H1
hoorwoorden ‑ 1 woorden van de week
Woorden op -eren, -elen, -enen Let op het einde van een woord. Je ziet vaak eren, elen of enen. Spreek de e uit zoals in de of het. Voorbeelden timmeren wandelen oefenen
Je hoort een doffe e. Net zoals in de of het. Je schrijft e.
de marmeren vloer de koperen ketel gisteren Wij openen. Wij rommelen. Wij timmeren.
extra woorden een blad
enkele bladeren
de gevangenen de volkeren het ijzeren hek fonkelen herinneren naderen snotteren
W4
weetwoorden ‑ 4 woorden van de week
Woorden met au Schrijf je ou of au? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.
ęœˇ
Er zijn minder woorden met au. Onthoud dus die woorden. De andere woorden schrijf je met ou. Sommige woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders, omdat het iets anders is. Ik bibber in de kou. (kou van koude) De kauw zit in de boom. (kauw van vogel) Ik kauw op een wortel. (kauw van eten) Ik rouw om mijn oma. (rouw van verdriet) Het vlees is nog rauw. (rauw van niet gekookt eten)
de augurk het applaus nauwe schoenen rauwe groenten snauwen benauwd
extra woorden de astronaut de dauw de dinosaurus de paus de wenkbrauw klauteren
WW1
werkwoorden ‑ 1
Werkwoorden Werkwoorden zeggen wat iemand doet of wat er gebeurt. Voorbeeld: lopen, slapen, durven, lezen, gebeuren, veranderen, gaan. 1. Is het een werkwoord of niet? 2. Een werkwoord heeft drie persoonsvormen: ik-vorm jij/hij-vorm wij/jullie-vorm 3. Kies de juiste persoonsvorm.
1. Is het een werkwoord? Maak in je hoofd de zin: Kun je …? Kun je lopen? Ja, dus lopen is een werkwoord. Kun je molen? Nee, dus molen is geen werkwoord. 2. Is het een persoonsvorm? Je vindt die door een ja/nee-vraag te stellen. De persoonsvorm staat vooraan. Kom je morgen? Is het veranderd? Na de persoonsvorm volgt bijna altijd het onderwerp. Je vindt het onderwerp met de vraag: wie/wat + persoonsvorm. 3. Kies de juiste persoonsvorm ik-vorm (stam) jij/hij-vorm (stam + t) Ik loop. Jij loopt. Vind je? Hij vindt.
wij/jullie-vorm (infinitief) Wij lopen. Jullie vinden.
• De infinitief: zo staat het werkwoord in het woordenboek. De infinitief eindigt op -en. lopen vinden lezen • De stam: die vind je door ik voor het werkwoord te zetten. Meestal is dit de infinitief zonder -en. Ik loop. Ik vind. Ik lees.
WW
werkwoorden
Is het een werkwoord?
nee
Volg het hoor-, regel- of weetspoor.
ja Is het een persoonsvorm? Stel de ja/nee-vraag. ja Kijk naar het onderwerp. Kies de juiste persoonsvorm. ik-vorm (stam) Ik loop. Vind je?
jij/hij-vorm (stam + t) Jij loopt. Hij vindt.
wij/jullie-vorm (infinitief) Wij lopen. Jullie vinden.