Leerjaar 4 - Uitlegkaarten - Zie zo spelling

Page 1

Een doffe e is de klank die we horen in de en het. Je schrijft e.

Woorden op -elen, -eren, -enen Let op het einde van een woord. Je ziet vaak eren, elen, enen. Bij deze woorden spreek je de e uit zoals in de of het. Het is een doffe e. timmeren

wandelen

De doffe e hoor je meestal aan het einde van een woord of van een klankgroep. een blad

enkele bladeren

oefenen

woorden van de week de marmeren vloer de koperen ketel Wij openen. Wij rommelen. Wij timmeren. gisteren

Hoorwoorden

extra woorden

1. 2. 3. 4.

de gevangenen de volkeren het ijzeren hek fonkelen herinneren naderen snotteren

Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.

wortelen, kalveren Ik bibber. Wij bibberen. De kip scharrelt. De kippen scharrelen.

oorwoorden|1 ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 1

4/12/14 15:11


oorwoorden|2 Woorden met vaste stukjes -ig(e) en -lijk(e) Je ziet vaak woorden die eindigen op -ig of -lijk. Je spreekt ze vaak uit met een doffe e. Je schrijft ig of lijk. Maak je woorden op -ig en -lijk langer? Dan schrijf je er een e achter. rustig - rustige eerlijk - eerlijke Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.

Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 2

Er zijn veel woorden met vaste stukjes op -ig. rustig jarig gelukkig Er zijn veel woorden met vaste stukjes op -lijk. eerlijk gevaarlijk natuurlijk Denk ook aan: na de korte klinker schrijf je twee dezelfde medeklinkers. sappig koppig toevallig

woorden van de week eerlijk gelukkige gevaarlijke jarig natuurlijk rustig

extra woorden

Na een doffe e schrijf je geen dubbele medeklinker. hongerig makkelijk mogelijk Soms wordt een klinker dof uitgesproken. Deze woorden moet je onthouden. datum centrum perzik basis

duidelijk eigenlijk eindelijk enige hopelijk toevallig vorige

4/12/14 15:11


Woorden met eeuw, ieuw en uw Je hoort /eew/. Je schrijft eeuw. Je hoort /iew/. Je schrijft ieuw. Je hoort /uuw/. Je schrijft uw. meeuw

nieuw

duw

Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.

Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.

Eindigt een woord op w? Daar komt een u voor. meeuw

nieuw

woorden van de week

Ik duw.

Maak je die woorden langer? Dan blijven de stukjes eeuw, ieuw en uw staan. meeuw - meeuwen nieuw - nieuwer duw - duwen Eeuw, ieuw en uw staan vaak aan het eind van een woord. Maar niet altijd. sneeuwvlokken nieuwjaar zenuwachtig

de kieuwen de meeuwen de schaduw het nieuws sneeuwen zenuwachtig

extra woorden de zenuwen We schreeuwen. We vernieuwen. benieuwd eeuwig schuwe

oorwoorden|4 ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 3

4/12/14 15:11


oorwoorden|5 Woorden met aai, oei en ooi

Aan het einde van een woord schrijf je nooit een j.

Je hoort /aaj/, /oej/ en /ooj/. Je schrijft aai, oei en ooi.

Aai, oei en ooi staan ook in het midden van een woord.

/aaj/ is een tweeklank. Daarbij horen drie letters: aai.

grasmaaier mooiste gloeilamp

woorden van de week de boeien de gloeilamp de grasmaaier de moeite mooiste vermoeid

Hoorwoorden

extra woorden

1. 2. 3. 4.

de tijgerhaaien de vogelkooien het toernooi We stoeien. We graaien. opgroeien

Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in klanken. Schrijf de letters bij de klanken op. Controleer het woord.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 4

4/12/14 15:11


Woorden op -d, -t of -b, -p

Woorden met d aan het eind, kun je altijd langer maken.

Hoor je aan het einde van een woord /t/ of /p/? Maak het woord langer.

Er zijn veel meer woorden met p aan het eind, dan woorden met b aan het eind.

Je hoort /broden/, je schrijft brood. Je hoort /ribben/, je schrijft rib. Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

Woorden met b aan het eind kun je niet altijd langer maken. Die moet je onthouden. club, eb Let op bij samenstellingen. Op welke letter eindigt het woordstukje? Hoor je /t/? Hoor je /p/? Maak dat woord dan langer. buurtfeest hoofdpijn ribstof liplezen

   

buurt hoofd rib lip

buurten hoofden ribben lippen

buurtfeest hoofdpijn ribstof liplezen

woorden van de week de achterbuurt de veldmuis het ribstuk het stokbrood gezond oeroud

extra woorden de brandhaard de breinaald de fruitsla de voetbalclub het webadres stapvoets

egelwoorden|1 ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 1

4/12/14 15:11


egelwoorden|2 Woorden op -g, -ch of -gt, -cht Hoor je aan het einde van een woord /ch/? Maak het woord langer. Je hoort /buigen/, je schrijft buig. Je hoort /kuchen/, je schrijft kuch. Hoor je aan het einde van een woord /cht/? Je schrijft meestal cht. Maar let op voor werkwoorden! Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 2

Sommige woorden met /ch/ aan het einde kun je niet langer maken. Er zijn meer woorden met g dan met ch. Onthoud deze woorden met ch: ach, pech, toch, zich. De andere woorden die je niet langer kunt maken, schrijf je met g. Maak het werkwoord op /cht/ langer, dan hoor je of je -gt of -cht schrijft. Let op! licht niet zwaar of niet donker

woorden van de week de bocht de vlucht het beleg het bericht het gerecht het gerucht We giechelen. prachtig extra woorden

het licht Doe het licht aan!

zij ligt - wij liggen De poes ligt in het gras.

de gedachte de jacht Hij jaagt. Ik heb gezegd. aandachtig rechtvaardig regenachtig

4/12/14 15:11


Hoofdletters Een zin begint met een hoofdletter. Namen schrijf je met een hoofdletter: namen van mensen en dieren, aardrijkskundige namen (straten, dorpen, steden, landen, streken, bergen, rivieren…), namen van talen, namen van heilige personen en zaken, namen van feestdagen.

Wanneer schrijf je een hoofdletter? • aan het begin van een zin, zo kun je beter zien waar een nieuwe zin begint. Ik woon in een drukke stad. Waar woon jij? Dat is ver! • namen van mensen en dieren. Ahmed Els De Preter

Oscar, onze poes

Jan Ost Bloemenstraat 25 9220 Sint-Niklaas

• namen van straten, dorpen, steden, landen en talen. Kerkstraat Brussel Spanje het Nederlands de Schelde Ardennen Limburg het Zwin de Alpen • namen van heilige personen en zaken. God Jezus Christus Allah

Europa

de Heilige Geest

• samenstellingen met namen van heilige personen. een Boeddhabeeld een Christusfiguur • namen van feestdagen. Pasen Kerstmis

Nieuwjaar

Suikerfeest

Samenstellingen met namen van feestdagen, schrijven we met een kleine letter. Pasen maar paasfeest, paasei, paaszondag. Kerstmis maar kerstavond, kerstfeest, kerstboom.

egelwoorden|3 ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 3

4/12/14 15:11


egelwoorden|4 Leestekens

Aan het begin van een zin schrijf je een hoofdletter. Zo kun je beter zien waar een nieuwe zin begint.

Je gebruikt hoofdletters en leestekens om een tekst leesbaarder te maken.

Aan het einde van een zin schrijf je een leesteken:

Een zin begint met een hoofdletter.

• een punt (.) Morgen is mama jarig.

Een mededelende zin (een zin waarin je gewoon iets zegt) eindigt met een punt (.).

• een uitroepteken (!) Doe het licht aan!

Een vragende zin eindigt met een vraagteken (?).

Bij een opsomming en tussen twee persoonsvormen schrijf je een komma (,). Mijn lievelingskleuren zijn geel, oranje, groen en blauw. Ik eet straks hamburger, sla, tomaten en komkommer.

Een uitroep, bevel of waarschuwing eindigt met een uitroepteken (!). Bij een komma (,) kan de lezer even rusten. Na een dubbele punt (:) volgt extra uitleg.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 4

• een vraagteken (?) Waar moeten we beginnen?

Voor en of of in de opsomming zet je geen komma. Een dubbele punt (:) geeft aan dat er iets volgt, bv. een opsomming of een uitleg. België heeft drie landstalen: het Nederlands, het Frans en het Duits. Kom op tijd naar huis: om vier uur dus.

4/12/14 15:11


Van welke woorden is een samenstelling gemaakt? Let daarop bij het schrijven.

Samenstellingen Moet je een samenstelling schrijven? Dan schrijf je de delen aan elkaar. De delen schrijf je zoals je de aparte woorden zou schrijven. Let dus goed op want vaak hoor je niet alle letters. fiets + tas = fietstas boot + tocht = boottocht

Vuurrood is zo rood als vuur. Dus schrijf je twee keer r. Een boottocht is een tocht met een boot. Dus schrijf je twee keer t. Hoofdpijn is pijn aan je hoofd. Een kastdeur is de deur van de kast.

Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

Rij je vooruit? Kijk dan door de voorruit. Rij je achteruit? Kijk dan door de achterruit. Ook bij boekenkast hoor je de n niet, maar een boekenkast is een kast met veel boeken. Een woordenboek is een boek met veel woorden.

woorden van de week de boottocht de feestdag de hoofddoek de huissleutel doorrijden achttien extra woorden de feesttent de handdoek de huiskamer de postduif de sporttas het kleurpotlood het nachtdier het vogelnest

egelwoorden|5 ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 5

4/12/14 15:11


egelwoorden|6 Aanhalingstekens Wat gezegd wordt, staat tussen aanhalingstekens. Beginaanhaling: ‘Waarom ben jij boos?’, vroeg Kasper. Eindaanhaling: Josje zei: ‘Ik ben helemaal niet boos.’

Wat iemand zegt, zet je tussen aanhalingstekens. Als de zin begint met een aanhaling: • open je de aanhaling • begin je de aanhaling met een hoofdletter • schrijf je binnen de aanhalingstekens geen punt • sluit je de aanhaling • schrijf je een komma ‘Ik hou van jou’, fluisterde de kabouterprinses. ‘Ik hou nog meer van jou!’, schreeuwde de reus. ‘Wil je met me trouwen?’, vroeg de prinses. Als de zin eindigt met een aanhaling: • plaats je een dubbele punt voor de aanhaling • open je de aanhaling • begin je de aanhaling met een hoofdletter • schrijf je de leestekens binnen de aanhalingstekens De kabouterprinses fluisterde: ‘Ik hou van jou.’ De reus schreeuwde: ‘Ik hou nog meer van jou!’ De prinses vroeg: ‘Wil je met me trouwen?’

ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 6

4/12/14 15:11


Stappenplan klankgroepen

Hoor je een woord met meer dan één klankgroep? Wat hoor je aan het einde van de klankgroep?

klinkers zijn: a, e, i, o, u

1.

medeklinkers zijn: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z

2.

Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

een medeklinker  je schrijft wat je hoort /plaat/ /sen/ /roos/ /ter/ een tweetekenklinker (oe, ui, eu, ie)  je schrijft wat je hoort /kleu/ /ren/ /broe/ /ken/

molen

mollen

3.

een lange klinker  je schrijft de lange klinker met één letter op /e/ /gel/ /sto/ /ren/

4.

een korte klinker  je schrijft na de korte klinker twee dezelfde medeklinkers /sta/ /ppen/ /tro/ /mmel/

Stappenplan klankgroepen ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 7

4/12/14 15:11


ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 8

4/12/14 15:11


Woorden met ei

Bij de ei schrijf je eerst de e.

Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Er zijn meer woorden met ij dan woorden met ei.

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

Deze woorden klinken hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen.

woorden van de week de aardbei de arbeider de eieren het seizoen Wij breien. - Ik brei. veilig extra woorden de kei de steiger het terrein Wij bereiden. Wij reinigen. Wij reizen. eindeloos allebei

zei van zeggen: ei zij van mensen: ij wei van koeien: ei wij van mensen: ij mei van de maand: ei mij van mensen: ij

eetwoorden|1 ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 1

4/12/14 15:11


eetwoorden|2 Woorden met ij

Bij de ij schrijf je eerst de i.

Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Er zijn meer woorden met ij dan woorden met ei. Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

Deze woorden klinken hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. zij van mensen: ij zei van zeggen: ei wij van mensen: ij wei van koeien: ei mij van mensen: ij mei van de maand: ei

ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 2

woorden van de week de partij We rijden. gelijk grijs ijverig ijzer extra woorden de batterij het cijfer het ontbijt het zwijn Ik begrijp. kleurrijk tijdig

4/12/14 15:11


Woorden met ou Schrijf je ou of au? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Bij de ou schrijf je eerst de o.

Er zijn veel meer woorden met ou dan woorden met au. Onthoud de woorden met au. De andere woorden schrijf je met ou.

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

Deze woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. de kou (van koude, als het vriest): ou de kauw (een zwarte vogel): au Ik kauw (bijvoorbeeld op een kauwgom): au rouw (bij verdriet): ou rauw (niet gekookt eten): au

woorden van de week de kabouter de ouders vouwen trouw trouwens verkouden extra woorden de mouw het oerwoud onthouden sjouwen vasthouden in de rouw

eetwoorden|3 ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 3

4/12/14 15:11


eetwoorden|4 Woorden met au Schrijf je ou of au? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Bij de au schrijf je eerst de a.

Er zijn veel meer woorden met ou dan woorden met au. Onthoud de woorden met au. De andere woorden schrijf je met ou.

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

Deze woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. de kou (van koude, als het vriest): ou de kauw (een zwarte vogel): au Ik kauw (bijvoorbeeld op een kauwgom): au rouw (bij verdriet): ou rauw (niet gekookt eten): au

ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 4

woorden van de week de augurk het applaus nauwe schoenen rauwe groenten snauwen benauwd extra woorden de astronaut de dauw de dinosaurus de paus de wenkbrauw klauteren

4/12/14 15:11


Woorden met c als /s/ Hoor je /s/? Dan schrijf je meestal s. Maar in sommige woorden schrijf je /s/ met de letter c. Onthoud de woorden met c.

Er zijn niet zoveel woorden waar je /s/ met de letter c schrijft. Je moet ze onthouden. precies Ik had precies genoeg geld om dat brood te kopen. december Ik ben jarig op 10 december.

woorden van de week de cel de centimeter het cement het concert december precies extra woorden

Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

Het gaat vaak om woorden die we van een andere taal ontleend of overgenomen hebben (de leenwoorden).

de cello de oceaan de narcis het pincet het procent centraal

Let op! circus cirkel

eetwoorden|5 ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 5

4/12/14 15:11


eetwoorden|6 Woorden met c als /k/

Er zijn niet zoveel woorden waarin je /k/ met de letter c schrijft. Je moet ze onthouden.

Hoor je /k/? Dan schrijf je meestal k. Maar in sommige woorden schrijf je /k/ met de letter c.

controleren Ik probeer steeds te controleren of ik alle opdrachten heb gemaakt.

Onthoud de woorden met c.

acteur Die acteur won een prijs voor zijn hoofdrol in de film ‘Basta!’.

Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 6

Het gaat vaak om woorden die we van een andere taal ontleend of overgenomen hebben (de leenwoorden). Let op! concert succes

woorden van de week de acrobaat de acteur de camera de camping de competitie controleren extra woorden de caravan de clown de reclame het concert het succes creatief

4/12/14 15:11


Woorden met th In sommige woorden hoor je /t/ maar schrijf je th. Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Met een thermometer meet je de temperatuur. Ik drink graag muntthee. thermometer, thee: met th temperatuur: met t

woorden van de week de apotheek de bibliotheek de thee de thermometer het theater thuis extra woorden

Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

-theek is een vast stukje in woorden als: bibliotheek apotheek discotheek

de discotheek de marathon de methode de theorie de thermoskan het thema

eetwoorden|7 ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 7

4/12/14 15:11


eetwoorden|8 Woorden op tie Soms hoor je /sie/ op het einde van een woord maar schrijf je tie. prestatie

politie

Je hoort /sie/ op het einde van een woord, maar je schrijft tie. vakantie conditie notitie

notitie

Onthoud deze woorden.

woorden van de week de advertentie de conditie de informatie de operatie de politie de vakantie extra woorden

Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 8

Je hoort /sie/ en je schrijft sie. televisie versie explosie

de arrestatie de combinatie de garantie de imitatie de notitie de presentatie de prestatie de reparatie de situatie

4/12/14 15:11


Werkwoorden Werkwoorden zeggen wat iemand doet of wat er gebeurt. Lopen, slapen, durven, lezen, gebeuren, veranderen, gaan zijn werkwoorden. 1. Is het een werkwoord of niet? 2. Een werkwoord heeft drie persoonsvormen: ik-vorm jij/hij-vorm wij/jullie-vorm 3. Kies de juiste persoonsvorm.

Is het een werkwoord? Maak in je hoofd de zin: Kun je …? Kun je lopen? Ja, dus lopen is een werkwoord. Kun je molen? Nee, dus molen is geen werkwoord. Is het een persoonsvorm? Je vindt die door een ja/nee vraag te stellen. De persoonsvorm staat vooraan. Kom je morgen? Is het veranderd? Na de persoonsvorm volgt bijna altijd het onderwerp. Je vindt het onderwerp met de vraag: wie/wat + persoonsvorm? Kies de juiste persoonsvorm: ik-vorm (stam) jij/hij-vorm (stam +t) Ik loop. Jij loopt. Vind je? Hij vindt.

wij/jullie-vorm (infinitief) Wij lopen. Jullie vinden.

De infinitief: zo staat het werkwoord in het woordenboek. De infinitief eindigt op -en. lopen pakken veranderen De stam vind je door ik voor het werkwoord te zetten: meestal infinitief zonder -en. Ik loop. Ik vind. Ik lees.

erk ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 1

oorden|1 4/12/14 15:11


erk Werkwoorden Staat het werkwoord in de tegenwoordige tijd? Gebeurt het nu? Staat het werkwoord in de verleden tijd? Is het al gebeurd? Ik speel. Hij fietst. Wij zingen.

Ik speelde. Hij fietste. Wij zongen.

1. Bedenk: is het tegenwoordige tijd of verleden tijd? 2. Is er klankverandering of geen klankverandering? 3. Kies de juiste persoonsvorm. 4. Schrijf de persoonsvorm en controleer.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 2

oorden|2

Werkwoorden in de verleden tijd Klankverandering Ik/jij/hij/zij wij/jullie/zij liep liepen vond vonden werd werden zag zagen Geen klankverandering We vertrekken altijd van de stam. • Ik-vorm en hij-vorm: stam +de of +te Ik wandelde. Hij stapte. • Wij-vorm: stam +den of +ten Wij wandelden Jullie stapten. Let op: soms eindigt de stam op een d of een t! Hier ook stam +de(n) of +te(n). Ik antwoordde. Jij praatte. De kinderen sportten. Let op: werkwoorden met v en z. Ik reisde. Hij durfde.

Wij leefden.

Wij raadden.

De koeien graasden.

4/12/14 15:11


Is het een werkwoord?

volg het hoor-, regel- of weetspoor nee

ja

!

Is het een persoonsvorm?

volg het hoor-, regel- of weetspoor nee

ja

!

Is het een tegenwoordige tijd (tt)

of

tt

verleden tijd (vt)? vt

Kijk naar het onderwerp. Kies de juiste persoonsvorm. stam Ik loop. Vind jij? Ik reis. Ik blijf.

stam +t Jij loopt. Hij vindt. Zij reist. Je blijft.

inďŹ nitief Wij lopen. Jullie vinden. We reizen. We blijven.

klank verandert Ik liep. - Wij liepen. Jij vond. - Jullie vonden. Hij bleef. - Zij bleven. Ik vroeg. - We vroegen.

stam +te(n) Ik/wij werkte(n). Jij/jullie danste(n). Hij/zij verwachtte(n). Ik/we vergrootte(n).

stam +de(n) Ik/wij speelde(n). Jij/jullie reisde(n). Hij/zij antwoordde(n) Ik/we verbreedde(n).

Niet zeker? Ga naar de instinkers. Stappenplan ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 3

erk

oorden 4/12/14 15:11


Stappenplan  erk instinkers 1. Is het een werkwoord? • Jan houdt zich stevig vast aan de stoel. (ww, pv, tt, stam +t) • Het schip verkeert in moeilijkheden. (ww, pv, tt, stam +t) • De vos doodt de kip. (ww, pv, tt, stam +t) • Je antwoordt niet op de vraag. (ww, pv, tt, stam +t)

oorden

Die stoel is gemaakt van tropisch hout. (geen ww) De uitkomst is verkeerd. (geen ww) De kip is dood. (geen ww) Je antwoord is niet goed. (geen ww)

2. Is het een pv? • De fotograaf vergrootte de foto. (pv, vt , stam +te) De vergrote foto hangt in mijn kamer. (geen pv) • De man verbreedde de stoep. (pv, vt , stam +de) Een verbrede stoep is veiliger. (geen pv) • Evelien verwachtte niet dat je zou komen. (pv, vt, stam +te) Het verwachte pakje is aangekomen. (geen pv) 3. Wat is de stam? • Hou(d) me vast! Ik glij(d) uit! Mo houdt An vast, maar Mo glijdt zelf uit. • Win jij of wint Jan? (stam van winnen is win) Mia windt de draad op een klosje. (stam van winden is wind) • Onze Max went niet aan het winteruur. (stam van wennen is wen) Piet wendt het hoofd af. (stam van wenden is wend) • Mo spelt alle werkwoorden juist. (stam van spellen is spel) De minister speldt de politieman een medaille op de borst. (stam van spelden is speld) ww = werkwoord   pv = persoonsvorm   tt = tegenwoordige tijd   vt = verleden tijd

ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 4

4/12/14 15:11


4. Is ‘je’ het onderwerp? Vervang de pv door ‘lopen’. • Victor, word je morgen tien? (je is onderwerp) Wordt je broer volgende week twaalf. (je broer is onderwerp) • Dit spel biedt je de kans om snel rijk te worden. (dit spel is onderwerp) Straks wordt je de prijs overhandigd. (de prijs is onderwerp) 5. Het klinkt hetzelfde maar… Let goed op bij werkwoorden met ver-, ge-, en be- vooraan. • Guido verandert vaak van mening. (pv, tt, stam +t) Annelies is niet van mening veranderd. (geen pv, verlengen) • Een inbraak gebeurt vaak ’s nachts. (pv, tt, stam +t) Het ongeval is gisteren gebeurd. (geen pv, verlengen) 6. Bevel of verzoek bij wederkerende werkwoorden (zich …) • Vergis u niet! • Vergist u zich niet!

Wend u tot de directeur! Wendt u zich tot de directeur!

7. Onthou(d) • komt alleen bij de pv in de tt voor. • Pv’s met dubbele klinkers +dd (verbreedde) of +tt (vergrootte) komen alleen in de vt voor. • Naar verluidt geldt dat ook voor jou! (het verluidt betekent naar men zegt, stam +t; gelden betekent van belang zijn, stam +t). ww = werkwoord   pv = persoonsvorm   tt = tegenwoordige tijd   vt = verleden tijd

Stappenplan  erk instinkers ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 5

oorden

4/12/14 15:11


ZzS_Uitlegkaarten_Lj4_v3.indd 6

4/12/14 15:11


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.