Energie Efficiëntie Plan (EEP) 2013-2016

Page 1

CONCERNDIRECTIE HUMAN RESOURCES

ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016



ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

3


4


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

5

VOORWOORD Voor u ligt het Energie Efficiency Plan (EEP) 2013-2016. Hierin heeft de UT vastgelegd welke maatregelen zij de komende vier jaar uit wil voeren om direct en indirect energieverbruik te reduceren. Uit de terugblik blijkt dat we in de looptijd van eerdere EEP’s vorderingen hebben gemaakt. Met de Meerjaren Afspraak Energie-efficiency hebben de deelnemende universiteiten zich gecommitteerd aan het realiseren van 30% energiebesparing gedurende de looptijd 2005-2020. Deze doelstelling lijkt de UT te kunnen realiseren, met name als gevolg van de energie-efficiëntere nieuwbouw waar de UT nu gebruik van maakt en door de deels CO2-neutrale warmte levering. Maar dat betekent niet dat we nu achterover leunen. Dit is niet een standaard EEP. Ja, we hebben het EEP format van Agentschap.nl gevolgd en we hebben de maatregelen opgenomen waar de komende 4 jaar mee aan de slag gaan. Maar dit stuk is meer. Naast de verplichting om dit aan te leveren aan Agentschap NL willen we dit document met de bijbehorende onderleggers ook gebruiken als leidraad voor alle betrokkenen op gebied van energiezorg en duurzaamheid. Binnen de universiteit is duurzaamheid een belangrijke pijler in zowel onderwijs, onderzoek als in het eigen campus beheer. Eén en ander is vastgelegd in de duurzaamheidsmissie, die de paraplu vormt waar de UT al haar inspanningen om de campus verder te verduurzamen onder brengt. Situaties veranderen, ontwikkelingen gaan razendsnel en het enthousiasme over energiebesparingen en duurzaamheid groeit. Daarom is dit een dynamisch document, waar we met enige regelmaat een update van maken, zodat deze leidraad actueel blijft. De UT is uniek met haar mooie, groene campus. In dit EEP maken we bewust een keuze uit een set van maatregelen waarbij we continue afwegen welk rendement de investeringen opleveren. Met de uitvoering hiervan zetten we weer een stap in de verdere verduurzaming van dit bijzondere erfgoed.

Ir. K.J. van Ast Vicevoorzitter College van Bestuur, portefeuillehouder duurzaamheid en milieu


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

TITELBLAD ALGEMENE GEGEVENS

MJA-NUMMER 1379

1. Bedrijfsnaam

Universiteit Twente, Drienerlolaan 5, 7522 NB Enschede

2. Sector

WO

3. Looptijd

2013-2016

4. Handtekening tekenbevoegd persoon

A.H. Flierman, voorzitter College van Bestuur

5. Contactpersoon M. J. Winkler, Hoofd Veiligheid, Gezondheid en Milieu. m.j.winkler@utwente.nl, 053-4893602 6. Deelname CO2-emissiehandel

niet EU-ETS

7. Wet milieubeheer bevoegd gezag

Gemeente Enschede, Erwin Bouwman. Postbus 20, 7500 AA Enschede, 053-4815329

8. Ondersteunend adviseur

Royal haskoning DHV, S. van der Haar 088-3485426, sebastiaan.vanderhaar@dhv.com

9. Verzoek vertrouwelijke behandeling

Nee

10. Lijst van afkortingen AKI Academie voor Kunst en Industrie CTW Construerende Technische Wetenschappen EAT Energie Actie Team ECIU European Consortium of Innovative Universities ELES Essent Local Energy Solutions EEP Energie Efficiテォntie Plan EMO Energie Management Overleg EPA-U Energie prestatie Advies Utiliteitsbouw EPC Energie Prestatie Coテォfficiテォnt EU-ETS EU Emissions Trading System FB Facilitair Bedrijf GFT Groente Fruit en Tuin GJ Giga Joule HTHT High Tech Human Touch MJA Meer Jaren Afspraken P&C Planning & Control UES Uitgebreide Energie Studie VGM Veiligheid Gezondheid Milieu VSNU Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten O&O Onderwijs & Onderzoek TVT Terug Verdien Tijd UT Universiteit Twente WKK Warmtekrachtkoppeling

6


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

7

MANAGEMENT­ SAMENVATTING De universiteiten hebben als sector de Meerjaren Afspraak energie-efficiency (MJA) ondertekend. Hierin is vastgelegd dat de universiteiten naar een reductie van het energieverbruik streven, te weten 30% in de looptijd van 2005 - 2020. In de loop van de jaren zijn de afspraken rond energiebesparing steeds breder ingestoken. De doelstelling hoeft niet te worden gerealiseerd door sec energiebesparing, dit mag ook door zogenaamde verbredingsthema’s zoals duurzame inkoop en afvalscheiding. In de vorm van een energie efficiency plan (EEP)2013-2016 beschrijft de UT op welke wijze zij de energiebesparing de komende vier jaar wil realiseren. Niet alleen door energiebesparing, maar ook door verder uitvoering van haar duurzaamheidsbeleid. Het EEP kijkt allereerst terug op de gerealiseerde doelstellingen. De ingebruikname van energie-efficiëntere gebouwen, welke zijn opgeleverd in 2010, laat pas in 2011 een significante daling zien van het energieverbruik. In 2011 is het verbruik t.o.v. het referentiejaar 2005 ( MJA) afgenomen met 8,6 %. Het voorgaande EEP, behelsde vooral technische maatregelen. In het EEP 2013-2016 legt de UT wat betreft procesmaatregelen naast technische maatregelen nadruk op energiezorg. Maatregelen op het op het gebied van bewustwording en kennisoverdracht maken deel uit van dit plan. Om de voortgang duidelijk en transparant te communiceren gaat zij met ingang van dit nieuwe EEP ook auditen. Voor de ketenmaatregelen zal worden ingezet op “vergroening” (d.w.z. kiezen voor vermindering van CO2 uitstotende bedrijfsprocessen) van de primaire energie behoefte en inkoop. Naast proces- en ketenmaatregelen zijn ook maatregelen opgenomen met betrekking tot opwekking van duurzame energie. Om de ambities van de UT op dit vlak te kunnen realiseren is het nodig om de huidige wijze van financiering van energieprojecten tegen het licht te houden en alternatieven te onderzoeken. De UT is één van de weinige universiteiten waar Morgen, het studentennetwerk van duurzaamheid, geen afdeling heeft. Hierdoor laat de UT zich niet afschrikken: zij is druk bezig om de betrokkenheid van studenten bij de duurzame campus actief te vergroten. Een campus die tal van mogelijkheden biedt om een living lab te zijn voor High Tech Human Touch onderzoek en onderwijs en daarmee kan dienen als testomgeving voor haar eigen wetenschap. Samenwerkingsprojecten met onderwijs en onderzoek maken zodoende deel uit van dit EEP. Voorbeelden hiervan zijn audit van het energiezorgsysteem van de UT door studenten van de Master of Energy Management, toepassing van kennis uit gedragswetenschappen voor breed gedragen energiebesparingscampagnes en natuurlijk tal van projecten waarbij de technische wetenschap centraal staat en die uiteenlopen van Smartgrids tot concepten die ontwikkeld worden op het gebied van persoonlijke reisinformatie tot de mogelijke opwekking van warmte en stroom door een pyrolyseolie gestookte WKK. Met dit EEP geeft de UT inzicht in haar huidige energiebalans en een overzicht van de mogelijke maatregelen voor de komende vier jaar. Het besparingspotentieel voor de rendabele maatregelen uit dit plan wordt ingeschat op 23,1%, waarmee de UT aan de haar opgelegde besparingsdoelstelling van 2% per jaar voldoet. De tabel 2a. hieronder geeft een samenvattend overzicht van de maatregelen. In Hoofdstuk 11 treft u de complete inventarisatie van maatregelen aan ( tabel 2) met toelichting.


10 11 12 13 14 15

7 8 9

1 2 3 4 5 6

Besparingspotentieel 2013-2016 = zekere en voorwaardelijke maatregelen Dit is totaal minus bijdrage onzekere maatregelen nr. 9, 10, 11 en 12 t/m 15

basisjaar 2011 Procesmaatregelen Koelcirkeluitbreiding EPA-U maatregelen Gasverbruik buitenzwembad door aanpassing rondpomp debiet Gasverbruik buitenzwembad door badafdekking ICT optimalisering energievoorziening datacentra Energiezorg Duurzame Energie Maatregelen Zonne energie: proeftuin en opschaling Toepassen zonnecollectoren zwembad Opwekking van warmte en stroom door een pyrolyse olie gestookte WKK Ketenmaatregelen Levering van groene warmte levering Groen gas * Inkoop: 50% duurzaam *Mobiliteit: faciliteren, stimuleren, informeren, flankeren, regisseren *Digitalisering processen /ICT *Afval: onderzoek naar optimalisatie van GFT, wit/bruigoed en elektronisch afval/pc’s * Totaal Totaal van zekere, onzekere en voorwaardelijke maatregelen

Inventarisatieoverzicht energiebesparingsmaatregelen UT

Tabel 2a. Samenvattend maatregeloverzicht

47.492

11.019 230.240

2.054 20.870

6.683

20.889 257

692 90 150.840

28.400 11.800 65 25 450 5.713

Besparing ­Primair GJ

1.185 12

129 17 13.002

1.516 1.791 12 27 60 1.065

in Ton

CO2 reductie

23,1%

5,4% 37,20%

8,5% 0,170%

0,34% 0,05% 0,00%

13,9% 5,8% 0,02% 0,002% 0,22% 2,8%

t.o.v 2011

Besparing

Onzeker

Onzeker Onzeker

Zeker Voorwaardelijk Onzeker

Zeker Voorwaardelijk Voorwaardelijk Voorwaardelijk Voorwaardelijk Zeker

Categorie

2015

2013 2016

2013 2014 2016

2013 2016 2016 2016 2016 2013

Jaar van invoering ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016 8


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

9

INHOUDSOPGAVE Voorwoord..........................................................................................................................................................5 1

Titelblad en lijst met afkortingen.................................................................................................... 6

2

Managementツュsamenvatting............................................................................................................. 7

3 Inhoudsopgave............................................................................................................................... 9 4

Context EEP.................................................................................................................................. 10

5 Energiezorg................................................................................................................................... 17 6 Productieproces............................................................................................................................ 18 6.1 Energiedragers.........................................................................................................................................18 6.2 Monitoringssysteem................................................................................................................................18 6.3 Energiebalans..........................................................................................................................................19 7 Ketenproces.................................................................................................................................. 20 7.1 Inleiding...................................................................................................................................................20 7.2 Beschrijving ketenaspecten.....................................................................................................................21 7.3 Kwantificering..........................................................................................................................................22 8 8.1 8.2 8.3

Duurzame energie......................................................................................................................... 24 Inleiding...................................................................................................................................................24 Categorisering . .......................................................................................................................................24 Uitbreiding koudecirkel............................................................................................................................25

9 9.1 9.2 9.3

Trends en ツュontwikkelingen............................................................................................................. 26 Toekomstvisie WO...................................................................................................................................26 Typisch UT!..............................................................................................................................................26 UT na 2016..............................................................................................................................................27

10 Inventarisatie................................................................................................................................ 28 11 Maatregelen ................................................................................................................................. 29 11.1 Maatregeloverzicht en toelichting per maatregel....................................................................................29 11.2 Conclusie.................................................................................................................................................34 12 Bijlagen overzicht......................................................................................................................... 35 12.1 Bijlage 1 Duurzaamheidsambitie.............................................................................................................36 12.2 Bijlage 2 Energievisie...............................................................................................................................37 12.3 Bijlage 3 ECIU Charter.............................................................................................................................40 12.4 Bijlage 4 Plattegrond UT..........................................................................................................................43 12.5 Bijlage 5 Achtergronden bij het besparingspotentieel van maatregel 10: Groene warmte.....................44 12.6 Bijlage 6 Literatuurlijst.............................................................................................................................45


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

10

4 CONTEXT EEP Met de ondertekening van de meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA) heeft de UT zich gecommitteerd om in 2030 een energiebesparing van 30% te realiseren ten opzichte van 2005. Bij de start van dit nieuwe EEP is het goed om eerst terug te kijken en vast te stellen wat de UT tot nu toe heeft gerealiseerd van deze besparing. Vanaf 2005 heeft de UT bewust gekozen voor vernieuwing van het vastgoed, hetzij door sloop en nieuwbouw, hetzij door grootschalige renovatie. Tot 2010 is uitvoering gegeven aan nieuwbouwprojecten waarbij de focus lag op de gebouwen voor onderwijs en onderzoek. De maatregelen in het EEP 2009-2012 waren gebaseerd op de geplande nieuwbouw en energiescans van de aanwezige gebouwen op de campus. Van de beschreven maatregelen voortkomend uit de energiescans is gedurende de looptijd 95% gerealiseerd. Dit heeft ertoe geleid dat de huidige primaire energievoorzieningsbehoefte van de UT in 2011 8,6% minder is t.o.v. 2005. Deze daling komt voornamelijk door een daling in het warmtegebruik en is het resultaat van een strikt doorgevoerde Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) van 0,8 in de nieuwbouw. Grafiek 1: totaal energieverbruik UT

Totaal UT [MWh] 90.000 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Het energiegebruik in grafiek 1 is de totaal weergave voor de energiestromen aardgas, warmte en elektra. De periode 2008 tot en met 2011 betreft gemeten waarden, de periode 2012 tot 2016 is een prognose. Vanaf 2011 is een daling te zien als gevolg van afkoppeling van oude gebouwen en in gebruik name van de nieuwe efficiëntere gebouwen. De hogere efficiëntie is o.a. een gevolg van betere isolatie.


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

11

In de volgende grafieken is een uitsplitsing gemaakt per energiestroom. Grafiek 2: aardgasverbruik

Gas [MWh] 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Het aardgasverbruik is gestegen na in gebruik name van de nieuwbouw. Aan het binnenklimaat van de nieuwe laboratoria in de gebouwen Carrテゥ en Nanolab worden hoge eisen gesteld. Om daaraan te kunnen voldoen zijn stoombevochtigers geplaatst welke op aardgas werken. Het aardgasverbruik zal op dit niveau blijven. Grafiek 3: elektriciteitsverbruik

Elektriciteit [MWh] 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 In 2010 en het eerste deel van 2011 is een piek te zien in het elektriciteitsverbruik. Dit is te verklaren doordat in deze periode de nieuwbouw al in gebruik werd genomen, terwijl de oude gebouwen Langezijds en Hogekamp nog niet waren afgekoppeld. Na afkoppeling van de oude gebouwen is het energieverbruik weer gedaald. De verwachting is echter dat het totale energie verbruik de komende periode licht zal stijgen, in de periode 2013-2016 ongeveer 6%. Oorzaak is de verwachtte toename van gebruik van elektronische apparatuur. Meer hierover vindt u in hoofdstuk 9: Trends en ontwikkelingen. Deze stijging is opgenomen in de prognose.


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

12

Grafiek 4: warmteverbruik UT 2008 t/m 2016

Warmte [MWh] 50.000 45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Vanaf 2011 is een aanzienlijke daling te zien in het warmteverbruik. Dit is duidelijk te verklaren doordat de oude, energie inefficiënte gebouwen als Hogekamp en Langezijds zijn afgekoppeld en vervangen door de nieuwe gebouwen. De verwachting is dat de warmte vraag stabiel blijft over de EEP periode. Met dit EEP 2013-2016 legt de UT een plan neer voor energiebesparing voor de toekomst. Na de uitvoering van technische maatregelen in de afgelopen (EEP)periode zal de focus voor de looptijd nu liggen op organisatorische en gedragsmaatregelen als energiezorg, borging van verbetertrajecten in het beheer en het streven naar synergievoordelen voor verschillende interne bedrijfsonderdelen. Daarnaast zal veel aandacht worden gegeven aan besparingen in de keten van leveranciers. De Universiteit Twente is een kennisinstelling waar de corebusiness onderzoek en onderwijs is. De UT heeft als enige universiteit in Nederland de beschikking over een echte campus naar Amerikaans voorbeeld waar wonen, studeren, onderzoeken, sport en cultuur worden gecombineerd. In de strategische visie van de UT staat opgenomen dat men binnen het onderzoek inzet op de combinatie High Tech en Human Touch. Onderzoek naar energie en water neemt een prominente plaats in. Zij heeft daarbij ook de ambitie, zie bijlage 1 onder 12.1, om haar onderzoek zichtbaar te maken en haar unieke groene campus als living lab te gebruiken. De UT kan qua grote en bedrijfsvoering gezien worden als een kleine stad of een groot dorp. Dit maakt haar geschikt voor de uitvoering van pilots op allerlei terreinen. Zij betracht goed huisvaderschap en streeft naar duurzaam beheer. Het energiebeleid staat opgenomen in de energievisie, zie bijlage 2 onder 12.2, welke is gebaseerd op het principe van de trias energetica. Uitgangspunt hierbij is: 1. Onnodig energiegebruik voorkomen: procesefficiency. 2. De energie die nodig is voor het bedrijfsproces zo duurzaam mogelijk laten zijn: inzet duurzame energie. 3. Zuinig en efficiënt gebruikmaken van fossiele bronnen door in de keten, samen met leveranciers en omgeving, CO2 reductie na te streven en te realiseren: ketenefficiency. Dit principe vormt de kapstok voor dit nieuwe plan. Het EEP 2013-2016 biedt bij uitstek de mogelijkheid om naast sec energiemaatregelen ook de maatregelen en activiteiten in relatie tot de zogenaamde verbredingsthema’s integraal op te nemen en uit te voeren. Waar relevant wordt samenwerking met onderwijs en onderzoek gestimuleerd. Op deze wijze worden de verplichtingen uit het convenant MJA3 gekoppeld aan de strategische visie (Route 14+) en duurzaamheidsambities van de UT. Het EEP 2013-2016 is onder verantwoordelijkheid van het College van Bestuur opgesteld. Het Facilitair Bedrijf (FB) van de UT is in samenwerking met de afdeling Veiligheid, Gezondheid en Milieu (VGM) betrokken bij respectievelijk de inhoud en kwaliteit. De energiecoordinator van het FB is belast met de uitvoering van het EEP en legt verantwoording af aan de manager Vastgoed en Beheer van het FB. De afdeling VGM is onderdeel van de concerndirectie Human Resources (HR). De volgende organogrammen geven de positie van het Facilitair Bedrijf en de afdeling VGM binnen de UT weer. De structuur rondom energiezorg staat beschreven in hoofdstuk 5.


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

13

ORGANOGRAM UT Figuur 1.

Raad van Toezicht

Universiteitsraad

College van Bestuur

Algemene Zaken (AZ) Inn.Lab, OA, BO CvB, CM

Concerndirecties FEZ, HR, M&C, S&B

Secretaris

Servicecentra FB, ICTS, S&O, B&A

Virtuele eenheden

Instituten

Faculteiten CTW

EWI

GW

MB

X

X

X

X

X

X

Loket VO

CTIT

X

TGS

IGS

X

MESA+ MIRA

X

TNW

X

X

X

X

X

X

X

X

ITC


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

14

ORGANOGRAM FB Figuur 2. Directeur Facilitair bedrijf

Beleid

Human Resource

(Investerings-) Projecten

Financieel Cluster

Secretariaat

Facilitair Accountmanager

Facilitair Accountmanager

Teamleider Beveiliging

Facilitair Teamleiders

Afdeling Beveiliging

Manager Vastgoed & Beheer

Manager Inkoop & Logistiek

Afdeling Onderhoud & Contracten

Teamleider Bestel & Logistiek

Servicedesks & Interne Dienst

Afdeling Bestel & Logistiek

ORGANOGRAM HR/VGM Figuur 3. HR Directie

Secretariaat

Financieel Beheer

Man. Development & Talent Management

Informatie & Administratie

Career Development Centre

Organisatieadvies

Arbeidsvoorwaarden Rechtspositie & Medezeggenschap

Recruitment

Veiligheid, Gezondheid & Milieu

Bureau Buitenlandse Medewerkers

HR Management Centraal & Decentraal

Bezwaren en Klachtencommissie

Afdeling Inkoop


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

15

DE CAMPUS De Universiteit Twente beschikt als enige universiteit in Nederland over een campus naar anglo-saksisch model. Gebouwen voor onderwijs en onderzoek worden afgewisseld met woningen voor medewerkers en studenten en met faciliteiten voor sport en cultuur. Verder bestaat de campus uit plantsoenen, bossen, vijvers en wegen. Deze campus is gelegen op het oude landgoed Drienerlo tussen de steden Enschede en Hengelo.

Figuur 4. Overzicht van het campusterrein. De campus is bij benadering 150 ha groot. Er werken circa 3.200 medewerkers en er studeren ruim 9.300 studenten. Daarvan wonen er ca 2.200 op de campus.

GEBOUWEN De meeste gebouwen op de universiteit hebben als hoofdfunctie “onderzoek en onderwijs” (O&O). Voor het geven van onderwijs wordt gebruik gemaakt van collegezalen, projectruimtes en vergaderruimtes. Bij verschillende faculteiten vindt ook onderwijs plaats in laboratoria en overige ruimtes met onderzoeksopstellingen. Voor het verrichten van onderzoek wordt gebruik gemaakt van kantoren, laboratoria en overige ruimtes met onderzoeksopstellingen. De onderzoeksactiviteiten hebben een sterk wisselend en projectmatig karakter. Veelal betreft het onderzoek dat enkele jaren duurt (promotieonderzoek) of een onderzoek in opdracht van een bedrijf. Naast onderwijs en onderzoek vinden verschillende ondersteunende activiteiten plaats. De ondersteunende activiteiten bestaan uit: - Centrale diensten. Binnen deze diensten is voornamelijk sprake van kantooractiviteiten. - Horeca en cultuur. Binnen de UT zijn verschillende vormen van horeca gevestigd zoals: restaurants, verschillende bars, kantines, logies en ruimtes voor congressen en recepties. - Sportactiviteiten. Binnen de inrichting is een groot aantal voorzieningen aanwezig om verschillende sporten te beoefenen, o.a. fitness, zwemmen, atletiek, tennis, handboogschieten, volleybal, badminton, hockey en basketbal. Hiervoor zijn onder meer sportzalen, sportvelden, een binnenzwembad en een buitenzwembad aanwezig. - Werkplaatsen. Binnen de UT zijn verschillende werkplaatsen aanwezig ten behoeve van: - het maken en herstellen van elektronische apparatuur; - galvanische bewerking en fotografische technieken; - het lassen, solderen en mechanisch bewerken van metalen. De werkplaatsen hebben over het algemeen een geringe omvang en zijn slechts een klein deel van de bedrijfstijd in gebruik. De standaard openingstijden zijn van 8.00 tot 18.00 uur. M.u.v. de Vrijhof, Sporthal en Bastille deze zijn open van 8.00 tot 24.00. Het Horst complex is open van 8.00 tot 20.00 uur. Van enkele gebouwen zijn de namen in de afgelopen EEP periode gewijzigd. In tabel 1 worden de oude en de nieuwe namen en de functies per gebouw weergegeven. In bijlage 4, zie 12.4, treft u een plattegrond aan van de UT. De ITC-gebouwen zijn niet meegenomen in dit EEP. ITC maakt sinds 1 jan. 2010 deel uit van UT.


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

16

Oude Gebouw naam

Huidige gebouw naam

Hoofdfunctie

Nevenfunctie

BB

Spiegel

Onderwijs & kantoren

Kantine

CC

Waaier

Onderwijs

Restaurant, evenementen/ bijeenkomsten

Cleanroom

High Tech Factory

Laboratoria

Kantoren

WB

Horstcomplex

Onderwijs & Onderzoek

Kantine

HDL

Hogedruklab

Onderzoek

-

Facultyclub & Schuur

Restaurant

-

Seinhuis &

Datacentrum

-

Teehuis

Datacentrum

-

ITC gebouw *

Onderwijs & Onderzoek

Kantine

ITC hotel *

Logies

-

Stadsweide *

Logies

-

INF

Zilverling

Onderwijs & Onderzoek

-

TWRC

Cubicus

Onderwijs & Kantoren

Kantine

Vrijhof

Cultuur/bibliotheek

Kantine/horeca

Bastille

Kantoren & restaurant

Evenementen.

Sportcentrum

Sport

Kantine & evenementen

Logica

Logies

-

Paviljoen

Kantoor

-

Buiten zwembad

Recreatie & Sport

-

Drienerburght

Logies

Congres centrum

Carrテゥ

Onderwijs & Onderzoek

-

Nanolab Ravelijn Erve Holzik

Onderzoek Onderwijs & kantoren Kantoren

-

Gebruik door derden: AKI Sleutel The Gallery Hogekamp

** Onderwijs Kantoor: huisarts/tandarts In ontwikkeling Cleanroom

Langezijds EL/TN

Tabel 1: Gebouw overzicht * De gebouwen ITC gebouw, ITC hotel en Stadsweide bevinden zich buiten de Campus in het centrum van Enschede. * & **vallen niet onder EEP


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

17

5 ENERGIEZORG De UT gebruikt de basischeck van Agentschap NL om de kwaliteit van haar energiezorg te meten. Op 17 september 2010 is namens het Agentschap NL een audit uitgevoerd. De betreffende rapportage is op te vragen bij de afdeling VGM. Uit deze audit bleek dat de onderdelen Documentatie, Audit en Evaluatie onvoldoende waren ingevuld. De volgende maatregelen schetsen hoe de UT de openstaande vragen heeft opgepakt om daarmee aan de basischeck te voldoen. (Zie ook hoofdstuk 11 maatregelnummer 6). a. Maatregelen - Documentatie. Via het Basisdocument Energiezorg UT is vastgelegd hoe de UT invulling geeft aan energiezorg en wordt de traceerbaarheid van relevante informatie gewaarborgd. Dit document is op te vragen bij VGM. Vanaf 2013 is borging van data en informatie onderdeel van de energiezorgmaatregel. - Audit Het EEP 2009-2012 is niet planmatig geaudit. Met ingang van het EEP 2013-2016 gaat de UT dit wel doen. - Evaluatie Een periodieke evaluatie welke aansluit op de planning en control cyclus (P&C) wordt gekoppeld aan de audit. Dit betekent dat op UT MT-niveau per halfjaar de voortgang m.b.t. energiezorg beoordeeld wordt op: - wat is gepland en gerealiseerd, - wat is gepland en niet gerealiseerd, - wat is niet gepland maar wel gerealiseerd, - vaststellen van trends en ontwikkelingen, Deze review gespreksrapportage wordt als maatregel opgenomen in EEP 2013-2016. - Evaluatie In het energie management overleg (EMO) is besproken hoe veranderingen binnen de UT vragen om aanpassingen in de organisatie rond energiezorg. Resultaat is dat het EMO met ingang van het EEP 20132016 een nieuwe samenstelling krijgt. b. Brancheprojecten De UT neemt deel aan door het Agentschap georganiseerde MJA-bijeenkomsten en maakt gebruik van hun netwerken en instrumenten, om uitwisseling van kennis te bevorderen. Daarnaast is energiezorg één van de milieu- en duurzaamheidaspecten die deel uitmaken van de duurzaamheidagenda van het European Consortium of Innovative Universities (ECIU), zie bijlage 3, onder 12.3, ECIU sustainable charter. Het EEP 2013-2016 speelt hierbij voor de UT een belangrijke rol als basis. Het is de paraplu waarin verbredingsthema’s zoals o.a. in de charter genoemd zijn opgenomen.

Naast deze maatregelen heeft de UT ook ambities op gebieden als bewustwording, gedrag, kennisoverdracht en draagvlak om de kwaliteit van energiezorg te verhogen. Meer informatie leest u in hoofdstuk 11 maatregel 6.


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

18

6 PRODUCTIEPROCES De UT is een kennisinstelling. Haar product is te benoemen als alumni, promoties, wetenschappelijke publicaties en valorisatie. Voor meer informatie zie hoofdstuk 7.1.

6.1 ENERGIEDRAGERS Om deze “producten” te realiseren gebruikt de UT de volgende primaire energiedragers. - Elektriciteit Electrabel is de huidige leverancier. Per 1 januari 2013 zal dit Essent zijn. De stroom die de UT nu afneemt van Electrabel is grijze stroom. Dit zal bij Essent ook zo zijn. - Gas Essent is de leverancier voor het aardgas verbruik. Essent heeft een contract voor levering tot 31 december 2013. - Warmtegebruik ELES ( Essent Local Energy Solutions) levert de warmte aan het warmtenet van de UT. Het warmtecontract met ELES dateert uit 1993 en heeft een “open” looptijd. Dit warmte net levert warmte aan de gebouwen: Carré/ Nanolab/ Ravelijn/Horsttoren/Vrijhof/Bastille/Spiegel/Zilverling/ Sportcentrum/ Theehuis en Seinhuis/ Gebouw A - Watergebruik Afvalwater biedt mogelijkheden voor terugwinning van grondstoffen en energie en opwekking van energie. Daarom beschouwt de UT water als energiedrager. Vitens is de leverancier van drinkwater. De UT heeft een operationeel “grijswater” circuit voor besproeiing.

6.2 MONITORINGSSYSTEEM Monitoring van het energiegebruik vindt momenteel plaats door een maandelijks handmatige opname van de 296 meters. Als administratiepakket wordt gebruik gemaakt van het softwarepakket Erbis. De Universiteit Twente wil haar campus in fasen verduurzamen. Fasen die bepaald worden door eigen visie en beleid maar ook door externe afspraken als MJA- afspraken. Deze verduurzaming is een doorlopend veranderingsproces. Om de effecten van dit veranderingsproces op het energiegebruik te volgen en het proces bij te sturen is een goed werkend meet- en representatiesysteem nodig. De UT heeft daartoe in 2011 geïnvesteerd in een web based monitoring system, wat een onderdeel wordt van een toekomstbestendig smartgrid om de veranderingsprocessen te kunnen sturen. Smartgrids zijn infrastructuren voor elektriciteit, gas, water en warmte, waaraan ICT-systemen zijn toegevoegd voor het meten, aansturen en afstemmen van vraag en aanbod van de energiestromen. Door de online meting van de energieverbruiken is het mogelijk om functioneel de basislast en nullasten te bepalen. Naast het meten van de energiestromen worden deze ook online zichtbaar gemaakt op beeldschermen voor eindgebruikers als ondersteuning van het UT energiezorgprogramma. Het investeren in verdergaande subbemetering per gebouw of locatie word bepaald door het te halen rendement wanneer die energiestroom continu bemeterd wordt.


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

19

6.3 ENERGIEBALANS Onderstaande figuur 5 geeft de energiebalans weer. Voor de omrekening is gebruik gemaakt van de volgende omrekenfactor (bron: ELES) CO2 emissie Aardgas Elektriciteit Warmte (1 GJ

(1 Nm3 = 1,798 kg CO2) (1 kWh = 0,671 kg CO2) = 56,80 kg CO2) ELES juli 2012

Gebruik UT activiteiten 20.238 GJ

Inkoop 2011

Gas 329.541 GJ = 2133 Ton Co 2

1217 Ton Co 2

Sport, cultuur, recreatie

101.962 GJ

82.000 GJ

19 Ton Co 2 Onderwijs & Onderzoek

Kantoor

5 Ton Co 2 Elektriciteit 119.124 GJ = 22 Ton Co 2

99.233 m

3

Warmte 86.000 GJ = 5 Ton Co 2 15.229 GJ

Doorlevering Derden Gallery

17.161 GJ Water m

916 Ton Co 2

3

Acasa, 4.100 GJ

woningen 71.526 m 3

Figuur 5: Energiebalans primaire energiestromen op hoofdniveau - De gegevens zijn niet naar graaddagen gecorrigeerd. - Bij de UT is sprake van hoofd bemetering, zie paragraaf 6.2.

3 Ton Co2

StudentHigh Tech factory

Nihil Ton Co 2


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

20

7 KETENPROCES 7.1 INLEIDING Primair is de UT een kennisinstelling. Zij leidt mensen op in de wetenschappelijke vakgebieden Management en Bestuur, Gedrag en Techniek. De synergie van deze wetenschappen wordt verwoord in de combinatie “High Tech Human Touch”. Deze kennis wil de UT ook in de bedrijfsvoering steeds meer toepassen. Dit betekent dat in projecten op het gebied van duurzame, energie bewuste bedrijfsvoering eigen wetenschappers en studenten betrokken worden en de campus dient als “living lab”. In de figuur hieronder ziet u wat de core business secundair aan input nodig heeft om te functioneren, welk resultaat wordt opgeleverd en wat dat aan afvalstromen te weeg brengt.

Secundair proces Campus

Elektriciteit Gas Warmte Water

Warmte Water

Primair Proces

Productie & Gebruik Kennisontwikkeling Innovatie Medewerkers en studenten Diensten:

Huisvesting Inkoop Catering Schoonmaak Mobiliteit ICT Groenvoorziening Evenementen

Resultaat Alumni/promoties/ wetenschappelijke publicaties/ valorisatie

Hergebruik:

Opslag Leegstand

Afvalstromen: Restafval Papier/karton Grofvuil Gevaarlijk afval Witgoed Bruingoed Elektronisch afval

Figuur 6: Ketenproces Grondstoffen worden in zeer geringe mate omgezet in tastbare producten. De UT is vooral gebruiker. De parkachtig groene campus biedt vele faciliteiten en voorzieningen waardoor voor het secundaire (ondersteunende) proces de vergelijking met een dorp gemaakt kan worden. Er is sprake van huisvesting en accommodaties in de gebouwen zoals beschreven in hoofdstuk 4, waarbij primair de grondstoffen gas, warmte, elektriciteit en water worden verbruikt. Daarnaast is er sprake van secundair energieverbruik doordat men diensten afneemt en activiteiten organiseert. Dit noemt men ook wel de verbredingthema’s, zoals inkoop, mobiliteit, afval en hergebruik.


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

21

7.2 BESCHRIJVING KETENASPECTEN Warmte en gas Inkoop van groen gas, groene warmte en stadsverwarming zijn/kunnen gezien worden als ketenmaatregelen en staan beschreven in hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 10 en 11. Zie ook hoofdstuk 8.2 voor informatie. Water. Wat betreft water werkt de UT samen met partijen in de waterketen om CO2 reductiedoelstellingen te realiseren. Zo heeft zij in samenwerking met het waterschap Regge & Dinkel een studie uit laten voeren naar de mogelijkheid van een gesloten waterkringloop op de campus. Dit Arcadis rapport is op te vragen bij de energie coördinator. In de studie is ook aandacht besteed aan het terugwinnen van grondstoffen en opwekking van energie. De mogelijkheden bleken in de praktijk helaas beperkt, maar het rapport heeft inzicht gegeven in de kansen en mogelijkheden met betrekking tot drink- en afvalwater op de campus. Daar waar mogelijk worden de aanbevolen maatregelen gefaseerd uitgevoerd. Huisvesting. Optimaal ruimtegebruik is een belangrijk aspect geweest in de inmiddels opgeleverde nieuwbouw. Voor de toekomst staan projecten als het slimmer werken (plaats- en tijdonafhankelijk werken) op de agenda waardoor een verdergaande slag gemaakt kan worden in flexibel ruimtegebruik. Zie hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 13. Inkoop. Inkoop speelt een centrale rol m.b.t. alle verbredingsthema’s. Duurzaamheid wordt momenteel als criterium door de afdeling Inkoop regelmatig gehanteerd. Bij alle aanbestedingen (meervoudig onderhands, Nationaal en Europees) op de Inkoopkalender van de UT zal vanaf 01 januari 2013 structureel rekening gehouden worden met deze duurzaamheidcriteria. Ook de overgang van decentrale naar centrale inkoop maakt toepassing van criteria makkelijker. Zie hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 12. Catering en schoonmaak. Deze bedrijfsonderdelen zijn uitbesteed. De UT kan duurzaamheidbeleid op deze onderdelen beïnvloeden door criteria in contracten op te nemen. Via inkoop en contractbeheer krijgt borging van duurzaamheidcriteria vorm. Zie hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 12. Mobiliteit. De verschillende vervoersbewegingen op, van en naar de UT door medewerkers, studenten, bezoekers en leveranciers zijn nu nog beperkt inzichtelijk. Er is sprake van: woon-werkverkeer, dienstreizen, interne logistiek en leveranciersmanagement. Tevens zijn er piekmomenten m.b.t. vervoer waarneembaar tijdens evenementen. In 2010 heeft de UT een mobiliteit onderzoek uitgevoerd. Hierdoor is bekend dat 2/3 van de medewerkers en studenten gebruik maakt van de fiets als vervoermiddel en/of het OV. M.b.t. dienstreizen is in 2011 de NS business kaart beschikbaar gesteld. Reizen met OV is al jaren de standaard binnen de UT. Intern rijdt een aantal elektrische auto’s op de campus. De aannemer schoonmaak gebruikt een elektrisch voertuig voor transport op de campus. De UT heeft een 4-wiel aangedreven elektrisch voertuig voor groenonderhoud in de zomer en gladheidsbestrijding in de winter. Sinds kort rijdt ook de UT/FB vrachtauto, gebruikt voor de postbezorging, elektrisch. Op de Campus staat sinds december 2010 een elektrische laadpaal. De paal is nu in gebruik voor UT bezoekers en medewerkers. Tijdens de looptijd van het EEP is de UT voornemens enkele oplaadpalen bij te plaatsen. Zie hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 13. ICT. Digitalisering van processen levert een reductie op in papier verbruik en maakt plaats- en tijdonafhankelijk werken en studeren mogelijk. E-conferencing en digitaal te volgen colleges dragen aan deze ontwikkeling bij. Ervaringen elders laten zien dat gebruik van I-Pads leidt tot minder papier verbruik. Digitalisering van bedrijfsprocessen is gewenst. Deze maatregel is een voorwaardelijke omdat dit nu nog afhankelijk is van bedrijfsvoering per faculteit. Ook de op stapel staande invoering per januari 2013 van de digitale salarisstrook levert een bijdrage in reductie van papier. Zie hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 14 en 15.


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

22

Afval. Bij het toepassen van duurzame inkoopcriteria (Agentschap NL) en centraal leverancier management is tevens de zorg m.b.t. reductie van afvalstromen en hergebruik ingesloten. Voor GFT afval, witgoed, bruingoed en elektronisch afval is in het beheer optimalisatie mogelijk. Deze aspecten verdienen nader onderzoek. Zie hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 12 en 15. Groenonderhoud. Biologische meststoffen worden gebruikt voor groenonderhoud van de campus. Zie hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 12. Convenanten. De UT neemt naast de MJA-afspraak ook deel aan de volgende convenanten die aansluiten bij de verbredingthema’s. 1. Inkoop. Doel: in 2012 50% duurzame inkoop. Is nog niet gerealiseerd. Staat als zekere maatregel opgenomen voor nieuwe looptijd. Het plan van aanpak Inkoop is onderlegger voor uitvoering. Zie hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 12. 2. Mobiliteit. Doel: 5 % autokilometer reductie in de spits. In 2010/2011 is nulmeting uitgevoerd. Er komen relatief weinig mensen met de auto naar de campus. Vandaar dat maatregelen niet zo zeer zijn gericht op terugdringen van autogebruik maar op terugdringen van het totaal aantal vervoersbewegingen. In 2011 is document opgesteld genaamd ” Uitwerking van de aanbevelingen mobiliteitsonderzoek”. Hierin zijn maatregelopties opgesteld welke te zijn onder te verdelen in: - Faciliteren; op peil houden van infrastructuur en fietsenstallingen, e-laadpalen, e-conferencing, etc. Zie hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 13 en 14. - Stimuleren; OV en (e)- fiets gebruik door acties i.s.m. Twente Mobiel. Vergroenen UT wagenpark, voorwaardelijke maatregelen afhankelijk van inzet Twente Mobiel respectievelijk afschrijving oud materieel. - Informeren; toepassen van actueel gepersonaliseerd reisadvies. Nader onderzoek nodig door vakgroep Verkeer, Vervoer en Ruimte. Zie hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 13. - Flankeren; organisatiebeleid op plaats- en tijdonafhankelijk werken. Voorwaardelijke maatregel op basis van projectgelden. Zie hoofdstuk 11.1 onder maatregelnummer 13. - Regisseren; mogelijkheden in relatie tot werkkostenregeling nader onderzoeken. Voortgang van maatregelen wordt door convenant afspraken geborgd via Twente Mobiel, de facilitator van het convenant “ Mobiliteitsmanagement Twente”. De genoemde uitwerking is onderlegger voor de uitvoering en en is op te vragen bij de afdeling VGM. 3. Evenementen. Doel: verduurzamen Twentse evenementen, kennis delen en overnemen van Best Practices van evenementen in de regio. Ook deze voortgang wordt geborgd door deelname convenant. Dit heeft tot nu toe vorm gekregen door nul metingen uit te voeren zoals bij de Batavierenrace waarbij tevens al duurzame maatregelen zijn getroffen als bijvoorbeeld actieve inzet op gescheiden afval inzamelen.

7.3 KWANTIFICERING Kwantificering van de ketenaspecten staat in de kinderschoenen. Om maatregelen en resultaten ook in de keten zichtbaar te maken heeft de UT de ambitie om zowel haar carbon- als water voetafdruk te bepalen. In het maatregeloverzicht in hoofdstuk 11.1, wordt nu nog gewerkt met een aanname voor het besparingspotentieel van de meeste ketenmaatregelen. Wanneer de kengetal ontwikkeling en dataverzameling op orde is zal de CO2 –UT footprint specifiek gemaakt kunnen worden. Eind 2010 is gestart met het pilot-project “ontwikkeling UT Carbon footprint”. Dit instrument wil de UT ge­ bruiken voor communicatie naar overheden als gemeente en Agentschap NL, maar ook voor studenten, mede­ werkers en overige stakeholders. In de pilot is eerst de definitie vastgesteld voor de CO2 -footprint van de UT. Op basis van een brede literatuurstudie is vervolgens een rekenmodel ontwikkeld. Uit de pilot blijkt dat het rekenmodel als instrument werkt. Het knelpunt is de beschikbaarheid van data. Om dit te verbeteren is een professionaliseringsslag nodig in databeheer. Het Facilitair Bedrijf is i.s.m. de afdeling VGM bezig om milieu- & energiekengetallen te ontwikkelen voor beheer. Uitgangspunten hierbij zijn naast de wettelijke verplichtingen ook de ambities van respectievelijk ECIU, VSNU, en last but not least de UT zelf.


ENERGIE EFFICIĂ‹NTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

23

Gedurende de looptijd van het EEP wordt met de professionaliseringsslag in databeheer de UT- CO2 footprint ingevuld. Prestaties van verbredingsthema’s op bijvoorbeeld het gebied van mobiliteit worden dan UT breed zichtbaar en zo ook het effect op mogelijke maatregelen om de footprint te reduceren. Ontwikkelingen in uniformering, bijvoorbeeld de recente UT brede aanschaf van de NS-Businesscard voor dienstreizen per trein en de op stapel staande centrale inkoop van vliegreizen, dragen bij aan het vergroten van de beschikbare data en sturingsinformatie.


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

24

8 DUURZAME ENERGIE 8.1 INLEIDING De UT maakt gebruik van de Trias Energetica methodologie, kort samengevat: voorkomen van onnodig energieverbruik, de energie zo optimaal mogelijk gebruiken en waar mogelijk duurzame energie inzetten. Hoewel met dat laatste geen energie wordt bespaard, beperkt dit wel de CO2 uitstoot. Daarnaast zorgt dit voor minder druk op de schaarse fossiele energiebronnen. De UT is van mening dat inzet van duurzame energie onvermijdelijk is om ook in de toekomst aan de energievraag van de organisatie te kunnen voldoen. Daarom heeft zij al verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de toepassingsmogelijkheden op haar campus. Uit deze onderzoeken blijkt dat op dit moment de terugverdientijden dusdanig lang zijn, dat dergelijke investeringen binnen de huidige financiële afspraken niet toepasbaar zijn. Op kleinere schaal start de UT in samenwerking met O&O wel met een aantal projecten. De verwachting is dat binnen een tijdsbestek van een paar jaar toepassing van duurzame energie financieel aantrekkelijker zal zijn. Door de gestarte onderzoeken is de UT tegen die tijd klaar om verschillende technieken optimaal in te zetten. De verschillende opties staan in paragraaf 8.2 per categorie verder uitgewerkt. Het maatregelenoverzicht in dit EEP laat zien dat de UT met proces- en ketenmaatregelen de vereiste 8% besparing gaat realiseren. Echter, in haar energievisie, zie bijlage 2, onder 12.2, heeft zij vastgelegd om waar mogelijk, innovatieve duurzame energiebronnen als zon en biomassa voor haar eigen energievoorziening in te zetten. Een mooi aangrijpingspunt voor de UT om de uitgangspunten met betrekking tot toepassing van duurzame energie opnieuw tegen het licht te houden, met name de definiëring van de investeringscriteria. Op Europees, landelijk en provinciaal niveau worden vele initiatieven genomen om energievoorzieningen CO2 neutraal te maken. Naast het feit dat ook de UT rekening moet houden met steeds hogere energieprijzen door schaarste op de grondstoffenmarkt wil zij als maatschappelijke organisatie hierin participeren. Ook de provinciale ambities spelen een rol. De Provincie Overijssel heeft de ambitie om in 2020 20% van de energie t.o.v. 1999 op te wekken uit biomassa, wind, zon of aardwarmte. De UT wil als regionale speler daar waar mogelijk bijdragen aan deze ambitie. Hetzij door toepassing op de campus, hetzij door wetenschappelijke kennis.

8.2 CATEGORISERING Verwarmen met zonnewarmte Bij het Sportcentrum wordt gebruik gemaakt van een zonneboilersysteem voor warmwatervoorziening van de douches. De UT heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om zwembad te verwarmen met zonne-energie, zie verder hoofdstuk 11.1, maatregel 8. Elektriciteit uit zonlicht De zonne-energiemarkt is sterk in beweging. Door technologische ontwikkeling en verhoogde efficiency is de prijs van PV- systemen gedaald en de vraag gegroeid. De afgelopen 20 jaar is de vraag naar zonne-energie per jaar met 30% toegenomen; een groei die op weinig andere wereldmarkten is te zien. Zie verder hoofdstuk 11.1, maatregel 7. Windenergie De Provincie Overijssel wil in 2020 tenminste 80 MW opwekken met windturbines. De UT zal hier geen bijdrage aan leveren: zij ligt in een gebied waar de gemiddelde windsnelheid lager is dan 5 m/sec, waardoor opwekking van energie met wind geen reële optie is. Thermische energieopslag De bodemstructuur van de campus is niet geschikt voor warmte- koudeopslag in de bodem. In plaats daarvan heeft de UT geïnvesteerd in een zogenaamde Koude cirkel. Koude wordt geleverd uit een grote waterbuffer. In de lopende EEP periode vinden geen investeringen plaats in thermische opslag.


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

25

Energie uit afvalstromen De UT maakt voor de verwarming van een groot deel van haar gebouwen gebruik van stadsverwarming. Een deel van de warmte is afkomstig van afvalverwerker Twence. Zie verdere toelichting hoofdstuk 11.1, maatregel 10. Verbranding/vergassing biologisch bedrijfsafval De UT produceert onvoldoende biologisch afval om hier energie uit te winnen. Brandstoffen uit dierlijk en plantaardig materiaal De UT wil graag meewerken aan het stappenplan en partner zijn in de ontwikkeling van het project “groen gas” in de provincie Overijssel. Daarom neemt de UT in haar MJA- afspraken 1 % groen gas voorziening in 2015 als maatregel op. Zie toelichting hoofdstuk 11.1 maatregel 11. Elektriciteit/warmteproductie met biobrandstof De doelstelling van de provincie Overijssel om in 2020 20% van de energie duurzaam op te wekken zal voor meer dan 50% worden behaald door bio-energie. Dat betekent concreet dat 10% van de energie in Overijssel straks uit gft-afval, houtsnippers, eiwit of andere te vergisten grondstoffen komt. De UT en verschillende regionale bedrijven zijn gestart met een project, wat uiteindelijk moet resulteren in een WKK installatie op de campus welke draait op pyrolyse-olie. Bij realisatie kan 1,8 megawatt groene elektriciteit (ongeveer de helft van het totale UT verbruik) en 4 megawatt groene warmte voor intern gebruik worden opgewekt. Zie ook hoofdstuk 11.1 maatregel 9. Warmte uit omgeving De bodemgesteldheid van de campus is niet geschikt voor verwarming en/of koeling door middel van warmtepompen. De watervoerende lagen in de bodem laten geen aquifers toe waar warmte in opgeslagen kan worden.

8.3 UITBREIDING KOUDECIRKEL Koeling van gebouwen en processen is een belangrijke energieverbruiker. Aangezien verwarming al op een efficiente manier plaatsvindt via stadsverwarming heeft de universiteit zich geconcentreerd op het terugdringen van het energieverbruik door koeling. De experimenten en processen in onze laboratoria stellen steeds hogere eisen aan de temperatuurbeheersing waardoor er sprake is van een groeiende koelvraag. De 7 belangrijkste onderwijs- en onderzoekgebouwen zijn inmiddels aangesloten op een koudenet dat water van 10 °C aanvoert. Op het koudenet is een tweetal koelmachine installaties aangesloten. ’s Zomers is op het warmst van de dag de maximale koelcapaciteit nodig. Om nu niet die maximale capaciteit te hoeven plaatsen is op de koudecirkel een buffer aangesloten. Dit is een open tank met een diameter van 30m en een diepte van 10 m. ’s Nachts wordt het water in de tank gekoeld door de koelmachines. Overdag kan uit deze buffer ruim 11 MWatt koelvermogen worden onttrokken. Het gezamenlijk opgestelde vermogen van de koelmachines is 3 MWatt. Bijkomend voordeel is dat de koude opwekking ’s nachts kan plaatsvinden wannneer het nachtstroomtarief geldt. Door uitbreiding van het aantal aangesloten gebouwen en een hogere afname ’s nachts blijkt de capaciteit van de koelmachines te klein. Met name de cleanroom (Nanolab) en het datacentrum (Teehuis) hebben ’s nachts vrijwel evenveel koeling nodig als overdag. Er blijft dan te weinig capaciteit over om de buffer te koelen. Daarom is besloten een derde koelinstallatie van 2,8 MWatt toe te voegen. Deze installatie bestaat uit een hybride koeltoren waarmee in de koudere periodes met buitenlucht kan worden gekoeld. Wanneer de buitentemperatuur toeneemt kan door bevloeiing van de warmtewisselaars met schoon water de capaciteit worden verhoogd. De hoeveelheid water wordt zodanig gedoseerd dat al het bevloeiingswater verdampt. Er is dus niet zoals bij natte koeltorens een legionellarisico. Als de capaciteit ook dan onvoldoende is wordt een hoogrendement centrifugaalkoelmachine aangezet. Deze kan traploos worden geregeld om het juiste vermogen te leveren. De capaciteit is vrij ruim gekozen waardoor het grootste deel van het jaar met deze energiezuinige installatie kan worden gekoeld. De bestaande koelmachines behoeven dan slechts voor de piekbelasting te worden ingezet. Het rendement van de nieuwe installatie is ruim twee keer zo hoog als het rendement van de bestaande installaties.


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

26

9 TRENDS EN ­ONTWIKKELINGEN 9.1 TOEKOMSTVISIE WO Het Wetenschappelijk Onderwijs is één van de sectoren die een Meerjaren Afspraak Energie-efficiency heeft ondertekend. Wat deze sector bijzonder maakt, is dat het aantal betrokken mensen zeer groot is; het betreft niet alleen de medewerkers maar ook een grote groep studenten met een hoge doorstroom. Studenten komen daarnaast naar de universiteit om zich te ontwikkelen. Zij worden klaargestoomd om op diverse niveaus binnen diverse bedrijven en organisaties te gaan werken, wellicht op leidinggevende posities. De spin-off van een duurzame campus kan daarmee bijzonder groot zijn. Vergeleken bij andere branches heeft het veranderen van de mindset dan ook relatief hoge prioriteit. Agentschap NL heeft met het onderzoek Toekomstvisie Hoger Onderwijs gepoogd antwoord te geven op de vragen hoe het hoger onderwijs er in 2030 uitziet en welke mogelijkheden er zijn om een duurzame campus te realiseren. Dit heeft geleid tot vier toekomstscenario’s en drie campusmodellen. Door hier keuzes in te maken, wordt duidelijk welke maatregelen mogelijk zijn bij het realiseren van een duurzame campus in de toekomst. In de praktijk blijkt dit model voor de UT niet goed toepasbaar, om twee redenen: - Het model gaat uit van tegenstellingen: individualisering vs sociale integratie en regionalisering vs mondialisering. Bij de UT is op deze terreinen echter sprake van integratie in plaats van tegenstellingen. Dit wordt in “typisch UT” verder toegelicht; - De maatregelen voortkomend uit het model zijn weinig innovatief. Een deel van de maatregelen is al toegepast, een deel is niet van toepassing. De UT kiest er daarom voor om bij het verder vormgeven van haar duurzame campus geen gebruik te maken van dit model.

9.2 TYPISCH UT! De UT onderscheid zich van andere Nederlandse universiteiten doordat zij de enige echte campusuniversiteit is, ondernemendheid als kernkwaliteit toepast in onderwijs en onderzoek en door de combinatie High Tech Human Touch daadwerkelijk in praktijk te brengen. Daarnaast hecht zij veel belang aan haar sterke rol in de regio. De UT heeft een grote groene campus, waar naast onderzoek en onderwijs wordt gerecreëerd en gewoond. Er is een ontwikkeling gaande waarbij oude gebouwen worden herontwikkeld waarna deze onder andere als huisvesting dienen voor derden. Dit betreft meestal kennisintensieve bedrijven die een link hebben met de UT. Het grote campusterrein biedt mogelijkheden als living lab, maar zorgt ook voor hoge onderhoudskosten. Daarom wordt gezocht naar samenwerkingsmogelijkheden om de faciliteiten optimaler te gebruiken. Hiermee is een trend gezet naar een open campus waarbij uitwisseling van kennis en gezamenlijk gebruik van faciliteiten centraal staan. De UT is een ondernemende universiteit. Dit komt o.a. tot uiting in de nauwe samenwerking met bedrijven en organisaties op zowel regionaal, nationaal als internationaal niveau. Geen universiteit heeft zoveel spin off bedrijven voortgebracht als de UT, wat de binding met het bedrijfsleven verder versterkt. Daarnaast draagt het onderzoek van de UT bij aan oplossingen voor allerlei maatschappelijke vraagstukken op gebied van ICT, zorg en duurzame energie. De sterke combinatie High Tech Human Touch zorgt dat deze oplossingen niet alleen technisch wordt benaderd, maar dat de maatschappelijke en sociale context hierin een belangrijke rol spelen, waardoor oplossingen succesvoller worden toegepast. De High Tech kant van de UT draagt er toe bij dat de energievraag relatief hoog is. Hoogwaardige laboratoria vragen om bijzondere (klimaat)installaties. Een voorbeeld is het Nanolab waar gasgestookte bevochtigers zijn geïnstalleerd om de luchtvochtigheid op peil te houden. De UT onderscheidt zich ook door de afwezigheid van een georganiseerde groep studenten die zich met duurzaamheid bezig houden. De meeste andere Nederlandse universiteiten hebben een afdeling van Morgen, het studentennetwerk voor een duurzame toekomst. Dit is bij de UT niet het geval. Op individuele basis zijn ook


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

27

bij de UT geïnteresseerde studenten, maar het ontbreken van een georganiseerde studentenorganisatie maakt het lastiger om studenten actief bij de duurzame campus te betrekken. Desondanks is de UT druk bezig om studenten actief te betrekken bij de duurzame campus. Zie hoofdstuk 11 maatregel 6 onder draagvlak.

9.3 UT NA 2016 Prognoses energievraag Zoals eerder genoemd verwacht de UT een stijging van de energievraag als gevolg van een toename van elektrische apparatuur. Het studentenaantal zal in de periode 2013-2016 stabiliseren. Naar verwachting zullen wel steeds meer studenten onderwijs op afstand gaan volgen en medewerkers gebruik maken van het nieuwe werken. Op de lange duur zal dit effect hebben op de energievraag. Door deze ontwikkeling is het goed mogelijk dat op termijn een deel van de kantoren en collegezalen, als zodanig, niet meer zal worden gebruikt door de UT. Indien deze ruimten door anderen worden gebruikt levert dit een besparing op voor de UT. Echter, de verwachting is dat de huidige laboratoria met hun relatief hoge energievraag niet minder intensief zullen worden gebruikt in de toekomst. Duurzaamheid Duurzaamheid speelt een steeds grotere rol in de maatschappij. Ook de UT is actief op dit vlak. Zoals aangegeven is één van de belangrijkste winstpunten op dit vlak een verandering van mind set bij studenten. Om haar de studenten de juiste bagage mee te geven werkt de UT aan een onderwijsprogramma waar duurzaamheid een integraal onderdeel van is. Ook komt dit als belangrijk onderwerp terug in de ECIU Charter, zie bijlage 3, onder 12.3. De UT wil de komende tijd investeren in het verder betrekken van studenten bij de duurzame campus. In de toekomst hoopt zij een goed georganiseerd studentennetwerk in te kunnen zetten voor verschillende projecten op gebied van duurzaamheid. De doorstroom van studenten is hoog, alumni komen vaak op plekken in de maatschappij terecht waar zij veel kunnen betekenen. De UT investeert in haar alumninetwerk: dit biedt mogelijkheden om dat in de toekomst uitgebreider in te zetten. Duurzame energie In het MJA convenant afgesloten in 2005 voor de branche committeren universiteiten zich om in de periode 2005 tot 2020 30 % energie te besparen; 20 % door maatregelen binnen de organisatie en 10 % door keten efficiency. Behaalde resultaten zijn tot nu toe bereikt door het nemen van technische maatregelen. Binnen de looptijd van het huidige EEP komt meer nadruk te liggen op organisatorische en gedragsmaatregelen. De verwachting is dat richting 2030-2050 de voorzichtig ingezette transitie (zie proeftuin PV en WKK op pyrolyse) van traditionele fossiele brandstoffen naar duurzame brandstof zich doorzet. Belangrijke argumenten om deze transitie in te zetten zijn o.a.: - De verwachtte prijsstijgingen voor fossiele brandstoffen; - (Europese) wetgeving met betrekking tot energieverbruik en CO2 uitstoot; - Mogelijkheden om als groot afnemer in de regio deel te nemen aan strategische allianties en samenwerkingsverbanden op gebied van duurzaam opgewekte energie. Om daadwerkelijk te investeren in duurzame energie is het nodig om de huidige wijze van financiering van energieprojecten tegen het licht te houden. Nu wordt op basis van terugverdientijd beoordeeld of een project doorgang vindt. Door de gunstige energieprijs die de UT momenteel betaalt en de nog relatief hoge kosten van duurzame energievoorzieningen pakt dit zelden positief uit. Indien het installaties betreft met een lange levensduur kan een andere financieringsberekening (bv op basis van Netto Contante Waarde) een reëler beeld opleveren. Daarnaast zijn wellicht andere financieringsvormen zoals ESCO’s interessant. Voor de toekomst betekent dit dat de UT verschillende financieringsvormen met betrekking tot opwekking van duurzame energie gaat onderzoeken om toepassing hiervan mogelijk en rendabel te maken. Zie hoofdstuk 11, maatregel 6 onder financiën.


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

28

10 INVENTARISATIE Het EEP 2013-2016 kan als een nieuw EEP beschouwd worden. Onderzoek naar bronnen heeft plaats gevonden (i.e. bronnen van Agentschap NL, literatuurstudies en externe kennisbronnen) en heeft geleidt tot de 15 maatregelen. In hoofdstuk 11 van dit EEP zijn deze nader beschreven en in een overzicht tabel samengevat. De UT beperkt zich vanuit de genoemde bronnen tot deze 15 maatregelen waarmee zij binnen de looptijd van dit EEP aan de slag gaat. In de maatregelen zit voldoende besparingspotentieel om nader te onderzoeken. Te denken valt hierbij aan het verkleinen van de CO2 -footprint en de uitrol van energie-actieteams per gebouw en een mogelijke gedragscampagne. Zie hoofdstuk 11, maatregel 6. De UT hanteert bij de berekening van haar terug verdien tijden de actuele UT inkoop tarieven per energiestroom.


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

29

11 MAATREGELEN 11.1 MAATREGELOVERZICHT EN TOELICHTING PER MAATREGEL Tabel 2: Maatregeloverzicht, zie tabel 2 pagina 30 Opmerkingen: - Volgens eerdere opgave van Senternovem (EEP 2009-2012) kan voor de implementatie van een energie zorgsysteem worden uitgegaan van een besparingspotentieel van 2 tot 5 %. Gebaseerd op het feit dat ketenmaatregelen bijdragen aan een milieuzorgsysteem rekent de UT voor het totaal van ketenmaatregelen ook hier met deze aanname. - Voor de conversie naar ton CO2 rekent de UT met de door Agentschap NL opgegeven omrekeningsfactoren.


ICT optimalisering energievoorziening datacentra

Energiezorg

5

6

Opwekking van warmte en stroom door een pyrolyse olie gestookte WKK

9

* Inkoop: 50% duurzaam

*Mobiliteit: faciliteren, stimuleren, informeren, flankeren, regisseren

*Digitalisering processen /ICT

*Afval: onderzoek naar optimalisatie van GFT, wit/bruigoed en elektronisch afval/pc’s

11

12

13

14

15

Dit is totaal minus bijdrage onzekere maatregelen nr. 9, 10, 11 en 12 t/m 15

Besparingspotentieel 2013-2016 = zekere en voorwaardelijke maatregelen

Totaal van zekere, onzekere en voorwaardelijke maatregelen

* Totaal

Levering van groene warmte

levering Groen gas

10

Ketenmaatregelen

Zonne energie: proeftuin en opschaling

Toepassen zonnecollectoren zwembad

7

8

Duurzame Energie Maatregelen

Gasverbruik buitenzwembad door aanpassing rondpomp debiet

Gasverbruik buitenzwembad door badafdekking

3

EPA-U maatregelen

2

4

Koelcirkeluitbreiding

1

Procesmaatregelen

basisjaar 2011

Inventarisatieoverzicht energie­besparingsmaatregelen UT

Tabel 2. Maatregeloverzicht

regulier/project

regulier

regulier/project

regulier/project

regulier

250.000

0

1.500.000

45.750

85.000

regulier/project

120.000

78.375

3.000

948.025

5

7

7

7

7

7

5

7

7

7

7

3

jaar

€ 1.287.000

TVT

Investering

8

0,02

4

0

0,003

1

4

0,24

0,0002

0,0001

7

6

%

CO2-reductie

6.683

20.870

2.054

12

1.185

13.002

17

129

1.065

60

27

12

1.791

1.516

in Ton

CO2 reductie

47.492

230.240

11.019

257

20.889

150.840

90

692

5.713

450

25

65

11.800

28.400

GJ

Besparing Primair

23,1%

37,20%

5,4%

0,170%

8,5%

0,00%

0,05%

0,34%

2,8%

0,22%

0,002%

0,02%

5,8%

13,9%

t.o.v 2011

Besparing

Onzeker

Onzeker

Onzeker

Onzeker

Voorwaardelijk

Zeker

Zeker

Voorwaardelijk

Voorwaardelijk

Voorwaardelijk

Voorwaardelijk

Zeker

Categorie

2015

2016

2013

2016

2014

2013

2013

2016

2016

2016

2016

2013

Jaar van ­invoering

ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016 30


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

31

TOELICHTING PER MAATREGEL. 1. Koelcirkel uitbreiding met 2,8 MW. Zie ook paragraaf 8.3. Gebouwen en datacentra hebben koeling nodig. Momenteel wordt in het O&O deel koeling geproduceerd door de aanwezige Koudecirkel. De capaciteit van de koude productie is momenteel niet voldoende voor de aangesloten gebouwen. Het ontwerp voor deze uitbreiding maakt een besparing mogelijk op exploitatiekosten en elektriciteit. 2. In 2012 is een EPA-U onderzoek uitgevoerd voor de gebouwen: Carré, Meander, Ravelijn, Waaier, Zilverling en Zuidhorst. Het onderzoek laat zien dat door technische maatregelen een besparing is te realiseren van 11.800 GJ (5,8 %). De voorgestelde maatregelen uit dit onderzoek zijn opgenomen in de meerjaren onderhoudsbegroting. Indien een maatregel op meer dan €50.000,- wordt begroot is deze opgenomen in het vastgoed-investeringsplan. De EPA-U rapportages zijn op te vragen bij de energiecoördinator van de UT. 3. Besparing op het gas verbruik van het buitenzwembad door besparen op pompenergie. Buiten de openingstijden van het zwembad hoeft niet voldaan te worden aan de wettelijke eis van een minimaal rondpomp debiet en kunnen pompen op een lager debiet draaien in de daluren. 4. Besparing op het gasverbruik van het buitenzwembad door bad-afdekking. Het afdekken van de wateroppervlakken buiten de openingsuren geeft een aanzienlijke vermindering van de warmteverliezen. 5. Energie besparing en ICTS. Een ICT advies bureau (Mannsystems) heeft in 2011 een onderzoek uitgevoerd in de datacentra Seinhuis en Teehuis. Het onderzoek biedt voldoende aanknopingspunten voor optimalisering van de koeling. Circa 440 MWh is nu nodig voor koeling. Circa 125 MWh kan op deze koude productie bespaard worden door het optimaliseren van de koude units bij het Seinhuis. Rapport is op te vragen bij de energiecoördinator van het FB. 6. Energiezorg. In hoofdstuk 5 is opgenomen dat de UT met de onderwerpen Traceability en Review aan de slag gaat om energiezorg te verbeteren. Daarnaast voert zij nog andere zorgmaatregelen in die geen directe energiebesparing opleveren maar wel een bijdrage leveren aan een betere borging van te nemen en gerealiseerde maatregelen. Senternovem heeft eerder aangegeven dat met dergelijke indirecte besparingsmaatregelen 2 % tot 5 % besparing haalbaar is. De UT rekent daarom circa 3 % besparingspotentieel toe aan de implementatie in deze EEP looptijd. Energiezorg is als één maatregel opgenomen in het maatregeloverzicht. Er zijn op hoofdlijnen vier maatregelroutes in energiezorg te onderscheiden: - Traceability - Review - Taken, Verantwoordelijkheden en Bevoegdheden (TVB’s) - Bewustwording en kennisoverdracht door opleiding, Vorming en Training (OVT) Traceability en Review. De UT werkt, in relatie tot de verbredingsthema´s van energie op verschillende terreinen, met name binnen het FB, aan het beschikbaar krijgen van data. Voorbeelden zijn de “real time” monitoring per gebouw waardoor energiegegevens direct zichtbaar worden en de kengetal ontwikkeling nodig voor het bepalen van de CO2footprint. VGM vertaalt de data i.s.m. het FB naar management rapportages die aansluiten op de Planning en Controle cyclus. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden t.a.v. duurzaamheid. Organisatorische wijzigingen die gevolgen hebben voor (geplande) energiezorgmaatregelen worden verankerd door, afhankelijk van het onderwerp, een flexibele schil te creëren rondom het energie-managementoverleg (EMO)


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

32

Bewustwording en kennisoverdracht (OVT). ECUI De UT heeft op 23 november 2011 samen met partneruniversiteiten uit de ECIU (European Consortium of Innovative Universities) de ‘Charter Sustainable Campus’ ondertekend, Zie bijlage 3 onder 12.3. Hiermee willen de instellingen het belang van duurzaamheid benadrukken, zowel in de bedrijfsvoering als in onderwijs en onderzoek. De UT neemt deel aan de ECIU werkgroep duurzame campus. Deze werkgroep stelt indicatoren op m.b.t. duurzaamheid. Deze kennis(deling) helpt om juiste gegevens en informatie op het gebied van duurzaamheid te genereren en biedt tevens uitgangspunten voor interne projecten als milieu kengetalontwikkeling en de ontwikkeling van de UT CO2 -footprint. Best Practices kunnen een voorbeeld zijn in de bedrijfsvoering en de uniforme aanpak maakt de prestatie in de branche zichtbaar. Financiën. Nader onderzoek m.b.t. financiering opwekking duurzame energie. Draagvlak. De UT gaat nader onderzoeken hoe zij medewerkers en studenten kan betrekken bij de opzet en uitvoering van duurzame projecten. Energie Actieteams (EAT). In 2011 is een pilot gestart met twee energie actie teams (EAT’s). Op gebouwniveau signaleert het EAT afwijkingen en mogelijke besparingsopties en initieert zij acties. De formatie van deze pilot-teams liep synchroon met de uitrol van het nieuwe energie monitoringssysteem. De teams zijn actief in twee gebouwen en worden bemand door mensen van de interne dienst, facilitair teamleiders, arbo- en milieucoördinatoren en beveiligers. Deze mensen bezitten veel kennis van het gebouw en haar gebruikers. De nulmeting van 2012 geeft inzicht in mogelijke vervolgmaatregelen als bijvoorbeeld een gedragscampagne. Vanaf 2013 staat uitrol van EAT’s UT breed op agenda. Tevens is de wetenschap geïnteresseerd in de EAT’s als living lab. Een samenwerkingsverband op zowel technisch, bedrijfskundig als gedragskundig onderzoek onderschrijft het duurzame HTHT profiel. Het mes snijdt zo aan twee kanten; ten eerste een UT-databank die wetenschappers mogelijkheden biedt om onderzoek te doen en te publiceren, ten tweede de wetenschap die meedenkt over technische, organisatorische en gedragsmaatregelen op het gebied van duurzaamheid. Fbeter (http://www.utwente.nl/fb/fbeter/) Het Facilitair Bedrijf is in 2012 gestart met een interne campagne genaamd Fbeter. Via workshops worden medewerkers uitgedaagd duurzaamheid onderdeel te maken van hun dagelijkse werkzaamheden. Project “Duurzaam bouwproces”. De UT heeft ook het initiatief genomen tot het project duurzaamheid tijdens het bouwproces. In dit project worden realiseerbare criteria ontwikkeld die zowel opdrachtgever al opdrachtnemer kunnen hanteren en bijdragen aan een duurzaam bouwproces tijdens bouw of verbouwactiviteiten. Deelnemers van het project zijn: verschillende bouwbedrijven uit de regio, de UT ( zowel corebusiness als ondersteuning ), Saxion en ROC Twente. De studenten van genoemde kennisinstellingen voeren op verschillende niveaus opdrachten uit waarmee zij studiepunten behalen.

DUURZAME ENERGIEMAATREGELEN 7. Elektriciteit door zonlicht op de Campus. De UT heeft onderzoek gedaan naar de toepassingsmogelijkheden van photovoltaïsche panelen op de campus en ziet hier mogelijkheden in, zie ook hoofdstuk 8.2. Momenteel zijn deze financieel nog niet rendabel. Gezien het grote belang van zonne-energie heeft de UT besloten om wel te starten met een “proeftuin” van 180 m2 PV-panelen. De proeftuin levert productie (80%), maar wordt ook ingezet voor onderzoek en onderwijs (20%). Onderzocht worden prestatie, betrouwbaarheid en levensduur van de verschillende elementen. Deze bevindingen gebruikt de UT om in de nabije toekomst (naar verwachting 2015-2016) een gefundeerde keuze te kunnen maken uit verschillende systemen om uit te rollen op de campus 8. Toepassen van zonnecollectoren voor zwembadverwarming ( vermogen gebaseerd op een afgedekt zwembad). Het blijkt dat met deze collectoren bij wat hogere buiten temperaturen al acceptabele watertemperaturen gerealiseerd worden zonder bijverwarming. Bij koud weer zijn de watertemperaturen echter onder het


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

33

gewenste niveau en is de bestaande gas gestookte ketel nog nodig voor bijverwarming van het badwater. Ook om gedurende het seizoen de temperatuur van het badwater constant te houden blijft de gasketel nog nodig. De energiebesparing bestaat voor het grootste deel uit het reduceren van het gasverbruik van 42.000 m3 per seizoen naar ongeveer 6000 m3 per seizoen mits de temperatuur van het badwater wordt afgesteld op 25 graden Celsius. 9. Opwekking van warmte en stroom door een “pyrolyseolie” gestookte WKK. Het project beoogt een energiecentrale te bouwen op de campus, waarmee 1,8 Megawatt groene elektriciteit en 4 Megawatt groene warmte voor intern gebruik kan worden opgewekt. 1,8 MW is ca. de helft van het elektrisch vermogen dat de UT nodig heeft. De brandstof is pyrolyseolie, een uit hout gewonnen olieachtige brandstof. Behalve het duurzame karakter van deze energieopwekking is het publicitair erg fraai dat pyrolyse olie aan de UT is uitgevonden (Prof. Wim van Swaai) en dat de olie geproduceerd gaat worden door BTG, een spinoff van de UT. De centrale kan de term duurzame campus een goede inhoud geven. Ook regionaal past dit project in het beleid aangezien biobrandstoffen een grote rol spelen in de duurzame aspiraties van de Provincie Overijssel. De gemeente Enschede heeft inmiddels een omgevingsvergunning afgegeven voor de Warmtekrachtcentrale. Deze vergunning is een voorwaarde voor de toekenning van een SDE subsidie. De SDE subsidie is noodzakelijk vanwege het prijsverschil tussen pyrolyse olie en aardgas. Als dit verschil niet wordt overbrugd is de centrale economisch niet haalbaar. De subsidieaanvraag is inmiddels ingediend en wordt beoordeeld door Agentschap NL.

KETENMAATREGELEN 10. Leveren van “groene warmte” aan het UT warmtenet. Regionale afvalverwerker Twence levert aan de netbeheerder Essent warmte waarvan een deel CO2 neutraal. Essent levert op haar beurt warmte aan de UT, naar verwachting ontvangt de UT in 2013 11 % van Essent haar “groene warmte”. Hiermee kan de UT 24 % van haar eigen warmtebehoefte dekken. Op de totale primaire energiebehoefte is dit 8,5 % hetgeen een CO2 reductie is van 4%. Deze maatregel staat geboekt, in tabel 2 en 2a als onzeker omdat deze ketenmaatregel niet direct beïnvloedbaar is door de UT. Zij is afhankelijk van haar leverancier. Voor meer achtergrond informatie omtrent de berekening zie bijlage 5 onder 12.5. 11. Gebruik van “groen gas”. De UT is niet in staat zelf groen gas te produceren maar verwacht dat in de regio productie van groen gas de komende jaren groeit. De UT hoopt vanaf 2016 1% van haar totale gas behoefte als groen gas in te kunnen kopen via de bestaande infrastructuur. 12. Duurzame inkoop. Zie ook hoofdstuk 7.2 onder inkoop. Onderlegger is plan van aanpak duurzame inkoop 2013, welke opvraagbaar is bij Inkoop en VGM. Doel van dit plan van aanpak is om duurzaam inkopen te stimuleren en te integreren binnen de afdeling Inkoop. Het plan wordt in 1e instantie toegepast bij de Europese aanbestedingen en de meervoudig onderhandse aanbestedingen die gepland staan op de Inkoopkalender 2013 van de Universiteit Twente. 13. Mobiliteit. Zie ook hoofdstuk 7.2 onder ICT, mobiliteit en convenanten. Verduurzamen wagenpark. De UT onderzoekt of de inzet van een elektrisch wagenpark voor de interne logistiek realiseerbaar is. Daarnaast heeft de stimuleringsmaatregel, het kopen van een elektrische fiets via het keuzemodel arbeidsvoorwaarden, haar vruchten afgeworpen. Momenteel wordt onderzocht of betere facilitering m.b.t. het opladen van auto en/of fiets nabij werkplek mogelijk is. Tevens heeft ook O&O behoefte aan oplaadpunten. De faculteit CTW wil met zelf ontworpen elektrische auto’s een living lab creëren en zowel een test- als showcase zijn op de campus. Reisinformatie (medewerkers en evenementen). Het gaat hierbij om gepersonaliseerd multimodaal reisadvies waarmee reizigers worden verleid tot duurzamer verkeersgedrag. Multimodaal reisadvies is toegespitst op de persoonlijke (reis)omstandigheden. Het beoogt de reiziger bewust te maken van mogelijke reisalternatieven en zijn keuze daarin door enerzijds advies te geven, maar daarnaast ook inzicht en feedback te geven op het eigen gedrag. Dit concept wordt ontwikkeld door de vakgroep Verkeer Vervoer en Ruimte. Nader onderzoek i.s.m. VGM is nodig om dit concept als living lab in te zetten binnen de eigen organisatie. Ook de inzet ervan bij grote evenementen verdient nader onderzoek.


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

34

Voortgang project Slimmer werken / leren. Vanuit het mobiliteitsonderzoek is een pilotproject opgestart bij de concerndirectie HR genaamd “slimmer werken”. Tijdens de looptijd van het EEP wordt dit mogelijk UT breed uitgerold. In dat geval kan het project een positieve bijdrage leveren aan reductie van woon-werk kilometers door toename van het plaats onafhankelijk werken. 14. Digitalisering processen. Zie hoofdstuk 7.2 onder ICT. 15. Optimalisatie afvalprocessen. Zie hoofdstuk 7.2 onder afval.

11.2 CONCLUSIE Rendementsberekeningen voert de UT uit binnen geldende investerings- en financieringscriteria. Per maatregel dient de Terug Verdien Tijd (TVT) inclusief rentelast nader te worden bepaald. Zekere en voorwaardelijke maatregelen bepalen het streefresultaat van 23,1% besparingspotentieel voor deze EEP periode. De financiering van een pyrolyse gestookte WKK installatie voor de UT is mede afhankelijk van de toekenning van subsidies. Het project is aangemeld in mei 2012 voor de nu lopende SDE subsidie ronde. Ten tijde van het vaststellen van deze EEP rapportage is het resultaat van de subsidie aanvraag nog onbekend. Omdat het wel of niet doorgaan van dit project sterk afhankelijk is van of de subsidie verkregen wordt is de maatregel als onzeker gekwalificeerd. De ketenmaatregel levering van groene warmte is als onzeker opgenomen in dit EEP. De UT heeft slechts indirect invloed op deze maatregel. Het besparingspotentieel wordt niet meegerekend in het uiteindelijke resultaat. Zie tabel 2. De Universiteit Twente ligt niet op schema wat betreft de gestelde MJA doelstellingen van 2% energiebesparing per jaar. Volgens die doelstelling zou de besparing van het basisjaar 2011 t.o.v. het referentiejaar 2005 in totaal 12 % moeten zijn. De uitvoering van de vele nieuwbouw plannen heeft in 2011 een besparingsresultaat van 8,6% opgeleverd t.o.v. het referentiejaar 2005.


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

12 BIJLAGEN 12.1 Bijlage 1: Duurzaamheidsmissie 12.2 Bijlage 2: Energievisie 12.3 Bijlage 3: ECUI Sustainable Charter 12.4 Bijlage 4: Plattegrond UT 12.5 Bijlage 5: Achtergronden bij het besparingspotentieel van maatregel 10: Groene warmte. 12.6 Bijlage 6: Literatuurlijst

35


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

36

12.1 BIJLAGE 1 DUURZAAMHEIDSMISSIE DUURZAAMHEIDMISSIE UNIVERSITEIT TWENTE De Universiteit Twente is een ondernemende universiteit die door innovatieve oplossingen een bijdrage levert aan maatschappelijke vraagstukken op het gebied van duurzaamheid. Onze benadering is uniek door de combinatie van technische en maatschappij wetenschappen: high tech/human touch. Ontwikkelen en toepassen van duurzame innovaties doen wij in nauwe samenwerking met onze omgeving. Studenten en medewerkers hebben hierin een actieve rol. Onze groene campus biedt een living lab voor onderzoek en onderwijs en inspireert ons tot een duurzame bedrijfsvoering. Het zwaartepunt ligt voor zowel onderwijs en onderzoek als bedrijfsvoering bij milieu en klimaat.

WAT BETEKENT DIT IN DE PRAKTIJK? De corebusiness van de Universiteit Twente is onderzoek, onderwijs en valorisatie. In curricula en onderzoeksprogramma’s is duurzaamheid een belangrijk thema. Met name in het onderzoek is de UT hierin een duidelijke voorloper en onderscheiden wij ons door dit praktisch toepasbaar te maken. Dit komt duidelijk tot uiting in de samenwerking met Kennispark Twente, waar bedrijfsleven en wetenschap samensmelten. Ook onze bedrijfsvoering willen wij zoveel mogelijk duurzaam organiseren. Dit is in lijn met onze maatschappelijke verantwoordelijkheid. We streven ernaar hierbij zoveel mogelijk bevindingen uit ons eigen onderzoek toe te passen.

ONDERZOEK High tech/human touch: technische oplossingen voor duurzaamheidsvraagstukken krijgen betekenis voor mens en maatschappij door gedrags- en maatschappijwetenschappelijk onderzoek. De UT is sterk op het gebied van onderzoek naar maatschappelijke transitieprocessen. Onmisbaar bij het toepassen en initiëren van nieuwe, duurzame technologieën. Daarnaast onderscheiden wij ons door excellent onderzoek o.a. op het gebied van duurzame energie en water. Hoogstaand onderzoek wordt uitgevoerd met een scherp oog voor maatschappelijke toepassingen en kennisvalorisatie.

ONDERWIJS Onze studenten worden opgeleid tot professionals, die hoogwaardige kennis ontwikkelen en combineren en dit vertalen naar praktische toepassingen. Bewustwording van duurzaamheid is hier een vanzelfsprekend onderdeel van. Studenten die aan de UT studeren ontwikkelen een breed blikveld. Zij hebben oog voor hun omgeving en maatschappelijke dilemma’s en zijn in staat om hier op een adequate manier mee om te gaan. Het multidisciplinaire karakter van onze opleidingen draagt hier aan bij. Duurzaamheid krijgt in elke opleiding systematisch aandacht zodat iedere student bij het afstuderen op een zinvolle manier hiermee in aanraking is geweest en dit in zijn/haar professionele leven kan uitdragen. Buitenlandse studenten nemen deze hoogwaardige kennis mee naar hun eigen land.

CAMPUS De unieke, groene campus nodigt de UT uit tot goed huisvaderschap. Zij ziet het als haar taak om duurzaamheid in haar beleid en bedrijfsvoering terug te laten komen, met zorg voor de campus en haar omgeving. Dit komt onder andere tot uiting in de activiteiten die op en rond de campus worden ontplooid. De bedrijfsprocessen zijn erop gericht om verantwoord om te gaan met grondstoffen en emissies te beperken. De UT ambieert een voorbeeldfunctie op het gebied van duurzaam ondernemen voor haar omgeving. De campus biedt een stimulerende studie- en werkomgeving voor studenten en medewerkers. Het vormt tevens een Living Lab waar wetenschappers duurzame onderzoeksoplossingen demonstreren en studenten onderzoek doen.


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

37

12.2 BIJLAGE 2 ENERGIEVISIE AANLEIDING De Universiteit Twente wil in een nota haar energievisie omschrijven voor de komende jaren. Hiervoor bestaan verschillende redenen: - De UT heeft de Meerjaren Afspraak energie-efficiency 3 (MJA 3) ondertekend. De looptijd van de MJA 3 is van 2005 – 2020. In deze periode dient een energiebesparing te worden gerealiseerd van 30%, waarbij 20% binnen de organisatie wordt gerealiseerd en 10% in de keten. Daarnaast vraagt artikel 3.8 van alle MJAdeelnemers om een routekaart op te stellen voor een strategische visie naar het jaar 2030. - In route 14 worden hoge ambities gesteld, waarbij een goed energiebeleid niet kan ontbreken. Meer specifiek noemt route 14 de campus een levend laboratorium: ons eigen energiebeleid wil de UT inzetten voor met name onderwijs maar waar mogelijk ook voor onderzoek. Op zoek naar innovatieve manieren van energievoorziening, maar ook op gebied van bedrijfsvoering en communicatie. Hierbij beperkt de UT zich niet tot eigen onderzoek. Ook voor derden wil zij met haar campus als levend lab een partij zijn; - Op Europees niveau wordt steeds meer beleid ontwikkeld dat direct in Nederland van toepassing is. Voorbeelden zijn de Europese norm voor Energie Management welke nu in ontwikkeling is. Deze norm wordt een referentie document voor Europese (november 2009) en Nederlandse (april 2010) wet- en regelgeving. De UT wil tijdig aan haar wettelijke verplichtingen voldoen; - De universiteit afficheert zich nadrukkelijk als een universiteit met een technische inslag. Daarbij past een geavanceerde energievoorziening; - De UT is een maatschappelijke organisatie. Dit brengt bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheden met zich mee, waaronder verantwoord omgaan met energie. Vooral als ondernemende, innovatieve universiteit heeft de UT een voorbeeldfunctie op dit gebied. Als uitgangspunt kunnen hiervoor de drie peilers van energiebeleid worden toegepast:

E voorzieningszekerheid (continuïteit + innovatie))

Markt/prijs (financiën)

Milieu/klimaat (imago + innovatie)

Vertaald vanuit de drie geschetste peilers van het energievraagstuk spelen daarbij de volgende zaken: - Imago van de UT: het is een innovatieve, ondernemende universiteit. Hoe brengen wij dat in ons energiebeleid tot uitdrukking? Hoe gebruiken wij dat in de communicatie, bv voor werving van nieuwe studenten? - Markt/prijs: de prijs van grondstoffen voor energie zullen in de toekomst alleen maar stijgen. Nu koopt de UT in via derden en zijn dus afhankelijk van de marktfluctuaties. Alternatief is om deels zelf in onze energiebehoefte te voorzien, wat de link legt naar: - Energievoorzieningszekerheid: hierbij speelt de waarborg voor de bedrijfsvoering en het primair proces: hoe kan de UT zorgen dat het primair proces ongestoord doorloopt? Wil zij daarvoor geheel afhankelijk zijn van derden of daar deels zelf in voorzien door (innovatieve) voorzieningen? - Daarnaast is de UT een grootverbruiker van energie. Ook dit schept verantwoordelijkheden om verantwoord met energie om te gaan en daar een goed beleid voor te ontwikkelen.


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

38

UITGANGSPUNTEN Om tot een energievisie te komen, is het goed om eerst de uitgangspunten voor het energiebeleid te formuleren. Deze vormen het kader waarbinnen de visie en het beleid vorm krijgen. Het eerste uitgangspunt is dat de UT een gegarandeerde energielevering heeft zodat het primair proces, onderwijs en onderzoek, te allen tijde ongehinderd doorloopt. Het tweede uitgangspunt betreft de mate waarin de UT innovatief wil zijn op dit gebied. Trias energetica geeft aan op welke wijze een organisatie met energie omgaat: hoort de organisatie bij de achterblijvers, bij de middenmoot of is zij een voorloper? - Achterblijvers passen energiebesparingsmaatregelen toe: dit is door allerlei wetgeving al verplicht; - Bij energie efficiency kijkt de organisatie hoe de verbruikte energie zoveel mogelijk kan opleveren. Dit gaat een stap verder dan energiebesparingsmaatregelen; - Inzetten van duurzame energiebronnen betekent op zoek gaan naar nieuwe manieren van energieopwekking. Door dergelijke maatregelen kan een organisatie een plek bij de voorlopers verwerven. Als UT willen we een brede mix inzetten, waarbij kritisch gekeken wordt wat haalbaar en reëel is. Belangrijk is dat een aantal speerpunten wordt gedefinieerd, waarin de diversiteit van de UT duidelijk naar voren komt. Hiermee wordt voorkomen dat op teveel verschillende zaken tegelijk wordt ingezet. Op deze manier wil de UT zich op een aantal gebieden neerzetten als een voorloper.

Energie efficiency maatregelen door toepassing van technische maatregelen

Energie besparingsmaatregelen d.m.v. gedragsverandering

Onderzoek en implementatie van duurzame energie systemen en keten beheer denken (LCA principe) Dit betekent dat niet alle maatregelen die de UT toepast direct financieel winstgevend hoeven te zijn, maar bijvoorbeeld ook kunnen bijdragen aan de PR van de UT. Per project/maatregel wordt een afweging gemaakt in hoeverre dit bijdraagt aan een innovatief energiebeleid, wat de kosten en baten zijn en of het realistisch is om deze maatregelen toe te passen en het primaire proces hier niet door wordt verstoord. Het derde uitgangspunt is dat de ontwikkeling en implementatie van het beleid in overleg en samenwerking gebeurt met de verschillende stakeholders. Deze zijn te vinden binnen de UT (CvB, management eenheden, leerstoelhouders, studenten, FB-medewerkers, staf concerndirecties) maar ook extern. De externe stakeholders zijn gevarieerd. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de overheid, het 3 TU-verband, toeleveranciers en de regio. De UT wil een rol spelen in de ontwikkeling van de regio, wat o.a. tot uitdrukking komt in Route 14. De regio biedt tal van mogelijkheden om in samenwerking de inzet van duurzame energie te onderzoeken en te ontwikkelen. De campus kan hierbij een mooie proeftuin zijn, en niet alleen voor UT-projecten, maar ook voor andere ontwikkelingen in de regio. Binnen het 3 TU verband is duurzame energie één van de onderwerpen voor nauwere samenwerking. Daarnaast zijn ook de energieleveranciers geïnteresseerd om samen met de UT naar nieuwe mogelijkheden te kijken. Het vierde uitgangspunt sluit aan bij punt 3: de UT heeft veel kennis in huis die ingezet kan worden bij de ontwikkeling en implementatie van het energiebeleid. Hier wil de UT op een actievere manier gebruik van maken dan tot nog toe is gebeurd. De samenwerking vindt niet alleen plaats met technische vakgroepen, maar ook op gebied van bedrijfskunde en gedragswetenschappen. Omdat het onderzoek veelal te ver van de toepasbaarheid is verwijderd, zal dit vooral vorm krijgen in onderwijsopdrachten. Door deze studentparticipatie hoopt de UT ook studenten meer te betrekken bij de universiteit als leefgemeenschap. Daarnaast kan dit vorm krijgen door bij projecten interne kennis in te huren in plaats van externe organisaties.


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

39

Het vijfde uitgangspunt is dat de besparingen zichtbaar moeten worden gemaakt door deze te kwantificeren. Direct energiebesparing zien we aan de rekening, maar ook indirecte besparingen moeten zichtbaar worden gemaakt. De indirecte besparingen door bijvoorbeeld maatregelen in de keten gaan een steeds grotere rol spelen binnen de energiewet- en regelgeving. Om dit goed in kaart te brengen, wil de UT deze besparingen op termijn uitdrukken in CO2 besparingsequivalenten. Deze bespaarde CO2 equivalenten worden gebruikt als maatstaf voor het duurzaamheidsgehalte van de UT. Minder gebruik van fossiele brandstoffen en een beter gebruik van de duurzame energie bronnen (als wind, zon en biomassa) dragen hier in een belangrijke mate aan bij. Belangrijk hierbij is dat de UT niet alleen energie wil besparen, maar ook anders om wil gaan met energie door te kijken naar ander gebruik en andere energiebronnen. Hiervoor zijn investeringen vooraf nodig. Het laatste aandachtspunt betreft communicatie. Dit is essentieel indien de UT op een aantal terreinen een voorloper wil zijn op energiegebied. Redenen hiervoor zijn: - Goede voorbeeldprojecten laten meer zien dan visiedocumenten; - Aantrekkelijke universiteit voor studenten en nieuwe medewerkers (uit onderzoek blijken de jongere generaties sterk te hechten aan een duurzame werkomgeving); - Practice what you preach, en laat dit ook zien; - Door goede communicatie over innovatieve projecten is de UT een aantrekkelijke samenwerkingspartner. De basis hiervoor is een helder communicatieplan, waarin per doelgroep duidelijk staat beschreven wat de doelstellingen van de communicatie-uitingen zijn en hoe dit wordt gerealiseerd. Samengevat hanteert de UT voor het energiebeleid de volgende uitgangspunten: 1. Gegarandeerde energielevering tegen de beste kosten en baten. Bij toepassing van nieuwe, innovatieve energieleveringsmethoden blijft de huidige structuur bestaan als back-up; 2. De UT wil door een mix van maatregelen binnen de Trias Energetica een rol als voorloper verwerven. Dit betekent dat de UT bereid is om extra te investeren, maar dat per project/maatregel wel een goede kosten/ baten analyse wordt gemaakt en de bedrijfszekerheid wordt getoetst; 3. Interne en externe stakeholders hebben een belangrijke rol in de ontwikkeling en implementatie van het energiebeleid. Dit leidt ertoe dat de UT actief gebruik maakt van samenwerkingsmogelijkheden, met name in de regio; 4. Inzetten van kennis uit eigen huis; 5. Een methodiek hanteren waarbij zowel directe als indirecte besparingen worden uitgedrukt in CO2 equivalenten en deze zo zichtbaar maken; 6. Door middel van een goede communicatiestrategie de juiste partijen op de juiste manier informeren en de juiste partners (intern en extern) vinden en binden.

ENERGIEMISSIE UT De uitgangspunten kunnen als volgt worden samengevat in de energiemissie van de UT: De Universiteit Twente is een ondernemende universiteit die haar maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus neemt. Haar energiebeleid is daarom vooruitstrevend, met ruimte voor innovatie maatregelen, welke zij in samenwerking met in- en externe stakeholders realiseert.


ENERGIE EFFICIĂ‹NTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

40

12.3 BIJLAGE 3 SUSTAINABLE CAMPUS CHARTER ENSCHEDE, 24 NOVEMBER 2011 1. INTRODUCTION Sustainability is an issue that is of growing concern and benefit to Society and Universities are increasingly involved in helping companies, local communities and regions address this issue. Within this context, Universities should also be true examples of the application of the concept of Sustainability within their own campuses. Thus, at the Executive Board Meeting held at the Universidade de Aveiro on May 5, 2010, the Executive Board gave its approval for the creation a Sustainable Campus Initiative and entrusted an Action Working Group of the Knowledge Triangle/Industry-University Steering Committee to implement this initiative, having as its

MISSION To have ECIU be an exemplary model of an organization whose member universities have Sustainable Campuses that also extend the benefits of their efforts to their Local Communities and Regions, and as

OBJECTIVES 1. To develop a set of Minimum Requirements and Indicators that would qualify a member institution as a Sustainable Campus 2. To Jointly share efforts to have ECIU members readily implement and achieve minimum standards and extend these benefits to local communities and regions Participants in the Action Group were confirmed in the summer of 2010 and during its 1st Meeting held in Zurich on December 7-8, 2010: - The Sustainable Efforts of ECIU Members were determined (and later updated in the 3 subsequent meetings of the Action Group) - A Benchmarking Dialogue and Analysis was conducted with the International Sustainable Campus Initiative (led by the Federal Polytechnic Institutes of Switzerland) and the Global University Leaders Forum of the World Economic Forum based in Geneva (ISCN/GULF Partnership). Out of this Benchmarking Dialogue and Analysis of the ISCN/GULF Initiative, the Action Group proposed the following General Strategy for implementing the Sustainable Campus Initiative, which was approved by Executive Board at its meeting held in Brussels in October 2010: - Establish a General CHARTER containing the main issues that describe ECIU’s understanding of what it means to be a Sustainable Campus and have it signed by all willing Members at the Executive Board Meeting that will be held in Twente in November 2011. - Have each of the signing member universities: - Establish its POLICY on the various Sustainability issues (Energy, etc) - Adopt common ECIU INDICATORS (Standards) for each issue - Have each ECIU Member BENCHMARK its Present Situation and set Pro-Active Goals - Establish an ACTION Plan for moving from Benchmark to Goal - IMPLEMENT the Action Plan - REPORT on Progress


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

41

2. PRINCIPLES AND DEVELOPMENT OF THE CHARTER Joining the group of signatories of the ECIU Charter is open to any university that is a member of the ECIU consortia involved in research or higher education that plans, builds, or maintains multi-building complexes dedicated to these activities and interacts with the region within which it is embedded. By signing the Charter, a member university becomes a part of ECIU’s Sustainable Campus Working Group Network. The organization’s commitments to the Charter are valid until it withdraws its Charter endorsement. It can do so at any time by written notice to ECIU’s Sustainable Campus Working Group Chair. The ECIU Sustainable Campus Charter complements pre-existing and more regionally or topically focused initiatives on sustainability that are presently being carried by ECIU’s member universities. Consistent with the ECIU’s mission to pro-actively act on campus sustainability, it aims to enhance, rather than replace, other commitment processes with a framework that is open to all member universities that want to commit to continuous action and regular reporting on campus sustainability. To these, ECIU’s Sustainable Campus Working Group also adds a strong focus on the exchange of best practices, as well as regular reporting on self-set goals under the Charter’s principles. Since close cooperation and exchange with complementary regional initiatives is a key operational principle of ECIU’s Charter on Sustainable Campus, it also gives member universities that have endorsed regional or topical networks and commitments, the opportunity to share their commitments and achievements with an open community of colleagues. Upon its approval by the Board, the Charter will be maintained by ECIU’s Sustainable Campus Working Group, which is part of ECIU’s Knowledge Triangle/Industry-University Initiative, by in depth knowledge exchange of experiences on a periodic basis. In addition, the Sustainable Campus Working Group will develop and maintain Charter Guidelines concerning concrete issues that might be considered, which add further detail to the explanations provided under each of the Charter’s three basic dimensions of sustainability, The Draft Charter that is now being proposed to ECIU’s Executive Board is based on discussions that have taken place within ECIU’s Sustainable Campus Working Group, as well as on dialogues with the International Sustainable Campus Network (ISCN) administration officials and members, on how the Charter can best serve as a commitment to sustainability by ECIU’s member universities of research and higher education. The majority of the text was drafted by the Sustainable Campus Working Sub-Group coordinated by Anders Carlsson (Linköping) and integrated by Anne Mette Dalum Kaalund (Aalborg), Grzegorz Wielgosinski (Lodz), and Marielle Winkler (Twente). Strategic inputs, as well as valuable contributions that were key for developing and preparing the current version of this Charter were also given by the rest of the members of the Sustainable Campus Working Group, which is co-chaired by Antonio Pita (ITESM) together with Janerik Lundquist (Linköping) and integrated by Luis Pedro Amaral (Aveiro), Dean Drobot (Strathclyde), Anders Englund (Linköping), Louis Lemkow (UA Barcelona), Sören Lökke (Aalborg), Nikolay Morgun (SFRostov) and John Susebeek (Twente).

3. THE ECIU CHARTER ON SUSTAINABLE CAMPUS Since the global development of today implies a serious threat to present and future generations, the ECIU is committed to play a key role in the societal change towards sustainability. In this regard we will not only use our research and educational resources to achieve this, but will make our campuses a living laboratory for sustainable solutions and extend this commitment to the regions in which we are embedded. By signing the Charter we commit ourselves to follow and stress the importance of handling a proactive approach while working on the three basic dimensions of sustainability, which implies that the critical activities of an institution are environmentally sound, socially aligned and economically viable. In this regard, we understand that our environmental dimension encompasses handling resources in a sound and responsible way, within the context of the changing global realities. This implies providing the management, knowledge, tools and research capabilities that will help reduce the environmental impact of their handling, not only within our own facilities, but also within the context of our surrounding regions. Within our social dimension we not only recognize that as a consortia of innovative universities we have an important role to play in preparing tomorrow’s professionals, leaders and decision makers, but that we will therefore make sustainability a topic that has a systematic presence in our programs. In doing so, every student upon graduation will have become familiar with this concept in a meaningful way and should be able to apply and disseminate it during his or her professional life. We also recognize that collaboration with our surroundings and contributing to the development of our regions is as equally important Regarding the economic dimension, our universities will work within the necessary financial framework that will ensure the sustainability of their current and future development, which includes establishing strategic partnerships and links between government, industry and the community sectors. We acknowledge the different starting points for sustainability and the diverse socioeconomic and environmental contexts in which each university is set. We recognize that this represents a major advantage for our network, as we encourage the sharing of knowledge and best practices between our members.


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

42

Therefore the Charter emphasizes continuous improvement towards sustainability rather than fixed levels of performance in any of the three dimensions of sustainability. As signatories to the ECIU Charter, we commit ourselves to: - establish a sustainability Policy that encompasses the three ECIU sustainable dimensions - set concrete and measurable goals for each of the three dimensions and strive to achieve them - regularly report on our organizations’ performance - share our goals, best practices and experiences on sustainable campus initiatives

ECIU MEMBER INSTITUTION SIGNEES Signature Date Aalborg University ......................................................................................... Universitat Autonoma de Barcelona.............................................................. Universidade de Aveiro................................................................................... Université de Technologie de Compiègne..................................................... Dublin City University..................................................................................... Techniche Universität Hamburg-Harburg...................................................... Linköping University....................................................................................... University of Strathclyde................................................................................ Universiteit Twente......................................................................................... Southern Federal University........................................................................... Swinburne University of Technology............................................................. Tecnológico de Monterrey.............................................................................. Technical University of Lodz........................................................................... Tallin University of Tecnology.........................................................................


75

100

150

200 mtr

Hengelo

WEG

G

Hengelo

66

6

66

8

G

E ENW

6

5

39 0

11

8

14

G

12

13

E 17 IENSTW D

7

9

41

10

43

HALL

42

45

18 17

17

9

14 28

12

13

23 21

18 17

27

29

20

24

26 22

32

23 21

Enschede

ITC

28

30 JWEG

31

BOERDERI

40

16

15

HENGELOSE STRAAT

0

11

22

N

AA DEL

LIN

40HORST

16

10

15

41

Watersportcomplex

Watersportcomplex

Beveiliging & Infocentrum

3

7

5

3944

AN

Station Drienerlo

Station Drienerlo

DRIENERBEEKLAAN

2

43

ERLOLA

Deze plattegrond is te downloaden via www.utwente.nl/plattegrond Voor een 3d-versie van deze plattegrond zie maps.utwente.nl

50

25

0

Beveiliging & Infocentrum

4

42

DRIEN

200 mtr 200 mtr

3

48

46

ZUL

150 150

51

47

45

G

WE

T RS

100 100

MATEN

WE

BOS

2

44

BOULEVARD

SU

46

57

EN KA MP

DE

63 ALSLA C

AN

47

CAMPUSLAAN

4

49

56

58

LA NG

HO

75 75

64

62

48

53

57

DE

63

61

51

59

27

29

20

24

26

31

Enschede

ITC

30

32

22 Westhorst (WH) 23 Kleinhorst (KH) 24 Noordhorst (NH) 26 Oosthorst (OH) 27 Meander (ME) 28 Zuidhorst (ZH) 29 Buitenhorst (BH) 30 Keet (KT) 31 Windpark (WP) 32 BMC (BI)

RST

50 50

64

65

62

61

49

53

56

60

58

11 Zilverling (ZI) 12 Waaier (WA) 13 Hal B (HB) 14 Teehuis (TH) 15 Carrテゥ (CR) 16 Nanolab (NL) 17 The Gallery (GY) 18 Proeffabriek (PF) 20 Horsttoren (HT) 21 Horstring (HR)

RHO

25 25

65

60

0 O&O plein (OO) 2 Spiegel (SP) 3 Vleugel (VL) 4 Carillon (CN) 5 Garage (GA) 6 Paviljoen (PA) 7 Seinhuis (SH) 8 Hogedruklab (HD) 9 Citadel (CI) 10 Ravelijn (RA)

CHTE DE A

00

AN

A REEL

59

AN

EU TBR WI

SL A

EG

CA M

PU

KSW

CALSLA AN

I

S H

Beveiliging & Infocentrum Studentenwoningen Bushalte I Parkeerplaats S Slagboom H Afgesloten weg

39 Chalet (CT) 40 Erve Holzik (ER) 41 Cubicus (CU) 42 Faculty Club (FC) 43 Schuur (SR) 44 Drienerburght (DR) 45 Hogekamp (HO) 46 High Tech Factory (HTF) 47 Vrijhof (VR) 48 Bastille (BA) 49 Sportcentrum (SC) 51 Winkelcentrum/Sky (SK) 53 Box (BO) 56 Openluchttheater (OUT) 57 Zwembad (ZW) 58 Sleutel (SL) 59 Mondriaan (MO) 60 Vlinder (VI) 61 Linde (LI) 62 Boerderij Bosch (BB) 63 Stall (ST) 63 Blokhutten (BL) 64 Tennispark (TP) 65 Logica (LO) 66 BTC (BTC)

PLATTEGROND UNIVERSITEIT TWENTE

ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016 43

12.4 BIJLAGE 4 PLATTEGROND


ENERGIE EFFICIËNTIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

12.5 BIJLAGE 5 Achtergronden bij het besparingspotentieel van maatregel 10. Leveren van “groene warmte” aan het UT warmtenet.

44


ENERGIE EFFICIテ起TIE PLAN (EEP) 2013 - 2016

45

12.6 BIJLAGE 6 LITERATUURLIJST 1. HR/VGM Basischeck door Agentschap NL, sept. 2010 2. HR/VGM, Basidocument energiezorg UT, dec. 2012 3. Arcadis, Eindrapportage, haalbaarheidsstudie gesloten waterkringloop UT Campus Enschede, 1 feb. 2011 4. R. Belt Inkoop, Plan van Aanpak Duurzaam Inkopen Universiteit Twente, 22 aug. 2012 5. VH Engineering, Energieprestatieadvies, 20 juli 2012 6. HR/VGM, Uitwerking van de aanbevelingen mobiliteitsonderzoek 2010-2011. Van onderzoek naar uitvoering, 2012 7. D. Harryvan, Mansystems DCE, Center Efficiency, 2010


Postbus 217 7500 AE Enschede T +31 (0)53 489 0000 F +31 (0)53 489 0000 info@utwente.nl www.utwente.nl

KENMERK 398.764/HR

Universiteit Twente Drienerlolaan 5 7522 NB Enschede


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.