introductie
Uitleg
Aan de slag
Aanpak 3
Uitleg bespreken 2 3 In duo’s
4 5 In duo’s
4 5 In duo’s
6 7 In duo’s Eventueel: verrijkingsbundel 8 Individueel Klassikale bespreking (terugkoppeling lesdoel) 8
Terugkijken
DIDACTISCHE INFO Een woordenweb geeft een overzicht van je gedachten, ideeën en kennis over een bepaald onderwerp. Het kan je helpen bij het schrijven van zinnen en teksten. Een woordenweb kan heel ruim zijn, maar ook heel specifiek.
In de rugzak • In B2Les17 hebben de leerlingen een woordenweb gemaakt. Aan de hand daarvan hebben ze een artikel geschreven. • In B3Les3 hebben de leerlingen verteld over een vakantiefoto en over hun droomvakantie. Dat deden ze aan de hand van een woordenweb. Ze hebben ook vragen gesteld die interactie uitlokten om zo meer te weten te komen over de belevenissen van hun klasgenoten.
En hierna In B3Les11 staat de opbouw (volgorde) van de tekst centraal. De leerlingen schrijven een korte tekst met behulp van een woordenweb.
2
LESVERLOOP Op verkenning OPDRACHT 1
Bekijk samen met de leerlingen het woordenweb van Ellen. • Ellen is op schoolreis geweest. Ze wil in haar dagboek opschrijven wat ze allemaal heeft beleefd. Maar dat is een heleboel. Daarom maakt ze eerst een woordenweb. Dat is handig om alle ideeën te verzamelen. Verdeel de leerlingen vervolgens in heterogene duo’s. De duo’s gaan vertellend aan de slag met het woordenweb. Ze formuleren mondeling enkele zinnen over de schoolreis van Ellen. Ze kunnen de woorden uit het woordenweb gebruiken, maar ook de tekeningen. Laat de leerlingen die dit willen, voor de klas vertellen. Bespreek klassikaal. Schrijf eventueel enkele zinnen in volgorde op het bord en verwoord daarbij je denkstappen. Laat de leerlingen ervaren dat ze niet enkel losse woorden mogen opsommen, dat variatie van woorden goed is, dat de zinnen best ook een bepaalde volgorde hebben … Al die dingen kunnen helpen om de tekst van Ellen duidelijk en boeiend te maken.
Uitleg Neem samen de uitleg door. Verwijs daarbij naar het woordenweb van Ellen. Bespreek samen met de leerlingen de zinnen van Ellen: • Welke woorden uit het woordenweb heeft Ellen gebruikt? • Heeft Ellen goede zinnen gemaakt?
Over een onderwerp schrijven met behulp van een woordenweb. De ideeën uit een woordenweb gebruiken bij het schrijven.
50
Aan de slag De leerlingen maken de opdrachten in het leerwerkboek. Ze werken in duo’s per aanpak. Alle duo’s gaan zelfstandig aan het werk. Bied ondersteuning waar nodig. Probeer bij elk duo zeker een keer langs te gaan. Let op! Afhankelijk van hun aanpak maken de leerlingen andere opdrachten: De leerlingen van aanpak 1 maken opdrachten 2 + 3 en 4 + 5. De leerlingen van aanpak 2 en 3 maken opdrachten 4 + 5 en 6 + 7. OPDRACHT 2
De leerlingen bekijken samen de afbeeldingen. • Wat heeft Ellen gedaan op vakantie? Ze vertellen aan elkaar wat ze zien. Daarna maken ze individueel een woordenweb over de vakantie van Ellen. Ze vergelijken hun resultaat met hun buur en vullen hun eigen woordenweb eventueel aan. OPDRACHT 3
Ellen schrijft een brief naar haar oma. Daarin wil ze vertellen wat ze op vakantie heeft beleefd. De leerlingen vullen individueel de zinnen aan. Ze gebruiken daarvoor de woorden uit hun woordenweb (zie opdracht 2). Help de leerlingen eventueel bij het formuleren van zinnen bij hun ideeën: • Waarom heb je dat woord in je woordenweb geschreven? • Wat heeft dit woord met de vakantie van Ellen te maken? Kom zo samen tot een zin die de leerling kan opschrijven.
PRAKTISCHE INFO Richt je klas zo in dat de leerlingen gemakkelijk in duo’s kunnen samenwerken tijdens de verkenningsfase. Tijdens de oefenfase (Aan de slag) werken de leerlingen in duo’s per aanpak.
AANDACHT VOOR WOORDEN • kamperen in een tent of caravan overnachten In de zomervakantie gaan we kamperen. Onze tent staat op een grote camping. • de hobby een leuke activiteit die je na schooltijd kunt doen Mijn hobby is ballet. Elke woensdagnamiddag ga ik naar de balletles.
De leerlingen bespreken hun schrijfresultaten in duo’s: • Welke woorden uit het woordenweb heeft je buur gebruikt? • Wat vind je goed aan de brief van je buur? Wat vind je minder goed? Zorg zeker voor voldoende begeleiding tijdens het bespreken van de resultaten. OPDRACHT 4
De leerlingen maken een woordenweb over een uitstap of een vakantie. Ze mogen schrijven en tekenen. Daarna vertellen ze erover aan hun buur. Ze maken daarbij gebruik van de ideeën uit hun woordenweb. OPDRACHT 5
De leerlingen schrijven individueel een brief naar een familielid of een vriend. Daarin vertellen ze wat ze hebben beleefd tijdens hun uitstap of vakantie (zie opdracht 5). Ze duiden in kleur aan welke woorden uit hun woordenweb ze hebben gebruikt in hun tekst. Vervolgens lezen ze de brief van hun buur. Ze bespreken hun resultaten in duo’s. • Wat vind je goed aan de brief van je buur? Wat vind je minder goed? Begeleid de leerlingen voldoende tijdens het bespreken van de resultaten. Ook voor de leerlingen van aanpak 3 kan dit moeilijk zijn.
3
BLOK 3
VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Leren feedback geven op een constructieve manier. • In de schoenen van iemand anders gaan staan en zo diens situatie en context juist inschatten • Leren reflecteren op het eigen leerproces: wat ging goed of minder goed? • Aanzet tot leren leren via mindmapping.
LES 5
THEMA
schrijven
reizen
OPDRACHT 6 EN 7
Ellen heeft over haar schoolreis verteld, maar ze wil ook weten wat de leerlingen allemaal doen. De leerlingen kiezen een onderwerp waarrond ze een woordenweb maken: ‘mijn hobby’, ‘mijn familie’ of ‘mijn school’. Ze schrijven over dat onderwerp minstens drie zinnen voor Ellen. De leerlingen bespreken hun schrijfresultaten met hun buur. • Wat vind je goed aan de brief van je buur? Wat vind je minder goed? Sterke schrijvers kunnen uiteraard meer dan drie zinnen schrijven in opdrachten 5 en 7. Zij kunnen ook meer aandacht schenken aan de samenhang tussen de zinnen.
Terugkijken OPDRACHT 8
Bespreek met de leerlingen welke zin het meest bij hen past en waarom. Ze mogen ook zelf een zin formuleren. • Wat vond je nog moeilijk? • Wat ging al goed?
4