Woorden met vaste stukjes -ig(e) en -lijk(e) Je ziet vaak woorden die eindigen op -ig of -lijk. Je spreekt ze vaak uit met een doffe e. Je schrijft ig of lijk. Maak je woorden op -ig en -lijk langer? Dan schrijf je er een e achter. rustig - rustige eerlijk - eerlijke
Er zijn veel woorden met vaste stukjes op -ig. hongerig gelukkig toevallig Er zijn veel woorden met vaste stukjes op -lijk. duidelijk hopelijk natuurlijk Denk ook aan: Na de korte klinker schrijf je twee dezelfde medeklinkers. sappig koppig gelukkig Na een doffe e schrijf je geen dubbele medeklinker. hongerig eindelijk mogelijk
Hoorwoorden 1. 1. 2. 3. 4.
Zeg het woord in je hoofd. Hak het woord in stukjes. Bij welk stukje past het hoorspoor? Schrijf deze stukjes zoals je ze hoort. Controleer het woord.
oorwoorden|1
Soms wordt een klinker dof uitgesproken. Deze woorden moet je onthouden. datum centrum perzik basis.
woorden van de week geweldig redelijk onnatuurlijk rustig veilig verschrikkelijk
extra woorden onbehoorlijk sierlijk tegenwoordig tijdelijk tijdig vorig
oorwoorden|2 Woorden met vaste stukjes -teit en -heid
Er zijn veel woorden met vaste stukjes op -teit. actualiteit majesteit criminaliteit
Je ziet vaak woorden die eindigen op -teit. Je hoort /teit/. Je hoort de klemtoon op /teit/. (uitzondering: majesteit) Je begrijpt dat /teit/ niets met tijd te maken heeft. Je schrijft -teit.
Denk ook aan: Er bestaan ook woorden op -tijd. kindertijd vakantietijd bedtijd Deze woorden hebben met tijd te maken. De klemtoon ligt bij deze woorden nooit op tijd.
Je ziet vaak woorden die eindigen op -heid. Je hoort /heid/. Je begrijpt dat /heid/ een vast stukje is bij het bijvoeglijk naamwoord. Je schrijft -heid.
Bij veel woorden hoor je vóór het stukje -teit de klank /ie/. Je schrijft dan i: kwaliteit, sportiviteit, activiteit.
Hoorwoorden
Het meervoud van woorden op -heid is -heden. zaligheden mogelijkheden bekendheden
1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welk stukje past het hoorspoor? Schrijf deze stukjes zoals je ze hoort. Controleer het woord.
Er zijn veel woorden met vaste stukjes op -heid. onafhankelijkheid schoonheid waarheid
woorden van de week de elektriciteit de gezondheid de mogelijkheid de prioriteit de specialiteit de universiteit de (on)bereikbaarheid de (on)verschilligheid extra woorden de bekendheid de brutaliteit de mentaliteit de omstandigheid de ongelijkheid de puberteit de zaligheid
Voorvoegsels en achtervoegsels: overzicht
De vaste stukjes vooraan of achteraan in woorden schrijf je altijd hetzelfde. Deze vaste stukjes heb je vroeger al geleerd:
In veel woorden staan vooraan of achteraan vaste stukjes. Dat zijn voorvoegsels en achtervoegsels. Deze stukjes hebben als losse woorden geen eigen betekenis.
ge-, be-, ver-, on-, ont-, -ig, -(e)lijk, -ing, -sel, -te, -zaam, -baar, -heid, -aar, -aard, -er, -erd, -erik, -eur, -ier, -ist, -age, -atie, -erij, -loos, -isch en -teit. Er zijn nog meer vaste stukjes. Enkele voorbeelden: mis-, oer-, wan-; -achtig, -dom, -erig, -schap, -vol.
Hoorwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welk stukje past het hoorspoor? Schrijf deze stukjes zoals je ze hoort. Controleer het woord.
oorwoorden|3
Een voorvoegsel is een vast stukje dat vooraan in een woord staat. Een achtervoegsel is een vast stukje dat achteraan in een woord staat.
woorden van de week de oermens oeroud het misverstand het wangedrag mislukken waardevol wanhopig extra woorden de eigenschap de ouderdom het heiligdom het kampioenschap raadselachtig slaperig winderig zenuwachtig
Lange woorden Bedenk bij een lang woord: - Is het een samenstelling? - Is het een woord met een vast stukje? - Hoe schrijf je de andere klankgroepen?
Regelwoorden 1. Hak het woord in stukjes. 2. Bij welke stukjes past het regelspoor? 3. Pas op deze stukjes de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Is het een samenstelling? Een samenstelling bestaat uit twee of meerdere woorden. Schrijf die achter elkaar. huissleutel = huis + sleutel Is het een woord met een vast stukje? Stukjes als ge-, be-, ver-, -lijk(e), -ig(e) en -ing schrijf je altijd op dezelfde manier. verbinding belachelijk gebrekkig gelovig Hoe schrijf je de andere klankgroepen? Wat hoor je aan het einde van de klankgroep? (zie ook stappenplan klankgroepen) afbranden beloven vertrappelen bedoelen
(medeklinker hoorspoor) (lange klinker regelspoor) (korte klinker regelspoor) (tweetekenklinker hoorspoor)
Kun je het woord toch niet schrijven, zoek het dan op in een woordenboek of een woordenlijst.
egelwoorden|1
woorden van de week de citroenen de hoestdrank de organisatie de ontploffing de tomaten de uitdaging veroveren rommelig extra woorden de flatgebouwen de professoren de vergelijking doorrijden fantastisch onverschillig
egelwoorden|2 Samenstellingen Moet je een samenstelling schrijven? Dan schrijf je de delen aan elkaar. De delen schrijf je zoals je de aparte woorden zou schrijven. Let dus goed op want vaak hoor je niet alle letters.
Van welke woorden is een samenstelling gemaakt? Let daarop bij het schrijven. Vuurrood is zo rood als vuur. Dus schrijf je twee keer r. Een boottocht is een tocht met een boot. Dus schrijf je twee keer t.
de brandweeroefening de bloeddruk de motorrijder de ontdekkingstocht de tuinkruiden het sinaasappelsap achttienduizend
Hoofdpijn is pijn aan je hoofd. Een kastdeur is de deur van de kast.
extra woorden
fiets + tas = fietstas boot + tocht = boottocht
Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel bij dat woord past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
woorden van de week
Rij je vooruit? Kijk dan door de voorruit. Rij je achteruit? Kijk dan door de achterruit. Ook bij boekenkast hoor je de n niet, maar een boekenkast is een kast met veel boeken. Een woordenboek is een boek met veel woorden.
de brandkastdeur de handtekening de stripboeken de ontdekkingsreiziger de toneelvoorstelling de wegversperring onbehoorlijk
Samenstellingen met tussenstukje met doffe e(n) Veel samenstellingen worden gevormd met het tussenstukje e(n). Dat tussenstukje, doffe e(n), schrijf je (bijna altijd) als en. Het hok van een hond is een hondenhok.
Regelwoorden 1. Hak het woord in stukjes. 2. Bij welke stukjes past het regelspoor? 3. Pas op deze stukjes de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Een samenstelling bestaat uit twee of meer delen. Elk deel heeft een eigen betekenis. Hoor je in een samenstelling de doffe e, kijk dan naar het eerste deel. Is het eerste deel een woord dat zelf op e of en eindigt, dan gebruik je geen tussenstukje. Dan schrijf je de woorden gewoon aan elkaar. mode + show = modeshow regen + jas = regenjas gemeente + huis = gemeentehuis groente + soep = groentesoep Eindigt het eerste woord niet op e of en ĂŠn hoor je een doffe e(n) tussen de twee delen, dan schrijf je het tussenstukje met en. hond + hok = hondenhok kip + ei = kippenei Is het geen samenstelling? Dan schrijf je e: vriendelijk, hopeloos
egelwoorden|3
woorden van de week de boekentas de duiventil de groentesoep de pennenzak de regenjas het gemeentehuis
extra woorden de etalagepop de koekendoos de paardenstaart de pannenkoek de ruggengraat de ruimtevaart de samenwerking de tomatensaus
egelwoorden|4 Samenstellingen met tussenstukje met doffe e(n): uitzonderingen Veel samenstellingen worden gevormd met het tussenstukje e(n). Het hok van een hond is een hondenhok. Dat tussenstukje, doffe e(n), schrijf je bijna altijd als en. Maar er zijn uitzonderingen.
In een samenstelling zit soms een tussenklank die je bijna altijd als -en schrijft. Maar soms schrijf je het tussenstukje als -e (zonder -n): 1. het eerste deel is een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord: huilebalk, verrekijker… 2. het eerste deel is zon of maan: zonnebloem, maneschijn… 3. het eerste deel betekent ‘zeer’: apetrots, beresterk, reuzefijn…
woorden van de week de huilebalk de maneschijn de zonnebril het platteland apetrots beregoed
extra woorden Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bij welke stukjes past het regelspoor? 3. Pas op deze stukjes de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Is het geen samenstelling? Dan schrijf je e: vriendelijk, hopeloos.
de rodekool de verrekijker de zonnebloem het spinnewiel het wiegelied knarsetanden boordevol reuzefijn
Woorden met d aan het eind, kun je altijd langer maken.
Woorden op -d, -t of -b, -p Hoor je aan het einde van een woord /t/ of /p/? Maak het woord langer. Je hoort /taarten/, je schrijft taart. Je hoort /kruiden/, je schrijft kruid. Je hoort /begrijpen/, je schrijft ik begrijp. Je hoort /spinnenwebben/, je schrijft spinnenweb.
Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel bij dat woord past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Er zijn veel meer woorden met p aan het eind, dan woorden met b aan het eind. Woorden met b aan het eind kun je niet altijd langer maken. Die moet je onthouden. club, eb Let op bij samenstellingen. Op welke letter eindigt het woordstukje? Hoor je /t/? Hoor je /p/? Maak dat woord dan langer. buurtfeest hoofdpijn ribstof liplezen
egelwoorden|5
buurt hoofd rib lip
buurten hoofden ribben lippen
woorden van de week de hoofdpijn de wachtkamer de webcamera het antwoord het buurtcomité breed
extra woorden buurtfeest hoofdpijn ribstof liplezen
de handbagage de kipburger de krabpaal de ribbroek het hartritme het zandkasteel
egelwoorden|6 Bezitsvormen
We passen eigenlijk dezelfde regel toe als bij de vorming van de meervouden.
De bezitsvorm maak je door een s achter de naam te zetten: de bal van Peter is Peters bal.
Meestal komt de s direct achter de naam: Jans boek, Achmeds pen, Tines jurk, Andrés klas.
Soms schrijf je bij een bezitsvorm ‘s: de vader van Mila is Mila’s vader.
Eindigt een naam op a, i, o, u of y, dan schrijf je ‘s: Ali’s bal, Theo’s hond. Door ’s weet je dat je de klinker die ervoor staat lang klinkt. Zonder ’s zou je deze woorden verkeerd uitspreken. Dus Ali’s… anders zou het rijmen op vis. Dus Theo’s… anders zou het rijmen op bos.
Soms schrijf je alleen ‘ (apostrof): het idee van Els is Els’ idee.
Regelwoorden 1. Hak het woord in stukjes. 2. Bij welke stukjes past het regelspoor? 3. Pas op deze stukjes de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Eindigt een naam op s, z of x, dan schrijf je niet nog een s. Je schrijft alleen ‘: Niels’ idee, Max’ baas. Denk ook aan: De vader van jou is jouw vader. Het rijbewijs van u is uw rijbewijs.
woorden van de week Andrés klas Benny’s zus Jans boek Tines jurk Niels’ idee jouw vader uw rijbewijs extra woorden Achmeds pen Ali’s bal Jos’ auto Max’ baas Peters droom Renés plan Samira’s ring
Woorden met een trema Twee puntjes boven een klinker noem je een trema of een deelteken. Je schrijft een trema als in een woord twee of drie klinkers achter elkaar staan, waardoor je het woord op verschillende manieren kunt uitspreken. Het trema geeft aan: hier begint de volgende klankgroep.
Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas op deze stukjes de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Als in een woord twee of drie klinkers naast elkaar staan, kun je het woord verkeerd uitspreken. Het trema zorgt voor de goede uitspraak. Je hoort twee aparte klanken: maïs, patiënt, reünie, ruïne, België, reëel, poëzie. Door het trema zie je meteen dat ruïne niet op schuine rijmt. Er zijn woorden waarbij sommige vormen van dat woord een trema hebben, maar niet allemaal. De woorden zonder trema kun je niet verkeerd uitspreken. kopiëren - gekopieerd officiële - officieel financiële - financieel Let op! • Geen trema bij Franse leenwoorden die eindigen op -ien en bij Latijnse leenwoorden die eindigen op -eum: elektricien, opticien, jubileum, museum. • Geen trema tussen delen van samenstellingen: na-apen, zee-egel, zo-even.
egelwoorden|7
woorden van de week de onderzeeër de mozaïek de pinguïn geëindigd geïnteresseerd officiële kopiëren skiën extra woorden de egoïst de ruïne de vegetariër geïllustreerd ingeënt naïef variëren
egelwoorden|8 Meervouden met een trema Twee puntjes boven een klinker noem je een trema of een deelteken. Je schrijft een trema als in een woord twee of drie klinkers achter elkaar staan, waardoor je het woord op verschillende manieren kunt uitspreken. Het trema geeft aan: hier begint de volgende klankgroep. Soms schrijf je ook meervouden van woorden met een trema.
Een woord dat in het enkelvoud eindigt op -ee, krijgt -eeën in het meervoud. ideeën zeeën trofeeën Zonder trema is het moeilijk om zulke woorden goed uit te spreken. Het trema geeft aan: hier begint een nieuwe klankgroep. Het staat er alleen als er verwarring mogelijk is. Een woord dat in het enkelvoud eindigt op -ie en waarop de klemtoon ligt, krijgt -ieën in het meervoud: knie - knieën, industrie - industrieën, melodie - melodieën.
Regelwoorden
Ligt de klemtoon niet op -ie, dan schrijf je het meervoud met -iën. bacterie - bacteriën, porie - poriën, kolonie - koloniën.
1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas op deze stukjes de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Let op! Sommige woorden kunnen in het meervoud zowel met -en als met -s geschreven worden: kolonie - koloniën - kolonies lelie - leliën - lelies
woorden van de week de calorieën de ideeën de koloniën de kopieën de leliën drieëndertig
extra woorden de financiën de sleeën de zeeën met z’n drieën wij tweeën
Samenstellingen met een koppelteken Sommige samenstellingen schrijf je met een koppelteken. Zonder koppelteken kun je het woord verkeerd uitspreken.
Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas op deze stukjes de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Samenstellingen schrijf je meestal aan elkaar: handdoek politieagent autoalarm Deze woorden kun je niet verkeerd uitspreken. Soms gebruik je een koppelteken: • bij samenstellingen met meerdere klinkers na elkaar: mee-eten auto-ongeluk na-apen Zonder koppelteken kun je het woord verkeerd uitspreken. • bij samengestelde aardrijkskundige namen en hun afleidingen: Zuid-Frankrijk Zuid-Franse wijn, Midden-Amerika Midden-Amerikaans accent • bij samenstellingen die beginnen met ex, oud en niet: ex-soldaat oud-leider niet-roker • bij samenstellingen die beginnen met Sint: Sint-Niklaas Sint-Maarten Sint-Truiden.
egelwoorden|9
woorden van de week de astma-aanval de ex-soldaat de pagina-indeling de zee-egel het chocolade-ijs Oost-Vlaams Zuid-Amerika extra woorden het koffie-uur de olie-industrie mee-eten de ex-nieuwsanker de niet-drinker de oud-militair Sint-Katelijne-Waver Noord-Holland
egelwoorden|10 Hoofdletters Een zin begint met een hoofdletter. Namen schrijf je met een hoofdletter: - eigennamen van mensen en dieren; - aardrijkskundige namen (straten, dorpen, steden, landen, streken, bergen, rivieren); - namen van talen; - samenstellingen en afleidingen van aardrijkskundige namen; - namen van heilige personen en zaken; - samenstellingen met namen van heilige personen; - namen van feestdagen.
Wanneer schrijf je een hoofdletter? • aan het begin van een zin, zo kun je beter zien waar een nieuwe zin begint. Ik woon in een drukke stad. Waar woon jij? Dat is ver! • eigennamen van mensen en dieren. Ahmed Els De Schepper Oscar, onze poes • aardrijkskundige namen (straten, dorpen, steden, landen, rivieren, bergen…). Kerkstraat Brussel Spanje de Schelde het Zwin de Alpen • namen van talen. het Nederlands het Frans • samenstellingen en afleidingen van aardrijkskundige namen. Spaans Noord-Amerika West-Europeaan Belgische chocolade • namen van heilige personen en zaken. God Jezus Christus Allah de Heilige Geest • samenstellingen met namen van heilige personen. Een Boeddhabeeld een Christusfiguur • namen van feestdagen. Pasen Kerstmis Nieuwjaar Suikerfeest Samenstellingen met namen van feestdagen, schrijven we met een kleine letter. Pasen maar paasfeest, paasei, paasmaandag Kerstmis maar kerstavond, kerstfeest, kerstboom Let op! Namen van windrichtingen schrijven we met een kleine letter. Vooral ten zuiden van de Samber en de Maas blijft de sneeuw liggen. Er staat een matige tot vrij krachtige wind uit het westen tot noordwesten.
Samenstellingen met of zonder tussenstukje
Van welke woorden is de samenstelling gemaakt? Let daarop bij het schrijven: vuurrood, hoofdpijn.
Schrijf de delen van de samenstelling achter elkaar. hoofd + pijn = hoofdpijn pop + groep = popgroep
Eindigt het linkerdeel op e of en? Schrijf de woorden dan gewoon achter elkaar: ruimtevaart, regenjas.
Let op: in sommige samenstellingen schrijf je tussen die delen de tussenklank en of een tussen-s. boek + tas = boekentas dorp + plein = dorpsplein dorp + straat = dorpsstraat
Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bij welke stukjes past het regelspoor? 3. Pas op deze stukjes de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
Komt er een tussenstukje en bij? Dan schrijf je en: kip + ei = kippenei kat + bak = kattenbak Soms komt er een tussen-s bij. Bijvoorbeeld: verkiezingsuitslag. Die tussen-s hoor je niet altijd. Twijfel je? Gebruik het linkerdeel in een andere samenstelling, waarin het rechterdeel niet begint met de letter s. Bijvoorbeeld: verkeer + bord = verkeersbord, dus ook verkeer + situatie = verkeerssituatie. station + hal = stationshal, dus ook station + straat = Stationsstraat (Stationsstraat is een adres.) Er zijn ook uitzonderingen met tussenstukje doffe e: zonnescherm, maneschijn, likkebaarden, apetrots, beregoed, huilebalk.
egelwoorden|11
woorden van de week de dorpsstraat de hoofddoek de pannenkoek het dorpsplein het hondenhok openvouwen ronddraaien extra woorden de boekentas de garagedeur de samenwerking de schadevergoeding de stationschef de veiligheidsspeld de zonnestraal het sportterrein doorrijden
Stappenplan klankgroepen
Stappenplan klankgroepen
Hoor je een woord met meer dan één klankgroep? Wat hoor je aan het einde van de klankgroep?
klinkers zijn: a, e, i, o, u
1.
medeklinkers zijn: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z
Regelwoorden 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Bedenk welke regel erbij past. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord.
een medeklinker je schrijft wat je hoort /plaat/ /sen/ /roos/ /ter/
2.
een tweetekenklinker (oe, ui, eu, ie) je schrijft wat je hoort /kleu/ /ren/ /broe/ /ken/
3.
een lange klinker je schrijft de lange klinker met één letter op /e/ /gel/ /sto/ /ren/
4.
een korte klinker je schrijft na de korte klinker twee dezelfde medeklinkers /sta/ /ppen/ /tro/ /mmel/
molen
mollen
Woorden met ei Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.
Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.
Er zijn meer woorden met ij dan met ei. Deze woorden klinken hetzelfde, maar je schrijft ze anders. Ze betekenen ook iets anders.
woorden van de week
wei van koeien: ei wij van mensen: ij
de kapitein de steiger het peil We bedreigen. We scheiden. uitgebreid allerlei
mei van de maand: ei mij van mensen: ij
extra woorden
zei van zeggen: ei zij van mensen: ij
de aardbei We bereiden. We steigeren. We weigeren. bescheiden
eis van dwingen: ei ijs van vriezen: ij steil van bergen: ei stijl van mode: ij hei van struiken: ei hij van mensen: ij
eetwoorden|1
eetwoorden|2 Woorden met ij Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden.
Weetwoorden Onthoud het woord. Bedenk een verhaaltje met de woorden van de week. Dan onthoud je ze het beste.
Er zijn meer woorden met ij dan met ei. Deze woorden klinken hetzelfde, maar je schrijft ze anders. Ze betekenen ook iets anders. zei van zeggen: ei zij van mensen: ij
eis van dwingen: ei ijs van vriezen: ij
wei van koeien: ei wij van mensen: ij
steil van bergen: ei stijl van mode: ij
mei van de maand: ei mij van mensen: ij
hei van struiken: ei hij van mensen: ij
het stukje -erij is een vast stukje. bakkerij boerderij schilderij
woorden van de week de azijn de rozijn het gordijn het ontbijt het tapijt We strijden. We wijzigen. stijlvol
extra woorden de vrijwilliger de stijl het bewijs We twijfelen. vijandelijk
Franse leenwoorden
In boulevard, route, douche, journalist, coureur, courgette en enthousiast schrijf je /oe/ als ou.
Veel Nederlandse woorden die uit het Frans komen, worden net zo gespeld als in het Frans.
In de woorden portefeuille en failliet schrijf je /j/ als ill. Denk ook aan braille, medaille en fouilleren. In woorden als circuit, biscuitje en etui schrijf je /wie/ als ui of uit. In miljonair, ordinair, mayonaise, punaise schrijf je /è/ als ai. Je spreekt de klank /è/ uit zoals in het woord crème.
Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
woorden van de week de miljonair het trottoir de croissant ordinair de biscuit failliet het plafond enthousiast de boulevard de courgette de douche de portefeuille
In trottoir en dressoir schrijf je /waar/ als oir. extra woorden Veel Franse leenwoorden spreek je op de Franse manier uit. Bijvoorbeeld: pardon en envelop. Sommige woorden kun je ook uitspreken alsof het een Nederlands woord is. Bijvoorbeeld: restaurant en plafond.
eetwoorden|3
het circuit de coureur de envelop het dressoir de medaille het etui de punaise braille de journalist de mayonaise
eetwoorden|4 Woorden met /ie/ = i of y Hoor je op het einde van een klankgroep /ie/? Dan schrijf je meestal ie, maar soms i of y. Onthoud de woorden met i en met y.
Hoor je aan het eind van een klankgroep /ie/, dan schrijf je meestal ie. kanarie knie vliegen Maar soms schrijf je i. taxi macaroni centimeter
liter
En soms ook y. baby hobby
jury
pony
kiwi
ski
bikini ‌
pyjama ‌
De woorden met /ie/ als i en de woorden met /ie/ als y moet je onthouden. Dat zijn weetwoorden.
Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
Meestal zijn dit woorden die we ontleend of overgenomen hebben uit een andere taal. We noemen ze leenwoorden. Ook de namen van de maanden eindigen op i: januari februari juni juli Sommige meervouden eindigen op i: technicus - technici medicus - medici
musicus - musici
Er zijn veel korte woorden met ie. Als je die woorden langer maakt, blijft de ie staan. lief - liever ziek - zieke verdriet - verdrietig
woorden van de week de benzine de kandidaat de regisseur de spinazie de vitamine het jubileum januari februari extra woorden Amerika de dynamo de filosofie de invalide de pyjama de sigaret profiteren
horizontaal verticaal
Woorden met een klankgroep die eindigt op een korte klinker, die niet gevolgd wordt door twee medeklinkers. In sommige woorden hoor je een korte /a/ of /o/ aan het eind van een klankgroep.
In sommige woorden hoor je de klinker /a/ of /o/ aan het eind van een klankgroep. Denk aan woorden zoals alarm, apart, arena, banaan, kameel, kaneel, kanon, kapot, dromedaris ...
Toch komt daarna één medeklinker. Onthoud die woorden.
Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
Bij die woorden ligt de klemtoon niet op de klankgroep waarin de kort klinkende klinker voorkomt, behalve bij ananas. Vergelijk: kapel (klemtoon ligt op pel) – appel (klemtoon ligt op a)
eetwoorden|5
woorden van de week de amateur de arena de ananas de banaan de dromedaris de kameel de kapel de omelet het atelier het kanon apart kapot extra woorden de familie de kameraad de karavaan de katapult de papegaai
eetwoorden|6 Struikelblokken Struikelblokken zijn woorden waarin veel fouten worden gemaakt. Onthoud deze woorden.
Soms schrijf je één medeklinker, soms schrijf je twee medeklinkers: onmiddellijk, professor, parallellogram het comité, maar de commissie apart, maar het appartement en het apparaat Let ook op! Je schrijft een d in gemoed, maar een t in tegemoet. Je schrijft een k in anekdote.
Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
Je schrijft een t in detective.
woorden van de week de anekdote de commissie de detective de motor de professor de tatoeage
het comité het gemoed het product elektrisch tegemoet
extra woorden de plooiing apart het apparaat interessant het porselein de parallellogram het appartement de elektriciteit onmiddellijk
Woorden met niet uitgesproken letters In sommige woorden worden letters niet (of niet duidelijk) uitgesproken. Onthoud deze woorden.
Soms worden letters niet duidelijk uitgesproken. Vaak gebeurt dat als je een woord vlot uitspreekt. Onthoud: de d van vondst. de d van sinds. de z van geenszins. … In woorden met th wordt de h niet uitgesproken. Dat geldt ook voor woorden als yoghurt en spaghetti.
Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
In sommige verkleinwoorden hoor je niet alle letters duidelijk. Bedenk hoe deze woorden zijn opgebouwd. feestje zacht
beest + je zacht + jes
Ook in sommige samenstellingen hoor je niet alle letters duidelijk. honderdduizend dorpsschool
eetwoorden|7
woorden van de week de vondst onderhands het feestje sinds alleszins zachtjes geenszins de ontdekking de dorpsschool
extra woorden de erwt de markt de yoghurt bowlen ontdekken gezamenlijk voortdurend honderdduizend
eetwoorden|8 Afkortingen en letterwoorden Afkortingen schrijf je met ĂŠĂŠn of meer punten, letterwoorden niet.
Wanneer je op een snelle manier een boodschap wilt geven, kun je gebruik maken van afkortingen en letterwoorden.
woorden van de week
De afkorting In een tekst kun je een woord of een groepje woorden afkorten tot de eerste letter of tot enkele letters. Daarna volgt er een punt. bv. enz. o.a. m.a.w. u. max.
d.w.z. nl. o.a. min. sms EHBO
Wanneer je spreekt, lees je de afkorting niet, maar zeg je de woorden voluit. Weetwoorden
Maatgetallen schrijf je zonder punt: km kg l Een letterwoord is ontstaan uit de beginletters van andere woorden. Er volgt geen punt achter een letterwoord. Soms worden letterwoorden geschreven met een hoofdletter. Wanneer je spreekt, gebruik je het letterwoord. sms EHBO tv VRT wc
(dat wil zeggen) (namelijk) (onder andere) (minuut) (short message) (eerste hulp bij ongevallen)
extra woorden blz. enz. o.m. gsm pc
(bladzijde) (enzovoorts) (onder meer) (Global System for Mobile Communications) (personal computer)
Woorden met x Je hoort /ks/, maar je schrijft x. Je schrijft /ks/ niet altijd als x. Onthoud de woorden die je met een x schrijft.
Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
De letter x komt in Nederlandse woorden niet veel voor. Veel woorden met x zijn leenwoorden: ze komen uit een andere taal.
woorden van de week
Hoor je /ks/? Dan schrijf je soms x. Maar er zijn meer woorden waarin je gewoon ks schrijft, zoals niks, straks, boksen, reeks, dagelijks, links, heks, bliksem, tekst, seks.
de excuses de expeditie de export de lynx de reflex de sfinx het experiment flexibel
Voor sommige woorden staat het stukje ex-. Dat betekent: vroegere. ex-voetballer, ex-collega‌
extra woorden
Deze woorden met x heb je eerder geleerd: excuus, explosie, exemplaar, exact, complex, maximaal.
eetwoorden|9
de luxe exotisch extra relaxen exclusief de xylofoon het exemplaar extreem maximum
eetwoorden|10 Woorden met qu Je hoort /k/of /kw/, maar je schrijft qu. De letter q wordt in de Nederlandse taal weinig gebruikt. Veel woorden met q zijn leenwoorden: ze komen uit een andere taal. Onthoud de woorden die je met qu schrijft.
Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
In het Nederlands staat achter de q altijd een u. Soms spreek je de letters qu- uit als /kw/: aquarium, quiz, consequent. Soms spreek je de letters qu- uit als /k/: mannequin, enquête, chique, maquette. Deze woorden klinken (bijna) hetzelfde. Maar je schrijft ze anders, omdat ze iets anders betekenen. De etiquette zijn regels om je netjes te gedragen. Maar op je schrift plak je etiketten. Het woord aqua is het Latijnse woord voor water. Dat zit in: aquarium aquarel (een waterverfschilderij) aquaduct (brug voor water over een weg heen).
woorden van de week de aquarel de chique kleren de enquête de mannequin de quizmaster het quotiënt consequent frequent extra woorden de antiquair het aquaduct het aquapark de cheque de etiquette de maquette quasi
Engelse leenwoorden Aan de spelling van veel woorden kun je nog zien dat ze uit het Engels afkomstig zijn. Onthoud die woorden.
Je hoort /ee/, je schrijft a of ai: cake, race, baby, game, skaten, rails, container, trainer, mailen. Je hoort /ie/, je schrijft ee of ea: frisbee, freelance, keepen, team, beachvolleybal, dealer. Je hoort /oe/, je schrijft oo: coole, look, inzoomen. Je hoort /oo/, je schrijft oa of o: goal, soap, download, coachen, show.
Weetwoorden
Je schrijft wat je hoort bij een u-klank: drugs, jungle, ketchup, lunch.
1. 2. 3. 4.
In België worden sommige Engelse woorden vaak uitgesproken alsof het een Nederlands woord is: tram, caravan, fan. Maar eigenlijk zou je de Engelse uitspraak moeten gebruiken: /trèm/ /cèrevèn/ /fèn/
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
Onthoud ook deze woorden: quiz, sorry, cornflakes, mountainbike.
eetwoorden|11
woorden van de week de babysit e-mailen de cake trainen de chef de fanclub de snackbar het team het weekend downloaden extra woorden de coach de keeper de paperclip de scooter de stress lunchen picknicken racen
skaten cool
eetwoorden|12 Woorden met een doffe e in het midden In deze woorden hoor je in het midden een doffe e. Je schrijft e.
Denk bij deze woorden niet aan de regels voor samenstellingen. Onthoud gewoon dat je deze woorden met e schrijft, bijvoorbeeld nachtegaal.
Onthoud deze woorden.
Naast deze woorden zijn er natuurlijk nog veel meer woorden die je met e schrijft, zoals: Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
• lange woorden die geen samenstelling zijn: makkelijk, vreemdeling, hongerig • samenstellingen waarvan het linkerdeel op e eindigt: hittegolf, modeshow • woorden op -elen, -emen, -enen en -eren: wandelen, ademen, rekenen, knikkeren
woorden van de week de elleboog de pissebed de hagedis willekeurig de ooievaar de bruidegom de burgemeester het madeliefje de nachtegaal
extra woorden de bolleboos de bullebak de dageraad de ledematen de mannequin de marsepein de wielewaal
Franse leenwoorden
In café, privé en logé eindigt de tweede klankgroep op de klank /ee/.
In sommige Franse leenwoorden staat een e met een accent: é, è en ê. Sommige andere Franse leenwoorden eindigen op het stukje -ier, -er of -ert.
In de woorden enquête en crêpepapier spreken we de woorden uit zoals we in het Frans doen. De ê spreek je uit als /è/.
We spreken die woorden uit zoals in het Frans.
Ook crèche, crème en scène zijn woorden die we net zoals in het Frans uitspreken. De è spreek je uit als /è/.
Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
Het stukje -ier spreek je uit als /jee/: atelier en premier. Het stukje -er spreek je uit als /ee/: diner. Het stukje -ert spreek je uit als /èr/: dessert. Veel Franse leenwoorden spreek je op de Franse manier uit. Bijvoorbeeld: premier. Sommige Franse leenwoorden kun je ook uitspreken alsof het een Nederlands woord is. Bijvoorbeeld: dessert.
eetwoorden|13
woorden van de week het atelier het café het crêpepapier het diner de enquête de logé de premier privé extra woorden de carrière de crèche de crème de première de scène het dessert het restaurant
eetwoorden|14 Woorden die hetzelfde klinken Sommige woorden die hetzelfde klinken, schrijf je verschillend. 1. Let op de betekenis van het woord. 2. Bedenk: is het een persoonsvorm? 3. Bedenk: wat is het voor een woord?
Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
1. Let op de betekenis. Let op de zin waarin het woord voorkomt. hard (van harder) - hart (van harten) eendje (vogel) - eentje (van cijfer één) wij (personen) - wei (van koeien) steil (heel schuin omhoog of omlaag) - stijl (van kunst) 2. Bedenk: is het een persoonsvorm? ik wed - hij wedt (pv) In naam der wet.(geen pv) Let op bij de werkwoorden met be-, ge-, her-, ont- en ver-: Hij betaalt de rekening. (pv) Hij heeft betaald. (geen pv) Kijk ook op het stappenplan werkwoorden. 3. Bedenk: wat is het voor een woord? dure kleren (bijvoeglijk naamwoord) Het zal lang duren. (infinitief) Onthoud: jouw pet - Die pet is van jou. uw jas - Die jas is van u. mijn pen - Die pen is van mij.
woorden van de week bereiden (van eten) berijden ( van een paard) reizen (op reis gaan) rijzen (omhooggaan) uitrekken (langer maken) uittrekken (van kleren) een bal van jou - jouw bal een pen van u - uw pen extra woorden de weide (van koeien) wijde (ruime) veilen (te koop aanbieden op een veiling) vijlen (van nagels) de krab (dier) ik krab (pv van krabben) krap (iets te nauw)
Woorden met niet uitgesproken letters
Soms worden letters niet duidelijk uitgesproken. Vaak gebeurt dat als je een woord vlot uitspreekt.
In sommige woorden worden letters niet (of niet duidelijk) uitgesproken.
Onthoud de w van erwt, de b van ambtenaar, de z van enigszins, de t van ontdekking en de n van gezamenlijk.
Onthoud deze woorden.
In woorden met th wordt de h niet uitgesproken. Dat geldt ook voor woorden als yoghurt en spaghetti. In sommige verkleinwoorden hoor je niet alle letters duidelijk. Bedenk hoe deze woorden zijn opgebouwd. feestje = feest + je zachtjes = zacht + jes
Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
Ook in sommige samenstellingen hoor je niet alle letters duidelijk. honderdduizend, dorpsschool Ook bij leenwoorden hoor je vaak niet alle letters die je moet schrijven. scène, knock-out In veel Franse leenwoorden spreek je de laatste t of d niet uit. Sommige woorden kun je ook uitspreken alsof het een Nederlands woord is. restaurant, plafond, record
eetwoorden|15
woorden van de week de ambtenaar de erwt de markt de spaghetti de yoghurt ontdekken gezamenlijk voortdurend extra woorden de scène het gedichtje het plafond het record het scenario honderdduizend knock-out tweedehands
eetwoorden|16 Franse leenwoorden 3 Bijna alle Nederlandse woorden die uit het Frans komen, worden net zo gespeld als in het Frans.
Het stukje -eau in niveau, cadeau en bureau klinkt als /oo/. Ook het stukje au in chauffeur, fauteuil, restaurant en aubergine klinkt als /oo/.
Onthoud deze woorden.
Het meervoud van woorden op -eau schrijf je met s: cadeau - cadeaus. (dus niet ‘s: geen verwarring mogelijk) Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
woorden van de week de chauffeur de controle de trombone de zone het bureau het cadeau het niveau
De g van aubergine klinkt als de g van stage en horloge.
extra woorden
Let op! Er zijn uitzonderingen. - De woorden zone en controle schrijf je in het Frans met ô, in het Nederlands niet. - Het woord diner schrijf je in het Frans met î, in het Nederlands niet. - Comfort schrijf je in het Frans confort.
de ambulance de auteur de aubergine de directeur het decor het record het comfort
Woorden met /t/ = d en /p/ = b In sommige woorden wordt /t/ als d geschreven of /p/ als b geschreven. Onthoud deze woorden. Of pas bij samenstellingen de verlengregel toe.
Hoor je aan het eind van een woord /t/, dan kun je dat woord langer maken om te horen of je d of t schrijft. In het midden hoor je dat niet, maar bij samenstellingen kun je het eerste deel verlengen. Zo kom je te weten of je aan het eind van het eerste deel een d of t schrijft. handbal, bladzijde, noodzaak, vindplaats krabsalade, websurfen, webpagina
Weetwoorden
Je moet hierbij ook een beetje creatief zijn: - in zeldzaam zit zelden - in scheidsrechter zit scheiden
1. 2. 3. 4.
De d die als /t/ en de b die als /p/ klinken vooraan in een woord, vind je vaak in leenwoorden of woorden met voorvoegsels (sub-, ad-). subklasse, administratie
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
Die zijn niet gemakkelijk te herkennen.
eetwoorden|17
woorden van de week de boodschap de gids de loods het raadsel het voedsel het gereedschap zeldzaam vreedzaam extra woorden de administratie de advertentie de advocaat het advies het obstakel absoluut de subsidie de scheidsrechter
eetwoorden|18 Woorden met twee c’s
Twee c’s achter elkaar klinken soms als /k/. accu accordeon broccoli
In de meeste woorden met twee c’s klinken beide c’s als /k/. Soms klinkt één c als /k/ en één c als /s/. Onthoud deze woorden.
Weetwoorden 1. 2. 3. 4.
Hak het woord in stukjes. Bij welke stukjes past het weetspoor? Onthoud hoe je deze stukjes schrijft. Controleer het woord.
Soms klinken twee c’s achter elkaar als /ks/. succes accent accepteren Woorden met c zijn vaak leenwoorden. Voor e, i, ij en y klinkt de c als /s/. Voor andere letters klinkt de c als /k/. cake truc café Het stukje -ctie in constructie, collectie en correctie, spreek je uit als /ksie/. Let op! - Circus schrijf je met twee c’s, maar cirkel met één c en één k. - Elektriciteit schrijf je met één k en één c.
woorden van de week de correctie het accent de conclusie het contact de constructie het accent de accu de accordeon het succes extra woorden de broccoli de cacao het circus de cactus het concert de microscoop de encyclopedie accepteren de communicatie
Werkwoorden Werkwoorden zeggen wat iemand doet of wat er gebeurt. Lopen, slapen, durven, lezen, gebeuren, veranderen, gaan zijn werkwoorden. 1. Is het een werkwoord of niet? 2. Een werkwoord heeft drie persoonsvormen: ik-vorm jij/hij-vorm wij/jullie-vorm 3. Kies de juiste persoonsvorm.
Is het een werkwoord? Maak in je hoofd de zin: Kun je …? Kun je lopen? Ja, dus lopen is een werkwoord. Kun je molen? Nee, dus molen is geen werkwoord. Is het een persoonsvorm? Je vindt die door een ja/nee vraag te stellen. De persoonsvorm staat vooraan. Kom je morgen? Is het veranderd? Na de persoonsvorm volgt bijna altijd het onderwerp. Je vindt het onderwerp met de vraag: wie/wat + persoonsvorm? Kies de juiste persoonsvorm: ik-vorm (stam) jij/hij-vorm (stam +t) Ik loop. Jij loopt. Vind je? Hij vindt.
wij/jullie-vorm (infinitief) Wij lopen. Jullie vinden.
De infinitief: zo staat het werkwoord in het woordenboek. De infinitief eindigt op -en. lopen pakken veranderen De stam vind je door ik voor het werkwoord te zetten: meestal infinitief zonder -en. Ik loop. Ik vind. Ik lees.
erk
oorden|1
erk Werkwoorden Staat het werkwoord in de tegenwoordige tijd? Gebeurt het nu? Staat het werkwoord in de verleden tijd? Is het al gebeurd? Ik speel. Hij fietst. Wij zingen.
Ik speelde. Hij fietste. Wij zongen.
1. Bedenk: is het tegenwoordige tijd of verleden tijd? 2. Is er klankverandering of geen klankverandering? 3. Kies de juiste persoonsvorm. 4. Schrijf de persoonsvorm en controleer.
oorden|2
Werkwoorden in de verleden tijd Klankverandering Ik/jij/hij/zij liep vond werd zag
wij/jullie/zij liepen vonden werden zagen
Geen klankverandering We vertrekken altijd van de stam. • Ik-vorm en hij-vorm: stam +de of +te Ik wandelde. Hij stapte. • Wij-vorm: stam +den of +ten Wij wandelden Jullie stapten. Let op: soms eindigt de stam op een d of een t! Hier ook stam +de(n) of +te(n). Ik antwoordde. Jij praatte. De kinderen sportten. Let op: werkwoorden met v en z. Ik reisde. Hij durfde.
Wij leefden.
Wij raadden.
De koeien graasden.
Het voltooid deelwoord Het voltooid deelwoord van een werkwoord krijg je als je zegt: Ik heb… of Ik ben… Een voltooid deelwoord eindigt meestal op t, d of en. dansen - Ik heb gedanst. spelen - Ik heb gespeeld. zingen - Ik heb gezongen. 1. Bedenk: is het een persoonsvorm of een voltooid deelwoord? 2. Een persoonsvorm? Neem het stappenplan werkwoorden. 3. Een voltooid deelwoord? Eindigt het op -t of -d? Verlengen of kijk naar de verleden tijd. Eindigt het op -en, -aan of …? Volg de regels van het stappenplan klankgroepen.
Hoor je op het einde van het voltooid deelwoord -d of -t? Verleng het woord of kijk en luister naar de wij-vorm in de verleden tijd. Hoor je /te/? Dan schrijf je het voltooid deelwoord ook met een t. Hoor je /de/? Dan schrijf je het voltooid deelwoord ook met een d. ik werkte - ik heb gewerkt ik klopte - ik heb geklopt ik fietste - ik heb gefietst ik hoorde - ik heb gehoord ik scheurde - ik heb gescheurd ik proefde - ik heb geproefd Let op bij voltooid deelwoorden als kochten of brachten. Je kijkt naar de wij-vorm in de verleden tijd. we kochten - ik heb gekocht
we brachten - ik heb gebracht
Hoor je op het einde van het voltooid deelwoord -en of -aan? Dan schrijf je wat je hoort of je volgt de regels van op het stappenplan klankgroepen. kiezen - ik heb gekozen
staan - ik heb gestaan
kijken - ik heb gekeken
erk
oorden|3
erk Werkwoordvormen van Engelse werkwoorden Ook voor werkwoorden die uit het Engels afkomstig zijn, gelden de regels van WW1, WW2, WW3 en het stappenplan werkwoorden. Picknicken, mailen, checken, lunchen, racen, interviewen zijn werkwoorden afkomstig uit het Engels.
1. Is het werkwoord de persoonsvorm? 2. Ja? Twijfel je in de tt? Ga naar WW1. 3. Ja? Twijfel je in de vt? Ga naar WW2. 4. Is het werkwoord een voltooid deelwoord? 5. Ja? Ga naar WW3. 6. Gebruik ook het stappenplan werkwoorden.
Tegenwoordige tijd drie persoonsvormen: ik-vorm jij/hij vorm (stam+t) Ik shop. Jij print. Mail jij? Hij scoort.
oorden|4
wij/jullie-vorm (infinitief) Wij lunchen. Jullie interviewen.
Verleden tijd met -te(n), deelwoord met -t: checken - checkte - gecheckt rappen - rapte - gerapt coachen – coachte –gecoacht picknicken - picknickte - gepicknickt Verleden tijd met -de(n), deelwoord met -d downloaden - downloadde - gedownload scoren - scoorde - gescoord mailen - mailde - gemaild scannen - scande - gescand Let op! Sommige werkwoorden behouden in de stam de extra e. Die moet je schrijven om het werkwoord juist uit te spreken. Gamen Ik game. Skaten Ik skate. Deze werkwoorden volgen de gewone regels. jij/hij-vorm (tt)(stam+t) jij/hij vorm (vt)(stam+te/de) Hij gamet. Hij gamede. Hij skatet. Hij skatete.
voltooid deelwoord Hij heeft gegamed. Hij heeft geskatet.
Is het een werkwoord?
volg het hoor-, regel- of weetspoor nee
ja
!
Is het een persoonsvorm?
volg het hoor-, regel- of weetspoor nee
ja
!
Is het een tegenwoordige tijd (tt)
of
tt
verleden tijd (vt)? vt
Kijk naar het onderwerp. Kies de juiste persoonsvorm. stam Ik loop. Vind jij? Ik reis. Ik blijf.
stam +t Jij loopt. Hij vindt. Zij reist. Je blijft.
inďŹ nitief Wij lopen. Jullie vinden. We reizen. We blijven.
klank verandert Ik liep. - Wij liepen. Jij vond. - Jullie vonden. Hij bleef. - Zij bleven. Ik vroeg. - We vroegen.
stam +te(n) Ik/wij werkte(n). Jij/jullie danste(n). Hij/zij verwachtte(n). Ik/we vergrootte(n).
stam +de(n) Ik/wij speelde(n). Jij/jullie reisde(n). Hij/zij antwoordde(n) Ik/we verbreedde(n).
Niet zeker? Ga naar de instinkers. Stappenplan
erk
oorden
Stappenplan erk instinkers 1. Is het een werkwoord? • Jan houdt zich stevig vast aan de stoel. (ww, pv, tt, stam +t) • Het schip verkeert in moeilijkheden. (ww, pv, tt, stam +t) • De vos doodt de kip. (ww, pv, tt, stam +t) • Je antwoordt niet op de vraag. (ww, pv, tt, stam +t)
oorden
Die stoel is gemaakt van tropisch hout. (geen ww) De uitkomst is verkeerd. (geen ww) De kip is dood. (geen ww) Je antwoord is niet goed. (geen ww)
2. Is het een pv? • De fotograaf vergrootte de foto. (pv, vt , stam +te) De vergrote foto hangt in mijn kamer. (geen pv) • De man verbreedde de stoep. (pv, vt , stam +de) Een verbrede stoep is veiliger. (geen pv) • Evelien verwachtte niet dat je zou komen. (pv, vt, stam +te) Het verwachte pakje is aangekomen. (geen pv) 3. Wat is de stam? • Hou(d) me vast! Ik glij(d) uit! Mo houdt An vast, maar Mo glijdt zelf uit. • Win jij of wint Jan? (stam van winnen is win) Mia windt de draad op een klosje. (stam van winden is wind) • Onze Max went niet aan het winteruur. (stam van wennen is wen) Piet wendt het hoofd af. (stam van wenden is wend) • Mo spelt alle werkwoorden juist (stam van spellen is spel) De minister speldt de politieman een medaille op de borst. (stam van spelden is speld) ww = werkwoord pv = persoonsvorm tt = tegenwoordige tijd vt = verleden tijd
4. Is ‘je’ het onderwerp? Vervang de pv door ‘lopen’. • Victor, word je morgen tien? (je is onderwerp) Wordt je broer volgende week twaalf. (je broer is onderwerp) • Dit spel biedt je de kans om snel rijk te worden. (dit spel is onderwerp) Straks wordt je de prijs overhandigd. (de prijs is onderwerp) 5. Het klinkt hetzelfde maar… Let goed op bij werkwoorden met ver-, ge-, en be- vooraan. • Guido verandert vaak van mening. (pv, tt, stam +t) Annelies is niet van mening veranderd. (geen pv, verlengen) • Een inbraak gebeurt vaak ’s nachts. (pv, tt, stam +t) Het ongeval is gisteren gebeurd. (geen pv, verlengen) 6. Bevel of verzoek bij wederkerende werkwoorden (zich …) • Vergis u niet! • Vergist u zich niet!
Wend u tot de directeur! Wendt u zich tot de directeur!
7. Onthou(d) • komt alleen bij de pv in de tt voor. • Pv’s met dubbele klinkers +dd (verbreedde) of +tt (vergrootte) komen alleen in de vt voor. • Naar verluidt geldt dat ook voor jou! (het verluidt betekent naar men zegt, stam +t; gelden betekent van belang zijn, stam +t). ww = werkwoord pv = persoonsvorm tt = tegenwoordige tijd vt = verleden tijd
Stappenplan erk instinkers
oorden