H1
hoorwoorden ‑ 1 woorden van de week
Woorden op -eren, -elen, -enen Let op het einde van een woord. Je ziet vaak eren, elen of enen. Spreek de e uit zoals in de of het. Voorbeelden kinderen knutselen tekenen
Je hoort een doffe e. Net zoals in de of het. Je schrijft e.
de appelen de eieren de kinderen Wij knutselen. Wij oefenen. Wij rekenen.
extra woorden
één ei
veel eieren
de bladeren de hersenen de meubelen de zilveren ring Wij bewonderen. Wij ordenen. Wij winkelen.
klankgroepen Stappenplan klankgroepen klinkers zijn: a, e, i , o, u medeklinkers zijn: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z
molen
mollen
Hoor je een woord met meer dan één klankgroep? Wat hoor je aan het einde van de klankgroep? 1. een medeklinker → je schrijft wat je hoort paarden kasteel 2. een tweetekenklinker (oe, ui, eu, ie) → je schrijft wat je hoort fluiten bloemen 3. een lange klinker → je schrijft de lange klinker met één letter op adem negen 4. een korte klinker → je schrijft na de korte klinker twee dezelfde medeklinkers knikker wassen
W2
weetwoorden ‑ 2 woorden van de week
Woorden met ij Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.
Äł
Sommige woorden klinken hetzelfde. Maar je schrijft ze anders, omdat het iets anders is. De man zei dat hij boos was. (zei van zeggen) Zij zijn daar niet blij mee. (zij van mensen) De koeien staan in de wei. (wei van weide) Wij slapen in een kamer. (wij van mensen) In mei leggen alle vogels een ei. (mei van maand) Geef dat maar aan mij. (mij van mensen)
(de) bij de dijk de lijm de pijl de vijver kijken
extra woorden (de) mijn de tijd bijten altijd bijna zijn
W3
weetwoorden ‑ 3 woorden van de week
Woorden met ou Schrijf je ou of au? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.
ou
Er zijn minder woorden met au. Onthoud dus die woorden. De andere woorden schrijf je met ou. Sommige woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders, omdat het iets anders is. Ik bibber in de kou. (kou van koude) De kauw zit in de boom. (kauw van vogel) Ik kauw op een wortel. (kauw van eten)
de schouder het gebouw het goud koud We bouwden. Zij trouwen.
extra woorden de kabouter de ouders vasthouden verkouden We onthouden. We vouwen.