Leerjaar 5 - Uitlegkaarten - Zie zo spelling

Page 1

Woorden met aai, oei en ooi

Aan het einde van een woord schrijf je nooit een j.

Je hoort /aaj/, /oej/ en /ooj/. Je schrijft aai, oei en ooi.

Aai, oei en ooi staan ook in het midden van een woord.

/aaj/ is een tweeklank. Daarbij horen drie letters: aai.

zwaailicht weggooien aartsmoeilijk

woorden van de week de handboei de papegaai de prooi knoeien weggooien zwaaien

Hoorwoorden

extra woorden

1. 2. 3. 4.

de grasmaaier de rommelzooi het gekraai besproeien aartsmoeilijk beeldmooi gloeiendheet

Hak het woord in stukjes. Bij welk stukje past het hoorspoor? Schrijf die stukjes zoals je ze hoort. Controleer het woord.

oorwoorden|1 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 1

8/12/14 10:43


oorwoorden|2 Woorden met eeuw, ieuw en uw Je hoort /eew/. Je schrijft eeuw. Je hoort /iew/. Je schrijft ieuw. Je hoort /uuw/. Je schrijft uw. meeuw

nieuw

duw

Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welk stukje past het hoorspoor? Schrijf die stukjes zoals je ze hoort. Controleer het woord.

Eindigt een woord op w? Daar komt een u voor. meeuw

nieuw

Ik duw.

Maak je die woorden langer? Dan blijven de stukjes eeuw, ieuw en uw staan. eeuw - eeuwig nieuw - splinternieuwe ruw - ruwe

Hoor je in een woord /eewen/, /iewen/ of /uuwen/? Denk eerst: wat is het korte woord? Zet daar en achter. kieuw - kieuwen

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 2

woorden van de week de eeuw de schaduw het geschreeuw ruw(e) sluw(e) splinternieuw

extra woorden de leeuwentemmer de spreeuw de zeemeeuw We vernieuwen. benieuwd mensenschuw opnieuw

8/12/14 10:43


Woorden met vaste stukjes -ig(e) en -lijk(e) Je ziet vaak woorden die eindigen op -ig of -lijk. Je spreekt ze vaak uit met een doffe e. Je schrijft ig of lijk. Maak je woorden op -ig en -lijk langer? Dan schrijf je er een e achter. rustig - rustige eerlijk - eerlijke Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welk stukje past het hoorspoor? Schrijf die stukjes zoals je ze hoort. Controleer het woord.

Er zijn veel woorden met vaste stukjes op -ig. hongerig gelukkig toevallig Er zijn veel woorden met vaste stukjes op -lijk. duidelijk hopelijk natuurlijk Denk ook aan: na de korte klinker schrijf je twee dezelfde medeklinkers. sappig koppig gelukkig

woorden van de week aandachtig feestelijk hartelijk lelijk slordig spoedig extra woorden

Na een doffe e schrijf je geen dubbele medeklinker. hongerig eindelijk mogelijk Soms wordt een klinker dof uitgesproken. Deze woorden moet je onthouden. datum centrum perzik basis

angstig duidelijk gevaarlijk gierig moedig pijnlijk plaatselijk verstandig

oorwoorden|3 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 3

8/12/14 10:43


oorwoorden|4 Woorden op -elen, -eren, -enen Let op het einde van een woord. Je ziet vaak eren, elen, enen. Bij deze woorden spreek je de e uit zoals in de of het. Het is een doffe e. hameren

induffelen

Een doffe e is de klank die we horen in de en het. Je schrijft e. De doffe e hoor je meestal aan het einde van een woord of van een klankgroep. een kalf

enkele kalveren

stortregenen

Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welk stukje past het hoorspoor? Schrijf die stukjes zoals je ze hoort. Controleer het woord.

de hersenen de mazelen gniffelen induffelen koesteren rondfladderen slingeren stortregenen wegdommelen extra woorden

wortelen, bladeren Ik winkel. Wij winkelen. Wist je dat‌ sommige woorden geen enkelvoud hebben. mazelen, hersenen

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 4

woorden van de week

de beenderen de gemoederen afrekenen babbelen negeren schokschouderen verfrommelen verloochenen

8/12/14 10:43


Lange woorden Bedenk bij een lang woord: - Is het een samenstelling? - Is het een woord met een vast stukje? - Hoe schrijf je de andere klankgroepen?

Regelwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het regelspoor? Pas op deze stukjes de regel toe. Controleer het woord.

Is het een samenstelling? Een samenstelling bestaat uit twee of meerdere woorden. Schrijf die achter elkaar. huissleutel = huis + sleutel Is het een woord met een vast stukje? Stukjes als ge-, be-, ver-, -lijk(e), -ig(e) en -ing schrijf je altijd op dezelfde manier. verbinding belachelijk gebrekkig gelovig Hoe schrijf je de andere klankgroepen? Wat hoor je aan het einde van de klankgroep? (zie ook stappenplan klankgroepen) afbranden beloven vertrappelen bedoelen

(medeklinker  hoorspoor) (lange klinker  regelspoor) (korte klinker  regelspoor) (tweetekenklinker  hoorspoor)

Kun je het woord toch niet schrijven, zoek het dan op in een woordenboek of een woordenlijst.

woorden van de week de duizendpoot de huisspin de tuinkabouter We wandelen. modderig vreselijk extra woorden de inrichting de sterrenbeelden de versiering We bibberen. We snuffelen. dromerig ongelooflijk reusachtig

egelwoorden|1 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 1

8/12/14 10:43


egelwoorden|2 Meervouden op -a, -i, -o, -u en -y Woorden die eindigen op a, i, o, u of y hebben een meervoud op ‘s. zebra - zebra’s auto - auto’s

Regelwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het regelspoor? Pas op deze stukjes de regel toe. Controleer het woord.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 2

Woorden die eindigen op a, o, i, u of y krijgen ’s in het meervoud. zebra’s kiwi’s auto’s paraplu’s baby’s Zonder ’s komt er verwarring: je kunt deze woorden verkeerd uitspreken.

Dus auto’s… anders zou het rijmen op bos. Dus paraplu’s… anders zou het rijmen op kus. Andere meervouden op /s/ krijgen gewoon s. kamer - kamers ijsje - ijsjes dictee - dictees televisie - televisies café - cafés

woorden van de week de baby’s de foto’s de kassa’s de panda’s de paraplu’s de taxi’s de zebra’s extra woorden de accu’s de camera’s de jury’s de kilo’s de kiwi’s de menu’s de pony’s de ski’s

8/12/14 10:43


Woorden met ‘s Bij woorden als ’s morgens en ’s maandags hoor je aan het begin /s/. Die schrijf je als ‘s. Na ’s komt er een spatie (leeg stukje).

’s Maandags ga ik altijd voetballen. Dinsdags speel ik met Sien. De ’s laat zien dat er iets is weggelaten. Vroeger werd er gezegd: des morgens, des winters… Nu zeggen we niet meer des morgens, maar ’s morgens.

Regelwoorden 1. 2. 3. 4.

Van de dagen van de week schrijf je ’s maandags, ’s woensdags en ’s vrijdags altijd met ‘s. ’s Zaterdags en ‘s zondags schrijf je ook met ’s maar zaterdags en zondags kan ook. De andere dagen van de week krijgen geen ‘s.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het regelspoor? Pas op deze stukjes de regel toe. Controleer het woord.

Let op! Je schrijft ’s nooit met een hoofdletter. Staat ‘s aan het begin van de zin? Dan schrijf je het woord dat na ’s komt met een hoofdletter. ’s Morgens eet ik altijd een stuk fruit. ’s Winters gaan we altijd naar de bergen.

woorden van de week ’s morgens ’s middags ’s avonds ’s nachts ’s maandags ’s woensdags ‘s vrijdags ’s zaterdags ’s zondags extra woorden ’s ochtends dagelijks ’s winters wekelijks dinsdags maandelijks donderdags

egelwoorden|3 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 3

8/12/14 10:43


egelwoorden|4 Woorden op -d, -t of -b, -p

Woorden met d aan het eind, kun je altijd langer maken.

Hoor je aan het einde van een woord /t/ of /p/? Maak het woord langer.

Er zijn veel meer woorden met p aan het eind, dan woorden met b aan het eind.

Je hoort /taarten/, je schrijft taart. Je hoort /kruiden/, je schrijft kruid. Je hoort /begrijpen/, je schrijft ik begrijp. Je hoort /webben/, je schrijft web. Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 4

Woorden met b aan het eind kun je niet altijd langer maken. Die moet je onthouden. club, eb Let op bij samenstellingen. Op welke letter eindigt het woordstukje? Hoor je /t/? Hoor je /p/? Maak dat woord dan langer. buurtfeest hoofdpijn ribstof liplezen

   

buurt hoofd rib lip

buurten hoofden ribben lippen

buurtfeest hoofdpijn ribstof liplezen

woorden van de week de achterbuurt de veldmuis het ribstuk het stokbrood gezond oeroud extra woorden de brandhaard de breinaald de fruitsla de voetbalclub het webadres stapvoets

8/12/14 10:43


Van welke woorden is een samenstelling gemaakt? Let daarop bij het schrijven.

Samenstellingen Moet je een samenstelling schrijven? Dan schrijf je de delen aan elkaar. De delen schrijf je zoals je de aparte woorden zou schrijven. Let dus goed op want vaak hoor je niet alle letters. fiets + tas = fietstas boot + tocht = boottocht Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

Vuurrood is zo rood als vuur. Dus schrijf je twee keer r. Een boottocht is een tocht met een boot. Dus schrijf je twee keer t.

Hoofdpijn is pijn aan je hoofd. Een kastdeur is de deur van de kast. Rij je vooruit? Kijk dan door de voorruit. Rij je achteruit? Kijk dan door de achterruit. Ook bij boekenkast hoor je de n niet, maar een boekenkast is een kast met veel boeken. Een woordenboek is een boek met veel woorden.

woorden van de week de boottocht de feestdag de hoofddoek de huissleutel lichtgroen vuurrood extra woorden de boekenkast de feesttent de pingpongbal de waterstraal het kleurpotlood het nachtdier het schepnet

egelwoorden|5 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 5

8/12/14 10:43


egelwoorden|6 Woorden met een trema Twee puntjes boven een klinker noem je een trema of een deelteken. Je schrijft een trema vaak als in een woord twee of drie klinkers achter elkaar staan. Het trema geeft aan: hier begint de volgende klankgroep. Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 6

Het trema maakt het lezen van een woord makkelijker. Zonder trema klinken de klinkers als één klank. ruim reus geit passie militair Met het trema hoor je twee aparte klanken. ruïne reünie geïnteresseerd Italië maïs Door het trema zie je meteen dat ruïne niet op schuine rijmt. Let op! Franse leenwoorden die eindigen op -ien en Latijnse leenwoorden die eindigen op -eum krijgen geen trema. elektricien opticien mecanicien jubileum petroleum museum De regels voor een trema gelden niet voor afleidingen op -achtig. Die krijgen een koppelteken als twee opeenvolgende klinkerletters als één klank gelezen kunnen worden. zebra-achtig detective-achtig. Het trema wordt niet gebruikt tussen delen van samenstellingen. na-apen zee-egel Let op! Samengestelde telwoorden krijgen wél een trema. drieëndertig tweeënveertig

woorden van de week de maïs de patiënt de reünie de ruïne België reëel extra woorden de egoïst de mozaïek de pinguïn de poëzie beïnvloeden geërfd tatoeëren vacuüm

8/12/14 10:43


Hoofdletters Een zin begint met een hoofdletter. Namen schrijf je met een hoofdletter: namen van mensen en dieren, aardrijkskundige namen (straten, dorpen, steden, landen, streken, bergen, rivieren …), namen van talen, namen van heilige personen en zaken, namen van feestdagen.

Wanneer schrijf je een hoofdletter? • aan het begin van een zin, zo kun je beter zien waar een nieuwe zin begint. Ik woon in een drukke stad. Waar woon jij? Dat is ver! • namen van mensen en dieren. Ahmed Els De Preter

Oscar, onze poes

Jan Ost Bloemenstraat 25 9220 Sint-Niklaas

• aardrijkskundige namen (straten, dorpen, steden, landen, rivieren, bergen…) en namen van talen. Kerkstraat Brussel Spanje het Nederlands de Schelde Ardennen Limburg het Zwin de Alpen • namen van heilige personen en zaken. God Jezus Christus Allah

Europa

de Heilige Geest

• samenstellingen met namen van heilige personen. een Boeddhabeeld een Christusfiguur • namen van feestdagen. Pasen Kerstmis

Nieuwjaar

Suikerfeest

Samenstellingen met namen van feestdagen, schrijven we met een kleine letter. Pasen maar paasfeest, paasei, paaszondag. Kerstmis maar kerstavond, kerstfeest, kerstboom.

egelwoorden|7 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 7

8/12/14 10:43


egelwoorden|8 Leestekens

Aan het begin van een zin schrijf je een hoofdletter. Zo kun je beter zien waar een nieuwe zin begint.

Je gebruikt hoofdletters en leestekens om een tekst leesbaarder te maken.

Aan het einde van een zin schrijf je een leesteken:

Een zin begint met een hoofdletter. Een mededelende zin (een zin waarin je gewoon iets zegt) eindigt met een punt (.). Een vragende zin eindigt met een vraagteken (?). Een uitroep, bevel of waarschuwing eindigt met een uitroepteken (!). Bij een komma (,) kan de lezer even rusten. Na een dubbele punt (:) volgt extra uitleg. Een koppelteken (-) gebruik je soms in samenstellingen.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 8

• een punt (.) Morgen is mama jarig.

• een vraagteken (?) Waar moeten we beginnen?

• een uitroepteken (!) Doe het licht aan!

Bij een opsomming en tussen twee persoonsvormen schrijf je een komma (,). We stoppen een zwembroek, een zonnebril en een pet in onze koffer. Onze koffer die rood is, staat klaar in de hal. Voor en of of in de opsomming zet je geen komma. Een dubbele punt (:) geeft aan dat er iets volgt, bv. een opsomming of een uitleg. België heeft drie landstalen: het Nederlands, het Frans en het Duits. Kom op tijd naar huis: om vier uur dus. Een koppelteken (-) gebruik je in samenstellingen bij: aardrijkskundige benamingen, woorden met ex, oud of niet en bij woorden met meerdere klinkers na elkaar. Zuid-Europa ex-wielrenner oud-strijder niet-roker zee-egel

8/12/14 10:43


Wat iemand zegt, zet je tussen aanhalingstekens.

Aanhalingstekens Wat gezegd wordt, staat tussen aanhalingstekens. Beginaanhaling: ‘Waarom ben jij boos?’, vroeg Kasper. Eindaanhaling: Josje zei: ‘Ik ben helemaal niet boos.’

Als de zin begint met een aanhaling: • open je de aanhaling • begin je de aanhaling met een hoofdletter • schrijf je binnen de aanhalingstekens geen punt • sluit je de aanhaling • schrijf je een komma ‘Ik hou van jou’, fluisterde de kabouterprinses. ‘Ik hou nog meer van jou!’, schreeuwde de reus. ‘Wil je met me trouwen?’, vroeg de prinses. Als de zin eindigt met een aanhaling: • plaats je een dubbele punt voor de aanhaling • open je de aanhaling • begin je de aanhaling met een hoofdletter • schrijf je de leestekens binnen de aanhalingstekens De kabouterprinses fluisterde: ‘Ik hou van jou.’ De reus schreeuwde: ‘Ik hou nog meer van jou!’ De prinses vroeg: ‘Wil je met me trouwen?’

egelwoorden|9 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 9

8/12/14 10:43


Stappenplan klankgroepen

Stappenplan klankgroepen

Hoor je een woord met meer dan één klankgroep? Wat hoor je aan het einde van de klankgroep?

klinkers zijn: a, e, i, o, u

1.

medeklinkers zijn: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z

2.

Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 10

een medeklinker  je schrijft wat je hoort /plaat/ /sen/ /roos/ /ter/ een tweetekenklinker (oe, ui, eu, ie)  je schrijft wat je hoort /kleu/ /ren/ /broe/ /ken/

molen

mollen

3.

een lange klinker  je schrijft de lange klinker met één letter op /e/ /gel/ /sto/ /ren/

4.

een korte klinker  je schrijft na de korte klinker twee dezelfde medeklinkers /sta/ /ppen/ /tro/ /mmel/

8/12/14 10:43


Woorden met ei Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Er zijn meer woorden met ij dan woorden met ei. Deze woorden klinken hetzelfde, maar je schrijft ze anders. Ze betekenen ook iets anders. zei van zeggen: ei zij van mensen: ij wei van koeien: ei wij van mensen: ij

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

mei van de maand: ei mij van mensen: ij

woorden van de week de opleiding de reiger de steile berg het terrein We bereiken. We eisen. allebei eindelijk extra woorden

eis van dwingen: ei ijs van vriezen: ij

de hei de prei het karwei allerlei uitgebreid

steil van bergen: ei stijl van mode: ij hei van struiken: ei hij van mensen: ij

We bereiden. We dreigen. We weigeren. We scheiden.

eetwoorden|1 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 1

8/12/14 10:43


eetwoorden|2 Woorden met ij

Er zijn meer woorden met ij dan woorden met ei.

Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Deze woorden klinken hetzelfde, maar je schrijft ze anders. Ze betekenen ook iets anders.

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 2

woorden van de week

zij van mensen: ij zei van zeggen: ei

ijs van vriezen: ij eis van dwingen: ei

wij van mensen: ij wei van koeien: ei

stijl van mode: ij steil van bergen: ei

mij van mensen: ij mei van de maand: ei

hij van mensen: ij hei van struiken: ei

het stukje -erij is een vast stukje. bakkerij boerderij schilderij

de bakkerij de batterij de vijand de woestijn We twijfelen. terwijl tijdelijk vrijwillig extra woorden de azijn de rijst de spijker de stijl het gordijn het ontbijt het tapijt We strijden.

8/12/14 10:43


Woorden met ou

Er zijn veel meer woorden met ou dan woorden met au.

Schrijf je ou of au? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Onthoud de woorden met au. De andere woorden schrijf je met ou. Deze woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen.

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

de kou (van koude, als het vriest): ou de kauw (een zwarte vogel): au Ik kauw (bijvoorbeeld op een kauwgom): au rouw (bij verdriet): ou rauw (niet gekookt eten): au nou (nu): ou nauw (eng, smal, niet ruim): au

woorden van de week de beeldhouwer de inhoud de mouw (in de) rouw het oerwoud behouden vasthouden vertrouwen extra woorden de juffrouw de landbouw de schouwburg de scouts de verhouding het berouw het onderhoud wantrouwen

eetwoorden|3 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 3

8/12/14 10:43


eetwoorden|4 Woorden met au Schrijf je ou of au? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

Er zijn veel meer woorden met ou dan woorden met au. Onthoud de woorden met au. De andere woorden schrijf je met ou. Deze woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen.

Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.

de kou (van koude, als het vriest): ou de kauw (een zwarte vogel): au Ik kauw (bijvoorbeeld op een kauwgom): au rouw (bij verdriet): ou rauw (niet gekookt eten): au nou (nu): ou nauw (eng, smal, niet ruim): au

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 4

woorden van de week de astronaut de dauw de dinosaurus de kabeljauw de paus de wenkbrauw We klauteren. automatisch extra woorden de auteur de fauna de pauk het restaurant We applaudisseren. De katten miauwen. grauw nauwkeurig

8/12/14 10:43


Leenwoorden met g, j en ch In sommige woorden hoor je /zj/, maar schrijf je g. In sommige woorden hoor je /zj/, maar schrijf je j. In sommige woorden hoor je /sj/, maar schrijf je ch. Onthoud die woorden. De meeste van deze woorden komen uit het Frans.

Je hoort /zj/, je schrijft g. horloge garage Sommige woorden eindigend op het vaste stukje -age zijn afgeleid van werkwoorden. lekken - lekkage spioneren - spionage Je hoort /zj/, je schrijft j. jury journalist Je hoort /sj/,, je schrijft ch. chocolade parachute ute

Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

Let op bij het woord chic. Je schrijft: een mooi pak en een mooie jurk. Maar het is: een chic pak en een chique jurk.

woorden van de week de bagage de chauffeur de douche de jury de machine het horloge extra woorden de chef de chocolade de giraf de journalist de parachute de passagier het journaal Wij logeren. joviaal

eetwoorden|5 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 5

8/12/14 10:43


eetwoorden|6 Woorden met /ie/ als i Hoor je op het einde van een klankgroep /ie/? Dan schrijf je meestal ie, maar soms i. Onthoud de woorden met i.

Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

Hoor je aan het eind van een klankgroep /ie/? Meestal schrijf je dan ie. kanarie knie Soms schrijf je i. De woorden met /ie/ als i moet je onthouden. Dat zijn weetwoorden. taxi macaroni kiwi ski bikini liter Meestal zijn dit woorden die we ontleend of overgenomen hebben uit een andere taal. We noemen ze leenwoorden. Sommige namen van maanden eindigen ook op i. januari februari juni juli Sommige meervouden eindigen op i. technicus - technici medicus - medici musicus - musici Er zijn veel korte woorden met ie. Als je die woorden langer maakt, blijft de ie staan. lief - liever schiet - schieten verdriet - verdrietig

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 6

woorden van de week de dirigent de fabrikant de kantine de kwaliteit de macaroni de machine de spaghetti muzikaal extra woorden de directeur de kritiek de lucifer de minister de sirene de tribune politiek positief

8/12/14 10:43


Woorden op -isch(e) Hoor je aan het eind van een woord /ies/? Dan schrijf je meestal isch. Meestal is dat een bijvoeglijk naamwoord. een logisch antwoord een elektrische tandenborstel

Woorden op isch(e) zijn vaak bijvoeglijke naamwoorden. Ze staan bij zelfstandige naamwoorden. tropisch regenwoud historische datum Bijvoeglijke naamwoorden op -isch zijn afgeleid van zelfstandige naamwoorden. techniek - technisch elektriciteit - elektrisch

woorden van de week elektrisch fantastisch historische logisch technisch tropische

Onthoud de woorden eindigend op -isch.

extra woorden

Weetwoorden

alfabetisch allergisch Belgische democratisch medische romantisch Russische telefonisch vegetarische

1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

Niet alle bijvoeglijke naamwoorden op /ies/ schrijf je met -isch. vies - vieze smaak Of andere woorden zoals: ik kies, het servies, het verlies. Of meervouden zoals: televisies, acties, kiwi’s, baby’s.

eetwoorden|7 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 7

8/12/14 10:43


eetwoorden|8 Woorden met th

In een thermoskan blijft je drank warm. Met een thermometer meet je de temperatuur.

In sommige woorden hoor je /t/, maar schrijf je th.

thermometer, thermoskan: met th temperatuur: met t

Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.

-theek is een vast stukje in woorden als: bibliotheek apotheek discotheek

Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 8

Ken je deze woorden met th ook? thuis thee thema theater thermometer bibliotheek

woorden van de week de apotheek de bibliothecaris de discotheek de marathon de methode de thermoskan enthousiast katholiek extra woorden de kathedraal de theorie de therapie thuisblijven sympathiek theoretisch althans thans

8/12/14 10:43


Woorden met y In sommige woorden hoor je /i/ of /ie/, maar schrijf je y. Onthoud de woorden met y.

De y (Griekse ij) aan het eind van een woord klinkt altijd als /ie/. pony baby jury De y in het midden van een woord klinkt meestal als /i/. dynamo systeem gymnastiek sympathiek Let op het woord pyjama: na de y schrijf je een j.

woorden van de week de dynamo de gymles de gymnastiek de hyacint de pyjama het systeem hypnotiseren typisch

Weetwoorden

extra woorden

1. 2. 3. 4.

de encyclopedie de hyena de lynx het mysterie het symbool fysiek hypermodern sympathiek

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

eetwoorden|9 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 9

8/12/14 10:43


eetwoorden|10 Woorden met /s/ als t In sommige woorden hoor je /s/ maar schrijf je t.

Je hoort /sie/ op het einde van een woord, maar je schrijft tie. politie vakantie operatie

woorden van de week

Je hoort /si/ in een woord, maar je schrijft ti. station nationaal functioneel

extra woorden

Onthoud die woorden.

Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

Je hoort /sie/ en je schrijft sie. televisie versie explosie

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 10

de advertentie de attractie de operatie de politie de portie het station emotioneel fictie functioneel nationaal

de actie de arrestatie de functie de reparatie de situatie internationaal sensationeel

8/12/14 10:43


Woorden met c als /s/ Hoor je /s/? Dan schrijf je meestal s. Maar in sommige woorden schrijf je /s/ met de letter c.

De c klinkt als /s/. Een euro is honderd cent. Die wafels zijn heerlijk, heb je het recept? Tiebe is ziek en moet een rood medicijn innemen. Ik neem deel aan de grote zeepkistenrace.

Onthoud de woorden met c.

woorden van de week de oceaan de provincie de race het circuit het medicijn het recept (het) cijfer(en) We feliciteren.

Weetwoorden

extra woorden

1. 2. 3. 4.

de ceintuur de centra de ceremonie de cinema de deciliter

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

De c klinkt als /k/. De clown maakt iedereen aan het lachen.

het principe het procent het succes circa recent

Soms klinkt in een woord één c als /s/en één c als /k/. Ik wens je veel succes met je concert.

eetwoorden|11 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 11

8/12/14 10:43


eetwoorden|12 Woorden met c als /k/ Hoor je /k/? Dan schrijf je meestal k. Maar in sommige woorden schrijf je /k/ met de letter c. Onthoud de woorden met c.

Er zijn niet zoveel woorden waarin je /k/ met de letter c schrijft. Je moet ze onthouden. Ik neem alvast mijn kaartje, de conducteur komt eraan. Die goochelaar heeft een geweldige truc, ik begrijp er niets van. In dat café krijg je bij de koffie een lekker stukje cake.

Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

Het gaat vaak om woorden die we uit een andere taal ontleend of overgenomen hebben (de leenwoorden).

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 12

woorden van de week de cake de microfoon de speculaas de truc het cadeau

het café het carnaval het insect het plastic

extra woorden de conditie de conducteur de microscoop het accent het record het succes combineren zich excuseren compleet creatief

8/12/14 10:43


Woorden met x, qu of cc In sommige woorden hoor je /ks/, maar schrijf je x. In sommige woorden hoor je /k/ of /kw/, maar schrijf je qu. In sommige woorden hoor je /k/, maar schrijf je cc. Onthoud deze woorden. Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

Hoor je /ks/? Dan schrijf je soms x. reflex maximaal extreem Maar er zijn meer woorden waarin je gewoon ks schrijft. niks straks boksen dagelijks In het Nederlands staat achter de q altijd een u. Soms spreek je de letters qu uit als /k/. mannequin enquête quitte chique Soms spreek je de letters qu uit als /kw/. aquarium quiz consequent Deze woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders. Omdat ze iets anders betekenen. etiquette (regels om je netjes te gedragen) etiketten (plakbriefjes met informatie) Twee c’s achter elkaar klinken soms als /k/. accu accordeon broccoli Soms klinken twee c’s achter elkaar als /ks/. succes accent accepteren De woorden moet je door vaak te schrijven onthouden.

woorden van de week de broccoli de enquête de excuses de explosie de quiz het aquarium

het exemplaar complex exact maximaal

extra woorden de accordeon de accu de aquarel de expeditie de maquette het aquaduct

het quotiënt extreem flexibel frequent quitte

eetwoorden|13 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 13

8/12/14 10:43


eetwoorden|14 Franse leenwoorden In sommige Franse leenwoorden staat: - een é die klinkt als /ee/ van zee - een eau of au die klinkt als /oo/ van zoo. Veel Nederlandse woorden die we geleend hebben uit het Frans, worden net zo gespeld als in het Frans.

In café, privé en logé staat op de e een accent. De letter é spreek je uit als /ee/.

Het stukje eau in niveau, cadeau en bureau klinkt als /oo/.

Onthoud deze woorden.

woorden van de week de chauffeur de coupé de logé het bureau het cadeau het café het niveau het restaurant privé extra woorden

Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 14

Ook het stukje au in chauffeur, fauteuil, restaurant en aubergine klinkt als /oo/.

De woorden moet je door vaak te schrijven onthouden.

de aubergine de defilé de fauteuil de plumeau het cliché het comité autoritair

8/12/14 10:43


Struikelblokken Struikelblokken zijn woorden waarin veel fouten worden gemaakt. Onthoud deze woorden.

Je schrijft twee medeklinkers : verrassing, onmiddellijk, interessant, apparaat, litteken, misschien, parallellogram

Je schrijft schminken en motor.

de helikopter de kangoeroe de parallellogram de pyjama de verrassing het apparaat het interview misschien onmiddellijk

Je schrijft twee keer oe in kangoeroe.

extra woorden

Je schrijft een j na de y in pyjama.

de pannenkoeken de sieraden het litteken schminken goochelen interessant origineel

Je schrijft enkel ie in interview. Je schrijft één r in sieraden. Je hoort /zj/, je schrijft gi: origineel.

Weetwoorden 1. 2. 3. 4.

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

woorden van de week

Je schrijft een k in helikopter. Je schrijft twee o’s en ch in goochelen. Je schrijft e in papegaai.

eetwoorden|15 ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 15

8/12/14 10:43


eetwoorden|16 Struikelblokken In sommige woorden worden letters niet (of niet duidelijk) uitgesproken. Onthoud deze woorden.

Soms worden letters niet duidelijk uitgesproken. Vaak gebeurt dat als je een woord vlot uitspreekt. Onthoud : de w van erwt. de b van ambtenaar. de t van ontdekking. de k van markt. ‌ In woorden met th wordt de h niet uitgesproken. Dat geldt ook voor woorden als yoghurt en spaghetti.

Weetwoorden

In sommige verkleinwoorden hoor je niet alle letters duidelijk. Bedenk hoe deze woorden zijn opgebouwd.

1. 2. 3. 4.

beestje lichtje kastje

Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.

Ook in sommige samenstellingen hoor je niet alle letters duidelijk. achttien

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 16

beest + je licht + je kast + je

voorruit

handdoek

woorden van de week de ambtenaar de erwt de ontdekking de yoghurt bowlen ontdekken beroemdste dichtste thans tweedehands extra woorden de handdoek de spaghettisaus het scenario enigszins gezamenlijk voortdurend achttien

8/12/14 10:43


Werkwoorden Werkwoorden zeggen wat iemand doet of wat er gebeurt. Lopen, slapen, durven, lezen, gebeuren, veranderen, gaan zijn werkwoorden. 1. Is het een werkwoord of niet? 2. Een werkwoord heeft drie persoonsvormen: ik-vorm jij/hij-vorm wij/jullie-vorm 3. Kies de juiste persoonsvorm.

Is het een werkwoord? Maak in je hoofd de zin: Kun je …? Kun je lopen? Ja, dus lopen is een werkwoord. Kun je molen? Nee, dus molen is geen werkwoord. Is het een persoonsvorm? Je vindt die door een ja/nee vraag te stellen. De persoonsvorm staat vooraan. Kom je morgen? Is het veranderd? Na de persoonsvorm volgt bijna altijd het onderwerp. Je vindt het onderwerp met de vraag: wie/wat + persoonsvorm? Kies de juiste persoonsvorm: ik-vorm (stam) jij/hij-vorm (stam +t) Ik loop. Jij loopt. Vind je? Hij vindt.

wij/jullie-vorm (infinitief) Wij lopen. Jullie vinden.

De infinitief: zo staat het werkwoord in het woordenboek. De infinitief eindigt op -en. lopen pakken veranderen De stam vind je door ik voor het werkwoord te zetten: meestal infinitief zonder -en. Ik loop. Ik vind. Ik lees.

erk ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 1

oorden|1 8/12/14 10:43


erk Werkwoorden Staat het werkwoord in de tegenwoordige tijd? Gebeurt het nu? Staat het werkwoord in de verleden tijd? Is het al gebeurd? Ik speel. Hij fietst. Wij zingen.

Ik speelde. Hij fietste. Wij zongen.

1. Bedenk: is het tegenwoordige tijd of verleden tijd? 2. Is er klankverandering of geen klankverandering? 3. Kies de juiste persoonsvorm. 4. Schrijf de persoonsvorm en controleer.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 2

oorden|2

Werkwoorden in de verleden tijd Klankverandering Ik/jij/hij/zij wij/jullie/zij liep liepen vond vonden werd werden zag zagen Geen klankverandering We vertrekken altijd van de stam. • Ik-vorm en hij-vorm: stam +de of +te Ik wandelde. Hij stapte. • Wij-vorm: stam +den of +ten Wij wandelden Jullie stapten. Let op: soms eindigt de stam op een d of een t! Hier ook stam +de(n) of +te(n). Ik antwoordde. Jij praatte. De kinderen sportten. Let op: werkwoorden met v en z. Ik reisde. Hij durfde.

Wij leefden.

Wij raadden.

De koeien graasden.

8/12/14 10:43


Het voltooid deelwoord Het voltooid deelwoord van een werkwoord krijg je als je zegt: Ik heb… of Ik ben… Een voltooid deelwoord eindigt meestal op t, d of en. dansen - Ik heb gedanst. spelen - Ik heb gespeeld. zingen - Ik heb gezongen. 1. Bedenk: is het een persoonsvorm of een voltooid deelwoord? 2. Een persoonsvorm? Neem het stappenplan werkwoorden. 3. Een voltooid deelwoord? Eindigt het op -t of -d? Verlengen of kijk naar de verleden tijd. Eindigt het op -en, -aan of …? Volg de regels van het stappenplan klankgroepen.

Hoor je op het einde van het voltooid deelwoord -d of -t? Verleng het woord of kijk en luister naar de wij-vorm in de verleden tijd. Hoor je /te/? Dan schrijf je het voltooid deelwoord ook met een t. Hoor je /de/? Dan schrijf je het voltooid deelwoord ook met een d. ik werkte - ik heb gewerkt ik klopte - ik heb geklopt ik fietste - ik heb gefietst ik hoorde - ik heb gehoord ik scheurde - ik heb gescheurd ik proefde - ik heb geproefd Let op bij voltooid deelwoorden als kochten of brachten. Je kijkt naar de wij-vorm in de verleden tijd. we kochten - ik heb gekocht

we brachten - ik heb gebracht

Hoor je op het einde van het voltooid deelwoord -en of -aan? Dan schrijf je wat je hoort of je volgt de regels van op het stappenplan klankgroepen. kiezen - ik heb gekozen

staan - ik heb gestaan

kijken - ik heb gekeken

erk ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 3

oorden|3 8/12/14 10:43


Stappenplan

Is het een werkwoord?

erk

oorden

volg het hoor-, regel- of weetspoor nee

ja

!

Is het een persoonsvorm?

volg het hoor-, regel- of weetspoor nee

ja

!

Is het een tegenwoordige tijd (tt)

of

tt

verleden tijd (vt)? vt

Kijk naar het onderwerp. Kies de juiste persoonsvorm. stam Ik loop. Vind jij? Ik reis. Ik blijf.

stam +t Jij loopt. Hij vindt. Zij reist. Je blijft.

inďŹ nitief Wij lopen. Jullie vinden. We reizen. We blijven.

klank verandert Ik liep. - Wij liepen. Jij vond. - Jullie vonden. Hij bleef. - Zij bleven. Ik vroeg. - We vroegen.

stam +te(n) Ik/wij werkte(n). Jij/jullie danste(n). Hij/zij verwachtte(n). Ik/we vergrootte(n).

stam +de(n) Ik/wij speelde(n). Jij/jullie reisde(n). Hij/zij antwoordde(n) Ik/we verbreedde(n).

Niet zeker? Ga naar de instinkers.

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 4

8/12/14 10:43


1. Is het een werkwoord? • Jan houdt zich stevig vast aan de stoel. (ww, pv, tt, stam +t) • Het schip verkeert in moeilijkheden. (ww, pv, tt, stam +t) • De vos doodt de kip. (ww, pv, tt, stam +t) • Je antwoordt niet op de vraag. (ww, pv, tt, stam +t)

Die stoel is gemaakt van tropisch hout. (geen ww) De uitkomst is verkeerd. (geen ww) De kip is dood. (geen ww) Je antwoord is niet goed. (geen ww)

2. Is het een pv? • De fotograaf vergrootte de foto. (pv, vt , stam +te) De vergrote foto hangt in mijn kamer. (geen pv) • De man verbreedde de stoep. (pv, vt , stam +de) Een verbrede stoep is veiliger. (geen pv) • Evelien verwachtte niet dat je zou komen. (pv, vt, stam +te) Het verwachte pakje is aangekomen. (geen pv) 3. Wat is de stam? • Hou(d) me vast! Ik glij(d) uit! Mo houdt An vast, maar Mo glijdt zelf uit. • Win jij of wint Jan? (stam van winnen is win) Mia windt de draad op een klosje. (stam van winden is wind) • Onze Max went niet aan het winteruur. (stam van wennen is wen) Piet wendt het hoofd af. (stam van wenden is wend) • Mo spelt alle werkwoorden juist (stam van spellen is spel) De minister speldt de politieman een medaille op de borst. (stam van spelden is speld) ww = werkwoord   pv = persoonsvorm   tt = tegenwoordige tijd   vt = verleden tijd Stappenplan  erk instinkers ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 5

oorden

8/12/14 10:43


Stappenplan  erk instinkers

oorden

4. Is ‘je’ het onderwerp? Vervang de pv door ‘lopen’. • Victor, word je morgen tien? (je is onderwerp) Wordt je broer volgende week twaalf. (je broer is onderwerp) • Dit spel biedt je de kans om snel rijk te worden. (dit spel is onderwerp) Straks wordt je de prijs overhandigd. (de prijs is onderwerp) 5. Het klinkt hetzelfde maar… Let goed op bij werkwoorden met ver-, ge-, en be- vooraan. • Guido verandert vaak van mening. (pv, tt, stam +t) Annelies is niet van mening veranderd. (geen pv, verlengen) • Een inbraak gebeurt vaak ’s nachts. (pv, tt, stam +t) Het ongeval is gisteren gebeurd. (geen pv, verlengen) 6. Bevel of verzoek bij wederkerende werkwoorden (zich …) • Vergis u niet! • Vergist u zich niet!

Wend u tot de directeur! Wendt u zich tot de directeur!

7. Onthou(d) • komt alleen bij de pv in de tt voor. • Pv’s met dubbele klinkers +dd (verbreedde) of +tt (vergrootte) komen alleen in de vt voor. • Naar verluidt geldt dat ook voor jou! (het verluidt betekent naar men zegt, stam +t; gelden betekent van belang zijn, stam +t). ww = werkwoord   pv = persoonsvorm   tt = tegenwoordige tijd   vt = verleden tijd

ZzS_Uitlegkaarten_Lj5_Def.indd 6

8/12/14 10:43


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.