Studio spelling - handleiding leerjaar 2, blok 1

Page 1

HANDLEIDING




BLOK 1

LES 1

THEMA

basisles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT De leerlingen maken kennis met hoorwoorden. Geef elk duo drie reeksen klankkaartjes (zie Praktische info). Schrijf een woord op het bord. Zet een stip op de plaats van een van de klanken. De duo’s zoeken een passende klank die op de plaats van de stip kan komen. Bijvoorbeeld: s t . l

(st a l

st oe l

st i l

…)

m . n d

(m o nd

m aa nd

m a nd

…)

k e e .

(kee k

kee l

kee r

…)

Begin met woorden waarbij slechts één of twee soorten klanken kunnen passen. Evolueer geleidelijk aan naar woorden met meer mogelijkheden. Schrijf de klank telkens op het bord op de juiste plaats. Noteer het woord daarnaast ook nog eens volledig in schrijfletters. Laat de leerlingen het woord ’hakken en plakken’. Die techniek kennen ze uit het eerste leerjaar. Duid de verschillende klanken aan door ze tussen schuine strepen te plaatsen. Vertel dat je een klank hoort en een of meer letters (die de klank weergeven) schrijft. Ga door tot alle leerlingen het principe in de vingers hebben. Lukt het ook bij moeilijke woorden of bij woorden met twee stippen? Bijvoorbeeld: s p . l g . d (speelgoed), . i n t e r j a . (winterjas).

LEERWERKBOEK Opdracht 1

De leerlingen lezen het briefje en onderstrepen de woorden met a en aa.

Uitleg Lees samen de uitleg. Bekijk vervolgens ook de uitlegkaart. De leerlingen kruisen het juiste rondje aan: H voor hoorwoorden. Ze lezen de woorden van de week op de uitlegkaart. De extra woorden mogen ze eventueel ook lezen. Noem de begrippen ’regelwoorden’ en ’onthoudwoorden’ al eens en geef er voorbeelden bij, zodat de leerlingen een beter inzicht krijgen in het ’hoorspoor’.

4


Het begrip ’hoorwoorden’ leren kennen. Woorden met drie en vier klanken correct schrijven.

Aan de slag DIFFERENTIATIE De leerlingen maken de opdrachten in duo’s. Je kunt er ook voor kiezen om individueel te werken, maar dan krijgen de leerlingen minder de kans om hardop te verklanken.

LEERWERKBOEK Opdracht 2

De leerlingen zoeken om de beurt een rijmwoord. De leerling die het woord kiest, hakt en plakt het woord vooraleer beide leerlingen het woord opschrijven. Opdracht 3

De leerlingen kiezen om de beurt een woord om in klanken te hakken. Beide leerlingen duiden aan in hun leerwerkboek. Opdracht 4

De leerlingen schrijven de juiste woorden bij de genummerde afbeeldingen. Weer hakken en plakken ze de woorden beurtelings hardop alvorens ze op te schrijven. Opdracht 5

De leerlingen hakken en plakken de woorden nu stil. Opdracht 6

De leerlingen hakken en plakken de woorden stil.

Terugkijken LEERWERKBOEK Opdracht 7

Dit is een evaluatieopdracht. De leerlingen bepalen het aantal klanken van woorden. Extra opdracht: Dictee met twee

De leerlingen nemen de woorden van de week van de uitlegkaart. Ze dicteren om de beurt een woord van deze reeks aan elkaar. De medeleerling hakt het woord in klanken en schrijft het correct op (op een uitwisbaar bordje). Het woord wordt meteen gecontroleerd. Vervang het Dictee met twee eventueel door een individuele kijk- en schrijfoefening (visueel dictee): de leerling kijkt naar een woord van de week, draait de uitlegkaart weer om en schrijft het woord op.

5


BLOK 1

LES 1

THEMA

basisles

spelling

omgeving

MATERIAAL • • • •

per 2 leerlingen: klankkaartjes (zie Praktische info) per 2 leerlingen: een uitwisbaar bordje (eventueel) uitlegkaart H1 leerwerkboek p. 2 en 3

PRAKTISCHE INFO Maak voor elk duo 3 reeksen klankkaartjes, elke reeks in een kleur (papier), bijvoorbeeld: • korte klinkers: a, e, i, o, u • lange klinkers: aa, ee, oo, uu • andere klinkers: ie, oe, eu, ui • medeklinkers: k, l, n, s, r, w Je vindt deze klankkaarten in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO De leerlingen leren nu uitdrukkelijk wat hoorwoorden zijn en welke strategie ze moeten volgen om ze correct te schrijven. In de lessen technisch lezen van Studio taal ligt de nadruk in B1Les4 en B1Les7 op het correct en vlot lezen van woorden met klinkers.

In de rugzak De leerlingen hebben vorig jaar al mkm-woorden geschreven.

En hierna In B1Les2 leren ze wat onthoudwoorden zijn. In B5Les1 leren ze wat regelwoorden zijn.

6

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN Leren leren: kennismaking met spellingstrategieën en expliciteren van een gebruikte strategie.

TIP • Schrijf de woorden van de week op het bord. Schrijf bij elk woord uit hoeveel klanken het bestaat. • Vervang de bordwoorden dagelijks door woorden die de leerlingen zelf vinden: hoorwoorden met evenveel klanken. • Laat de leerlingen tussendoor woorden bedenken die beginnen met medeklinkercombinaties als bl, br, dr, gl, gr, kl, kn, pl, sl, sm, sn, sp, st, tr.

AANDACHT VOOR WOORDEN Woorden die zich goed lenen voor deze les zijn niet altijd bekende woorden voor de leerlingen. Bijvoorbeeld: • klaar Er hoeft niets meer gedaan te worden. We zijn klaar met onze oefening.

7


BLOK 1

LES 2

THEMA

basisles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Spel: Zoektocht naar het ei De leerlingen zoeken de verstopte eieren (zie Praktische info). Schrijf de woorden die op de eieren staan onder elkaar op het bord. Zo zijn de onthoudwoorden meteen zichtbaar bij het begin van deze les.

LEERWERKBOEK Opdracht 1

De leerlingen lossen een kleine rebus op. Ze schrijven vervolgens de drie ei-woorden op. Vertel dat je nu telkens de eitjesei hebt moeten schrijven. Teken rond de woorden klein, meisje en plein een groot ei. Laat de leerlingen nog andere ei-woorden aanbrengen. De leerlingen zullen zeker woorden en namen aanbrengen als ijs, Gijs, Thijs … ’Parkeer’ de ij-woorden in een aparte kolom op het bord. Deze woorden doen vandaag niet mee: ze komen later aan bod (in les 5). Kom samen met de leerlingen tot het besluit dat je niet kunt horen of je ei of ij moet schrijven: het zijn woorden waarvan je moet onthouden hoe je ze moet schrijven. We noemen ze onthoudwoorden.

Uitleg Vertel dat er heel wat ei-woorden bestaan en dat de leerlingen er nu zes goed gaan oefenen. Neem samen met de leerlingen de uitlegkaart door. Maak samen een kort verhaal met deze zes woorden. Schrijf de zinnen van het verhaal in een groot ei op het bord. Bijvoorbeeld: Een klein meisje ging op reis met de trein. Bij het station was een groot plein. Daar stond een kraam, afgedekt met een zeil. In dat kraam lag een heel speciaal ei. De leerlingen kruisen het juiste rondje aan: O voor onthoudwoorden. Ze lezen de woorden van de week op de uitlegkaart. De extra woorden mogen ze eventueel ook lezen.

8


Het begrip ’onthoudwoorden’ leren kennen. Ei-woorden correct schrijven.

Aan de slag DIFFERENTIATIE Alle opdrachten kunnen in duo’s gemaakt worden. Bewaak de inbreng van beide leerlingen. Zorg ervoor dat iedereen kansen krijgt om te verklanken en oplossingen aan te reiken.

LEERWERKBOEK Opdracht 2

De leerlingen schrijven woorden bij de tekening. Opdracht 3

De leerlingen schrijven woorden bij de tekening. Opdracht 4

De leerlingen zoeken rijmwoorden. Opdracht 5

De leerlingen vullen klanken in en schrijven woorden correct. Loop rond, observeer en laat leerlingen die het moeilijk hebben hardop verwoorden wat ze doen.

Terugkijken LEERWERKBOEK Opdracht 6

Dit is een evaluatieopdracht. De leerlingen geven aan welke woorden hoorwoorden en welke woorden onthoudwoorden zijn. Extra opdracht: Dictee met twee

De leerlingen dicteren om de beurt een woord van de week aan elkaar. De medeleerling schrijft het woord op (op een uitwisbaar bordje). Het woord wordt meteen gecontroleerd. Vervang het Dictee met twee eventueel door een individuele kijk- en schrijfoefening (visueel dictee): de leerling kijkt naar een woord van de week, draait de uitlegkaart weer om en schrijft het woord op.

9


BLOK 1

LES 2

THEMA

basisles

spelling

omgeving

MATERIAAL • 6 afbeeldingen van eieren met op elk ei een ei-woord van de week: ei, trein, plein, klein, meisje, zeil. Tip: je kunt ook echte (uitgeblazen) eieren gebruiken. • per 2 leerlingen: een uitwisbaar bordje (eventueel) • uitlegkaart O1 • leerwerkboek p. 4 en 5

PRAKTISCHE INFO • Verstop de (afbeeldingen van de) 6 eieren in de klas. • Zorg ervoor dat de ei-woorden tijdens deze les een duidelijke plaats krijgen in de klas (op het bord en/of op grote woordkaarten op blauw papier). Je vindt deze woordkaarten in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO De leerlingen ontdekken dat je van elk woord met ei moet onthouden of het met ei of ij wordt geschreven. De leerlingen leren nu uitdrukkelijk wat onthoudwoorden zijn en welke strategie ze moeten volgen om ze correct te schrijven.

In de rugzak In het eerste leerjaar hebben de leerlingen geleerd dat er ’eitjeswoorden’ en ’ijsjeswoorden’ zijn.

En hierna In B1Les 5 leren de leerlingen ij-woorden (onthoudwoorden) correct schrijven.

10

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN Leren leren: kennismaking met spellingstrategieën en expliciteren van een gebruikte strategie.

TIP Je kunt het ei-verhaal zelf aanreiken, bijvoorbeeld als je met veel taalzwakke leerlingen werkt. Maar als de leerlingen het verhaal mee mogen verzinnen, zullen ze het makkelijker onthouden. Kunnen ze er ook een gedicht op rijm van maken?

AANDACHT VOOR WOORDEN • het zeil een groot wit doek aan de mast van een zeilboot (daarmee vang je wind op en kun je varen) De wind blies hard in het zeil van de boot, waardoor die snel vooruit kwam. of een stuk stof van waterdicht materiaal, waardoor een tent of kraam niet nat kan worden Door het zeil van de tent wordt het binnen niet nat. • de/het kraam een verplaatsbaar winkeltje op markten en kermissen, bijvoorbeeld: kledingkraam, snoepkraam, schietkraam Wat verkoopt hij in zijn kraampje? • de griep een ziekte waarbij je verkouden bent en meestal koorts hebt Lore kon niet naar school omdat ze griep had. Ze moest van de dokter binnen blijven.

11


BLOK 1

LES 3

THEMA

herhalingsles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Aan de slag DIFFERENTIATIE De leerlingen kunnen alle opdrachten van deze les in duo maken. Je kunt zwakkere en sterke leerlingen samen zetten zodat ze van elkaar leren (de zwakkere leerlingen krijgen uitleg of hulp van de sterkere leerlingen en de sterkere leerlingen moeten zich inspannen om iets uit te leggen.) Alle opdrachten in deze les zijn herhalingsopdrachten. De leerlingen gaan aan de slag en raadplegen de uitlegkaart indien nodig. Geef een korte werkinstructie bij deze les. Begeleid enkel de leerlingen die de opdrachten moeilijk vinden en zonder jouw hulp niet verder kunnen.

LEERWERKBOEK Opdracht 1

De leerlingen schrijven hoorwoorden met aa en e op. Opdracht 2

De leerlingen schrijven bij de tekeningen hoorwoorden en onthoudwoorden op. Opdracht 3

De leerlingen noteren ei-woorden. Opdracht 4

De leerlingen noteren hoorwoorden in de juiste kolom.

Terugkijken Spel: Galgje

De leerlingen spelen in duo’s Galgje met de woorden van de week. Het spel gaat als volgt: - Een leerling kiest een woord uit de lijst met woorden van de week. - Hij zet evenveel stippen (op een uitwisbaar bordje) als er letters in het woord zitten. - De andere leerling vraagt of een bepaalde letter in het woord zit. - Als dat zo is, wordt die letter op de juiste stip(pen) in het woord geschreven. - Zo niet, dan wordt die letter onderaan geschreven en een stukje van de galg getekend. Kan het woord geraden worden voor heel de galg getekend is (tien kansen)? De leerlingen kunnen ook andere woorden gebruiken, bijvoorbeeld langere woorden of samenstellingen met de woorden van de week: zeilboot, speelplaats, zonnebril, regenboog, schoolplein.

12


Woorden met drie en vier klanken en ei-woorden correct schrijven.

In deze les komen alle spelproblemen van blok 1 aan bod. Verwijs naar de woorden aan het bord. Verwijs ook naar de uitlegkaarten die bij deze les kunnen gebruikt worden.

13


BLOK 1

LES 3

THEMA

herhalingsles

spelling

omgeving

MATERIAAL • per 2 leerlingen: een uitwisbaar bordje of kladpapier • uitlegkaarten H1 en O1 • leerwerkboek p. 6 en 7

PRAKTISCHE INFO Zorg ervoor dat de woorden van de week (uitlegkaarten H1 en O1) goed zichtbaar zijn in de klas. Je vindt deze woordkaarten in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO Deze les biedt extra oefenkansen voor de spelproblemen die in de voorgaande lessen aan bod gekomen zijn: de hoorwoorden en ei-onthoudwoorden.

14

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Leren leren: expliciteren van een gebruikte strategie. • Gericht samenwerken in duo’s om tot een oplossing te komen.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de kwast een voorwerp om mee te schilderen; verfborstel De schilder gebruikte een dikke kwast om de muren te verven.

15


BLOK 1

LES 4

THEMA

basisles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Spel: Schatgraven

Toon het raster dat aan het bord hangt (zie Praktische info). Verdeel de klas in twee groepen. Elke groep kiest beurtelings een vak van het raster. Zit er een schat achter het vak verborgen of niet? Welke groep wint de meeste woorden? Kunnen de leerlingen raden welke klanken centraal staan in deze les?

LEERWERKBOEK Opdracht 1

De leerlingen zetten een kring om de tekeningen van de woorden waarin ze s + ch horen. Ze verklanken de woorden hardop.

Uitleg Neem samen de uitlegkaart door. De leerlingen kruisen het juiste rondje aan: H voor hoorwoorden. Ze lezen de woorden van de week op de uitlegkaart. De extra woorden mogen ze eventueel ook lezen.

Aan de slag DIFFERENTIATIE • Opdracht 1 kan individueel gemaakt worden. Het is wel belangrijk dat de leerlingen zachtjes alle woorden verklanken. • Opdrachten 2-5 kunnen ook in duo’s gemaakt worden. Zo kunnen de leerlingen de hoorwoorden ook hardop met elkaar bespreken.

LEERWERKBOEK Opdracht 2

De leerlingen bedenken zelf nog andere sch-woorden. Opdracht 3

De leerlingen hakken sch-woorden in klanken. Opdracht 4

De leerlingen schrijven woorden bij een tekening. Opdracht 5

De leerlingen vullen woorden in zinnen aan waarbij ze mogen kiezen uit st of sch. Deze woorden worden ook nog eens in hun geheel genoteerd.

16


Woorden met sch (s + ch) correct schrijven.

Terugkijken LEERWERKBOEK Opdracht 6

Dit is een evaluatieopdracht. De leerlingen bepalen het aantal klanken van hoorwoorden. Daar zijn ook sch-woorden bij.

17


BLOK 1

LES 4

THEMA

basisles

spelling

omgeving

MATERIAAL • 9 vierkante vellen papier • uitlegkaart H2 • leerwerkboek p. 8 en 9

PRAKTISCHE INFO Hang vooraf 9 vierkante vellen papier op het bord die samen een groot vierkant (raster) vormen. Op 6 van die vellen staat op de achterkant een sch-woord van de week: het schaap, de school, de schuur, de schat, het schip, ik schiet. Zorg ervoor dat het aan de voorkant niet zichtbaar is. Je vindt deze woordkaarten in de leerkrachtassistent. Je kunt ook met meer vellen werken en de extra woorden aan bod laten komen.

DIDACTISCHE INFO In het eerste leerjaar hebben de leerlingen bij het aanvankelijk lezen de klank sch wellicht als lettergroep geleerd. Bij spelling is het wel belangrijk dat de leerlingen weten dat de klank sch bestaat uit s en ch.

En hierna In B1Les6 wordt het schrijven van woorden met sch verder geoefend.

18

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN Reflecteren over het leerproces: stap voor stap aan elkaar uitleggen hoe ze tot een oplossing gekomen zijn.

TIP Ook met sch-woorden kan Galgje worden gespeeld.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de schuur een bergplaats voor materiaal, gereedschap, voertuigen … Het hooi voor de dieren ligt in de schuur naast de boerderij. • schuiven verplaatsen zonder op te heffen Ik schuif het boek voorzichtig tot op het randje van de tafel. • scheef niet recht Het schilderij hangt scheef: wil jij het recht hangen? • zich schamen zich ergens niet goed bij voelen Ik schaam me omdat er zoveel fouten in de brief staan: ik wil ze verbeteren. • stoer sterk, veel durven De stoere dame redde het kind uit de brandende bus.

19


BLOK 1

LES 5

THEMA

basisles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Spel: Wat voel ik?

De leerlingen werken in duo’s. Leerling 1 sluit de ogen. Schrijf een ijwoord op het bord. Leerling 2 schrijft het woord met zijn vinger op de rug van leerling 1. Die raadt het woord en fluistert het in het oor van leerling 2. Na drie woorden wisselen ze om. Zo komen de zes ­ij-woorden op het bord: ijs, vijf, wij, rij, vrij, prijs. Als alternatief voor het schrijven op de rug kunnen de leerlingen voor zichzelf de woorden met hun vinger op de bank schrijven.

LEERWERKBOEK Opdracht 1

De leerlingen kleuren de ij-woorden in de zinnen.

Uitleg Laat de leerlingen woorden opnoemen waarin ze een ij horen, die je als ij schrijft. Schrijf deze woorden op het bord. Er zullen ook ei-woorden genoemd worden. ’Parkeer’ ze op een andere plaats op het bord: ze doen even niet mee, maar worden niet genegeerd. Kom samen met de leerlingen tot het besluit dat je niet kunt horen hoe je de klank ij schrijft: ei of ij. Je moet het gewoon onthouden: het zijn dus onthoudwoorden. Neem samen de uitlegkaart door. De leerlingen kruisen het juiste rondje aan: O voor onthoudwoorden. Lees samen de woorden van de week. De extra woorden kunnen eventueel ook gelezen worden. Ze komen later aan bod. Schenk nu enkel aandacht aan de eerste zes onthoudwoorden. Maak met de leerlingen een kort verhaal met deze zes woorden. Schrijf de zinnen van het verhaal in een groot ijsje op het bord. Bijvoorbeeld: Op het feest moest een rij van vijf kinderen snel water doorgeven. Wij wonnen. De prijs was een beker ijs! Het werd laat, maar ach: morgen hebben we een dagje vrij!

20


IJ-woorden correct schrijven.

Aan de slag DIFFERENTIATIE • Opdrachten 2-6 kunnen ook in duo’s gemaakt worden. Zorg er wel voor dat beide leerlingen voldoende kans krijgen om een oplossing aan te reiken. • De evaluatieopdracht kan uitzonderlijk in duo’s worden uitgevoerd, zodat de leerlingen onderling kunnen overleggen waarom ze een woord bij een bepaalde categorie indelen.

LEERWERKBOEK Opdracht 2

De leerlingen schrijven onthoudwoorden bij tekeningen. Opdracht 3

De leerlingen herkennen persoonlijke voornaamwoorden met ij. Opdracht 4

De leerlingen vormen woorden door letters in de goede volgorde te schrijven. Opdracht 5

De leerlingen maken de zinnen af met een onthoudwoord.

Terugkijken LEERWERKBOEK Opdracht 6

Dit is een evaluatieopdracht. De leerlingen duiden aan of woorden hoor- of onthoudwoorden zijn. Extra opdracht: Dictee met twee

De leerlingen dicteren beurtelings woorden aan elkaar die ze tijdens de opdrachten moesten aanvullen, kleuren of overschrijven. De medeleerling schrijft het woord op (op een uitwisbaar bordje). Vervang Dictee met twee eventueel door een individuele kijk- en schrijfoefening (visueel dictee): de leerling kijkt naar een woord van de week, draait de uitlegkaart weer om en schrijft het woord op.

21


BLOK 1

LES 5

THEMA

basisles

spelling

omgeving

MATERIAAL • per 2 leerlingen: een uitwisbaar bordje (eventueel) • uitlegkaart O2 • leerwerkboek p. 10 en 11

PRAKTISCHE INFO Zorg ervoor dat de ij-woorden een duidelijke plaats in de klas krijgen tijdens deze les (op het bord en/of op grote woordkaarten op rood papier). Je vindt deze woordkaarten in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO In het eerste leerjaar hebben de leerlingen geleerd dat er eitjeswoorden en ijsjeswoorden zijn. Nu ontdekken ze dat je van elk woord met ei moet onthouden of het met ei of ij wordt geschreven. De leerlingen leren nu uitdrukkelijk wat onthoudwoorden zijn en welke strategie ze moeten volgen om ze correct te schrijven.

In de rugzak In B1Les2 leerden de leerlingen al zes ei-woorden.

En hierna In B7Les2 en B7Les5 wordt verder geoefend op het correct schrijven van ei- en ij-woorden. In B2Les4 en B1Les5 komen de onthoudwoorden met au en ou aan bod.

22

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN Leren leren: expliciteren van een gebruikte spellingstrategie.

TIP • Gebruik nog geen ei- en ij-woorden door elkaar tijdens deze les, maar leg de nadruk op de ij-woorden. De ei-woorden die spontaan aan bod komen, worden geparkeerd. • Laat de leerlingen eigen variaties op het ij-verhaal bedenken.

AANDACHT VOOR WOORDEN • vrij niet gevangen De vogel vliegt vrij door de lucht. of vrijaf Morgen is het geen school. Wij hebben een dagje vrij. of nogal Ik vond de oefeningen vrij gemakkelijk.

23


BLOK 1

LES 6

THEMA

herhalingsles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Aan de slag DIFFERENTIATIE De leerlingen kunnen alle opdrachten van deze les in duo’s doornemen, bespreken en verwerken. Je kunt zwakkere en sterke leerlingen samen zetten zodat ze van elkaar leren (de zwakkere leerlingen krijgen uitleg of hulp van de sterkere leerlingen en de sterkere leerlingen moeten zich inspannen om iets uit te leggen.) Het spel kan ook in duo’s gespeeld worden. Alle opdrachten in deze les zijn herhalingsopdrachten. Geef een korte werkinstructie bij de opdrachten. Begeleid enkel de leerlingen die de opdrachten moeilijk vinden en zonder jouw hulp niet verder kunnen.

LEERWERKBOEK Opdracht 1

De leerlingen schrijven hoorwoorden met sch. Opdracht 2

De leerlingen zoeken woorden van de week en schrijven ze in de juiste kolom: hoorwoorden of onthoudwoorden. Opdracht 3

De leerlingen vullen woorden in zinnen aan. Ze schrijven woorden met ei en ij (onthoudwoorden). Opdracht 4

De leerlingen schrijven woorden met sch.

Terugkijken Spel: Ik hoor, ik hoor wat jij niet hoort

Het spel gaat als volgt: - De leerkracht kiest een woord uit de woorden van de week en schrijft het op zonder dat de leerlingen het zien. - Hij zegt tegen de leerlingen: ’Ik hoor, ik hoor wat jij niet hoort en het is een ei of een s ch.’ (afhankelijk van het woord). - Hij geeft ook een betekenisvolle tip over het woord. Bijvoorbeeld: ’Als de schoolbel rinkelt, gaan we zo staan.’ (in de rij) - De leerlingen schrijven het woord op. - Wie het woord als eerste juist opgeschreven heeft, mag als volgende een woord kiezen. Spel: Galgje (zie les 3) Speel het spel eventueel met de woorden van de week.

24


Woorden met sch en onthoudwoorden met ei of ij correct schrijven.

In deze les komen alle spelproblemen van blok 1 aan bod. Verwijs naar de woorden aan het bord. Verwijs ook naar de uitlegkaarten die bij deze les kunnen gebruikt worden.

25


BLOK 1

LES 6

THEMA

herhalingsles

spelling

omgeving

MATERIAAL • uitlegkaarten H2, O1 en O2 • leerwerkboek p. 12 en 13

PRAKTISCHE INFO Zorg ervoor dat de woorden van de week (uitlegkaarten H2, O1 en O2) goed zichtbaar zijn in de klas. Je vindt deze woordkaarten in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO Deze les biedt extra oefenkansen voor de spelproblemen die in de vorige lessen aan bod zijn gekomen: sch-woorden, ei-woorden en ij-woorden (onthoudwoorden).

26

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Leren leren: expliciteren van een gebruikte strategie. • Gericht samenwerken in duo’s om tot een oplossing te komen.

27


BLOK 1

LES 7

THEMA

basisles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Op verkenning BESPREKING DOOR DE LEERKRACHT Geef elke leerling drie klankkaartjes: - een groen voor de oe van boek - een bruin voor de ui van ui - een geel voor de eu van neus Zeg een woord: de leerlingen steken het juiste klankkaartje omhoog. Zeg eerst de woorden van de week en schrijf ze ook op het bord: boek, neus, groen, ui, buik, leuk. Woorden die nog aan bod kunnen komen: - kleur, spuit, broer, bruin, - draaideur, boerderij, toverhoed, - buitendeur, moestuin, bloemengeur. Leg bij de samenstellingen de nadruk op het woorddeel waar het om gaat.

Uitleg Bespreek samen: • De woorden op het bord zijn hoorwoorden. Het zijn woorden die je schrijft zoals je ze hoort. Je moet wel goed onthouden welke letter van de klanken (oe, ui en eu) je eerst moet schrijven. Neem samen de uitlegkaart door. Hang een grote versie van de klankkaarten op het bord bij de woorden van de week (als geheugensteuntje voor deze moeilijke klanken). De leerlingen kruisen het juiste rondje aan: H voor hoorwoorden. Ze lezen de woorden van de week op de uitlegkaart. De extra woorden mogen ze eventueel ook lezen.

Aan de slag DIFFERENTIATIE Opdrachten 2-4 kunnen ook in duo’s gemaakt worden. Zo kunnen de leerlingen de hoorwoorden ook hardop met elkaar bespreken.

LEERWERKBOEK Opdracht 1

De leerlingen verkennen nog meer woorden met de klanken oe, ui en eu. Opdracht 2

De leerlingen bedenken zelf nog andere woorden met de klanken die in deze les centraal staan. Opdracht 3

De leerlingen vullen woorden in zinnen aan met oe of ui. Zorg ervoor dat de leerlingen alle woorden zachtjes verklanken.

28


Woorden met oe, ui en eu correct schrijven.

Terugkijken LEERWERKBOEK Opdracht 4

Dit is een evaluatieopdracht. De leerlingen schrijven een passend woord bij elke tekening. Extra opdracht

De leerlingen nemen opnieuw de drie kaartjes (geel, bruin en groen) en gaan per twee zitten. EĂŠn leerling kiest een klank door het bijbehorende kaartje omhoog te steken. De andere leerling zoekt een bijpassend hoorwoord. Beide leerlingen schrijven het woord op (op een uitwisbaar bordje) en vergelijken het met elkaar. De rollen worden een aantal keer omgewisseld.

29


BLOK 1

LES 7

THEMA

basisles

spelling

omgeving

MATERIAAL • • • • •

per 2 leerlingen: een uitwisbaar bordje (eventueel) per leerling: 3 kaartjes (groen, bruin, geel) 3 grote klankkaarten uitlegkaart H3 leerwerkboek p. 14 en 15

PRAKTISCHE INFO Zorg voor 3 gekleurde kaartjes per leerling (groen, bruin en geel). Op deze kaartjes staan afbeeldingen en de bijbehorende klanken: • geel kaartje: neus eu • bruin kaartje: ui ui • groen kaartje: boek oe. Voorzie ook in een grote versie van deze klankkaarten voor op het bord. Je vindt deze klankkaarten in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO De klanken oe, ui en eu zijn in het eerste leerjaar aangebracht en ingeoefend. Voor veel leerlingen blijven dit echter moeilijke klanken: • oe en eu: telkens één klank die door twee letters wordt voorgesteld (en dus afwijkend van de 1-op-1-relatie tussen letters en klanken); • ui: een tweeklank die door twee letters wordt voorgesteld; • eu en ui: worden vaak verward; controleer of ze eerst geïsoleerd en daarna gecombineerd onderscheiden kunnen worden.

En hierna In B7Les1 komen de tweetekenklinkers aan bod in woorden met klankgroepen.

30

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN Strategie inzetten om een opdracht aan te pakken.

AANDACHT VOOR WOORDEN • de deuk beschadiging in een oppervlak Na de botsing zat er een deuk in de auto. • de boef iemand die slechte dingen doet De politie achtervolgt de boef. • duiken een sprong naar voren en voorover maken De redder duikt in het zwembad.

31


BLOK 1

LES 8

THEMA

herhalingsles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Aan de slag DIFFERENTIATIE De leerlingen kunnen alle opdrachten van deze les in duo’s doornemen, bespreken en verwerken. Je kunt zwakkere en sterke leerlingen samen zetten zodat ze van elkaar leren (de zwakkere leerlingen krijgen uitleg of hulp van de sterkere leerlingen en de sterkere leerlingen moeten zich inspannen om iets uit te leggen). Alle opdrachten in deze les zijn herhalingsopdrachten. Geef een korte werkinstructie bij de opdrachten. Begeleid enkel de leerlingen die de opdrachten moeilijk vinden en zonder jouw hulp niet verder kunnen.

LEERWERKBOEK Opdracht 1

De leerlingen vullen de lange en korte klanken aan in hoorwoorden. Ze schrijven de woorden ook volledig over. Opdracht 2

De leerlingen oefenen verder op de klanken uit les 7: oe, eu en ui. Opdracht 3

De leerlingen kleuren eerst de woorden met ei en ij. Vervolgens schrijven ze de ei- en ij-woorden in de juiste kolom. Laat hen de woorden stilletjes verklanken voordat ze ze noteren.

Terugkijken LEERWERKBOEK Opdracht 4

De leerlingen onderscheiden hoor- en onthoudwoorden. Vervolgens ordenen ze de hoorwoorden volgens het aantal klanken. Controleer de antwoorden van de leerlingen. Extra opdracht: Dictee met twee of meer

Leerlingen die klaar zijn met de opdrachten, gaan in groepen van vier zitten. Elke groep krijgt een doosje met daarin alle woorden van blok 1. De leerlingen dicteren beurtelings een woord uit het doosje aan elkaar. De woorden worden opgeschreven (op een uitwisbaar bordje) en gecontroleerd aan de hand van het kaartje.

32


De hoorwoorden/regelwoorden/onthoudwoorden van blok 1 correct schrijven.

In deze les komen alle spelproblemen van blok 1 aan bod. Verwijs naar de woorden aan het bord. Verwijs ook naar de uitlegkaarten die bij deze les kunnen gebruikt worden.

33


BLOK 1

LES 8

THEMA

herhalingsles

spelling

omgeving

MATERIAAL • • • •

per 4 leerlingen: doosje met kaartjes met de woorden van blok 1 per 2 leerlingen: een uitwisbaar bordje (eventueel) uitlegkaarten H1, H2, H3 en O1, O2 leerwerkboek p. 16 en 17

PRAKTISCHE INFO Voorzie in voldoende doosjes met daarin kaartjes met de woorden van blok 1 (woorden van de week van uitlegkaarten H1, H2, H3, O1 en O2). Je vindt deze woordkaarten in de leerkrachtassistent.

DIDACTISCHE INFO Dit is een herhalingsles. De leerlingen moeten hier meerdere strategieën toepassen, meer bepaald volgens het hoorspoor en het onthoudspoor.

34

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Leren leren: expliciteren van een gebruikte strategie. • Gericht samenwerken in duo’s om tot een oplossing te komen.

TIP Ook de spelletjes Galgje (les 3) en Ik hoor, ik hoor wat jij niet hoort (les 6) kunnen worden ingezet als extra oefening op het hoor- en onthoudspoor voor de woorden van blok 1 en gelijwWkaardige woorden.

AANDACHT VOOR WOORDEN Haal de woorden waarmee de leerlingen het tijdens de vorige lessen moeilijk hadden nog eens aan. Laat ze aan bod komen in een zinvolle context.

35


BLOK 1

LES 9

THEMA

integratieles

spelling

omgeving

25

LESVERLOOP Aan de slag DIFFERENTIATIE Bij opdracht 1 kunnen de leerlingen het zoeken vereenvoudigen door alle onthoudwoorden met ij rood te kleuren, alle onthoudwoorden met ei blauw en alle hoorwoorden oranje. Zo ontdekken ze snel hoeveel woorden er van elke soort in een fles zitten. De leerlingen werken individueel.

LEERWERKBOEK Opdracht 1

De leerlingen gaan op zoek naar de fles met drie onthoudwoorden met ij, twee onthoudwoorden met ei en vijf hoorwoorden. De gevonden fles bevat de geheime boodschap van opdracht 2. Opdracht 2

De leerlingen ontcijferen de boodschap en schrijven ze op. Opdracht 3

De leerlingen fantaseren over wat er in de schatkist zit en wat ze daarmee kunnen doen. Ze schrijven dat in eigen woorden in hun leerwerkboek. Spoor de leerlingen aan om wat ze geschreven hebben na te lezen en te verbeteren. Daarna schrijven ze hun tekst in het grote piratenschatboek van de klas. Vertel de leerlingen dat iedereen in het boek mag lezen: het is dus belangrijk dat de tekst goed leesbaar, duidelijk en correct geschreven is. Hebben alle leerlingen hun tekst nog niet in het grote piratenschatboek geschreven? Geef ze daartoe de kans op een later moment.

Terugkijken Neem nu of op een ander moment even de tijd om samen in het grote piratenschatboek te kijken en te lezen.

36


De spelproblemen van blok 1 geĂŻntegreerd toepassen.

In deze les komen alle spelproblemen van blok 1 aan bod. Verwijs naar de woorden aan het bord. Verwijs ook naar de uitlegkaarten die bij deze les kunnen gebruikt worden.

37


BLOK 1

LES 9

THEMA

integratieles

spelling

omgeving

MATERIAAL • schrijfboek (het grote piratenschatboek van de klas) • uitlegkaarten H1, H2, H3, O1, O2 • leerwerkboek p. 18 en 19

PRAKTISCHE INFO Zorg voor een mooi schrijfboek. Dat wordt het grote piratenschatboek van de klas!

DIDACTISCHE INFO De leerlingen voeren tijdens deze les schrijfopdrachten uit waarbij ze ook proberen correct te schrijven. Schenk de nodige aandacht aan woorden met de spelproblemen uit dit blok: • hoorwoorden met drie of vier klanken (les 1) • onthoudwoorden met ei (les 2) • hoorwoorden met sch (les 4) • onthoudwoorden met ij (les 5) • hoorwoorden met oe, ui en eu (les 7)

38

25


VAKOVERSCHRIJDENDE DOELEN • Strategieën toepassen om vragen en opdrachten op te lossen. • Zelfstandig een werkwijze gebruiken om een probleem op te lossen.

TIP Geef de leerlingen de kans om het grote piratenschatboek aan te vullen met tekeningen, andere teksten …

AANDACHT VOOR WOORDEN Loop rond terwijl de leerlingen aan de opdrachten werken. Verrijk hun woordenschat door vragen te stellen of suggesties te doen. Bijvoorbeeld: • Je schrijft dat de schat een boek is. Welk soort boek bedoel je? • Je schrijft dat je de schat kunt opeten. Waar en wanneer zou je dat kunnen doen?

39


BLOK 1

LES 10

THEMA

signaaldictee

spelling

omgeving

25

SIGNAALDICTEE Het correct schrijven van woorden en zinnen met spelproblemen uit blok 1.

Voorbereiding Je vindt alle materialen voor het signaaldictee in de leerkrachtassistent: • Voor de leerling: signaaldictee • Voor de leerkracht: voorleestekst signaaldictee, registratieformulier

Uitleg Het dictee bestaat uit woorden en zinnen. Woordendictee

• Lees de zinnen voor. Herhaal na elke zin het vetgedrukte woord. De leerlingen schrijven dat woord op. • Wijs de leerlingen erop dat ze het woord hardop kunnen verklanken om stil te staan bij de afzonderlijke klanken en bij de schrijfwijze. • Na elk woord kruisen de leerlingen het juiste rondje aan: bij welke spellingcategorie hoort het woord? Zinnendictee

• Lees een zin volledig voor. • Laat de leerlingen de zin hardop herhalen. • Dicteer het eerste woord en laat de leerlingen het opschrijven. Wacht tot iedereen het woord heeft opgeschreven vooraleer het volgende woord te dicteren. • Herhaal de zin nog eens helemaal en let extra op je intonatie bij vraagzinnen en zinnen met een uitroepteken. • De leerlingen duiden een hoofdletter aan het begin van een zin aan met een streepje onder de letter. Wijs de leerlingen op het leesteken aan het einde van de zin: ze mogen het niet vergeten. • Ga dan over naar de volgende zin.

Nakijken en verbeteren • Schrijf (of toon) de dicteewoorden en de zinnen op het bord of geef de leerlingen een exemplaar van de voorleestekst. • De leerlingen kijken hun signaaldictee na. Ze kruisen aan of het woord goed of fout geschreven is. Ze schrijven de fout geschreven woorden correct in de laatste kolom. • Raad leerlingen die fouten gemaakt hebben aan om de betreffende uitlegkaarten nog eens door te nemen. Ze kunnen de kaarten ook gebruiken om hun fouten te verbeteren. • Het nakijken en verbeteren kan ook met z’n tweeën. Sterkere spellers kunnen zwakkere spellers op fouten wijzen, helpen verbeteren, aan jou signaleren dat hun buur niet kan volgen …

Registratieformulier • Vul het registratieformulier in op basis van het signaaldictee. • Vergelijk met de norm. Bepaal zo of de leerling geremedieerd moet worden of niet. • Leerlingen die de norm halen, maken de remediëringsoefeningen en het controledictee niet. De behaalde punten op het signaaldictee zijn dan het eindresultaat.

40


BLOK 1

LES 11

THEMA

remediëring

spelling

omgeving

25

OEFENEN EN ­REMEDIËREN Oefenen op het correct schrijven van woorden en zinnen met spelproblemen uit blok 1.

Voorbereiding Je vindt alle materialen in de leerkrachtassistent: • Voor de leerling: kopieerbladen oefenen en remediëren

Uitleg De leerlingen oefenen op de spelproblemen waarop ze de norm niet haalden in het signaaldictee (zie registratieformulier). Niet alle leerlingen maken dus dezelfde oefeningen. Geef de leerlingen individueel of in groepjes instructie over de oefeningen die ze moeten maken. Verwijs naar de bijbehorende uitlegkaarten. Je kunt samen met de leerlingen een stukje van elke oefening maken om hen op weg te helpen. De leerlingen werken de oefeningen individueel verder af.

41


BLOK 1

LES 12

THEMA

controledictee

spelling

omgeving

25

CONTROLEDICTEE Het correct schrijven van woorden en zinnen met spelproblemen uit blok 1.

Voorbereiding Je vindt alle materialen voor het controledictee in de leerkrachtassistent: • Voor de leerling: controledictee • Voor de leerkracht: voorleestekst controledictee, registratieformulier Neem dit dictee enkel af bij de leerlingen die de norm niet haalden op het signaaldictee, na het maken van de nodige remediëringsoefeningen.

Uitleg Het dictee bestaat uit woorden en zinnen. Woordendictee

• Lees de zinnen voor. Herhaal na elke zin het vetgedrukte woord. De leerlingen schrijven dat woord op. • Wijs de leerlingen erop dat ze het woord hardop kunnen verklanken om stil te staan bij de afzonderlijke klanken en bij de schrijfwijze. Zinnendictee

• Lees een zin volledig voor. • Laat de leerlingen de zin hardop herhalen. • Dicteer het eerste woord en laat de leerlingen het opschrijven. Wacht tot iedereen het woord heeft opgeschreven vooraleer het volgende woord te dicteren. • Herhaal de zin nog eens helemaal en let extra op je intonatie bij vraagzinnen en zinnen met een uitroepteken. • De leerlingen duiden een hoofdletter aan het begin van een zin aan met een streepje onder de letter. Wijs de leerlingen op het leesteken aan het einde van de zin: ze mogen het niet vergeten. • Ga dan over naar de volgende zin.

Registratieformulier • Vul het registratieformulier in op basis van het controledictee. • Vergelijk met de resultaten van het signaaldictee. • De behaalde punten op het controledictee zijn het eindresultaat.

42


43


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.