Bio-Farmaceutische Wetenschappen | Biologie | LST | MST
Universiteit Leiden
Oktober 2012, jaargang 8 nummer 1
THEMA Historie
Culinaire chemie met professor FRANS VAN LUNTEREN Afscheid decaan VISSEN IN ONZE STAMBOOM
Redactioneel
Inhoud
De snelheid van de tijd lijkt recht evenredig te zijn met het plezier van de activiteit. Als je ergens plezier in hebt, moet je er dubbel van genieten, want het is twee keer zo snel voorbij. Ik ben ervan overtuigd dat Sjoerd Verduyn Lunel, die op 31 augustus afscheid nam als decaan van de faculteit, dit zeker zou bevestigen. Terwijl hij terugkeert naar het onderzoek in de wiskunde, wordt zijn functie overgenomen door de bioloog Geert de Snoo. Op pagina 14 staat het afscheidsinterview met Verduyn Lunel, we bedanken hem voor zijn inzet als decaan en wensen De Snoo veel succes voor de komende jaren! Zoals aan de cover te zien is, draait dit nummer rond het thema historie, het schrijven van geschiedenis. In het bijzonder gaat het over vijf wetenschappers, aan wie de gebouwen van de faculteit hun namen ontlenen (lees meer over Van Goorle, Huygens, Oort, Snell van Royen, Van Steenis en Le BoĂŤ vanaf pagina 6). Daarnaast werden twee redacteuren aan tafel uitgenodigd door professor Frans van Lunteren, gespecialiseerd in de geschiedenis van de natuurwetenschappen (pagina 18). Hoe snel dingen voorbijvliegen en veranderen, dat merk je in de kleinste dingen. Voor je het weet, stel je alweer het eerste nummer van de achtste jaargang van dit faculteitsblad samen, de laatste voor mij als hoofdredacteur. In mijn nieuwe functie als assessor van het faculteitsbestuur schuif ik op naar de positie van eindredacteur. Daarnaast is het na een plezierige anderhalf jaar ook weer tijd voor een frisse blik. Ik wens het nieuwe redactieteam onder leiding van Carlos de Lannoy heel veel succes en heel veel plezier.
Nieuws
3
Studentenartikel: Een Leidse student uit het verleden
4
Rob van Wijk Hoofdredacteur Redactie Origin
Al 52 jaar loopt prof. dr. Johan Luchtenburg op de universiteit Leiden rond, waarvan de eerste jaren als student.
Special: Names that stand like stone
6
Having a building named after you is a great honour. But do you know what David van Goorle, or Gorlaeus, did to deserve having his name on the well-known science park building? Read more to find out...
Bètavraagbaak: Homo universalis, extinction or revival?
12
Ancient scientists were often active in multiple scientific fields and were referred to as Homo universalis. But is there still room for such generalists in our modern knowledgable society?
Afscheid decaan
14
Op 31 augustus nam prof. dr. Sjoerd Verduyn Lunel afscheid als decaan van de faculteit, na vijf jaar trouwe dienst.
Centerfold: The Old Observatory
16
A small history about the placing of the Old Observatory in the Hortus Botanicus.
Culinaire Chemie: koken met prof. Frans van Lunteren
18
Prof. van Lunteren bezet naast de leerstoel Geschiedenis van de Natuurwetenschappen deze keer ook de zetel van de chef-kok. Over typisch wetenschappersvoedsel en de ontwikkeling van wetenschap.
iGem
24
This spring, the International Genetically Engineered Machine (iGEM) synthethic biology competition has started. An eyewitness (our own editor Mark Weijers) explains how yeast can smell tuberculosis!
Wereldveranderende uitvindingen
26
Op zoek naar minder bekende, maar daarom niet minder belangrijke 'vruchten van de wetenschap'.
Boek: Vissen in onze stamboom
29
Cassandra van Doorn's schreef een essay over Neil Shublin's boek "De vis in ons" en won daarmee de essay-wedstrijd van de Jan van der Hoeven Stichting.
Column: From Annuals to Perennials
30
Could an ecologists hand be the solution to the economical crisis? Origin's columnist Dylan explains.
Agenda en Colofon
2
Origin - Universiteit Leiden
31
Nieuws
Nieuws Prof. dr. Geert de Snoo nieuwe decaan faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen Prof. dr. Geert de Snoo is per 1 september 2012 decaan van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden. De Snoo volgt prof. dr. Sjoerd Verduyn Lunel op. Momenteel is De Snoo hoogleraar Conservation Biology en tevens directeur bij het Centrum voor Milieuwetenschappen (CML) van de Universiteit Leiden. Daarnaast is hij bijzonder hoogleraar Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer aan de Universiteit Wageningen. De Snoo (1961) studeerde biologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en startte zijn loopbaan in Leiden als onderzoeker bij het CML. Vervolgens was hij werkzaam als onderzoeker bij NWO en promoveerde in 1995 op het onderwerp ‘Unsprayed field margins: implications for environment, biodiversity and agricultural practice’. Na zijn promotie verwierf hij een NWO Stimulans subsidie, vergelijkbaar met de huidige VENI beurs en werd hij tevens hoofd van de sectie Ecosystemen en Milieukwaliteit bij het CML. In 2003 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer aan de Universiteit Wageningen. In 2009 werd hij benoemd als hoogleraar aan de Universiteit Leiden.
Rob van Wijk aangesteld als assessor Per 1 september neemt Rob van Wijk de functie van assessor van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen over van Dwayne van der Klugt op. De trouwe lezer kent Rob al, aangezien hij bij de totstandkoming van de laatste zes (inclusief de huidige) Origin Magazines hoofdredacteur van dit mooie blad is geweest. Rob van Wijk zal halverwege dit collegejaar starten met zijn MSc. in Bio-farmaceutische wetenschappen. In zijn nieuwe rol als assessor zal hij voor alle studenten van de faculteit klaar staan en zorgen voor het studentenperspectief bij de besluitvorming binnen de faculteit. Daarnaast blijft hij betrokken bij Origin als eindredacteur, één van de vele andere taken die de assessor op zich neemt.
Nieuwe hoofdredacteur Origin Met het afscheid van Rob van Wijk als hoofdredacteur kwam er een vacature vrij bij Origin. Met trots kunnen
wij melden dat deze positie snel ingevuld kon worden door een ervaring redacteur, namelijk Carlos de Lannoy. Carlos schrijft al meer dan anderhalf jaar voor de Origin en wil nu graag het stokje van Rob overnemen. In Origin 8.2 die rond 15 januari uitkomt, zal zijn hand te zien zijn. Namens de gehele redactie wensen wij Carlos veel succes!
Vier Veni’s voor onderzoekers Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen Vier pas gepromoveerde onderzoekers verbonden aan de faculteit W&N hebben een Veni-subsidie in de wacht gesleept. Wetenschappers Dr. ir. Jeroen Bussmann, Dr. Irene Groot, Dr. Haili Hu en Dr. David Sobral ontvangen elk een subsidie van maximaal 250.000 euro om de komende drie jaar te besteden aan hun onderzoek. Een Veni-subsidie is één van de persoonsgebonden financieringsvormen van NWO om wetenschappelijk talent te stimuleren en wordt toegekend aan jonge, veelbelovende talenten. Dit jaar heeft NWO voor 37 miljoen euro aan Veni-subsidies verstrekt. Veni maakt onderdeel uit van de prestigieuze Vernieuwingsimpuls van NWO, bestaande uit Veni, Vidi en Vici. Hiermee biedt NWO wetenschappers in verschillende stadia binnen hun carrière de mogelijkheid om grensverleggend onderzoek te doen. In totaal zijn er dit jaar 14 Veni-subsidies verstrekt aan onderzoekers van de universiteit Leiden.
Dr. Anton Akhmerov gelauwerd bij opening academisch jaar Theoretisch natuurkundige dr. Anton Akhmerov heeft bij de opening van het academisch jaar de eerste Gratama Wetenschapsprijs van het Leids Universiteits Fonds ontvangen. Akhmerov kreeg de Gratama Wetenschapsprijs voor jong talent uitgereikt voor onder meer zijn onderzoek aan functionele toepassingen van grafeen, een eenlaags koolstofmateriaal. Dit vakgebied is zeer competitief en het ontwikkelt zich razendsnel. Volgens de jury, het Wetenschapscomité van het Leids Universiteits Fonds, is Akhmerov een creatief en onafhankenlijk denker, en bovendien een excellent netwerker en collega. Akhemerov dankte in zijn reactie zijn vrienden van de Leidse universiteit. ‘Dankzij de prijs kan ik, als ik straks in Harvard werk, de band met hen in stand houden, een voordeel dat niet onderschat moet worden.’
Origin - Universiteit Leiden
3
Studenten
Een Leidse student uit het verleden
I prof. dr. Johan Lugtenburg
Ik blijf tot mijn zeventigste wel werken. Of langer!
Een student uit de historie, dat spreekt tot de verbeelding. Terecht, zou je denken, tenzij deze student nog steeds werkzaam is aan de Universiteit Leiden, Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen. Professor Johan Lugtenburg (1942), bekend van onder andere colleges Scheikunde voor BFW, begon 52 jaar geleden met de studie Scheikunde en is sindsdien altijd in dienst van de universiteit gebleven. Lugtenburg vertelt over zowel herkenbare zaken als gebeurtenissen die voor altijd geschiedenis zijn. door: Rob van Wijk
In 1960 begon Johan Lugtenburg met de studie (de huidige Clusius Laboratoria), gevestigd aan de Scheikunde aan de Universiteit Leiden. Na zich in sepWassenaarseweg, waar nu het Bio Science Park ligt. tember ingeschreven te hebben, werd hij samen met De rest van de gebouwen stond meer in het cenalle andere eerstejaarsstudenten uitgenodigd door protrum: het Academiegebouw aan het Rapenburg, het fessor Jonker, de Rector Magnificus, voor een persoonKarmerlingh Onnes Laboratorium, nu de Faculteit lijke kennismaking. In die tijd was dat nog mogelijk: er der Rechtsgeleerdheid, en de gebouwen aan de Hugo stonden in totaal 5620 studenten ingeschreven, bijna de Grootstraat. ‘Alle colleges werden aangekonevenveel als er dit jaar eerstejaars zijn. Op de vraag wat digd op een blad papier van 100 bij 50 cm: de Series hij in Leiden kwam studeren, antwoorde Lugtenburg: Lectionum. Aankondigingen werden aan de deur van ‘Een carrière bij de omhet Academiegebouw roep lijkt mij aanlokop de plaats voor de 'Alle colleges werden aangekondigd op kelijk [Familielid Ger betreffende faculteit een blad papier van 100 bij 50cm' Lugtenburg was hoofd geprikt.’ Belangrijke van de televisieprozaken werden met de gramma’s bij de AVRO, red], maar dat heeft voor mij post verstuurd, een digitale omgeving als Blackboard twee nadelen: de Leidse Universiteit had geen opleiding bestond natuurlijk nog niet. op dat gebied en ik denk bovendien dat mijn talenten ‘De inhoud van de colleges werd zo goed mogelijk opop dit gebied mogelijk niet groot genoeg zouden zijn. geschreven of van een ander overgenomen.’ Wat dat Daarom heb ik het besluit genomen mijn talenten te betreft lijkt er niet veel veranderd, hoewel toen de daontwikkelen via een studie Scheikunde, die wel aan mes altijd op de eerste rij zaten. Lugtenburg herinnert de Leidse Universiteit mogelijk was.’ Dit was voor de de colleges van professor Havinga nog goed, net als de Rector voldoende informatie over de omstandigheden. proefdemonstraties door assistenten: ‘Ik had altijd het De studie werd verzorgd op verschillende locaties in gevoel dat professor Havinga een klein beetje uit de de stad, waaronder het Laboratorium voor Biochemie buurt bleef, alsof hij rekening hield met een mogelijk
4
Origin - Universiteit Leiden
Studenten
ongeluk tijdens de demonstratie. Hij had wel een duidelijke en enthousiaste wijze van college geven.’ Professor Havinga kende mensen al snel van gezicht, in tegenstelling tot de strenge professor Van Arkel. Diens biologische klok week sterk af van de academische, waardoor hij vaker tien minuten te vroeg begon dan het Leidse kwartiertje te respecteren. ‘De anorganische collegezaal had zitplaatsen op een balkon, dat van achteren bereikbaar was. Nadat Van Arkel tien minuten te vroeg was begonnen, nam één van de studenten vijf minuten later op het balkon plaats, waarschijnlijk door zijn zenuwen maakte hij bij het binnenkomen wat lawaai. Hierop zei professor Van Arkel dat hij het volkomen ongehoord vond dat iemand te laat binnenkwam en zijn concentratie verstoorde! Het verweer van de betreffende persoon, dat hij meer dan op tijd was en de hoogleraar veel te vroeg was gestart, maakte niet de minste indruk op Van Arkel, die daarbij duidelijk maakte dat de hoogleraar het tijdstip van aanvang bepaalde en dat zijn college niet op deze wijze verstoord behoorde te worden.’ Bij de practica werden het meeste werk op de laboratoriumtafels gedaan. Zuurkasten of speciaal beveiligde ruimtes mochten alleen gebruikt worden bij mogelijk gevaar of te veel stank, waardoor het gebouw afhankelijk van de vakgroep rook naar benzeenverbindingen, zuren of aceton. Afsluitende verslagen werden vaak overgenomen van oudere studenten: ‘Er werd min of meer stilzwijgend vanuit gegaan dat de beste procedure
was goede verslagen van een oudere generatie studenten als basis voor het verslag te gebruiken. Ik was zo onverstandig niet in te gaan op dit type plagiaat. Dit heeft dan ook de beoordeling van mijn verslagen ongunstig beïnvloed.’ Toetsing voor bijvoorbeeld het practicum organische chemie geschiedde in donkerblauw driedeel voor de mannen. In het geval van Lugtenburg vond dit half uur mondelinge toetsing plaats in de kelder van de rechtervleugel, alleen bereikbaar door gebukt toegankelijke gangen. De faculteit kampte met een groeiend ruimtegebrek. Tot slot was er ook ruimte voor ontspanning, zoals het door het CDL georganiseerde Sinterklaasfeest. ‘Op 5 december werden, per jaar wisselend in de organische en de anorganische collegezaal, hoogleraren, assistenten en studenten bij Sint, die zich meestal iets te veel moed ingedronken had, geroepen.’ In het grote boek stonden dan wat opdrachten voor de hoogleraren. Het was Lugtenburg wel duidelijk: ‘Gedurende het optreden van Sint Nicolaas stond een “verklede heilige” hoger in status dan een hooggeleerde!’ Na het carrièreadvies van professor Havinga, om zich te richten op de fotochemie van vitamine D, promoveerde Lugtenburg tien jaar na het begin van zijn studie op dit onderzoeksgebied. Hoewel hij na zijn promotie twee jaar in Groningen en één jaar in Amerika heeft gewerkt, is hij altijd verbonden geweest aan de Universiteit Leiden. Zelfs na zijn vervroegde uittreding, nadat de ‘jongeren’ hem vroegen nog steeds college te blijven geven. ‘En ik blijf tot mijn zeventigste wel werken. Of langer!’ Na ruim veertig jaar werkt hij nog steeds aan fotochemische reacties die plaatsvinden bij het zien, met af en toe een uitstapje naar fotodynamische therapie van kanker. Normaal gesproken blikken we in deze rubriek vaak vooruit, maar deze terugblik laat goed zien dat Leidse studenten goed terecht komen! Bronnen: • ‘Om de biologie te leren begrijpen, moet je chemicus worden – Prof. Lugtenburg over de fotochemie van het zien’ door E.M. Meulenbroek • ‘Herinneringenboekje reünie 2010 – Een halve eeuw geleden, Johan Lugtenburg’ door Johan Lugtenburg, samenstelling Nel Koelewijn
Origin - Universiteit Leiden
5
SPECIAL
Names that stand like stone Whether you follow a lecture in the Sylvius Laboratory, do some lab-work in the Gorlaeus Laboratory’s LCP or try to find some far-off room in another building that resembles a maze, during your time studying at the Leiden University you can find yourself in all sorts of buildings where scientific research is conducted. The names of the buildings - Van Steenis, Sylvius or Snellius - also are somewhat confusing, as the link between the name and the building itself can remain somewhat vague. In the meantime much happens in these mazes; behind every door someone may be planning his or her potential Nobel Prizewinning experiment. In Leiden the buildings are sorted by the research that is conducted in them, so when you are working, your colleagues never will be far. Still the locations of different groups remain well hidden, until that one publication causes a department to receive media attention. The names of the buildings are in the spotlight every day. Every building is named after a recognized scientist who in the course of history has proven his duty in science. But do you know who the man behind the Gorlaeus building was? Or where Snellius conducted his research? In this article we describe how the buildings of the Faculty of Science were build and which is where. Also the scientists who lent their name to the buildings are reviewed.
BY: Mark Weijers, Dwayne van der Klugt
6
Origin - Universiteit Leiden
SPECIAL
Gorlaeus The person David van Goorle, better known under his Latinized name Gorlaeus, was a young genius who lived during a time just before the enlightenment, in the 17th century. He was born in 1591 and grew up in Friesland, in the small town of Conjum (now called Koarnjum). He started his study in Leeuwarden, where he was taught Latin and he continued his study doing philosophy at the Franeker University. The University of Franeker was built in order to prevent smart young minds moving from the areas of Friesland to the city of Leiden. Parents could keep an eye on their offspring and the money spent by students was kept in the province.
building, the disk-shaped building with lecture rooms and the ten floor tower where research is conducted. Within the disk shaped building you can find the largest lecture room of the entire university and the Netherlands. The room is really amazing, especially when all the 700 seats are filled with students.
Still Van Goorle moved to Leiden, where he started studying theology in 1611. The philosophy of Aristotle was taught here together with bible studies. Van Goorle criticized, amongst other things, the five elements Aristotle proposed to be the basis of everything, with The main subject of the tower was originally mainly arguments that now seem logical to us. ‘Fire is in our chemistry, but at this moment research is conducopinion not an independence, but a fortuity, and not difted in many life sciences fields as well. Here research ferent than an intense heat that has light grounded on groups specialized in fatness or oiliness of the organic chemistry, caburning compound.’ He 'Also when everyone around you has talysis, genetics, pharcame with an alternative an opposite opinion, the truth should be macology and toxicofor the five elements: the logy are located. The Cell idea of atoms that was defended' Observatory, situated on picked up by more scienthe ground level in the back of the building has brand tists during the enlightenment era. Due to his revolutinew facilities in cell imaging, making the visualisation onary ideas, he was discredited by the Dutch reformed of cellular dynamics possible. This facility makes this church, but it never got to a conflict. This was mainly kind of research possible by sharing the expensive equidue to the early death of Van Goorle at the age of 21. pment. The collaboration between different fields of As his story points out he encouraged unorthodox thinwork are encouraged by providing shared facilities. king. A motto of his was: ‘Also when everyone around you has an opposite opinion, the truth should be defended Also unique and new in the building is the NeCEN and you should see you teacher as an enemy. This is your facility, facilitating two new Titan Krios- transmiseternal task.’ A point of view that is still encouraged by sion electron microscopes, which can zoom in to the naming the Gorlaeus laboratory after him. molecular level and see the dynamics. The facility can The building be rented, opening access to this expensive laboratory The Gorlaeus laboratory as we know it was finished in equipment for companies and research groups from all 1971 and consistsof three complexes: the LCP practical over the country. read more >
Origin - Universiteit Leiden
7
SPECIAL
Huygens The person The Huygens laboratory, situated next to the Gorlaeus laboratory, is named after the Dutch scientist Christiaan Huygens. Christiaan Huygens, born in The Hague in 1629, grew up in an educational rich environment. He was a polymath excelling languages, music and also science. When he was sixteen, he started his study in law and mathematics at the Leiden University and continued studying in Breda. He always was more interested in math and he became a devoted scientist, funded by his father’s money. In later periods he received a chair in the Royal Society and he moved to Paris. Here he was at the centre of cultural and scientific Europe in the 17th century. Huygens was mainly fascinated by physical problems concerning extra-terrestrial bodies, wavelike behaviour and optics. He introduced an equation for centrifugal force and the pendulum equation. He described light as wave for the first time and experimented with acoustic interference. Also he invented a combination of lenses which resulted in a minimal colour shift in telescopes. He is of course famous for building the first precise clockworks. His drawings are as instructive and precise as one can expect from a scientist today. The detail of the drawings gives the feeling of looking at a painting, even giving an overview of his thoughts during the process of inventing. At the end of his life, believing in the idea of a deity in the rationalistic world he described all his life became impossible. He fell in depression and went back to The Hague and later to Voorburg. He died in 1695 at the age of 66. Huygens served as a great inspiration for scientists from that time until now. His laws and inventions are still being used by people all over the world.
The building In accordance with the person behind the building, the Huygens laboratory has been one of the three physics buildings present in Leiden.
8
Origin - Universiteit Leiden
When the 375th birthday of Huygens was celebrated in 2004, one of the buildings was named after him. Physics research fields in the physics buildings are theoretical physics, condensed matter physics, quantum optics (Huygens would be proud) and quantum biological and molecular physics. The Huygens building also has a wall with signatures of famous physicists like Erwin SchrĂśdinger and Max Planck, who spoke at the Colloquium Ehrenfestii held once or twice a month. The name and the building itself have physics history written all over it. In the Huygens laboratory (in the picture on the right) research in different fields is conducted, where the Oort building (left) houses physics and astronomy.
OORT The Oort building is named after the astronomer JanHendrik Oort, a scientist who lived from 1900 until 1992, who has contributed greatly in astronomy by participating in a project to build the VLT (very large telescope) in Chile and of course by many of his findings. He calculated the distance of the earth to the centre of the milky way (thirty light years) and its mass. Also, he predicted that a cloud of comets had a similar source, and this cloud is now called the Oort cloud. First, astronomy in Leiden was conducted in the astronomy observatory tower in the city centre. The move of a part of the physics department to the Huygens building resulted in a split between physicists and the astronomers. To make sure they could work together, the Oort building was contructed and finished in 1997, reuniting all physicists and astronomers.
SPECIAL
Snellius The person In 1580, a very intelligent boy was born in Leiden, named Willebrord Snell van Royen, which we still know under his Latin name Snellius. Snellius got into contact with the academic world at a very early age, because his father was a professor in mathematics at Leiden University. This made it possible for him to start studying there at the age of ten. He did not study mathematics, but law and classics. His father taught him mathematics personally. By the age of twenty, Snellius was already giving lectures. In 1600, Snellius took a two year study trip in which he met a lot of great minds, like Brahe and Kepler. During the years after this trip Snellius made a name for himself by producing excellent publications and translations. His hard work payed off; two years after his father’s dead he became professor of mathematics in Leiden, as successor of his father. Snellius produced more great works in his life. Three highlights are worth mentioning. In 1615 his calculations of the radius of the earth by the use of triangulation were only 4% off from the figure we now know to be true. Furthermore, he found a new way to calculate , the first breakthrough since ancient times. The last and probably best known work of Snellius is the law which is named after him: the law of refraction of light. The truth behind this law is a bit bitter; the law was only rediscovered by Snellius. He was the first to have the ability to test the law, which was first stated by Ibn Sahl in 984. Both Ptolemy and Witelo looked at the same law as well, but they both lacked the appropriate tools to test it. In 1626 Snellius died at the age of 45 or 46.
The building In the sixties, a new phenomenon reached Leiden University: computers. In 1962 the first of these machi-
nes was bought by the Faculty of Science. The computer had an incredibly fast 0,1 MHz processor and 50 kB of RAM memory. The problem in those days was the space required for such a machine and therefore a new building was created in 1971. This is the building we now know as the Snellius building. The need for computers grew very fast and the role of the Snellius building became more and more important. Next to the use of computers for scientific purposes, the computers were also used internally. The I-group was founded, so that they could be the key player in all information processes within our university. Not so long ago, the I-group became the ISSC. Next to the mainframes and offices of the ISSC, the Snellius building also houses two of the institutes of the Faculty of Science, namely the mathematicians of the MI and the computer scientists of the LIACS. The Snellius was only named after Willebrord Snell van Royen after the 2003/2004 renovation. During this renovation, the server rooms and the cafeteria were updated. It is said that the architect of the Snellius building used a sombrero as inspiration. With the angel of the main building at 10% and the big rain pipes which also connect to the ground in an angle, it is easy to see this could be true. Next to the law of refraction and the building, a crater in the moon was also named after this golden era mathematician.
read more >
Origin - Universiteit Leiden
9
SPECIAL
Van Steenis The person Cornelis Gijsbert Gerrit Jan van Steenis was a botanical biologist, born on the 31st of October in 1901, in Utrecht. In Utrecht he went to high school and after he graduated he went to the university where he got his PhD in 1927. Upon finishing his PhD, he moved out of Utrecht to Bogor (Java, Indonesia), where he remained until 1946. This was the start of a career that would give him the name of pioneer in Tropical Botany. In Java he worked as botanist in a botanical garden. This botanical garden is now known as Kebun Raya Bogor. It is the oldest botanical garden in Indonesia. It was founded in 1817 by dr. C.G.C. Reinwalt as a botanical garden and experimental station. During his time in Indonesia, Van Steenis became co-editor of the Tropische Natuur, the magazine of the Dutch-Indian association of natural history. When Van Steenis came back to The Netherlands, he became involved in the organization Flora Malesiana, which goal it was and still is to describe the flora of the Malesian area (Indonesia, Malaysia, the Philippines, New-Guinea, Singapore and Brunei). In 1950 he became director of the Flora Malesiana Foundation and he would remain in that position until his death in 1986. In 1951 he became professor in Amsterdam and in 1952 in Leiden. Van Steenis published a lot about the flora in the Malesian area and became member of the Royal Dutch Academy of Sciences (KNAW). In 1962 he became director of a predecessor of the National Herbarium of the Netherlands (NHN), the Rijksherbarium Leiden. He held this position until 1972. The NHN was not founded until 1999, as a decentral merger of three Herbaria, namely the Rijksherbarium Leiden, the Utrecht University Herbarium and the Herbarium Vadense. It now has a collection of over 5.5 million specimens. On May 14th 1986, Van Steenis passed away at the age of 84. Although long passed the age of retirement, Van Steenis remained scientifically active until the very last.
10
Origin - Universiteit Leiden
The building The building at Einsteinweg 2 is known to many students as the Van Steenis building, but the building was not called after professor Cornelis van Steenis until 9 years after it had been build. In 1987 a company named Infotheek built this office in an eighties style architecture. It was built as a location with both office and storage capabilities. Unfortunately for this company, it went bankrupt in 1993. After the bankruptcy, the building was vacant for two whole years. At that time, the Leiden University decided that the predecessor of the NHN, had to move. The NHN was up until that moment located in the center of Leiden, but the buildings in which it was located were no longer suitable for storing the delicate dried plant collections. The building at Einsteinweg 2 was appointed as the new location for the NHN. After renovating and renaming the building after Cornelis van Steenis, the Dutch queen opened the Van Steenis building on June 11th, 1996. The Van Steenis building is still used by the NHN, but is also well known by the first year biology students, who follow some of their courses here. Furthermore, the Institute of Environmental Science is located here as well. The Van Steenis building is not the only thing named after Van Steenis; a street in Oegstgeest and a genus of plants are also named after this excellent professor.
SPECIAL
Sylvius The person On May 11th, 1614 Franz de le BoÍ was born in Hanau, Germany. In those days it was rather normal to use your Latin name in science, so Sylvius is the Latinization of de le BoÍ, which both translates as 'of the woods'. Sylvius studied medicine in Sedan, France, but shortly after he went to Leiden to study medicine as well. During the following years he made some tours through Jena and Wittenberg. In 1639 he returned to Leiden to teach. In 1641 he opened a lucrative medical center in Amsterdam, but went back to Leiden in 1658 to be appointed professor of medicine. For this he received an unusual high salary of 1800 guilder, twice the normal amount for a professor. He lived at the Rapenburg 31 and while there, he collected an impressive art collection of over 190 paintings. Sylvius based his medical system on the then recent discovery of the circulation of the blood by William Harvey. Sylvius thought that most of the normal and pathological life took place in the blood and that therefore most medical problem should be explained and treated chemically. Because living matter contains salt, Sylvius was convinced that chemical imbalances consisted of an excess of acids or alkali and he devised drugs to counteract these conditions. During his time as a professor in Leiden, he became one of Europe’s most outstanding teachers. He, for instance, introduced ward instruction in medical education. Furthermore Sylvius was the initiator of the first university chemistry laboratory. With this laboratory and his new education of iatrochemistry (chemistry for physicians) he made the Leiden University world famous. Next to his great performance in chemistry and education, Sylvius also made some discoveries. He found the Sylvian fissure in the human brain, for instance. The discovery of the liquor Jenever is also thought to be one of Sylvius, but it cannot be said for sure.
The building The construction of the Sylvius Laboratory has quite a
history. In the late fifties the drawings of the new large building showed multiple towers. The towers were supposed to be built in a diagonal fashion, but still linked through centrepieces. By the time the construction started, only tower six and tower seven were to be built. Just after the start of the build in 1961, the local authorities of Leiden en Oegstgeest came into play. Because the building is right on the border between Leiden en Oegstgeest, they could not decide who was responsible for the building in case of emergencies. The plan was revised and the build site moved a couple of hundred meters into the Leiden area. After four years of delay the build finally started again in 1965. Construction was finished in 1971, but disaster struck again. It could not be decided who should become the new inhabitant of the state of the art Sylvius Laboratory. It took until 1974 to make a decision and up until 1975 to completely finish the building including its interior. In the period from 1974 until 2006 the Sylvius was inhabited by medical researchers, who moved to the new LUMC research building in 2006. The Sylvius was then thoroughly renovated to suite the researchers of the Institute of Biology Leiden (IBL) who moved in from different other buildings to be united in this large laboratory. All the biology students come here for their courses. The smaller building in front of the Sylvius Laboratory was built in 1998. Construction of this addition was also far from perfect; miscommunications led to delay. In 2001 Biopartner started in the new Building Three. Biopartner is an incubator, a place where start-ups and spin-offs of Leiden University can grow to become an independent company.
Origin - Universiteit Leiden
11
BÈTAVRAAGBAAK
Homo universalis, extinction or revival? BY: Carlos de Lannoy
Very few current-day natural scientists would consider themselves to be an authority on several sciences; a theoretical physicist does not normally discover new fungal species and a naturalist does not contemplate on the existence of a particle. Also, neither of them would consider crossing pencils with a contemporary painter. In fact, by continuously deepening our understanding of the world and the universe around us, man made it fairly hard for even the brainiest of us to stay on the top of multiple sciences fields, let alone combining this with an artistic career. The result: a modernday scientist specializes himself in increasingly smaller subjects, which makes it easier to learn and understand everything about it. In contrast, scientists from ancient Greece to Renaissance Italy found the time to immerse themselves in a variety of scientific fields and fine arts. Examples of such mastodons of knowledge, who later became known as Homo universalis, polymaths or Renaissance men, include Aristotle and Leonardo da Vinci. Although seemingly necessary, increasing specialisation is also reason for concern, as it may result in tunnel vision; eventually, no-one may be able to connect the dots between separately studied fields. May there still be a place for Homo universalis in our society? Or does the vast amount of available information render such a position impossible?
dition, like some suggest? And what about linguistic skills? To set a definition, it may prove useful to analyse the man who is considered the archetype polymath; Leonardo da Vinci.
Science and art
Another way to define the Renaissance man is given by Baldassare Castiglione, who literally wrote the book on becoming one. In his ‘Book of the Courtier’, he depicts the perfect companion for a king as a fighter, musician and scientists, but also an eloquent speaker and passionate lover [1]. Although a courtier is not the same as a Renaissance man, Castiglione’s description is frequently mentioned as a recommended literature for beginning Renaissance men. Although we do not know much
To answer these questions, a sharp definition of the Renaissance man (or woman, of course) is necessary. However, the title remains an unofficial one, which is granted when someone is publicly thought to deserve it, and usage of the term has been loose. Does a Renaissance man need to make valuable contributions to various scientific areas, or is a deep understanding sufficient? Is he also required to be in top physique con-
12
Origin - Universiteit Leiden
Early biographers describe Da Vinci as more than a few steps above mere mortals. Giorgio Vasari strikingly depicted the spirit in 1562, when he wrote that Da Vinci was ‘an artist of outstanding physical beauty, who displayed infinite grace in everything that he did and who cultivated his genius so brilliantly that he solved all problems that he studied with ease.’ Although some feats of Da Vinci reported by Vasari are now considered slightly exaggerated – such as his alleged ability to bend a horseshoe with one hand – there is no denying that his interests stretched far. While his paintings and drawings include widely known masterpieces, his skills in engineering are his best known feat in sciences and are even referred to as ‘prophetic’ by some. His notes also include work on other subjects, such as mathematics and anatomy, but at the time, he hardly made any impact in these fields, firstly because he was largely unschooled in these subjects and secondly because he never published this work. Thus, if Da Vinci is considered the archetype Renaissance man, then making public contributions to several fields is apparently not necessary.
BÈTAVRAAGBAAK
"To what extent is living anonymously still possible in our modern society?" Denk mee en stuur je (onderbouwde) mening naar de Origin Redactie via originredactie@gmail.com!
about Da Vinci’s skills as a lover, we see an overlap between Da Vinci and Castiliogne’s description in the interest for several sciences (though important contributions are again not mentioned) and an interest in diverse arts (like rhetoric and music, as Castiglione mentions).
with his Manhattan project colleagues. Honourable mentions also go to Brian May, who is known by most as the guitarist/singer songwriter of the band ‘Queen’, but also earned a PhD in astrophysics; and Jonathan Wolfe Miller, opera director, actor and medical doctor.
Summarizing, the most important characteristics of a Renaissance man appear to be a thorough understanding of several hard sciences, combined with proficiency in one or more fine arts. Making significant contributions to said scientific fields is optional.
Although the term ‘Renaissance man’, may be a bit misplaced, the call for more generalist academics can be heard from multiple corners of society. An example is found in medicine, where more integration of social sciences into the study of biological structures is proposed [2]. In biology, this trend is also seen in the rising popularity of systems biology; a new field of study, specifically designed to make connections between other biological fields, from biome to molecular level.
Present day specimens With the term ‘Renaissance man’ sufficiently defined, we can proceed in assessing its chances of survival in the current world. What problems would a person have to overcome to become a modern-day Renaissance man? Is there currently one among us? Whether or not Renaissance men are able to exist depends on the ability of humans to combine absorption of the vast amount of information required to stay on top of several fields, with the ability to express himself creatively. As it turns out, some living and recently deceased people meet these criteria at least partly. Perhaps the greatest almost-modern-day Renaissance man is Richard Feynman; the theoretical physicist best known for his contributions to the ‘Manhattan project’ (that is, the development of the atomic bomb), also worked on quantum computing and nanotechnology, while occasionally dabbling in microbiology. He also proved to be an excellent writer, producing semi-autobiographies as well as lectures that are still considered the best introduction to physics. Additionally he liked to exhibit his (admittedly modest) musical skills on native-American drums, earning him the nickname ‘Injun Joe’
Homo universalis 2.0 Although Homo universalis may seem like a ‘species’ that is continuously on the brink of extinction, some think that our modern information technology will give rise to a new generation. With massive amounts of information at our fingertips on the internet, the new Renaissance man may not necessarily know much, but is able to look it up in an efficient way [3]. Some obvious drawbacks are the disputable reliability of many sources on the internet, and the fact that some information simply is not digitally available (although numerous digitalisation projects are making an admirable effort), but it cannot be denied that access to multiple scientific knowledge is enhanced. Could this be the dawn of Homo universalis 2.0? If so, then a golden age may be ahead of us. References: 1. Castiglione, B., The Book of Courtiers. 1528. 2. Piko, B.F. and W.E. Stempsey, Physicians of the future: Renaissance of polymaths? The Journal of the Royal Society for the Promotion of Health, 2002. 122(4): p. 233-237. 3. Trusko, B.E., Can innovation be a Science? International Journal of Innovation science, 2010. 2(3): p. i.
Origin - Universiteit Leiden
13
Faculteit
Afscheid prof. dr. Sjoerd Verduyn Lunel Op 31 augustus heeft de Faculteit der Wiskunde & Natuurwetenschappen afscheid genomen van prof. dr. Sjoerd Verduyn Lunel, die de laatste vijf jaar decaan van de faculteit is geweest. Origin schoof eind augustus bij de decaan aan om te praten over deze vijf jaar, de toekomst van de faculteit en de uitdagingen voor zijn opvolger, prof. dr. Geert de Snoo. Een interview met de nieuwe decaan van de faculteit zal in januari in Origin te vinden zijn. door: Dwayne van der Klugt
Dertien jaar na uw komst naar de Universiteit Leiden, waar u bijna vier jaar als wetenschappelijk directeur van het Mathematisch Instituut en vijf jaar als decaan van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen heeft gefungeerd, neemt u binnenkort afscheid. In dit interview wil Origin graag ingaan op uw vijf jaar als decaan. In deze periode is er binnen de Universiteit Leiden en onze faculteit, maar ook daarbuiten veel gebeurd. Terugkijkend op deze jaren, waar bent u dan zelf het meest trots op? Het is natuurlijk een lastige vraag, maar het meest trots ben ik wel op het de manier waarop de faculteit nu als geheel functioneert. Hoe we met elkaar een vitale science community hebben gerealiseerd. Ik zie het decanaat als rentmeesterschap, je moet koesteren en versterken wat goed is. Dit moet dan gebeuren binnen de geldende randvoorwaarden. Een goed voorbeeld van zo’n randvoorwaarde is de organisatiestructuur van de faculteit. Deze is met haar indeling in instituten historisch altijd zo geweest en dat heeft ook altijd goed gefunctioneerd. Het idee is dan om binnen die randvoorwaarde voor een optimaal resultaat te zorgen. Wanneer een decaan samen met de instituten binnen deze en de andere randvoorwaarden de prestaties van de faculteit kan optimaliseren, dan gaat het goed. Ik heb het gevoel dat het optimalisatieproces in de afgelopen jaren goed is verlopen en daar ben ik trots op. Ik had niet durven dromen dat de faculteit er bij mijn afscheid zo goed voor zou staan!
14
Origin - Universiteit Leiden
Kunt u een misschien nog een voorbeeld uit de praktijk geven? De profileringsgebieden zijn een mooi voorbeeld. Samen met alle instituten zijn we tot een duidelijke profilering van onze faculteit gekomen. Deze profilering, in twee verhalen, zorgt voor een duidelijk gezicht van de faculteit. Enerzijds is er de ‘Bioscience: the biobase of health’, waarin de moleculaire basis van het leven centraal staat en al ons onderzoek en onderwijs op het gebied van het begrijpen van ziekten en het ontwikkelen van geneesmiddelen is samengevoegd. Aan de andere kant staat de ‘Fundamentals of science’, waarin ons onderzoek en onderwijs op het gebied van de fundamentele natuurwetenschappen is samengevoegd. De profileringsgebieden die tot stand zijn gekomen, geven een waarom, wat en hoe voor onze faculteit, in de huidige tijd. De tijd is nu rijp voor deze manier van profileren, bijvoorbeeld met een duidelijke rol voor W&N in een samenwerkingsverband met het LUMC en Bio Science Park. In de profileringsgebieden zijn de instituten samen meer dan de som der delen, mijn rol daarbij is om die som bij elkaar te houden en de grote lijnen zichtbaar te houden, daar waar instituten de natuurlijke neiging hebben om wat meer individualistischer te werken.
Faculteit
Het samenwerken tussen instituten kan natuurlijk verder Wetenschappelijk Directeur Science, alleen heb ik niet gaan dan alleen een samenwerkingsverband. Zeker op het een specifieke opleiding of onderzoeksgebied onder gebied van onderwijs ontstaan er door het land brede bamijn hoede. Ik bedoel hiermee te zeggen dat je ook iets chelors, bijvoorbeeld de Science Bachelor in Amsterdam. van de instituten kan vragen en verwachten. Sommige Hoe ziet u de toekomst van onze opleidingen in dat licht? mensen vinden dat een decaan alleen moet faciliteren, De academische wereld moet niet collectief hetzelfde maar dat vind ik niet genoeg. Soms moet er gewoon iets antwoord geven op dezelfde vraag. Iedere instelling gebeuren. moet omgaan met de omgeving op een manier zoals Sommige mensen denken dat je op die manier werkt, dat bij die instelling past. De manier waarop wij met je de wetenschappers van hun academische vrijheid onze instituten werken, dus vanuit een monodiscipliberooft. Maar dit is niet het geval; academische vrijnaire basis, is kenmerkend voor Leiden. Dit betekent heid staat namelijk niet gelijk aan vrijblijvendheid. natuurlijk niet dat wij ook de uitdaging niet zien om Vrijblijvendheid kunnen wij ons ook niet meer veroormultidisciplinariteit inloven, in onderwijs vulling te geven binnen en onderzoek gaat onze faculteit en hier is 'Het is tijd om wat verloren tijd als docent het namelijk ergens een duidelijke rol voor om en dat betekent en onderzoeker goed te maken!' de decaan. Belangrijk dus ook dat er veruitgangspunt blijft dat antwoording kan er voor multidisciplinaiworden gevraagd, re samenwerking een monodisciplinaire basis nodig is. zonder dat dat het waardevrije onderzoek in de weg Traditioneel hebben we daarom ook het onderwijs bij staat natuurlijk. de instituten ondergebracht zodat al onze studenten in een onderzoeksomgeving les krijgen en gebruik maken Rest de vraag, wat gaat u na september doen? van apparatuur en labs die ook door onderzoekers worHeel mijn leven heb ik het leuk gevonden om nieuwe den gebruikt. Om invulling te geven aan de noodzadingen te doen. Ik zeg ook graag ‘ja’ tegen nieuwe uitkelijke multidisciplinariteit maken we in het onderwijs dagingen. Zodoende kwam ik uit bij de Universiteit gebruik van minoren; een bachelor student van W&N Utrecht, waar een mooie uitdagende positie vrij kwam, moet de mogelijkheid hebben om eens aan het bed van die goed inhoudelijk aansluit op wat ik wil doen. Door een patiënt te staan en een student van het LUMC moet vaak ‘ja’ te zeggen op dit soort uitdagingen, blijf je jezelf hier kunnen meedraaien in een het lab. ontwikkelen. Zo heb ik enorm veel geleerd in mijn tijd als decaan, zeker op het gebied van de Life Sciences, een gebied waarmee je als wiskundige niet veel mee in aanVanaf één september zal Geert de Snoo u opvolgen als raking komt. Al deze opgedane kennis wil ik dan ook decaan, wat zal voor hem een grote uitdaging worden? weer heel graag gebruiken in mijn toekomstige onderZoals ik al zei is het de rol van de decaan om de instizoek. Zo ben ik bezig met een project in samenwerking tuten bij elkaar te houden, als één faculteit. We hebben met het Astma Fonds. Heel spannend voor mij. twee sterke profileringsgebieden, nu is het van belang Natuurlijk heeft ‘ja’ zeggen ook zijn mindere punten, daarmee verder te gaan. Naarmate de tijd vordert zal het steeds meer energie kosten om alle partijen met de het heeft als gevolg dat je ook ‘nee’ moet zeggen tegen neuzen dezelfde kant op te laten blijven staan. Toch is dingen waar je tot dan toe mee bezig was. In dit geval het belangrijk dat wij onze identiteit versterken, want betekent dat het stoppen van het decanaat. Ik doe dat pas dan kunnen om ons heen gaan kijken om met meer dan ook niet omdat ik het niet leuk meer vind, maar partijen samen te gaan werken. Dan kunnen wij onze omdat ik graag weer ‘ja’ wilde zeggen tegen een nieuwe lokale sterktes inbrengen in regionale clusters, bijvooruitdaging nu op het onderzoeksgebied, na negen jaar beeld met de TU Delft en/of het Erasmus (Rotterdam). lang besturen. Het is tijd om wat verloren tijd als docent Ik zie de rol als decaan van W&N eigenlijk als een en onderzoeker goed te maken!
Origin - Universiteit Leiden
15
CENTErFOLD
BY: Dwayne van der Klugt Photo courtesy of Johan Detollenaere
Old Observatory In 1861 a new observatory for the astronomers in Leiden was build. One of the driving forces behind this build was Frederik Kaiser, who wanted this new observatory so that the astronomers could extend their research. Allegedly that Kaiser waited with the build of the ‘Sterrewacht’ until the prefect of the Hortus Botanicus was away on a two year long trip to Asia. By doing this he was able to build his observatory right were he had planned it, in the middle of the Hortus Botanicus. In 1974 the astronomers of Leiden moved out of the ‘Sterrewacht’ and therefore the building is nowadays known as the ‘Oude Sterrewacht’ or old observatory. In 2009 the building was completely renovated and you can see the stunning result on this centerfold. If you want to visit the ‘Oude Sterrenwacht’, you can find more information on the website of the Hortus Botanicus.
16
Origin - Universiteit Leiden
CENTErFOLD
Origin - Universiteit Leiden
17
CULINAIRE CHEMIE
Culinaire chemie met
professor Frans van Lunteren Een bordje pap, wat groente en een gekookt ei Het idee van de rubriek Culinaire Chemie is dat we een professor vragen een maaltijd te bereiden die verband houdt met zijn werkzaamheden aan de faculteit. In dit geval mogen we blij zijn dat professor Frans van Lunteren hier geen gehoor aan gegeven
M enu
heeft. De hoofdrolspelers binnen zijn vakgebied, de geschiedenis van de natuurwetenschappen, staan nu niet bepaald bekend om hun grote eetlust.
Door: Annette Emerenciana, Joris Voorn
CH EF Prof. Dr. Frans van Lunteren Bezet de Teylers Leerstoel Geschieden is van de Nat uur wetenschappen aan de Facu lteit der Wiskunde en Nat uur wetenschappen van de Universiteit Leiden Deeltijd hoogleraar Geschieden is van de Nat uur wetenschappen, Wiskunde en Informatica aan de Vrije Universiteit in Amsterdam Hoofd van de afdeling Algemene vorm ing aan de Facu lteit der Exacte Wetenschappen van de Vrije Universiteit in Amsterdam
•
Hoofd GER ECH T
Lasagne gemaakt met bladerdeeg, geha kt, tomatenpuree, ui, uitgebak ken ontb ijtspek en buffelmozarella.
•
BIJGERECHT Salade met een dressing van hon ing, Japa nse kikkomansaus, dijonmosterd en Spaa nse olijfolie.
•
NAGERECHT Roomijs met walnoten en kara melsaus
18
Origin - Universiteit Leiden
.
CULINAIRE CHEMIE
Wanneer we bij de professor thuis arriveren, duiken we direct de keuken in. Een ovenschaal wordt bekleed met bladerdeeg: er staat lasagne op het menu. Om het iets pittiger te maken voegt de professor wat uitgebakken ontbijtspek toe. De gebruikelijke bearnaisesaus wordt vervangen door mozzarella. Een wijze les volgt. ‘Koop altijd mozzarella gemaakt van buffelmelk. Die is dan wel iets duurder, maar er zit ten minste smaak aan, in tegenstelling tot die van koeienmelk.’ We zijn benieuwd!
gevuld is, volgt nog een verhaal over een vooraanstaand filosoof. ‘De Oostenrijker Wittgenstein ging een weekend logeren bij een vriend. Die verwachtte dat hij wel honger zou hebben na de lange reis en had een uitgebreide maaltijd voor hem bereid. Nadat Wittgenstein klaar was met eten zei hij: “dit gaan we dus niet meer doen, hè. We spreken af dat we van nu af aan ’s ochtends een bordje pap, ’s middags wat groente uit de tuin en ’s avonds een gekookt ei eten.”’
Persoonlijke geschiedenis De professor is thuis meestal degene die kookt, maar noemt zichzelf geen culinair genie. Ingewikkelde recepten zijn niet aan hem besteed, zeker niet doordeweeks. Dan moet het eten met twintig minuten op tafel staan. ‘In het weekend wil ik nog wel eens uitgebreid koken, maar nooit erg subtiel. Ik vind het leuk grove dingen te maken, zoals een kalkoen vol proppen met kastanjes en dat in de oven smijten.’
Op de middelbare school blonk de professor uit in wiskunde. Natuurkunde interesseerde hem niet zo veel, het was veel te ingewikkeld en toegepast. Toch koos de professor voor een studie Natuurkunde in Utrecht. ‘Wiskunde is een mooie geordende wereld, waarin je kunt wegvluchten. Met mijn aanleg bestond het gevaar dat ik dat ook zou doen. Dat leek me geen verstandig idee.
Wetenschappers en eten
Tegenwoordig heb je heel veel toegepaste wiskunde, maar in mijn tijd was het toch vooral de zuivere wiskunde waar alles om draaide. Ik dacht, natuurkunde is toch voor de helft wiskunde, maar dan gaat het ook nog ergens over, dus misschien is het beter om dat dan te gaan doen.’
'Wiskunde is een mooie geordende wereld, waarin je kunt wegvluchten.'
Mythes over wetenschappers en eten zijn er legio, aldus de professor. ‘Zo kreeg Newton rond etenstijd eens een vriend op bezoek om iets te bespreken. De vriend werd door bedienden naar de eetkamer geleid, al waar op tafel een schaal met zo’n grote deksel erop stond. Newton was nog in geen velden of wegen te bekennen. Na een half uur kreeg de vriend honger en werd wat ongeduldig. Hij tilde de schaal op en er lag een malse kip uit de oven. Hij at de kip op en legde het deksel weer netjes terug. Toen Newton binnen kwam, tilde hij het deksel op en zei: “wat zijn wij filosofen toch verstrooid, ik dacht warempel dat ik nog niet gegeten had.” Over bijna alle wetenschappers hoor je dit soort verhalen’, legt de professor uit. ‘Die doen het goed in de beeldvorming. De onderliggende boodschap is dat wetenschappers mensen zijn van de geest, die niet geven om lichamelijke geneugten. Daar heb ik overigens in het geheel geen last van. En Newton ook niet, hoor. Volgens omstanders was Newton op zijn oude dag zo dik, dat zijn armen uit zijn koets staken.’ Dan, alsof de professor even wil onderstrepen hoe gelukkig we mogen zijn dat de tafel vanavond zo goed
Gedurende zijn studie volgde hij een groot aantal bijvakken, één van deze bijvakken was toch wel heel bijzonder. Hij volgde het vak theoretische fysica bij de beroemde Nobelprijswinnaar Gerard ’t Hooft. Voor dit vak heeft hij een mondeling tentamen afgelegd. ‘Hij schreef allerlei formules op het bord, iets dat helemaal niet met de collegestof te maken had. Toevallig had ik daar iets over gelezen, dus ik kon dat uitwerken. Ik had er wel moeite mee. 't Hooft was een wiskundig wonder, hij vond dat ik het ook moest kunnen terwijl ik dat nooit had gehad. Dus met enige moeite wist ik dat tot een goed einde te brengen en ik was enorm trots op mezelf dat ik dat gedaan had. Ik dacht dat hij daar wel van onder de indruk zou zijn. Terwijl ik druk bezig was met de vergelijkingen, was hij een artikel aan het lezen en na een tijdje kwam hij kijken wat ik uitgespookt had. Dit deed hij tamelijk ongeïnteresseerd, want het was een drukbezet man. Na een lees verder > Origin - Universiteit Leiden
19
CULINAIRE CHEMIE
paar vragen over de collegestof keek hij mij een beetje kritisch aan en zei toen "een zesje". Uiteindelijk kwam ik erachter dat theoretisch fysici het niet eens in hun hoofd haalden om een mondeling aan te vragen bij ’t Hooft. Dus die zes was zeker een triomf.’ Na zeven jaar studeerde de professor cum laude af in de natuurkunde, maar had geen idee wat hij wilde doen. Toevallig kwam hij een vacature tegen voor een promotieplaats bij het instituut voor de geschiedenis van de natuurwetenschappen in Utrecht. ‘Ik had een bijvakje gedaan in geschiedenis en dacht dat het misschien wel wat zou zijn. Dus ik heb daar tamelijk vrijblijvend gesolliciteerd. Tot mijn stomme verbazing kreeg ik toen die baan. Zonder enig benul te hebben wat geschiedenis eigenlijk is, want ik had zelfs geen eindexamen geschiedenis gedaan. Maar ik ging het steeds leuker vinden, tot op de dag van vandaag.’
Vanwege het mooie weer staat deze buiten. Op een enkele passerende trein na, voert het getjilp van de vogels de boventoon. De professor woont inmiddels al weer een tijdje in deze rustige wijk in Utrecht, terwijl verhuizen hem niet ongewoon is. Zo woonde hij de eerste drie jaar van zijn leven in Singapore, vanwege het werk van zijn vader. Na korte tussenstoppen in Soestduinen en Huis ter Heide, nabij Zeist, vertrok het gezin voor twee jaar naar Jakarta. Daar ging de jonge professor voor het eerst naar school, alvorens definitief terug te keren naar Nederland. In eerste instantie naar Zeist, later naar Utrecht voor zijn studie. Goede herinneringen heeft de professor aan zijn tijd in Indonesië. ‘De Nederlandse school in Jakarta was heel klein, heel knus, twintig kinderen en twee onderwijzeressen. De mensen waren meer een soort familie, het schoolgebouw meer een huis. Toen ik terug ging naar Nederland kwam ik in een jongensklasje met allemaal rechte houten bankjes op een rij. Van die hele huiskamersfeer die ik gewend was kwam ik opeens in een militaire discipline terecht. Dat was wel even een omslag, net als het klimaat. We hadden een mooi huis in Jakarta en in de weekenden gingen we vaak naar een bungalowtje van kennissen in de bergen, dat was ongelooflijk mooi. Waarschijnlijk zijn mijn herinneringen aan Indonesië heel erg geïdealiseerd, maar het is een beetje of je uit het paradijs verdreven bent.’ De professor geeft toe dat dat nog steeds een beetje zo voelt. Toch is hij nooit terug gegaan. ‘Dat zal ik nog wel een keer doen. Maar omdat mijn jeugdherinneringen zo geïdealiseerd zijn, kan het eigenlijk alleen maar tegenvallen.’
'Het is alsof je uit het paradijs verdreven bent'
Leiden Het leuke aan zijn werk vindt de professor dat hij zich ongestraft met alles dat hem interesseert bezig mag houden. ‘Geschiedenis van de natuurwetenschappen raakt aan kunstgeschiedenis, politieke geschiedenis, economische geschiedenis, geschiedenis van de filosofie, eigenlijk aan alles. Tegenwoordig hoor je als wetenschapper bijna alles te weten van bijna niets, maar daar heb ik erg veel moeite mee. Ik vind het leuker om van alles wat te weten. Ik ben meer een generalist.’
Roots Het gesprek speelt zich inmiddels af aan de eettafel.
20
Origin - Universiteit Leiden
Sinds 2008 combineert professor van Lunteren zijn werk aan de Vrije Universiteit in Amsterdam met de Teylers Leerstoel Geschiedenis van de Natuurwetenschappen in Leiden. Deze leerstoel werd ooit in het leven geroepen om de lasten van de grote Nederlandse natuurkundige Hendrik Anton Lorentz wat te verlichten. Deze was gefrustreerd vanwege de geringe laboratoriumruimte die Kamerlingh Onnes met zijn onderzoek bij lage temperaturen voor hem over liet. Daarnaast werd de werkdruk hem wat te veel, mede door de vele colleges die hij van dezelfde, vaak zwak, ziek en misselijk zijnde Onnes moest
CULINAIRE CHEMIE
overnemen. Daarop kreeg hij een aanstelling als conservator van het Teylers Museum in Haarlem en een bijzonder hoogleraarschap in Leiden. Naast één ochtend per week college in Leiden, had hij in Haarlem de tijd om onderzoek te doen in zijn laboratorium aldaar en om zijn internationale activiteiten te ontplooien. De professor kent ook de geschiedenis van de leerstoel op zijn duimpje. ‘Na de dood van Lorentz volgde Adriaan Fokker hem op als conservator in Haarlem en kreeg daarbij ook een bijzonder hoogleraarschap in Leiden. Vervolgens is de leerstoel door verschillende natuurkundigen overgenomen. Toen het laboratorium in het Teylers Museum gesloten werd en alleen het museum overbleef, vond men het niet meer zo zinvol natuurkundigen aan te stellen. Daarop is besloten de opdracht te veranderen van natuurkunde naar geschiedenis van de natuurwetenschappen. Ondertussen sta ik wel in een rijtje van beroemde natuurkundigen die de leerstoel hebben gehad. Dat is wel leuk.’ Op de vraag wat de belangrijkste gebeurtenis is geweest in de geschiedenis van Leiden antwoordt de professor dat het vloeibaar maken van helium toch wel een zeer belangrijke ontdekking was voor Leiden. Heike Kamerlingh Onnes heeft het in 1908 gepresteerd om helium vloeibaar te maken in zijn cryogene laboratorium, dat temperaturen kon bereiken van minder dan een graad boven het absolute nulpunt. Dit feit maakte dat Leiden een lange tijd de koudste stad van de wereld werd genoemd.
De mensen achter de wetenschap De professor heeft al vele artikelen op zijn naam staan en de kern van zijn onderzoek ligt volgens hem bij de mensen achter de belangrijke ontdekking. ‘Ik houd me meer bezig met natuurwetenschap als menselijke bezigheid. Als historicus ben je toch vooral geïnteresseerd in de mensen die de theorie bedacht hebben of een begrip geïntroduceerd hebben. Meestal zijn er allerlei tijdgebonden zaken die bepaald hebben hoe ze dat deden. Deze invloeden veranderen na verloop van tijd en ik vind het leuk om dat te traceren.’ Op de vraag of hij eigenlijk nog wel aan onderzoek doen toekomt met zijn drukke schema, antwoordt de professor dat hij een ‘hit-and-run’ techniek heeft ontwikkeld om er nog enigszins aan toe te komen. Hij duikt dan de archieven in om bijzondere vraagstukken op te duiken. Zo heeft hij zich ooit met een promovendus op het archief van Ehrenfest gestort. ‘In het museum Boerhaave zit een heel groot Ehrenfest archief met al zijn brieven aan mensen zoals Lorentz en Einstein en aan andere kennissen. Ehrenfest was een van de weinige mensen die in elke brief volledig zijn hart uitstortte, dus hij schreeuwde zijn leedwezen uit als hij depressief was of hij jubelde van vreugde als het goed met hem ging, wat weinig mensen doen. Af en toe was hij echt volstrekt depressief en was er geen redden meer aan. Dan wilde hij eigenlijk alleen maar dood en dat schreef hij dan ook aan Einstein. Dat vertelde hij ook gewoon rustig aan zijn studenten. Dan stortte hij zijn hart uit voor een groep achttienjarigen die net uit de provincie kwamen en die huizenhoog tegen de hoogleraar met zijn Duitse accent opkeken, die vertelde dat hij het niet meer zag zitten. Dat was vast behoorlijk heftig voor ze.’
'Ehrenfest was een van de weinige mensen die in elke brief volledig zijn hart uitstortte'
Huidig onderzoek De professor is op dit moment bezig met een project waarin hij het begrip natuurwet nader onderzoekt. Hij kijkt naar de vraag waarom bepaalde generalisaties de status van natuurwet krijgen en hij deelde zijn bevindingen met ons. ‘Natuurwetten zijn zelden bedacht door degene waar ze naar genoemd zijn. Het hangt vaak van toevalligheden aan elkaar, soms wordt iets een natuurwet genoemd terwijl andere wetten die De idyllische tuin.
lees verder > Origin - Universiteit Leiden
21
CULINAIRE CHEMIE
fundamenteler zijn nooit die term krijgen. In de 19e eeuw kregen heel veel generalisaties in de natuurkunde de status van natuurwet, in de biologie gebeurde dit gek genoeg niet. Darwin heeft zijn mond vol in zijn boek ‘The origin of species’ van natuurwetten, maar geen enkel principe in zijn boek wordt een natuurwet genoemd. In de 20 e eeuw verandert dat, maar gek genoeg houden de natuurkundigen volledig op met nieuwe wetten natuurwetten te noemen. Ze noemen het een principe of een relatie of een effect of postulaat of een vergelijking, maar ze noemen in één klap niets meer een wet. Dus de vraag is: wat is hier aan de hand? Het is altijd een symptoom van een dieper liggende oorzaak. Dat soort dingen vind ik interessant, dat soort vragen die niemand zich ooit gesteld heeft. Die als je erover nadenkt eigenlijk heel vreemd zijn.’ Naast geschiedenis is de professor ook geïnteresseerd in hedendaagse ontwikkelingen van verschillende vakgebieden. ‘De biologie is heel erg veranderd, vroeger had het te maken met planten en beestjes maar nu ligt de nadruk steeds meer bij cellen en moleculen. In Leiden doen ze nog wel iets aan evolutiebiologie en ecologie, maar de nadruk ligt toch bijna overal op de moleculaire biologie. Eigenlijk is het onderzoeksgebied na de oorlog overgenomen door de natuurkundigen. Zij hebben massaal de biologie geïnfiltreerd en hebben die hele biologie herleid in de richting van moleculaire biologie. Mensen zoals Watson en Crick, en bijna alle natuurkundigen die gewerkt hebben aan DNA, die de biologie een interessant terrein vonden om zich in uit te leven.’ Op dat moment beginnen de vogels ons te overstemmen en dat geeft ons de gelegenheid om de laatste hapjes lasagne met salade te eten. Wanneer het gezang enigszins verstomd is, wordt het interview vervolgd met deze luidruchtige wezens als onderwerp. ‘Je hebt twee soorten zangvogels: de ene zingt een lied dat genetisch bepaald is, de andere helft zal geen noot zingen als ze dat niet van hun ouders aangeleerd krijgen.
dingen nooit zo simpel zijn als ze lijken.’ Wij verhuizen het gesprek naar de woonkamer, omdat het buiten al wat kouder wordt.
Commissies De professor is naast zijn eerder genoemde bezigheden ook lid van talloze commissies in Leiden. Hij is onder andere lid van de historische commissie van de Universiteit Leiden en de Studium Generale commissie. Ook zit hij in de gastschrijver commissie: ‘Dit is erg leuk, omdat je dan met al die literatuurpausen gaat vergaderen over wie er volgend jaar als gastschrijver bij letteren wordt uitgenodigd. Dan ga je uit eten met mensen zoals Arnon Grunberg.’ De professor is ook lid van het bestuur van de vrienden van de UB, die geld inzamelen voor het onderhoud van vooral de bijzondere collecties. ‘Wat voor mensen zoals ik tegenwoordig prachtig is, is dat langzamerhand alles gedigitaliseerd wordt. We kunnen onderzoek doen dat we twintig jaar geleden niet konden doen. Je kunt bijna letterlijk volgen hoe nieuwe wetenschappelijke ideeën zich verspreiden en geleidelijk aan gemeengoed worden. Dit kan nu zelfs op internationaal niveau, vroeger stond dat gelijk aan zoeken naar een speld in een hooiberg.’
'Dan zit je daar met die literatuurpausen aan tafel'
Dus je moet heel voorzichtig zijn met conclusies trekken. Vogels van de laatste categorie wordt een lied aangeleerd dat generatie op generatie is doorgegeven terwijl het bij de andere helft aangeboren is. Dat geldt voor allerlei dingen, het is nooit helemaal duidelijk of iets nou aangeboren of aangeleerd is. Dat laat zien dat
22
Origin - Universiteit Leiden
Vrije tijd Op de vraag of hij hobby’s heeft, antwoordt de professor dat dat niet het geval is. Hij zegt op bescheiden
CULINAIRE CHEMIE
toon dat hij wel elk jaar meedoet aan het tennistoernooi in de buurt, samen met zijn overbuurman. Op de momenten dat de professor echt even vrij is, leest hij graag romans. Voor zijn werk leest hij natuurlijk erg veel historische documenten en geschiedenisboeken. ‘Het lukt een paar keer per jaar tijdens de vakanties om een nieuw boek in te duiken, maar dat mis ik dan de rest van het jaar wel. Ik vind literatuur een van de grote troosters in het leven.’ Op dat moment komt zijn zoon, Alexander, binnen. Hij begroet ons hartelijk en vertrekt dan naar zijn kamer. ‘Maar wat romans betreft, vind ik het moeilijk om te zeggen welke ik het beste vind. Er zijn heel veel boeken waar ik erg van onder de indruk was. Bijvoorbeeld het boek ‘Sauberberg’ van Thomas Mann, dat is één van de vroeg 20 e eeuwse schrijvers. ‘Catcher in the rye’ van Salinger vind ik ook heel erg mooi. Een dun boekje, van net na de oorlog. Ik vind literatuur van voor de oorlog wel aardig, omdat de huidige literatuur meestal erg cynisch is en er weinig menselijkheid in zit. Ik probeer de Nederlandse literatuur van deze tijd ook wel bij te houden, van schrijvers zoals Hallie van der Heiden en Grunberg. Er zijn heel veel schrijvers die ik erg goed vind.’ We zitten zo geboeid te luisteren, dat ons toetje een beetje gesmolten is. Toen was het toch echt tijd om het interview af te ronden. We hebben ons zeer vermaakt tijdens het interview en we zijn de professor zeer dankbaar dat hij ons in zijn huis verwelkomde.
De professor eet zijn toetje.
1 - Copernicus
2 - Galilei
3 - Kepler
College van Professor Van Lunteren Professor Van Lunteren doceert jaarlijks twee vakken in Leiden. Het bachelorvak Keerpunten in de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen, dat de aard en achtergronden behandelt van een aantal dramatische omslagpunten in het onderzoek van de natuur in een periode lopend van de klassieke Oudheid tot en met de 20ste eeuw. Daarnaast is er voor masterstudenten het vak Science and the Public: a Historical Perspective, dat kijkt naar verschillende aspecten van de relatie tussen wetenschap en publiek door de 19e en de 20e eeuw heen. De professor benadrukt graag dat zijn colleges open staan voor alle studenten van de bètafaculteit. Dit is wat de professor er zelf over heeft gezegd: ‘Wat ik leuk vind in geschiedenis, en dan vooral in mensen, is vooral het menselijk tekort. In zekere zin heeft het menselijk leven een hoge mate van belachelijkheid. We doen vreselijk ons best om er het beste van te maken, maar uiteindelijk gaan we toch allemaal dood. Aan de ene kant is dat een tragisch besef, maar het helpt je ook om dingen te relativeren en vooral om de humor van alles in te zien. Dat vind ik ook zo leuk aan de geschiedenis van de natuurwetenschappen, het menselijk tekort openbaart zich daar op alle mogelijke manieren. De geschiedenis wordt vaak gepresenteerd in populaire overzichten als een soort van triomfmars van grote briljante mensen die allemaal grote ontdekkingen doen, die allemaal nieuwe inzichten bewijzen. In de praktijk klopt dat natuurlijk helemaal niet. Als je kijkt naar het nieuwe wereldbeeld van Copernicus, waar niet langer de aarde in het middelpunt staat maar de zon, en naar Galilei en Kepler, dat zijn de grote helden die het nieuwe wereldbeeld uitgedragen hebben, dan valt op dat de bewijzen die zij aandragen om hun ideeën te ondersteunen in onze ogen volstrekt fout en absurd zijn. En dit zie je vaak, de geschiedenis bestaat uit een reeks van toevalligheden en toestanden, absurditeiten en vreemde dingen dat het bijna een groot wonder is dat er uiteindelijk een soort van vooruitgang heeft plaatsgevonden. Die kant van de geschiedenis hoor je nooit. Hoe zij worstelden en bezwaren wegwimpelde die in onze ogen behoorlijk steekhoudend zijn. Dat vind ik dus wel interessant en in het college leg ik daar dan nadruk op. Goed beschouwd is het vaak een vreemde geschiedenis. Het maakt de geschiedenis een stuk complexer, maar ook veel interessanter dan hoe het in de gangbare boekjes beschreven wordt en het leert je ook meer over hoe wetenschap werkt. Het enige dat de geschiedenis ons leert is dat de inzichten om de honderd jaar veranderen en dat niets voor de eeuwigheid is, in ieder geval niet in de wetenschap.’
Origin - Universiteit Leiden
23
eyewitness
Analysis of gaseous molecules for diagnosis of disease and bananas
iGEM Project Snifferomyces The onset of spring brings with it the sweet fragrance of the tulips heralding a new year and new beginnings. This meant the formation of a new team to compete in the 2012 version of the prestigious International Genetically Engineered Machine (iGEM) synthetic biology competition to be held at the Massachusetts Institute of Technology in Boston, to build on the successes of the 2009 ‘Bacterial Relay Race’ team, winner of the best information processing project and the 2010 ‘Alkanivore’ team, one of the six finalists and winner of the best presentation award for providing a green solution for oil spills. This year nine students from TU Delft and two students from Leiden University, including our own Origin editor Mark Weijers, along with seven advisors came together to form team ‘Snifferomyces’, with a goal of providing sniffing capabilities to yeast to achieve rapid, non-invasive and a cost effective diagnosis system for tuberculosis.
BY: Mark Weijers, Lakshmeesh Mohre Maruthi
The iGEM competition, yearly organized since 2003, is a design based team competition in Synthetic biology. Synthetic biology is a new area of biological research that encompasses a variety of different approaches, methodologies, technologies and disciplines, combining the areas of science and engineering with a common goal to design and construct new biological functions and systems not found in nature. Student teams receive a kit with more than five hundred biological parts (DNA plasmids) at the beginning of the summer from the registry of standard biological parts. Using these parts, and newly designed parts, teams build biological systems and operate them in living cells, thus providing an exceptionally motivating and effective teaching method. At the end of the summer, each team present their findings at the Jamboree, first at the European level (2012.igem.org/Europe) then, if qualified, at the world championship Jamboree. Each team will submit their new parts with a detailed characterization to the growing library of biological parts. The 2012 project of this iGEM team draws inspiration from sniffer rats, which can be trained to sniff out for instance unexploded landmines or tuberculosis, based on a distinctive scent. Tuberculosis infects around eight
24
Origin - Universiteit Leiden
The TU Delft 2012 iGEM team
million people a year and kills approximately two million. Drugs to treat tuberculosis can be quite effective, so a rapid diagnosis system is crucial to help curb the spread of the disease. The goal of this project is to develop a microbial-based system for detection. Several similar systems have been characterized, e.g. the I7 olfactory receptors in rats which can be coupled to microbial systems like the GPCR system in S. cerevisiae, or baker’s yeast. Using bioinformatics and molecular tools, the team plans to develop a library of receptor proteins. A tuberculosis infection is accompanied by a tar-like distinct odour, the abundant compound in which is methyl nicotinate. As part of this year’s competition, the team is building a sensor capable of ‘smelling’ the presence of this compound. The sense of smell is one of the most complex and elaborate physiological systems in humans and other animals. Perception of odorants start with the stimulation of olfactory receptors(ORs) on the sensory neurons within the nasal olfactory epithelium, resulting in the activation of an adenylyl cyclase (AC), and subsequent opening of cyclic nucleotide-activated, non-selective cation channels. Electrical signals generated from OR activation is propagated in turn to the main olfactory bulb, the olfactory cortex,
eyewitness
higher cortical areas and limbic structures of the brain, where eventually a perception of odour is formed.
Normal yeast cells (left) and a yeast cell entering shmoo formation (right)
The basic molecular mechanism of OR activation is conserved evolutionarily from yeast to humans. Haploid yeast cells exist in two cell types — ‘a’ or ‘α’ cells, which can mate with each other to form diploids. Haploid yeast cells initiate mating with the opposite cell type upon ‘smelling’ the pheromone produced by the mating partners. The protein that ‘smells’ the pheromone released from the opposite cell type is a cell type specific GPCR, Ste2 in a cells or Ste3 in α cells. Stimulation of the yeast GPCR by pheromone leads to activation of a mitogen activated protein (MAP) kinase signal transduction pathway and the induction of several genes, including FUS1, a gene involved in cell fusion. The significant conservation of GPCR-activation-machinery between yeast and mammalian cells, the null background of mammalian GPCRs in the yeast system, the easy manipulation of the yeast genome genetically and molecularly, and the robust growth of yeast cells, all render yeast an excellent platform for the design of the proposed tuberculosis detection system. In the first phase of the project, the yeast cells are tricked into activating the mating response for ligands other than pheromone (methyl nicotinate to be more
(adapted from Wikimedia commons)
specific) by introducing olfactory receptor gene fusions into Saccharomyces cerevisiae. In the second phase, the mating response signal is channelled into a light response by the use of GFP (Green Fluorescent Proteins). In this way, when the cells are exposed to the ligand they glow up. So whenever tuberculosis is in the air around the yeast culture, yeast cells will ‘smell’ its presence and begin to glow. A bio-chemical model of the pathway will be made use of to guide the experiments along with a bio-physics model of methyl nicotinate diffusion over a yeast culture to predict the amount of ligand concentrations available. To get a clear understanding of where the ligand binds in the receptor, and how to refine this cavity in order to let it bind more specifically to the desired compound, the team will also be making use of a structural model. A working detection system not only has applications for sensing, but also for communication in nonaqueous environments between different species and kingdoms. The third and a more fundamental aspect of the project is to try and let yeast and Escherichia Coli bacteria communicate with each other. The first project of iGEM made a ‘banana odour generator’ plasmid, which creates a banana smell whenever it is transformed into Escherichia Coli cells. The yeast cells smell this odour and giving a communication signal back to the Escherichia Coli cells. The optimal communication system would be the one where Escherichia Coli and yeast cells regulate each other in their growth, by providing them with odour-inducible antibiotic resistance genes. The olfactory system also showcases how an organism as ancient as yeast, with its rich tradition in industrial microbiology can be used, with the tools of synthetic biology, in designing systems which can contribute in an extraordinary way for the betterment of society. See the progress of the team at 2012.igem.org/ Team:TU-Delft
Origin - Universiteit Leiden
25
historie
Ontdek mee! Historisch onderzoek
Al sinds het bestaan van de mens wordt er onderzocht en uitgevonden. Zo kwam Van Leeuwenhoek met zijn microscoop, Edison met zijn verbeterde gloeilamp en Nobel met dynamiet. Heel spannend allemaal, maar dit zijn dan ook de bekendere uitvindingen. Op de middelbare school wordt hier al aandacht aan besteed, terwijl het verhaal achter genoeg belangrijke vindingen relatief onbekend blijft. Origin neemt een duik in de historie van zes interessante uitvindingen. door: Sharina Chander, Carlos de Lannoy
R
Rod wax Petrolatum, ofwel vaseline, is ontdekt door de chemicus Robert Chesebrough. In 1859 reisde hij naar Pennsylvania, in de hoop te kunnen profiteren van de bloeiende olie-industrie. Aankomend bij de oliebron ontdekte hij dat het kleverige ‘rod wax’, een olie bijproduct dat zich op boortorens vormde, door de arbeiders werd gebruikt om hun snij- en brandwonden sneller te laten genezen. Helaas bleef de stroperige zwarte substantie ook plakken aan de boor- en olietoren. Erg onhandig! De scheikundige was onder de indruk van het spulletje en begon ermee te experimenteren. Na maanden van onderzoek slaagde Chesebrough erin om het geelwitte vaseline te extraheren uit de wax. De ruwe rod wax werd vacuüm gedestilleerd gevolgd door filtratie van het residu door beenderkool. Chesebrough
Verkoopwagen voor Vaseline in de 19e eeuw. Voor de promotie brandde uitvinder Chesebrough zichzelf publiekelijk, waarna hij zichzelf met vaseline behandelde.
26
Origin - Universiteit Leiden
stelde vast dat zijn uitvinding goed open wonden beschermde tegen ziekteverwekkers, terwijl het lang niet zo plakkerig was als de originele wax.
C
Robert Chesebrough, de man achter vaseline.
Cotton Gin Anders dan de naam doet vermoeden, is de cotton gin geen alcoholische drankje, maar Eli Whitney’s oplossing voor het scheiden van katoen en katoenzaadjes. De katoenvezels worden door de katoenplant gebruikt als een verspreidingsmechanisme; de wind draagt de vezels, met daarin de zaden, mee over grote afstanden. Als het katoen echter verwerkt moet worden in comfortabele kleding, moeten de zaden eruit. Dat gebeurde aanvankelijk door katoen tussen twee rollen door te persen, wat een arbeidsintensieve methode was. In 1793 ontwierp Whitney een mechanisme om katoen door een kam te trekken, waarbij zaden achterblijven en vervolgens automatisch van de kam worden geveegd. Hij noemde zijn uitvinding de ‘cotton engine’, afgekort tot ‘cotton gin’. Hoewel zijn uitvinding de vele manuren die nodig waren voor het scheidingsproces wegnam, waren katoenboeren verongelijkt over de hoge prijs die Whitney rekende voor het gebruik van zijn machines.
historie
Een model van de cotton gin, zoals te zien is in het Eli Whitney Museum in Hamden, Connecticut.
Al snel werd het ontwerp afgekeken en gereproduceerd door anderen, waardoor Whitney rechtszaak na rechtszaak moest aanspannen wegens octrooischending. Bovendien stimuleerde de cotton gin de katoenhandel zo sterk, dat steeds meer slaven en land nodig waren voor de katoenproductie. Omdat slavernij een breekpunt was in de Amerikaanse burgeroorlog, wordt de uitvinding van de cotton gin gezien als een indirecte oorzaak van de oorlog. Des te ironischer is het dan ook, dat Whitney uiteindelijk meer verdiende aan oorlog dan aan katoenproductie; door zijn ontwerpen van musketten vergaarde hij een aanzienlijk fortuin.
P
Partydrug LSD Lysergeenzuurdi-ethylamide, beter bekend als LSD, werd in 1938 gesynthetiseerd door de Zwitser Albert Hofmann. Het begon met de studie naar de geneeskrachtige plant Sterhyacinth en de schimmelgroep Ergot, met farmaceutische doeleinden. Bij zijn onderzoek naar lysergeenzuur derivaten, synthetiseerde hij op 16 november 1938 LSD. Tijdens het zuiveren absorbeerde de wetenschapper per ongeluk een kleine hoeveelheid van de drug. Dit leidde bij Hofmann tot een enorme versterking van de verbeeldingskrachten en een
veranderde waarneming van alles wat hij zag. Gevaarlijk zeker, maar toch wilde de wetenschapper het zelf testen. De LSD lost slecht op in water (vanwege de vrije base) en daarom maakte hij een tartraat-vorm. Hoffman nam 0.25 mg in. Hoewel dat als een gebruikelijke dosis wordt beschouwd voor hedendaagse standaarden, liep het experiment niet volgens Hofmann’s plan; na 40 minuten kon hij amper schrijven en symptomen werden steeds erger. Tijdens de uren na inname ervoer Hofmann aanvankelijk angstgevoelens, maar later ook geluk. Sinds deze eerste opzettelijke inname werd LSD onder andere getest als psychiatrisch hulpmiddel bij verslavingen. Door recreatief gebruik werd het uiteindelijk vrijwel wereldwijd verboden, tot verdriet van Hofmann.
B
Bakeliet Het is moeilijk voor te stellen dat je overgrootouders nog een tijd zonder plastic gekend hebben. Toch is de opmars van het veelzijdige materiaal pas vorige eeuw begonnen. De vroegste materialen die onder de noemer ‘plastic’ vallen, waren organische polymeren, zoals caseïne (gemaakt van melkeiwit) en schellak (gewonnen uit excreties van de lakschildluis). In 1907 maakte de Belgisch-Amerikaanse chemist Leo Baekeland een synthetisch plastic van fenol en formaldehyde waar hij zijn naam aan zou geven; bakeliet. Het nieuwe plastic won snel aan populariteit; vanwege de hoge weerstand tegen hitte en chemische reactie en de lage geleidbaarheid was bakeliet uitstekend geschikt voor toepassingen in elektrische apparaten. Voornamelijk na de tweede wereldoorlog werden ook de esthetische kwaliteiten op waarde geschat; huishoudelijke apparaten werden voorzien van een bakelieten behuizing en met de verschillende kleuren die later beschikbaar kwamen, werden zelfs bakelieten sieraden populair. Behalve voor enkele specifieke toepassingen (bijvoorbeeld biljartballen en hittewerende spaceshuttletegels) is bakeliet in onbruik geraakt en vervangen door goedkoper produceerbare plastics. Maar wie vandaag de dag voor een jaren vijftig interieur gaat, kan nog steeds niet om bakeliet heen!
Een radio met bakelieten behuizing. Hip in de jaren vijftig! bronvermelding: Robneild at en.wikipedia
Structuurformule en 3D-modellen van Lysergeenzuurdi-ethylamide (LSD) de psychoactieve stof gevonden door Albert Hofmann.
lees verder
Origin - Universiteit Leiden
27
historie
R
Radio In veel gevallen is het te kortzichtig om één uitvinder aan te wijzen voor een uitvinding. Dat gaat zeker op voor de radio. Deze uitvinding wordt in het algemeen toegeschreven aan Guglielmo Marconi, maar radiografie is eigenlijk het eindproduct van ontwikkelingsproces waar ook Heinrich Hertz, Édouard Branly, Aleksandr Popov en Ferdinand Braun aan werkten. Het begon bij Hertz, die gespecialiseerd was op het gebied van elektromagnetisme. Hij wist elektromagnetische straling aan te tonen en zo zetten hij de eerste stapjes richting radiografie. Branly en Popov bouwden voort op zijn werk en bouwden beiden een radio-ontvanger. Popov verbeterde vooral de antenne en Branly wist een bereik te halen van een paar kilometers, wat een stuk meer was dan de paar meters van Hertz. Marconi bouwde verder op het werk van Branly en Popov, haalde een nog groter bereik en bouwde zijn eigen radioantenne. Rond 1900 kreeg Marconi hulp van Braun en samen zorgden ze voor een betere radioontvanger en zender van elektromagnetische golven. Hun werk leverde zelfs een Nobelprijs op, in 1909. Uiteindelijk was het Marconi die het eerste patent aanvroeg op een apparaat voor radiocommunicatie, waardoor hij in het westen bekend werd als de uitvinder, maar we weten nu dat deze titel zijn collega’s niet genoeg eer aandoet.
I
Ingeblikt voedsel
Peter Durand
28
Je zult er niet gauw bij stilstaan, maar ook het conservenblik was ooit een nieuwigheidje. Het patent voor deze uitvinding, werd verstrekt in 1810, aan de Engelse koopman Peter Durand. In het patent beschrijft Durand expliciet dat hij het idee voor deze manier van voedselconservering van een vriend heeft gekregen, waarna hij het zelf verder heeft uitgewerkt. Opmerkelijk is ook dat niet het blik, maar de conserveringsmethode gepatenteerd was; het patent beschermde de conservering in containers, ongeacht het materiaal waarvan deze gemaakt was, door voedsel ongekookt of halfgekookt in de bijna afgesloten container te koken en
Origin - Universiteit Leiden
deze na verwarming luchtdicht af te sluiten. Het meest populaire materiaal voor de container werd blik – dun staal gegalvaniseerd met tin tegen corrosie – vanwege de lage productiekosten en stevigheid. De laatste opening in het blik werd enige tijd afgesloten met loodsoldeer, maar door het risico op loodvergiftiging door consumptie van de geconserveerde voedingsmiddelen werd niet-loodhoudend soldeer zeer snel populairder. Hoewel het gebruik van blik inderdaad het eerst door Durand werd genoemd, is de methode zeker niet van zijn hand; 15 jaar voor de patentaanvraag experimenteerde de Franse kok Nicolas Appert al met dezelfde manier om voedsel in glazen potten te conserveren. Het moment om munt uit zijn idee te slaan kwam toen Napoleon Bonaparte een geldprijs uitloofde voor een methode om eten voor lange reizen geschikt te maken, om te voorkomen dat de zeelieden op zijn vloot omkwamen van scheurbuik, nog voor ze een slag gezien hadden. In 1810 diende Appert zijn idee in en won, waarna hij zelfs een kookboek uitbracht, met daarin recepten waarbij zijn conserveringsmethode centraal stond. Zowel Appert als Durand had geen idee waarom hun conserveringsmethode zo succesvol was; Pasteur zou pas jaren later aantonen dat micro-organismen voor bederving zorgen en gedood kunnen worden met hitte. Maar beide uitvinders hadden uiteindelijk niet het zakelijk inzicht om het onderste uit het blik te schrapen; Durand verkocht zijn patent vrijwel meteen aan industriemagnaat Bryan Donkin en zijn partner John Hall, voor de uiterst schappelijke prijs van 1000 pond, waarna de twee nieuwe eigenaren dat bedrag jaar na jaar in veelvoud terugverdienden. Zij werden de winnaars van het listige geldspelletje, waarvan jouw conservenblikje (dat overigens al lang niet meer van blik gemaakt wordt) het product is.
Boeken
Vissen in onze stamboom Voor haar studie Biologie schreef Cassandra van Doorn een boekbespreking over het boek De vis in ons van Neil Shubin. Ze was één van de prijswinnaars van een essay-wedstrijd mogelijk gemaakt door de Jan van der Hoeven Stichting voor Theoretische Biologie. De jury: ‘Ze geeft een goed beeld van waar het boek over gaat en illustreert dat met diverse voorbeelden van de verrassende inzichten die het haar opgeleverd heeft.’
Door: Cassandra van Doorn
Neil Shubin, De vis in ons; Een reis door 3,5 miljard jaar geschiedenis van het menselijk lichaam, Uitgeverij Nieuw Amsterdam. Verkrijgbaar bij bol. com v.a. 19,95
Wat kan een fossiele vis over onszelf vertellen? Wetenschapper Neil Shubin deed in 2004 een bijzondere ontdekking. Hij vond de oervis Tiktaalik, een wezen met schubben, vinnen en een krokodilachtige kop. Deze viervoeter vormt een schakel tussen leven in het water en leven op het land. In zijn boek De vis in ons legt Shubin uit waarom we zijn wat we zijn. Het interessante is dat alle levende wezens op aarde – van worm tot schildpad en van hond tot mens – afwisselingen zijn op een thema. Ze hebben onderlinge relaties met elkaar, die door middel van onderzoek opgespoord worden. Deze relaties leren ons hoe eencellige micro-organismen zich hebben kunnen ontwikkelen tot wezens met een lichaam, schedel en ledematen. Het boek is indrukwekkend, omdat het over onszelf gaat. Ons verre verleden ligt verscholen in onze organen, DNA en zelfs ons gedrag. We dragen restanten van de evolutie met ons mee, eigenschappen die we gemeen hebben met primaten, reptielen, amfibieën, vissen en zelfs eencelligen. Het boek zit boordevol argumenten voor de evolutietheorie, de geleidelijke ontwikkeling van het leven. Sommige argumenten zijn verbazingwekkend. In het eerste hoofdstuk kom je bijvoorbeeld te weten dat in verschillende lagen prehistorisch gesteente verschillende versies van onze eigen organen te vinden zijn. De botten in vinnen corresponderen bijvoorbeeld met de bovenarm, de onderarm en zelfs delen van de pols. Er zijn overeenkomsten tussen de eigenaar van gefossiliseerde botten en ons eigen lichaam. Ook blijkt het dat botten in de kaak van vissen, amfibieën en reptielen zich hebben ontwikkeld tot oorbotjes. Het lijkt niet logisch, omdat deze botten een totaal andere functie hebben.
Niet alleen fossielen laten ons zien wie we zijn. Experimenten met DNA hebben aangetoond dat sommige genen zeer algemeen werkzaam zijn. Zo algemeen, dat een muizengen hetzelfde effect heeft als het in bijvoorbeeld een vlieg wordt geplaatst. Een voorbeeld van zo’n gen is Sonic hedgehoc, dat verantwoordelijk is voor de vorming van onder andere ledematen. Zowel vinnen als benen worden door vergelijkbare genen gebouwd. Deze verrassende feiten maken het boek levendig en prikkelen je nieuwsgierigheid. Een ander voorbeeld is die van onze neuzen. In ons DNA is af te lezen dat wij mensen, geur hebben ingeruild voor zicht. Een groot deel van onze geurgenen zijn namelijk uitgeschakeld. We vertrouwen meer op ons zicht dan op ons geurvermogen, waardoor veel van onze geurgenen hun functie verloren hebben. Ook komen er in het boek leuke vraagstukken aan de orde. Na deze vragen volgt vaak een begrijpelijke uitleg, een leuke metafoor of een voorbeeld uit het dagelijks leven. Waarom worden we duizelig als we teveel alcohol drinken? Waar komt de hik vandaan? Om antwoorden te vinden op vragen die we ons als mens kunnen afvragen, moeten we teruggaan naar de geschiedenis. De duizeligheid vind zijn oorsprong bij haaien; de hik bij kikkervisjes. Het doel van het boek is niet de evolutietheorie bewijzen. Het doel is leren hoe ons eigen lichaam in elkaar zit. Met deze kennis kunnen we ziektes begrijpen en genezen, onze stamboom traceren en met behulp van DNA-onderzoek misdadigers opsporen. Er staan veel persoonlijke verhalen in De vis in ons, waardoor je al snel het verhaal ingetrokken wordt. Het boek is vlot en met humor geschreven en een echte aanrader voor degenen die meer over de evolutietheorie willen weten. Het zorgt er zelfs voor dat je op een andere manier naar jezelf gaat kijken. ‘Als u in ogen staart, vergeet dan die romantische verhalen over romantiek, creaties en vensters van de ziel. Met hun moleculen, genen en weefsels die van micro-organismen, kwallen, wormen en vliegen afstammen, staart u naar een complete menagerie.’ (p. 177)
Origin - Universiteit Leiden
29
COLUMN
From Annuals to Perennials How ecologists can fortify the financial sector BY: Dylan van Gerven
Money represents potential. It symbolizes power, is a source of inspiration, creation, corruption and utter destruction. The flow of our currency is the beating heart, the driving force behind the engine we call economy. However, this professedly competent creation once in a while turns against its creators in a process we name crisis. As of late, this machine of mankind has again malfunctioned. The economic engine is sputtering, its design outdated. But there is hope. As engineers worldwide are working on reliable, sustainable engines ecologists are “greening” the financial sector. A good thing, for it is in dire need of fortification. Financial ecology will bring about what Wall Street never dared to dream of. Banks will be among the first to be revolutionized. The ecologist’s sweep of reform will hit them hard. But the end should justify the means. Currently, banks sell shares they do not own, pay off responsibility and build frail pyramidic constructions. They are thus monocultures, greedily adopting every technique at their disposal that can get them a piece of the profit pie. The sky is the limit. Overstretching the economic bubble has become the norm. Crises prove that viral economic catastrophes are capable of severely damaging the monetary monoculture. Fortunately, there are the worthy ecologists who realize that the economy is an open subsystem of the biosphere dismissing the idea of limitless growth as a mere fancy. Nature is their infallible source of inspiration being robust and dynamic. Ecological models copy nature´s principles which can then be put into use by companies. One of these is diversification. An independent think-and-do tank called the New Economic Foundation proposes that we separate retail from investment banks, thereby abolishing the monocultures. Another principle is redundancy. Having several different independent banks which fulfill the same function is essential. It provides a solid foundation for the financial "food web". Indeed, in case of failure another bank will take over spreading its reign until the balance is reestablished. In this manner, redundancy shields the ecosystem from sudden collapse. Other principles of the ecology of finance are stability, transparency, competition and locality. Jointly, these fundaments should supplant the current economic view and workings into something altogether befitting the spirit of our era. Although financial ecology sounds too good to be true, it
30
Origin - Universiteit Leiden
may very well be an investor's worst nightmare. Transparent investments and real competition are not conducive to making a quick and dirty fortune. Or are they? Simply put, getting rich is all about investment strategies, about making as much money as the financial seasons allow. But strategies are not restricted to the realm of man. Resource allocation is as much an issue for humans as it is for plants. Only, a plant's currency is energy from sunlight. The produced seeds that successfully sprout and reach adulthood mark the spread of its imperium, similar to a business branching out. Plants employ many different seed dispersal formulas having their own strengths and weaknesses such as the methods used by annuals and perennials. Annuals are amazing. They are capable of spreading a lot of seeds and grow their green stems as fast as they can. Weeds are often annuals, being the first to dominate barren terrains. Perennials are less adventurous. Their roots are deep and their stems are strong. Safety is what they desire, shying away from hazardous gambles. Rather, perennials invest in maintenance taking the long view instead. They inevitably have a limited seed budget. Why would plants use these strategies? It all has to do with risk and the frequency of it. Some fairly bad weather or a very harsh winter will kill the annual and its dispersed seeds, while the lignified perennial survives. The ramifications are self-explanatory. When weather favors growth annuals reign supreme, whereas perennials dominate after a particularly destructive season. Companies could not be more alike. That is to say, they chiefly resemble annuals and prosper in good times. However, their financial fortitude wears thin when economic winter is at hand. Should banks thus have any serious chance of survival in times of crisis, they will have to adopt the methods exercised by perennials and implement the principles of the financial ecologist. In short, the ecology of finance is a promising twist of events in the financial sector. Its strength lies in the dynamic stability of capitalistic principles with a dash of robust ecological methods integrating a systems-approach. Globalization has brought about networks of unimaginable importance. Ensuring that these remain intact and minimizing systematic risk is the burden of the ecologist. Evolution is inevitable. Market volatilization is heating global finance. Right now, Wall Street appears to have it own "climate change" to deal with. Ecologists to the rescue!
AGENDA
Agenda 19 oktober Studeren in het buitenland Informatiebijeenkomst over studie, stage of onderzoek in het buitenland.
20 oktober Bachelor Voorlichtingsdag Wil jij je oriënteren op een studie, kom dan langs!
9 november Master Event: Science Masters Kom kijken welke masters je in Leiden kunt volgen.
13 november Science Café Leiden Zin en onzin van vaccinatie
30 november Open Dag bij de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen
11 december Science Cafe Leiden Wetenschapsfraude opsporen met wiskunde
Next Issue/Volgend nummer: Dystopias • Special: Classical dystopian writers envisioned a security community where government kept the population in check. Web cams, internet data control... how close did we really get to those civilizations described last century? • Student-article: what to do if you study abroad, while trouble is brewing back home? Foreign students who worry about the situation back home speak their mind. • Beta-vraagbaak: Wat kun je doen om vandaag de dag nog anoniem door het leven te gaan?
Colofon , jaargang 8, nummer 1, oktober 2012 Oplage:
1.500
Redactieadres: Origin Magazine Einsteinweg 55, 2333 CC Leiden originredactie@gmail.com www.originmagazine.nl 071 527 4538 Aan deze Origin werkten mee: Cassandra van Doorn, prof. dr. Johan Lugtenburg, prof. dr. Frans van Lunteren, Lakshmeesh Mohre Maruthi, prof. dr. Sjoerd Verduyn Lunel Redactie: Eindredactie: Dwayne van der Klugt, Rob van Wijk Hoofdredactie: Rob van Wijk, Carlos de Lannoy Redactie: Sharina Chander, Annette Emerenciana, Dylan van Gerven, Michael de Korte, Carlos de Lannoy, Anja Rienitz, Marit van Santen, Valery Tjoeng, Mart Vogel, Joris Voorn, Mark Weijers Productie: Drukkerij De Bink Opmaak: teambart Origin en al haar inhoud © Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, Universiteit Leiden. Alle rechten voorbehouden.
Origin - Universiteit Leiden
31
Willemijn @ mijn eureka-moment!
Stephan @ voorbereiden voor practicum
Tanja @ Cell Observatory
Freek @ op weg van het Gorlaeus naar Den Haag
Jeroen @ klaar voor het lab
Marijke @ ontdek het zelf
Tyron @ pauze tussen twee hoorcolleges in
Pim @ bijna bij college
Jorinde @ top of the world of life sciences
Kom naar de Open Dag
Jolien @ studeren in de bibliotheek
Wil jij meer weten over de bèta-opleidingen van de Universiteit Leiden? Kom dan op vrijdag 30 november naar de naar de Open Dag van de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen en leer onze opleidingen, onze docenten en studenten kennen. De Universiteit Leiden is een internationale universiteit die mensen en kennis verbindt. Je krijgt college van docenten die baanbrekend onderzoek doen en contact hebben met collega’s over de hele wereld. Een goede basis voor een wereldtijd en een wereldcarrière. Kijk voor meer informatie op unileidenbachelors.nl.
Bij ons leer je de wereld kennen.
Ivar @ ontdekken van het onbekende