Jaarverslag 2009 Universiteit Twente

Page 1

JAARVERSLAG 2009

High tech, human touch. Dat is de Universiteit Twente. De plek waar talent zich het best ontplooit. Studenten en medewerkers staan centraal. 3.300 wetenschappers en professionals zorgen samen voor baanbrekend onderzoek, relevante innovatie en inspirerend onderwijs voor bijna 10.000 studenten.


COLOFON TELEFOON

+31(0) 53 48 92 212 E-MAIL

info@utwente.nl POSTADRES

Postbus 217 7500 AE Enschede WEBSITE

www.utwente.nl DOCUMENTNAAM

Jaarverslag 2009 (algemeen & financieel).doc COPYRIGHT

© Universiteit Twente, Nederland. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enigerlei wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Universiteit Twente.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 2/170


TEN GELEIDE Met dit jaarverslag legt de Universiteit Twente (UT) verantwoording af over het jaar 2009. Deze verantwoording geldt de Nederlandse overheid, als toezichthouder op de kwaliteit van onderwijs en onderzoek en als de belangrijkste financier van de Universiteit Twente. Leeswijzer Hoofdstuk 1, 2 en 4 zijn gewijd aan de primaire taken van de universiteit: onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie. In hoofdstuk 3 wordt specifiek aandacht gegeven aan een centrale doeltelling van de universiteit: internationalisering. In hoofdstuk 5 komt de bedrijfsvoering aan de orde. In dit hoofdstuk worden de veranderingen in de organisatie, het personeelsbeleid en de ontwikkelingen ten aanzien van het vastgoed toegelicht. Hoofdstuk 6 komt het ITC - International Institute for Geo Information Science and Earth Observation aan de orde. Tenslotte geeft het financiĂŤle verslag inzicht in de resultaten over 2009 en de financiĂŤle positie van de universiteit.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 3/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 4/170


INHOUDSOPGAVE

Ten Geleide

3

Bericht van de Raad van Toezicht

7

Voorwoord van het College van Bestuur

9

De Universiteit Twente in 2009 - Samenvatting

11

Missiestatement, profiel en strategische visie

15

1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6

Onderwijs Onderwijsaanbod Groei Instroom Studentenvoorzieningen Onderwijskwaliteit Externe beoordelingen

17 17 20 21 24 26 29

2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7

Onderzoek Onderzoeksdoelen en -beleid Onderzoekorganisatie Programmering en profiel Onderzoeksfinanciering en wetenschappelijk personeel Onderzoekssamenwerking door strategische allianties Kwaliteitszorg onderzoek Onderzoeksresultaten: kwaliteit en productiviteit

31 31 31 33 35 38 39 41

3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6

Internationalisering Internationalisering van het curriculum Internationale instroom Internationale werving Internationale relaties Flankerend beleid en voorzieningen ECIU

45 45 47 48 49 50 51

4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2

Ondernemen en samenwerken Kennispark Twente Starten en groeien Innovatief ondernemen Inspirerend vestigingsklimaat Samenwerking

53 53 53 56 57 58

5 5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2

Sociaal jaarverslag Ontwikkelingen organisatie Ontwikkelingen personele bezetting Ontwikkelingen personeelsbeleid Leiderschapsontwikkeling Werving en selectie

59 60 61 68 68 69

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 5/170


5.3.3 5.3.4 5.3.5 5.3.6 5.3.7 5.3.8 5.4 5.5 5.6

Talentbeleid In- en doorstroom van vrouwen naar de top Employability: Ontwikkeling en opleiding UT personeel Mobiliteit Basiskwalificatie Onderwijs Maatschappelijke betrokkenheid Ontwikkelingen in Arbo- en milieubeleid Ontwikkelingen Arbeidsvoorwaarden / CAO Bezwaren, beroepen en klachten

69 70 72 73 75 75 75 78 79

6

International Institute for Geo-Information Science and Earth Observation ITC 81 BIJLAGEN

87

1

Organisatiestructuur

89

2

Overzicht leden Universitair Managementteam 2009

91

3

Raad van Toezicht

93

4

College van Bestuur

95

5

Medezeggenschap

97

6

Prijzen en onderscheidingen

99

7

Vastgoedontwikkeling

101

Financieel Jaarverslag 2009

103

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 6/170


BERICHT VAN DE RAAD VAN TOEZICHT De Raad van Toezicht wordt benoemd door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen en heeft een zelfstandige positie die te vergelijken is met die van de Raad van Commissarissen van een onderneming. Bij het uitoefenen van zijn toezichthoudende en adviserende rol heeft de Raad van Toezicht zo goed mogelijk aangesloten bij beginselen van good governance, met de Code Goed Bestuur Universiteiten 2007 als beginselcode. In artikel 9.6 van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek is bepaald dat het College van Bestuur van een Universiteit verantwoording is verschuldigd aan de Raad van Toezicht. De Raad ziet toe op naleving van wetten en reglementen, benoemt en ontslaat leden van het College van Bestuur en dient het College van Bestuur gevraagd en ongevraagd van advies. De Raad van Toezicht is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn eigen functioneren. De Raad heeft zijn taak en werkwijze vastgelegd in een reglement en een huishoudelijk reglement. De Raad heeft uit zijn midden een auditcommissie en een selectie/remuneratiecommissie samengesteld. In 2009 vergaderde de Raad van Toezicht zes maal, telkens in aanwezigheid van het CvB, behalve wanneer over beloning en benoeming van individuele leden van het CvB werd gesproken. De Raad heeft eenmaal vergaderd met de Universiteitsraad (UR), de voorzitter heeft een vergadering van de UR bijgewoond. Tijdens de tweedaagse vergadering van het Universitair Managementteam (UMT) in juni zijn de voorzitter en twee leden van de Raad aanwezig geweest bij de behandeling van de stand van zaken van de implementatie van de strategische visie (RoUTe’14). Daarnaast hebben formele en informele besprekingen en contacten tussen leden van de Raad, het CvB, vertegenwoordigingen van het Universitair Managementteam en van de Universiteitsraad plaatsgevonden. Bovendien heeft de voorzitter van de RvT regelmatig overlegd met de voorzitter van het College van Bestuur. Vergaderingen van de RvT op de UT zijn gecombineerd met een bezoek van de Raad aan een van de onderdelen van de UT. Op deze manier kan de Raad kennis nemen van de plannen en bedrijfsvoering van deze onderdelen. De Raad van Toezicht vergadert voorafgaand aan de reguliere vergadering (het zogenoemde interne beraad) en tenminste éénmaal per jaar buiten aanwezigheid van het College van Bestuur over zijn eigen functioneren, over de relatie tot het College van Bestuur en over de samenstelling van het College van Bestuur. Voor het in kaart brengen van het eigen functioneren hebben de leden van de Raad gebruik gemaakt van een zelfevaluatie-systematiek. Zonder te willen ‘meebesturen’ en met inachtneming van zijn toezichthoudende en klankbordrol, is de Raad steeds aanspreekbaar geweest voor betrokken instanties binnen en buiten de Universiteit en heeft hij zoveel mogelijk openheid betracht over zijn werkzaamheden. Tijdens de vergaderingen van de Raad van Toezicht werden uiteenlopende onderwerpen besproken waaronder: onderwijs- en onderzoeksbeleid, interne ontwikkelingen op organisatie- en personeelsgebied, doelmatigheid van het beleid, financiële aangelegenheden, samenwerking met derden, bestuurswisselingen, de positie van de Universiteit in haar regionale en (inter)nationale omgeving, governance, huisvestingsproblematiek. De bovenstaande thema’s resulteerden in verscheidene agendapunten waarbij de RvT een zelfstandige bevoegdheid dan wel een grote betrokkenheid heeft.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 7/170


De Raad van Toezicht heeft zijn goedkeuring verleend aan: de Ontwerpbegroting 2010 ■ aanvaarding van de overdracht van de activiteiten door de Stichting ITC aan de Universiteit ■ Twente, per 1 januari 2010 het Jaarverslag 2009 en het Financieel Jaarverslag 2009 van de Universiteit Twente, ■ waarbij aan het College van Bestuur decharge is verleend voor het gevoerde beleid het Vastgoedplan ’14 ■ De Raad van Toezicht heeft vastgesteld: de resultaten van de Prestatieafspraken CvB 2008 en de Prestatieafspraken 2009 ■ Wat betreft de samenstelling van het College van Bestuur heeft de Raad van Toezicht besloten tot herbenoeming van: dr. A.H. Flierman als voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Twente voor ■ een termijn van 4 jaar, per 15 augustus 2009 ir. K.J. van Ast als vice-voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Twente ■ voor een termijn van 4 jaar, per 1 oktober 2009 Wat de samenstelling van de Raad van Toezicht aangaat heeft de raad unaniem aan de Minister van OCW voorgedragen: als nieuw lid mevrouw dr. E.M.M. de Brabander ■ De Raad van Toezicht bedankt een ieder die heeft bijgedragen, in welke rol dan ook, aan de resultaten van de UT zoals weergegeven in dit jaarverslag. Enschede, juni 2010 De Raad van Toezicht, drs. H.J. van Essen (voorzitter) drs. W.G. van Velzen drs. E.T.A. de Boer mw. prof.dr. J.I. Stoker mw.dr. E.M.M. de Brabander

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 8/170


VOORWOORD VAN HET COLLEGE VAN BESTUUR

Met het Jaarverslag 2009 legt de universiteit verantwoording af over het gevoerde beleid en de realisatie van haar plannen in 2009. Dat beleid had nog deels haar basis in het vigerende instellingsplan 2005-2010, maar werd vooral ingegeven door de nieuwe strategische visie, RoUTe’14. De financiële crisis heeft ook de UT niet ongemoeid gelaten. Wij hebben de teugels financieel fors aan moeten halen. Niettemin is er bijzonder veel gerealiseerd. Het volgende deel van dit verslag: ‘De Universiteit Twente in 2009’ geeft een samenvatting van de belangrijkste resultaten. Deze resultaten zijn mensenwerk, werk van medewerkers en studenten. Het College van Bestuur dankt allen die hebben bijgedragen aan onze resultaten, direct of in een ondersteunende functie, in wetenschappelijk onderwijs, onderzoek en valorisatie in 2009. Enschede, mei 2010 Het College van Bestuur, Dr. A.H. Flierman, voorzitter Prof. Dr. H. Brinksma, rector magnificus Ir. K.J. van Ast, vice-voorzitter

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 9/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 10/170


DE UNIVERSITEIT TWENTE IN 2009 - SAMENVATTING

In 2009 is de inbeddingsproces van het ITC in de Universiteit Twente afgerond. Tijdens de diesviering op 17 december 2009 is dit feit formeel bekrachtigd door het ondertekenen van een gezamenlijke verklaring door de voorzitter CvB van de UT en de rector van het ITC. Het ITC zal de UT versterken als 6e faculteit met een bijzondere status.1 Onderwijs In 2009 begon een eerste pilot groep aan een nieuwe opleiding Creative Technology, een volstrekt unieke nieuwe opleiding, waar we grote verwachtingen van hebben. Verder opende de Twente Graduate School haar deuren om de eerste studenten te ontvangen en opende het Loket VO met een breed palet aan diensten voor het secundaire onderwijs. Voor het bachelor- en masteronderwijs zijn brede kwaliteitsverbeteringsprogramma’s opgestart, gericht op het intensief uitwisselen van best practices tussen opleidingen en het versterken van de typische UT-smaak aan het onderwijs: intensief, kleinschalig en gericht op de combinatie van onderzoeken, ontwerpen en organiseren. In 2009 mochten we 1914 nieuwe bachelor- en masterstudenten verwelkomen. Het totaal aantal inschrijvingen aan de UT komt daarmee op 8416. Daarmee zet de gestage groei van de UT door. Maar de totale populatie studenten in Nederland groeit sneller. Ons marktaandeel in de instroom is gekrompen van 3,4 naar 3,3 procent. Met onder meer intensivering van de werving en een duidelijker profilering wil de UT deze trend keren. 800 studenten behaalden in 2009 hun BSc-graad en 932 studenten hun MSc. Dat bracht het totale aantal alumni op een kleine 27.000. Van de MSc-afgestudeerden had de overgrote meerderheid ook een BSc-graad uit Twente. De instroom in de masteropleidingen van studenten die hun kwalificatie elders gehaald hebben blijft klein, met als grootste groep de HBO’ers, gevolgd door buitenlandse studenten. De overgrote meerderheid van de internationale instroom bestaat nog steeds uit Duitse studenten in de bacheloropleidingen. In 2009 waren dat er 274, ofwel 20% van de totale bachelorinstroom. Via mobiliteitsprogramma’s maken ook veel buitenlandse studenten kennis met de UT, en omgekeerd, UT-studenten met het buitenland. Bijna 800 studenten brachten langere tijd in het buitenland door. De UT ontving 111 uitwisselingsstudenten. In de voorzieningensfeer is met de invoering van Blackboard en Osiris (in 2009 nog op beperkte schaal) een belangrijke stap gezet. Met andere voorzieningen, zoals ruimtes, was het zo nu en dan nog behelpen, in afwachting van de oplevering van nieuwe gebouwen. We zijn ervan overtuigd dat de voltooiing van deze projecten ook weer een positieve invloed op de instroom zal hebben. De campus is bijna bouwput af.

1

In dit jaarverslag heeft ITC nog haar eigen hoofdstuk. Getallen en gegevens hieronder zijn ook nog exclusief de

bijdrage van ITC.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 11/170


Onderzoek In 2009 is een nieuw instituut aan de UT toegevoegd. MIRA kwam tot stand vanuit het al bestaande BMTI-onderzoek en het onderzoek op het gebied van de Technische Geneeskunde. De hoge verwachtingen van het nieuwe instituut werden al snel ingelost. MIRA groeit en gooit hoge ogen met zijn onderzoek. Ook de instituten IGS en CTIT zijn in 2009 fors gegroeid. MESA+ consolideert zijn positie als één van de grootste instituten ter wereld op het gebied van nanotechnologie. CTIT is inmiddels één van de grootste academische ICT-onderzoeksinstituten in Europa. De UT was succesvol in de verwerving van onderzoeksmiddelen. De Ministerraad heeft besloten om uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) 125 miljoen euro toe te kennen aan een nieuw landelijk programma voor onderzoek naar nieuwe toepassingen van micro- en nanotechnologie. Samen met de bijdragen door universiteiten, instituten en bedrijven bedraagt het programma 300 miljoen euro. Het gehonoreerde programma komt grotendeels voort uit de Strategische Research Agenda Nanotechnologie die in 2008 is opgesteld onder leiding van prof. Dave Blank, wetenschappelijk directeur van MESA+. Het European Institute of Innovation and Technology (EIT) is een nieuwe orgaan, door de EU opgericht om de Europese kennis beter om te zetten in innovatie. Hiertoe heeft EIT in 2009 voor het eerst een drietal ‘Knowledge and Innovation Communities’ (KICs) aangewezen. Het instituut CTIT participeert via het 3TU-CoC NIRICT in een omvangrijk Europees consortium genaamd ICT Labs, dat tot één van deze KIC’s is benoemd. De Nederlandse bijdrage aan het consortium wordt gecoördineerd door de Wetenschappelijk Directeur van het CTIT, prof. Peter Apers. De middelen die de UT weet te verwerven uit de EU kaderprogramma’s stegen door naar 10,4 M€ in 2009. Met de overige derde-geldstroomprojecten heeft de UT in 2009 48,3 M€ weten te verwerven. Uit de tweede-geldstroom werd 18,3M€ verworven. Met een totaal van 77, 1 M€ scoort de UT ruim 14 M€ hoger dan in 2008. De bekende keerzijde van dit succes blijft het probleem van de matching. Deze problematiek heeft zich gevoelig verscherpt omdat de eerste geldstroom voor onderzoek in 2009 is afgenomen vanwege een overheveling van de eerstenaar de tweede-geldstroom. In 2009 is fors geïnvesteerd in de infrastructuur voor onderzoek. Met bijdragen van overheden en andere partijen werd onder meer gebouwd aan het nanolab, dat een internationaal toonaangevende onderzoeksomgeving zal zijn bij oplevering in 2010. In het verslagjaar promoveerden 191 personen aan de UT. Nooit eerder realiseerde de universiteit zo veel promoties. Dat komt vooral door de afloop van enkele grote landelijke onderzoeksprogramma’s. Het aantal gerefereede artikelen in Web of Science, gepubliceerd door UT’ers, steeg naar 984 in 2009. Het totale aantal gerefereede publicaties is echter groter. Gerefereede conferentiebijdragen, boeken en boekdelen worden hier niet bijgeteld. Dit aantal steeg tot 2147 in 2009. Bij een inzet van 1025 onderzoeks-fte’s betekent dit 2,1 gerefereede publicaties per onderzoeks-fte. Deze verhouding is licht gestegen en nog niet eerder zo gunstig geweest. Het aantal citaties van artikelen van de UT wordt elk jaar groter en is volgens Web of Science gedurende de laatste jaren gestegen naar meer dan 20.000 in 2009. Recente analyses van de impact van UT-publicaties duidt op 40% meer citaties dan het wereldgemiddelde in de velden waarbinnen de UT actief is.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 12/170


Ondernemen De UT heeft verschillende programma’s om ondernemerschap onder studenten, alumni en medewerkers te stimuleren, variërend van toegang tot kapitaal, voorzieningen en begeleiding tot en met netwerken. TOP staat voor Tijdelijke Ondernemers Plaats en is een regeling waarin basisfinanciering en coaching voor start-ups geregeld is. In totaal hebben in 2009 27 personen een TOP-plaats gekregen. Aan deze personen is een lening van € 20.000 toegekend. Venturelab Twente is een businesss development support-programma waarin ambitieuze individuen en teams hun bedrijf kunnen starten of reorganiseren met als doel een high-tech, snelgroeiend bedrijf op te zetten. In mei is een eerste groep van 18 ondernemers van start gegaan in een pilot. In oktober is vervolgens de eerste officiële groep van start gegaan met 24 deelnemers. Het UT business development-team heeft tot doel het vinden, ontwikkelen en overdragen van economisch aantrekkelijke proposities. Sinds half 2009 heeft het team zo’n 70 vindingen in kaart gebracht. Iets minder dan de helft hiervan wordt actief begeleid. Dit heeft geresulteerd in het aantrekken van investeringen, bescherming door middel van patenten, subsidies zoals valorisation grants, en het maken van afspraken over overdracht van IE. In 2009 hebben 59 organisaties/personen bij het “juridisch loket” ondersteuning aangevraagd. De partijen zijn startende student-ondernemers (19), startende ondernemers (16) en overige (24). Nieuw is de FAME-regeling. FAME is vergelijkbaar met de TOP-regeling, maar is bedoeld voor student-ondernemers in plaats van voor alumni. FAME is vergelijkbaar met een studieregeling voor topsporters. Binnen FAME kunnen student-ondernemers van de UT structureel gebruik maken van de ondersteuningsmaatregelen die de UT met Student Union en Rabobank kan bieden. De studenten krijgen bovendien structurele begeleiding ten behoeve van de studievoortgang. Via de Holding Technopolis Twente B.V. (HTT) kan de Universiteit Twente deelnemen in haar spin-off bedrijven, bijvoorbeeld in ruil voor het gebruik van octrooi dat eigendom is van de UT. In 2009 zijn 4 deelnemingen gerealiseerd en is de verwerving van 2 deelnemingen in gang gezet. De UT heeft een Octrooifonds dat beoogt de kennis die binnen de UT wordt ontwikkeld (tegen redelijke vergoedingen) meer, beter en sneller naar het bedrijfsleven te laten doorstromen. In 2009 zijn 30 octrooien aangevraagd. Daarvan hebben er 6 een bijdrage gehad vanuit het Octrooifonds. De Studenten Kennis Portal (SKP) koppelt vragen van MKB-bedrijven aan experts van de UT. Dit kunnen studenten zijn met stage- of afstudeeropdrachten, student-ondernemers, maar ook vakgroepen en hoogleraren. In 2009 zijn 115 vragen ontvangen. Slechts 7% daarvan kon niet gekoppeld worden aan spin-offs, vakgroepen of studenten van de UT. De High Tech Factory B.V. (HTF) is een gedeelde productiefaciliteit voor bedrijven die gebruik maken van nanotechnologie en microsystemen. De HTF is ontstaan door herontwikkeling van de oude cleanroom van de UT, nadat de vakgroepen verhuisd waren naar hun nieuwe onderkomen. De HTF heeft tot doel een pilot productie-infrastructuur en organisatie te ontwikkelen voor spinoff bedrijven rondom de UT. Kleine bedrijven in de micro- en nanotechnologie zijn zelf vaak niet in staat miljoeneninvesteringen te doen in productiefaciliteiten.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 13/170


Op 13 juli 2009 bezocht Maria van der Hoeven (minister van Economische Zaken) de UT om er €11,6 miljoen voor de High Tech Factory te overhandigen aan Miriam Luizink, zakelijk directeur van MESA+. Al deze voorzieningen maken dat Kennispark Twente eind 2009 is uitgeroepen tot een innovatiecampus van nationaal belang. Persoonsgebonden subsidies en prijzen UT-wetenschappers verwierven in 2009 prestigieuze individuele subsidies, onderscheidingen en prijzen. ■

Hoogleraar Hans Kuipers, in 2009 tevens Wetenschappelijk Directeur van het instituut IMPACT, ontving een zeer prestigieuze Advanced Grant van de ERC.

Prof. Luisa de Cola, parttime verbonden aan de UT, ontving een ‘Advanced Researcher Grant’.

Prof. Wilfred van der Wiel verwierf een ERC Starting grant

In 2009 hebben negen UT- onderzoekers een NWO vernieuwingsimpuls-subsidie verkregen. VENI-subsidies werden verworven door Edwin van Asseldonk, Katia Bertoldi, Dries Faems, Mark Huijben en Laura Kallenberg. Mireille Claessens verkreeg een VIDIsubsidie. Prof.dr. J.L. Herek, prof.dr. S. Luding en dr.ir. W. Steenbergen verwierven een VICI-subsidie.

Prijzen Hoogleraar Albert van den Berg ontving de Spinozapremie, de belangrijkste wetenschappelijke onderscheiding van Nederland. Hij verdiende de premie vanwege zijn doorbraken in het begrip en de manipulatie van vloeistoffen in kanalen met een micro- en nanometerschaal, en het toepassen van deze kennis in onder andere nieuwe apparatuur voor de gezondheidszorg. Een deel van de prijs zal worden ingezet om het onderzoek voort te zetten naar de nanopil die darmkanker in een vroeg stadium kan opsporen. Daarnaast zal Van den Berg samen met de twee andere laureaten gezamenlijk onderzoek gaan doen naar migraine. Dit is uniek en in vijftien jaar Spinozapremies niet eerder gebeurd. Met de premie voor Van den Berg is het totale aantal Spinoza-premies dat de UT sinds de start van dit programma heeft verworven op vier gekomen. Prof. Detlef Lohse, die in 2005 de Spinozapremie ontving, werd in 2009 door STW benoemd tot Simon Stevin Meester. Dit is de hoogste Nederlandse onderscheiding voor technischwetenschappelijke onderzoek. In 2009 werd voor de derde maal de ‘Overijssel PhD-award’ uitgereikt, een universitaire prijs voor het beste proefschrift dat binnen de universiteit werd geschreven in het jaar 2008. Ivo Vellekoop won deze prijs met zijn proefschrift getiteld ‘Controlling the propagation of light in disordered scattering media’. De ‘Professor de Winter prijs’, de universitaire prijs voor de beste publicatie in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift, geschreven door een vrouwelijke UD of UHD, werd gewonnen door Winnie Gerbens-Leenes.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 14/170


MISSIESTATEMENT, PROFIEL EN STRATEGISCHE VISIE In 2008 stelde Universiteit Twente met het document RoUTe’14 haar strategische visie op de toekomst vast. Het document beschrijft welke universiteit we willen zijn en beschrijft in hoofdlijnen wat we willen doen om dat beeld verder te ontwikkelen en te versterken. Onze missie en ons profiel definieerden we als volgt: Universiteit Twente is een jonge, ondernemende researchuniversiteit, die toonaangevend is op het gebied van nieuwe technologie en haar betekenis voor mens en maatschappij. Wij werken aan dé technologieën van de toekomst: ICT, bio- en nanotechnologie. Op onderdelen hiervan horen we bij de absolute wereldtop. En natuurlijk doen we meer. Het unieke van Twente is dat we al deze gebieden met elkaar in verband brengen, juist omdat de meest interessante en relevante innovaties zullen plaatsvinden op de snijvlakken van deze technologieën. Wij benaderen nieuwe technologie bovendien niet geïsoleerd, maar in de context van mens-, management- en maatschappijwetenschappen. Met de combinatie van high tech en human touch willen we wetenschappelijk vernieuwen, willen we mensen opleiden die in de samenleving écht het verschil kunnen maken en willen we oplossingen bieden voor vraagstukken in de wereld om ons heen. Als moderne, ondernemende universiteit staan we bekend om onze ontwerpgerichte aanpak voor het bedrijfsleven en door de creatie van nieuwe, innovatieve ondernemingen. Daarnaast leveren we verrassende oplossingen voor grote maatschappelijke vragen op terreinen als energieschaarste en duurzaamheid, veiligheid en gezondheid. Wij geloven in de kracht van nieuwe technologie als driving force voor verandering, vernieuwing en vooruitgang, voor mens en maatschappij. De relevantie en toepasbaarheid van onze innovaties maken we zichtbaar rond de specifieke thema’s waar we sterk in zijn en die bovendien een prominente plaats hebben op de nationale en internationale agenda: gezondheid, duurzame energie, water, leren en veiligheid. Het jaar 2009 stond bestuurlijk in het teken van de uitwerking van de strategie:       

een duidelijke profilering naar de markt voor onderwijs, onderzoek en valorisatie investeren in de kwaliteit van onderwijs revitaliseren van de campus aantrekken en ontwikkelen van talent versterken van strategische netwerken stimuleren van ondernemerschap professionaliseren van de bedrijfsvoering

Het programma dat in RoUTe’14 in hoofdlijnen uiteen is gezet, beslaat 5 jaar. In 2009 heeft de nadruk gelegen op onderwijs, campus en talentbeleid. Concreet heeft dat geresulteerd in de oprichting van het Loket VO, een nieuw organisatieonderdeel dat expliciet tot doel heeft een aanbod van activiteiten te ontwikkelen en te coördineren voor en met het secundaire onderwijs in de regio. Het betreft activiteiten op het gebied van voorlichting aan scholieren, aansluitingsactiviteiten, docent professionalisering in het secundair onderwijs en lerarenopleidingen.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 15/170


Verder heeft in 2010 de Twente Graduate School haar deuren geopend. Promotieopleidingen die aan een aantal kwaliteitsvoorwaarden voldoen, krijgen een plek krijgen binnen deze School. Promovendi krijgen daar een deel van hun onderwijs en vinden er een gemeenschap van medepromovendi. Daarbij kunnen studenten al in hun masterfase instromen in de School, om zich via een speciaal programma voor te bereiden op een promotieplaats. Met de benoeming van een campusmanager is een belangrijke stimulans gegeven aan het intensiveren van, en bieden van samenhang in, de activiteiten op de campus. Voor het talentbeleid zijn enerzijds voorzieningen ingericht om talent beter te kunnen scouten en werven. Anderzijds zijn met onder meer een stelsel van tenure tracks middelen gecreĂŤerd om talent te ontwikkelen en te binden. Om beter gebruik te maken van kansen die er internationaal zijn, zetten we in op versterking van ons netwerk van onderzoekrelaties en maken we afspraken over uitwisseling en doorstroom van studenten en staf met een select aantal partnerinstellingen. In Nederland blijft de 3TU.Federatie van groot belang. Voor de verdere ontwikkeling van onze kracht in de biomedische technologie werken we intensiever samen met Wageningen UR en Radboud Universiteit. Wij blijven onze verantwoordelijkheid nemen voor de regio en de regio blijft van belang voor ons. Onze samenwerking met lokale bedrijven en overheden is goed en wordt verder uitgebreid. Wij richten ons op kennisintensief ondernemerschap, en dit ook om de regio aantrekkelijker te maken voor hooggekwalificeerde professionals uit zowel binnen- als buitenland. Scherpere profilering, ruimte voor ondernemerschap, een zichtbare, hoogwaardige Graduate School, investeren in de campus, dit alles heeft mede tot doel onze universiteit een aantrekkelijke bestemming te maken voor talent: talent van ambitieuze scholier tot gearriveerde onderzoeker.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 16/170


1

ONDERWIJS

De Universiteit Twente biedt excellent, flexibel academisch onderwijs aan op bachelor-, masteren PhD-niveau, alsmede programma’s van kortere en langere duur in het kader van Lifelong learning. Het onderwijs is flexibel en samenhangend opgezet voor de doelgroep: studenten met verschillende niveaus van academische ambitie en vaardigheden en uiteenlopende leerstijlen. ■

1.1

De UT biedt een optimale leer- en werkomgeving met vernieuwende onderwijsvormen en state-of-theart-faciliteiten. De bruisende, internationale campus is een inspirerende omgeving waar de wetenschap zichtbaar en toegankelijk is; een omgeving die uitnodigt tot een actieve en ondernemende opstelling als onderzoeker, ontwerper, en organisator. De UT- studenten zijn betrokken gebruikers van de geboden faciliteiten. Zij hebben een belangrijke medeverantwoordelijkheid voor de vorm en voortgang van hun eigen leertrajecten; daarnaast ondernemen zij extra-curriculaire activiteiten op en rond de campus

Onderwijsaanbod

Bacheloraanbod In het verslagjaar is met succes de macrodoelmatigheidstoets gedaan voor de beoogde nieuwe bacheloropleiding ‘Creative Technology’ die direct toegankelijk zal zijn voor VWO-abituriënten met alle profielen. De Toets Nieuwe Opleiding (TNO) voor Creative Technology is met succes doorstaan. De opleiding zal dus in augustus 2010 van start gaan. Voor een andere beoogde nieuwe bacheloropleiding, ‘European Studies’, als verzelfstandiging van een track binnen de bacheloropleiding Bestuurskunde, is verder gewerkt aan de macrodoelmatigheidstoets. Er zijn in 2009 verder geen wijzigingen aangebracht in het aanbod van bacheloropleidingen. Het in 2007 gestarte initiatief om scholieren met een VWO profiel Cultuur & Maatschappij of Economie & Maatschappij te enthousiasmeren voor technische opleidingen is in het verslagjaar voortgezet. Het gaat daarbij om de opleidingsvariant Techniek, Ontwerp en Maatschappij, die opleidt tot een bachelor Werktuigbouwkunde of Civiele Techniek. Deze opleidingsvariant heeft tot nu toe jaarlijks slechts enkele studenten getrokken, maar wordt voorlopig wel gecontinueerd, omdat er wordt gekeken naar andere mogelijkheden om scholieren met een VWO profiel Cultuur & Maatschappij te werven. RoUTe’14 en het Undergraduate Onderwijs In het kader van Route 14 is een werkgroep ingesteld met vertegenwoordigers van alle faculteiten. Doel van de werkgroep is duidelijk te krijgen wat de gezamenlijke elementen zijn binnen de bacheloropleidingen van de UT. Daartoe zijn antwoorden gezocht op vragen als: ■ ■ ■

Wat maakt de UT-studenten en UT-opleidingen typisch Twents? Wat betekent dit nu voor de UT- studenten? Wat betekent dit voor de UT-bacheloropleidingen?

De UT-bacheloropleidingen leiden mensen op, die maatschappelijke problemen kunnen en willen oplossen, hetzij door onderzoek naar nieuwe mogelijkheden, hetzij door nieuwe producten of toepassingen te ontwerpen, hetzij door het implementeren van systemen als oplossingen op de werkvloer of door de nieuwe oplossingen door te geven aan anderen.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 17/170


Om dit te concretiseren zijn drie rollen te onderscheiden: ■ ■ ■

die van Onderzoeker die van Ontwerper die van Organisator

Deze rollen staan niet los van elkaar. Ze bestaan in gezamenlijkheid, maar iemand kan een duidelijke voorkeur hebben voor een van deze rollen. Om deze rollen te kunnen vervullen is een vakinhoudelijke kwaliteit noodzakelijk. Deze rollen leiden in combinatie tot een ‘ingenieurende’ student die hoofd- en bijzaken kan onderscheiden. Niet het probleem maar de oplossing staat centraal. Iedere student krijgt wel de ruimte om zich in een rol verder te bekwamen. In het curriculum moet duidelijk worden hoe de drie rollen bij de student worden ontwikkeld. In het komend jaar wordt de implementatie hiervan (verder) ter hand genomen. Masteraanbod Het uitgangspunt van de UT is dat alle opleidingen (ook de postinitiële masters) geaccrediteerd moeten zijn. Dit is vanuit onderwijskwaliteitseisen van belang, maar is tevens noodzakelijk vanwege de door de universiteiten ondertekende gedragscode voor internationale studenten. De accreditatieprocedure voor de deels in China verzorgde opleiding “International Master of Business Administration” is stopgezet en de instroom loopt nu via de masteropleiding Business Administration. De accreditatieaanvraag voor een postinitiële masteropleiding Risk Management is in voorbereiding. RoUTe’14 en de Twente Graduate School Bij de opening van het academisch jaar hebben Ronald Plasterk, toenmalig Minister van OCW, en Rector magnificus Ed Brinksma het officiële startschot voor de Twente Graduate School gegeven. Dean van de TGS is prof.dr. G. van der Steenhoven. De TGS staat voor de koppeling van hoogstaand onderwijs en excellent onderzoek in een internationale context. De school biedt geïntegreerde master- en PhD-trajecten aan. Deze Graduate Programmes koppelen bestaande masteropleidingen aan een PhD-onderzoek en aan een cursorische opleiding die gericht is op verdieping in het gekozen onderzoeksgebied en verbreding op typische UT-onderwerpen als ondernemerschap, wetenschapscommunicatie, ethiek en filosofie. Het Programme Committee, bestaande uit de wetenschappelijk directeuren van de onderzoekinstituten, adviseert over de toelating van de Graduate Programmes. Op het moment van schrijven zijn 13 Graduate programmes toegelaten tot de TGS. Tijdens de bijeenkomst van de Kamer van Opleidingshoogleraren van de Graduate Programmes is besloten te inventariseren welke PhD met terugwerkende kracht in de TGS kunnen worden opgenomen, en welke mogelijkheden er zijn voor ‘joint doctorates’. In de afgelopen maanden zijn aan verschillende gremia binnen de faculteiten presentaties gegeven over de visie op en de doelen van de TGS. Ook is een bijeenkomst belegd met de onderwijscommissarissen van de studieverenigingen. Op 26 november 2009 heeft een kick-off bijeenkomst voor studenten plaatsgevonden, waarbij, naast algemene informatie over de TGS de opleidingshoogleraren hun programma’s hebben toegelicht middels postersessies. In het verslagjaar is ook een werkgroep geformeerd met vertegenwoordigers van de diensten PA&O en S&O over de afstemming met en de implementatie van de driehoek TGS, S&O en PA&O. Het hieruit voortgekomen Organizational Plan is ter besluitvorming bij het CvB neergelegd. Het plan geeft de universitaire dienstverlening aan en inbedding van de TGS voor studenten weer. Een belangrijk onderdeel van deze dienstverlening vormt het nieuw ontwikkelde Graduate Admission and Tracking System. Dit systeem verzamelt de gegevens over TGSstudenten uit de bestaande informatiesystemen en voegt daar een monitor aan toe. Voor de externe communicatie zijn leaflets over de TGS en over de Graduate Programmes ontwikkeld. Ook is er een website gemaakt die op 26 november 2009 gelanceerd is.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 18/170


Honourstraject De besluitvorming over de start van een pilot met een Honourstraject voor bovengemiddeld presterende studenten heeft in 2006 plaatsgevonden. Dit tweejarige programma van in totaal 30 EC is in februari 2007 van start gegaan en trekt jaarlijks ca. 15 studenten. De Universiteitsraad heeft het programma in het voorjaar van 2010 positief geëvalueerd. Minors De doelstelling van het Major-minorstelsel is het aan derdejaars bachelorstudenten aanbieden van een platform voor het (verder) ontwikkelen van academische vaardigheden die in de eigen discipline onderbelicht zouden kunnen blijven: het (h)erkennen van de maatschappelijke context, relevantie en relativering van de eigen discipline, het out-of-the-box leren denken, het leren communiceren met niet-vakgenoten, het zich snel inwerken in een geheel nieuw vakgebied, enzovoorts. Het minoraanbod blijft constant. Vrije marktwerking zorgt ieder jaar voor het verdwijnen van enkele minors en het verschijnen van enkele andere, maar het totaal aantal minors heeft sinds 2002 steeds tussen 35 en 41 gelegen. De kwaliteitsbewaking van UT-minors wordt centraal geregisseerd om te voorkomen dat iedere bacheloropleiding bij NVAOaccreditatie apart zou moeten aantonen dat alle (toegelaten) minors van voldoende kwaliteit zijn. Momenteel wordt binnen de UT bekeken op welke wijze de bacheloropleidingen soepel kunnen aanhaken bij de landelijke trend de studielast van minors op 30 EC te normeren. In 2009 heeft de uitwisseling van minors met andere instellingen speciale aandacht gekregen. In 3TU-verband heeft een projectgroep onderzoek verricht naar mogelijkheden voor samenwerking en afstemming. Het SURF-platform 'Kies Op Maat' voor HO-onderwijsuitwisseling groeit nog steeds gestaag: inmiddels zijn zeventien - merendeels grotere - instellingen aangesloten, overtreft het aantal aangeboden onderwijsmodules (meest minors) de vijfhonderd en worden jaarlijks meer dan duizend leerovereenkomsten afgesloten. Life-long-learning In het kader van de strategische visie RoUTe’14 is een projectgroep School of Professional Learning & Development ingesteld, met een vertegenwoordiging uit alle faculteiten en het ITC. De universiteit beoogt hiermee enerzijds haar huidige aanbod van postacademisch onderwijs duidelijker te structureren en zichtbaar te maken. Daarmee versterkt de universiteit haar netwerken, zowel in relatie tot haar alumni als tot het bedrijfsleven. Anderzijds sluit dit aan bij het in Europees verband vastgelegde streven van de universiteiten naar een versterking van hun aanbod op het terrein van lifelong learning. In het verslagjaar is gewerkt aan het inrichten van een website voor het totale aanbod aan postacademisch onderwijs, aan het helder structureren van dit aanbod en aan een plan van aanpak voor het verder uitbouwen van het postacademisch onderwijs. In breder verband heeft de universiteit een aanvraag ingediend voor het SIRUS-programma (Shaping Inclusive and Responsive University Strategies-programme) van de European University Association (EUA). Inmiddels is deze aanvraag gehonoreerd, zodat de universiteit in samenwerking met andere Europese universiteiten haar strategische plannen ten aanzien van lifelong learning verder kan gaan ontwikkelen. Maatwerktrajecten In het verslagjaar zijn er aan de UT geen maatwerktrajecten aangeboden ten behoeve van scholing voor externe organisatie of bedrijven. 3TU. Onderwijs In februari 2009 is het ‘Ontwikkelingsplan 3TU.Federatie 2009-2012’ verschenen, waarin de 3TU’s op hoofdlijnen aangeven hoe ze in de komende jaren het ingezette beleid met betrekking tot onder andere onderwijs verder willen realiseren en uitbouwen. De naam 3TU Graduate School is vervangen door 3TU.Onderwijs

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 19/170


Binnen de vijf gezamenlijke masteropleidingen, te weten: Embedded Systems (ES; 18 masterstudenten en 3 pré-master studenten per december 2009), Sustainable Energy Technology (SET; 29 masterstudentenen, 6 pré-masterstudenten), Systems and Control (S&C; 2 masterstudenten), Construction Management and Engineering (CME; 17 masterstudenten en 2 pré-masterstudenten) en Science Education and Communication/ Lerarenopleiding (SEC; 29 masterstudenten en 2 pré-masterstudenten) werd het afgelopen jaar gezamenlijk opgetrokken en samengewerkt. Het is een continu proces de gezamenlijkheid van de opleidingen te stabiliseren en verder uit te bouwen. Dit geldt ook voor de kwaliteitszorg van het onderwijs (zie ook 3TU projectgroep BKO onder 1.4) en de voorbereidingen op het visiteren en accrediteren van opleidingen. Voor een tweetal opleidingen, namelijk ES en SET, zijn de voorbereidingen voor heraccreditatie gestart. Volgens afspraak is voor alle bachelor- en masteropleidingen aan de drie TU's een gemeenschappelijk jaarrooster ingevoerd op basis van semesters en twee blokken per semester. Er is een opzet gemaakt voor de 3TU studiegids. Via deze studiegids kunnen de studenten in één systeem ook de vakinformatie vinden van de andere TU’s. Voor de afzonderlijke opleidingen zijn brochures gemaakt. De gezamenlijke doorstroommatrix met informatie over doorstroommogelijkheden per bacheloropleiding naar een 3TU- masteropleiding is actueel gehouden en via Internet toegankelijk gemaakt.. Binnen elk van de drie TU's zijn in het afgelopen jaar tal van initiatieven ontplooid, gericht op verbetering van de onderwijsrendementen. Deze worden de komende jaren gecontinueerd. Rendementscijfers worden op eenduidige wijze gevolgd en samen met ervaringen op het terrein van rendementsverbeterende initiatieven onderling uitgewisseld. Dat geldt ook voor de invoering van het 'bindend studieadvies' in 2009 aan de TU/e en de TU Delft. De UT is met pilots gestart voor het bindend studieadvies. 1.2 Groei Sinds de vaststelling van het instellingsplan 2005-2010 is ‘gestage groei’ één van de zwaartepunten van het gevoerde beleid. Het streven is bij het onderwijs een zodanige groei te realiseren dat de bestaande faciliteiten optimaal benut worden, de continuïteit gewaarborgd is en het onderwijs kwalitatief hoogwaardig blijft. De UT heeft zich dan ook ten doel gesteld in 2010 een instroom te hebben die in de stabiele fase leidt tot een populatie van 10.000 studenten. Voor instroom in de bacheloropleidingen ligt de focus bij uitstroom uit het VWO in Nederland en Abiturienten uit Duitsland. Een internationaal gepositioneerde opleiding als European Studies weet echter ook significante groepen met andere achtergronden aan te trekken. De instroom in de masteropleidingen komt vooral uit de eigen bachelors. De tweede significante populatie bestaat uit studenten met een HBO-bachelor. Zij stromen in via gestandaardiseerde schakelprogramma’s. De internationale instroom in masteropleidingen groeit gestaag. Hoewel er in absolute termen over de linie sprake is van gestage groei (zie ook hieronder), daalt het marktaandeel van de UT. De totale instroom in het WO is de afgelopen jaren fors gestegen. De UT heeft onvoldoende op deze groei kunnen kapitaliseren. Vooral bij de piek van 2009 is dat gevoelig duidelijk. Numerus Fixus De enige opleiding van de UT die een numerus fixus kent is de opleiding Technische Geneeskunde. De numerus fixus is in 2009 evenals in voorgaande jaren vastgesteld op 100 studenten.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 20/170


1.3

Instroom

Instroom In 2009 is het aantal ingeschreven studenten gestegen. Tabel 1.1 laat een gestaag groeiende studentenpopulatie zien, zowel wat betreft bachelor- als masterstudenten. De groei zit voornamelijk in de bachelorstudenten. Het aantal studenten dat nog in de ongedeelde opleidingen, zit is gedaald tot iets meer dan 1% van het totaal aantal ingeschreven studenten. Deze groep zal de komende jaren verdwijnen. 2005

2006

2007

2008

2009

Aantal ingeschreven bachelorstudenten

4336

4806

5202

5409

5667

Aantal ingeschreven masterstudenten

951

1.358

1.808

2.099

2.110

Aantal ingeschreven premasterstudenten

485

536

551

532

533

Aantal ingeschreven studenten ongedeeld

1901

1149

497

205

106

Totaal aantal ingeschreven studenten

7673

7849

8061

8245

8416

TABEL 1.1 AANTAL INGESCHREVEN STUDENTEN 2005

2006

2007

2008

2009

Aantal eerstejaars instelling bachelors

1211

1249

1298

1351

1400

Aantal eerstejaars instelling masters

88

104

134

179

183

Aantal eerstejaars instelling premaster

305

290

285

220

331

Totaal aantal eerstejaars instelling

1604

1643

1719

1750

1914

TABEL 1.2 AANTAL EERSTEJAARS INSTELLING

De instroom in de master bestaat voor een groot deel uit afgestudeerden uit het HBO. Belangrijk zijn daarin de schakelprogramma’s, gerealiseerd in een samenwerkingsverband van de UT met Saxion Hogescholen. De meeste HBO-studenten die zich aanmelden voor een masteropleiding zijn niet direct toelaatbaar. In het cursusjaar 2008-2009 volgden ongeveer 220 studenten een premaster-opleiding aan de UT, om alsnog te kunnen worden toegelaten. De grootste groep is afkomstig van Saxion Hogescholen, andere substantiële toeleveraars zijn de Hogeschool Windesheim en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen. Twee keer per jaar volgt een groep van 50-70 tweedejaars studenten binnen Saxion voorbereidende cursussen wiskunde en/of Engels om mee te mogen doen aan de doorstroomminor. Daarnaast komt er ook een cursus academische vaardigheden die ontwikkeld wordt door Saxion en de UT samen. JAAR

EERSTEJAARS INSTELLING TOTAAL

EERSTEJAARS INSTELLING TOTAAL

MARKTAANDEEL UT

NEDERLAND*

UT

EERSTEJAARS INSTELLING

2003

40484

1481

3.7%

2004

42764

1481

3.5%

2005

44545

1604

3.6%

2006

46189

1643

3.6%

2007

49017

1719

3.5%

2008

51366

1750

3.4%

2009

58540

1914

3.3%

*BRON: 1 CIJFER HO/VSNU TABEL 1.3 MARKTAANDEEL EERSTEJAARS INSTELLING UT

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 21/170


In tabel 1.4 is ook een daling van het marktaandeel zichtbaar voor eerstejaars Bachelorstudenten aan de UT. JAAR

EERSTEJAARS INSTELLING BACHELOR

EERSTEJAARS INSTELLING

NEDERLAND*

BACHELOR UT

MARKTAANDEEL UT EERSTEJAARS INSTELLING BACHELOR

2003

33104

1214

3.7%

2004

36394

1029

2.8%

2005

37386

1211

3.2%

2006

38420

1249

3.3%

2007

40385

1298

3.2%

2008

42599

1351

3.2%

2009

47799

1400

2.9%

*BRON: 1 CIJFER HO/VSNU TABEL 1.4 MARKTAANDEEL EERSTEJAARS INSTELLING UT BACHELOR

Bachelorrendement na 4 jaar

2002

2003

28%

26%

TABEL 1.5 GEMIDDELD BACHELORRENDEMENT OP BAIS VAN BEHAALDE BACHELOR EC IN 4 JAAR 2005

2006

2007

2008

2009

Doctoraaldiploma’s

727

643

476

215

67

Propedeusediploma’s

774

922

898

902

830

Bachelordiploma’s

331

503

716

821

800

Masterdiploma’s

160

338

547

819

932

TABEL 1.6 AANTAL DIPLOMA’S

De maatschappelijke waardering voor UT-afgestudeerden wordt onder meer gemeten aan de arbeidsmarktpositie, zoals die wordt gepeild door de WO-monitor. Deze gegevens worden sterk beïnvloed door ontwikkelingen in de economie, maar geven een indicatie van het succes van UT-afgestudeerden op de arbeidsmarkt. De gegevens voor 2008 en 2009 zijn nog niet beschikbaar. 2004

2005

2006

2007

2008

2009

Percentage afgestudeerden met een baan

79%

83%

84%

87%

n.v.t.

n.v.t.

Gemiddelde werkloosheidsduur na afstuderen in maanden

3

2.2

1.7

2.4

n.v.t.

n.v.t.

TABEL 1.7 UT AFGESTUDEERDEN OP DE ARBEIDSMARKT

De onderstaande tabel geeft de staf/student-ratio weer. Het getal schommelt rond de 4 fte per 100 studenten en wordt gemeten op UT-niveau. Hieraan zijn voor de afzonderlijke opleidingen geen conclusies te verbinden.

Ratio staf / studenten (staf per 100 studenten)

2005

2006

2007

2008

2009

3.6

3.4

3.5

3.9

4.8

TABEL 1.8 UT STAF / STUDENT-RATIO

Internationale instroom Het aandeel instromende Duitse bachelorstudenten (274) is de afgelopen jaren sterk gegroeid tot bijna 20% van de bachelorinstroom in 2009 (1400). De Duitse instroom is het grootst in de

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 22/170


opleidingen Psychologie (106), Bestuurskunde (69) en Communicatiewetenschap (27). Interessant is de stijging van de Duitse instroom in de overige opleidingen: 20 in 2006, 41 in 2007, 55 in 2008 en 72 in 2009. De internationale bachelor instroom in 2009 uit andere landen dan Duitsland bedroeg 126. De internationale master instroom stijgt eveneens: van 95 in 2007 via 128 in 2008 naar 142 in 2009. Binnen deze populatie is de instroom uit Duitsland het grootst (25), gevolgd door die uit China (20).

TOTAAL

PSY

BSK

TCW

OVERIG

2002

20

8

2

3

7

2003

18

5

3

7

3

2004

64

27

22

5

10

2005

174

107

47

11

9

2006

171

76

62

13

20

2007

244

87

85

31

41

2008

272

99

91

27

55

2009

274

106

69

27

72

TABEL 1.9 DUITSE INSTROOM VERDEELD OVER OPLEIDING TOTAAL

BUITENLAND

PERCENTAGE BUITENLAND

2002

1390

102

7.3%

2003

1481

124

8.4%

2004

1481

178

12.0%

2005

1604

231

14.4%

2006

1643

251

15.3%

2007

1719

331

19.3%

2008

1750

400

22.9%

2009

1914

400

20.9%

TABEL 1.10 INSTROOM OPGESPLITST NAAR BUITENLANDSE NATIONALITEIT TOTAAL

DUITSLAND

CHINA

OVERIG

2002

102

20

19

63

2003

124

18

43

63

2004

178

64

48

66

2005

231

174

3

54

2006

251

171

8

72

2007

331

244

8

79

2008

400

272

16

112

2009

400

274

20

106

TABEL 1.11 BUITENLANDSE INSTROOM OPGESPLITST NAAR NATIONALITEIT

Werving en aansluiting De UT probeert activiteiten op het gebied van werving en aansluiting (de begeleide overgang van VWO naar universiteit)enerzijds en opleiding en professionalisering van docenten in het

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 23/170


voortgezet onderwijs anderzijds, beter op elkaar af te stemmen. Conform het strategisch plan RouTe’14 is hiervoor het VO-loket ingericht. Dit – instellingsbrede – loket heeft als voordeel dat scholen (in plaats van een aantal loketten met deeltaken) nu één aanspreekpunt hebben. Dit bevordert de synergie en agendaafstemming. Een nieuwe overkoepelende campagne voor de UT-doelgroepen is in voorbereiding. Werving bachelor De campagne ‘wervingsgezicht’ is in zijn vierde seizoen in een nieuw huisstijljasje gestoken. In online advertising en effectiviteitmeting van het mediagebruik is extra geïnvesteerd. In aanvulling op deze brede campagnes wordt er vooral regionaal geworven voor specifieke opleidingen waarvoor hoge instroomtargets gelden, ook al worden die blijkens onderzoek niet direct met de UT geassocieerd. Op de Duitse markt is vooral geworven via scholenbezoek en internationale beurzen. Aansluiting bachelor Op het snijvlak van aansluiting en werving zijn tal van activiteiten ondernomen, gericht op de aansluiting, training en andere inhoudelijke (service-)activiteiten voor middelbare scholieren. Voor een belangrijk deel worden deze activiteiten ook online aangeboden en verder uitgebouwd. Onder de naam ‘Twente Academy’ is de afstemming daarvan verbeterd, en dankzij de professionele presentatie is de belangstelling aanzienlijk toegenomen. Twente Academy brengt ook een betere koppeling tot stand met de primaire processen: respectievelijk het onderzoek voor de UT en reguliere onderwijsprogramma’s voor de VO-scholen. Een voorbeeld van een nieuwe activiteit vanuit Twente Academy die nauw aansluit bij docenten-activiteiten is de Persoonlijk Assistent Leraar (PAL). Een ander voorbeeld is de verbinding tussen de 'Klas naar het Lab' en de professionalisering van de betrokken VO-docenten. Werving Master Bij de werving voor masters richt de UT zich op de eigen bachelormarkt en de internationale markt. Een kleinschalige werving voor de voorlichtingsdagen, via advertising en het relatienetwerk met het HBO, heeft geresulteerd in een hoger bezoek. Bachelor en master in het WO kennen een begin van mobiliteit, maar nog te weinig om op grote schaal te gaan werven. Doorstroomprogramma’s met het HBO zijn in ontwikkeling. Internationaal zijn in verschillende doellanden beursevenementen bezocht en presentaties verzorgd. Dit heeft veel nieuwe contacten met potentiële studenten opgeleverd. 1.4

Studentenvoorzieningen

ICT-infrastructuur ten behoeve van het UT-onderwijs In 2009 heeft de Universiteit Twente twee grote instellingssystemen geïmplementeerd, namelijk Blackboard en Osiris. Blackboard wordt ingezet als de nieuwe Elektronische Leeromgeving en vervangt daarmee Teletop. De medewerkers zijn daarvoor geinstrueerd. Daarnaast kunnen de docenten ondersteuning krijgen bij het opzetten van hun nieuwe cursussite. Deze ondersteuning wordt verzorgd door speciale Blackboard-ondersteuners en student-assistenten. In 2009 zijn de aanmeld- en inschrijfmodule van het nieuwe studenten informatie systeem OSIRIS in gebruik genomen. Deze modules worden door Admission Office en de Centrale Studenten Administratie gebruikt ten behoeve van het aanmeldproces van (buitenlandse) masterstudenten en het registreren van in- en uitschrijvingen voor opleidingen en betalingen van collegegelden. Ook is OSIRIS in 2009 aangesloten op de landelijke aanmeldapplicatie Studielink.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 24/170


Daarnaast is gewerkt aan de invoering van de OSIRIS volg-modules ter ondersteuning van onder meer de Bureaus Onderwijszaken, studieadviseurs en studenten. Deze modules worden in 2010 in gebruik genomen. Met de invoering van Blackboard en Osiris is een grote stap gemaakt naar een geïntegreerde digitale leer en werkomgeving (DLWO) voor studenten en docenten. Ook op andere punten wordt de DLWO uitgebreid. Er is bijvoorbeeld een service opgezet voor het volgen van virtuele colleges, die gelijktijdig op een andere locatie worden verzorgd. Daarnaast is er een onderzoek gedaan naar Digitale Schoolborden. Op meerdere plaatsen op de UT wordt daar nu ervaring mee opgedaan in het onderwijs. In 2009 is de eerste fase van de nieuwe website van de UT opgeleverd. De verdere implementatie van de nieuwe technologieën en de nieuwe vormgeving die nu beschikbar zijn zal meerdere jaren duren. Belangrijk onderdeel van de site zijn portalen voor verschillende doelgroepen. Voor 2010 staan studenten een aankomende studenten op het programma. De portal voor studenten is bij het ter perse gaan van dit jaarverslag reeds gerealiseerd. 3TU en ICT In 3TU-verband is gewerkt aan harmonisatie van de infrastructuur ten behoeve van mobiliteit van personen en informatie. In 2009 is daartoe het volgende gerealiseerd: 1) Gemeenschappelijke architectuurprincipes zijn vastgelegd voor de inrichting van de 3TU Federatieve ICT-iInfrastructuur. 2) In samenwerking met SURF-foundation is een gemeenschappelijke functionele servicesarchitectuur opgesteld voor verschillende onderwijsactiviteiten. 3) Er is een commissie Functionele Services & Standaarden (FS&S) opgericht. 4) De identity management-systemen van elke TU zijn aangesloten op de Federative Identity Management Service van SURFnet. 5) De noodzakelijke harmonisatie van het informatie- en ICT-beveiligingsbeleid van de drie TU’s is ingezet met een gezamenlijk “awareness”-programma voor vooral eerstejaars studenten. 6) De 3TU’s hebben een 3TU Virtuele Collegezaal met HD videoconferencing technologie operationeel gemaakt voor het op afstand, realtime en interactief geven en volgen van colleges. 7) Er is een technische proof-of-concept gerealiseerd voor het met open standaarden uitwisselen van vakinformatie tussen de 3 TU’s. 8) Een gezamenlijke aanbesteding van een ‘tikken’-contract voor vaste en mobiele telefonie heeft geresulteerd in een kostenbesparend contract. Opvang van specifieke doelgroepen De Universiteit Twente heeft ook in 2009 bij externe beoordelingen, zoals bijvoorbeeld het CHOICE onderzoek, bovengemiddeld gepresteerd op het gebied van het studeren met een functiebeperking. Deze goede resultaten zijn vooral te danken aan korte lijnen en maatwerk. Voor het vastleggen, communiceren en uitvoeren van het UT-instellingsactieplan 2006-2008 (dat deel uitmaakt van het landelijk OC&W subsidieproject ‘Wegwerken belemmeringen voor studenten met een functiebeperking’) heeft de UT, evenals enkele andere universiteiten, een jaar uitstel gevraagd en gekregen, waardoor ook geheel 2009 nog aan het project kon worden gewerkt. Met een doelgroepgerichte introductiebijeenkomst voor aspirant-studenten met een functiebeperking is in een informatiebehoefte voorzien. De drempel om gebruik te maken van ondersteunende diensten is hierdoor lager geworden.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 25/170


Uit de inventarisatie onder studiebegeleiders is naar voren gekomen dat er vooral extra aandacht moet zijn voor de voorzieningen voor studenten met dyslexie, motorische beperkingen (waaronder RSI) en autisme spectrum- stoornissen. Als resultaat hiervan zijn er in 2008 ‘proeftuinprojecten’ gelanceerd om op deze specifieke beperkingen aanvullende en structurele ondersteuning te bieden. De uitkomsten van de drie proeftuinen hebben in 2009 een aantal beperkingspecifieke acties opgeleverd die aan het structurele voorzieningenaanbod van de UT zijn toegevoegd. Zo is er een ‘braintraining’ georganiseerd voor studenten met dyslexie en concentratieproblematiek en is het dyslexie compenserende softwareprogramma Kurzweil voor studenten universitairbreed beschikbaar gesteld. Doelgroepgerichte informatie is aan het voorlichtingsaanbod toegevoegd om in de beperkingsspecifieke informatiebehoefte te voorzien. Aan de hand van de knelpunten voortkomend uit de proeftuinen is een richtlijn ontwikkeld voor studiebegeleiders. De richtlijn informeert ook de student over de gang van zaken binnen de UT. Er is een centrale coördinator aangesteld om activiteiten en voorzieningen voor specifieke doelgroepen te organiseren en te coördineren. Het aandachtsveld van de centrale coördinator heeft zich verbreed, zodat ook de opbrengsten van het project Stimulering Twents Talent (diversiteitproject van de UT gericht op het verbeteren van de toegankelijkheid van het Twents hoger onderwijs voor biculturele studenten) geborgd kunnen worden. De coördinator diversiteit fungeert als vraagbaak en aanspreekpunt voor zowel studenten met een specifieke hulpvraag als voor medewerkers en externe klanten (ambulante begeleiders, VO-decanen) met een doelgroepgerelateerde vraag. Alumnibeleid De Universiteit Twente telt eind 2009 een kleine 27.000 alumni (bachelors, masters en promovendi). De relatie met haar alumni is voor de UT van groot belang. Enerzijds omdat zij gevraagd kunnen worden vanuit hun positie in de maatschappij de belangen van de UT te behartigen. Anderzijds omdat hun feedback belangrijke informatie biedt over de aansluiting van UT-onderwijs en -onderzoek op het bedrijfsleven en de samenleving in het algemeen. Om de relatie met alumni te onderhouden en hun actieve betrokkenheid bij de UT en campusgemeenschap te stimuleren, zijn er ook in 2009 diverse middelen ingezet. Zo is het alumnimagazine tweemaal verschenen (in juni en december) en zijn er elf digitale nieuwsbrieven verstuurd. Ook zijn de verschillende alumninetwerken van de Universiteit Twente (opleidingsgebonden verenigingen en per regio of land opgezette kringen) actief ondersteund.

1.5

Onderwijskwaliteit

Kwaliteitsmodel De UT werkt aan een breed gedragen Instellingskwaliteitszorgsysteem, mede anticiperend op aangekondigde veranderingen in het accreditatiestelsel. Kwaliteit wordt gedefiniëerd als ‘fitness for use’. ‘Use’ heeft betrekking op de eisen die de maatschappij stelt: kwaliteit moet immers blijken. Doelen geformuleerd in het kader van de kwaliteitszorg moeten zo gedefinieerd worden dat de resultaten te relateren zijn aan deze doelen. Met andere woorden: nader te definiëren Key Performance Indicators zullen vooral betrekking hebben op de outcome en output en minder op het proces en de input. Dit betekent geenszins dat inzicht in proceskenmerken en input niet relevant zijn. Het verzamelen van informatie over het proces en de input vormen aangrijpingspunten voor verbeteracties of maken inzichtelijk waarom bepaalde resultaten niet worden gehaald. Een belangrijk uitgangspunt bij het gehele kwaliteitssysteem is de notie van een cyclisch proces van kwaliteitszorg. Concreet betekent dit dat het systeem van kwaliteitszorg zodanig moet zijn vormgegeven dat het accreditatiemoment een natuurlijke stap vormt in de kwaliteitscyclus. De

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 26/170


aandacht voor de kwaliteit van het UT-onderwijs krijgt gestalte in de vier fasen van de kwaliteitscyclus (Plan-Do-Check-Act): ■ ■ ■

(P) Onderwijsvisie: alles begint bij het expliciteren van een onderwijsvisie. Wat beoogt de UT met het onderwijs, waar wil zij naar toe? (D) Implementatie/uitvoering van het onderwijs. Als helder is wat men wil bereiken met het onderwijs en op welke wijze, begint het eigenlijke werk: de uitvoering van het onderwijs. (C) Evaluatie: Door het onderwijs regelmatig te evalueren wordt in het kader van interne evaluaties nagegaan of de ambities van de opleidingen ook daadwerkelijk worden waargemaakt. (A) Opvolging: op het moment dat bekend is waar de sterke punten in het onderwijs liggen, maar ook op welke punten verbetering nodig is, kunnen acties worden uitgezet om verbeteringen te realiseren met of zonder ondersteuning van facultaire of centrale diensten.

Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) De 3 TU BKO projectgroep De projectgroep heeft in 2009 aan vijf doelstellingen gewerkt die een bijdrage leveren aan de hoofdambitie: “Meer aandacht voor docentkwaliteit en effectieve en efficiënte professionalisering van zowel nieuwe als zittende docenten”. 1) Streven naar een zo compact mogelijk, effectief en efficiënt BKO-traject voor competentieontwikkeling op maat, voor zowel beginnende als ervaren docenten, aansluitend bij eerder verworven competenties. 2) Ontwikkelen van andere vormen van deskundigheidsbevordering voor ervaren docenten. 3) Verankeren van docentkwaliteit in de HRM-cyclus. 4) Verkennen van de mogelijkheden voor de ontwikkeling van een landelijk opleidingscentrum voor docenten, dit in aansluiting op de landelijke ontwikkelingen op dit gebied. 5) Na een negatieve uitkomst ten aanzien van het landelijke opleidingscentrum zijn resultaten gerealiseerd zoals het starten van een werkgroep die een blended learning-module “cursusontwerp” gaat ontwerpen en een web-based Community van de studiegroep onderwijskundige professionalisering. 6) Implementeren van een systeem voor externe kwaliteitsborging van de BKO 7) Hiervoor is dankzij een Sofokles-subsidie een externe projectleider aangetrokken en het project is op 1 december 2009 van start gegaan. Medio maart 2010 zullen de eerste pilots met audits plaatsvinden. Daarnaast is het screeningsinstrument geëvalueerd en wordt momenteel de beoordelingsprocedure geëvalueerd. a.

b. BKO op de UT In 2007 is het BKO-traject op de UT gestart. Sinds 2008 is iedere nieuw aangestelde medewerker op UD-niveau of hoger er aan gehouden binnen 2 jaar BKO-gecertifieerd te zijn. Dit wordt ook meegedeeld in de aanstellingsbrief. Op peildatum 1 januari 2010 hadden 21 docenten hun certificaat behaald en stonden personen 100 nog ingeschreven. Meer dan 600 docenten en studentassistenten hebben een didactische training (2-30 uur) gevolgd en afgerond.

WO sprint Het verslagjaar 2009 is het eerste van de twee kalenderjaren waarin de UT participeert in de tweede tranche van het door het Platform Bèta Techniek geïnitieerde programma WO Sprint. Het doel van Sprint is om de instroom, doorstroom en uitstroom in de sector Bèta Techniek aanzienlijk te verhogen. De UT heeft ook in 2009 extra aandacht besteed aan de werving voor technische bacheloropleidingen. De UT heeft met ingang van 2009 de structurele verduurzaming van WO Sprint-doelstellingen veilig gesteld. Dat is gebeurd door jaarlijks voor onbeperkte tijd vanuit eigen middelen k€ 500 beschikbaar te stellen, en wel voor de meest succesrijke initiatieven die in 2006-2008 zijn

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 27/170


ontplooid met behulp van tijdelijke Sprint-gelden van het Platform Bèta Techniek. Dit bedrag is even hoog als het jaarlijkse instroomcompartiment van de Sprintgelden uit 2006-2008. Doel is een verdere intensivering van de inspanningen op het gebied van de aansluiting met het VWO. Bij deze inspanningen is een goede samenwerking en aansluiting met het voortgezet onderwijs van belang. Dit heeft vanaf 2007 volop aandacht gekregen van het LINX College (samenwerkingsverband van scholen voor havo en vwo, mbo-scholen, het hbo en de universiteit). De missie van het LINX College is het creëren van een doorlopende studieloopbaan voor alle leerlingen van het voortgezet en hoger onderwijs. Dit wordt gerealiseerd door een groot aantal onderwijsinstellingen met elkaar samen te laten werken. Een in opdracht van het Platform Bèta Techniek verrichte landelijke netwerkanalyse heeft in 2009 aangetoond dat de UT qua omvang en intensiteit van zijn netwerk met scholen en andere partners landelijk gezien een vooraanstaande positie heeft. De verbetering van de aansluiting tussen het voortgezet onderwijs en de UT gebeurt via drie wegen: Het bieden van een steunpunt voor leraren en de onderwijsontwikkeling op het VWO, onder ■ andere door het opzetten en begeleiden van de nieuwe vakken Natuur, Leven en Technologie, Wiskunde D, maar ook via Technasium. Daarnaast financiert de UT sinds 2009 het programma “Bèta CrossLinX”, waarin jaarlijks vijf aio’s een extra jaar krijgen om een eerstegraads lesbevoegdheid te halen en vervolgens op het VWO parttime als leraar te werken. Het eerste jaar van dit programma is volgeboekt. Het opleiden en uitzenden van studenten als techniek-ambassadeurs naar het VWO. Via ■ projecten als Bèta 1:1 brengen techniekstudenten van de UT hun enthousiasme voor de bèta richtingen over op scholieren. Techniekstudenten worden zo gekoppeld aan vwoleerlingen met het NT/NG profiel om een (persoonlijke) brug te slaan tussen de Universiteit Twente en het voortgezet onderwijs. Het bieden van een goed gastheerschap voor scholieren die zich oriënteren op een ■ technische studie, en wel via projecten zoals masterclasses, topperstrajecten, studie tryouts, profielkeuzedagen, wiskundecursussen, en een leerlingenwerkplaats waarvoor de UT in 2010 een groot multidisciplinair, multifunctioneel laboratorium inricht met gelden vanuit het Platform Bèta Techniek (Stimuleringsplan Natuur- en Scheikunde). In een groot aantal Sprintprojecten is vanaf 2006 gericht gewerkt aan het verhogen van de techniekinstroom door het verbeteren van de aansluiting met het VWO. Deze inspanningen beginnen vruchten af te werpen. De techniekinstroom is blijkens de jaarlijkse decembertellingen gestegen van 756 (in 2007) en 817 (in 2008) naar 854 in 2009. Dit betekent een toename met 13% binnen twee jaar tijd. Het aantal vrouwelijke techniekstudenten stijgt nog sneller: van 137 in 2007 en 154 in 2008 naar 176 in 2009. Dit betekent een toename met 31% in twee jaar tijd. De Sprintgelden 2006-2008 waren deels ook gericht op doorstroom en verbetering van het studierendement. Dit heeft geleid tot het intensiveren van de studiebegeleiding, tot inhoudelijke aanpassingen in het eerstejaars onderwijs aan techniekstudenten en tot de start van het Psychotherapiecentrum, dat de kloof dicht tussen de kortlopende hulp van studentpsychologen en de met lange wachttijden gepaard gaande hulp van de RIAGG’s. In 2009 en 2010 zet de UT de Sprintgelden exclusief in op doorstroom, rendement en uitstroom. Intensivering Wiskunde en Wiskundetoets In het afgelopen jaar zijn een aantal projecten afgerond rond intensivering van het wiskundeonderwijs, met name binnen de faculteit EWI. Dit betrof: Het Notebookproject: Het vak Wiskunde en programmeren is herontworpen zodat de strikte ■ scheiding tussen de verschillende werkvormen komt te vervallen en met inzet van notebooks zinvol worden ingezet ten behoeve van het wiskunde-onderwijs

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 28/170


HBO-instroom: met het oog op een grotere instroom van technische HBO-studenten worden blokkades voor academische wiskunde geslecht en wordt een intensievere premasterwiskundelijn ontworpen van een halfjaar, aan te bieden in de pre-master Het ontwerp van een excellence-onderwijslijn in de Bachelorfase, die compatibel is met de reguliere onderwijslijnen. Excellence is hier bedoeld als verdieping ten aanzien van het niveau. Het wiskundeonderwijs wordt op een hoger abstractieniveau gebracht. Mathitudeproject: invulling van de basisvakken wiskunde op een opleidingsspecifieke manier, met behulp van cases. De belangrijkste werkvorm is ‘colstructie’. Secundair doel is gericht op het verbeteren van de werkhouding

De UT heeft ook in 2009 in 3TU-verband een instaptoets wiskunde afgenomen. Vrijwel alle technische opleidingen namen hieraan deel. De toets betreft de algebraïsche vaardigheden en is diagnostisch van aard. Door hieraan deel te nemen weten studenten aan welke wiskundige vaardigheden ze moeten werken om geen belemmeringen te ondervinden bij het volgen van de eerste technische- en wiskundevakken. In totaal namen er opnieuw circa 500 studenten deel. Uiteindelijk heeft 60% een voldoende behaald. Bij de opleidingen Technische Wiskunde, Elektrotechniek, Werktuigbouwkunde en Industrieel Ontwerpen is bij een onvoldoende score een cursus algebraïsche vaardigheden verplicht. 1.6 Externe beoordelingen In 2009 zijn visitaties ten behoeve van heraccreditatie uitgevoerd bij de opleidingen: ■ ■ ■

Philosophy of Science, Technology and Society (MSc) Bedrijfsinfomatie Technologie (BSc) Businessinformation Technology (MSc)

Uitslagen zijn nog niet ontvangen. Twee opleidingen die door ITC werden verzorgd moesten ten behoeve van de fusie formeel worden voorgedragen als nieuwe UT opleidingen: ■ ■

Geoinformation Science and Earth Observation (MSc) Geoinformation Science and Earth Observation (M)

Op grond van een eerdere afspraak met OCW betrof het hier enkel een administratieve handeling. Een positieve beoordeling is door de NVAO uitgebracht voor de masteropleiding Leraar Voorbereidend Hoger Onderwijs in Maatschappijleer. In het verslagjaar is met succes de macrodoelmatigheidstoets gedaan voor de beoogde nieuwe bacheloropleiding ‘Creative Technology’ die direct toegankelijk zal zijn voor VWO-abituriënten met alle profielen. De toets nieuwe opleiding voor Creative Technology zal begin 2010 worden beoordeeld door de NVAO met als doel te starten met de opleiding in augustus 2010. Voor een andere beoogde nieuwe bacheloropleiding, ‘European Studies’, als verzelfstandiging van een track binnen de bachelor opleiding Bestuurskunde, wordt gewerkt aan de macrodoelmatigheidstoets. De accreditatieprocedure voor een deels in China verzorgde opleiding “International Master of Business Administration” is stopgezet en de instroom loopt nu via de masteropleiding Business Administration. De accreditatieaanvraag voor een postinitiële masteropleiding Risk Management is in voorbereiding.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 29/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 30/170


2

ONDERZOEK

2.1 Onderzoeksdoelen en -beleid De UT streeft voor delen van haar onderzoeksprogramma naar een internationaal erkend topniveau. Daarnaast streeft de UT vooral naar de benutting, utilisatie en valorisatie van haar kennis, leidend tot maatschappelijke en technologische vernieuwingen. De UT wil een probleemoplossende en ontwerpende instelling zijn. Meer op fundamenteel begrip gericht onderzoek staat in een toepassingsgericht perspectief. Om deze hoofddoelen te bereiken is het noodzakelijk om het onderzoek regelmatig te vernieuwen en om (multidisciplinaire) samenwerking te stimuleren. Daarnaast heeft de UT duidelijk bepaald waarop zij haar aandacht richt (focus), en vervolgens voldoende volume, bijvoorbeeld in termen van personeel, rond die onderwerpen gecreëerd (massa). 2.2

Onderzoekorganisatie

De basis in de leerstoelen en faculteiten De basis van de organisatie van het UT-onderzoek bestaat uit leerstoelen en disciplines, georganiseerd binnen faculteiten. Binnen de leerstoelen wordt uit de basisfinanciering onder andere funderend onderzoek verricht, dat voortkomt uit ontwikkelingen in de wetenschap zelf. Dit zorgt voor het in stand houden van een brede kennisbasis: ‘kennis als vermogen’. Dit vermogen kan in een later stadium, veelal via multidisciplinaire samenwerking, leiden tot toepassing van kennis: ‘kennis als product’. De UT kent technische en maatschappijwetenschappelijke disciplines, waarbij de technische disciplines kunnen worden verdeeld in ‘engineering’ en ‘science’, en de maatschappijwetenschappelijke disciplines in ‘maatschappij’ en ‘gedrag’. Dat de UT zowel veel (toegepaste) techniek als veel maatschappij- en gedragswetenschappen in huis heeft, onderscheidt haar zowel van de andere technische universiteiten als van de algemene universiteiten en geeft haar daarmee een unieke positie. Dit specifieke profiel kan de UT veel voordelen opleveren, omdat de inbreng van de alfa- en gammavakken bij technologische innovaties steeds belangrijker wordt. Nieuwe technologie wordt op deze wijze ontwikkeld in de context van gedrag- en maatschappijwetenschappen. Dit vereist wel dat de samenwerkingsmogelijkheden tussen technische en maatschappijwetenschappen worden benut. Dit is al het geval, maar kan nog verder worden versterkt. Instituten De leerstoelen en disciplines zijn binnen de UT gebundeld in zes grote en multidisciplinaire instituten. De instituten zijn de belangrijkste onderzoeksorganisatie van de UT en vormen samen het UT-onderzoeksprofiel. De instituten zijn: MIRA ■ CTIT ■ IBR ■ IGS ■ IMPACT ■ MESA+ ■

Institute for BioMedical Technology and Technical medicine Centre for Telematics and Information Technology Institute for Behavioral Research Institute for Innovation and Governance Studies Institute for Mechanics, Processes and Control Twente Institute for Nanotechnology

In 2009 kwam MIRA tot stand als een samenvoeging van het BMTI en het onderzoek op het terrein van de technische geneeskunde.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 31/170


Toenemende verwevenheid tussen faculteiten en instituten De faculteiten en de instituten vormen een matrixorganisatie. In de loop der jaren zijn, ten gevolge van de toegenomen verwevenheid tussen faculteiten en instituten en de toegenomen multidisciplinaire samenwerking binnen instituten, steeds meer cellen van deze matrix gevuld. EWI

TNW

CTW

MB

GW

TOTAAL

CTIT

200

-

8

22

22

251

MESA+

81

165

0

1

1

249

IMPACT

31

91

122

0

0

244

IGS

0

0

23

81

0

104

MIRA

16

72

10

1

2

101

IBR

0

0

5

0

73

77

Totaal

327

327

168

105

98

1.025

TABEL 2.1

INBRENG VAN ONDERZOEKS-FTE VANUIT FACULTEITEN IN INSTITUTEN.

Ook in de verwevenheid tussen faculteiten en instituten komt de samenwerking tussen technieken maatschappijwetenschappen tot uiting. In 2009 werden er vanuit de technische faculteiten 28 fte’s ingebracht in de maatschappij- en gedragswetenschappelijke instituten IBR en IGS. Vanuit de maatschappij- en gedragswetenschappelijke faculteiten werden 49 fte’s ingebracht in de technische instituten, vooral in het CTIT, voor wie de samenwerking met de maatschappijwetenschappen van groot belang is. De kracht van het CTIT zit in het bij elkaar brengen van exacte, ingenieurs- en maatschappijwetenschappen omdat dat goed aansluit bij de ontwikkeling van de technologie, de applicaties en de acceptatie daarvan. Tijdens de laatste jaren groeiden IGS, CTIT en MIRA, maar MESA+, Impact en IBR minder of niet. Inmiddels hebben de instituten een grote massa bereikt. CTIT is één van de grootste academische ICT-onderzoeksinstituten in Europa met ca. 445 onderzoekers en 251 fte. MESA+ is een van de grootste onderzoeksinstituten ter wereld op het gebied van nanotechnologie, met ruim 475 medewerkers, 249 fte en een jaarlijkse omzet van M€ 45. MESA+, CTIT en IMPACT bezetten de posities 6, 9 en 12 op de lijst van grootste kennis- en onderzoeksinstituten in Nederland (bron: technisch weekblad, 11 april 2009). De grote massa van deze instituten heeft als groot voordeel dat er op deze manier veel onderzoek op elkaar afgestemd kan worden. De UT heeft daarin nog steeds een voorsprong. Kenniscentra Binnen en tussen de instituten bevinden zich 22 kleinere instituten, de kenniscentra, die zijn opgericht ter profilering van specifieke onderzoeksgebieden. In 2009 werden de volgende nieuwe kenniscentra opgericht: Het ThermoPlastic composites Research Center (TPRC) werd opgericht in samenwerking ■ met Ten Cate, Boeing en Fokker. Hoofddoel van het TPRC is het doen van fundamenteel onderzoek naar het lichtgewicht materiaal thermoplastisch composiet. Het Center for Green Transformable Buildings. Dit is een breed platform voor samenwerking ■ tussen industrie- en kennisinstellingen op het terrein van Groen industrieel duurzaam en flexibel bouwen. Robotics centre Twente, eveneens een gezamenlijk project van de UT en industriële ■ partners. iCRiSP, het Center for Conflict, Risk and Safety Perception. ■ 3TU. Centres of Competence De in het kader van de 3TU.Federatie in het leven geroepen vijf Centres of Competence (CoC’s) zijn eenheden die vergelijkbaar onderzoek binnen de drie technische universiteiten bundelen. De CoC’s zorgen door deze bundeling vooral voor een verdere toename van massa en schaalgrootte binnen het onderzoek. Zo bundelt het CoC NIRICT, waar het UT-instituut CTIT

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 32/170


deel van uitmaakt, meer dan de helft van het ICT-onderzoek in Nederland, en brengt het ruim 90 leerstoelen en 1200 medewerkers bijeen uit de informatica, elektrotechniek en wiskunde. Deze bundeling van het onderzoek van de TU’s in zeer grote eenheden maakt het mogelijk om de onderzoeksprogramma’s en leerstoelen van de technische universiteiten nog beter op elkaar af te stemmen. Door deze omvang en door de bundeling van onderzoeks- en innovatie-activiteiten rondom een beperkt aantal thema’s met voldoende kritische massa, zijn de CoC’s belangrijke wetenschappelijke instituten, in staat invloed uit te oefenen op de nationale en internationale (EU) onderzoeksagenda’s. 2.3 Programmering en profiel De programmering van het onderzoek wordt doorlopend afgestemd met ontwikkelingen binnen de wetenschap en met de vraag naar wetenschappelijke resultaten. Van de instituten wordt verwacht dat zij verbindingen leggen met thema’s die in de externe onderzoeksomgeving zijn gedefinieerd. Instituutsprogramma’s en Strategische Research Oriëntaties De programma’s van de zes instituten bepalen het profiel van het UT-onderzoek in hoofdlijnen. Daarbinnen ligt de hoogste prioriteit bij het onderzoek in de biomedische technologie, nanotechnologie en ICT. Binnen de instituten bevindt zich zowel funderend, onderwijsgebonden, toepassingsgericht als strategisch onderzoek, waarmee de gehele keten van funderend onderzoek naar toepassingen en vice versa wordt afgedekt. De instituutsprogramma’s als geheel zijn multidisciplinair. Elk instituut heeft zijn programma nader onderverdeeld in deelprogramma’s, de Strategische Research Oriëntaties (SRO’s). De SRO’s zorgen voor een verdere focussering van het onderzoek binnen de instituten. Waar de instituutsprogramma’s als geheel altijd multidisciplinair zijn, zijn individuele SRO’s dat doorgaans ook. Zo wordt er bijvoorbeeld binnen vijf van de zes CTIT-SRO’s samengewerkt tussen onderzoekers van de technische en niettechnische faculteiten. Toenemende verwevenheid instituten Niet alleen de samenwerking binnen de instituten, maar ook de samenwerking tussen de instituten, neemt steeds verder toe. Die samenwerking vindt plaats op het personele, organisatorische en programmatische vlak. Steeds meer onderzoekers en leerstoelen participeren in verschillende instituten, waardoor de instituten steeds meer onderzoekers en leerstoelen delen. Daarnaast richten instituten gezamenlijk kenniscentra op, voeren zij gezamenlijk vele onderzoeksprogramma’s uit en begeven zij zich binnen dezelfde toepassingsdomeinen (zoals bijvoorbeeld de gezondheidszorg). Veel wetenschappelijke doorbraken en interessante innovaties zullen naar verwachting plaats vinden op het snijvlakken van de ICT, biomedische- en nanotechnologie. Deze ‘converging technologies’ vormen een nieuwe uitdaging, waarbij een combinatie van en interactie tussen ICT, biomedische- en nanotechnologie één van de meest uitdagende onderwerpen lijkt te worden. Inmiddels is de samenwerking tussen instituten zo sterk, dat de grenzen tussen sommige instituten, zoals MIRA en MESA+ beginnen te vervagen. Voorbeelden van gebieden waarbinnen instituten samenwerken zijn:          

MIRA en MESA+ CTIT en MESA+ MIRA en CTIT Impact en MESA+ Impact en MIRA Impact en CTIT IGS en CTIT CTIT-IGS-MIRA IGS en MESA+ IBR en CTIT

JAARVERSLAG 2009

Bio-NanoTechnologie. Embedded systemen. Telemedicine (telemonitoring/ tele-treatment), brain-computer-interfacing. Micro- and nanofluidics. Composieten, materialen, zonneënergie. Medische robotica, bio-robotica, bio-mechanics, bio-fluidics, bio-reactors. Gedistribueerde energieopwekking, -opslag en voorziening. E-governance, eHealth. ICT in de gezondheidszorg. Technology assessment van Nanotechnologie. Interactions between users and technologies.

PAGINA 33/170


 

IGS en IBR IGS en IMPACT

Gezondheidszorg. Duurzame energie

Profilerende toepassingsgebieden Het onderzoek van de UT sluit aan bij belangrijke maatschappelijke onderwerpen en problemen op gebieden zoals voedsel, water, gezondheid, energie, veiligheid, en mobiliteit. Het oplossen van deze maatschappelijke problemen is bij uitstek gebaat bij interdisciplinaire samenwerking: doorgaans zijn het geen zelfstandige disciplines, maar moeten ze het hebben van het gericht toepassen van meer algemene fundamentele kennis en technologie uit meerdere disciplines. Binnen de UT loopt de samenwerking op deze thema’s dan ook dwars door de instituten, faculteiten, leerstoelen en onderzoeksprogramma’s heen. De maatschappij- en gedragswetenschappen zijn hierbij nadrukkelijk betrokken. Maatschappelijke vraagstukken rond veiligheid, mobiliteit, de introductie van nieuwe technologieën of duurzaamheid zijn niet zonder alfa- en gammakennis op te lossen. De tabel geeft aan welke instituten actief zijn of denken te worden binnen applicatiegebieden. MIRA

CTIT

IBR

IGS

Voeding Water

+

Gezondheid

+

+

+

Duurzame Energie +

Mobiliteit

+

TABEL 2.2

+

MESA+

+

+

+

+

+

+

+ +

Veiligheid

IMPACT

+

+

INSTITUTEN EN ENKELE VAN HUN APPLICATIEGEBIEDEN

In navolging van het gebied gezondheid (’health and technology’) dat al georganiseerd is, wil de UT ook haar andere toepassingsgebieden stimuleren, organiseren (virtueel of reëel) en extern presenteren. In het verslagjaar werd vooral gewerkt aan het organiseren en stimuleren van multidisciplinair onderzoek op het terrein van de Duurzame energie. Het thema gezondheid wordt binnen de UT gecoördineerd door het instituut MIRA en het thema Duurzame energie door het instituut IMPACT. In toenemende mate wordt samenwerking met externe partijen georganiseerd langs de lijnen van genoemde toepassingsgebieden. Zo werkt de UT samen met TNO en de Grote Technologische Instituten (GTI’s) op terreinen zoals energie, watermanagement en mobiliteit (zie ook paragraaf 2.5). Ook het 3TU-verband richt zich in toenemende mate op maatschappelijke thema’s. In het verslagjaar werd gewerkt aan een nieuwe samenwerking met de universiteit van Wageningen op de terreinen Duurzame energie en water. De provincie Overijssel zet in op een versterking van het onderzoek op de terreinen Duurzame energie en gezondheidszorg en werkt daarom samen met de UT aan de opzet van programma’s met de naam Overijssel Centers for Research and Innovation (OCRI). 3TU - Centres of Excellence In 3TU-verband zijn, met financiële steun van OCW, in 2006 vijf Centres of Excellence (CoE’s) opgericht, waarbinnen de drie technische universiteiten gezamenlijk onderzoek verrichten. De TU’s hebben daar zelf een zesde CoE aan toegevoegd. Deze Centres zijn toponderzoeksinstituten, die zich bevinden binnen de eerdergenoemde Centres of Competence. Het betreft: Centre for Intelligent Mechatronic Systems ■ Centre for Multiscale phenomena ■ Centre for Dependable ICT Systems ■ Centre for Bio-Nano Applications ■

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 34/170


■ ■

Centre for Sustainable Energy Technologies Centre for Ethics and Technology

Het jaar 2009 heeft deels in het teken gestaan van de verdere opbouw van de CoE’s. In 2009 zijn plannen ontwikkeld voor het opstarten van een drietal nieuwe 3TU-initiatieven op de terreinen Bouw, Toegepaste wiskunde en Mobiliteit en logistiek. Of deze initiatieven eveneens de vorm van een CoE krijgen of een andere vorm, is nog niet bepaald. 2.4

Onderzoeksfinanciering en wetenschappelijk personeel

Eerste geldstroom Van de middelen die het ministerie van OCW in 2009 aan de UT beschikbaar stelde voor onderwijs en onderzoek, is door de UT 60% aan onderzoek besteed. Sinds 2009 verdeelt de UT deze middelen op een nieuwe manier binnen haar organisatie. Dit model is, onder andere door het vervallen van premies op de tweede en derde geldstroom, minder prestatiegericht dan het eerdere model, is daardoor stabieler, en biedt meer ruimte voor sturing van onderzoek. Vanwege de afname in de eerste geldstroom was er minder eerste geldstroom beschikbaar voor de instituten. Alle onderzoeksmiddelen zijn onder de sturing van de wetenschappelijk directeuren van de instituten gebracht. Tweede geldstroom Omdat de investeringen door NWO in de Ontwerp- en Engineeringdisciplines achterblijven, wordt in 3TU-verband actie ondernomen om ook het onderzoek binnen ontwerp en engineering beter beoordeeld en gefinancierd te krijgen. Er zijn grote stappen gezet om op dit onderzoek toegespitste beoordelingscriteria te ontwikkelen. Binnen de tweede geldstroom wordt steeds meer ruimte ingeruimd voor persoonsgerichte subsidies. In Nederland zal de NWO-vernieuwingsimpuls bijvoorbeeld geleidelijk worden uitgebreid. In 2009 kende de nieuwe European Resarch Council (ERC) voor de derde maal persoonsgerichte subsidies toe. Het College van Bestuur bood ook in 2009 ondersteuning aan aanvragers van deze grote subsidies, in aanvulling op de ondersteuning die deze aanvragers binnen hun instituten ontvangen. Zie paragraaf 2.7 voor de resultaten. In het verslagjaar was de tweede geldstroom met een omvang van M€ 18.3 hoger dan in de twee voorgaande jaren. Vergeleken met andere universiteiten, is de tweede geldstroom van de UT hoog. In de jaren 2006 tot en met 2008 ontving de UT 6.5% van het bedrag dat NWO aan alle universiteiten uitkeerde (bron: NWO), een percentage dat hoger is dan op grond van de omvang van de UT en het aandeel van de UT in de rijksbijdrage (eerste geldstroom) verwacht mag worden. Volgens het in 2008 uitgebrachte rapport ‘De Nederlandse universiteiten’ van het Rathenau Instituut is de ‘wetenschappelijke werfkracht’ van de UT het hoogst van alle universiteiten. De wetenschappelijke werfkracht is de verhouding tussen de binnengehaalde tweede geldstroom en de ontvangen eerste geldstroom van het ministerie van OCW. Omdat de UT relatief veel middelen uit de tweede geldstroom ontvangt, zet zij logischerwijze ook relatief veel onderzoekers in die zijn gefinancierd vanuit deze geldstroom. Volgens de ’Wetenschaps- en technologie-indicatoren 2008’ is het aandeel tweede geldstroom-onderzoekers van alle universiteiten het hoogst bij de UT. Omdat NWO haar middelen op zeer selectieve basis verdeelt, is dat een belangrijke indicator voor de onderzoekskwaliteit van de UT. Derde geldstroom De omvang van de derde geldstroom is in 2009 sterk gestegen in vergelijking met eerdere jaren. Vermeldenswaardig is de totstandkoming van een Kenniscentrum voor onderzoek naar nieuwe luchtvaarttechnologieën, het Thermoplastics Composites Research Centre (TPRC). Dit kenniscentrum kwam tot stand in samenwerking met Boeing, Ten Cate en Stork Fokker. Samen met BP werd onderzoek naar een efficiëntere oliewinning opgestart.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 35/170


Derde geldstroom met tweede geldstroom karakter Vanuit de aardgasbaten heeft de overheid de afgelopen jaren bij verschillende gelegenheden relatief grote sommen geld beschikbaar gesteld voor onderzoek en innovatie. De Bsik-impuls, twee Fes-impulsen en de Smart Mix zijn de belangrijkste voorbeelden hiervan. Deze middelen werden steeds ingezet voor grote, tijdelijke programma’s die zowel wetenschappelijk excellent als maatschappelijk relevant zijn en in consortiumverband worden uitgevoerd. Omdat deze derde geldstroommiddelen op sterk selectieve basis en veelal met behulp van of via tweedegeldstroom organisaties (NWO) werden verdeeld, heeft deze derde geldstroom een ‘tweede geldstroom karakter’. In 2009 heeft de EU via EIT voor het eerst ook middelen met een vergelijkbaar karakter toegekend. Omdat het UT-onderzoek in steeds grotere eenheden is georganiseerd in instituuts- en 3TUverband, kan vanuit deze grote eenheden steeds meer invloed worden uitgeoefend op de landelijke en internationale programmering van deze geldstromen. Zo spelen bijvoorbeeld MESA+ en CTIT een zeer actieve en leidende rol in het nationale speelveld. Zij waren in 2009 sterk betrokken bij het formuleren van grote nieuwe landelijke programma’s op het terrein van Nanotechnologie en ICT die vanuit de FES-middelen gefinancierd zullen worden als vervolg op lopende en goed beoordeelde Bsik-programma’s. Het CTIT was via het 3TU-CoC NIRICT ook actief in EIT. De UT was succesvol in de verwerving van deze middelen. De Ministerraad heeft besloten om uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) 125 miljoen euro toe te kennen aan het nieuwe landelijke programma ‘Towards a sustainable open innovation ecosystem’, waarbinnen onderzoek zal worden verricht naar nieuwe toepassingen van micro- en nanotechnologie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ‘laboratoria op een chip’, hoger rendement van zonnecellen en verbeterde waterzuivering. Tesamen met de bijdragen door universiteiten, instituten en bedrijven bedraagt het programma 300 miljoen euro. Het gehonoreerde programma komt grotendeels voort uit de Strategische Research Agenda Nanotechnologie die in 2008 is opgesteld onder leiding van prof. Dave Blank, wetenschappelijk directeur van MESA+. De subsidie is bestemd voor een selectieve continuering van de nationale programma's MicroNed en NanoNed. Het European Institute of Innovation and Technology (EIT) is een nieuwe instantie, door de EU opgericht om de Europese kennis beter om te zetten in innovatie. Hiertoe heeft EIT in 2009 voor het eerst een drietal ‘Knowledge and Innovation Communities’ (KICs) aangewezen. Het instituut CTIT participeert via het 3TU-CoC NIRICT in een omvangrijk europees consortium genaamd ICT Labs, dat tot één van deze KIC’s is benoemd. EIT ICT Labs is een consortium van bedrijven, technische universiteiten en onderzoekscentra in Nederland, Zweden, Finland, Duitsland en Frankrijk. De Nederlandse deelnemers in het consortium zijn Philips, NIRICT en Novay, het vroegere Telematica Instituut. De Nederlandse bijdrage aan het consortium wordt gecoördineerd door de Wetenschappelijk Directeur van het CTIT, prof. Peter Apers. EU-kaderprogramma Tijdens de transitiefase tussen het zesde en zevende Kaderprogramma van de EU bereikte de omvang van het EU-onderzoek aan de UT een tijdelijk dieptepunt in 2006, met een financiële omvang van 6.8 M€ en een inzet van 67 fte. Sindsdien is de omvang van het door de EU gefinancierde onderzoek aan de UT jaarlijks gegroeid, resulterend in een omzet van 10.4 M€ in 2009. Inverdiencapaciteit Externe middelen uit de tweede en derde geldstroom worden verworven door onderzoekers in vaste dienst (hoogleraren, UHD’s en UD’s). Als we de omvang van de inzet aan onderzoeksuren door deze personeelscategorieën relateren aan de verworven externe middelen, blijken de vaste onderzoekers in het verslagjaar per fte 361 K€ aan externe middelen te hebben verworven. Dit bedrag is niet eerder zo hoog geweest.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 36/170


Tweede geldstroom

2004

2005

2006

2007

2008

2009

22.6

26.0

27.9

16.5

15.5

18.3

Derde geldstroom nationaal

35.6

29.8

30.3

42.8

38.5

48.3

Derde geldstroom internationaal, EU

6.6

7.9

6.8

7.1

8.8

10.4

Totaal tweede en derde geldstroom

64.8

63.8

65

66.4

62.7

77.1

Onderzoeks-fte’s vaste onderzoekers

214

207

196

188

204

214

302

308

332

353

307

361

(in fte) e

e

2 en 3 geldstroom per onderzoeks-fte vaste onderzoeker (in K€) TABEL 2.3

TWEEDE EN DERDE GELDSTROOM (M€)

Deze hoge ‘inverdiencapaciteit’ kent ook een keerzijde. Omdat binnen de tweede geldstroom en delen van de derde geldstroom de eis geldt, dat de UT zelf ook de helft van de kosten van het onderzoek voor zijn rekening neemt (de matchingsverplichting), wordt het overgrote deel van de eerste geldstroom inmiddels besteed aan de matching van tweede en derde geldstroom. Dit gaat ten koste van de vrije ruimte voor onderzoek en het geld dat beschikbaar is om te investeren in infrastructuur. Ook begrenst dit de mogelijkheid om verder te groeien in de tweede en derde geldstroom. Daardoor is de UT gedwongen om zich te matigen bij de verwerving van externe middelen. Deze problematiek heeft zicht verscherpt omdat de eerste geldstroom voor onderzoek in 2009 is afgenomen vanwege een overheveling van de eerste naar de tweede geldstroom. Onderzoeksinzet Het onderzoeksvolume is licht gegroeid en hoger dan ooit. In 2009 werden binnen de UT door 1579 fte wetenschappelijk personeel, naast een tijdsbesteding aan onderwijs en overige taken, 1025 fte binnen het onderzoek ingezet. In 2008 betrof de inzet van onderzoekstijd binnen de UT 6.1% van de onderzoekstijd van alle universiteiten (bron: kengetallen universitair onderzoek). Van deze inzet werd maar liefst 80% gerealiseerd door tijdelijke medewerkers zoals promovendi en postdocs. Van de 541 fte’s die werd ingezet door onderzoekers in vaste dienst werd 214 fte (40%) besteed aan onderzoek. De postdocs en promovendi besteedden circa 85% van hun volledig gewerkte tijd aan onderzoek, een inzet van 811 onderzoeks-fte’s. De hoge tweede geldstroom en inverdiencapaciteit van de UT, gemeten in geld, weerspiegelt zich in de inzet van onderzoekstijd per geldstroom. Volgens de ‘Wetenschaps- en technologieindicatoren 2010’ is het aandeel eerste geldstroomonderzoekers bij de UT vergeleken met dat van andere universiteiten laag, en het aandeel van onderzoekers dat is gefinancierd uit de tweede en derde geldstroom (dus) erg hoog. Onderzoeksloopbanen Onderzoeksmasters bereiden studenten voor op het doen van onderzoek. De UT biedt de onderzoeksmasters ’Nanotechnologie’ en ‘Social Systems Evaluation and Survey Research’ aan. In 2009 ging de Twente Graduate School (TGS) van start, die tot doel heeft om excellente onderzoekers op te leiden. Masteropleidingen met een duidelijke onderzoeksoriëntatie, evenals de opleidingscomponent van het traject leidend tot de academische promotie, worden in TGS ondergebracht. De toelating van programma’s en studenten tot TGS is selectief. In 2009 startte TGS met 6 graduate programmes, een aantal dat geleidelijk toe zal nemen. Deze graduate programmes bestaan uit geïntegreerde master-PhD programma’s, die bestaan uit een tweejarige master en een driejarig (??) PhD-gedeelte. Sinds het bestaan van TGS is er een matrixverband ontstaan tussen de graduate school en de onderzoekscholen waarin de UT participeert. Ondanks de geleidelijke introductie van driejarige promotieprogramma’s, zijn veruit de meeste promotietrajecten van de UT nog vierjarig. Veruit de meeste UT-promovendi zijn werknemers van de UT, gefinancierd vanuit de tweede en derde geldstroom. De UT kent dus weinig ‘eerste geldstroom promovendi’ en in vergelijking met andere universiteiten weinig ‘buitenpromovendi’. In 2009 werkten 35 personen die als docent aan een HBO-instelling zijn verbonden binnen de

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 37/170


UT aan een promotie. De betrokken leerstoelen ontvingen hiertoe de ‘’promotie-vouchers’’ die van OCW zijn ontvangen. Voor gepromoveerde onderzoekers werd een tenure-track beleid ontwikkeld. Gepromoveerden vervolgen hun weg in de wetenschap veelal als postdoc. Onder meer voor deze groep is een beleid ontwikkeld, dat er zorg voor moet gaan dragen dat de beste Postdocs versneld kunnen doorstromen naar een positie als vaste medewerker in de functie van UD met uitzicht op een UHD-functie. Om de doorstroom van vaste medewerkers te bevorderen kent de UT de ‘persoonlijk hoogleraar’. Deze hoogleraren hebben dezelfde status en rechten als andere hoogleraren, maar opereren binnen een bestaande leerstoel. De UT zal overgaan tot het toekennen van een vervroegd promotierecht aan een deel van haar UHD’s. Tenslotte werd in 2009 het hooglerarenbeleid herzien, waarbij werd besloten tot invoering van de senior-hoogleraar. Infrastructuur In het verslagjaar werden vele laboratoria gebouwd of verbouwd. De belangrijkste vernieuwingen deden zich hierbij voor in de infrastructurele voorzieningen van het instituut MESA+. De huidige cleanroom van MESA+ zal worden omgevormd tot een productiefaciliteit voor microen nanotechnologiebedrijven, onder de naam High Tech Factory (HTF). In deze voorziening kunnen bedrijven ruimte huren, faciliteiten delen, gebruikmaken van de cleanrooms en aanspraak maken op een apparatuurfonds. In 2009 ontving HTF 7.6 miljoen van het ministerie van EZ, en 4 miljoen van de region Twente en de provincie Overijssel, in totaal 11.6 miljoen euro. De bouw van het nieuwe NanoLab naderde de voltooiing. Al vóór de oplevering hebben de NanoLabNL partners een gezamenlijk plan voor continuering en versterking van NanoLab NL opgesteld, dat inmiddels is opgenomen in de nationale ‘roadmap’ voor infrastructuur. Hiernaast ontving MESA+ zes miljoen euro van het Rijk voor het opzetten van een nieuw BioNanoLab. Het instituut gaat deze subsidie gebruiken voor faciliteiten voor bionanotechnologie, nanomedicine en risico-onderzoek. 2.5

Onderzoekssamenwerking door strategische allianties

Algemeen Intensieve, multidisciplinaire samenwerking met bedrijven en andere kennisinstellingen, via consortia en topinstituten, is een krachtige aanjager voor het UT-onderzoek die vele voordelen biedt. Op deze manier kan gezamenlijk onderzoek worden verricht, vanuit een afgestemde onderzoeksagenda, zodat er sprake is van effectiviteit en (macro)doelmatigheid. Via een bundeling van publieke en private krachten kunnen schaalvoordelen ontstaan, vooral op gebieden waar dure onderzoeksfaciliteiten nodig zijn die kunnen worden gedeeld. Valorisatie gedijt in samenwerkingsverbanden van onderzoekers met externe partijen, omdat deze samenwerking het onderzoek voedt met onderzoeksvragen uit de praktijk, en omdat vindingen via deze weg snel worden omgezet in praktische toepassingen. Internationaal In Europees verband nemen UT-instituten deel in vele kaderprogramma-consortia, Networks of Excellence (b.v. Photonics4Life), Technology platforms (b.v. NanoMedicine, eMobility), en Joint Technology Initiatives (b.v. Clean Sky, Artemis). Sinds 2009 is het CTIT via het 3TU-CoC NIRICT betrokken bij een ICT-georiënteerde Kennis- en innovatie-gemeenschap (KIC) voor het nieuwe European Institute of Technology (EIT). Naast consortia is er uiteraard ook sprake van bilaterale strategische samenwerking van gelijksoortige organisaties zoals instituten. Met name MESA+ en CTIT hebben vele strategische samenwerkingen met counterparts in het buitenland.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 38/170


De UT heeft vele samenwerkingsrelaties met andere buitenlandse universiteiten, waaronder de universiteiten van Dortmund, Münster en Osnabrück. Onderzoekscholen Onderzoekscholen zijn samenwerkingsverbanden van verschillende universiteiten die zich primair richten op het opleiden van promovendi. De UT is penvoerder van: MESA+ Nanotechnologie ■ OSPT Procestechnologie ■ iBME Biomedical engineering ■ IPV Productievernieuwing ■ Van deze scholen zijn MESA+ en OSPT door de KNAW erkend. Daarnaast participeert de UT in 21 onderzoekscholen waarvan een andere universiteit penvoerder is. In 2009 heeft de UT de opleiding van een deel van haar promovendi ondergebracht in de Twente Graduate School. Deze Graduate School zal fungeren naast de onderzoekscholen. 3TU, TNO en GTI’s De 3TU.Federatie vormt een belangrijke samenwerkingsvorm voor de UT, die op het terrein van onderzoek met name is geconcretiseerd in eerdergenoemde CoE’s en CoC’s. De 3TU.Federatie fungeert in toenemende mate ook als de eenheid die de contacten met partners daarbuiten vormgeeft. De TU’s, de Grote Technologische Instituten (GTI’s) en TNO vormen samen een ‘technologische driehoek’. Deze driehoek ziet mogelijkheden voor samenwerkingsprogramma’s op de terreinen energie, ICT, biomedical systems, mechatronic systems, watermanagement en mobiliteit. Het programma ‘energie’, is samen met het GTI Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) als eerste uitgewerkt in het programma ADEM (Advanced Dutch Energy Materials) voor energiematerialen. Van de UT-instituten heeft met name het instituut IMPACT vele relaties met de GTI’s en TNO. De UT heeft samen met TNO een aantal gezamenlijke kenniscentra opgericht.. Landelijke onderzoeksprogramma’s en TTI’s De UT participeert in vele landelijke onderzoeksprogramma’s, zoals die zijn voortgekomen uit TTI’s, Bsik, Smartmix, enzovoorts. De UT participeert in de Technologische Top Instituten (TTI’s) M2i, Novay, DPI, BMM en TTI Watertechnologie (Wetsus). Overige samenwerkingsverbanden Naast de samenwerking met de andere technische universiteiten, wordt binnen het onderzoek het meest samengewerkt met de universiteiten van Wageningen, Groningen, en Nijmegen. Zeer vele bedrijven zijn op verschillende wijzen betrokken bij het UT-onderzoek. Zo bestaat de onderzoeksportefeuille van IMPACT bijvoorbeeld voor 60 à 70% uit derde geldstroom. Ook bij delen van de tweede geldstroom (met name in het kader van STW-programma’s) is het bedrijfsleven betrokken. Dat betekent dat industriële partijen op programma- of projectniveau betrokken zijn bij meer dan 85% van het onderzoek van IMPACT. 2.6

Kwaliteitszorg onderzoek

Jaarlijkse verantwoordingen/ kengetallen Binnen de UT worden jaarlijks onderzoekskengetallen per instituut en faculteit berekend, die de prestaties van deze eenheden weergeven. Deze prestaties worden elk jaar besproken met de eenheden. Daarnaast worden ook op UT-niveau jaarlijks prestaties berekend, die via de UTwebsite, de VSNU- Kengetallen Universitair Onderzoek (KUoz) en dit jaarverslag gepubliceerd worden. Vanaf 2007 worden ook de prestaties van de 3TU- Centers of Competence en Centers of Excellence jaarlijks in beeld gebracht.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 39/170


Kwaliteitszorg binnen instituten Wetenschappelijk Directeuren voeren een kwaliteitszorgbeleid binnen hun instituut. Verschillende instituten hebben dan ook eigen prestatiedoelen geformuleerd en evalueren hun programma’s (SRO’s) regelmatig. De verdere ontwikkeling van prestatiedoelen per instituut is gestimuleerd door de ontwikkeling van KernPrestatieIndicatoren (KPI’s) per instituut. Elk instituut geeft hierbij aan welke doelen zij in de komende vijf jaren willen behalen op circa vijf indicatoren voor kwaliteit en relevantie. In de praktijk is de kwaliteitszorg veelal meer gericht op de kwaliteit dan op de kwantiteit van de prestaties. Zo wordt er op UT-niveau en binnen verschillende instituten, meer dan op een algemene verhoging van het aantal publicaties, steeds meer aangestuurd op publiceren in internationaal ‘gerefereede’ tijdschriften - refereed journals - en tijdschriften met een hoge impactfactor. Dit beleid is succesvol (zie paragraaf 2.7). Instituten worden eens in de zes jaar door een externe commissie beoordeeld. Bij deze instituutsbeoordelingen wordt gebruik gemaakt van de resultaten van disciplinaire visitaties en citatieanalyses die eerder zijn verricht. MESA+ is in 2008 als eerste instituut beoordeeld, in 2009 gevolgd door IMPACT. De commissie concludeerde dat IMPACT een belangrijk instituut is, dat zeer relevante zaken onderzoekt. In relatie met deze relevantie zijn de inverdiencapaciteit en de valorisatie goed. De kwaliteit van IMPACT als geheel is hoog. Er is nog wel ruimte voor verdere kwaliteitsverbetering. IMPACT heeft een duidelijke meerwaarde, met name bij het bevorderen van multidisciplinaire samenwerking. De leiding functioneert goed. De sfeer in het instituut is goed. De commissie gaf ook aan, dat de focus van het onderzoek binnen IMPACT versterking behoeft en dat de zichtbaarheid van het instituut als geheel moet worden vergroot. Kwaliteitszorg binnen disciplines De UT verricht onderzoeksvisitaties bij voorkeur in 3TU- of landelijk verband. In 3TU-verband zijn dan ook een 3TU-onderzoeksvisitatieprotocol en een gezamenlijke visitatieplanning opgesteld. In het verslagjaar kwamen ‘midterm reviews’ voor Elektrotechniek en Technische bedrijfskunde beschikbaar. Er werd gewerkt aan een midterm review Werktuigbouwkunde, die tevens fungeert als pilot voor de nieuwe beoordelingsmethode ‘Evaluating Research in Context’ (ERiC). Deze methode brengt de relevantie van het onderzoek voor de omringende omgeving beter in beeld. In 2009 werden voorbereidingen getroffen voor externe visitaties van het onderzoek binnen de Algemene Bedrijfskunde, Technische Bedrijfskunde, Informatica en Industrieel Ontwerp. In het verslagjaar kwamen de resultaten van drie externe onderzoeksvisitaties beschikbaar. Het visitatierapport Scheikundige technologie looft het onderzoek in de Chemical Engineering, dat vanuit de faculteit TNW is ondergebracht in de instituten MIRA, IMPACT en MESA+. Het onderzoek is sterk in omvang toegenomen. Er heerst een dynamische en collegiale sfeer. De infrastructuur is zeer goed. De doorgevoerde reorganisatie heeft goede effecten. De leeftijdsverdeling onder de onderzoekers is optimaal. De mix tussen fundamenteel en toegepast onderzoek is goed. Het onderzoek is maatschappelijk relevant. De resultaten zijn goed en kunnen nog verder verbeteren. Deze beoordeling werd cijfermatig bevestigd door een gemiddelde score voor de zeven beoordeelde UT-programma’s van 4.5 (zeer goed tot excellent). Er werd een drietal bestuurskundige programma’s binnen het instituut IGS en de faculteit MB gevisiteerd. Visitatieoordelen worden uitgedrukt in verschillende cijfers voor kwaliteit, productiviteit, relevantie en levensvatbaarheid. De groep CHEPS, het Center for Higher Education Policy Studies, geleid door Prof. Enders, behaalde een score van 5 – 4 – 5 – 5. Innovation of governance geleid door Prof. Thomassen behaalde een score van 5 – 4 – 5 – 5. CSTM, het Centre for Studies in Technology and Sustainable Development, geleid door Prof. Bressers behaalde de maximale score van vier keer 5. De kwaliteit van deze groep is op alle onderdelen excellent. De wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek binnen de wiskunde is goed tot zeer goed, maar het aantal excellente onderzoekers zou hoger kunnen zijn. De score binnen de NWOVernieuwingsimpuls kan beter. De relevantie van het onderzoek is hoog, hetgeen onder andere blijkt uit lange lijsten van samenwerking met andere disciplines en de industrie. De drie

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 40/170


beoordeelde programma’s behaalden de scores: 4 – 5 – 5 – 5 (AACS), 4 – 4 – 5 – 4 (DSST), 3 – 4 – 5 – 5 (STOR). Door de hoge scores bij de onderzoeksvisitaties Scheikundige technologie, Wiskunde en Bestuurskunde stegen in 2009 vanzelfsprekend ook de voortschrijdende gemiddelde visitatiescores over alle UT-disciplines. Wanneer de scores voor de dimensies ‘kwaliteit’, ‘productiviteit’ en ‘levensvatbaarheid’ van alle UT-leerstoelen worden opgeteld en gemiddeld, resulteert dit in scores van 3.8 voor productiviteit, 3.9 voor levensvatbaarheid, 4 voor kwaliteit en 4.3 voor relevantie. Dat de relevantie het sterkste punt is van de UT, toont aan dat het streven naar benutting van kennis in de praktijk daadwerkelijk gerealiseerd wordt. De TU’s hebben in 2009 gezamenlijk beoordelingscriteria voor de construerende en ontwerpende wetenschappen ontwikkeld en aan de KNAW voorgelegd. Een en ander moet ertoe leiden dat het toegepaste en multidisciplinaire onderzoek en de construerende en ontwerpende wetenschappen beter naar waarde worden geschat tijdens onderzoeksvisitaties. Daarnaast hopen de TU’s op deze wijze de honoreringskansen van dit soort onderzoek bij NWO te verhogen. Kwaliteitszorg promotieopleidingen Hoewel de kwaliteitszorg van promotieopleidingen meer en meer zal gaan verlopen via disciplinaire onderzoeksvisitaties en de Graduate School, verloopt de beoordeling van de kwaliteit van promotieopleidingen nog steeds gedeeltelijk via hererkenningen van onderzoekscholen door de Erkenningscommissie Onderzoekscholen (ECOS). In 2009 werd MESA+ hererkend als onderzoekschool. OSPT diende een aanvraag tot hererkenning in. 2.7 Onderzoeksresultaten: kwaliteit en productiviteit Omdat al het onderzoek van de UT in de instituten is ondergebracht, wordt alle onderzoeks inen output aan de instituten toegerekend. Promoties In het verslagjaar promoveerden 191 personen aan de UT. Nooit eerder realiseerde de universiteit zo veel promoties. Het hoge aantal kan worden verklaard door de afloop van enkele grote landelijke onderzoeksprogramma’s. In 2008 realiseerde de UT 5.9% van het aantal promoties van alle Nederlandse universiteiten (Bron: Kengetallen universitair onderzoek). Door de stijging van het aantal promoties bij een slechts licht gegroeide omvang van de vaste staf (hoogleraren, UHD’s en UD’s), is het aantal promoties per onderzoeks-fte gerealiseerd door de vaste staf gestegen van 0,8 naar 0,9. Nooit eerder was deze ratio zo gunstig. De instituten MESA+, CTIT en IMPACT realiseerden de meeste promoties. Momenteel kunnen nog geen betrouwbare cijfers worden gegenereerd met betrekking tot de instroom van promovendi, de uitval van promovendi, de promotieduur, en de promotierendementen. Wetenschappelijke publicaties Het ‘Web of Science’ is een internationale database van refereed (‘gerefereede’) tijdschriftartikelen. Dit zijn publicaties die pas na een selectie door middel van anonieme peer review geaccepteerd werden. Per jaar zijn in deze database geleidelijk meer in dat jaar gepubliceerde UT-artikelen terug te vinden. Het aantal steeg van 788 in 2004 naar 984 in 2009. Het totale aantal gerefereede publicaties is echter groter omdat ook een deel van de conferentiebijdragen, boeken en boekdelen wordt gerefereed. Dit aantal steeg van omstreeks 1900 in 2007 en 2008 tot 2147 in 2009. Bij een inzet van 1025 onderzoeks-fte’s betekent dit 2,1 gerefereede publicaties per onderzoeks-fte. Deze verhouding is licht gestegen en nog niet eerder zo gunstig geweest. Het aantal gerefereede publicaties, samen met de niet-gerefereede wetenschappelijke publicaties (in de vorm van o.a. tijdschriftartikelen, conferentiebijdragen, boeken, en rapporten)

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 41/170


vormen samen het totale aantal wetenschappelijke publicaties. Het aantal wetenschappelijke publicaties loopt geleidelijk op van 2589 in 2004 tot 2865 in 2009. In 2008 realiseerde de UT hiermee 6.1% van het aantal wetenschappelijke publicaties van alle Nederlandse universiteiten (Bron: Kengetallen universitair onderzoek). Volgens de ‘Wetenschaps- en technologieindicatoren 2010’ publiceert de UT relatief veel op de gebieden ‘fysica en materiaalkunde’ en ‘chemische technologie’, en zou men deze gebieden als een specialisatie van de UT kunnen zien. Trend in publicatieaantallen UT 3500 3000 2500 Wetenschappelijke publicaties

2000

Refereed publicaties

1500

Web of Science

1000 500 0 2004

2005

2006

2007

2008

2009

GRAFIEK 2.1 TRENDS IN PUBLICATIEAANTALLEN UT

Ter vergroting van de zichtbaarheid van de publicaties van de UT en ter verhoging van het aantal citaties naar die publicaties, wordt de volledige tekst van de publicaties steeds meer in databases opgenomen en via internet beschikbaar gesteld. In de toekomst zal dit worden uitgevoerd door invoer door (of onder directe verantwoordelijkheid van) de onderzoeker zelf in deze databases op het moment van het realiseren van de publicatie en toetsing van kwaliteit en volledigheid door een facultaire redactiecommissie. Citaties Het aantal citaties van artikelen van de UT wordt elk jaar groter en is volgens Web of Science gedurende de laatste jaren gestegen van circa 10.000 in 2004 naar meer dan 20.000 in 2009. Deze absolute aantallen kunnen pas na een citatieanalyse op waarde worden geschat. Omdat publicatie- en citatiegewoonten per discipline verschillen, wordt het aantal citaties van een groep hierbij alleen vergeleken met de aantallen van vergelijkbare groepen in de wereld. Het CWTS te Leiden hanteert hiertoe een ’veld-genormaliseerde citatie-impact-score’, oftwel CPP/FCSm. Deze score geeft de impact van de artikelen van een groep aan, vergeleken met het wereldgemiddelde aan citaties in de wetenschappelijke velden waarin de groep actief is. De laatste drie keer dat deze score voor de UT is berekend, leidde dit tot een CPP/FCSm van 1.4 (bronnen: 3TU-citatieanalyse 2008, Wetenschaps- en technologie-indicatoren 2010, Leiden Ranking). Dit is een score boven het Nederlandse (1.31), Europese (1.02) en wereldgemiddelde (1.0). De score van 1.4 duidt op 40% meer citaties dan het wereldgemiddelde in de velden waarbinnen de UT actief is. De UT scoorde hierbij het beste binnen de chemie, natuurkunde en energiewetenschappen. Wanneer men de 250 grootste Europese Universiteiten rangschikt op basis van deze indicator, bereikt de UT positie 23 (bron: Leiden ranking 2008, Groene lijst).

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 42/170


Persoonsgebonden subsidies, prijzen, lidmaatschappen UT-wetenschappers verwierven in 2009 prestigieuze individuele subsidies, onderscheidingen en prijzen. Persoonsgebonden subsidies De Advanced Grant van de European Research Council (ERC) is de meest prestigieuze Europese beurs voor individuele onderzoekers. De grootte ervan bedraagt gemiddeld tweeënhalf miljoen euro, in te zetten voor vijf jaar onderzoek. Hoogleraar Hans Kuipers, tevens Wetenschappelijk Directeur van het instituut IMPACT, ontving een Advanced Grant van de ERC, die zal worden besteedt aan onderzoek naar de warmte- en stofoverdracht in complexe gasdeeltjesreactoren. Prof. Luisa de Cola, parttime verbonden aan de UT, ontving eveneens een ‘Advanced Researcher Grant’. Prof. Wilfred van der Wiel verwierf een ERC Starting grant van M€ 1.75 voor onderzoek naar het gebruik van moleculen als bouwstenen voor een nieuwe generatie chips. In 2009 hebben negen UT- onderzoekers een NWO vernieuwingsimpuls-subsidie verkregen. Met deze subsidie krijgen creatieve, excellente onderzoekers de mogelijkheid een aantal jaar vernieuwend onderzoek uit te voeren. VENI-subsidies werden verworven door Edwin van Asseldonk, Katia Bertoldi, Dries Faems, Mark Huijben en Laura Kallenberg. Mireille Claessens verkreeg een VIDI-subsidie. Prof.dr. J.L. Herek, Prof.dr. S. Luding en Dr.ir. W. Steenbergen verwierven een VICI-subsidie ten bedrage van M€ 1.5. Het totale aantal VICI-subsidies dat de UT gedurende de gehele looptijd van dit NWO-programma heeft verworven, is hiermee op 13 gekomen. In 3TU-verband is geconstateerd, dat het multidisciplinaire, ontwerpende en construerende onderzoek dat binnen de technische universiteiten wordt verricht, binnen de Vernieuwingsimpuls minder goed op waarde wordt geschat. Ook het UT-aandeel in de uitgekeerde Vernieuwingsimpuls-middelen blijft duidelijk achter bij haar aandeel in de eerste en de tweede geldstroom (als geheel). Daarom dringen de technische universiteiten aan op een aanpassing van de beoordelings- en selectiemechanismen die NWO bij de Vernieuwingsimpuls hanteert. De universiteit ondersteunde kandidaten voor persoonsgebonden subsidies door middel van adviezen bij het schrijven van onderzoeksvoorstellen en door middel van presentatietrainingen. Prijzen Hoogleraar Albert van den Berg van de BIOS-groep van de faculteit EWI en het instituut MESA+ ontving de Spinozapremie, de belangrijkste wetenschappelijke onderscheiding van Nederland. Hij verdiende de premie vanwege zijn doorbraken in het begrip en de manipulatie van vloeistoffen in kanalen met een micro- en nanometerschaal, en het toepassen van deze kennis in onder andere nieuwe apparatuur voor de gezondheidszorg. Een deel van de prijs zal worden ingezet om het onderzoek voort te zetten naar de nanopil die darmkanker in een vroeg stadium kan opsporen. Daarnaast zal Van den Berg samen met de twee andere laureaten gezamenlijk onderzoek gaan doen naar migraine. Dit is uniek en in vijftien jaar Spinozapremies niet eerder gebeurd. Met de premie voor Van den Berg is het totale aantal Spinoza-premies dat de UT sinds de start van dit programma heeft verworven op vier gekomen. Prof. Detlef Lohse, die in 2005 de Spinozapremie ontving, werd in 2009 door STW benoemd tot Simon Stevin Meester. Dit is de hoogste Nederlandse onderscheiding voor technischwetenschappelijke onderzoek. In 2009 werd voor de derde maal de ‘Overijssel PhD-award’ uitgereikt, een universitaire prijs voor het beste proefschrift dat binnen de universiteit werd geschreven in het jaar 2008. Ivo Vellekoop won deze prijs met zijn proefschrift getiteld ‘Controlling the propagation of light in disordered scattering media’. De ‘Professor de Winter prijs’, de universitaire prijs voor de beste publicatie in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift, geschreven door een vrouwelijke UD of UHD, werd gewonnen door Winnie Gerbens-Leenes.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 43/170


Lidmaatschappen De universiteit kent vijf actieve KNAW-leden en drie leden van De Jonge Akademie. In 2009 traden er geen nieuwe UT-onderzoekers tot deze gremia toe.

Rankings Er bestaan enkele wereldwijde rankings van universiteiten, die zich vooral baseren op onderzoeksgegevens. In de ‘World university rankings’ van het Times Higher Education Supplement (THES), neemt de UT positie 200 in. In de Sjanghai Wereldtop-500 van universiteiten is de UT gerangschikt tussen de posities 303 en 401 (de positie is niet exact gespecificeerd).

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 44/170


3

INTERNATIONALISERING

In de beleidsnota ‘Diversiteit, kwaliteit en groei: 2006 -2010’ is de internationaliseringsstrategie voor de Universiteit Twente verwoord. De doelstellingen uit deze nota laten zich kort samenvatten: ■ ■ ■

toename van de internationale component in het onderwijs opleiden van talentvolle internationale studenten groei van het aantal buitenlandse studenten

De afgelopen jaren is er hard gewerkt aan de implementatie van deze strategie. In dit hoofdstuk wordt onder meer verslag gedaan over de internationalisering van het curriculum, de werving van internationale studenten en de overeenkomsten met partnerinstellingen. 3.1 Internationalisering van het curriculum De UT bereidt haar studenten voor op een toekomstige internationale werkplek. Dit wordt onder andere gerealiseerd door hun de mogelijkheid te bieden om tijdens de studie in aanraking te komen met internationale aspecten van onderwijs en onderzoek. Deze ervaring kan binnen de reguliere opleiding plaatsvinden, maar ook daarbuiten, op de campus en in het buitenland. Gezamenlijke programma’s De UT heeft zich tot doel gesteld om meer opleidingen gezamenlijk met internationale partnerinstellingen aan te bieden. In 2009 zijn de initiatieven op dit terrein verder uitgebreid onder andere met het opzetten van een gezamenlijk programma met de TU Berlin (Master programma Innovatiemanagement). Daarnaast zijn de eerste stappen gezet tot het opzetten van een double degree masterprogramma met het ITB Bandung (Indonesië) op het gebied van Sustainable Energy Technology. De opleiding European Studies is bezig met een joint bachelor degree programma met Universiteit Munster en een joint master programma met een aantal Europese partners. De projectaanvragen voor een gezamenlijk onderwijsprogramma in het kader van het Erasmus Mundus II programma die in 2009 zijn ingediend zijn niet gehonoreerd. Deze worden in de volgende ronde opnieuw ingediend. Verder zijn de faculteiten in 2009 voor het derde achtereenvolgende jaar uitgenodigd om aanvragen bij het College van Bestuur in te dienen ter financiële ondersteuning van initiatieven die internationalisering bevorderen. De initiatieven dienen aan te sluiten bij een of meer van de vastgestelde strategische prioriteiten; te weten: ■ ■ ■

stimuleren van de internationale uitwisseling van studenten, docenten en ondersteunend personeel, stimuleren van de instroom van internationale studenten en promovendi, internationalisering van het curriculum.

Ter ondersteuning van internationale activiteiten van de faculteiten is het Handboek Internationale Samenwerking in 2009 verder uitgebreid. Engels in het onderwijs (bachelor en master) Op een enkele uitzondering na zijn de bacheloropleidingen in het Nederlands. Sinds het collegejaar 2007/2008 worden vrijwel alle masteropleidingen in het Engels aangeboden. Dit betekent dat zowel docenten als studenten voldoende geëquipeerd moeten zijn om Engelstalig onderwijs te geven respectievelijk te volgen. Een groot aantal docenten heeft een toets gedaan en een klein deel van hen is bezig met een bijscholingscursus (zie ook hoofdstuk 5).

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 45/170


Sinds 2008 stimuleert de UT de ontwikkeling van Engelstalige minoren. De reden hiervoor is dat de eigen bachelorstudenten al in de bachelor ervaring opdoen met het volgen van onderwijs in het Engels. Verder wordt zo buitenlandse (uitwisselings)studenten de mogelijkheid geboden om een samenhangend pakket vakken te volgen op bachelorniveau. In het studiejaar 2009-2010 werden 12 Engelstalige minorprogramma’s aangeboden. In 2009 is daarnaast gestart met uitwisseling van minors (ook Engelstalig) in 3TU-verband en via het online informatiesysteem voor minors ten behoeve van studenten Kies Op Maat. Internationale mobiliteit van studenten Het doel van de instelling is iedere student tijdens zijn of haar studie ervaring te laten opdoen met de internationale aspecten van onderwijs en onderzoek. Voor een deel gebeurt dat doordat studenten aan een uitwisselingsprogramma deelnemen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Erasmus programma, maar ook door uitwisseling in het kader van het European Consortium of Innovative Universities (ECIU, waarin 3 non-EU associate partners) en uitwisseling met partners buiten de EU waarmee de UT een Exchange Agreement heeft afgesloten. Ook gaan UTstudenten naar het buitenland voor een stage, bachelor- en afstudeeropdrachten en studiereizen. Aan ICT-registratietools is naar aanleiding van internationalisering en de inherente behoefte aan kengetallen bijzondere aandacht besteed. In verband met kengetallen rondom mobiliteit zal ook hier in 2010 verder grote aandacht aan worden besteed. Uitgaande van de aantallen in tabel 3.1 gaat uiteindelijk ongeveer 10% van de studenten naar het buitenland. Zowel het aantal uitgaande als het aantal inkomende studenten die vakken volgen aan de UT (‘studiepuntmobiliteit’) is de afgelopen jaren licht gestegen. De gegevens over het aantal uitgaande studenten is gebaseerd op zowel studie, stage, bachelor- en afstudeeropdrachten als mobiliteit door deelname aan studiereizen, terwijl het aantal inkomende studenten uitsluitend gebaseerd is op studiepuntmobiliteit in het kader van het EU-Erasmus programma. Dit verklaart het verschil tussen de aantallen in onderstaande tabel. INGESCHREVEN STUDENTEN (1 DEC)

UITGAANDE STUDENTEN*

INKOMENDE STUDENTEN**

2005-2006

7.849

509

72

2006-2007

8.061

580

81

2007-2008

8.245

713

108

2008-2009

8.416

790

111

* Gebaseerd op studiepuntmobiliteit bestaande uit: studie (uitwisseling) middels Erasmus, ECIU en non EU uitwisseling, stage, bachelor- en afstudeeropdrachten en studiereizen ** Gebaseerd op studie (uitwisseling) middels Erasmus, ECIU en Non EU uitwisseling TABEL 3.1 AANTAL INKOMENDE EN UITGAANDE UITWISSELINGSSTUDENTEN

Inkomende uitwisselingsstudenten studeerden in 2008-2009 gemiddeld 5,7 maanden aan de UT, net als in 2007-2008. Uitgaande uitwisselingsstudenten verbleven gemiddeld 4,4 maanden bij de buitenlandse partneruniversiteit, hetgeen een dalende verblijfsperiode betekent ten opzichte van voorgaande jaren, overeenkomstig internationale tendensen (voor UT van 4,7 naar 4,4). Studenten die voor stage naar het buitenland gingen, verbleven daar in 2008-2009 gemiddeld 3,4 maanden, net als in 2007-2008. Uitgaande UT-studenten die een beurs ontvingen kregen gemiddeld 300 euro per maand vanuit het Twente Mobility Fund (UT-fonds om uitgaande mobiliteit te stimuleren) of een Erasmus stage- dan wel Erasmus studiebeurs, net als in het jaar hiervoor. De UT heeft ongeveer 170 Student Exchange Agreements met instellingen binnen en buiten de EU. In 2008 is begonnen met het reduceren van het aantal Erasmus overeenkomsten door het beëindigen van inactieve overeenkomsten en overeenkomsten die langdurig sterk negatief uit balans waren, waarmee het dalend aantal overeenkomsten kan worden verklaard. Aangezien de UT-student duidelijk meer interesse heeft in een buitenlandervaring buiten de EU wordt getracht

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 46/170


het aantal non-EU-overeenkomsten te vergroten. Het doel is de contacten met de bestaande partner universiteiten te intensiveren, waarbij de focus in eerste instantie op partneruniversiteiten uit het ECIU-consortium ligt en in tweede instantie op de door UT in 2009 bepaalde doellanden in het kader van werving, omdat aangenomen wordt dat ook uitwisseling effect sorteert op werving. 3.2 Internationale instroom In het Instellingsplan 2005 – 2010 is als ambitie geformuleerd dat de UT in 2010 in de externe masterinstroom een groei gerealiseerd heeft van 20% ten opzichte van 2003. Het betreft hier studenten die niet vanuit een UT-bacheloropleiding doorstromen. In tabel 3.2 is de ontwikkeling van de instroom weergegeven. Een steeds groter deel van de instromende studenten heeft een niet-Nederlandse nationaliteit. Waar deze populatie tot 2003 echter redelijk gevarieerd was en vooral bestond uit masterstudenten, bestaat ze nu hoofdzakelijk uit Duitse bachelorstudenten. Een aantal jaren geleden is het aantal masterstudenten afgenomen. Dat was te verklaren door het hogere collegegeld dat aan studenten van buiten Europa werd gevraagd en door de strengere visumeisen. Door investering in de werving en het opzetten van een eigen beurzenprogramma UTS (University of Twente Scholarship) voor getalenteerde buitenlandse studenten neemt het aantal buitenlandse studenten weer langzaam toe. TOTAAL

DUITSLAND

CHINA

OVERIGE LANDEN

PERCENTAGE BUITENLAND

2002

102

20

19

63

7.3%

2003

124

18

43

63

8.4%

2004

178

64

48

66

12.0%

2005

231

174

3

54

14.4%

2006

251

171

8

72

15,3%

2007

331

244

8

79

19,3%

2008

400

272

16

112

22,9%

2009

400

274

20

106

20.9%

TABEL 3.2

NATIONALITEIT EERSTEJAARS INSTELLING TOTAAL (BACHELOR EN MASTER)

De groei van de populatie Duitse bachelorstudenten is het gevolg van de enorme druk op het Duitse onderwijssysteem, door opeenvolgende bezuinigingen en een groeiende vraag naar hoger onderwijs. Duitse studenten gaan met name de grens over voor opleidingen waarvoor in Duitsland een numerus fixus bestaat, zoals psychologie, maar ook bij andere opleidingen is recentelijk groei te zien. Zie tabel 3.3. Daarnaast heeft de Engelstalige bestuurskundevariant European Studies zich in zeer korte tijd een sterke eigen Duitse instroom weten te verschaffen. TOTAAL

PSY

BSK

TCW

OVERIG

2002

20

8

2

3

7

2003

18

5

3

7

3

2004

64

27

22

5

10

2005

174

107

47

11

9

2006

171

76

62

13

20

2007

244

87

85

31

41

2008

272

99

91

27

55

2009

274

106

69

27

72

TABEL 3.3

DUITSE INSTROOM NAAR OPLEIDING

Door de toename van de Duitse instroom is de internationaliseringsdoelstelling royaal gehaald. Bij die ambitie is echter uitgegaan van een meer diverse internationale instroom. Daarvan is in de huidige situatie nog steeds onvoldoende sprake. Om nog actiever werk te maken van de

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 47/170


diversiteitsdoelstelling wordt sinds twee jaar versterkt ingezet op de werving van masterstudenten uit landen binnen Europa: Duitsland en Griekenland. Daarnaast wordt geworven in (Zuid)Oost-Europa: Rusland en Turkije. In Azië: China, Vietnam, Indonesië en India. In Latijns Amerika: Mexico. Deze inspanningen hebben een groei in aanmeldingen teweeg gebracht. De uitdaging is om de komende jaren de geïnteresseerde studenten ook daadwerkelijk aan de universiteit te binden door het verkorten van de aanmeldprocedure en het uitbreiden van scholarship-mogelijkheden voor excellente studenten. 3.3 Internationale werving Om meer buitenlandse studenten te werven, is het afgelopen jaar hard gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs. Er is nog altijd een forse inspanning nodig om het aantal gekwalificeerde buitenlandse aanmeldingen te laten stijgen. In 2009 heeft er een evaluatie van de doellanden plaatsgevonden aan de hand van strategische uitgangspunten en operationele criteria. Doelstelling is focus aan te brengen in het aantal doellanden en daarmee randvoorwaarden te scheppen om op een efficiënte en effectieve wijze de instroomdoelstellingen voor 2014 te realiseren. De voorgestelde doellanden zijn in 2009 nog niet officieel vastgesteld, dit wordt samen met een bredere internationale investeringsagenda in 2010 ingediend bij het College van Bestuur. Naast het doellanden-onderzoek is er ook een onderzoek onder internationale masterstudenten uitgevoerd die wel de aanmeldprocedure zijn gestart, maar uiteindelijk niet voor de UT gekozen hebben. De doelstelling was de kennis van de doelgroep te vergroten en op die manier gerichter te kunnen werven. De belangrijkste redenen voor studenten om de aanmeldprocedure van de UT op te starten blijken: kwaliteit onderwijs en onderzoek ■ mogelijkheid tot doorstroom naar PhD ■ tuition fees ■ De redenen waarom studenten besluiten niet in te stromen aan de UT terwijl ze de aanmeldprocedure wel succesvol doorlopen hebben zijn: het niet rondkrijgen van de financiering ■ vertraging in het aanmeldproces ■ onduidelijkheden omtrent de aanmeldprocedure ■ Door de kennis uit het doellanden- en doelgroeponderzoek te combineren, kan er in 2010 een integraal wervingsplan per doelland worden geschreven. De nadruk zal meer op on-line zichtbaarheid en creatieve manieren van werven komen te liggen dan de afgelopen jaren het geval is geweest. Onderwijsbeurzen De actieve werving van internationale studenten heeft in 2009 voornamelijk plaatsgevonden door de inzet van verschillende generieke wervingsmiddelen, zoals goed relatiebeheer (vertegenwoordiger ter plaatse, alumni, institutionele contacten), de graduate website en het aanwezig zijn op onderwijsbeurzen in China, Turkije, Indonesië, Griekenland, Rusland, Mexico, Duitsland en Roemenie. In Indonesië en China heeft de UT ook in 2009 succesvol gebruik gemaakt van vertegenwoordigers in eigen dienst. In tabel 3.4 staan de vier landen waar de meeste internationale studenten vandaan komen. De PhD- studenten zijn niet opgenomen in deze tellingen.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 48/170


CHINA

DUITSLAND

INDONESIË

ETHIOPIË

OVERIG

TOTAAL

2007

8

15

5

5

67

95

2008

16

13

12

9

87

128

2009

20

25

9

8

88

142

TABEL 3.4

INTERNATIONALE STUDENTENINSTROOM 2005-2009

Scholarships Het totale beurzenprogramma University Twente Scholarship Programme (UTSP), dat in 2007 van start is gegaan, is in 2009 geëvalueerd. Om inzicht te verkrijgen in de aantallen studenten die met een beurs aan de UT komen studeren en de financiële middelen die zij meebrengen zijn onder UTSP zowel de instellingsbeurs UTScholarship als alle Nederlandse overheids- en bedrijvenbeurzen en de beurzen toegekend aan studenten in thuisland vanaf 2007 geregistreerd. Na evaluatie van allereerst de instellingsbeurs UTS heeft de adviescommissie vastgesteld dat een aantal criteria in 2010 strenger gehandhaafd moeten worden om door middel van een beurs absoluut talent aan te kunnen trekken. Ook is besloten dat de UT in 2010 actiever contacten legt met het bedrijfsleven, onder andere door middel van een aan te stellen fondsenwerver, om zo meer bedrijfsbeurzen aan te kunnen bieden aan buitenlands talent. Met betrekking tot de Nederlandse overheidsbeurzen (bijvoorbeeld HSP, NFP) zijn nieuwe werkprocedures opgezet en uitgevoerd om zo de aantallen bursalen voor de UT te kunnen vergroten in 2010. Wat betreft de zogenoemde externe beurzen, beurzen niet in beheer van de UT, die studenten uit thuisland meebrengen, vooral dit compartiment beurzen is wederom aanzienlijk gestegen, vooral wat betreft Indonesië. Dit effect is mede gesorteerd door de door de UT aangestelde hoogleraar die sinds 2008 "UT ambassadeur" in Indonesië is. Ook is duidelijk dat nationale overheden in toenemende mate in beurzen voor buitenlandstudie investeren. In 2009 werd een totaal aantal van 34 beurzenprogramma’s geregistreerd, waarvan 29 externe programma’s, samen goed voor 4,8 miljoen euro (2,8 in 2008). Verder is in 2009 deelgenomen aan het Boston Career Event; een beurs in Boston (VS) voor studenten die op zoek zijn naar een promotieplaats. Het succes van deze beurzen is nog niet vast te stellen. 3.4 Internationale relaties De UT is de afgelopen jaren samenwerkingsrelaties aangegaan met een aantal buitenlandse universiteiten. Daarbij wordt steeds nadrukkelijker gestuurd op het verder versterken van het profiel van de universiteit. Samenwerkingsrelaties In 2009 heeft de universiteit samenwerkingsovereenkomsten ondertekend met onder andere de volgende instellingen: ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■

Federal University of Rio de Janeiro, Brazilië Wuhan University, China Beijing Jiaotong University, China Jawaharlal Nehru Centre for Advanced Scientific Research, India Indian Institute of Technology Madras, Chennai, India Nagoya University, Japan Prince Mohammed Bin Fahd University, Saudi Arabie Hanoi University of Science, Vietnam

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 49/170


Daarnaast zijn 32 bilaterale overeenkomsten ondertekend binnen de EU. Alle overeenkomsten zijn erop gericht om kaders af te spreken over de uitwisseling van studenten en medewerkers. Daarnaast vergemakkelijkt een overeenkomst de samenwerking op het gebied van onderwijs en onderzoek. In 2008 heeft het UT haar onderzoeksinstituut CHEPS al een onderzoek laten uitvoeren om de verschillende internationale contacten binnen de Universiteit Twente systematisch in kaart te brengen. Deze inventarisatie was het startpunt voor een nieuwe werkgroep die in het kader van roUTe ’14 bezig gaat met een overzicht van de meest waardevolle partners (strategische allianties) van de universiteit. Inmiddels krijgen de strategische allianties continue bestuurlijke aandacht. Internationale bezoeken Het CvB heeft in 2009 reizen afgelegd naar onder andere China, India en Mexico. Het doel was de relaties met deze landen verder te versterken. Daarnaast heeft de UT een groot aantal buitenlandse bestuurders en vertegenwoordigers van instellingen uit onder andere China, Duitsland, Rusland, Maleisië, Indonesië en Taiwan ontvangen. Ten slotte heeft de UT in 2009 deelgenomen aan de Open Science Meeting 2009. Het thema was Science, Innovation and Valorisation: Bridging the gap between Science, Market and Society. Aan de driedaagse UT-masterclass, getiteld Water Research and Management, heeft een twintigtal Indonesische wetenschappers deelgenomen. 3.5 Flankerend beleid en voorzieningen Om de internationale ambities van de universiteit beter te kunnen ondersteunen is in het verslagjaar fors tijd geïnvesteerd in de organisatie van internationalisering. Zo zijn er nieuwe overlegstructuren geïmplementeerd tussen faculteiten en diensten en is een nieuwe, separate, afdeling International Affairs opgezet binnen de dienst Strategie en Communicatie (S&C), die nauw samenwerkt met International Office (dienst Student en Onderwijs (S&O). Huisvesting internationale studenten In het afgelopen jaar is de vraag naar woonruimte op de campus voor internationale studenten opnieuw toegenomen. We zien een groeiende vraag naar gemeubileerde eenheden met eigen sanitaire voorzieningen. In 2008 is een aanzet gegeven om tot structurele afspraken te komen met de verantwoordelijke woningbouwvereniging die in 2009 geresulteerd heeft in een duidelijke scheiding tussen de functie van makelaar (Woningbouwvereniging De Veste) en bemiddelaar (UT-International Office). Om problemen beheersbaar te maken is de UT in samenwerking met De Veste overgegaan tot het vaststellen van zes maandelijkse Short Stay-contracten met een vaste begin- en einddatum voor uitwisselings-en 1-jarige masterstudenten en een mogelijkheid tot ingerichte huisvesting met openeindcontracten voor internationale studenten in een 2-jarige master- en PhD-studie. Gedragscode internationale studenten Alle communicatie-uitingen en procedures worden verondersteld te voldoen aan de eisen van de code. Eind 2009 is een evaluatie van de Gedragscode in gang gezet, mede met het oog op de Herziene Gedragscode, december 2009. De eindevaluatie en daaruit volgende acties worden in 2010 verwacht en opgevolgd. Toelating Op het gebied van toelating heeft het Admission Office (AO) gewerkt aan de verdere afstemming van het aanmeldproces met de faculteiten om dit traject zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Binnen het AO is expertise opgebouwd met betrekking tot de diplomawaardering, waardoor zij een deel van de voorselectie van de aanmeldingen al kunnen uitvoeren, met name op PhDniveau in verband met de Twente Graduate School.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 50/170


De kennisdatabase met de TU/e, waarin ervaringen worden gedeeld over de waardering van buitenlandse vooropleidingen, is eind 2009 gereed gekomen en wordt in 2010 ingevoerd. Verder is in 2009 veel aandacht besteed aan de implementatie van een nieuw aanmeldsysteem voor internationale studenten, OSIRIS-Aanmeld, waarin masterstudenten zich kunnen aanmelden en waarmee de UT de administratie van de diverse benodigde toelatingseisen kan bijhouden. OSIRIS-Aanmeld is per september 2009 in gebruik genomen. 3.6

ECIU

European Consortium of Innovative Universities (ECIU) In 2008 heeft het European Consortium of Innovative Universities (ECIU) CvB-voorzitter dr. Anne H. Flierman gekozen tot voorzitter van het consortium. In 2009 is invulling gegeven aan de activiteiten uit het strategisch plan. De UT heeft binnen ECIU meegewerkt aan het uitbouwen van de lobby- en positioneringsactiviteiten in Brussel. Daarnaast heeft de UT tijdelijk het coordinatorschap van de ECIU Graduate School overgenomen. Deze school beheert een tweetal joint masterprogramma's onder het Europese Erasmus Mundus programma. Voor vier masterprogramma's wordt in 2010 een aanvraag gedaan. Ook het voorzitterschap van de studenten vertegenwoording binnen ECIU, student wing, is eind 2009 in handen van de UT overgegaan.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 51/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 52/170


4

ONDERNEMEN EN SAMENWERKEN

De Universiteit Twente staat bekend als ondernemende research universiteit in Nederland en op dat gebied heeft zij een ongeëvenaard track record. Al meer dan 25 jaar stimuleert de universiteit ondernemerschap en zoekt zij actief de samenwerking met het bedrijfsleven op. Inmiddels heeft de Universiteit Twente samen met de gemeente Enschede (namens de Netwerkstad Twente) en de Provincie Overijssel het initiatief genomen tot de stichting Kennispark Twente. 4.1 Kennispark Twente De doelstelling van Kennispark Twente is om 10.000 nieuwe, hoogwaardige arbeidsplaatsen te realiseren voor 2020. Vanuit deze ambitie werken de provincie Overijssel, de gemeente Enschede en de UT aan het creëren van een omgeving waarin alle randvoorwaarden voor kennisintensief ondernemerschap aanwezig zijn. Als valorisatieschil rondom de Universiteit Twente werkt Kennispark Twente aan een veelheid van activiteiten die bijdragen aan dit doel. De activiteiten van afgelopen jaar en jaren zijn dan ook terug te vinden in de drie verschillende programmalijnen van Kennispark Twente: starten en groeien, innovatief ondernemen en een inspirerend vestigingsklimaat ontwikkelen. 8)

Starten en groeien. Dit is een traditioneel sterke lijn in Twente. Activiteiten betreffen ondersteunende faciliteiten voor startende ondernemers, incubatie, screening, scouting, training, vroege financiering en business development. Doelen van deze activiteiten is het realiseren van meer en betere business cases en het versterken van het vermogen de groeipotentie volledig te benutten.

9)

Innovatief ondernemen. Dit betreft de verbinding met bestaande regionale ondernemingen en het versterken van het vermogen om productief samen te werken. Activiteiten betreffen inhoudelijke programma’s (Nano4Vitality als voorbeeld), gezamenlijke locaties/faciliteiten (High Tech Facilities) en portals (bijvoorbeeld www.studentenkennisportal.nl). Hiermee wordt ingezet op de versterking van groei en duurzaamheid op basis van innovatie, versterking van de cultuur en het vermogen tot samenwerking en gebiedsontwikkeling.

10) Inspirerend vestigingsklimaat. Acquisitie van bedrijven die belangrijk zijn voor het

ecosysteem levert een belangrijke bijdrage aan groei en uitstraling, ook op de langere termijn. Maatregelen betreffen een hoog ambitieniveau in ruimtelijke ontwikkeling (Masterplan gebiedsontwikkeling Kennispark Twente, specifieke voorzieningen als het nieuwe bedrijfsverzamelgebouw “The Gallery” en bereikbaarheid). 4.1.1 Starten en groeien De ondernemende Universiteit Twente is een broedplaats voor nieuwe technologieën en nieuwe ideeën. Deze ideeën en technologieën bieden kansen aan ondernemende studenten, onderzoekers en promovendi. De UT stimuleert al 25 jaar iedereen die aan de UT verbonden is om die kansen voor ondernemerschap te grijpen, want innovatieve ondernemers staan aan de basis van vooruitgang. TOP TOP staat voor Tijdelijke Ondernemers Plaats en is een regeling waarin basisfinanciering en coaching voor start-ups geregeld is. Op grond van het Besluit Regeling subsidieprogramma kennisexploitatie (SKE) van onder andere het ministerie van Economische Zaken hebben de UT, Kennispark Twente en hun partners van TechnoPartner (initiatief van EZ en OCW) een subsidie ontvangen. Deze subsidie is gebruikt als dekking voor de voortzetting van het succesvolle TOPprogramma. In totaal hebben in 2009 27 personen een TOP-plaats gekregen. Aan deze

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 53/170


personen is een lening van € 20.000 toegekend. Van die 27 personen zijn er 25 die als technostarter kunnen worden gekwalificeerd. In 2009 bestond de TOP-regeling 25 jaar. Hiervoor is in december 2009 een reünie met TOPbedrijven en partners georganiseerd door NIKOS, Nederlands Instituut voor Kennisintensief Ondernemerschap. NIKOS voert voor Kennispark Twente de TOP regeling uit. Venturelab Twente In samenwerking met NIKOS en Saxion Kenniscentrum Innovatief Ondernemerschap is in 2009 ook het Venturelab Twente van start gegaan onder de agenda van Kennispark Twente. Venturelab Twente is een businesss development support programma waarin ambitieuze individuen en teams hun bedrijf kunnen starten of reorganiseren met als doel een high-tech, snelgroeiend bedrijf op te zetten. In mei is een eerste groep van 18 ondernemers van start gegaan in de pilot. In oktober is vervolgens de eerste officiële groep van start gegaan met 24 deelnemers. In november 2009 heeft Venturelab Twente ook de NBIA Soft Landings International Incubator status gekregen van een panel van ervaren business incubator managers. Dit programma erkent incubators die andere internationale bedrijven helpen bij hun toetreding tot de Nederlandse markt. UT Business Development Het UT business development-team wordt gecoördineerd door Kennispark Twente en heeft tot doel het helpen realiseren van een regionale economische groei, uit te drukken in opbrengsten, banen en investeringen. Hieraan wordt gewerkt door ondersteuning bij het vinden, ontwikkelen en overdragen van economisch aantrekkelijke proposities. De belangrijkste taken van het team bestaan uit: ■ ■ ■ ■

scouting & screening van valorisatiekansen procesbegeleiding van de bescherming van intellectueel eigendom (IE) spin-off ontwikkeling en ‘go-to-market’(zoals ondersteuning bij ontwikkeling van een business plan; subsidies; contracten etc.) de overdracht van valorisatie kansen

Het team werkt op basis van portfolio-management van valorisatiekansen/IP. Naast deze taken vormt het team de verbinding van en tussen de verschillende kennisinstituten op het gebied van technologietransfer. De business developers zitten op het instituut dichtbij de onderzoekers en komen verschillende dagen per maand samen met de juristen. Het team wordt aangestuurd door een centrale persoon op de locatie Kennispark Twente. Op dit moment wordt ook een van de mensen opgeleid als octrooi-expert. Het team is dus multidisciplinair, bestaande uit mensen met markt-, juridische en octrooikennis, en wordt centraal aangestuurd. Sinds half 2009 heeft het team zo’n 70 vindingen in kaart gebracht. Iets minder dan de helft hiervan wordt actief begeleid. Dit heeft geresulteerd in het aantrekken van investeringen, bescherming door middel van patenten, subsidies zoals valorisation grants en het maken van afspraken over overdracht van IE. Er wordt nu een structuur opgezet gericht op het bijhouden van de informatie over mogelijke business cases, follow-up en resultaat. Het team heeft geleid tot een hechte samenwerking tussen de verschillende mensen op de instituten. Kennispark Twente verwacht dat er de komende tijd sterkere en meer innovatiekansen worden herkend en ontwikkeld, die vervolgens leiden tot regionale economische groei.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 54/170


Juridisch Loket In oktober 2008 is Kennispark Twente gestart met het “juridisch loket”. Dit is een faciliteit waarmee juridische ondersteuning voor startende (student)ondernemers wordt aangeboden. Bij het juridisch loket zijn de volgende experts betrokken: ■ ■ ■

prof.mr. A.J.P. Brack, hoogleraar bedrijfsrecht Universiteit Twente mr. F. Groot, senior jurist Kennispark Twente en Universiteit Twente mr. P.G.C. van Roosmalen, junior jurist Kennispark Twente

In 2009 hebben 59 organisaties/personen bij het “juridisch loket” ondersteuning aangevraagd. De partijen zijn onder te verdelen in drie verschillende groepen: startende student-ondernemers (19), startende ondernemers (16) en overige (24). De ondernemers verrichten activiteiten op verschillende gebieden. Er is een onderscheid te maken tussen technostarters (9) en niettechnostarters (50). Aanleiding voor de ondersteuningsvragen is divers. Het betreft vooral beoordeling van algemene voorwaarden en beoordeling van (standaard)overeenkomst(en). Vaak is, alvorens tot de beoordeling wordt overgegaan, een afspraak gemaakt met de ondernemer(s) om meer informatie te verkrijgen over de onderneming. Uit het gesprek volgen vaak nog meer juridische vragen. De ondernemers hebben alle een mondeling en/of schriftelijk advies gekregen. In enkele gevallen zijn ondernemers doorverwezen naar de Kamer van Koophandel of een notaris. Studentondernemerschap Dit is het tweede jaar dat de functie Coördinator Jong ondernemerschap bestaat binnen de Universiteit Twente en Kennispark Twente. Deze heeft tot doel het ondernemerschap onder studenten te promoten en bestaande studentondernemers te ondersteunen. Tijdens het afgelopen jaar zijn er meer dan 100 vragen van studentondernemers binnengekomen met het verzoek om enige vorm van ondersteuning. Een aandachtspunt voor 2010 is het uitvoeren van een nulmeting onder student-ondernemers. De schatting van het aantal student-ondernemingen binnen de UT ligt rond de 150. In het jaar 2009 zijn er zeven voormalige student-ondernemers doorgestroomd in de TOPregeling van de Universiteit Twente. Deze student-ondernemers geven een invulling aan een carrière als ondernemer met behulp van de ondersteunende maatregelen van de UT. In mei 2009 is een Student-ondernemersdag georganiseerd in samenwerking met de Kamer van Koophandel en het YBP (Young Business Professionals) van Saxion. Tijdens deze dag zijn ruim 100 ondernemende studenten en student-ondernemers geïnformeerd over de ondersteuningsmogelijkheden op het gebied van ondernemerschap en ondernemerschap als carrière-optie. Voorafgaand aan de Student-ondernemersdag heeft de coördinator bij Kennispark Twente ook een Speeddatingdiner georganiseerd waarbij de interactie tussen spin-off bedrijven en studentondernemers centraal stond. In de Faculty Club hebben 30 ondernemers ter kennismaking met elkaar gedineerd. Daarnaast is in 2009 voor het eerst een serie van 10 RouteSuc66-bijeenkomsten georganiseerd. Deze bijeenkomsten zijn gericht op jonge ondernemers en studenten met ondernemersambities. Tijdens deze bijeenkomsten vertellen succesvolle ondernemers hun verhaal over hun route naar succes. Gemiddeld 50 belangstellenden hebben de bijeenkomst bezocht. FAME-regeling Het eerste aandachtsgebied was het opzetten en lanceren van de FAME-regeling. FAME is vergelijkbaar met de TOP-regeling, maar is speciaal bedoeld voor student-ondernemers in plaats

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 55/170


van voor alumni. FAME is vergelijkbaar met een studieregeling voor topsporters. Binnen FAME kunnen student-ondernemers van de UT structureel gebruik maken van de ondersteuningsmaatregelen die de UT te bieden heeft en krijgen ze structurele begeleiding rondom de studievoortgang. FAME is opgezet met behulp van de Student Union, Kennispark Twente, Rabobank Enschede/Haaksbergen en de Universiteit Twente. FAME is tijdens de opening van het academische jaar gelanceerd en momenteel maken twee student-ondernemers daar gebruik van. Deelnemingen In 2008 zijn door de UT 14 octrooien aangevraagd. Twee daarvan hebben voor de kosten van de aanvraag een bijdrage van het octrooifonds ontvangen. Het fonds maakt onderdeel uit van de octrooiregeling die als doel heeft om meer, sneller en beter de kennis die binnen de UT wordt ontwikkeld (tegen redelijke vergoedingen) naar het bedrijfsleven (grootbedrijf, midden- en kleinbedrijf en starters) door te laten stromen. Octrooien De UT heeft een speciaal Octrooifonds dat tot doel heeft meer, sneller en beter de kennis die binnen de UT wordt ontwikkeld (tegen redelijke vergoedingen) naar het bedrijfsleven door te laten stromen. In 2009 zijn 30 octrooien aangevraagd. Daarvan hebben er 6 een bijdrage gehad vanuit het Octrooifonds. 4.1.2 Innovatief ondernemen Innovatieve ondernemingen zorgen voor een flexibele en vitale economie en nieuwe werkgelegenheid. In de nieuwe kenniseconomie neemt het belang toe van een snelle vertaling, uitwisseling en toepassing van actuele kennis in nieuwe producten en technologieën. Kennispark Twente zorgt voor meer kennisoverdracht en samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven. Kennistransfer De UT heeft ook twee andere manieren waarop MKB-bedrijven en minder daadkrachtige, maatschappelijke organisaties gebruik kunnen maken van de kennis van de UT. De Studenten Kennis Portal (SKP) koppelt vragen van MKB-bedrijven aan de experts van de UT. Dit kunnen studenten zijn met stage- of afstudeeropdrachten, student-ondernemers, maar ook vakgroepen en hoogleraren. In haar tweejarig bestaan heeft de SKP 346 kennisvragen van 290 verschillende bedrijven ontvangen, waarvan 115 kennisvragen in het jaar 2009. Slechts 7% daarvan kon niet gekoppeld worden aan spin-offs, vakgroepen of studenten van de UT. Facility Sharing In 2007 is Kennispark Twente het project “Facility Sharing” gestart. Het beschikbaar stellen van apparatuur en voorzieningen vanuit de Universiteit Twente voor testen, onderzoek en pilotproductie wordt gezien als een cruciaal instrument om de valorisatie van kennis en stimulering van startende ondernemingen met een technische invalshoek in de regio verder te verbeteren. Dankzij het project heeft Kennispark Twente de beschikking over een database die een overzicht biedt van apparatuur, voorwaarden en tarieven. De databank is bij de Studenten Kennis Portal (SKP) ondergebracht. De SKP is in 2007 opgezet als een faciliteit waardoor het MKB op een laagdrempelige wijze in contact kan komen met de kennis van zowel de UT als studentondernemers. De twee projectmanagers van SKP werken onder supervisie van de coördinator. High Tech Factory De High Tech Factory B.V. (HTF) is een gedeelde productiefaciliteit voor bedrijven die gebruik maken van nanotechnologie en microsystemen. De HTF is ontstaan door herontwikkeling van de oude cleanroom van de UT, nadat de vakgroepen verhuisd waren naar hun nieuwe onderkomen. De HTF heeft tot doel een pilot productie-infrastructuur en organisatie te ontwikkelen voor spin-

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 56/170


off bedrijven rondom de UT. De HTF zorgt ervoor dat deze bedrijven zich kunnen concentreren op de daadwerkelijke groei in plaats van op het realiseren van de basisinfrastructuur die nodig is voor deze groei. Individuele, kleine bedrijven in de micro- en nanotechnologie zijn niet in staat miljoeneninvesteringen te doen in productiefaciliteiten. Op 13 juli 2009 bezocht Maria van der Hoeven (minister van Economische Zaken) de UT om er €11,6 miljoen voor de High Tech Factory te overhandigen aan Miriam Luizink, zakelijk directeur van MESA+. Eerder kreeg de High Tech Factory al €4,4 miljoen subsidie van het EZ-programma Pieken in de Delta en €2,2 miljoen van de provincie Overijssel. Het ministerie van EZ neemt nog eens €7,6 miljoen voor zijn rekening op voorwaarde dat de provincie Overijssel en de regio Twente samen garant staan voor cofinanciering van € 4 miljoen euro, zodat in totaal € 11,6 miljoen extra beschikbaar is. TPRC Kennispark Twente zet zich ook in voor het ontwikkelen van open innovatiecentra, waarin bedrijven en de UT samenwerken op het punt van open innovatie. Op die manier wordt ook de kennis van de UT gevaloriseerd en worden er R&D-activiteiten en arbeidsplaatsen naar Twente gebracht. Op vrijdag 12 juni 2009 ondertekenden directieleden van Boeing, Koninklijke Ten Cate, Stork Fokker en de Universiteit Twente een overeenkomst voor de oprichting van een nieuw Thermoplastic Composites Research Center (TRPC) op Kennispark Twente. In het centrum zullen de partijen onderzoek doen naar de technologie van thermoplastische composieten voor de luchtvaartindustrie. Deze technologie levert nieuwe productie- en assemblageprocessen op die kostenefficiënt zijn en belangrijke milieuvoordelen hebben. Sinds de oprichting van het onderzoekscentrum hebben al ruim 50 bedrijven interesse getoond. 4.1.3 Inspirerend vestigingsklimaat Het fysieke gebied van Kennispark Twente beslaat het terrein van de campus van de UT en het aangrenzende Business & Sciencepark. Op dit terrein van zo’n 180 hectare groot zijn meer dan 300 bedrijven actief, die samen goed zijn voor zo’n 5000 banen in de industrie en zo’n 3000 in het onderwijs en onderzoek. Het afgelopen jaar is vooral gewerkt aan het Masterplan Gebiedsontwikkeling Kennispark Twente en aan de herontwikkeling van UT-gebouw Langezijds. Masterplan gebiedsontwikkeling Kennispark Twente Het Masterplan Gebiedsontwikkeling Kennispark Twente is de ruimtelijke vertaling van de ambities van het Kennispark Twente. Het masterplan vormt de drie gebieden van het Kennispark (UT campus, B&S park en Hengelosestraat) om tot één ruimtelijk geheel ter stimulering van de ontmoeting en samenwerking tussen kennis en bedrijvigheid. Daarnaast maakt het plan de omgeving aantrekkelijk voor nieuwe kennisgerelateerde bedrijven en maakt het letterlijk ruimte voor nieuwe bedrijvigheid. In januari 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede ingestemd met het Masterplan Gebiedsontwikkeling Kennispark Twente. Het College van Bestuur van de UT deed dat al eerder. In 2009 is het CSTM in opdracht van Kennispark Twente gestart met een onderzoek naar de kansen en mogelijkheden van het thema duurzaamheid voor Kennispark Twente. Grondgedachte van het proces is dat duurzaamheid een kernkwaliteit van Kennispark Twente moet worden die substantieel bijdraagt aan de uitbouw en succes. Eind 2009 is Kennispark Twente tevens uitgeroepen tot een innovatiecampus van nationaal belang. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken voerde BUCK consultants een onderzoek uit naar de Nederlandse kenniscampussen. Van de 55 initiatieven die zich campus noemen, is meer dan de helft niet meer dan een gewoon bedrijventerrein. Er zijn slechts vier volwassen campussen in Nederland, waarvan Kennispark Twente er één is. Een campus van nationaal belang is het natuurlijke en voor kenniswerkers en R&D afdelingen aantrekkelijke

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 57/170


kristallisatiepunt voor open innovatie en publiek-private R&D-samenwerkingsmogelijkheden. Daarnaast is het door zijn onderscheidend vermogen en vermogen om in te spelen op nationale prioriteiten een innovatieversneller van nationaal formaat. In de internationale concurrentiestrijd om R&D-centra en kenniswerkers kan een goede campus een troef van formaat zijn. The Gallery De herontwikkeling van het UT-gebouw Langezijds tot The Gallery is ook in 2009 voortgezet in samenwerking met Kondor Wessels Projecten. De planning van het project is vanwege de economische crisis verschoven. In oktober 2009 is daarom een pilot gestart in een leegstaand gebouw van de gemeente Enschede. In dit gebouw wordt het concept van incubator, events, contact met talent, financiers en anderen alvast opgestart en gefinetuned. Het gebouw staat bekend als the Corridor, your gateway to the Gallery. Het wordt al veelvuldig gebruikt door jonge startende deelnemers aan Venturelab, het Twentse lab voor telegeneeskunde en enkele andere jonge bedrijven. Zowel Kennispark Twente als het Innovatieplatform Twente heeft zijn organisatie naar dit onderkomen verhuisd. Naar verwachting wordt in het derde kwartaal van 2010 daadwerkelijk gestart met de herontwikkeling van het oostelijk deel van het toekomstige gebouw “The Gallery”. 4.2 Samenwerking 3TU Innovation Lab Sinds de oprichting van de ‘3TU.Federatie’, op 7 februari 2007, trekken de drie technische universiteiten in ons land intensief samen op. Vanuit elk der TU’s is in onderling overleg en in samenspraak met regionale belanghebbenden een impuls gegeven aan kennistransfer en valorisatie, samenwerking met het bedrijfsleven, octrooibeleid, het sluiten van raamovereenkomsten, proactieve kennisexploitatie, bevordering van ondernemerschap en ondersteuning en facilitering van technostarters. Veel initiatieven werden vooraf onderling afgestemd of gezamenlijk ontwikkeld. Daarnaast hebben de drie innovation labs van de drie TU's zich via de 3TU.Federatie op de kaart gezet als één gesprekspartner voor overheid en bedrijfsleven. In september 2009 is het ‘Ontwikkelingsplan 3TU.Federatie 2009-2012’ vastgesteld. Het ingezette beleid op het gebied van valorisatie wordt in de periode 2009-2012 gecontinueerd. De belangrijkste ambitie is: als drie TU’s de komende jaren een voortrekkersrol vervullen in het landelijke Valorisatieproject dat is geïnitieerd door het Innovatieplatform en de interdepartementale programmadirectie Kennis en Innovatie. De prioriteiten in het kennisvalorisatiebeleid voor de periode 2009-2012 van de drie TU’s zijn: het verder stimuleren van ondernemerschapsgericht onderwijs, samenwerking met grote bedrijven, kennistransfer richting MKB, ondersteuning van technostarters en het voor een breed publiek toegankelijk maken van belangrijk onderzoek binnen de drie TU’s door middel van een zogeheten ‘Staalkaart’. De eerste Staalkaartpublicatie is in 2009 verschenen en op ruime schaal verspreid. Doel van het landelijke Valorisatieproject is structurele verankering en opschaling van kennisvalorisatie als derde kerntaak van de Nederlandse universiteiten in samenwerking met externe stakeholders. Naar verwachting zal in 2010 een valorisatieregeling in werking treden. De drie TU’s zijn nauw betrokken bij de ontwikkeling van het landelijke Valorisatieproject en willen in het uitvoeringstraject een voortrekkersrol vervullen. Voorwaarde om kennisvalorisatie tot volwaardige derde kerntaak uit te bouwen is wel dat de overheid hiervoor structureel extra middelen toekent. De drie TU’s achten een structurele extra toekenning van 10 miljoen euro op jaarbasis noodzakelijk om hun activiteiten te kunnen continueren. De overheid geeft echter aan maximaal vier jaar middelen te willen verstrekken, waarna kennisvalorisatie verankerd moet zijn in de organisatie. De drie TU’s hebben in 2009 een gezamenlijke lobby gevoerd en zullen hiermee in 2010 verder gaan, met als doel dat de valorisatieactiviteiten van de 3TU’s structureel gefinancierd en daarmee worden voorgezet.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 58/170


5

SOCIAAL JAARVERSLAG

De bedrijfsvoering van de UT staat in dienst van het primaire proces: onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie. Kwalitatief goede bedrijfsvoering is daarmee een belangrijk onderdeel van het totale bedrijfsproces. Bij de Universiteit Twente heeft kwaliteit vooral te maken met ‘mensenwerk’: medewerkers vormen het belangrijkste kapitaal van de organisatie. Om die reden wordt er veel geïnvesteerd in die medewerkers. Het ontwikkelen en uitvoeren van personeelsbeleid is een essentiële randvoorwaarde binnen de bedrijfsvoering. De noodzaak van personeelsbeleid voor de UT blijkt ook uit een rapport Omgevingsverkenning (eind 2007). Dit rapport heeft mede geleid tot een verschuiving in denken en het herzien van de meerjaren instellingsdoelstellingen (2005-2010). De gedachte dat er een ‘battle for brains’ gaande is staat daarbij centraal: de UT ondervindt een toenemende krapte op de (academische) arbeidsmarkt en heeft daardoor soms moeite met het aantrekken van talent. Bovendien is er sprake van een toenemende vergrijzing. De UT dient hier tijdig op te anticiperen. In 2008 is een nieuwe nota personeelsbeleid tot stand gekomen. Deze nota geeft aan waar de focus in het personeelsbeleid de komende vijf jaren ligt. De focus ligt op 3 thema’s: ■ ■ ■

aantrekkelijk werkgeverschap stimulerend werkgeverschap organisatieontwikkeling

Aantrekkelijk werkgeverschap Aantrekkelijk werkgeverschap richt zich voornamelijk op het van buiten naar binnen halen van (top) talenten. Drijfveren als reputatie, faciliteiten en profilering van de UT worden ingezet om toppers binnen te halen. Zowel de arbeidsmarktkrapte, de onvervulde vacatures, de vergrijzing alsook de groeiambitie van de universiteit dwingt om in de instroom van talent meer te investeren. Het dwingt ook beter te kijken naar branding, slimmere wervingsstrategieën, internationale samenwerkingsrelaties, samenwerking met andere regionale partijen/werkgevers, en meer oog te hebben voor flexibilisering en differentiatie in arbeidsvoorwaarden (waaronder het beloningsbeleid) en overige woon- en werkfaciliteiten. Stimulerend werkgeverschap Stimulerend werkgeverschap betreft het ontwikkelen en behouden van het menselijk kapitaal binnen de UT en van talenten in het bijzonder. In het belang van de UT en de individuele medewerker wordt gericht gestuurd op ontwikkeling en mobiliteit van medewerkers. Dit gebeurt onder meer door opleiding, training, promotie, functieroulatie, levensfasebewust personeelsbeleid (active aging) en gerichte ontwikkelingsgesprekken met individuele medewerkers. Sturen op ontwikkeling en kwaliteit van medewerkers en leidinggevenden leidt enerzijds tot groei in kwaliteit van prestaties van de organisatie en anderzijds tot een toename in tevreden medewerkers maar ook tot een gewenste uitstroom en/of mobiliteit van medewerkers. Een succesvolle invulling van stimulerend werkgeverschap draagt bij aan de aantrekkelijkheid als werkgever. Organisatieontwikkeling Organisatieontwikkeling betreft de ontwikkeling van de organisatie en de ontwikkeling van de organisatiecultuur in het bijzonder. De organisatie en de personele bezetting van de UT zal toegerust moeten zijn op die veranderende omgevingseisen. Dit betekent veranderingen in organisatie-inrichting en formatie, in taakgebieden en functie-eisen (UFO) maar ook in organisatiecultuur, in gedrag en vaardigheden. Medewerkers moeten in staat en bereid zijn

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 59/170


andere taken te doen dan waarvoor ze zijn aangenomen en die ze wellicht al vele jaren hebben gedaan. Onderdeel van de organisatieontwikkeling die binnen de UT gaande is, is de verdere professionalisering van de bedrijfsvoering en het optimaliseren van de Planning & Control-cyclus. Voor alle focuspunten geldt dat de effecten van beleid meetbaar gemaakt moeten worden door middel van prestatie-indicatoren zodat de voortgang gemonitord kan worden. Tevens zullen de UT-waarden herkenbaar moeten zijn in de uitwerking van het personeelsbeleid. RoUTe ‘14 wijzigt de focus in het personeelsbeleid niet, maar heeft wel invloed op de context en prioritering. In de komende periode staan op personeelsgebied twee vragen centraal: 11) Hoe wordt en blijft de UT een werkgever waar talenten graag willen werken? 12) Hoe ontwikkelt en behoudt de UT haar belangrijkste kapitaal?

5.1

Ontwikkelingen organisatie

Evaluatie EMB In 2009 is de reorganisatie Efficiënte Moderne Bedrijfsvoering tussentijds geëvalueerd. Naar voren kwam dat de betrokkenheid bij de dienstverlening in de faculteiten is vergroot door de komst van de servicecentra. Het mechanisme van vraagsturing en de standaardisatie is nog niet voldoende uitgekristalliseerd; hier moet nog een slag gemaakt worden. Organisatiecultuur De UT wil werken aan de organisatiecultuur. Het UMT heeft uitgesproken welke kernwaarden zij mede in het licht van RoUTe’14 van belang vindt om extra aandacht te geven, juist omdat ze belangrijk zijn ter ondersteuning van de organisatiedoelstellingen. Het gaat om de kernwaarden: ondernemendheid, samenwerking en betrokkenheid. Deze kernwaarden zullen terugkomen in het PA&O-beleid, zoals managementtrainingen, bij werving en selectie en in de interne communicatie. Commissie-Berger Vanwege de noodzaak de kosten te verlagen, is de commissie-Berger geïnstalleerd. Deze commissie, onder voorzitterschap van de concerndirecteur FEZ mevrouw Berger, heeft mogelijke kostenbesparingen in kaart gebracht. De grootste besparingen kunnen worden gemaakt op het terrein van inkoop, vermindering van de UT-bijdrage aan sport en cultuur, het versoberen secundaire arbeidsvoorwaarden, en binnen de communicatiekolom. Integratie ICT binnen UT In 2009 is hard gewerkt aan de voorbereiding van de integratie van het ITC binnen de UT. Vier werkgroepen op de terreinen arbeidsvoorwaarden & rechtspositie, het financieel/fiscaal/economische terrein, het bestuurlijk/juridische terrein, en organisatie & bedrijfsvoering hebben de integratie voorbereid. In het najaar heeft het ITC de personeelsleden over hun toekomstige positie kunnen informeren. Het grootste deel van de personeelsleden blijft bij het ITC werkzaam, een deel van de personeelsleden is administratief overgeplaatst naar een centrale eenheid van de UT, maar blijft wel op locatie ITC werken en een klein deel van de personeelsleden is ook fysiek overgeplaatst naar een centrale eenheid.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 60/170


5.2 Ontwikkelingen personele bezetting De personele bezetting laat zich het beste weergeven in een aantal tabellen: OMVANG VAN OBP EN WP

VERHOUDING

PERSONEN

FTE

Jaar

Totaal

OBP pers

WP pers

Totaal

OBP fte

WP fte

OBP

WP

2000

2656

1337

1319

2333

1123

1210

48%

52%

2005

2729

1193

1536

2388

976

1412

41%

59%

2007

2680

1164

1516

2337

955

1382

41%

59%

2008

2804

1207

1597

2455

1000

1455

41%

59%

2009

3035

1292

1743

2657

1078

1579

41%

59%

TABEL 5.1

OMVANG VAN OBP EN WP

Omvang WP OBP in personen & fte 1800 1700 1600 1500 OBP pers

Aantal

1400

WP pers

1300

OBP fte

1200

WP fte

1100 1000 900 800 2000

2005

2007

2008

2009

Jaar

GRAFIEK 5.1

OMVANG VAN OBP EN WP

Het aantal medewerkers van de UT is in 2009 weer flink gestegen, vooral door het aantrekken van meer Wetenschappelijk Personeel (WP) en in mindere mate door het aanstellen van Ondersteunend en Beheers Personeel (OBP). De verhouding tussen het WP en OBP is ook in 2009 ongewijzigd gebleven. Het WP vertegenwoordigt nog steeds een kleine 60% van het totale aantal UT-medewerkers. Het beleid van de UT is en blijft erop gericht om het percentage OBP zo klein mogelijk te houden, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de ondersteuning van en dienstverlening aan faculteiten en instituten. JAAR

TOTAAL

FTE 0,1-0,4

FTE 0,5-0,9

VOLTIJDS

TOTAAL

FTE 0,1-0,4

FTE 0,5-0,9

VOLTIJDS

2000

2.656

214

567

1.875

100%

8%

21%

71%

2005

2.728

207

665

1.856

100%

8%

24%

68%

2007

2.680

198

703

1.779

100%

7%

26%

67%

2008

2.804

195

749

1860

100%

7%

27%

66%

2009

3.035

217

813

2.005

100%

7%

27%

66%

TABEL 5.2 A OMVANG DIENSTVERBANDEN IN PERSONEN TABEL 5.2 B OMVANG DIENSTVERBANDEN IN PERCENTAGES

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 61/170


Omvang dienstverband 80% 70%

percentage

60% 50%

fte 0,1-0,4 fte 0,5-0,9

40%

voltijds

30% 20% 10% 0% 2000

2005

2007

2008

2009

jaar

GRAFIEK 5.2 OMVANG DIENSTVERBAND

De percentages zijn ten opzichte van 2008 niet gewijzigd. TOTAAL

OBP

WP

OBP

WP

Jaar

OBP

WP

vast

tijd

vast

tijd

vast

tijd

vast

tijd

2000

1122

1210

1037

85

568

642

92%

8%

47%

53%

2005

975

1414

884

91

531

883

91%

9%

38

62%

2007

955

1382

848

107

499

883

89%

11%

36

64%

2008

1001

1455

864

137

516

939

86%

14%

35

65%

2009

1078

1578

907

171

541

1037

84%

16%

34

66%

TABEL 5.3A VAST EN TIJDELIJK WP / OBP IN FTE TABEL 5.3B VAST EN TIJDELIJK WP / OBP IN FTE TABEL 5.3C VAST EN TIJDELIJK WP / OBP IN PERCENTAGE

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 62/170


perc vast/tijdelijk personeel (fte) 100% 90% 80% 70% 60%

OBP vast OBP tijd

50%

WP vast

40%

WP tijd

30% 20% 10% 0% 2000

2005

2007

2008

2009

jaar

GRAFIEK 5.3 PERCENTAGE VAST EN TIJDELIJK PERSONEEL

Het aantal tijdelijke dienstverbanden neemt bij zowel OBP als WP toe. Dit sluit aan bij het beleid om voldoende flexibiliteit te kunnen hanteren ten aanzien van de personele bezetting van eenheden. JAAR

NL

OV

PERCENTAGE

2000

2.355

301

11,30%

2005

2.225

503

18,40%

2007

2.162

518

19,30%

2008

2.146

558

19,90%

2009

2.411

624

20,65%

TABEL 5.4

PERCENTAGE BUITENLANDSE MEDEWERKERS

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 63/170


Percentage buitenlandse medewerkers 100%

80%

60% OV NL 40%

20%

0% 2000

2005

2007

2008

2009

jaar

GRAFIEK 5.4 PERCENTAGE BUITENLANDSE MEDEWERKERS

Het aantal buitenlandse medewerkers is in 2009 verder gestegen, vooral via het aantrekken van buitenlands WP. Dit sluit in het kader van de toenemende internationalisering aan bij het beleid om meer buitenlandse medewerkers (talenten) aan te trekken. OBP

WP

Jaar

<=34

35-44

45-54

>=55

<=34

35-44

45-54

>=55

2005

23%

19%

31%

27%

55%

10%

19%

16%

2006

20%

19%

32%

29%

55%

11%

19%

15%

2007

19%

20%

31%

30%

55%

12%

18%

15%

2008

20%

19%

30%

31%

57%

12%

17%

14%

2009

21%

20%

29%

31%

58%

12%

17%

13%

TABEL 5.5

LEEFTIJDSOPBOUW MEDEWERKERS

Leeftijdsopbouw OBP 33% 31% 29% 27%

<=34

25%

35-44

23%

45-54 >=55

21% 19% 17% 15% 2005

2006

2007

2008

2009

Jaar

GRAFIEK 5.5LEEFTIJDSOPBOUW OBP

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 64/170


Leeftijdsopbouw WP 70% 60% 50% <=34

40%

35-44 45-54

30%

>=55

20% 10% 0% 2005

2006

2007

2008

2009

Jaar

GRAFIEK 5.6 LEEFTIJDSOPBOUW WP

Opvallend is dat procentueel vooral jong WP de afgelopen jaren toeneemt en het oudere WP dus afneemt. Bij het OBP neemt het percentage ouderen vooral boven de 54 jaar toe. TOTAAL

OBP

WP

OBP

WP

jaar

obp

wp

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

man

vrouw

2000

1337

1319

731

606

1072

247

55%

45%

81%

19%

2005

1192

1536

633

559

1171

365

53%

47%

76%

24%

2007

1164

1516

578

586

1154

362

50%

50%

76%

24%

2008

1207

1599

580

627

1191

408

48%

52%

74%

26%

2009

1292

1743

610

682

1282

461

47%

53%

74%

26%

TABEL 5.6A VERHOUDING MANNEN EN VROUWEN IN AANTALLEN TABEL 5.6B VERHOUDING MANNEN EN VROUWERN IN PERCENTAGES

Verhouding Man / Vrouw 85% 75% 65% OBP man

55%

OBP vr WP man

45%

WP vr

35% 25% 15% 2000

2005

2007

2008

2009

Jaar

GRAFIEK 5.7 VERHOUDINGEN MANNEN EN VROUWEN IN PERCENTAGES

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 65/170


2006

Functie

M

HGL WP-management

2007

V

M

2008

V

M

2009

V

M

V

137

9

143

10

142

10

159

14

22

2

21

2

21

1

21

4

UHD

101

11

101

11

109

14

107

16

UD

191

56

184

61

193

82

210

93

Promovendus

445

183

428

179

444

191

468

214

Overig WP

239

100

277

99

280

110

317

120

OBP >= sch 13

36

4

34

6

46

6

49

7

OBP sch 11/12

95

40

100

50

98

67

107

73

OBP sch 5/10

403

468

394

472

388

515

412

565

OBP sch 1/4

63

56

50

58

48

39

42

37

1732

929

1732

948

1769

1035

1892

1143

Totaal TABEL 5.7

VERDELING MANNEN EN VROUWEN NAAR FUNCTIECATEGORIE, IN AANTALLEN

De percentages mannen/vrouwen 2009 verschillen vrijwel niet ten opzichte van vorig jaar. De toename van het aantal vrouwen in de hogere WP- en OBP-functies is duidelijk zichtbaar. Het beleid van de UT is hier ook sterk op gericht. Ook het aantal vrouwelijke promovendi is weer gestegen. INSTROOM

Personen

UITSTROOM

FTE

Personen

FTE

Jaar

Totaal

OBP in

WP in

Totaal

OBP in

WP in

Totaal

OBP uit

WP uit

Totaal

OBP uit

WP uit

2000

478

205

273

414

161

253

429

199

230

354

149

205

2005

449

112

337

409

98

311

455

138

317

394

102

292

2007

433

109

324

372

85

287

412

111

301

339

81

258

2008

564

192

372

490

153

337

430

146

284

355

106

249

2009

619

179

440

540

145

397

399

94

305

335

66

269

TABEL 5.8

INSTROOM EN UITSTROOM VAN WP EN OBP IN PERSONEN EN FTE

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 66/170


Instroom / uitstroom in personen 500 450 400 350 300

OBP in WP in

250

OBP uit

200

WP uit

150 100 50 0 2000

2005

2007

2008

2009

jaar

GRAFIEK 5.8 INSTROOM EN UITSTROOM IN PERSONEN Instroom / uitstroom in FTE 450 400 350 300 OBP in 250

WP in OBP uit

200

WP uit 150 100 50 0 2000

2005

2007

2008

2009

jaar

GRAFIEK 5.9 INSTROOM EN UITSTROOM IN FTE

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 67/170


5.3 Ontwikkelingen personeelsbeleid In 2008 is vanuit de concerndirectie Personeel, Arbeid & Organisatie (PA&O) een nieuwe nota personeelsbeleid tot stand gekomen. Deze nota geeft aan waar de focus in het personeelsbeleid de komende vijf jaren ligt. De focus ligt, zoals gezegd, op drie thema’s, namelijk aantrekkelijk werkgeverschap, stimulerend werkgeverschap en organisatieontwikkeling. Aantrekkelijk werkgeverschap richt zich op het van buiten naar binnen halen van talenten. Stimulerend werkgeverschap gaat over het ontwikkelen en behouden van het menselijk kapitaal binnen de UT en van talenten in het bijzonder. Organisatieontwikkeling heeft betrekking op de ontwikkeling van de organisatie in het algemeen en ontwikkeling van organisatiecultuur in het bijzonder. RoUTe’14, de nieuwe strategische visie van de UT, wijzigt de focus in het personeelsbeleid niet, maar heeft wel invloed op de context en op de prioritering. 5.3.1 Leiderschapsontwikkeling In 2009 is het vernieuwde beleid voor leiderschapsontwikkeling van de UT vastgesteld. Dit beleid is vernieuwd omdat RoUTe’14 aanvullende eisen stelt aan de leidinggevenden binnen de UT. Het bestaat uit de volgende twee onderdelen: beleid en maatregelen gericht op het individuele leerproces van leidinggevenden binnen de ■ UT beleid en instrumenten gericht op tijdige beschikbaarheid van leidinggevenden op ■ sleutelposities Individueel leerproces leidinggevenden. De UT wil haar leidinggevenden op de verschillende posities toerusten om hun opdracht zo goed mogelijk uit te voeren. Deze opdracht bestaat onder andere uit de volgende onderdelen: het implementeren van de vernieuwingen, binnen de eigen organisatie-eenheid, conform de ■ Strategische Visie 2009-2014. het ondersteunen en faciliteren van (de ontwikkeling) van de eigen (talentvolle) individuele ■ medewerkers op zo’n wijze dat deze de gewenste (excellente) resultaten behalen. Deze opdracht vormt de basis voor het RoUTe’14-leiderschapsprogramma dat in 2010 van start zal gaan. Het programma bestaat uit de onderdelen verandermanagement, ondernemerschap, samenwerken en talentgericht HRM. Alle leidinggevenden binnen de UT zullen deelnemen aan dit programma. De huidige managementontwikkelingsprogramma’s voor Academisch Leiderschap, Aankomend Academisch Leiderschap en Professioneel Leiderschap blijven bestaan en worden aangeboden aan de in 2007 gedefinieerde doelgroepen. Tijdige beschikbaarheid van leidinggevenden. De komende tien jaar zal een deel van de leidinggevenden uitstromen vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Het gaat hier om grofweg 44% van de leidinggevenden in het WP en 27% van de leidinggevenden in het OBP. Om tijdig managers beschikbaar te hebben voor sleutelposities binnen de UT, die in de komende 10 jaar vrijkomen, wordt overwogen een managementpool op te zetten. In 2010 wordt de managementpool ingericht en worden talentvolle potentiële leidinggevenden klaargestoomd voor een sleutelpositie, om het natuurlijk verloop onder managers tijdig op te vangen. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een dakpanconstructie, waarbij een beoogd hoogleraar of leidinggevende een jaar lang meeloopt met een vertrekkende hoogleraar of leidinggevende. Tegen de tijd van de uitstroom staat er dan al een nieuwe kandidaat klaar om de functie over te nemen.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 68/170


5.3.2 Werving en selectie De UT heeft ca. 2800 medewerkers en ruim 8200 studenten. Zie voor de verhouding WP/OBP hoofdstuk 5.2. Jaarlijks ontstaan er ca. 400 vacatures. Voor een groot deel betreft het daarbij tijdelijke WP functies, in verband met de vaak beperkte tijdelijke financiering, bijvoorbeeld bij promovendi en postdocs. Vacatures ontstaan daarnaast omdat medewerkers hun loopbaan voortzetten bij een andere organisatie of met pensioen gaan. Deze oudere en ervaren medewerkers dienen vervangen te worden. Vooral bij het OBP neemt het percentage medewerkers van 55 jaar of ouder substantieel toe (zie hoofdstuk 5.2). Dit wijst op het belang van ouderenbeleid en ouderenregelingen. Maar het laat ook zien dat er een grote wervingsbehoefte zal ontstaan . Door de toenemende strijd om hooggeschoold personeel (WO/HBO) is een ‘battle for brains’ ontstaan. Het kost soms moeite om talentvolle nieuwe medewerkers aan te trekken. Dit speelt vooral bij promovendi en wordt als zorgwekkend ervaren. Niettemin slaagt de UT er nog steeds in voldoende mate in om nieuwe medewerkers aan te trekken. Dat wil zeggen dat openstaande vacatures vervuld kunnen worden. Er is geen inzicht in de vacatures die in het ‘grijze’ gebied vallen, waardoor gelden die beschikbaar zijn voor onderzoek open kunnen blijven staan. In 2009 is begonnen met het opstellen van een werving en selectiebeleid conform de strategische doelstelling geformuleerd in RoUTe’14. Speerpunten hierin zijn het aantrekken van internationaal talent, arbeidsmarktcommunicatie, faciliteiten voor buitenlandse medewerkers plus hun gezin, en het geven van internationale bekendheid aan de UT als werkgever. Om inzicht te krijgen in het rendement van media-investeringen en om het werving- en selectieproces te stroomlijnen is overgegaan tot de aanschaf van een werving- en selectiesysteem. Hierdoor kan managementinformatie beschikbaar komen zodat inzichtelijk wordt welke communicatiekanalen voor het werven van internationaal toptalent het meeste rendement opleveren. Daarnaast kan inzichtelijk gemaakt worden welke werving en selectie inspanningen het meeste rendement opleveren voor het aantrekken van talentvolle vrouwen. De verwachting is dat dit systeem in het eerste kwartaal van 2010 wordt geïmplementeerd. Er zijn plannen opgesteld voor een vacaturesite ‘werken bij de UT’. Deze vervangt in 2010 de oude vacaturesite. Er is deelgenomen aan twee carrièrebeurzen: de bedrijvendagen op de UT en het MIT-careerevent in Boston. De doelstelling met deelname aan carrièrebeurzen is tweeledig: kandidaten werven voor vacatures en de UT op de kaart zetten als werkgever. Op basis van het evaluatierapport van de beurs in Boston in januari 2009 is de voorbereiding van de MIT-beurs in januari 2010 tijdig begonnen. Er is een beursstand ontwikkeld waarmee de UT zich professioneel als werkgever kan profileren en waarbij het onderzoek in de instituten aandacht krijgt. In 2009 is een start gemaakt met een projectgroep voor het inrichten van de faciliteiten voor buitenlandse medewerkers en hun gezin. Op basis van onderzoek dat door bureau buitenland onder medewerkers van de UT en andere nationale universiteiten is uitgevoerd, is een eerste overzicht gemaakt van faciliteiten. In 2010 verschijnt een notitie. 5.3.3 Talentbeleid In 2009 zijn de kaders voor het talentbeleid verder ontwikkeld en vastgesteld. De UT wil investeren in de ontwikkeling van talenten die bij de UT willen werken of al werkzaam zijn. Talentbeleid biedt het kader waarbinnen de toekomstige maatregelen en activiteiten plaats kunnen vinden ten behoeve van het binden (vinden en aantrekken) en boeien (ontwikkelen en behouden) van (top) talent. Het beleidskader bestaat uit een werkdefinitie van talent, een nadere specificatie van de categorieën voor talent en een beschrijving van de maatregelen die de

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 69/170


komende jaren genomen gaan worden. Het volgende pakket aan maatregelen wordt in de notitie beschreven: actief scouten en werven van talent ■ bieden van uitdagende wetenschappelijke en ondersteunende carrièrepaden aan talenten, ■ waaronder Tenure Track flexibele arbeidsvoorwaarden voor talenten ■ vaardigheden van leidinggevenden richten op het identificeren, binden en begeleiden van ■ talenten selectief toepassen van formatiebeginsel en loopbaanbeginsel ■ inrichten van een professionele en op talent toegesneden HR-infrastructuur ■ Tenure Track Bijzondere aandacht binnen het talentbeleid, verdient de Tenure Track. In de regeling Tenure Track staat beschreven op welke wijze talentvol wetenschappelijk personeel versneld kan doorgroeien naar een UHD-positie. Daarnaast levert dit voor potentiële Tenure Track-kandidaten de beoordelingscriteria waaraan de ‘tenure tracker’ na vijf jaar moet voldoen om voor het UHDschap in aanmerking te komen. In 2009 is het instrument Tenure Track verder geïmplementeerd binnen de faculteiten. Dit heeft geresulteerd in uitgewerkte facultaire beoordelingscriteria voor de doorstroom van UD naar UHD en van UHD naar hoogleraar. In 2009 zijn, binnen de UT verdeeld over de vijf faculteiten, 60 medewerkers werkzaam, waarmee Tenure Track afspraken gemaakt zijn. Deze afspraken variëren van officiële Tenure Track-benoemingen van externe talenten tot loopbaanafspraken met zittende talenten die leiden tot een UHD-schap. 5.3.4 In- en doorstroom van vrouwen naar de top Om tegemoet te komen aan de toenemende vraag aan talent en omdat diversiteit in de top van een organisatie tot betere prestaties leidt heeft het CvB in 2006 ingezet op de in- en doorstroom van vrouwen naar de top. Dit beleid is in 2009 geëvalueerd en bijgesteld. Het beleid wordt in grote lijnen doorgezet en is uitgebreid met een tenure track speciaal voor vrouwen. Ook wordt er zorg voor gedragen dat het HRM-beleid genderneutraal uitwerkt, dat wil zeggen dat het effect van alle HRM-beleid gelijk is voor de loopbanen van mannen en vrouwen. Transparantie van doorstroomcriteria en -procedures in elke faculteit vormt een aandachtspunt. Door de ondertekening van het landelijke Charter Talent naar de Top in juni geeft het CvB ook naar buiten toe het signaal af dat de doorstroom van vrouwen aan de Universiteit een belangrijk speerpunt is. WP VROUWEN %

WP TOTAAL AANTALLEN

OBP VROUWEN %

OBP TOTAAL AANTALLEN

2009

2008

2009

2008

2009

2008

2009

2008

Top***

8,3%

6,4%

193

171

20%

23%

40

35

Subtop**

12,3%

11,7%

154

154

21%

17%

38

36

Visvijver*

28,7%

28,6%

358

332

41%

37%

290

246

*** Top WP: hoogleraar, decaan, wetenschappelijk directeur en opleidingsdirecteur Top OBP: schaal 14 en hoger ** Subtop WP: UHD, docent 1 en onderzoeker 1 Subtop OBP: schaal 12 en 13 met leidinggevende functies * Visvijver WP: UD, docent 2 en onderzoeker 2 Visvijver OBP: Schaal 10,11 en 12 TABEL 5.9 VROUWEN IN WP EN OBP IN PERCENTAGES EN AATNALLEN

Door de bevordering van twee UHD’s bij MB en de werving van externe vrouwelijke hoogleraren is het percentage vrouwelijke hoogleraren in het afgelopen jaar substantieel gegroeid. De promotie van 2 vrouwelijke UHD’s heeft echter ook tot gevolg dat er in de subtop het afgelopen

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 70/170


jaar slechts 1 UHD is bijgekomen. De visvijver blijft constant, gezien het percentage van 28,7% is dit een waarborg voor doorstroom van meer vrouwen in de toekomst. Bij het OBP is het aantal vrouwen in de top gelijk gebleven ten opzichte van 2008, maar aangezien de totale top gegroeid is, is het percentage vrouwen in de top gedaald. Het percentage OBP-vrouwen in de subtop is ongeveer even groot als het percentage in de top, dus de doorstroom zal voor een groot deel vanuit de visvijver moeten plaatsvinden. Het beleid is uitgewerkt in de volgende activiteiten: Opstellen van streefcijfers per faculteit ■ Met de ondertekening van het Charter heeft het CvB toegezegd nieuwe streefcijfers op te stellen. De UT-brede streefcijfers zijn afgeleid van de streefcijfers die elke faculteit voor 2014 heeft opgesteld. Hiermee is de inbedding in elke faculteit gegarandeerd en zijn de streefcijfers ook reëel gehouden. Dit heeft geresulteerd in een verdubbeling van het aantal vrouwen aan de top in 2014, namelijk van 13 vrouwen in 2008 tot 26 vrouwen in 2014. De top is gedefinieerd als hoogleraar, decaan, wetenschappelijk directeur en opleidingsdirecteur. Ook voor het OBP heeft het CvB nieuwe streefcijfers opgesteld, in 2008 bedroeg het percentage vrouwen aan de top (schaal 14 en hoger) 25%. Het streefcijfer voor 2014 is 31%. De toename is hier relatief gering omdat er in de afgelopen jaren al een substantiële vooruitgang geboekt is, en wel omdat bij aanvang van het beleid (2006) het aantal vrouwen in de top slechts 13% bedroeg. Zie voorts de getallen onder hoofdstuk 5.2. Mentorenprogramma ■ In 2007 is het mentorenprogramma opgezet om vrouwen te ondersteunen in hun loopbaanontwikkeling. In oktober 2009 is de vierde groep gestart voor WP. Voor het eerst zijn ook de mannelijke UD’s en postdocs actief gewezen op deze mogelijkheid. 11 vrouwen en 24 mannen hebben zich hiervoor aangemeld. Uit de evaluatie van de eerste ronde bleek dat de mentees en mentoren tevreden waren over deze mogelijkheid. 83% van de mentees geeft aan concrete loopbaanstappen te hebben ondernomen. De huidige groep wordt op dit moment geëvalueerd waarbij gekeken wordt naar veranderingen in houding en gedrag met betrekking tot de loopbaanontwikkeling. Cursussen en trainingen ■ De leergang talentvolle vrouwen is een initiatief voor WP- en OBP-vrouwen die de potentie hebben om door te stromen. In het najaar van 2009 is een derde groep gestart. De deelneemsters gaven de cursus gemiddeld een 8,4. Een externe evaluatie van dit leerproces zal in 2010 rapporteren of de leergang ook het gedrag van de deelneemsters veranderd heeft. De cursussen persoonlijke profilering en emotionele intelligentie, die sinds enige jaren specifiek voor vrouwen zijn ontwikkeld, hebben ook in 2009 doorgang gevonden. Deze vinden vooral aftrek bij OBP-vrouwen. Het gemiddelde cijfer dat uit de cursusevaluaties kwam was ruim een 8. OBP-vrouwennetwerk en FFNT ■ Het OBP-VN heeft 100 leden en het FFNT (Female Faculty Network Twente) heeft 200 leden. Beide netwerken organiseren ten minste één keer per maand een professionaliseringsactiviteit voor hun leden. Ambassadeursnetwerk ■ Dit ambassadeursnetwerk bestaat uit 5 hoogleraren, 1 UHD en de directeur S&O, en heeft als taak om de doorstroom van vrouwen op de agenda te houden, dit via gesprekken met decanen en adviezen aan het CvB. Mentorenprogramma In 2007 is het mentorenprogramma opgezet. Dit biedt in beginsel alle medewerkers van de UT de mogelijkheid om gericht, met ondersteuning van een senior medewerker, aan zijn/haar ontwikkeling te werken. In oktober 2008 is de derde groep gestart, bestaande uit 22 vrouwelijke

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 71/170


wetenschappelijke medewerkers en 2 mannen. Uit de evaluatie van de eerste ronde bleek dat de mentees en mentoren tevreden waren over deze mogelijkheid. 83% van de mentees geeft aan concrete loopbaanstappen te hebben ondernomen. Cursussen en trainingen. De leergang talentvolle vrouwen is een initiatief voor WP en OBP vrouwen die de potentie hebben om door te stromen. In het najaar van 2008 is een tweede groep gestart. De cursussen die sinds enige jaren specifiek voor vrouwen zijn ontwikkeld, hebben ook in 2008 doorgang gevonden. Het gemiddelde cijfer dat uit de cursusevaluaties kwam was ruim een 8. Ambassadeursnetwerk. Het ambassadeursnetwerk bestaat uit 5 hoogleraren en de directeur FEZ en heeft als taak om de doorstroom van vrouwen op de agenda te houden, via gesprekken met decanen en adviezen aan het CvB. Het ambassadeursnetwerk heeft de volgende activiteiten ontwikkeld: a. UT stimuleringsfonds Het ambassadeursnetwerk beoordeelt aanvragen voor subsidie uit het UT stimuleringsfonds. Deze subsidies dienen gericht te zijn op loopbaanondersteunende activiteiten voor vrouwen, zoals extra congresbezoek, het opbouwen van een internationaal netwerk en tijd om onderzoeksaanvragen te schrijven. In 2009 zijn er 22 aanvragen geweest, waarvan er 11 helemaal zijn goedgekeurd, 4 deels goedgekeurd en 2 zijn afgekeurd. Van de 22 zijn er 21 door WP aangevraagd. De enkele OBP-aanvraag is niet goedgekeurd. Bij het WP is door het loopbaanbeginsel duidelijker aan te geven hoe de activiteiten bijdragen aan de loopbaan. Eind 2009 is onder de subsidie ontvangers een enquête uitgezet om de resultaten van de subsidie te evalueren. b. Faculteitspecifieke activiteiten De faculteit GW heeft het grootste potentieel aan vrouwelijke wetenschappers. Zij hebben allen een uitnodiging ontvangen om zich op te geven voor een doorstroom traject. Een externe commissie heeft de 22 aanvragen beoordeeld op potentie en hieruit zijn er 9 geselecteerd die extra ondersteuning ontvangen om hun carrière een impuls te geven. EWI heeft in 2008 2 tenure tracks voor vrouwelijke wetenschappers ingesteld, vanuit centrale middelen gefinancierd. Voor CTW en TNW is er een werving voor een dergelijke positie gestart met een advertentie in Nature. De tenure tracker die reeds werkzaam was bij CTW heeft afscheid genomen door een aanbod van Harvard University. Bij succes zullen er binnen vijf jaar 6 vrouwelijke UHD's aangesteld worden. Bij MB zijn dit jaar 2 UHD’s doorgestroomd naar de positie van hoogleraar. TNW heeft de 0,2 fte aanstelling van een vrouwelijke hoogleraar omgezet in een fulltime aanstelling door het systeem van duale carrières. Man en vrouw hebben beiden een hoogleraarpositie aangeboden gekregen, wat hun keuze voor de Universiteit Twente heeft bepaald. 5.3.5 Employability: Ontwikkeling en opleiding UT personeel De Universiteit Twente is verantwoordelijk voor het verzorgen van onderwijs en het realiseren van onderzoek en kennisvalorisatie op een hoog niveau. Dit vereist een hoge kwaliteit van de medewerkers. Een manier om goed in te kunnen spelen op de hoge eisen is inzetten op employability. Hierbij wordt uitgegaan van life-time employability in plaats van van life-time employment. Employability biedt een paraplu voor alles op het gebied van ontwikkeling, opleiding en mobiliteit. In 2009 zijn de eerste kaders ontwikkeld om employability vorm te geven. In 2010 zal dit beleid verder worden uitgewerkt en geïmplementeerd. Jaarlijks verzorgt PA&O een aantal cursussen, trainingen en workshops. Deze zijn gericht op het uitbreiden van de vaardigheden, de kennis of het inzicht van de medewerkers en leidinggevenden.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 72/170


OVERZICHT CURSUSSEN/LEERGANGEN/WORKSHOP 2009

AANTAL DEELNEMERS

Managementleergang Aankomend Academisch Leiderschap

7

Managementleergang Academisch Leiderschap

7

Managementleergang Professioneel Leiderschap

16

Managementleergang Talentvolle vrouwen

23

Effectief begeleiden en managen voor coördinatoren

20

Begeleiden van promovendi

16

Effectief Communiceren, incl. opfrisdag 12 februari

21

Feedback geven en ontvangen

12

Nederlandse Spelling

21

Organizing Clinic workshop

23

Oriëntatie op de eigen loopbaan workshops

22

Time management

20

Werkbalans (voorheen Kijk op stress)

16

Emotionele Intelligentie (voor vrouwen)

18

Persoonlijke Profilering (voor vrouwen) + opfrisdag 4 juni

21

Presentatietraining (VICI)

5

Academic Presentations (voor promovendi)

14

Career Orientation (voor promovendi)

14

Lecturing & Presenting (voor promovendi)

8

Loopbaanoriëntatie (voor promovendi)

17

Perfecting your publication (voor promovendi)

16

Professional Effectiveness (voor promovendi)

33

Sollicitatietraining (voor promovendi)

16

Technical Writing & Editing (voor promovendi)

64

Personal Branding workshops (voor Postdocs)

10

Solliciteren I en II workshops (voor Postdocs)

10

Totaal

470

TABEL 5.10 OVERZICHT CURSUSSEN, LEERGANGEN EN WORKSHOPS

Dit (totaal) aantal impliceert een forse toename van 80 deelnemers ten opzichte van 2008. Het beleid van de UT en PA&O is en blijft erop gericht om geleidelijk meer medewerkers en leidinggevenden deel te laten nemen aan een training of workshop. Career Development Centre In maart 2009 is het Career Development Centre (CDC) formeel gestart. Dit Centre is onderdeel van de concerndirectie PA&O en biedt ondersteuning bij de professionele ontwikkeling en begeleiding van medewerkers en leidinggevenden. Het Centre biedt een (zich sterk uitbreidend) ‘regulier’ aanbod aan goede cursussen en trainingen (zie tabel 5.10) en ondersteuning bij de ontwikkeling en organisatie van maatwerktrajecten. Het vinden van goede (interne en externe) partners en het oog houden op de kosten staat daarbij voorop. Het Centre draagt daarnaast bij aan het realiseren van meer mobiliteit onder medewerkers en vervult een intermediaire rol richting bij het zoeken naar geschikte coaches en loopbaanadviseurs. Het Centre bestaat voorlopig uit twee medewerkers. 5.3.6 Mobiliteit Het bevorderen van de interne en externe mobiliteit is een belangrijk aandachtspunt binnen employability. Dit biedt bijvoorbeeld meer mogelijkheden voor de instroom en doorstroom van jonge (talentvolle) medewerkers en de doorgroei maar ook uitstroom van medewerkers die in hun huidige functie of werkkring uitgegroeid zijn. De doorstroom van medewerkers naar andere

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 73/170


eenheden binnen de organisatie bevordert tevens de gezamenlijkheid en samenwerking binnen de Universiteit Twente. Dit alles is voldoende reden om te streven naar meer mobiliteit. FUNCTIEWIJZIGING BINNEN EENHEID MET

MOBILITEIT/BEWEGING RICHTING ANDERE

INBEGRIP VAN SCHAALWIJZIGING

EENHEID

jaar

Totaal

verticaal

wijziging binnen eenheid

wijziging buiten eenheid

2005

2728

123

16

15

2006

2661

116

11

28

2007

2661

143

13

25

2008

2804

170

17

35

2009

3035

150

15

23

TABEL 5.11 MOBILITEIT

De verticale mobiliteit (bevorderingen) is in 2009 afgenomen. De horizontale mobiliteit, dat wil zeggen verplaatsingen binnen een eenheid en/of van de ene eenheid naar de andere, is in 2009 eveneens afgenomen. Duidelijk is dat er nog steeds sprake van een geringe mate van mobiliteit onder UT-medewerkers. Het beleid van de UT is erop gericht deze mobiliteit wel te stimuleren. TOTAAL

OBP

WP

jaar

obp

wp

vast

tijd

vast

tijd

1998

41,2

38,4

42,4

30,3

46,7

29,8

2000

41,6

37,6

42,6

30,6

46,5

29,6

2005

43,3

36,7

44,7

31,1

46,8

30,5

2006

44,0

37,1

45,2

33,4

47,6

30,8

2007

44,5

37,1

45,8

34,4

47,5

31,0

2008

44,1

36,9

45,8

34,4

47,5

30,9

2009

44,3

36,7

45,9

35,7

47,5

31,1

TABEL 5.11 GEMIDDELDE LEEFTIJD

De gemiddelde leeftijd van het OBP is iets toegenomen en die van het WP is iets afgenomen ten opzichte van 2008. De gemiddelde leeftijd is relatief gezien nog steeds hoog, bijna 40 jaar. Het beleid van de UT is erop gericht om de gemiddelde leeftijd van de medewerkers omlaag te brengen. Het aantrekken van meer jonge medewerkers en het realiseren van meer mobiliteit kunnen daaraan bijdragen. TOTAAL

OBP

WP

jaar

obp

wp

Vast

tijd

vast

tijd

1998

12,1

7,2

12,9

0,9

13,3

1,7

2000

12,1

7,2

12,9

0,9

13,3

1,7

2005

13,0

6,2

14,4

1,0

12,9

2,0

2006

13,3

6,4

14,7

1,0

13,5

2,1

2007

13,4

6,2

14,7

1,0

13,5

2,1

2008

12,6

6,1

14,5

1,1

13,0

2,2

2009

12,2

5,7

14,3

1,0

12,8

2,1

TABEL 5.12 GEMIDDELDE DUUR DIENSTVERBANDEN

De gemiddelde duur van een dienstverband bij het WP ĂŠn OBP neemt af. Het beleid van de UT is hier ook op gericht. Dat neemt niet weg dat het gemiddelde dienstverband van vaste medewerkers (WP en OBP) nog steeds aan de hoge kant is.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 74/170


5.3.7 Basiskwalificatie Onderwijs De Nederlandse universiteiten hebben afgesproken onderling de verschillende trajecten die leiden tot de BasisKwalificatie (BKO) Onderwijs te erkennen. In het samenwerkingsverband van de drie technische universiteiten Eindhoven, Delft en Twente (3TU) leeft de wens om daarin verder te gaan. Daarom is er een 3TU-werkgroep ingesteld. De werkgroep heeft een 3TU toetsingsprocedure en een screeningsinstrument ontwikkeld. Voor de toetsingsprocedure is in 2009 op 3TU-niveau een pilot gedraaid, de resultaten zijn begin 2010 bekend geworden. Op het niveau van de UT is vanuit de concerndirectie PA&O, in samenwerking met P&O adviseurs en onderwijskundigen, een voorstel geschreven op welke wijze de UT ervoor kan zorgen dat onderwijskwaliteit beter ingebed wordt in het personeelsbeleid dat gericht is op nieuwe docenten. Dit door het college goedgekeurde voorstel is in 2009 verder uitgewerkt en geïmplementeerd. Voor de professionalisering van de docent is een werkgroep opgericht om te kijken hoe dit het beste vorm kan krijgen en kan worden ingebed in het personeelsbeleid. De eerste kaders voor dit beleid zijn in 2009 opgezet. In 2010 wordt dit verder uitgewerkt door de werkgroep en in de diverse gremia besproken. De werkgroep bestaat uit medewerkers van de concerndirectie Strategie & Communicatie, het Student & Onderwijs-servicecentrum en de concerndirectie PA&O. Vanwege deze nauwe samenwerking is het onderwerp BKO ook bij het hoofdstuk Onderwijs aan de orde. 5.3.8 Maatschappelijke betrokkenheid De UT hecht veel belang aan regionale verankering en betrokkenheid bij haar omgeving. Dit komt tot uitdrukking in het thema maatschappelijke betrokkenheid. Binnen de UT is een werkgroep opgericht om het thema maatschappelijke betrokkenheid meer invulling te geven. Hierbij is het de bedoeling huidige initiatieven van medewerkers beter in kaart te brengen en nieuwe initiatieven op te starten. Dit gebeurt in samenwerking en afstemming met andere regionale partners zoals de gemeente Enschede. In 2009 heeft de UT voor de weekendschool “Toppers op zondag” een blok van vier zondagen georganiseerd. De bijeenkomsten hadden energie als thema. De eerste drie zondagen kregen de kinderen colleges over verschillende aspecten van energie, waarna ze dit met leuke proefjes in de praktijk zichtbaar maakten. De laatste zondag gaven de kinderen een presentatie voor hun ouders over de opgedane kennis. Zowel de kinderen, de docenten als de organisatie was tevreden over de kindercolleges. Het waren leuke en leerzame bijeenkomsten, waar de kinderen geïnteresseerd en actief aan deelnamen. Door deze activiteiten hebben zowel de kinderen als hun ouders kennis kunnen maken met de UT en met wetenschap. 5.4

Ontwikkelingen in Arbo- en milieubeleid

Arbocatalogus De UT participeert in de begeleidingsgroep die binnen VSNU verband werkt aan een gezamenlijke arbocatalogus. In 2009 heeft de Arbeidsinspectie de eerste tranche, en daarmee ook de catalogus zelf, goedgekeurd. In de eerste tranche zijn de onderwerpen psychosociale arbeidsbelasting (PSA) en werkgerelateerde RSI (KANS) door beeldschermwerk opgenomen. Het onderdeel gevaarlijke stoffen wordt op enkele punten aangepast en maakt deel uit van de volgende tranche. Deze bestaat daarnaast uit de onderwerpen BHV, RI&E en voorlichting & onderricht. Naar verwachting wordt deze rond de zomer van 2010 aan de arbeidsinspectie ter goedkeuring aangeboden.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 75/170


Wm-vergunning In 2009 is de vergunning Wet milieubeheer van de UT geactualiseerd. Dit leidde niet tot grote wijzigingen, enkele voorschriften zijn aangepast aan de actuele wetgeving en situatie. De gemeente Enschede heeft afgelopen jaar één milieucontrole uitgevoerd op de UT. Hierbij is gecontroleerd op de naleving van regels die uit de Wet milieubeheer voortvloeien. De gesignaleerde tekortkomingen waren van dien aard dat deze relatief eenvoudig opgelost konden worden. Energie-efficiencyplan 2009-2012 (EEP) In het kader van de meerjarenafspraken (MJA-3) die de UT heeft ondertekend is een EEP opgesteld. In dit plan geeft de UT aan welke rendabele maatregelen zij zal nemen om te komen tot het minimale vereiste van 2% efficiencyverbetering per jaar. Senternovem, nu geheten Agenschap.nl, heeft dit plan goedgekeurd/positief beoordeeld. Mobiliteit Op 3 september 2009 heeft de UT het convenant mobiliteitsmanagement Twente ondertekend. In dit convenant spreken werkgevers en overheden af dat zij maatregelen nemen waarmee werkgevers hun bedrijfsproces verbeteren en waarmee Twente bereikbaar blijft. Als regionaal doel geldt een reductie van het aantal autokilometers in de spits te reduceren met 5%. Als gevolg van dit convenant zal in 2010 een mobiliteitbeleid worden opgesteld waarin de uitgangspunten van dit convenant worden verankerd. WvO-vergunning In 2005 is een nieuwe vergunningaanvraag ingediend. Vanwege het UT-vastgoedplan en de daarmee gepaard gaande verhuizing van diverse laboratoria en technische onderzoeksruimtes zijn er veel wijzigingen opgetreden dan wel treden er nog veel wijzigingen op. Hierdoor geeft de vergunningaanvraag nog geen goed beeld van alle potentiële lozingen per gebouw. De verwachting is dat dit pas in 2010 gerealiseerd zal zijn. In juni 2009 is het laboratoriumafvalwater bemonsterd van de gebouwen Zuidhorst en Meander. Hierbij is geen overschrijding geconstateerd. Na de inhuizing in de nieuwbouw van Carré/Nanolab medio 2010, zal hier een soortgelijk onderzoek plaatsvinden. Het waterschap zal op basis hiervan de definitieve vergunningsvoorschriften en bemonsteringsplannen voor het laboratoriumafvalwater voor de UT opstellen. GGO-vergunning De UT heeft voor elf projecten een vergunning op grond van het Besluit genetische gemodificeerde organismen Wet Milieugevaarlijke Stoffen. Voor de verschillende projecten zijn vijf verantwoordelijke medewerkers aangesteld en is één Biologische Veiligheidsfunctionaris (BVF) werkzaam. De UT heeft 5 laboratoria die ingericht zijn op ML-I niveau, daarnaast zijn er 5 zogenaamde GGO-gebieden. Er is één ML-II laboratorium. Bij de ingebruikneming van Carré/Nanolab zal het aantal ML-I ruimtes en projecten verder toenemen. Over 2009 zijn geen incidenten of ongevallen gemeld. Gezond en Sterk op het Werk (GSW) Het doel van Gezond en Sterk op het Werk is medewerkers op een laagdrempelige manier daar waar nodig aan te zetten tot een gezondere levensstijl. Om medewerkers daartoe te brengen is ook in 2009 weer een groot aantal activiteiten georganiseerd:    

Actieweek in het voorjaar Gezonde week in september (met onder meer Zeskamp) Actieweek in de winter Spreekuur fysiotherapie

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 76/170


     

Spreekuur diëtiste Stoelmassage Cursussen omgaan met stress en timemanagement Health checks Gedurende het hele jaar bedrijfssport Vrij gebruik sportfaciliteiten met medewerkerskaart

Dit jaar zijn de medewerkers in de leeftijd van 40 tot 50 uitgenodigd voor de Health Check. Met bijna 300 deelnemers valt dit een geslaagde check te noemen. De uitkomsten bieden de mogelijkheid om gericht met een aantal beweegprogramma’s bezig te gaan. De Health check werd door de deelnemers met een 8,3 gemiddeld beoordeeld. In 2010 wordt de groep 30- tot 40jarige medewerkers uitgenodigd. De actieweken werden zeer goed bezocht. De inloopspreekuren bij fysiotherapie en diëtiste en de stoelmassage waren het gehele jaar volgeboekt. Naast deze activiteiten hadden de medewerkers de mogelijkheid om gedurende het hele jaar met hun medewerkerskaart gebruik te maken van de sportfaciliteiten op de UT. Onder de noemer bedrijfssport biedt de UT ook vele sporten aan voor de medewerkers. In totaal zijn er nu ruim 900 medewerkers die regelmatig gebruik maken van de sportfaciliteiten, met hun medewerkerskaart en in het kader van het bedrijfssportprogramma. Bedrijfshulpverlening (BHV) In de gebouwen Vrijhof, Bastille en Sportcentrum vinden veel activiteiten ’s avonds plaats. In 2009 is er met succes gewerkt om de nieuwe avond-BHV-teams, die in 2008 zijn opgestart, verder te professionaliseren. Veiligheid In 2009 heeft de UT een inventarisatie uitgevoerd in het kader van de weerstandverhoging rond het gebruik van chemische, biologische, radioactieve, nucleaire stoffen (CBRN), een vanuit het ministerie van OCW geïnitieerd project. Naar aanleiding van de inventarisatie is een workshop georganiseerd voor verschillende UT-medewerkers (onder meer beveiligings-, arbo- en milieucoördinatoren, milieukundigen, veiligheidskundigen, inkoop). Hierbij is gekeken welke maatregelen de UT kan nemen om de veiligheid rond CBRN-stoffen te verhogen. Ioniserende straling De oplevering van het radionuclidenlab in de Zuidhorst liep in 2008 vertraging op, waardoor die doorschoof naar 2009. Door een overstroming in de kelder, waarin de opvang van radionuclidenafval is gesitueerd, werd de oplevering wederom vertraagd. Het lab is begin 2010 in gebruik genomen. Ziekteverzuim JAAR

VERZUIMPERCENTAGE INCLUSIEF

VERZUIMPERCENTAGE EXCLUSIEF

GEMIDDELDE

GEMIDDELDE

ZWANGERSCHAPSVERLOF

ZWANGERSCHAPSVERLOF

VERZUIMFREQUENTIE

VERZUIMDUUR

2005

3,6%

3,1%

1,1

11,8

2006

3,0%

2,6%

1,1

11,2

2007

3,4%

2,8%

1,1

10,0

2008

3,6%

3,0%

1,0

11,1

2009

3,5%

2,9%

1,0

11,0

TABEL 5.13 PERCENTAGES ZIEKTEVERZUIM

Het ziekteverzuim is in 2009 licht gedaald ten opzichte van 2008, maar laat sinds 2006 geen grote veranderingen zien. Het verzuim blijft laag. Dit is in lijn met het actieve beleid van de UT op gebied van ziekteverzuim en -preventie.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 77/170


De UT hanteert een expliciet beleid t.a.v. de hoogte van uitkeringen na ontslag. De afzonderlijke beheerseenheden hebben hier een eigen verantwoordelijkheid waarbij vanuit de centrale concerndirecties wordt bewaakt dat de uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen een bepaald percentage van de loonsom niet overschrijden.

5.5

Ontwikkelingen Arbeidsvoorwaarden / CAO

Ziekte en arbeidsongeschiktheiD Naar aanleiding van wijzigingen in de Ziekte- en Arbeidsongeschiktheidsregeling Nederlandse Universiteiten en een evaluatie van de Wet verbetering Poortwachter, is in 2009 een verzuimregisseur benoemd. De verzuimregisseur ziet erop toe dat de juiste persoon op het juiste moment de juiste actie onderneemt, dit alles met als doel dat zieke medewerkers zo snel mogelijk op een gezonde manier weer aan het werk kunnen, in hun eigen functie dan wel in andere passende werkzaamheden. Persoonsgebonden budget postdocs Om de inzetbaarheid van postdocs op de interne en externe arbeidsmarkt duurzaam te verhogen, is in de CAO NU 2007–2010 overeengekomen dat deze categorie tijdelijke medewerkers in 2008 en 2009 aanspraak kan maken op een persoonsgebonden budget van maximaal € 1000 per jaar. In overleg met zijn/haar leidinggevende kan de postdoc dit bedrag besteden aan activiteiten die de kans op een andere baan vergroten. In 2009 is aan 41 postdocs een persoonsgebonden budget toegekend. Ongeveer de helft heeft hiervan gebruik gemaakt en daar was ca. € 19.000 mee gemoeid. Salaris, 13e maand en vakantieverlof Per 1 januari 2009 zijn de schaalsalarissen verhoogd met 2,1%. In het kader van de opbouw van een volledige 13e maand is de eindejaarsuitkering in 2009 verhoogd van 6,4% naar 8,3%. De bodem van de eindejaarsuitkering bedroeg in 2009 € 2.250 (was € 1.600). De verhoging van de schaalsalarissen en de eindejaarsuitkering is – net als in 2008 - voor 0,5% gefinancierd uit een tweede verlaging van het vakantieverlof met 8 uren op jaarbasis. Seniorenregeling UT In aansluiting op de Seniorenregeling uit de CAO NU kent de UT sinds 1 juli 2005 een eigen seniorenregeling. Doel van deze regeling is medewerkers langer inzetbaar en gezond te houden. Gebruik van de regeling is mogelijk vanaf 57 jaar. De Seniorenregeling UT geldt vooralsnog tot 1 maart 2010. In 2009 hebben in totaal 117 medewerkers gebruik gemaakt van de Seniorenregeling UT. De nieuwe instroom bedroeg dit jaar 21 deelnemers. UFO Eind 2009 is een start gemaakt met de evaluatie van de Regeling Voorschriften Indeling en Inschaling en de Regeling UT-UFO 2007. Deze regelingen zijn in 2006 en 2007 vastgesteld met de afspraak deze te evalueren. Keuzemodel Arbeidsvoorwaarden In het Keuzemodel Arbeidsvoorwaarden kunnen medewerkers bepaalde arbeidsvoorwaarden ruilen tegen andere arbeidsvoorwaarden. In de regel levert dit een belastingvoordeel op. Ook kunnen medewerkers verlof verkopen of bijkopen. In 2009 is in het keuzemodel de zgn. keuzebonus geïntroduceerd. Dit is een voor de medewerker gereserveerd bedrag (2009: € 500) dat mag worden besteed aan zaken die de werkgever onbelast mag vergoeden (bijv. reiskosten woonwerkverkeer, extra pensioen, fiets). De introductie van de keuzebonus heeft geleid tot een aanzienlijke toename van de deelname aan het keuzemodel. In 2009 hebben 1702 medewerkers daaraan deelgenomen (2008: 1131).

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 78/170


Elektronische verlofadministratie Per 1 januari 2009 is de verlofadministratie gedigitaliseerd. Medewerkers kunnen online in een daartoe ontwikkelde webapplicatie een specificatie opvragen van toegekende en opgenomen verlofuren. Ook het aanvragen van verlof verloopt digitaal. De invoering van de elektronische verlofadministratie verschaft leidinggevenden inzicht in verloftegoeden. ABP-spreekuur op locatie Pensioenspecialisten van ABP hebben in 2009 aan de UT periodiek spreekuur gehouden. Ruim 90 medewerkers zijn in een persoonlijk gesprek geïnformeerd over hun pensioensituatie. 5.6

Bezwaren, beroepen en klachten

Bezwaren Op 1 januari 2009 is de Bezwarencommissie personele aangelegenheden Universiteit Twente van start gegaan. Deze commissie adviseert het College van Bestuur over de afhandeling van bezwaren die bij het College van Bestuur worden ingediend. In het afgelopen jaar heeft het College van Bestuur aan deze commissie 25 bezwaren ter advisering voorgelegd. Het betreft bezwaren tegen verschillende soorten besluiten die een medewerker in zijn rechtspositie raken. Besluiten zoals het aanwijzen van een medewerker als herplaatsingkandidaat, het vaststellen van een beoordeling, het opheffen van een functie, etc. Afgelopen jaar heeft het College van Bestuur in alle gevallen het advies van de Bezwarencommissie overgenomen. Beroepen In het geval een bezwaar ongegrond dan wel niet-ontvankelijk wordt verklaard, kan de betreffende medewerker in beroep gaan bij de rechtbank. In 2009 heeft de rechtbank of – in het geval van hoger beroep – de Centrale Raad van Beroep in acht (hoger) beroepszaken een uitspraak gedaan. Klachten In 2009 heeft de Klachtencommissie één klacht in behandeling genomen.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 79/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 80/170


6

INTERNATIONAL INSTITUTE FOR GEOINFORMATION SCIENCE AND EARTH OBSERVATION ITC

Het ITC Het International Institute voor Geo-Information Science and Earth Observation is opgericht in 1950 en wordt kortweg aangeduid als het ITC vanwege zijn oorspronkelijke naam: International Training Centre for Aerial Survey. Het is het grootste internationale onderwijsinstituut in Nederland. In 2009 was het ITC nog een zelfstandige organisatie die opereerde onder penvoerderschap van de Universiteit Twente (UT) met rechtstreekse relaties met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) en het Ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking. Vanaf 1 januari 2010 is het ITC integraal onderdeel van de Universiteit Twente. Ontwikkelingen in 2009 Na een uitgebreid voorbereidingsproces is de inbedding van het ITC in de Universiteit Twente in 2009 afgerond. Tijdens de diesviering op 17 december 2009 is dit feit formeel bekrachtigd door het ondertekenen van een gezamenlijke verklaring door dr. Anne Flierman en prof. dr. ir. Martien Molenaar respectievelijk de voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Twente en de rector van het ITC. De feitelijke overdrachtsakte en bijbehorende documenten zijn door beiden op 21 december 2009 ten overstaan van een notaris getekend. Op basis van de afspraken in deze akte heeft de Stichting ITC haar organisatie per 1 januari 2010 overgedragen aan de UT, waar ze nu de zesde faculteit van vormt, de Faculteit voor Geoinformatiewetenschappen en Aardobservatie. De voorbereiding van de integratie heeft een groot beslag gelegd op de inzet van de medewerkers, vooral ook omdat de primaire taken als onderwijs, onderzoek en advieswerkzaamheden gewoon door zijn gegaan. In 2009 heeft zelfs nog een groei van deze activiteiten plaatsgevonden. De integratie is niet op alle gebieden afgerond. Aspecten van bedrijfsvoering, informatiearchitectuur en administratieve systemen krijgen in 2010 een vervolg. Daarnaast zullen de faculteit ITC en andere faculteiten en instituten van de UT nader bestuderen op welke wijze de inhoudelijke samenwerking op het gebied van onderzoek en onderwijs kan worden vorm gegeven en geïntensiveerd. De missie van het ITC Het ITC tracht een probleemgerichte toepassing van geo-informatie technologie te stimuleren door middel van onderwijs, onderzoek en advieswerkzaamheden. Het Instituut richt zich op capaciteitsontwikkeling en kennisoverdracht op het gebied van geo-informatie en aardobservatie ten behoeve van in technisch en/of economisch opzicht minder ontwikkelde landen. Deze activiteiten richten zich uiteindelijk op de versterking van organisaties die actief zijn op het gebied van productie, verspreiding, beheer en gebruik van geo-informatie (GI-organisaties). Het ITC bevindt zich in de unieke positie, dat zij onder één dak expertise verenigt op het gebied van:  

het volledige beheertraject m.b.t. geo-informatie, van informatieverwerving tot verspreiding en toepassing/gebruik in procestechnische en technologische aspecten de organisatorische en institutionele omgeving waarin geo-informatie wordt beheerd en gebruikt

Deze unieke positie wordt versterkt door de complementaire relatie die het ITC heeft met zijn vier partneruniversiteiten: de Universiteit Twente, Wageningen Universiteit en Researchcentrum, Universiteit Utrecht en de Technische Universiteit Delft. De samenwerking met deze

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 81/170


universiteiten biedt het ITC de mogelijkheid betrokken te zijn bij fundamenteel en strategisch onderzoek binnen de eigen discipline, echter altijd met als uiteindelijk doel kennisvalorisatie voor klantorganisaties in minder ontwikkelde landen. Dit alles maakt het ITC wereldwijd tot een unieke organisatie. De taak van het ITC is uitdrukkelijk vastgelegd in het kader van Official Development Assistance (ODA) en verder gekarakteriseerd door de definitie van capaciteitsontwikkeling als combinatie van:   

staf-ontwikkeling van GI-organisaties door scholing en training managementversterking van GI-organisaties versterking van de institutionele kaders waarin GI-organisaties opereren

Het ITC ziet daarbij vooral volledige organisaties, en niet zozeer individuen, als klanten. Het gaat daarbij om de integrale kenniseisen van geselecteerde doelorganisaties. De onderwijsprogramma’s die door het ITC worden aangeboden (en daarmee ook de andere activiteiten van het Instituut: onderzoek en advisering) concentreren zich hoofdzakelijk op twee terreinen:  

oplossingen voor het gebruik van ruimtelijke informatie, onder meer op het gebied van de planning en het gebruik van onze leefomgeving en natuurlijke hulpbronnen; het beschikbaar maken van ruimtelijke informatie over diezelfde leefomgeving en natuurlijke hulpbronnen.

Deze informatie wordt toegepast in werkvelden als stads- en plattelands planning, natuurlijke rampen preventie, kartering, milieu-impact studies, bodem informatie systemen, grondstoffen exploratie, grondwater evaluaties, management van stroomgebieden, geo-informatie management etc. Onderwijs Sinds 1950 hebben meer dan 20.000 studenten, voornamelijk in de leeftijd tussen 30 en 45 jaar met meerdere jaren professionele ervaring en afkomstig uit 175 landen, met succes een opleiding afgesloten aan het ITC. Het onderwijsprogramma 'Geo-Information Science and Earth Observation' omvat reguliere opleidingen leidend tot:     

Master of Science (MSc)-graad (18 maanden) Master-graad (12 maanden) Postgraduate Diploma (PGD) (9 maanden) Diploma (9 maanden) Certificaat (3 weken - 3 maanden)

Het programma kent de volgende opleidingen:        

Applied Earth Sciences Environmental Modelling and Management Geoinformatics Governance and Spatial Information Management Land Administration Natural Resources Management Urban Planning and Management Water Resources and Environmental Management

Daarnaast omvat het onderwijsaanbod korte opleidingen (3 weken – 3 maanden), voornamelijk als onderdeel van de reguliere programma’s (modules), bijscholings- ('refresher') en maatwerkopleidingen. Deze worden zowel intramuraal (op het ITC) als extramuraal en on-line in nauwe samenwerking met lokale organisaties in de doellanden zelf verzorgd. Om tegemoet te komen aan de toenemende vraag naar flexibiliteit in opleidingen is het ITC samenwerkingsverbanden aangegaan met gerenommeerde buitenlandse organisaties en

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 82/170


universiteiten in verschillende landen. Het door het ITC geaccrediteerde opleidingspakket wordt ter plaatse geheel of gedeeltelijk door deze organisaties verzorgd met kwaliteitscontrole door het ITC. Gezamenlijke onderwijsprogramma’s zijn inmiddels geïmplementeerd in Bolivia, Mexico, China, India, Iran, Nigeria, Tanzania, Ghana, Kenia, Indonesië, Nederland, Groot-Brittannië, Zweden en Polen. De opwaartse trend in studentenaantallen heeft zich in 2009 verder doorgezet. Dit geldt vooral voor het aantal MSc- en PhD-studenten. De MSc-opleiding heeft een sterkere nadruk gekregen op het verrichten van onderzoek. De studenten kiezen een onderwerp om een onderzoek te doen en een scriptie te schrijven binnen 1 van de 15 onderzoeksthema's. 2005

2006

2007

2008

2009

Nieuw ingeschreven studenten

1601

1364

1725

1574

1896

 Graad/diploma verlenend regulier  Graad/diploma verlenend joint education  Korte cursussen/modules/overig intramuraal  Distance education  Contract onderwijs intramuraal  Contract onderwijs extramuraal / refresher courses Academisch aanvaardbare aanvragen Toegekende graden/diploma's en certificaten

207

232

220

250

236

113

171

168

180

108

222

179

198

185

179

11

71

137

90

153

125

59

168

123

114

923

652

834

699

1106

2354

3261

4171

3507

3467

627

555

421

511

520

TABEL 6.1 KWANTITATIEVE INDICATOREN ONDERWIJS

Onderzoek Het ITC voert multidisciplinair en probleemgericht onderzoek uit ter ondersteuning van de onderwijsprogramma’s en advieswerkzaamheden. Het onderzoeksprogramma wordt uitgevoerd door eigen medewerkers, promovendi en PhD-studenten in nauwe samenwerking met binnenen buitenlandse universiteiten en kan afgesloten worden met een doctoraat (PhD-degree). Het programma, bestaande uit 15 thema's, wordt gefinancierd uit zowel eigen subsidiemiddelen (personeel en materieel) als middelen verkregen uit contractwerkzaamheden. Het onderzoeksprogramma is gericht op die doelen die gericht zijn op duurzame ontwikkeling van de leefomgeving en het bestrijden van extreme armoede en honger. Elk thema is gedefinieerd door een ITC-professor als interface van de 'global research agenda' en de kennisgebieden van het ITC. Het thema wordt geleid door deze professor en is onderworpen aan bekrachtiging van de 'Academic Board' van het Instituut. Om kwaliteit te waarborgen is een 'Training and Supervision Plan' voor elke promovendus geïntroduceerd en zijn drie formele 'Research Progress Monitoring Assessments' op voorgedefinieerde tijdstippen gepland in de eerste 30 maanden van het onderzoek. Het onderzoeksprogramma bestond in 2009 uit 15 onderzoekthema’s, te weten:             

Biodiversity in fragmenting landscapes Carbon cycle and climate change Disaster management Earth systems science Food security and environmental sustainability Governance and Integrated Spatial Assessment Informed multilevel governance of urban regions Land administration for informed governance Managing water scarcity Spatial data infrastructure technology Spatio-temporal data integration and visualization Stochastic methods for image mining and data quality Sustainable urban-regional dynamics

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 83/170


 

Topographic mapping Water cycle and climate

Aan het einde van 2009 telde het PhD-programma 136 geregistreerde kandidaten t.o.v. 114 in 2008. Deze groei heeft ook geleid tot verdere groei van het aantal wetenschappelijke publicaties.

Promovendi PhD studenten Totaal

1 JAN

NIEUWE INSCHRIJ-VINGEN

UITSCHRIJ-VINGEN

9 96

2 37

0 12

105

39

8

10

PhD interns TABEL 6.2

PROMOTIES

AANTAL 31-12-2009

0 5

11 125

12

5

136

8

n.a.

10

PHD-INSCHRIJVINGEN 2009

Advieswerkzaamheden Het ITC richt zich bij zijn adviesdiensten op de valorisatie van onderzoek en de inzet van aanwezige expertise. Advies vormt een aparte categorie, maar is ook een integraal onderdeel van de onderwijs- en onderzoeksprojecten die het ITC uitvoert. De koppeling met de vraag uit de markt, marktpotentie en relevantie voor ontwikkelings¬vraagstukken staat centraal in de adviesportefeuille van het ITC. Waar het capaciteits¬ontwikkeling betreft opereert het ITC vaak als zelfstandige aanbieder of hoofdaannemer. Bij grotere adviesopdrachten met een bredere focus neemt ITC als partner of onderaannemer deel in consortia. Dezelfde factoren gelden voor de institutionele versterkingsprojecten van het ITC. Partner¬schappen op het gebied van institutionele versterking worden steeds meer ondersteund door een combinatie van interne en externe financiering. In samenwerking met partners worden plannen ontwikkeld die op basisniveau gerealiseerd kunnen worden met eigen middelen. Hierbij staat een duurzame samenwerking op lange termijn voorop. Samenwerkingsverbanden voor advies en institutionele versterking zijn er in verschillende vormen. In het geval van advies zijn ingenieursbureaus en (semi-)-overheidsdiensten de natuurlijke partners voor grotere projecten. Steeds meer wordt samengewerkt met partners in ontwikkelingslanden, vaak voor kleinere adviesopdrachten, maar ook voor grotere institutionele versterkingsprojecten. Advieswerkzaamheden raken steeds meer geïntegreerd in onderwijs- en onderzoeksprojecten en vinden minder vaak plaats in de vorm van afzonderlijke projecten. Door deze minder sterke scheiding worden niet alle projecten met adviesaspecten als zodanig ingedeeld. 2005

Institutionele versterkingsprojecten

2006

2007

2008

2009

8

10

6

4

4

Adviesopdrachten

31

35

36

28

24

Totaal aantal opdrachten/projecten

39

45

42

32

28

TABEL 6.3

PROJECTEN

Kerngegevens 2009    

1896 nieuw ingeschreven studenten 520 toegekende graden/diploma's en certificaten MSc-programma met 8 verschillende opleidingen, 13 korte opleidingen, 6 refresher opleidingen, 15 'joint education' programma's, 12 opleidingen afstandsonderwijs, 61 maatwerkopleidingen 176 wetenschappelijke publicaties

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 84/170


    

125 PhD-studenten 11 promovendi, 5 promoties 100 externe onderzoek-, onderwijs- en adviesopdrachten 245 medewerkers in fte

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 85/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 86/170


BIJLAGEN

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 87/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 88/170


1

ORGANISATIESTRUCTUUR

De organisatiestructuur van de Universiteit Twente is gebaseerd op de bestuursorganisatie, zoals beschreven in de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) en is vastgelegd in het Bestuurs- en beheersreglement (BBR). Wettelijk is vastgesteld dat een Raad van Toezicht en een College van Bestuur in het organisatieschema zijn opgenomen. De Raad van Toezicht is verantwoording schuldig aan de minister en verstrekt de door de minister gevraagde inlichtingen. Het College van Bestuur is belast met het bestuur van de universiteit in haar geheel en met het beheer daarvan. Het College van Bestuur oefent de taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens de wet aan het instellingsbestuur zijn opgedragen. Het College van Bestuur is verantwoording verschuldigd aan de Raad van Toezicht. Het College van Bestuur verstrekt de Raad van Toezicht de gevraagde inlichtingen omtrent zijn besluiten en handelingen. Het College van Bestuur verstrekt de minister de gevraagde inlichtingen omtrent de universiteit. Het Universitair Management Team (UMT) wordt gevormd door het College van Bestuur, de decanen van de faculteiten en de wetenschappelijk directeuren van onderzoeksinstituten. Voorzitter van het UMT is de voorzitter van het College van Bestuur. Het College van Bestuur bepaalt het strategische beleid van de universiteit in nauw overleg met het UMT. Het onderzoekberaad (CvB-WD) bestaat uit de wetenschappelijk directeuren van de onderzoeksinstituten en het college van bestuur. De voorzitter van het college van bestuur zit de vergadering voor. Het onderzoekberaad vergadert tenminste 4 keer per jaar. In het onderzoekberaad vindt ondermeer de afstemming, coördinatie en voorbereiding van het universitair onderzoekbeleid plaats. Het onderwijsberaad (CvB-D) bestaat uit de decanen en het college van bestuur. De voorzitter van het college van bestuur zit de vergadering voor. Het onderwijsberaad vergadert tenminste 8 keer per jaar. In het onderwijsberaad vindt ondermeer de afstemming, coördinatie en voorbereiding van het universitair onderwijsbeleid plaats. De verzorging van het onderwijs en de beoefening van de wetenschap geschieden in de faculteit. Aan het hoofd van de faculteit staat de decaan van de faculteit. De decaan wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het College van Bestuur, gehoord de faculteitsraad. De decaan is verantwoording schuldig aan het College van Bestuur. De decaan verstrekt het College van Bestuur de gevraagde inlichtingen omtrent de faculteit. De wetenschappelijk directeur is belast met de algemene leiding van het onderzoeksinstituut. Hij is voorts belast met het bestuur en de inrichting van het onderzoeksinstituut voor het uitvoeren van onderzoeksprogramma’s. De wetenschappelijk directeur stelt het begrotingsplan en het jaarlijkse onderzoeksprogramma op. De wetenschappelijk directeur werkt mee aan het bestuur van de universiteit, onder meer door deelname aan het Universitair Management Team en het plegen van overleg met het College van Bestuur over de voorbereiding van het instellingsplan en de begroting. De wetenschappelijk directeur is verantwoording schuldig aan het College van Bestuur. De directeur is de beheerder van de dienst. Het College van Bestuur kan voorschriften en aanwijzingen geven omtrent de bevoegdheden en taakinvulling van de beheerder. De beheerder

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 89/170


is verantwoording schuldig aan het College van Bestuur voor de wijze van invulling van het beheersmandaat.

Organogram Universiteit Twente

Raad van Toezicht

Universiteitsraad

College van Bestuur

Eenheid secretaris Inn.Lab, VGD, IM, OA, BO CvB, CM

Secretaris

Concerndirecties FEZ, PA&O, S&C

Servicecentra FB, ICTS, S&O, B&A

Virtuele eenheden

Instituten

Loket VO TGS

CTIT

Faculteiten CTW

EWI

GW

MB

X

X

X

X

IBR

X

IGS

X

IMPACT

X

MESA+

MIRA

TNW

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

* ITC is per 1-1-2010 onderdeel van de UT. Het ITC heeft nog geen participatie in de instituten.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 90/170

ITC *


2

OVERZICHT LEDEN UNIVERSITAIR MANAGEMENTTEAM 2009

Leden College van Bestuur   

Dr. A.H. Flierman Prof.dr. H. Brinksma Ir. K.J. van Ast

Faculteitsdecanen     

Faculteit CTW Faculteit EWI Faculteit GW Faculteit TNW Faculteit MB

Prof.dr. F. Eising Prof.dr.ir. A.J. Mouthaan Prof.dr. H.W.A.M. Coonen Prof.dr. G. van der Steenhoven Prof.dr. P.J.J.M. van Loon

Wetenschappelijk directeuren    

Onderzoeksinstituut MIRA Onderzoeksinstituut CTIT Onderzoeksinstituut IBR Onderzoeksinstituut IGS

 

Onderzoeksinstituut Impact Onderzoeksinstituut MESA+

JAARVERSLAG 2009

Prof. dr. C.A. van Blitterswijk Prof.dr. P.M.G. Apers Prof.dr. E.R. Seydel Prof.dr. J.J.A. Thomassen, interim WD, tot 1 april 2009, hierna Prof.dr. C.W.A.M. Aarts Prof.dr.ir. J.A.M. Kuipers Prof.dr.ing. D.H.A. Blank

PAGINA 91/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 92/170


3 ■ ■ ■ ■ ■ ■

RAAD VAN TOEZICHT Drs. H.J. van Essen, voorzitter Mw. mr. W. Sorgdrager, lid tot 1 september 2009 Drs. W.G. van Velzen, lid tevens lid van de Auditcommissie Drs. E.T.A. de Boer, lid tevens voorzitter Auditcommissie Mw. prof.dr. J.I. Stoker, lid vanaf 1 september 2008 Mw. dr. E.M.M. de Brabander, lid vanaf 1 november 2009

Overige functies leden Raad van Toezicht 2009 Drs. H.J. van Essen:           

Voorzitter Bestuur Vereniging Toezichthouders Woningcorporaties Voorzitter Raad van Commissarissen Menzis, Enschede Voorzitter Raad van Commissarissen van Woningstichting Portaal, Baarn Voorzitter Raad van Commissarissen van Prismant (fusie NZI/SIG), Utrecht Voorzitter Raad van Commissarissen Rodersana, Oirschot Lid Raad van Commissarissen Innovact, Amstelveen Lid Raad van Toezicht Jeroen Bosch Ziekenhuis Lid Raad van Commissarissen Rabobank Rijk van Nijmegen, Nijmegen Lid Bestuur Stichting Administratie Kantoor NEC, Nijmegen Lid Bestuur Stichting Vrienden van het Hubrecht Laboratorium Utrecht Lid Bestuur Stichting Week van de Chronisch Zieken

Mw. mr. W. Sorgdrager: 

Lid van de Raad van State

Nevenfuncties:          

Vicevoorzitter van de European Commission Against Racism and Intolerance, Raad van Europa Lid bestuur van Unicef Nederland Lid Raad van Toezicht van de Mondriaan Onderwijsgroep Den Haag Lid bestuur van de Stichting Arbo-Unie Lid Raad van Advies van de Hay Group Lid Raad van Advies van NIOD Lid Raad van Toezicht van de Hogeschool Rotterdam Voorzitter van het Huygens Scholarship programma Lid bestuur van het Indisch Herinneringscentrum Bronbeek Lid van de Raad van Toezicht van het LUMC

Drs. W.G. van Velzen: 

Senior European Policy advisor Covington & Burling LLP

Nevenfuncties:    

Voorzitter van het Rathenau Instituut (sinds 1 januari 2004) Voorzitter van de Commissie van Wijzen inzake Bsik Commissaris van de luchthaven van Eindhoven Lid van de Adviesraad van de Vereniging van Nederlandse Chemische Industrie

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 93/170


Voorzitter van de nationale Roadmap commissie voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten

Drs. E.T.A. de Boer: 

Associe Boer & Croon Executive managers

Nevenfunctie: 

Lid Health Advisory Board van Fortis

Mw. prof.dr. J.I. Stoker: 

Vice – decaan Onderwijs en hoogleraar ‘leiderschap en organisatieverandering’, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen

Nevenfuncties:  

Lid Wijze Raad RKSV Albertus Magnus Jurylid Aletta Jacobsprijs Rijksuniversiteit Groningen

Mw. dr. E.E.M. de Brabander

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 94/170


4

COLLEGE VAN BESTUUR

Leden College van Bestuur: Dr. A.H. Flierman ■ Prof.dr. H. Brinksma ■ Ir. K.J. van Ast ■

Overige functies leden College van Bestuur Dr. A.H. Flierman Externe activiteiten gerelateerd aan de functie van voorzitter:           

Voorzitter European Consortium International Universities Lid AB VSNU Voorzitter Stuurgroep P&O VSNU Lid DB/AB 3TU Lid Innovatieplatform Twente Raad van Ambassadeurs Enschede Muziekkwartier Lid bestuur Health Valley Nijmegen Lid Adviescommissie Pieken in de Delta /Oost Nederland Lid bestuur Universiteitsfonds Lid regiegroep “Triangle” Oost-Nederland Lid bestuur UTSP

Overige nevenactiviteiten:       

Voorzitter bestuur vereniging Bartiméus Voorzitter provinciale commissie Landelijk Gebied Lid van de 1e kamer der Staten Generaal (CDA) (vanaf 26 juni 2009) Lid Hochschulrat TU Hamburg-Harburg Lid RvT Orbis, Sittard (tot 31-12-2009) Lid bestuur Toneelgroep Oostpoort (tot 1-7-2009) Lid programmaraad Trendbureau Overijssel (tot 31-12-2009)

Prof.dr. H. Brinksma Externe activiteiten gerelateerd aan functie Rector Magnificus:              

Lid Algemeen Bestuur, Stichting Universiteitsfonds Twente Lid Commissie Algemene Middelen, Stichting Universiteitsfonds Twente Lid Bestuur University of Twente Scholarship Program (UTSP) Lid Rectorencollege, VSNU Lid Stuurgroep Onderwijsbeleid, VSNU Voorzitter 3TU bestuurscommissie 3TU.Research Lid 3TU bestuurscommissie 3TU.Onderwijs Lid bestuur Platform ICT & Onderwijs, SURF Lid NWO Themaraad Nieuwe Instrumenten in de Gezondheidszorg (Themaraad NIG) Lid Program Council, Point One Lid Advisory Board, UMIC Lid Raad van Toezicht, Wetsus Lid Strategische Adviesraad, TNO Industrie & Techniek Lid Scientific Advisory Board voor het technologie domein Software and Critical Information Systems (SCIS) van de Thales Group

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 95/170


ir. K.J. van Ast Externe activiteiten die verband houden met functie van vice-voorzitter:          

Lid Raad van Commissarissen van Bedrijfs Technologisch Centrum Twente B.V. (BTC) Penningmeester Stichting Twente Index Lid Raad van Toezicht Stichting Twente School of Management (STSM) Lid Raad van Toezicht Stichting Leergang Bedrijfskunde Midden-Nederland Lid Stuurgroep Kennispark Twente Voorzitter Bestuurscommissie 3TU-Innovationlab Voorzitter Raad van Commissarissen UTIV BV Lid Advisory Board WTC Hengelo Lid Comité van Toezicht Operationeel Programma EFRO 2007-2013 Oost Nederland Lid Raad van Commissarissen van De Etalage BV

Overige nevenfuncties:     

Voorzitter Stichting Bloembollenkeuringsdienst (BKD) Voorzitter Stichting Kwaliteits Controle Bureau (KCB) Voorzitter Raad van Commissarissen van Agro Quality Service BV (AQS BV) Voorzitter Raad van Commissarissen Ceradis BV Voorzitter Raad van Commissarissen Exendis BV

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 96/170


5

MEDEZEGGENSCHAP

De UT kent medezeggenschapsorganen op verschillende niveaus, ieder met eigen bevoegdheden. De Universiteitsraad (UR) voert als het centrale medezeggenschapsorgaan regelmatig overleg met het College van Bestuur. Het overleg op decentraal niveau wordt gevoerd door de faculteitsraden, dienstraden en instituutsraden, met respectievelijk de decaan, de directeur en de wetenschappelijk directeur. De leden van de UR en van de faculteits-, en dienstraden worden rechtstreeks gekozen, die van de instituutsraden daarentegen worden benoemd door de wetenschappelijk directeur op gezamenlijke voordracht van de bij het instituut betrokken faculteitsraden. De Universiteitsraad bestaat uit achttien leden, negen uit de personeelsgeleding en negen uit de studentengeleding. In de UR zijn per september 2009 vijf partijen vertegenwoordigd: Campus Coalitie (CC), Pro UT, UReka, PvdUT en lijst Chairman. De zittingstermijn van studenten is één jaar, die van personeelsleden twee jaar. De termijn loopt in enig jaar van september t/m augustus. In mei 2009 zijn er alleen verkiezingen voor studenten geweest. In 2009 bestond de personeelsgeleding van de Universiteitsraad uit:         

Frits Lagendijk (Chairman) Jann van Benthem (Pro UT) Jan van Alsté (Pro UT) Marije Telgenkamp (Pro UT) Clemens Pouw (CC) André Veenendaal (CC) Laura Franco Garcia (CC) Herman Poorthuis (CC) Wilma Dierkes (CC), per 1 april 2009 vervangen door Jan de Goeijen (CC)

De studentengeleding was tot september 2009 als volgt samengesteld:         

Joris Hoogerdijk (CC) Kenneth Bijkerk (CC) Nikolai Oudalov (CC) Michael Stekkinger (UReka) Rosalien van der Meer (UReka) Rimmert van der Kooij(UReka) David Dam (UReka) Ronald Kuin (UReka) Thomas Ziehmer (UReka)

De studentgeleding kent sinds september 2009 de volgende bezetting:  Oscar Bloemen (CC)  Bouke de Loos (CC)  David Smits (PvdUT)  Stas Verberkt (UReka)  Nick Leoné (UReka)  Silke Kücking (UReka)  Sandra Hackurtz (UReka)  Mark Franken (UReka)  Peter Prins (UReka)

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 97/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 98/170


6

PRIJZEN EN ONDERSCHEIDINGEN

Mw. Prof.dr. J.L. Herek Prof.dr. S. Luding Dr.ir. W. Steenbergen Mw. Dr. M.M.A.E.Claessens, Mw. Dr.ir. L.A.C Kallenberg Dr.ir. M. Huijben Dr. D.L.M. Faems Dr. E.H.F. van Asseldonk Mw. Dr. K. Bertoldi

VICI-subsidie; NWO VICI-subsidie; NWO VICI-subsidie; NWO VIDI-subsidie; NWO VENI-subsidie; NWO VENI-subsidie; NWO VENI-subsidie; NWO VENI-subsidie; NWO VENI-subsidie; NWO

Prof.dr.ir. A. Van den Berg Prof.dr.ir. J.A.M. Kuipers Mw. Prof.dr. L. de Cola Prof.dr.ir. W.G. van der Wiel

Spinozaprijs Advanced Grant; European Research Council Advanced Grant; European Research Council Starting Grant; European Research Council

Prof.dr. D. Lohse Prof.dr.ir. J.W.M. Noordermeer Prof.dr.ir. O.A.M. Fisscher Prof.dr. W.J. van der Linden

Simon Stevin Meesterschap 2009 George Whitby Award 2010 Eredoctoraat Leuphana Universiteit van L端neburg E.F. Lindquist Award

Prof.dr. D. Feil

Ridder in de Orde van Oranje Nassau

Mw. dr. R.S. Marin-Perianu Prof.dr.ir. E.W.C. Groesen Dr. M. Hammer Dr. M. Maksimovic

Christiaan Huygens prijs Rudolf Kingslake Medal and Prize Rudolf Kingslake Medal and Prize Rudolf Kingslake Medal and Prize

Mw. J. Heezen

KIvI/NIRIA/UT scriptieprijs

Van den Kroonenbergprijs voor jong ondernemerschap 2009, Universiteitsfonds ir. L.J. van den Ende, ing. W. Rijk en ir. R.J. Morra, Sigmax Mobile Solutions Mw. ir. C.D. Wezeman

Marina van Dammeprijs, Universiteitsfonds

PhD Overijssel Award, Dies Natalis Dr. I.M.Vellekoop Professor De Winterprijs; Dies Natalis Mw dr. P.W. Gerbens-Leenes UT-Onderwijsprijs; Opening Academisch Jaar 2009 Prof.dr. J.W. Drukker UT-scriptieprijzen; Opening Academisch Jaar 2009 R. Draaier M. Oude Alink Mw. J. Peters Mw. A. Rouwette D. Spr端nken

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 99/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 100/170


7

VASTGOEDONTWIKKELING

In 2009 zijn binnen het Masterplan Vastgoedontwikkeling de volgende vastgoedprojecten afgerond, voorbereid of in uitvoering genomen: ■ ■ ■ ■

■ ■

■ ■

■ ■

Gebouw Waaier: de verbouwing is afgerond in september en is in januari 2010 officieel in gebruik genomen. In de Zilverling is in 2009 de bouw van het Smart XP lab gestart, deze is in februari 2010 geopend. De centrale ingang (Hal B) van het O&O centrum is in 2009 opgeleverd en tegelijkertijd met de Waaier in gebruik genomen. De bouw van Carré en Nanolab is voortgezet. Carré is opgeleverd in december 2009, waarna in 2010 de verhuizing kon starten. Nanolab is in maart 2010 opgeleverd. Beide gebouwen worden dus in 2010 in gebruik genomen. Ravelijn: In januari van 2009 is de eerste paal geslagen en zijn de bouwwerkzaamheden van het nieuwe gebouw voorgezet. De verhuizing van de faculteit MB staat gepland voor de zomer van 2010. Herontwikkeling Langezijds: In juni 2008 hebben de Universiteit Twente, Property Conversion Group en Kondor Wessels Projecten hun samenwerking betreffende de herontwikkeling van gebouw Langezijds vastgelegd. Op 25 maart 2010 zijn de nieuwe plannen gepresenteerd bij de opening van de Corridor de tijdelijke voorloper van “the Gallery”. Nieuwbouw hotel: In 2009 zijn de mogelijkheden onderzocht voor het voortzetten van het huidige hotel Drienerburght in een verbouwde Hogekamp. De Hogekamp wordt dan verbouwd tot hotel, archief en daarnaast ook studentenkamers. In 2009 is een plan opgesteld voor een nieuwe werkvorm bij PA&O op vloer 5 in de Spiegel. PA&O is hiervoor tijdelijk verhuisd en de verbouwings werkzaamheden zijn begin 2010 gestart. In het sportcentrum is een nieuw fitnesscentrum gebouwd deze is tegelijkertijd met de nieuwe beachvelden geopend. De oude beachvelden zijn qua oppervlakte vergroot en geschikt gemaakt voor verschillende beachsporten. In 2009 is het definitieve ontwerp voor het Onderwijs en Onderzoeks plein vastgesteld, verwacht wordt dat deze eind zomer 2010 gereed is. Begin februari 2009 is er gestart met een tijdelijke huisvesting voor twee onderzoeksgroepen van Gezondheidswetenschappen, tegenover de Cubicus. De tijdelijke huisvesting genaamd “Chalet” is in april in gebruik genomen. Daarnaast zijn er een aantal kleine projecten afgerond in 2009, zo zijn in het Citadel de toiletvoorzieningen aangepast.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 101/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 102/170


FINANCIEEL JAARVERSLAG 2009

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 103/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 104/170


INHOUDSOPGAVE FINANCIEEL JAARVERSLAG 2009

Financieel jaarverslag 2009

107

1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13 1.14 1.15 1.16 1.17

Het jaar 2009 Financiële gang van zaken Bestemmingen van het resultaat Ontwikkeling baten en lasten Kasstroom en investeringen Eigen vermogen / reserves Ontwikkeling kengetallen Huisvesting en Vastgoed Vastgoed en Financiering Liquiditeitspositie Vermogenspositie Deelnemingen Liquiditeit en beleggingen Implementatie risicomanagement en in control statement Financiering private activiteiten met publieke middelen Vooruitzichten Begroting 2010 Vijf jaren Universiteit Twente 2005-2009

109 109 112 113 116 117 117 117 118 118 118 119 119 119 120 120 122 123

2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15 2.16 2.17

Jaarrekening 2009 Geconsolideerde Balans per 31 december 2009 Geconsolideerde Staat van baten en lasten over 2009 Geconsolideerd Kasstroomoverzicht 2009 Toelichting behorende tot de geconsolideerde jaarrekening 2009 Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling Toelichting op de geconsolideerde Balans per 31 december 2009 Overlopende passiva, doelsubsidies en OC&W Financiële instrumenten Niet uit de balans blijkende verplichtingen Toelichting op de geconsolideerde Staat van baten en lasten over 2009 Toelichting behorende tot de enkelvoudige jaarrekening 2009 Enkelvoudige Balans en Staat van baten en lasten over 2009 Toelichting op de enkelvoudige balans per 31 december 2009 Toelichting op de enkelvoudige Staat van baten en lasten over 2009 Overzicht verbonden partijen Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders 2009 Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens

125 125 126 127 127 128 132 139 139 140 142 145 146 148 155 158 160 161

3 3.1 3.2 3.3

Overige gegevens Accountantsverklaring Bepaling omtrent de resultaatbestemming Gebeurtenissen na balansdatum

163 163 165 165 167

Bijlage 1

Specificatie naar hoofdkostenplaatsen

JAARVERSLAG 2009

169

PAGINA 105/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 106/170


FINANCIEEL JAARVERSLAG 2009 Algemeen Het financieel jaarverslag 2009 is opgesteld in overeenstemming met de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 december 2007, inhoudende nadere voorschriften voor de inrichting van de jaarverslaggeving van door de minister van OC&W bekostigde onderwijsinstellingen. Het boekjaar 2009 is afgesloten met een tekort van € 4,3 miljoen, begroot was een tekort van € 4,22 miljoen. Hierbij moet worden aangetekend dat het resultaat is beïnvloed door een tweetal incidentele posten te weten een eenmalige bate van € 6,0 miljoen BAMA-compensatie van het Ministerie van OC&W en een afwaardering van het onderhanden werk met € 4,0 miljoen. Van het laatstgenoemde bedrag heeft € 2,7 miljoen betrekking op een bate die in de jaarrekening 2007 op basis van de toenmalige inzichten is verwerkt. Exclusief deze incidentele posten bedroeg het tekort over 2009 € 6,3 miljoen. Het uitgezette financiële beleid stelt de instelling in staat om beter te sturen op het behalen van de strategische doelstellingen zoals verwoord in RoUTe’14 en om daarbij de nodige (middel)langetermijn-afspraken te maken en deze te monitoren. Ook de instelling wordt geconfronteerd met economisch minder gunstige tijden en dit heeft zijn weerslag op de financiële ruimte om de strategie zoals uitgezet in RoUTe ’14 uit te voeren. Toch zal gewerkt moeten worden aan het versterken van de positie van de UT. Dit betekent investeren in kwaliteit en positionering van onderwijs en onderzoek en investeren in de zichtbaarheid als topinstituut. Doelstelling Het financiële beleid is erop gericht dat er op facultair en universitair niveau voldoende financieel inzicht bestaat als sturings- en beheersinstrument waarmee een doelmatige en doelgerichte inzet van de financiële middelen wordt gewaarborgd. De primaire taken onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie hebben daarin prioriteit om de ambities van de Universiteit Twente te realiseren, met inachtneming van bedrijfseconomische principes zoals een gezonde ontwikkeling van uitgaven en inkomsten, een verantwoorde liquiditeitspositie en een adequaat weerstandsvermogen. FINANCIËLE KENGETALLEN

Liquiditeit (current ratio)

REALISATIE 2009

REALISATIE 2008

REALISATIE 2007

0,71

0,78

1,02

0,42

0,51

0,55

0,47

0,56

0,61

-/- 12,4%

-/- 9,1%

0,7%

Definitie: vlottende activa / kortlopende schulden Solvabiliteit 1. Definitie: eigen vermogen / totale vermogen Solvabiliteit 2. Definitie: eigen vermogen + voorzieningen gedeeld door het totale vermogen Werkkapitaal / baten Definitie: werkkapitaal als % van de totale baten

2

Inclusief de begroting 2009 van ITC te Enschede

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 107/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 108/170


1

HET JAAR 2009

1.1 Financiële gang van zaken De verantwoordelijkheid voor de inzet van middelen ten behoeve van onderwijs, onderzoek, kennisvalorisatie en internationalisering is door het College van Bestuur grotendeels gemandateerd aan de faculteiten, instituten en diensten. Deze eenheden zijn binnen het stelsel van centrale regelgeving en beheersafspraken volledig verantwoordelijk voor een zorgvuldige en hoogwaardige uitvoering van het beleid en beheer. Het financiële beleid op centraal niveau richt zich op het monitoren van de financiële positie van de instelling en haar eenheden, het verdelen van de Rijksbijdrage en centrale inkomsten, het beheer van liquide middelen, en een betrouwbare administratieve organisatie en interne beheersing om aan de verantwoordingseisen te voldoen. Belangrijk onderdeel van het financiële beleid op centraal niveau is het stimuleren van vernieuwingen in onderwijs en onderzoek. Een omvangrijke wijziging in de Rijksbekostiging die nog doorwerkt in het jaar 2009 en de jaren daarna, is de uitname van de SMART-mix-gelden uit het onderzoeksbudget en het beschikbaar stellen daarvan aan NWO. De universiteiten worden geacht deze middelen in competitieverband van de NWO te verwerven. Verder zijn op basis van het Uitvoeringsbesluit WHW nog drie in het oog springende maatregelen doorgevoerd te weten (i) het vervallen van het onderscheid tussen hoog en laag bekostigde promotie, (ii) het vervallen van de afwijkende bekostiging voor leraartrajecten en (iii) het feit dat de omvang van de Rijksbijdrage niet meer mede afhankelijk is van het aantal niet-EER-studenten. Deze maatregelen zijn zoveel mogelijk budgettair neutraal doorgevoerd. De Rijksbijdrage van de UT wordt grotendeels bepaald door het externe Bachelor-Mastermodel van OC&W en geschiedt via twee delen: onderwijs en onderzoek. Uit het totaal beschikbare macrobudget ontving de universiteit € 193 miljoen. Het UT-aandeel in de normatieve Rijksbijdrage bedroeg ca. 6%. De overige inkomsten van de universiteit bedroegen € 116 miljoen, ruim € 12 miljoen meer dan begroot. Dit is grotendeels toe te schrijven aan een toename van de inkomsten werk voor derden. De uitgaven stegen sterk. Ten opzichte van de begroting namen de lasten toe met € 21 miljoen (7,3%), in vergelijking met 2008 met € 35 miljoen (12,7%). Voor een belangrijk deel is dit toe te schrijven aan de toename van het aantal personeelsleden met 208 fte tot 2.941 fte. Met het Ministerie van Financiën is in het kader van schatkistbankieren een overeenkomst gesloten voor de financiering van het vastgoed. De totale kredietopname leidde tot een rentelast van € 4,6 miljoen. Verdeelmodel van de beschikbare middelen Met de kanteling van het onderzoek wordt door het College van Bestuur invulling gegeven aan de verantwoordelijkheden van de wetenschappelijk directeuren van de instituten en de faculteitsdecanen. Alle onderzoeksmiddelen zijn onder de sturing van de wetenschappelijk directeuren gebracht. Onverlet de verantwoordelijkheid van de faculteitsdecaan ten aanzien van onderwijs is de WD verantwoordelijk voor de programmering, kwaliteitsbewaking en samen met de decaan voor de volumebeheersing van het onderzoek. Het UT-verdeelmodel alloceert middelen aan faculteiten en instituten; de doorvertaling naar leerstoelen is, rekening houdend met de kaders die het College van Bestuur heeft bepaald, een zaak van decanen en WD’s. De algemene structuur van het UT-verdeelmodel bestaat uit de BAMA-middelen en de collegegelden, verhoogd met interne toevoegingen. Op het totaal worden eerst centrale ondersteuningen afgezonderd. Het resterende deel wordt via het verdeelmodel binnen de twee compartimenten onderwijs en onderzoek toegewezen. Het compartiment onderwijs bestaat uit een opslag per opleiding, een premie per SEC (Student European Credit) en universitaire stimuleringsmiddelen die het college in samenspraak met de decanen en WD’s in staat stelt het strategisch beleid ten aanzien van onderwijs vorm te geven.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 109/170


Het compartiment onderzoek bestaat uit een vaste voet voor technische infrastructuur, een O&Ocomponent, dit om recht te doen aan de relatie onderwijs en onderzoek, universitaire stimuleringsmiddelen waarmee het universitair management in staat wordt gesteld strategisch beleid ten aanzien van onderzoek vorm te geven, een premie per promotie en ontwerper en een bedrag op basis van vaste verhoudingen tussen de onderzoeksinstituten. Met dit model is het college tegemoet gekomen aan de wens tot meer financiële stabiliteit en voorspelbaarheid van met name het onderzoeksdeel in het UT-verdeelmodel. Ondersteunende processen Een goed financieel beleid vraagt om een goede organisatie. Gegeven de financiële ontwikkelingen waarmee de instelling wordt geconfronteerd, heeft het college een commissie ingesteld die de kwaliteit en efficiency van de ondersteunende processen heeft onderzocht. Het onderzoek heeft geleid tot een aantal aanbevelingen waarvan de invulling en de wijze waarop een en ander kan worden gerealiseerd nog nadere uitwerking vraagt. Vooruitlopend hierop is in 2009 de centralisatie voorbereid van een aantal inkooptaken die tot dan toe zowel bij de faculteiten als centraal werden uitgevoerd. Door centralisatie van activiteiten moeten de inkoopkosten worden verminderd om een betere compliance met de aanbestedingsregels te garanderen. Het samenvoegen van inkooppakketten zal leiden tot standaardisatie van verbruiksgoederen en daarmee tot een schaalvergroting die op termijn een substantiële kostenreductie zal realiseren. Bij de planning- en controlcyclus zal de aandacht zich meer richten op management control. De belangrijkste strategische doelstellingen worden geconcretiseerd en vertaald naar performanceindicatoren. De frequentie van de budgetrapportages is uitgebreid naar maandelijkse managementinformatie waaraan per kwartaal de beschikbare performance indicatoren worden toegevoegd. Hiermee is een belangrijke stap gezet om de planning- en controlcyclus beleidsrijker te maken en het management instrumenten te geven om naast de financiële doelstellingen ook op de strategische doelstellingen te sturen. In 2009 zijn de voorbereidingen getroffen voor een volledige integratie van ITC als zesde faculteit per 1 januari 2010. Gezien de grote verscheidenheid in systemen en de afhankelijkheid daarvan voor de bedrijfsvoering van ITC is gekozen voor een gefaseerde implementatie. De salarisadministratie is per 1 januari 2010 overgegaan op het UT-systeem, waarna de financiële administratie volgt op 1 januari 2011. Het huidige salarissysteem is per 1 januari 2008 in gebruik genomen. De leverancier garandeert de continuïteit uiterlijk tot 1 januari 2012. Daarnaast worden voor 2011 omvangrijke wijzigingen in de wetgeving voorzien die met de nodige softwareaanpassing gepaard zullen gaan. Deze ontwikkelingen stellen de universiteit voor de keus om te zien naar een nieuw salarispakket. In 2009 zijn de eerste voorbereidingen getroffen voor een nieuwe pakketselectie. De implementatie is voorzien in 2010 om per 1 januari 2011 het nieuwe systeem in gebruik te kunnen nemen. Investeringen en subsidies Met betrekking tot de investeringen in het vastgoed is een financieringsovereenkomst gesloten en zijn de renterisico’s voor een belangrijk deel voor de lange termijn afgedekt. De financiële positie van de instelling in relatie tot deze investeringen en investeringen in onderwijs- en onderzoekvernieuwing maakt een strakke monitoring noodzakelijk. Het vastgoedplan wordt jaarlijks geactualiseerd naar de laatste inzichten met betrekking tot de ruimtebehoefte van het primaire proces en de kostenontwikkeling in de bouwsector. In het jaar 2009 is een bedrag van € 69 miljoen geïnvesteerd in vastgoed. De prognose voor 2010 tot en met 2014 sluit met een bedrag van € 54 miljoen. Er is een rekening vooruitontvangen investeringssubsidies gevormd, hieraan is de Rijksbijdrage investeringen 2009 (IVH-enveloppegelden) ten bedrage van € 0,9 miljoen toegevoegd en € 1,0 miljoen subsidie voor de bouw van het Nano-lab. In het verslagjaar is € 3,5 miljoen onttrokken.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 110/170


Deze onttrekking aan de reserve wordt in mindering gebracht op het investeringsbedrag, hetgeen in de toekomstige jaren leidt tot een lagere afschrijvingslast. Realisatie De instelling heeft het jaar 2009 afgesloten met een tekort van € 4,3 miljoen. Het tekort komt daarmee overeen met de begroting 2009 (inclusief de begroting van ITC te Enschede). Het resultaat uitgesplitst naar eenheden ziet er als volgt uit: SALDO VAN BATEN EN LASTEN IN MILJOENEN EURO’S (M€)

Primair proces  Faculteiten 

13) 14) 15) 16)

Onderzoekinstituten Totaal primair proces Diensten Overige (Centrale Beheerseenheid) Gelieerde instellingen

Totaal resultaat

2009 BEGROTING

2009 REALISATIE

2008 REALISATIE

2,2

1,9

-/- 4,1

-/- 4,7

23,7 0,7

-/- 1,9

-/- 2,8

24,4

0

-/- 1,6

-/- 1,0

-/- 3,6

-/- 2,1

-/- 19,6

1,3

2,2

1,1

-/- 4,2

-/- 4,3

4,9

Ad 1. Totaal primair proces Tot en met 2008 bleken vacatures voor wetenschappelijke functies moeilijk binnen een kort tijdsbestek te kunnen worden ingevuld waardoor geplande onderwijs- en onderzoekprocessen later werden opgestart dan wenselijk. De daardoor ontstane budgettaire ruimte leidde in die jaren tot een overschot op de exploitatie. In 2009 heeft een aanzienlijke uitbreiding van het personeelsbestand plaatsgevonden. Het personeelsbestand werkzaam in het primaire proces nam toe met 131 fte tot 1962 fte, een stijging met ruim 7%. Naast de reguliere toename van de personeelskosten als gevolg van salarismaatregelen en verhoging van de toegerekende sociale verplichtingen kwamen de totale personele lasten uit op een bedrag van € 137 miljoen, € 1 miljoen hoger dan in de begroting voorzien. De toename van het wetenschappelijk personeel leidde eveneens tot een verhoging van de inkomsten uit werkzaamheden voor derden met bijna 20%. Ad 2. Diensten Het tekort is voornamelijk toe te schrijven aan geplande herstructureringsmaatregelen bij de nieuw gevormde dienst Studenten en Onderwijs, die later worden geïmplementeerd dan aanvankelijk voorzien. Het aspect huisvesting speelt daarbij een belangrijke rol, waardoor efficiëntievoordelen door concentratie van gelijksoortige werkzaamheden niet ten volle kunnen worden benut. Ad 3. Centrale Beheerseenheid Binnen de Centrale Beheerseenheid worden de diverse centrale exploitaties verantwoord. Hierbij gaat het voornamelijk om de verdeling van middelen, huisvesting, universitaire stimulering onderwijs en onderzoek, de verevening van sociale lasten en de mutaties in de diverse voorzieningen. Begroot was een tekort van € 3,6 miljoen; het uiteindelijk resultaat kwam uit op een tekort van € 2,1 miljoen. IN MILJOENEN EURO’S (M€)

Centrale subsidies en lidmaatschappen Middelenverdeling Centrale kosten HRM-beleid Interne verrekeningen via egalisatierekeningen

BEGROTING 2009

REALISATIE 2009

VERSCHIL

-/- 3,0

-/- 4,5

-/- 1,5

-

5,2

5,2

-/- 1,0

-/- 1,1

-/- 0,1

3,2

5,9

2,7

-

-/- 1,5

-/- 1,5

Overige kosten

-/- 2,8

-/- 6,1

-/- 3,3

Totaal resultaat

-/- 3,6

-/- 2,1

1,5

Dotaties aan voorzieningen

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 111/170


Bij Centrale subsidies en lidmaatschappen wordt de overschrijding veroorzaakt door hogere kosten voor diverse lidmaatschappen en eenmalige bijdragen aan onder andere evenementen op de campus (Campuspop, Citymoves, Create Tomorrow) en het Solar Team Twente, RoUTe ’14 en ontslagvergoedingen. Opvallend is de realisatie bij de middelenverdeling van € 5,2 miljoen. Onder deze post is de eenmalige bate van € 6,0 miljoen verantwoord die de universiteit heeft ontvangen als compensatie voor de invoering van het BAMA-bekostigingsmodel. Tevens is hier een tekort van € 0,8 miljoen verantwoord door het achterblijven van onder meer de werkelijke opbrengsten uit collegegelden ten opzichte van de begroting 2009. De interne verrekeningen via de egalisatierekeningen hebben onder andere betrekking op de exploitatie huisvesting, universitaire stimulering, sociale lasten en interne renteverrekening. Doel van de egalisatie is de fluctuaties over de jaren heen voor de faculteiten en diensten te mitigeren. Het overschot (€ 1,2 miljoen) in de Reserve Exploitatie Huisvesting is voor een belangrijk deel het gevolg van een restrictief uitgavenbeleid, lagere leegstandskosten en minder huur van derden dan in de begroting voorzien. In het kader van universitaire stimulering onderwijs, onderzoek, internationalisering en kennisvalorisatie zijn veelbelovende initiatieven ontwikkeld. Een deel van deze plannen wordt nog nader uitgewerkt in concrete acties. De budgettoewijzing (€ 0,8 miljoen) in de vorm van trekkingsrechten is in 2009 geformaliseerd, maar zal in 2010 nog tot uitgaven leiden. In het afgelopen jaar is gebruik gemaakt van kredietfaciliteiten ter financiering van een deel van het vastgoedplan. De UT heeft voor deze leningen externe rente betaald. Aan faculteiten en instituten is via het verdeelmodel interne rente vergoed. Aan de exploitatie huisvesting is eveneens interne rente toegerekend over het liquiditeitsbeslag van de investeringen in vastgoed. Per saldo resteerde op de interne rente-verrekening € 0,5 miljoen meer dan in de begroting was opgenomen. De dotatie aan de voorzieningen en investeringsbijdragen bedroeg € 1,5 miljoen. Met de inwerkingtreding van RJ660 is het vormen van een egalisatierekening investerings-subsidies niet langer toegestaan. De IVH-bijdrage enveloppegelden 2009 ad € 0,9 miljoen is verantwoord als een vooruitontvangen investeringsbijdrage en is in mindering gebracht op de materiële vaste activa. In het kader van de non-activiteitsregelingen (onder andere de seniorenregeling 2005) is een aanvullende dotatie van € 0,5 miljoen noodzakelijk gebleken. Onder de overige kosten zijn onder andere de uitgaven verantwoord die verband houden met de implementatie van de instellingssystemen Osiris, Blackboard, Syllabus Plus, accountantskosten voor projectverklaringen en reserveringen voor kosten eigen risico arbeidsongeschiktheid alsmede kosten met betrekking tot introductie van de huisstijl, corporate website en branding. In de begroting 2009 is een bedrag van € 2,8 miljoen gereserveerd. De uiteindelijke kosten bedroegen € 6,1 miljoen. Ad 4. Gelieerde ondernemingen Het resultaat van de gelieerde instellingen kwam uit op een positief resultaat van € 2,2 miljoen (2008 € 1,2 miljoen). ITC (International Institute for Geo-Information Science and Earth Observation) te Enschede behaalde een positief resultaat van € 1,6 miljoen (2008: € 1,7 miljoen). De overige gelieerde instellingen van de Universiteit behaalden gezamenlijk een positief resultaat van € 0,6 miljoen (2008: € 0,6 miljoen nadelig). 1.2 Bestemmingen van het resultaat Het resultaat over het boekjaar 2009 wordt in overeenstemming met de Richtlijn Jaarverslag Onderwijs onttrokken aan het eigen vermogen.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 112/170


1.3

Ontwikkeling baten en lasten

BATEN IN MILJOENEN EURO’S (M€)

BEGROTING 2009

REALISATIE 2009

Rijksbijdrage

182,6

193,0

180,4

17,0

15,7

14,6

17,2

14,2

Collegegelden Omzet tweede-geldstroom

REALISATIE 2008

Omzet derde-geldstroom *

69,4

60,0

48,6

Overige opbrengsten

17,5

23,3

21,3

Totaal van de Baten

286,5

309,2

279,1

* Begroting 2009 inclusief omzet tweede-geldstroom

De Rijksbijdrage nam toe met € 12,6 miljoen tot € 193 miljoen, een stijging van 7% (2008: 3,9%). Hierbij moet worden aangetekend dat in 2009 € 6,0 miljoen compensatie BAMA-middelen zijn verantwoord. De inkomsten uit collegegelden stegen met € 1,1 miljoen (2008: € 0,6 miljoen) tot € 15,7 miljoen als gevolg van een toename van het aantal studenten en verhoging van het collegegeld. De inkomsten uit collegegelden bleven daarmee € 1,3 miljoen achter bij de begroting. De inkomsten uit de tweede-geldstroom bedroegen € 17,2 miljoen (2008: € 14,2 miljoen). In de derde-geldstroom werd een omzet van € 60 miljoen gerealiseerd (2008: € 48,6 miljoen). Het totaal aan inkomsten uit Werk in opdracht van Derden kwam daarmee uit op € 77,2 miljoen (2008: € 62,8 miljoen). Het aandeel in de totale baten bedroeg 25% (2008: 22,5%). Het verwerven van inkomsten uit werk in opdracht van derden legt een substantiële werklast bij het primaire proces. Het indienen van projectvoorstellen vraagt een intensieve voorbereiding en kent een relatief lange doorlooptijd tot de uiteindelijke toekenning. Bij de uitvoering worden hoge eisen gesteld aan de administratieve verantwoording van de bestedingen. Dit brengt met zich mee dat de wetenschappelijke staf een toenemende administratieve lastenverzwaring ervaart bij de uitvoering van de projecten. De overige opbrengsten kwamen uit op € 23,3 miljoen ( 2008: € 21,3 miljoen). In onderstaande tabel wordt een nadere specificatie gegeven. OVERIGE OPBRENGSTEN IN MILJOENEN EURO’S (M€)

REALISATIE 2009

REALISATIE 2008

Verhuur onroerend goed

6,0

5,1

Detachering personeel

0,5

0,2

Overige: Cateringactiviteiten

0,5

1,4

Subsidieregelingen, cursussen en congressen

1,1

1,2

Bijdrage aan studentenvoorzieningen

0,4

0,3

Doorberekende energie

1,1

1,1

Omzet resultaatprojecten

3,2

3,2

Dienstverlening, doelsubsidie, leermiddelen

10,5 Totaal

8,8 16,8

16,0

23,3

21,3

De inkomsten uit verhuur van het onroerend goed bedroegen € 6,0 miljoen en hebben betrekking op de verhuur van (hotel)-accommodatie van gelieerde instellingen en verhuur van UTgebouwen. Onder de overige opbrengsten (€ 16,8 miljoen) zijn verantwoord inkomsten verkregen uit dienstverlening aan derden, zoals de exploitatie van de kantines en bedrijfsrestaurants (€ 0,5 miljoen), subsidieregelingen waaronder WBSO (€ 0,6 miljoen) en inkomsten uit cursussen en congressen (€ 0,5 miljoen). De bijdragen van studenten, medewerkers en derden aan de voorzieningen voor sport en cultuur bedroegen € 0,4 miljoen. De aan derden doorberekende energiekosten bedroegen € 1,1 miljoen. De inkomsten uit bestemmingsfondsen, detacheringen,

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 113/170


inzet van restcapaciteit en incidentele opdrachten ten behoeve van derden zijn in overeenstemming met de OCenW-Richtlijn Jaarverslaggeving verantwoord onder de omzet resultaatprojecten. De resterende opbrengsten hebben betrekking op inkomsten van de gelieerde instellingen en overige opbrengsten, voor zover niet toegerekend aan inkomsten uit werk in opdracht van derden. LASTEN IN MILJOENEN EURO’S (M€)

BEGROTING 2009

Personele lasten Overige lasten Totaal van de lasten

REALISATIE 2009

191,2 (66%)

198,0 (64%)

97,1 (34%)

111,4 (36%)

288,3

309,4

REALISATIE 2008

175,1 (64%) 99,5 (36%) 274,6

De personele lasten stegen met € 22,9 miljoen ofwel 13% tot € 198 miljoen. In de onderstaande tabel wordt de stijging nader gespecificeerd. PERSONELE LASTEN IN MILJOENEN EURO’S (M€)

Lonen en salarissen

REALISATIE 2009

REALISATIE 2008

MUTATIE

145,8

130,0

15,8

Sociale lasten

10,1

8,7

1,4

Pensioenpremies

24,4

21,0

3,4

Mutatie personele voorzieningen

1,7

2,6

-/- 0,9

Overige personele lasten

9,5

7,5

2,0

Uitzendkrachten en declaranten

6,5

5,3

1,2

198,0

175,1

22,9

Totaal

De lonen en salarissen zijn sterk gestegen door toename van het aantal personeelsleden. De gemiddelde personeelsbezetting nam in 2009 toe met 176 fte’s. Dit heeft een effect van € 7,8 miljoen op de exploitatie. Door CAO-wijzigingen en de reguliere periodieke verhogingen namen de lasten verder toe met € 2,8 miljoen. Verhoging van de eindejaarsuitkering leidde tot een extra last van € 2,8 miljoen. De pseudo-ww-premie is met ingang van 2009 vervallen; voor de UT is hiermee een bedrag gemoeid van € 1,7 miljoen. Via de Rijksbijdrage is de UT hiervoor gecompenseerd. De invoering van de keuzebonus in het kader van de besteding van de arbeidsvoorwaardengelden bedroeg € 1,3 miljoen. De toename van het aantal personeelsleden leidt daarnaast tot een stijging van de sociale lasten. Dit betreft met name de premie zorgverzekeringwet en UFO-premie (+ € 0,9 miljoen). Ook werd er een groter beroep gedaan op de wachtgeldregeling. Deze nam in 2009 met € 0,5 miljoen toe tot € 1,3 miljoen. Door wijzigingen in de loonsom en een premiestijging van 1% in 2009 zijn de pensioenlasten met € 3,4 miljoen gestegen tot € 24,4 miljoen. De overige lasten stegen met een bedrag van € 11,9 miljoen tot € 111,4 miljoen, een stijging van bijna 12%. OVERIGE LASTEN IN MILJOENEN EURO’S (M€)

REALISATIE 2009

REALISATIE 2008

MUTATIE

Afschrijvingen

15,3

16,8

Huisvestingslasten

19,7

18,6

1,1

Overige instellingslasten

76,4

64,1

12,3

111,4

99,5

11,9

Totaal

-/- 1,5

Afschrijvingen Doordat de economische levensduur van enkele gebouwen in 2009 werd bereikt, daalden de afschrijvingen op gebouwen en terreinen met € 2,2 miljoen tot € 10,2 miljoen. In het boekjaar 2009 werd voor € 12,7 miljoen aan nieuwe gebouwen en infrastructuur opgeleverd en in gebruik genomen. De afschrijving op apparatuur en inventaris bedroeg € 5,1 miljoen (2008: € 4,4 miljoen). In het boekjaar 2009 werd voor een bedrag van € 8,4 miljoen geïnvesteerd (2008: € 6,3 miljoen).

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 114/170


De huisvestingslasten bedragen € 19,7 miljoen en zijn als volgt te specificeren. HUISVESTINGSLASTEN IN MILJOENEN EURO’S (M€)

REALISATIE 2009

REALISATIE 2008

Huur

2,6

Onderhoud gebouwen

9,6

9,2

Energie

6,4

6,4

Heffingen en belastingen Totaal

2,0

1,1

1,0

19,7

18,6

De huur van gebouwen betreft voornamelijk de studentenhuisvesting van ITC en de tijdelijke huisvesting van de faculteit Management en Bestuur en Innovation Lab op het Kennispark Twente te Enschede. Het onderhoud aan gebouwen en infrastructuur steeg van € 9,2 miljoen tot € 9,6 miljoen. De kosten hebben betrekking op het technisch onderhoud – de instandhouding van de gebouwen – en schoonmaakkosten. De uitgaven voor energie bleven in het verslagjaar op het niveau van het voorgaande jaar. In totaal werd € 6,4 miljoen besteed. De toename van het verbruik kon geheel worden gecompenseerd door lagere tarieven. De heffingen betreffen in hoofdzaak de onroerend-zaakbelasting. In 2009 werd € 1,0 miljoen betaald, wat in de lijn ligt van het voorgaande jaar. De overige instellingslasten bedroegen € 76,4 miljoen en zijn als volgt te specificeren. OVERIGE INSTELLINGSLASTEN IN MILJOENEN EURO’S (M€)

REALISATIE 2009

Administratie- en beheerslasten

REALISATIE 2008

16,6

13,0

Inventaris en apparatuur

7,6

5,8

Dotatie overige voorzieningen

1,7

1,3

Overige:  Dotatie investeringsbijdragen

1,8

0,9

Boeken en tijdschriften

2,9

2,8

Grondstoffen en materialen

9,7

9,8

Overige kosten gelieerde instellingen

12,2

9,3

Reis- en verblijfkosten

Uitbesteed Werk

 

7,4

6,9

12,0

9,5

UTS-beurzen

0,7

1,2

Huur en onderhoud apparatuur

3,8 Totaal

3,6 50,5

44,0

76,4

64,1

De administratie- en beheerslasten bedroegen in totaal € 16,6 miljoen (2008: € 13,0 miljoen). Aan bestuur-, vergader- en representatiekosten werd € 4,1 miljoen besteed. Het merendeel van overige kosten bestond uit kosten ten behoeve van publiciteitscampagnes (14%), licentiekosten (21%), verzekeringspremies (6%) en introductie- en cursuskosten (5%), alsmede uitgaven verantwoord onder het hoofd bijdragen, subsidies en lidmaatschappen voor een bedrag van € 4,7 miljoen en advieskosten voor een bedrag van € 2,5 miljoen. De aanschaf van inventaris en apparatuur (< € 2.500 per eenheid) ten laste van de exploitatie bedroeg € 7,6 miljoen en lag daarmee beduidend hoger dan het niveau van 2008 (€ 5,8 miljoen). Het aandeel van de tweede- en derde-geldstroom aanschaffingen in het totaalbedrag van € 7,6 miljoen bedroeg € 5,2 miljoen. Uit de eerste-geldstroom werd € 2,4 miljoen geïnvesteerd. Hieruit mag de conclusie worden getrokken dat de faculteiten voor een belangrijk deel voor de instandhouding van de infrastructuur aangewezen zijn op inkomsten van derden. De dotatie aan de overige voorzieningen bedroeg € 1,7 miljoen (2008: € 1,3 miljoen). In 2009 werd gedoteerd aan de afstudeerregelingen, voorziening milieurisico’s en de voorziening Pemba

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 115/170


(eigen risico WIA). Bij de bepaling van de mutaties is rekening gehouden met de kans op toekenning van een uitkering. De overige lasten kwamen uit op € 50,5 miljoen (2008: € 44 miljoen). In het verslagjaar is € 0,8 miljoen uit de ontvangen IVH-enveloppegelden van OC&W en een bijdrage van € 1,0 miljoen van de provincie Overijssel toegevoegd aan de vooruitontvangen investeringsbijdragen. Het saldo van de vooruitontvangen investeringssubsidies (ultimo 2009: € 30,6 miljoen) is in de jaarrekening in mindering gebracht op de materiële vaste activa. De kosten van grondstoffen, technische materialen, administratieve hulpmiddelen en drukwerk bedroegen € 9,7 miljoen (2008: € 9,8 miljoen). De overige kosten van gelieerde ondernemingen (€ 12,2 miljoen) betreffen in hoofdzaak veldwerkkosten en materiële lasten betrekking hebbende op projectactiviteiten. De reis- en verblijfkosten zijn met een bedrag van € 7,4 miljoen in lijn met het voorgaande jaar. De kosten voor uitbesteed werk bedroegen € 12,0 miljoen (2008: € 9,5 miljoen). Een deel van deze kosten (€ 2,0 miljoen) wordt toegerekend aan de exploitatie werk in opdracht van derden en wordt doorberekend aan de opdrachtgevers. Onder de UTS-beurzen zijn in 2009 de kosten verantwoord van het University Twente Scholarship programma voor buitenlandse studenten. De post huur en onderhoud apparatuur sluit met een totaal van € 3,8 miljoen (2008: € 3,6 miljoen). Het leeuwendeel van de kosten heeft betrekking op onderhoud en reparatie en ict-kosten. 1.4 Kasstroom en investeringen De kasstroom uit operationele activiteiten wordt veroorzaakt door het resultaat (-/- € 0,2 miljoen) exclusief rentelasten, de afschrijvingen (€ 15,3 miljoen), de mutatie in de voorzieningen (-/- € 0,1 miljoen), een toename van de vorderingen met € 0,7 miljoen, een toename van de schulden (€ 15,1 miljoen) alsmede door de kasstroom uit bedrijfsoperaties (saldo betaalde rente) ad € 4,1 miljoen. De investeringen in gebouwen bedroegen € 74,3 miljoen. In apparatuur en niet-primaire activa werd € 8,5 miljoen geïnvesteerd. De investeringen zijn voor een bedrag van € 3,4 miljoen ten laste gebracht van de vooruitvangen investeringssubsidies. De investeringen in financieel vaste activa namen toe met € 1,0 miljoen en hebben betrekking op een toename van de overige deelnemingen en langlopende leningen u/g. De kasstroom uit financieringsactiviteiten betreft de opname van € 49,3 miljoen kasgeld uit het financieringsarrangement met de ABN/ AMRO Bank. KASSTROOMOVERZICHT IN MILJOENEN EURO’S (M€)

Kasstroom uit: Operationele activiteiten Investeringsactiviteiten Financierings- en overige activiteiten Toe- resp. afname van de kasstroom

JAARVERSLAG 2009

REALISATIE 2009

REALISATIE 2008

25,3

25,2

-72,9

-/- 74,7

49,3

23,8

1,7

-/- 25,7

PAGINA 116/170


1.5 Eigen vermogen / reserves De staat van baten en lasten sluit met een tekort van € 4,3 miljoen. In overeenstemming met de Richtlijn Jaarverslag Onderwijs is het tekort in mindering gebracht op het eigen vermogen. Ultimo 2009 bedroeg dit € 166,5 miljoen (2008: € 170,8 miljoen). Hierbij moet worden aangetekend dat € 27,4 miljoen (2008: € 25,1 miljoen) betrekking heeft op geconsolideerde rechtspersonen. Het minderheidsbelang derden bedroeg nihil. FINANCIERINGSSTRUCTUUR IN MILJOENEN EURO’S

REALISATIE 2009

REALISATIE 2008

(M€)

Eigen Vermogen

166,5

(41,9%)

170,8

(50,6%)

17,3

(4,4%)

17,4

(5,2%)

Schulden

213,6

(53,7%)

149,2

(44,2%)

Totaal

397,4

Voorzieningen

337,4

1.6 Ontwikkeling kengetallen De solvabiliteit, uitgedrukt als de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen bedroeg 0,42 (2008: 0,51). Het eigen vermogen en de voorzieningen uitgedrukt in een percentage van het totale vermogen bedroeg ultimo 2009 46 % (2008: 56%). De current ratio, de verhouding tussen vlottende activa en kortlopende schulden, bedroeg 0,71 (2008: 0,78). Het werkkapitaal (vlottende activa min vlottende passiva) nam af met € 12,7 miljoen tot -/- € 38,2 miljoen (2008: -/- € 25,5 miljoen), door toename van de vlottende activa met € 2,4 miljoen, (te weten: liquide middelen en effecten + € 1,7 miljoen, een toename van de vorderingen € 0,7 miljoen en een toename van de kortlopende schulden met € 15,1 miljoen). De begrippen solvabiliteit en current ratio spelen in de beoordeling van het weerstandsvermogen van de instelling een belangrijke rol. Wijzigingen in de kengetallen worden met name veroorzaakt door investeringen, resultaat en financiering. De kredietfaciliteit van de universiteit in het kader van het financieringsarrangement bedraagt € 171 miljoen; ultimo 2009 werd voor een bedrag van € 74,5 miljoen een beroep gedaan op deze faciliteit. 1.7 Huisvesting en Vastgoed De vastgoedontwikkeling is gericht op het faciliteren van onderwijs en onderzoek, rekening houdend met de effecten van de ontwikkeling van wet- en regelgeving op het gebied van arbo, milieu en veiligheid en het convenant met de Gemeente Enschede. De universiteit is in 1998 gestart met een omvangrijk renovatie- en nieuwbouwtraject als gevolg van de omstandigheid dat voldaan moest worden aan de voorwaarden zoals geformuleerd in het met de Gemeente Enschede afgesloten Convenant Bouwen, Milieu en Brandveiligheid. Het bouw- en renovatietraject beslaat een periode van in totaal 13 jaar en nadert zijn voltooiing in het komende jaar. De totale investeringskosten belopen € 283 miljoen. In aansluiting op het lopende bouw- en renovatietraject zijn voor de periode 2010-2014 aanvullende bouwprojecten gedefinieerd ten einde de huisvesting ten behoeve van het primaire proces optimaal af te stemmen op de huidige eisen voor onderwijs en onderzoek alsmede op de groeiende vraag naar ruimte voor huisvesting van de medewerkers. De investeringen worden geraamd op ca. € 54,0 miljoen. Naast de investeringen in gebouwen vraagt ook de inrichting van laboratoria en onderwijsruimten een permanente aanpassing aan de zich snel veranderende omgeving. De totale kosten die samenhangen met de instandhouding van het vastgoed zijn hoog en stellen de universiteit voor een zware opgave. Afschrijvingskosten en rentelasten zullen sterk toenemen, wat zal leiden tot een verzwaring van de jaarlijkse exploitatielasten.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 117/170


1.8

Vastgoed en Financiering

IN MILJOENEN EURO’S (M€)

T/M 2009

2010

Investeringen gebouwen

267

2

Investeringen infrastructuur

11

3

Totaal VGP 1998-2010

278

5

Investering gebouwen *

4

13

2011*

2012*

2013*

2014*

2015*

2016*

6

8

10

2

5

5

2

5

5

Investering infrastructuur * Totaal VGP 2009 – 2014

01 4

13

6

8

11

* voorlopige prognose vastgoedplan 2009 - 2014 en volgende jaren

De investeringen tot en met 2009 zijn voor een belangrijk deel met eigen middelen gefinancierd. Ultimo 2009 is een bedrag van € 74,5 miljoen uit het financieringsarrangement aangesproken. 1.9 Liquiditeitspositie Met de invoering van de integrale verantwoordelijkheid huisvesting (IVH) is het economisch eigendom van de gebouwen overgegaan naar de universiteit. De bekostiging door het Rijk bestaat uit een jaarlijkse IVH-bijdrage en de zgn. enveloppe-gelden en dient ter dekking van afschrijving en rentelasten zodra de universiteit een beroep moet doen op de kapitaalmarkt. Duidelijk is dat de IVH-bijdrage als component in de Rijksbijdrage onvoldoende is om de afschrijving en rentekosten te dekken en dat additionele middelen uit de normatieve toewijzing hiervoor moeten worden aangewend. Aan enige vorm van reservering voor toekomstige investeringen kan thans nog onvoldoende invulling worden gegeven. Voor de financiering van het vastgoed is met het Ministerie van Financiën in het kader van het schatkistbankieren een kredietfaciliteit overeengekomen die ook voor de langere termijn voorziet in voldoende middelen om de dagelijkse gang ongestoord doorgang te laten vinden. Op basis van de meest recente meerjarenplanning gebaseerd op de meerjarenbegroting en de investeringen ziet de kapitaalbehoefte er als volgt uit: KAPITAALBEHOEFTE IN MILJOENEN EURO’S (M€)

2009

2010*

2011*

2012*

2013*

2014*

2015*

Saldo opgenomen lening

74,5

136,8

138,8

133,8

128,8

108,8

88,8

* vanaf 1 januari 2010 inclusief ITC

Om het renterisico in belangrijke mate af te dekken wordt gebruik gemaakt van rentederivaten. Door gewijzigde fasering in de uitvoering van vastgoedinvesteringen zal geen beroep op de volledige kredietfaciliteit worden gedaan. Ultimo 2009 werd voor een bedrag van € 74,5 miljoen aan kasgeldleningen aangetrokken binnen het financieringsarrangement van de huisbankier. Met ingang van 1 januari 2010 is de UT overgegaan op schatkistbankieren bij het Ministerie van Financiën en worden alle geldstromen via de Rijksoverheid geleid. 1.10 Vermogenspositie Gegeven de bijzondere verantwoordelijkheid die de Universiteit Twente heeft voor het ontwerpen en implementeren van een voldoende breed gevormd kennispotentieel op de bèta- en technieksector ontwikkelt de universiteit zich tot een instituut dat zowel nationaal als internationaal krachtig en slagvaardig kan opereren. Belangrijke randvoorwaarden voor deze positie zijn een afgewogen financieel beleid, een modern HRM-beleid en adequate huisvesting en facilitering. Door de zelfstandigheid die de universiteiten reeds jaren hebben zijn de bedrijfsrisico’s van de universiteit toegenomen, hetgeen de vraag opwerpt hoeveel eigen vermogen en liquiditeit de universiteit nodig heeft voor een gezonde en stabiele bedrijfsvoering. In dit licht bezien is ook de verhouding tussen de centraal en decentraal aangehouden reserves nader bezien ten einde een optimale aanwending van het vermogen te waarborgen. Het totale vermogen dient dan als buffer voor de financiering van activa (financieringsfunctie) en voor het opvangen van risico’s (weerstandsvermogen).

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 118/170


Een te sterk beroep op de reserve tast het weerstandsvermogen en de financieringsfunctie aan. Gezien de huidige stand van de reserves in relatie tot de voorgenomen investeringen in het primaire proces en onroerend goed is dit een punt van voortdurende aandacht. Op dit moment worden initiatieven ontwikkeld om de investeringen in het primaire proces een extra impuls te geven door sterk in te zetten op onderwijsvernieuwing, internationalisering en verdere intensivering van excellent onderzoek. De plannen zijn geconcretiseerd in de beleidsagenda RoUTe’14. Op basis van dit uitgangspunt ontwikkelt het eigen vermogen van de universiteit zich als volgt: EIGEN VERMOGEN IN MILJOENEN EURO’S (M€)

Eigen Vermogen ultimo jaar

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

166,5

157,9

151,6

150,3

153,6

160,8

169,4

1.11 Deelnemingen De universiteit heeft op basis van haar missie en profiel een beleid ontwikkeld dat gericht is op het omzetten van kennis in bedrijvigheid, het stimuleren van ondernemerschap bij medewerkers en studenten en het realiseren van het Kennispark Twente. Dit driesporenbeleid maakt tevens duidelijk dat in de visie van de universiteit kennisvalorisatie nadrukkelijk meer is dan het realiseren van spin-offs. In het boekjaar 2009 is besloten deel te nemen in de onderstaande vennootschappen: Recore Systems B.V. (6,2%) ■ Medisse B.V. (6,4%) ■ Security Matters Holding B.V. (22%) ■ Het belang in Senzair B.V. is verhoogd van 11% naar 13%. De exploitatieresultaten van de deelnemingen en verbonden partijen samen vertoonden over 2009 een overschot van € 2,2 miljoen (2008: € 1,2 miljoen). Een overzicht van de deelnemingen is op pagina 159 van dit verslag opgenomen.

1.12 Liquiditeit en beleggingen Het beheersen van de in- en uitgaande geldstromen neemt een belangrijke plaats in. Het liquiditeitsplan dat hieruit voortvloeit, wordt voortdurend afgestemd op de geprognosticeerde resultaten en de geplande investeringen. In het treasurystatuut is een gedragscode vastgelegd met betrekking tot het te voeren treasurybeleid. Het statuut is mede gebaseerd op de aanschrijvingen van de minister van OC&W “Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek”. In 2009 is conform het treasurystatuut gehandeld. Beleggingsmix Universiteit Twente (inclusief gelieerde instellingen) BELEGGINGSSTATUUT

ULTIMO 2009

ULTIMO 2008

Liquiditeiten

50 %

99 %

Obligaties

35 %

-

-

Overige *

15 %

1%

1%

100 %

100%

100 %

Totaal

99 %

* Bij deze beleggingsvorm is de hoofdsom gegarandeerd. 1.13 Implementatie risicomanagement en in control statement In 2009 zijn de nodige stappen gezet in het bewustwordings- en leerproces ten aanzien van de implementatie van het risicomanagement binnen de UT. Inmiddels zijn alle organisatie-eenheden betrokken bij dit proces en is het risicomanagement onderwerp van gesprek én rapportages tijdens de geijkte momenten in de Planning & Controlcyclus.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 119/170


In het najaar 2009 heeft een extern onderzoek naar de opzet en werking van het risicomanagementproces binnen de UT uitgewezen dat: de UT voorloper is qua risicomanagement in de publieke sector (zeker in benchmark met ■ overige universiteiten), en de UT een goede aanzet heeft gegeven tot het implementeren van risicomanagement. ■ Tevens zijn waardevolle aanbevelingen en verbetersuggesties gedaan. Met de volgende fase, het leggen van de koppeling met missie en strategie, wordt het leer- en bewustwordingsproces afgesloten. De UT is daarmee uitstekend op weg, maar dit betekent nog niet dat daarmee op voorhand gesteld kan worden dat ook een integraal risicomanagement is geïmplementeerd dat de toets van het “in control statement”3 kan doorstaan. De risicovolwassenheidstoets4 kent de volgende gradaties van risicovolwassenheid binnen een organisatie. 17) 18) 19) 20) 21)

Excellent: Volwassen: Basic: Informeel: Fragmentarisch:

Risicomanagement is een strategische tool. Risicomanagement is vervat in een management proces. De basis van Risicomanagement is op orde. Risicomanagement is aanwezig maar niet geborgd. Er is geen of een onvolledige vorm van risicomanagement.

Na een goede afronding van de in 2010 te doorlopen fase benadert de UT het niveau van volwassenheid en kan zij, wat risicomanagement betreft, klaar zijn voor een in control statement. 1.14 Financiering private activiteiten met publieke middelen Als privaat worden aangemerkt die activiteiten, die geen rechtstreekse relatie hebben met de kernactiviteiten van de universiteit, onderwijs, onderzoek alsmede kennisvalorisatie of de universitaire gemeenschap in ruime zin. Inzet van restcapaciteit wordt niet aangemerkt als een private activiteit. Immers, als eenmaal de keuze is gemaakt voor een bepaalde wijze van organiseren, is de inzet van deze restcapaciteit geen doel op zich, maar een afgeleide van de situatie. Het rendabel maken van de restcapaciteit − tegen de integrale kostprijs − wordt niet gezien als een private activiteit. De universiteit besteedt geen middelen uit de Rijksbijdrage aan private activiteiten, behoudens aan activiteiten in het kader van kennisvalorisatie. 1.15 Vooruitzichten De universiteit bevindt zich in een periode van investeren gericht op versterking van haar positie. In financiële zin wordt de exploitatie van de universiteit het komende jaar beïnvloed door de noodzakelijke investeringen in de huisvesting en de daarmee samenhangende externe financiering en implementatie van voorgenomen bezuinigingen ten einde een gezonde financiële basis te leggen voor de toekomst. Voorts is nog onduidelijk welke effecten de voorstellen van de Minister met betrekking tot de bekostiging van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek zullen hebben op de omvang van de begroting in de komende jaren. De organisatorische veranderingen en de voorgenomen investeringen in het primaire proces maken het noodzakelijk een periodieke update te geven van het financiële kader voor de middellange termijn, waarin alle beleidsvoornemens in financiële zin zijn vertaald. De noodzaak van eigen inkomsten uit contractonderwijs en -onderzoek blijft aanwezig. Aangezien veel inkomsten met eigen middelen aangevuld moeten worden, is dit tevens een bron van zorg. Het Vastgoedplan 1998-2010 zal volgens plan in 2010 zijn uitgevoerd. Een verdere

3

Conform richtlijnen jaarverslaggeving RJ 660 waarin het CvB m.i.v. 2012 verklaart dat zij “in control” is.

4

Een gehanteerde “in control”-toets dat inzicht geeft in de risicovolwassenheid van de organisatie. De toets richt zich op

de wijze waarop de universiteit omgaat met de strategische risico’s en het daaraan gerelateerde risicomanagement.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 120/170


invulling van de investeringsbehoefte tot en met 2014 is in beeld gebracht en wordt ter goedkeuring en instemming voorgelegd. De UT levert voortdurend inspanningen om haar vooraanstaande plaats in het nationaal en internationaal wetenschappelijk onderwijs en onderzoek te verstevigen. Zij zal daarvoor de nodige investeringen plegen. De organisatie zal voor een grote uitdaging staan. De integratie per 1 januari 2010 van het ITC International Institute for Geo-Information Science en Earth Observation te Enschede als zesde faculteit van de universiteit is in volle gang. Gegeven het specifieke karakter van de bedrijfsprocessen van het instituut zal een grote omslag gemaakt moeten worden in de administratieve organisatie en zullen systemen en processen herontwikkeld moeten worden ten einde de continuĂŻteit in de bedrijfsvoering te waarborgen. Voor de aandachtsvelden personeel, financiĂŤn en bedrijfsvoering zijn projectgroepen ingesteld. De intensieve samenwerking op de onderscheiden terreinen biedt een goed perspectief dat dit proces met succes zijn beslag zal krijgen.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 121/170


1.16 Begroting 20105 Voor het begrotingsjaar 2010 wordt een tekort van € 9,4 miljoen voorzien. BEGROTING 2010 (BEDRAGEN IN M€)

BEGROTING 2010

REALISATIE 2009

REALISATIE 2008

Baten Rijksbijdrage OC&W

188,5

193,0

180,4

Collegegelden

14,4

15,7

14,6

Baten werk in opdracht van derden

81,5

77,2

62,8

Overige baten

18,9

23,3

21,3

Totaal baten Lasten Personele lasten

303,3

309,2

279,1

200,6

198,0

175,1

Afschrijvingen

14,2

15,3

16,8

Huisvestingslasten

24,6

19,7

18,6

Overige instellingslasten

67,3

76,4

64,1

Totaal lasten

306,7

309,4

274,6

Saldo baten en lasten

-/- 3,4

-/- 0,2

4,5

Saldo financiële baten en lasten

-/- 6,0

-/- 4,1

0,3

Resultaat uit gewone bedrijfsvoering

-/-9,4

-/- 4,3

4,8

0,0

0,0

0,1

-/-9,4

-/- 4,3

4,9

Resultaat deelnemingen Nettoresultaat

De begroting 2010 vermeldt het resultaat exclusief de gelieerde instellingen.

5

Overeenkomstig RJ660, artikel 405

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 122/170


1.17

Vijf jaren Universiteit Twente 2005-2009

GELDBEDRAGEN IN MILJOENEN EURO’S (M€)

2009

2008

2007*

2006

2005

Exploitatiegegevens Netto Rijksbijdrage

193,0

180,4

173,7

168,3

162,9

Onderwijsbijdrage

15,7

14,6

14,0

13,1

12,2

Omzet Werk voor Derden / Mutaties Onderhanden Werk

77,2

62,8

66,4

65,0

63,8

Overige baten

23,3

21,3

27,4

22,6

27,8

Personele Lasten

198,0

175,1

167,4

156,4

169,2

Overige Lasten

111,4

99,5

104,4

95,0

91,4

Saldo financiële baten en lasten

-/-4,1

0,3

1,9

0,7

1,6

Exploitatie-uitkomsten

-/-4,3

4,9

11,7

17,6

6,1

Balansgegevens Eigen vermogen in:  Algemene reserve incl. egalisatierekening

166,5

170,8

162,1

178,4

153,3

Voorzieningen

17,3

17,4

19,4

18,4

25,0

Vreemd vermogen lang

83,5

34,2

10,5

13,0

15,5

Vreemd vermogen kort

130,1

115,0

103,4

95,7

94,9

Vaste Activa

305,5

247,9

190,0

203,1

181,4

91,9

89,5

105,4

102,4

107,3

Werkkapitaal

-/- 38,2

-/- 25,5

2,0

6,7

12,4

Current Ratio

0,7

0,8

1,0

1,1

1,1

0,42

0,51

0,55

0,49

0,46

Aantal personeelsleden

3358

3149

2958

2984

3062

Aantal fte’s

2941

2733

2618

2603

2681

Vlottende Activa

Solvabiliteit Enkele andere gegevens

* aangepast voor vergelijkingsdoeleinden

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 123/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 124/170


2 2.1

JAARREKENING 2009 Geconsolideerde Balans per 31 december 2009

ACTIVA

31-12-2009 (IN M€)

31-12-2008 (IN M€)

Vaste activa Materiële vaste activa

300,7

244,1

Financiële vaste activa

4,8

Totaal vaste activa Vlottende activa Voorraden Vorderingen Effecten Liquide middelen

3,8 305,5

247,9

0,4

0,4

74,8

74,1

0,2

0,2

16,5

14,8

Totaal vlottende activa Totaal activa

91,9

89,5

397,4

337,4

PASSIVA

31-12-2009 (IN M€)

31-12-2008 (IN M€)

Eigen vermogen

166,5

170,8

Voorzieningen

17,3

17,4

Langlopende schulden

83,5

34,2

Kortlopende schulden

130,1

115,0

Totaal passiva

JAARVERSLAG 2009

397,4

337,4

PAGINA 125/170


2.2

Geconsolideerde Staat van baten en lasten over 2009 REALISATIE 2009 (IN M€)

BEGROTING 2009** (IN M€)

REALISATIE 2008 (IN M€)

Baten Rijksbijdragen

193,0

182,6

180,4

Collegegelden

15,7

17,0

14,6

Baten werk in opdracht van derden

77,2

69,4

62,8

Overige baten

23,3

17,5

21,3

Totaal baten Lasten Personeelslasten

309,2

286,5

279,1

198,0

191,2

175,1

Afschrijvingen

15,3

13,7

16,8

Huisvestingslasten

19,7

25,7

18,6

Overige lasten

76,4

57,7

Totaal lasten Saldo baten en lasten

64,1

309,4

288,3

274,6

-0,2

-1,8

4,5

Saldo financiële baten en lasten

-4,1

-2,4

0,3

Resultaat uit gewone bedrijfsvoering

-4,3

-4,2

4,8

Resultaat deelnemingen

0,0

Nettoresultaat

-4,3

0,1 -4,2

4,9

Toerekenbaar aan: Aandeel UT in het resultaat

-4,1

Minderheidsbelang derden in het resultaat

-0,2

5,0 0,1 -4,3

4,9

** Begrotingcijfers zijn inclusief ITC

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 126/170


2.3

Geconsolideerd Kasstroomoverzicht 2009 2009 (IN M€)

2008 (IN M€)

Kasstroom uit operationele activiteiten Resultaat (exclusief rentebaten en -lasten) Aanpassingen voor:  afschrijvingen 

mutatie vermogen (stelselwijziging WvD)

mutaties voorzieningen

0,215,3-

4,516,8-

-

3,6-

0,1-

2,015,2-

Veranderingen in vlottende middelen:  vorderingen 

schulden

0,715,1-

18,49,8-

-

11,8-

14,4 Kasstroom uit bedrijfsoperaties:  Ontvangen interest 

Betaalde interest

2,0

0,6-

1,2-

4,7-

0,9-

Totaal kasstroom uit operationele activiteiten

-

4,1-

0,3-

25,3-

25,2-

Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen in materiële vaste activa

74,8-

74,8-

Desinvesteringen in materiële vaste activa

2,9-

0,4-

Mutaties leningen

0,3-

0,3-

Mutaties deelnemingen

0,6-

-

Overige investeringen in financiële vaste activa

0,1-

Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten

72,9-

74,7-

Kasstroom uit financieringsactiviteiten Nieuw opgenomen leningen Aflossingen langlopende schulden Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten Mutatie liquide middelen

49,3-

24,5-

-

0,749,3-

23,8-

1,7-

-25,7-

2.4 Toelichting behorende tot de geconsolideerde jaarrekening 2009 De Universiteit Twente is een publiekrechtelijk lichaam, ingesteld bij Wet van 23 november 1961 tot wijziging van artikel 15 van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs. De kernactiviteiten van de universiteit bestaan uit wetenschappelijk onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie. De jaarrekening is opgesteld volgens de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. In deze regeling is bepaald dat de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (in het bijzonder RJ 660 Onderwijsinstellingen) van toepassing zijn met inachtneming van de daarin aangeduide uitzonderingen. Toepassing van artikel 402 Boek 2 BW De financiële gegevens van de universiteit zijn in de geconsolideerde jaarrekening verwerkt. Derhalve vermeldt de staat van baten en lasten conform artikel 402 Boek 2 BW slechts het aandeel in het resultaat van organisaties waarin wordt deelgenomen na belastingen en het overige resultaat na belastingen.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 127/170


2.5

Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling

Algemeen Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar de organisatie zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten. Alle activa en passiva luidende in vreemde valuta zijn omgerekend tegen de ultimo boekjaar geldende wisselkoersen. De koersverschillen welke gedurende het jaar optreden worden ten gunste respectievelijk ten laste van de exploitatierekening gebracht. De balans geeft het vermogen weer zoals het is samengesteld na de verwerking van de bestemming van het resultaat. De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Grondslagen van de consolidatie In de geconsolideerde balans en exploitatierekening zijn de Universiteit Twente en haar dochtermaatschappijen: ITC International Institute for Geo-Information Science and earth Observation te Enschede ■ DOG Drienerbeek Onroerend Goed Exploitatiemaatschappij B.V. te Enschede, ■ HTT Holding Technopolis Twente B.V. te Enschede en haar dochterondernemingen ■ volledig geconsolideerd opgenomen. In dochtermaatschappij UT International Ventures Holding B.V. is een minderheidsbelang van 40%. De geconsolideerde jaarrekening omvat de financiële gegevens van de universiteit en haar groepmaatschappijen en andere rechtspersonen waarop overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend dan wel waarover de centrale leiding bestaat. Groepsmaatschappijen zijn deelnemingen waarin de universiteit een meerderheidsbelang heeft, of waarin op een andere wijze een beleidsbepalende invloed kan worden uitgeoefend. Participaties die worden aangehouden om ze te vervreemden worden niet geconsolideerd. Nieuw verworven deelnemingen worden in de consolidatie betrokken vanaf het tijdstip waarop beleidsbepalende invloed kan worden uitgeoefend. Afgestoten deelnemingen worden in de consolidatie betrokken tot het tijdstip van beëindiging van deze invloed. In de geconsolideerde jaarrekening zijn de onderlinge schulden, vorderingen en transacties geëlimineerd, evenals de binnen de Groep gemaakte winsten. De groepsmaatschappijen zijn integraal geconsolideerd, waarbij het minderheidsbelang van derden afzonderlijk tot uitdrukking is gebracht. Rapporteringsvaluta De bedragen in de jaarrekening zijn in miljoen euro’s vermeld, tenzij anders aangegeven. Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de jaarlijkse afschrijving op basis van de geschatte economische levensduur, eventueel ontvangen IPR-premie of investeringssubsidies en waardeverminderingen. De

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 128/170


afschrijvingen worden lineair berekend als een percentage over de verkrijgings- of vervaardigingsprijs volgens de componentenmethode. Als afschrijvingsduur wordt gehanteerd: Gebouwen Casco ■ Afbouw ■ Inbouw ■ Technische installaties ■ Terreinontwikkeling ■

60 jaar 30 jaar 15 jaar 15 jaar 30 jaar

Onderhoudsuitgaven worden slechts geactiveerd indien ze de gebruiksduur verlengen. De aankoop van de woningen is gebaseerd op het taxatierapport van de Rijksdienst der Domeinen. De doorverkoop aan de bewoners geschiedde tegen een hogere waarde. Als waarderingsgrondslag voor de woningen is gekozen voor de hogere getaxeerde opbrengstwaarde. Projecten in uitvoering zijn gewaardeerd op de verkrijgingsprijs. Als activeringsgrens voor apparatuur en inventaris wordt € 2.500 aangehouden. Financiële vaste activa Deelnemingen waarin invloed van betekenis op het zakelijke en financiële beleid kan worden uitgeoefend, worden gewaardeerd volgens de vermogensmutatiemethode op basis van de nettovermogenswaarde. Bij de bepaling van de nettovermogenswaarde worden de waarderingsgrondslagen van de universiteit gehanteerd. Deelnemingen met een negatieve nettovermogenswaarde worden op nihil gewaardeerd. Wanneer de universiteit garant staat voor de schulden van de betreffende deelneming wordt een voorziening gevormd. Deze voorziening wordt primair ten laste van de vorderingen op deze deelneming gevormd en voor het overige onder de voorzieningen ter grootte van het aandeel in de door de deelneming geleden verliezen, dan wel voor de verwachte betalingen door de universiteit ten behoeve van deze deelneming. Deelnemingen waarin geen invloed van betekenis wordt uitgeoefend, worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of duurzaam lagere bedrijfswaarde. Leningen aan niet-geconsolideerde deelnemingen worden opgenomen tegen nominale waarde onder aftrek van noodzakelijk geachte waardeverminderingen. Voorraden De voorraden grond- en hulpstoffen worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele voorzieningen voor incourante voorraden. Werk in opdracht van derden Het werk in opdracht van derden heeft betrekking op tweede- en derde-geldstroomprojecten en is gewaardeerd op de integrale kosten, verminderd met de eventuele eigen bijdrage. De gedeclareerde termijnen die in relatie staan tot werk in opdracht van derden worden daarop in mindering gebracht. In de toelichting is een uitsplitsing gegeven van het saldo van onderhanden projecten in enerzijds een positief bedrag betreffende de contracten waarvan de waarde van het verrichte werk de gedeclareerde termijn overtreft en anderzijds een negatief bedrag betreffende de contracten waarvan de gedeclareerde termijnen de waarde van het verrichte werk overtreft. Eventuele noodzakelijke voorzieningen uit hoofde van werk in opdracht van derden zijn in mindering gebracht op de balanspost vooruitgefactureerde en ontvangen termijnen Werk in opdracht van Derden. Vorderingen De vorderingen worden gewaardeerd bij de eerste verwerking tegen reële waarde en na eerste verwerking tegen geamortiseerde kostprijs, onder aftrek van een (eventueel) noodzakelijk geachte voorziening voor het risico van oninbaarheid.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 129/170


Effecten en liquide middelen De effecten zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, waarbij een hoofdsomgarantie is afgegeven. De liquide middelen zijn opgenomen voor de nominale waarde en staan ter vrije beschikking. Eigen vermogen Onder het eigen vermogen worden de algemene reserves, de bestemmingsreserves en de bestemmingsfondsen gepresenteerd. De algemene reserve bestaat uit de reserve die ter vrije beschikking staat van het Bestuur. Indien een beperktere bestedingsmogelijkheid door de universiteit is aangebracht, dan is het aldus afgezonderde deel van het eigen vermogen aangeduid als bestemmingsreserve. Indien de beperktere bestedingsmogelijkheid door derden is aangebracht, dan wordt dit deel aangemerkt als bestemmingsfonds. Voorts is binnen het eigen vermogen een onderscheid gemaakt naar publieke en private middelen. Voorzieningen Onder de voorzieningen worden de personele voorzieningen en de overige voorzieningen gepresenteerd. Tenzij anders aangegeven worden de voorzieningen opgenomen tegen de nominale waarde. Toevoegingen aan de voorzieningen vinden plaats ten laste van de staat van baten en lasten. Uitgaven vinden rechtstreeks plaats ten laste van de voorziening. Een voorziening in verband met verplichtingen als bedoeld in artikel 2:374 lid 1, eerste volzin BW wordt uitsluitend opgenomen indien op de balansdatum aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: c. de universiteit heeft een verplichting (in rechte afdwingbaar of feitelijk); d. het is waarschijnlijk dat voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen noodzakelijk is; en e. er kan een betrouwbare schatting worden gemaakt van de omvang van de verplichting. Langlopende schulden De langlopende schulden zijn opgenomen bij de eerste verwerking tegen de reële waarde en na eerste verwerking tegen de geamortiseerde kostprijs. De aflossingsverplichtingen in 2010 zijn verantwoord als kortlopende schulden. Kortlopende schulden Schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar worden aangeduid als kortlopend. Schulden worden niet gesaldeerd met activa. Schulden worden gewaardeerd bij de eerste verwerking tegen de reële waarde en na eerste verwerking tegen de geamortiseerde kostprijs. Overlopende passiva betreffen vooruitontvangen bedragen (waaronder geoormerkte bijdragen) en nog te betalen bedragen terzake van lasten die aan een verstreken periode zijn toegekend. Van bedragen die voor meerdere jaren beschikbaar zijn gesteld, wordt het nog niet bestede gedeelte op deze post aangehouden. Vrijval ten gunste van de staat van baten en lasten geschiedt naar rato van de besteding. Het saldo van projecten uit hoofde van werk in opdracht van derden leidt tot een vordering of een schuld op de balans. Het saldo wordt per project bepaald. Een eventueel noodzakelijke voorziening op een project uit hoofde van werk in opdracht van derden wordt gepresenteerd onder de voorziening verlieslatende contracten.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 130/170


Financiële instrumenten De financiële instrumenten bij de UT omvatten de in contracten besloten afgeleide financiële instrumenten (derivaten). Financiële instrumenten, inclusief de van de basiscontracten gescheiden afgeleide financiële instrumenten, worden bij de eerste opname verwerkt tegen reële waarde. Na de eerste opname worden financiële instrumenten op de hierna beschreven manier gewaardeerd. Hedge accounting De universiteit maakt gebruik van renteswaps om de renterisico’s af te dekken die voortvloeien uit de afgesloten leningen voor de financiering van het vastgoed. De universiteit past kostprijs hedge accounting toe teneinde de resultaten uit waardeveranderingen van de rente-swaps en de afgedekte schuld gelijktijdig in de winst- en verliesrekening te verwerken. De resultaten uit het niet-effectieve deel van de hedgerelatie worden in de winst- en verliesrekening opgenomen. Indien een rente-swap niet langer voldoet aan de voorwaarden voor hedge accounting, afloopt of wordt verkocht, wordt de afdekkingsrelatie beëindigd. De cumulatieve winst die, of het cumulatieve verlies dat nog niet in de winst- en verliesrekening was verwerkt wordt opgenomen als overlopende post in de balans totdat de verwachte transactie heeft plaatsgevonden. Indien de transactie naar verwachting niet meer plaatsvindt, wordt de cumulatieve winst of het cumulatieve verlies overgeboekt naar de winst- en verliesrekening. Personeelsbeloningen en pensioenen Voor de medewerkers van de universiteit is een pensioenregeling getroffen die kwalificeert als een toegezegde pensioenregeling. Deze pensioenregeling is ondergebracht bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) en wordt – overeenkomstig de in de RJ aangereikte vereenvoudiging – in de jaarrekening verwerkt als toegezegde bijdrageregeling. Dit betekent dat de over het boekjaar verschuldigde premies als kosten worden verantwoord. De risico’s van loonontwikkeling, prijsindexatie en beleggingsrendement op het fondsvermogen zullen mogelijk leiden tot toekomstige aanpassingen in de jaarlijkse bijdragen aan het pensioenfonds. Deze risico’s komen niet tot uitdrukking in een in de balans opgenomen voorziening. Informatie over eventuele tekorten en de gevolgen hiervan voor de pensioenpremies in de toekomstige jaren is niet beschikbaar. Opbrengstverantwoording Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en –subsidies Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en –subsidies uit hoofde van de basisbekostiging worden in het jaar waarop de toekenning betrekking heeft, volledig verwerkt als baten in de staat van baten en lasten. Indien deze opbrengsten betrekking hebben op een specifiek doel, dan worden deze naar rato van de verrichte werkzaamheden als baten verantwoord. College-, cursus-, les- en examengelden College-, cursus-, les- en examengelden worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben, waarbij ervan uitgegaan is dat reguliere onderwijs- en onderzoekstaken gelijkmatig over het collegejaar zijn gespreid. Baten werk in opdracht van derden Opbrengsten uit hoofde van werk in opdracht van derden (contractonderwijs, contractonderzoek en overige) worden in de staat van baten en lasten als baten opgenomen voor een bedrag gelijk aan de kosten indien zeker is dat deze kosten declarabel zijn. Een eventueel positief resultaat wordt opgenomen na voltooiing van de gehele transactie (de zogeheten completed contract methode). Voor een eventueel verwacht negatief resultaat wordt een voorziening getroffen die is gepresenteerd als voorziening verlieslatende contracten. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 131/170


JAARVERSLAG 2009

EN AFSCHRIJ-

VINGEN T/M

2008

(VERVAAR-

DIGINGS-

PRIJS)

-9,8 73,0

9,1

1,2

15,3

532,1

200,8

-30,6 300,7

106,0 17,9 10,8 134,7 456,0 75,8 531,8

Totaal WOZ-waarde gebouwen en terreinen

Verzekerde waarde gebouwen UT Verzekerde waarde gebouwen ITC

Totaal verzekerde waarde gebouwen

BEDRAG (M€)

WOZ-waarde gebouwen en terreinen UT WOZ-waarde gebouwen en terreinen ITC: Hengelosestraat WOZ-waarde gebouwen en terreinen ITC: Boulevard 1945 en Haaksbergerstraat

WOZ EN VERZEKERDE WAARDE GEBOUWEN EN TERREINEN

juni 2009 januari 2010

januari 2008 januari 2009 januari 2008

PEILDATUM

3,33%

33,3/20 & 6,66%

3,33%

PERCENTAGE

AFSCHRIJVINGS-

GEHANTEERD

Gestelde Zekerheden Ten behoeve van het gebouw Hengelosestraat 99 een 1ste hypotheekinschrijving tot een bedrag van € 23,6 miljoen, evenals een bedrag van € 9,4 miljoen tot verhaal van verschuldigde renten, vergoedingen en kosten, alsmede verpandingsrechten voortvloeiende uit de subsidietoezeggingen uit hoofde van de huisvestingslasten. Per 1 januari 2010 is aan de Staat der Nederlanden het recht van eerste hypotheek verstrekt op een deel van het onroerend goed ter zekerheid van de opgenomen leningen.

-24,2

186,7

244,1

455,0

Totaal in miljoenen euro’s

3,4

7,2 331,3

5,8 200,8

13,0 532,1

0,7 15,3

0,1 1,2

0,1 5,7

0,1 82,8

7,8 268,3

5,2

186,7

13,0

455,0

161,5 18,7 0,0 143,9

71,9 54,9 0,0 68,2

233,4 73,6 0,0 212,1

31-12-2009

BOEKWAARDE

9,5 5,1 0,0 0,0

VERMINDERINGEN

EN WAARDE-

AFSCHRIJVINGEN

CUMULATIEVE

13,9 1,2 0,0 -14,0

PRIJS

AANSCHAF-

4,0 1,2 0,1 0,3

VINGEN 2009

AFSCHRIJ-

2,8 8,4 0,0 71,5

JAREN

VOORGAANDE

AFSCHRIJVINGEN

CORRECTIES/

158,3 15,4 0,1 86,7

2009

RINGEN

INVESTE-

DES-

76,3 51,0 0,0 54,2

2009

INVESTERINGEN

234,6 66,4 0,1 140,9

31-12-2008

BOEKWAARDE

Vooruitontvangen investeringssubsidies

Subtotaal

Gebouwen en terreinen Inventaris en apparatuur Andere vaste bedrijfsmiddelen In uitvoering en vooruitbetalingen Niet aan het proces dienstbare materiële vaste activa

MINDERINGEN

INGSPRIJS

2008

WAARDEVER-

VERKRIJG-

2.6 Toelichting op de geconsolideerde Balans per 31 december 2009 Materiële vaste activa

PAGINA 132/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 133/170

3,8

Totaal

0,9

0,2 0,0 0,2

0,5

0,5

0,0

0,0

0,8

0,2 0,3 0,1

0,2

0,2

0,0

0,0

2009

2009

LENINGEN U/G

0,0

0,0

AFLOSSINGEN

2009

INVESTERINGEN

DES-

VERSTREKTE

* De marktwaarde van de effecten bedroegen op 31 december 2009 € 0,5 miljoen

1,3 0,5

Waarvan kortlopend:

0,2 0,3 0,0 0,1

0,7

0,9 -0,2

0,0

0,1 -0,1

Subtotaal overige vorderingen

Erfpacht woningen

Overige leningen

Stichting Kansrijk Eigen Baas

PC's, diversen (studenten)

Naar vorderingen

TOP, diversen

Van voorzieningen

Overige vorderingen Auditoren, diversen (studenten)

0,5

Effecten * (> 1 jaar)

0,1

0,1

0,3

2,1 0,1 0,2 0,1

0,3

2009

INVESTERINGEN

0,6 1,4 0,1 0,0

0,4

31-12-2008

BOEKWAARDE

Subtotaal vorderingen op andere deeln.

U-Needle Holding B.V., Enschede

Mosaic Systems B.V., Enschede

Vorderingen op andere deelnemingen NDIX B.V., Enschede

Subtotaal andere deelnemingen

Recore Systems B.V., Enschede

Panthera Group B.V., Enschede

Innofonds Twente B.V., Enschede

Andere deelnemingen BTC, Enschede

BEDRAGEN IN (M€)

FINACIËLE VASTE ACTIVA

0,0

0,2

0,1

0,1

0,0

0,0 0,0 0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

(ART. 7.51 WHW)

ONDERSTEUNING

FINANCIËLE

2009

RESULTAAT

0,0

0,0 0,0 0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

VAN VOORZ./DEB.

31-12-2009

RECLASSIFICATIE 31-12-2009

4,8

0,2

1,4

0,2 0,0 0,1 0,1

1,0

1,2 -0,2

0,0

0,1 -0,1

0,5

0,5

0,1 0,3 0,1

2,6

0,7 1,4 0,2 0,3

BOEKWAARDE

1-3 jaar (0 %) 1 jaar (4,5 %) 1 jaar (0 %)

1-6 jaar (0 %)

1-3 jaar (0%)

3 jaar (6 %) 1 jaar (5 %) -

IN JAREN

LOOPTIJD

RESTERENDE

Financiële vaste activa


Vlottende activa VORDERINGEN

31-12-2009 BEDRAGEN IN M€

Debiteuren OCW

31-12-2008 BEDRAGEN IN M€

29,3

25,7

5,9

0,3

Andere deelnemingen NCLR

0,5

Overige overheden

0,4 0,5

0,4

1,5

1,0

Overige vorderingen Verbonden partijen Stichting Universiteitsfonds

0,0

0,1 0,0

Totaal verbonden partijen

0,1

Overige vorderingen Bank- en girogaranties uit hoofde van onderwijsbijdragen

0,0

4,7

Kortlopende vorderingen financiële vaste activa

0,4

0,5

Overige

0,6

0,7 1,0

5,9 1,0

Totaal overige vorderingen

6,0

Overlopende activa Vooruitgefactureerde en ontvangen termijnen Werk i.o.v. Derden  vooruitgefactureerde en ontvangen termijnen 

-85,2

-66,2

105,9

kosten Werk in opdracht van Derden

94,7 20,7

28,5

Overlopende activa Vooruitbetaalde kosten

3,1

Nog te ontvangen bedragen

4,2

13,7

8,6 16,8

Totaal overlopende activa

12,8 37,5

41,3

Af: Voorzieningen wegens oninbaarheid

-0,9

-0,6

Totaal

74,8

74,1

Het verloop van de voorzieningen wegens oninbaarheid is als volgt: 2009 (M€)

Saldo per 1 januari Onttrekking Dotatie Stand per 31 december

-0,6 0,1 -0,4 -0,9

2008 (M€)

-0,7 0,1 0,0 -0,6

Debiteuren In het debiteurensaldo is een bedrag begrepen van € 3,3 miljoen met een looptijd langer dan 1 jaar.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 134/170


Effecten en Liquide middelen EFFECTEN (< 1 JAAR)

BOEKWAARDE 31-12-2008 (M€)

MUTATIES 2009 +/+ (M€)

Aandelen

0,2

Totaal

0,2

LIQUIDE MIDDELEN

31-12-2009 (M€)

MUTATIES 2009 -/- (M€)

BOEKWAARDE 31-12-2009 (M€)

0,2 0,0

0,0

0,2

31-12-2008 (M€)

Kasmiddelen

0,1

0,1

Tegoeden op bank- en girorekeningen

9,3

8,9

Deposito's

7,0

5,7

Overige

0,1

0,1

Totaal

16,5

14,8

De liquide middelen staan alle ter vrije beschikking. Passiva EIGEN VERMOGEN BEDRAGEN IN (M€)

STAND PER 1

RESULTAAT

JANUARI 2009

OVERIGE

STAND PER 31

MUTATIES

DECEMBER 2009

Algemene reserve Algemene reserve

145,7

-6,6

139,1

Bestemmingsreserve (publiek) UT

0,2

-0,2

0,0

ITC

17,0

1,8

18,8

0,2

1,4

DOG

1,2 18,4

20,2

Bestemmingsreserve (privaat) HTT

2,3

HTT statutaire reserve

4,2

0,7

3,0 4,2

6,5

7,2

HTT aandeel derden in groepsmaatschappijen Totaal

JAARVERSLAG 2009

0,2

-0,2

0,0

170,8

-4,3

166,5

PAGINA 135/170


JAARVERSLAG 2009

0,0

17,4

5,8

Totaal

Totaal geheel

0,0 0,0 0,0

1,7 4,0 0,1

Milieurisico's Pemba

-0,1

0,0

0,0

1,8 -0,1

0,0

Ondersteuning van studenten Naar Raso leningen

Overige

0,0 0,0

-0,1

0,0 0,0

6,0 0,2 11,6

0,2 -0,3

RECLASSIFICATIE

2,9 2,5

Totaal

(M€)

31-12-2008

SALDO

Contractrisico's

Verlieslatende contracten

Totaal

Reorganisatie Wachtgeld Uitgestelde personeelsbeloning Sabatical Leave

Personeelsvoorzieningen

VOORZIENINGEN

0,0

4,7

1,9

1,2 0,2 0,5

1,2

0,0

3,3

1,2

1,1 0,0 0,1

1,1

0,0

0,0

2,1

0,8 0,1

0,6 0,0 2,8

0,7 0,5

(M€)

(M€)

0,2 2,0

2009

ONTTREKKINGEN

2009

DOTATIES

MUTATIES

(M€)

2009

1,4

0,2

0,2 0,0 0,0

0,2

0,0

0,0

1,2

0,0 0,0

0,3 0,9

VRIJVAL (M€)

17,3

6,3

1,6 4,2 0,5

1,7 -0,1

0,0

0,0

11,0

5,8 0,1

2,3 2,8

31-12-2009

SALDO

4,2

1,3

1,3 0,0 0,0

0,0

0,0

2,9

1,2 0,0

0,7 1,0

< 1 JAAR (M€)

0,0

11,6

4,8

0,3 4,2 0,3

0,0

1,5

0,2

0,0 0,0 0,2

0,0

0,0

1,3

0,7 0,0

3,9 0,1 6,8

0,3 0,3

> 5JAAR (M€)

1,3 1,5

1-5 JAAR (M€)

ONDERVERDELING SALDO 31-12 2009

Voorzieningen

PAGINA 136/170


Voorziening reorganisatie en wachtgeld De voorziening is gewaardeerd tegen contante waarde, berekend tegen 3,5%. De voorziening heeft tot doel claims uit hoofde van uitkeringen na ontslag af te dekken. De hoogte van de voorziening is gebaseerd op een inschatting van de toekomstige verplichtingen. De universiteit is eigen-risicodrager voor de gehele werkloosheidsuitkeringen inclusief het bovenwettelijke gedeelte. Deze voorziening is bepaald op basis van beschikbare gegevens uit de administratie van het UWV en de opgave van Raet. De onttrekking in 2009 bedroeg € 1,2 miljoen en heeft betrekking op uitkeringen 2009. Voorziening uitgestelde personeelsbeloning De voorziening is conform RJ271 en betreft toekomstige uitkeringen voor seniorenregelingen en UT-jubiliea. De universiteit biedt haar medewerkers van 57 jaar en ouder onder voorwaarden de mogelijkheid van de seniorenregeling gebruik te maken. Personeelsleden verminderen hun werktijd. Voor de tegenwaarde in geld is een voorziening gevormd inclusief sociale lasten, welke contant is gemaakt tegen 3,5%. De voorziening jubilea is gevormd ten behoeve van toekomstige uitbetalingen in verband met jubilea. De hoogte van de voorziening bedraagt € 1,2 miljoen op basis van contante waarde gewaardeerd tegen 3,5%. Voorziening ondersteuning studenten De voorziening betreft opgebouwde rechten overeenkomstig art. 7.51 WHW. De hoogte van de voorziening is gebaseerd op een inschatting van de toekomstige aanspraken. Voorziening milieurisico's De voorziening is gevormd in verband met de renovatie van het vastgoed en meer specifiek wat betreft de asbestsanering. De hoogte van de voorziening wordt jaarlijks geïndexeerd en is gebaseerd op een rapport van deskundigen. Voorziening Pemba De universiteit is eigen-risicodrager voor de WAO en WIA. De WAO-uitkeringen gedurende de eerste vijf jaren van de arbeidsongeschiktheid komen hierdoor voor rekening van de universiteit. De voorziening is gewaardeerd tegen het bedrag van de bezoldiging inclusief werkgeverslasten. De universiteit is met ingang van 2006 eigen-risicodrager voor de WIA, hetgeen tot gevolg heeft dat de universiteit het risico voor de lasten van de WGA-uitkeringen gedurende een periode van 10 jaar het eigen-risicodragenschap zelf draagt. Dotatie aan de voorziening vindt plaats op het moment dat voorzien wordt dat een werknemer instroomt in de WIA. Langlopende schulden en Kortlopende schulden LANGLOPENDE SCHULDEN

BEDRAG

AANGEGANE

AFLOSSINGEN

BEDRAG

RENTE-

RESTERENDE

LENING

LENINGEN O/G

2010/ NAAR

BOEKWAARDE

PERCENTAGE

LOOPTIJD IN

31-12-2008

2009 (M€)

KORT-

31-12-2009 (M€)

%

JAREN

(M€)

LOPENDE SCHULDEN (M€)

Kredietinstellingen ABN Financierings-arrangementen 2004

24,5

50,5

0,5

74,5

variabel

BNG 17-3-2003

0,3

0,1

0,2

3,75 %

5

Bouwfonds Property

9,3

0,5

8,8

5,25%

13

1,1

83,5

Totaal

JAARVERSLAG 2009

34,1

50,5

> 5 jaar

PAGINA 137/170


OVERIGE LANGLOPENDE SCHULDEN

SALDO

DOTATIES

ONTTREKKINGEN

VRIJVAL

SALDO

31-12-2008

2009

2009

2009

31-12-2009

(M€)

(M€)

(M€)

(M€)

(M€)

Overige Personele verplichtingen Naar kortlopende schulden Totaal

0,3

0,0

0,1

0,2

0,0

0,1

0,2

-0,2 0,1

0,0 0,0 0,0

De langlopende schulden met betrekking tot de personele verplichtingen zijn aangegaan in het kader van de non-activiteitsregeling. KORTLOPENDE SCHULDEN

31-12-2009 (M€)

Kredietinstellingen

31-12-2008 (M€)

0,6

0,6

Vooruitgefactureerde en ontvangen termijnen Werk in opdracht van Derden:  vooruitgefactureerde en ontvangen termijnen 

kosten Werk in opdracht van Derden

47,4

47,8

-30,4

-26,6

Crediteuren Schulden aan andere deelnemingen

17,0

21,2

21,1

14,1

0,0

0,1

Belastingen en premies sociale verzekeringen: Loonheffing

10,3

5,7

Omzetbelasting

0,4

4,6

Premies sociale verzekeringen

1,8

Totaal Belastingen en premies sociale verzekeringen Schulden terzake pensioenen

1,3 12,5

11,6

2,5

2,4

Overige kortlopende schulden: Personele verplichtingen

0,0

0,2

Waarborgsommen

0,1

0,1

Vooruitontvangen/nog te betalen bedragen

6,1

2,9

Vooruitontvangen i.h.k.v. bestemmingsfondsen

2,0

3,0

Ontvangen voorschotten brandschade

0,2

0,7

27,7

22,8

Verbonden partijen

0,6

0,6

Diversen

2,9

Ontvangen voorschotten Werk in opdracht van Derden

Totaal overige kortlopende schulden

3,3 39,6

33,6

Overlopende passiva: Vakantiedagen/-geld

15,4

15,9

Vooruitontvangen collegegelden

4,8

9,1

Studieprogramma's ITC

4,0

0,7

Vooruitontvangen i.h.k.v. doelsubsidies OC&W

0,7

1,0

Transitoria Totaal overlopende passiva Totaal

JAARVERSLAG 2009

11,9

4,7 36,8

31,4

130,1

115,0

PAGINA 138/170


16-okt-08 28-jul-09 5-jul-09 20-feb-09 12-nov-09

OND/ODB-08/133749 U VTB09.2565/SP IB/136240 HO&S/BL/103061 OND/ODB-2009/130187 U

Financiële instrumenten

4.369,0

141,8 250,0 230,0 111,2 108,6 2.475,7

56,7

381,0 110,0 78,0 1850,0

T/M JAAR 2008

BEDRAG K€

381,0 110,0 78,0 2.200,0 608,4 150,0

SUBSIDIE K€

ONTVANGEN

TOEGEWEZEN SUBSIDIE

1.444,3

7,5

69,0 105,2 7,0 1255,6

T/M 2008 K€

BESTEDINGEN

TOTALE K€

1.031,4

49,2

312,0 4,8 71,0 594,4

31-12-2008

SALDO

SUBSIDIES

K€

1.437,8

56,7 250,0 230,0 111,2 108,6 1.201,7

134,3 73,7 39,7 57,3 -

80,0 1,8 70,2 647,7 97,0

EXPLOITATIE-

SUBSIDIE

531,3 150,0

BESTEDINGEN

ONTVANGEN

2009

SUBSIDIES

-

-

INVESTERINGS-

BESTEDINGEN

141,8 73,7 39,7 57,3 -

28,4176,3 190,3 53,9 108,6

Renterisico Het renterisico is beperkt tot eventuele veranderingen in de marktwaarde van opgenomen leningen. Bij deze leningen is sprake van een vast rentepercentage over de gehele looptijd. De leningen worden aangehouden tot het einde van de looptijd. De Universiteit heeft derhalve als beleid om geen afgeleide financiële instrumenten te gebruiken om (tussentijdse) rentefluctuaties te beheersen.

2.646,0

149,0 107,0 77,2 1.903,3 97,0 -

T/M 2009 K€

232,0 3,0 0,8 53,3434,3 150,0

1.267,5

K€

31-12-2009

SALDO

TOTALE BESTEDINGEN

Algemeen De universiteit maakt in de normale bedrijfsuitoefening gebruik van financiële instrumenten die de instelling blootstellen aan renterisico's. Deze betreffen financiële instrumenten die in de balans zijn opgenomen en rente-swaps om toekomstige transacties en kasstromen af te dekken.

2.8

JAARVERSLAG 2009

Totaal

16-nov-05 1-jun-06 19-dec-06 24-feb-06 2-jun-09 15-sep-09

HO/BL/05/49472 BGS/UBT-06/100862 U BGS/UBT-06/214486 M VOHO.06.342/PB HO.09.1856 HO.09.4033

Vernieuwing promotietrajecten Allochtonenbeleid Studenten met een functiebeperking WO-sprint 1e tranche WO-sprint 2e tranche 2009/2010 WO-sprint 2e tranche 2010 Bevordering van de benutting van het Cito leerlingvolgsysteem Dimensies van attitude BES-eilanden Akademie-assistenten Educatieve minoren

DATUM

BESCHIKKING

PROJECTBESCHRIJVING

2.7 Overlopende passiva, doelsubsidies en OC&W

PAGINA 139/170


2.9

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Auteursrechten readers / reprorecht De universiteit stelt readers samen, waarin gedeelten zijn overgenomen uit auteursrechtelijk beschermde werken. Bij overnames worden aan uitgevers auteursrechten betaald. Daarnaast is de universiteit reprorecht verschuldigd in verband met het maken van kopieën uit auteursrechtelijk beschermde werken. De Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU) heeft namens de universiteiten met de Stichting Reprorecht een overeenkomst gesloten waarin de omvang van de verschuldigde rechten is vastgelegd. Erfpachtverplichtingen De erfpachter van de woningen heeft de bevoegdheid het erfpachtrecht en de opstallen bij aangetekend schrijven aan de onroerend goed vennootschap aan te bieden. In dat geval is de vennootschap verplicht het erfpachtrecht en de opstallen te kopen. De koopsom zal door beide partijen in onderling overleg worden vastgesteld. Borgstellingen Ten behoeve van High Tech Factory B.V. (voorheen Microsysteem Technologie Foundry B.V) is een borgstelling aan de Bank Nederlandse Gemeenten afgegeven. De lening bedraagt per jaareinde 2009 € 0,3 miljoen (2008: € 0,3 miljoen). Ten behoeve van de ontvanger van de belasting/Douane Noord/kantoor Groningen Engelse Kamp is op 11 oktober 2007 een borgstelling afgegeven groot 6.000 euro (2008: 6.000 euro) inzake aan de UT verleende vrijstellingsvergunningen. Garantstellingen Ten behoeve van de huisvesting van de Faculteit MB in het kantoorpand Capitool 15 te Enschede is op 20 januari 2004 aan de verhuurder een bankgarantie verstrekt groot € 0,3 miljoen (2008: € 0,3 miljoen). Ten behoeve van de huisvesting van de nevenvestiging van de Santar B.V. is aan de verhuurder een bankgarantie verstrekt groot € 10.000 (2008: € 10.000). Aan de Stichting Thermoplastic Composites Research Center (TPRC) is een garantstelling afgegeven van € 2.1 miljoen m.b.t. inbreng van toekomstige partners van TPRC in een EFROproject. De garantstelling vangt aan op 15 oktober 2009 en eindigt op 31 december 2014. Claims Door enkele bij nieuwbouwprojecten betrokken partijen zijn claims ingediend bij de UT. Door de UT zijn tegenclaims ingediend bij de betreffende partijen. De uitkomst van deze claims is op dit moment onzeker. Er zijn geen voorzieningen opgenomen in de jaarrekening ter zake van deze claims. Verder is er een vijftal geschillen met medewerkers waarvoor geen voorziening is gevormd omdat de uitkomst onzeker is. Verplichtingen De lopende verplichtingen ultimo 2009 in het kader van de bouwactiviteiten bedroegen circa € 153 miljoen (2008: € 139 miljoen). Hierop zijn ultimo 2009 voor een bedrag van € 143 miljoen (2008: € 83 miljoen) termijnbetalingen voldaan. Door de instelling zijn in het kader van onderhoud aan gebouwen en terreinen meerjarige financiële verplichtingen aangegaan tot een bedrag van € 1,6 miljoen per jaar.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 140/170


Door de instelling zijn ultimo 2009 in het kader van de inkoop van goederen en diensten financiële verplichtingen aangegaan tot een bedrag van ca. € 3,0 miljoen. Ten behoeve van de huisvesting van de faculteit Management en Bestuur is een overeenkomst van huur aangegaan voor het pand Capitool 15 te Enschede voor een periode van 15 december 2002 tot en met 30 juni 2009. De (aanvangs)jaarhuur bedraagt € 1,2 miljoen, jaarlijks te indexeren, voor het eerst op 1 oktober 2004 op basis van het CPI-werknemers laag. De opzegtermijn bedraagt 12 maanden. Inmiddels is de overeenkomst met 1 jaar verlengd tot 30 juni 2010. Voor het pand Institutenweg 25 is een huurovereenkomst aangegaan van 1 oktober 2008 tot en met 31 december 2010 met een optie van telkens 1 jaar. De jaarlijkse huur bedraagt € 0,3 miljoen, jaarlijks geïndexeerd op basis van de consumentenprijsindex (CPI). De opzegtermijn is 6 maanden. Ten behoeve van de huisvesting van de nevenvestiging van Santar B.V. te Deventer is een huurovereenkomst aangegaan voor een periode van 5 jaar vanaf 1 februari 2004 tot en met 31 januari 2009. De huur bedraagt € 40.000 en wordt jaarlijks geïndexeerd. De huurovereenkomst is met 2 jaar verlengd. Voor de Porta Cabins (Chalet) is met Hodes Rentinvest een huurovereenkomst aangegaan van 1 februari 2009 tot en met 31 januari 2014. De jaarlijkse huur bedraagt € 0,3 miljoen, jaarlijks geïndexeerd op basis van de consumentenprijsindex (CPI). De opzegtermijn bedraagt 3 maanden. Inzake de financial lease-overeenkomst met betrekking tot het gebouw Hengelosestraat 99 is per balansdatum een rentebedrag verschuldigd van € 3,4 miljoen. Door de oprichting van ITC International Hotel B.V. (IIH B.V.) heeft ITC zich per 31 december 1998 verplicht tot volledige nakoming van de verplichtingen welke zijn aangegaan door IIH B.V. Hieronder valt ook de verplichting betreffende de huurovereenkomst inzake het studentenhotel “Hof van Arke”. Uitgaande van een oplevering per 1 juli 2012 wordt rekening gehouden met een verplichting van € 0,7 miljoen. Financieringsovereenkomst Vastgoed Eind maart 2004 is met de bank een financieringsovereenkomst afgesloten die voorziet in het aantrekken van een viertal leningen met een totaal bedrag van € 100 miljoen ter financiering van de investeringen in het kader van het vastgoedplan van de universiteit.

BEDRAG

GEPLANDE OPNAMEDATUM

EINDDATUM

RENTE TOT 01-01-2008

RENTE VANAF 01-01-2008

13-jarige roll-over

LENING

M€ 25

01-12-2008

01-01-2017

3-mnds Euribor + 1 bp

5,1825%

13-jarige roll-over

M€ 25

01-10-2009

01-08-2016

3-mnds Euribor + 1 bp

5,16%

11-jarige roll-over

M€ 25

04-01-2010

01-11-2014

3-mnds Euribor + 1 bp

5,08%

9-jarige roll-over

M€ 25

01-08-2010

01-08-2012

3-mnds Euribor + 1 bp

4,945%

Door de gekozen financieringsconstructie loopt de universiteit tot het moment van opname van de leningen een renterisico dat bestaat uit het verschil tussen de geldende variabele rente en de overeengekomen vaste rente. Ultimo 2009 bedraagt dit risico circa € 0,3 miljoen (2008: € 2,3 miljoen), dat off-balance is opgenomen.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 141/170


2.10

Toelichting op de geconsolideerde Staat van baten en lasten over 2009

BATEN

REALISATIE 2009 (IN M€)

Rijksbijdragen Rijksbijdrage OCW

REALISATIE 2008 (IN M€)

193,0 0,0

Geoormerkte OCW subsidies

0,9

-

Toerekening investeringssubsidies OCW Overige subsidies OCenW

179,5

0,0

0,9

193,0

180,4

15,7

14,6

Af: inkomensoverdrachten Totaal rijksbedragen Collegegelden Baten werk in opdracht van derden Contractonderwijs

1,5

1,4 1,4

1,5 Internationale organisaties

17,8

12,6

Nationale overheden

11,3

10,5

NWO

15,2

21,2

KNAW

0,0

0,0

Overige non-profit organisaties

7,7

6,8

11,7

10,3

Bedrijven Contractonderzoek

63,7

61,4

-

-

Mutatie werk in opdracht van derden

12,0

0,0

Totaal baten werk in opdracht van derden

Overige

77,2

62,8

Overige baten Verhuur onroerende zaken

6,0

5,1

Detachering personeel

0,5

0,2

16,8

16,0

Overige * Totaal overige baten Totaal baten

23,3

21,3

309,2

279,1

* SPECIFICATIE OVERIGE BATEN

2009 (IN M€)

Verkoop catering

0,5

1,4

Subsidieregelingen, cursussen en congressen

1,1

1,2

Bijdrage aan studentenvoorzieningen

0,4

0,3

Doorberekende energie

1,1

1,1

Omzet resultaatprojecten

3,2

3,2

Onderwijsmateriaal, kennisvalorisatie etc. Totaal

JAARVERSLAG 2009

2008 (IN M€)

8,8

10,5 16,8

16,0

PAGINA 142/170


Lasten

Personeelslasten Brutolonen en salarissen

REALISATIE 2009 (IN M€)

REALISATIE 2008 (IN M€)

145,8

130,0

Sociale lasten

10,1

8,7

Pensioenpremies

24,4

21,0

Lonen en salarissen

180,3

159,7

Dotaties personele voorzieningen

1,7

2,6

Personeel niet in loondienst

6,5

5,3

Overige

9,5

Overige personele lasten Af: uitkeringen Totaal

7,5 17,7

15,4

-

-

198,0

175,1

Aantal fte's per 31-12 WP/OP

1.710,6

1.581,8

OBP

1.230,7

1.151,5

Totaal

2.941,3

2.733,3

Overzicht bezoldigingen CvB/RvT College van Bestuur (inclusief gewezen leden)

0,7

0,8

Raad van Toezicht

0,1

0,1

Totaal

0,8

0,9

Afschrijvingen Immateriële vaste activa Gebouwen Inventaris en apparatuur Overige materiële vaste activa Totaal

-

-

10,2

12,4

5,1

4,4

-

-

15,3

16,8

Huisvestingslasten Huur

2,6

2,0

Verzekeringen

0,4

0,4

Onderhoud

3,9

4,0

Energie en water

6,4

6,4

Schoonmaakkosten

2,9

2,8

Heffingen

1,1

1,0

Overige

2,4

2,0

Totaal

19,7

18,6

Overige instellingslasten Administratie- en beheerslasten

16,6

13,0

Inventaris en apparatuur

7,6

5,8

Dotatie overige voorzieningen

1,7

1,3

Overige *

50,5

44,0

Totaal

76,4

64,1

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 143/170


* SPECIFICATIE OVERIGE LASTEN

2009 (IN M€)

2008 (IN M€)

Boeken en tijdschriften

2,9

2,8

Technische materialen, drukwerk etc.

9,0

8,6

0,7

1,2

12,2

9,3

Dotatie egalisatierekening investeringssubs.

1,8

0,9

Reis- en verblijfkosten

7,4

6,9

12,0

9,5

Beurzen

0,7

1,2

Huur, onderhoud apparatuur, etc.

3,8

Grondstoffen Overige kosten gelieerde ondernemingen

Uitbesteed werk

Totaal FINANCIËLE BATEN EN LASTEN

3,6 50,5

REALISATIE 2009 (IN M€)

44,0 REALISATIE 2008 (IN M€)

Rentebaten

0,5

1,2

Rentelasten

-4,6

-0,9

Saldo financiële baten en lasten

-4,1

0,3

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 144/170


2.11

Toelichting behorende tot de enkelvoudige jaarrekening 2009

Algemeen De geconsolideerde jaarrekening maakt deel uit van de jaarrekening 2009 van de universiteit. Ten aanzien van de enkelvoudige staat van baten en lasten van de universiteit is gebruik gemaakt van de vrijstelling ingevolge artikel 2:402 BW. Voor zover posten uit de balans en staat van baten en lasten hierna niet nader zijn toegelicht, wordt verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde balans en staat van baten en lasten. Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling De grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling zijn gelijk aan die voor de geconsolideerde balans en de staat van baten en lasten, met uitzondering van het volgende: Resultaat deelnemingen Het aandeel in het resultaat van rechtspersonen waarin wordt deelgenomen omvat het aandeel van de universiteit in de resultaten van deze deelnemingen. Resultaten op transacties, waarbij overdracht van activa en passiva tussen de universiteit en haar deelnemingen en tussen deelnemingen onderling heeft plaatsgevonden, zijn niet verwerkt voor zover deze als niet gerealiseerd kunnen worden beschouwd. Kosten vergoed aan extern accountant De kosten van de extern accountant zijn verantwoord onder de overige lasten en kunnen als volgt worden gespecificeerd.

TOTAAL

Bedragen x â‚Ź1.000 KPMG Accountants: Onderzoek jaarrekening Andere controleopdrachten

2009

2008

94

94

139

215

25

89

Sub-totaal KPMG Meyburg:

258

398

Advieswerk op fiscaal terrein

183

196

Totaal

441

594

Andere niet controlediensten

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 145/170


2.12

Enkelvoudige Balans en Staat van baten en lasten over 2009

Enkelvoudige Balans per 31 december 2009 ACTIVA

31-12-2009 (IN M€)

31-12-2008 (IN M€)

Vaste activa Materiële vaste activa

255,6

197,3

Financiële vaste activa

43,3

Totaal vaste activa

41,3 298,9

Vlottende activa Voorraden

238,6

0,4

0,4

71,2

70,9

Effecten

0,0

0,0

Liquide middelen

2,1

Vorderingen

3,1

Totaal vlottende activa Totaal activa

73,7

74,4

372,6

313,0

PASSIVA

31-12-2009 (IN M€)

31-12-2008 (IN M€)

Eigen vermogen

166,5

170,6

Voorzieningen

16,2

16,2

Langlopende schulden

74,5

24,6

Kortlopende schulden

115,4

101,6

Totaal Passiva

JAARVERSLAG 2009

372,6

313,0

PAGINA 146/170


Enkelvoudige Staat van Baten en Lasten over 2009 REALISATIE 2009 (IN M€)

BEGROTING 2009 (IN M€)

REALISATIE 2008 (IN M€)

Baten Rijksbijdragen

168,6

159,0

156,9

Collegegelden

13,7

14,5

12,5

Baten werk in opdracht van derden

67,4

58,4

56,8

Overige baten

17,1

15,9

16,0

Totaal baten Lasten Personeelslasten

266,8

247,8

242,2

175,9

173,7

154,6

Afschrijvingen

11,8

11,7

13,4

Huisvestingslasten

18,8

22,4

17,7

Overige lasten

63,2

43,5

Totaal lasten

53,7

269,7

251,3

239,4

Saldo baten en lasten

-2,9

-3,5

2,8

Saldo financiële baten en lasten

-3,4

-2,0

1,0

Resultaat uit gewone bedrijfsvoering

-6,3

-5,5

Resultaat deelnemingen Nettoresultaat

JAARVERSLAG 2009

2,2 -4,1

3,8 1,2

-5,5

5,0

PAGINA 147/170


JAARVERSLAG 2009 JAREN OVERIGE

2009

WAARDEVER-

71,1

-9,8

80,9

8,4

3,4

5,0

0,6

0,6

11,8

11,8

451,6

165,6

165,6

255,6

-30,4

286,0

143,9

68,2

212,1

451,6

126,8 15,3

47,0 50,4

3,33 % 33,3% en 20 %

PERCENTAGE

AFSCHRIJVINGS-

31-12-2009

173,8 65,7

VERMINDERINGEN

GEHANTEERD

BOEKWAARDE

WOZ-waarde gebouwen en terreinen Verzekerde waarde gebouwen

WOZ EN VERZEKERDE WAARDE GEBOUWEN EN TERREINEN

106,0 456,0

BEDRAG (M€)

januari 2008 juni 2009

PEILDATUM

Per 1 januari 2010 is aan de Staat der Nederlanden het recht van eerste hypotheek verstrekt op een deel van het onroerend goed ter zekerheid van de opgenomen leningen.

-24,0

154,8

197,3

376,1

221,3

Totaal in miljoenen euro’s

154,8

-14,0

0,3

71,5

86,7

54,2

140,9

376,1

13,9 0,7

4,0 0,7

2,3 7,1

122,1 12,5

53,4 47,2

MINDERING

175,5 59,7

7,5 4,3

2009

VOORGAANDE

RINGEN

EN EN

Vooruitontvangen investeringssubsidies

Subtotaal

Gebouwen en terreinen Inventaris en apparatuur Andere vaste bedrijfsmiddelen In uitvoering en vooruitbetalingen Niet aan het proces dienstbare materiële vaste activa

AFSCHRIJVINGEN

PRIJS EN WAARDE-

CUMULATIEVE

AANSCHAF-

VINGEN

DES-

AFSCHRIJ-

2009

1 JANUARI 2009

AFSCHRIJVINGEN

INVESTERINGEN

BOEKWAARDE

CORRECTIES/

AFSCHRIJVING

PRIJS

INVESTE-

CUMULATIEVE

AANSCHAF

2.13 Toelichting op de enkelvoudige balans per 31 december 2009

Materiële vaste activa

PAGINA 148/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 149/170

7.51 WHW)

0,0

0,0

0,0

0,1

12,6

8,7 3,9

2,1

0,7 1,4 -

27,4

0,5 41,3

0,9

1,2

Waarvan kortlopend:

0,2

0,5

Subtotaal overige vorderingen

0,7

0,5

0,8

0,2 0,3 0,1

0,2

0,2

0,0

0,0 0,0 0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

43,3

0,2

1,3

0,2 0,0 0,1

1,0

1,2 -0,2

0,0

0,0

1,3

0,9 0,4

0,1 ONDERSTEUNING (ART.

FINANCIテ記E

0,0

0,0 0,9 -0,2

0,2

Totaal

0,0 AFLOSSINGEN 2009

0,1

2,1

18,8 7,2 1,4

31-12-2009

BOEKWAARDE

0,1 -0,1

Stichting Kansrijk Eigen Baas

Overige leningen

0,0

1,7 0,2 0,2

VOORZIENINGEN

2009

RECLASSIFICATIE 31-12-2009 VAN

RESULTAAT 2009

INVESTERINGEN

DES-

0,1 -0,1 0,0

0,2

13,7 0,1

0,2

LENINGEN U/G 2009

0,0

0,5

0,5

9,6 4,1

2,0

0,6 1,4 -

24,8

VERSTREKTE

2009

17,1 6,5 1,2

INVESTERINGEN

BOEKWAARDE

31-12-2008

0,2 0,3 0,0

PC's, diversen (studenten)

Naar vorderingen

TOP, diversen

Van voorzieningen

Overige vorderingen Auditoren, diversen (studenten)

Vorderingen op andere deelnemingen NDIX

Holding Technopolis Twente B.V.

Vorderingen op groepsmaatschappijen Drienerbeek Onroerend Goed B.V.

Overige

Innofonds Twente B.V., Enschede

Andere deelnemingen BTC, Enschede

Drienerbeek Onroerend Goed B.V.

Holding Technopolis Twente B.V.

Deelneming groepsmaatschappijen ITC

BEDRAGEN IN (M竄ャ)

1-3 jaar (0 %) 1 jaar (4,5 %) 1 jaar (0 %)

1-6 jaar (0 %)

1-3 jaar (0%)

2 jaar (6%)

30 jaar (4,5%) (0-5%)

LOOPTIJD IN JAREN

RESTERENDE

Financiテォle vaste activa


Vlottende activa (enkelvoudig) VORDERINGEN

31-12-2009 BEDRAGEN IN M€

Debiteuren OCW

31-12-2008 BEDRAGEN IN M€

27,6

23,6

5,9

0,3

Groepsmaatschappijen ITC

0,0

0,1

Holding Technolpolis Twente B.V.

0,2

0,1

Drienerbeek Onroerend Goed B.V.

0,1

0,0 0,3

0,2

Andere deelnemingen NCLR

0,5

Overige overheden

0,4 0,5

0,4

1,5

1,0

Overige vorderingen Verbonden partijen Stichting Universiteitsfonds

0,0

0,1 0,0

Totaal verbonden partijen

0,1

Overige vorderingen Bank- en girogaranties uit hoofde van onderwijsbijdragen

0,0

4,7

Kortlopende vorderingen financiële vaste activa

0,4

0,5

Overige

0,4

0,6 0,8

5,8 0,8

Totaal overige vorderingen

5,9

Overlopende activa Vooruitgefactureerde en ontvangen termijnen Werk i.o.v. Derden  vooruitgefactureerde en ontvangen termijnen 

-84,7

-66,2

104,3

kosten Werk in opdracht van Derden

94,7 19,6

28,5

Overlopende activa Vooruitbetaalde kosten

2,5

Nog te ontvangen bedragen

3,7

13,4

7,9 15,9

11,6

Totaal overlopende activa

35,5

40,1

Af: Voorzieningen wegens oninbaarheid

-0,9

-0,6

Totaal

71,2

70,9

Het verloop van de voorzieningen wegens oninbaarheid is als volgt: 2009 (M€)

Saldo per 1 januari Onttrekking Dotatie Stand per 31 december

-0,6 0,1 -0,4 -0,9

2008 (M€)

-0,7 0,1 -0,6

Debiteuren In het debiteurensaldo is een bedrag begrepen van € 3,3 miljoen met een looptijd langer dan 1 jaar.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 150/170


Liquide middelen (enkelvoudig) LIQUIDE MIDDELEN

31-12-2009 (M€)

31-12-2008 (M€)

Kasmiddelen

0,1

0,1

Tegoeden op bank- en girorekeningen

1,4

2,9

Deposito's

0,5

0,0

Overige

0,1

0,1

Totaal

2,1

3,1

De liquide middelen staan alle ter vrije beschikking. Passiva EIGEN VERMOGEN

STAND PER 1

BEDRAGEN IN (M€)

JANUARI 2009

RESULTAAT

OVERIGE

STAND PER 31

MUTATIES

DECEMBER 2009

Algemene reserve Algemene reserve

145,7

-6,6

139,1

Bestemmingsreserve (publiek) UT

0,2

-0,2

0,0

ITC

17,0

1,8

18,8

1,2

0,2

1,4

DOG

18,4

20,2

Bestemmingsreserve (privaat) HTT

2,3

HTT statutaire reserve

4,2

0,7

4,2 6,5

Totaal

JAARVERSLAG 2009

3,0

170,6

7,2 -4,1

166,5

PAGINA 151/170


JAARVERSLAG 2009

SALDO

0,0 -0,1

5,8 16,2

Totaal 4,6

1,9

1,2 0,2 0,5

1,7 4,0 0,1

0,0

3,1

1,2

0,1

1,1

1,1

0,0

1,9

0,8 0,1

0,6 2,7

0,7 0,3

0,2 1,9

(M€)

(M€)

Milieurisico's Pemba

0,0

0,0

-0,1

0,2 -0,3

2009

ONTTREKKINGEN

2009

DOTATIES

1,2

0,0

10,4

5,8 0,2

2,5 1,9

RECLASSIFICATIE

MUTATIES

1,8 -0,1

(M€)

31-12-2008

Ondersteuning van studenten Naar Raso leningen

Overige

Totaal

Contractrisico's

Verlieslatende contracten

Totaal

Reorganisatie Wachtgeld Uitgestelde personeelsbeloning Sabatical Leave

Personeelsvoorzieningen

VOORZIENINGEN

(M€)

2009

1,4

0,2

0,2

0,2

0,0

1,2

0,3 0,9

VRIJVAL (M€)

16,2

6,3

1,6 4,2 0,5

1,7 -0,1

0,0

3,8

1,3

1,3

0,0

2,5

11,2

4,8

0,3 4,2 0,3

0,0

6,4

1,2

0,2

0,2

0,0

0,0

1,0

0,6 3,9 0,1

1,1

5,6 0,1 9,9

0,2 0,2

> 5JAAR (M€)

1,1 1,3

1-5 JAAR (M€)

0,6 0,8

< 1 JAAR (M€)

ONDERVERDELING SALDO 31-12 2009

1,9 2,3

31-12-2009

SALDO

Voorzieningen

PAGINA 152/170


Voorziening reorganisatie en wachtgeld De voorziening is gewaardeerd tegen contante waarde, berekend tegen 3,5%. De voorziening heeft tot doel claims uit hoofde van uitkeringen na ontslag af te dekken. De hoogte van de voorziening is gebaseerd op een inschatting van de toe komstige verplichtingen. De universiteit is eigen-risicodrager voor de gehele werkloosheidsuitkeringen inclusief het bovenwettelijke gedeelte. Deze voorziening is bepaald op basis van beschikbare gegevens uit de administratie van het UWV en de opgave van Raet. De onttrekking in 2009 bedroeg € 1,0 miljoen en heeft betrekking op uitkeringen 2009. Voorziening uitgestelde personeelsbeloning De voorziening is conform RJ271 en betreft toekomstige uitkeringen voor seniorenregelingen en UT-jubiliea. De universiteit biedt haar medewerkers van 57 jaar en ouder onder voorwaarden de mogelijkheid van de seniorenregeling gebruik te maken. Personeelsleden verminderen hun werktijd. Voor de tegenwaarde in geld is een voorziening gevormd inclusief sociale lasten, welke contant is gemaakt tegen 3,5%. De voorziening jubilea is gevormd ten behoeve van toekomstige uitbetalingen in verband met jubilea. De hoogte van de voorziening bedraagt € 1,2 miljoen op basis van contante waarde gewaardeerd tegen 3,5%. Voorziening ondersteuning studenten De voorziening betreft opgebouwde rechten overeenkomstig art. 7.51 WHW. De hoogte van de voorziening is gebaseerd op een inschatting van de toekomstige aanspraken. Voorziening milieurisico's De voorziening is gevormd in verband met de renovatie van het vastgoed en meer specifiek wat betreft de asbestsanering. De hoogte van de voorziening wordt jaarlijks geïndexeerd en is gebaseerd op een rapport van deskundigen. Voorziening Pemba De universiteit is eigen-risicodrager voor de WAO en WIA. De WAO-uitkeringen gedurende de eerste vijf jaren van de arbeidsongeschiktheid komen hierdoor voor rekening van de universiteit. De voorziening is gewaardeerd tegen het bedrag van de bezoldiging inclusief werkgeverslasten. De universiteit is met ingang van 2006 eigen-risicodrager voor de WIA, hetgeen tot gevolg heeft dat de universiteit het risico voor de lasten van de WGA-uitkeringen gedurende een periode van 10 jaar het eigen-risicodragenschap zelf draagt. Dotatie aan de voorziening vindt plaats op het moment dat voorzien wordt dat een werknemer instroomt in de WIA. Langlopende schulden en kortlopende schulden LANGLOPENDE SCHULDEN

BEDRAG

AANGEGANE

AFLOSSINGEN

BEDRAG

RENTE-

RESTERENDE

LENING

LENINGEN O/G

2010/ NAAR

BOEKWAARDE

PERCENTAGE

LOOPTIJD IN

31-12-2008

2009 (M€)

KORT-

31-12-2009 (M€)

%

JAREN

variabel

> 5 jaar

(M€)

LOPENDE SCHULDEN (M€)

Kredietinstellingen ABN Financierings-arrangementen 2004

24,5

50,5

75,0

Waarvan kortlopend Totaal

JAARVERSLAG 2009

0,5 24,5

50,5

0,0

74,5

PAGINA 153/170


OVERIGE LANGLOPENDE SCHULDEN

SALDO

DOTATIES

ONTTREKKINGEN

VRIJVAL

SALDO

31-12-2008 (M€)

2009 (M€)

2009 (M€)

2009 (M€)

31-12-2009 (M€)

Personele verplichtingen Naar kortlopende schulden Totaal

0,3

0,1

0,2

0,0

-0,2 0,1

0,0 0,0

0,1

0,0

0,2

De langlopende schulden met betrekking tot de personele verplichtingen zijn aangegaan in het kader van de non-activiteitsregeling. KORTLOPENDE SCHULDEN

31-12-2009 (M€)

Kredietinstellingen

31-12-2008 (M€)

-

-

Vooruitgefactureerde en ontvangen termijnen Werk in opdracht van Derden:  vooruitgefactureerde en ontvangen termijnen 

kosten Werk in opdracht van Derden

40,9

42,4

-28,9

-26,6 12,0

15,8

20,0

12,8

Schulden aan groepsmaatschappijen

0,6

0,0

Schulden aan andere deelnemingen

0,0

0,1

Crediteuren

Belastingen en premies sociale verzekeringen: Loonheffing

9,3

4,9

Omzetbelasting

0,4

4,6

Premies sociale verzekeringen

1,8

Totaal Belastingen en premies sociale verzekeringen Schulden terzake pensioenen

1,3 11,5

10,7

2,3

2,2

Overige kortlopende schulden: Personele verplichtingen

0,0

0,2

Waarborgsommen

0,1

0,1

Vooruitontvangen/nog te betalen bedragen

6,1

2,9

Vooruitontvangen i.h.k.v. bestemmingsfondsen

2,0

3,0

Ontvangen voorschotten brandschade

0,2

0,7

27,7

22,8

Verbonden partijen

0,6

0,6

Diversen

2,2

Ontvangen voorschotten Werk in opdracht van Derden

Totaal overige kortlopende schulden

1,9 38,9

32,2

Overlopende passiva: Vakantiedagen/-geld

12,9

13,6

Vooruitontvangen collegegelden

4,8

9,1

Vooruitontvangen i.h.k.v. doelsubsidies OC&W

0,7

1,0

Transitoria Totaal overlopende passiva Totaal

JAARVERSLAG 2009

11,7

4,1 30,1

27,8

115,4

101,6

PAGINA 154/170


2.14

Toelichting op de enkelvoudige Staat van baten en lasten over 2009

BATEN

REALISATIE 2009 (IN M€)

REALISATIE 2008 (IN M€)

Rijksbijdragen Rijksbijdrage OCW Geoormerkte OCW subsidies Toerekening investeringssubsidies OCW

168,6

156,0

0,0

0,9

-

Overige subsidies OCenW

0,0

0,9

168,6

156,9

13,7

12,5

Af: inkomensoverdrachten Totaal rijksbedragen Collegegelden Baten werk in opdracht van derden Contractonderwijs

1,4

1,5

1,4

1,5 Internationale organisaties Nationale overheden

10,0

11,3 9,8

8,7

NWO

14,0

19,9

KNAW

0,0

0,0

Overige non-profit organisaties Bedrijven

7,6

6,7

11,4

10,2

Contractonderzoek

54,1

55,5

-

-

Mutatie werk in opdracht van derden

11,8

0,1

Totaal baten werk in opdracht van derden

Overige

67,4

56,8

Overige baten Verhuur onroerende zaken

2,4

2,1

Detachering personeel

0,5

0,2

14,2

13,7

Overige * Totaal overige baten Totaal baten

* SPECIFICATIE OVERIGE BATEN

17,1

16,0

266,8

242,2

2009 (IN M€)

2008 (IN M€)

Verkoop catering

0,0

0,9

Subsidieregelingen, cursussen en congressen

1,1

1,2

Bijdrage aan studentenvoorzieningen

0,4

0,3

Doorberekende energie

1,1

1,1

Omzet resultaatprojecten

3,8

3,2

Onderwijsmateriaal, kennisvalorisatie etc.

7,8

Totaal

JAARVERSLAG 2009

7,0 14,2

13,7

PAGINA 155/170


Lasten

Personeelslasten Brutolonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremies

REALISATIE 2009 (IN M€)

REALISATIE 2008 (IN M€)

129,2

114,7

8,6

7,5

22,3

19,1

Lonen en salarissen

160,1

141,3

Dotaties personele voorzieningen

1,6

2,6

Personeel niet in loondienst

5,8

4,6

Overige

8,4

Overige personele lasten

6,1 15,8

-

Af: uitkeringen Totaal

13,3

175,9

154,6

Aantal fte's per 31-12 WP/OP

1.578,6

1.454,8

OBP

1.078,0

1.001,1

Totaal

2.656,6

2.455,9

Overzicht bezoldigingen CvB/RvT College van Bestuur (inclusief gewezen leden)

0,5

0,6

Raad van Toezicht

0,1

0,1

Totaal

0,6

0,7

Afschrijvingen Immateriële vaste activa

-

-

Gebouwen

7,5

9,8

Inventaris en apparatuur

4,3

3,6

-

-

11,8

13,4

Huisvestingslasten Huur

4,3

3,7

Verzekeringen

0,4

0,3

Onderhoud

3,1

3,3

Energie en water

5,8

5,7

Schoonmaakkosten

2,3

2,2

Heffingen

0,8

0,8

Overige

2,1

1,7

Totaal

18,8

17,7

Overige instellingslasten Administratie- en beheerslasten

Overige materiële vaste activa Totaal

16,2

12,3

Inventaris en apparatuur

7,4

5,7

Dotatie overige voorzieningen

1,7

1,3

Overige *

37,9

34,4

Totaal

63,2

53,7

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 156/170


* SPECIFICATIE OVERIGE LASTEN

2009 (IN M€)

2008 (IN M€)

Boeken en tijdschriften

2,7

2,6

Technische materialen, drukwerk etc.

9,0

8,5

Grondstoffen

0,5

1,1

Dotatie egalisatierekening investeringssubs.

1,9

0,9

7,4

6,9

12,0

9,5

Beurzen

0,7

1,2

Huur, onderhoud apparatuur, etc.

3,7

Reis- en verblijfkosten Uitbesteed werk

Totaal

FINANCIËLE BATEN EN LASTEN

3,7 37,9

34,4

REALISATIE 2009 (IN M€)

REALISATIE 2008 (IN M€)

Rentebaten

0,5

1,4

Rentelasten

-3,9

-0,4

Saldo financiële baten en lasten

-3,4

1,0

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 157/170


JAARVERSLAG 2009

Enschede Enschede

ZETEL

VORM

B.V. B.V.

STATUTAIRE

JURIDISCHE

JURIDISCHE VORM

stichting

NAAM

ITC

Enschede

STATUTAIRE ZETEL

3 4

1-2

M€ 1,6

RESULTAAT 2009(M€)

M€ 20,6

EXPLOITATIE-

nee

ART 2:403 BW

VERKLARING

M€ 0,2 M€ 0,0

RESULTAAT 2009(M€)

EXPLOITATIE-

EIGEN VERMOGEN

M€ 1,4 M€ 7,3

PER 31-12-2009(M€)

EIGEN VERMOGEN

PER 31-12-2009(M€)

ACTIVITEITEN

CODE

CODE ACTIVITEITEN

Beslissende zeggenschap (stichting of vereniging)

Drienerbeek Onroerend Goed Holding Technopolis Twente

NAAM

Meerderheidsdeelnemingen

1. Contractonderwijs 2. Contractonderzoek 3.Onroerende zaken 4. Overige

CODE ACTIVITEITEN

ja ja

ja

DEELNAME

100 100

PERCENTAGE

100

PERCENTAGE

DEELNAME

CONSOLIDATIE

CONSOLIDATIE

nee nee

ART 2:403 BW

VERKLARING

2.15 Overzicht verbonden partijen

PAGINA 158/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 159/170

Stichting

Universiteitfonds

Stichting Stichting Stichting Vereniging Vereniging GMBH Stichting

B.V. B.V. B.V. B.V. B.V. B.V. B.V. B.V. B.V. B.V. B.V. Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting

Smarttip Medimate Holding Homa Software MobiHealth SenzAir Smart Signs Holding U-Needle Holding Recore Systems Student Union Enterprises Medisse Security Matters Holding Twente Scholarship Programme Student Union Universiteit Twente Trent Kennispark Twente Faculty Club Universiteit Twente SolarTeam Twente Twente Index

ITC Fonds Hulpfonds ITC Studenten ITC Personeelsfonds P.V. Intercontact SAB 52 North Virtual Valley Twente

B.V. B.V. B.V. B.V. B.V.

Panthera Group (v/h Lionix) Micronit Microfluidic Mosaic Systems Twente Institute for Wireless and Mobile Comm Ambiënt Holding

Enschede Enschede Enschede Enschede Enschede Munster Enschede

Enschede

Enschede Enschede Enschede Enschede Enschede Enschede Enschede Enschede Enschede Amersfoort Enschede Enschede Enschede Enschede Enschede Enschede Enschede Enschede

Enschede Enschede Breda Enschede Enschede

Enschede Arnhem Enschede Enschede Enschede

ZETEL

B.V. B.V. B.V. B.V. B.V.

STATUTAIRE

JURIDISCHE

VORM

Ned.Centrum voor Laserresearch Participatiemij Oost Nederland Bedrijfs Technologisch Centrum Twente Controllab Products Nederlandse Duitse Internet Exchange

NAAM

4 4 4 4 4 2 4

4

2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 4 4 4 4 4 4 4

2 2 2 2 2

2 4 4 2 4

ACTIVITEITEN

CODE

directie: H.J.G. van Heel, J.F. Muller bestuurder: M.Prins directie: R.P. de Koning. RvC: J.H.A. ten Hag, G van Houweninge, K,J, van Ast directie: C. Kleijn bestuurder: J. van de Langemaat, J.W. Bellers RvC: G. van Houweninge, J.W.J. baron van Till,T.B.W. Robbers, N.Ohlms, G.K.H. Twenhöven bestuurders: Van den Vlekkert Beheer B.V., Heideman Optics Beheer B.V. RvC: C.J. Asselbergs, W. Jouwsma directie: Beheersmij M.C. Mulder B.V.,Ovron Beheer B.V. directie: ResQ Lab B.V. bestuurder: F.B. Brouwer. RvC: G. van Houweninge, G. van Oortmerssen,W.G.B. te Kamp directie: HDC S.A., M.J.L. Magdelijns. Bestuurder: P.J.M. Havinga RvC: H.G.C. Schade, G.J. Bruinsma, A.W.L.M. Goud bestuurder: D.B. Bijl directie: Flos Beheer B.V., Staal Beheer B.V., Maas& Partner Holding B.V. bestuurder: Zarcus Holding B.V., RvC: G. van Houweninge, W.Schatborn, R.Noltes directie: Lemnius B.V., R.G.A. Bults Beheer B.V. directie: P.A.M. van Paassen Beheer B.V., Lode Holding B.V. bestuurder: Arasy Holding B.V. directie: U-Management B.V. directie: Rauwerda Company B.V., Rodebeek B.V., Synseon B.V. RvC: B.J. Sintenie bestuurder: Stichting Student Union Universiteit Twente directie: S.V.N. de Vos. RvC: W.M. Hazenberg, D.W. Grijpma directie: Security Matters B.V. bestuurder: J.M.A. van de Lof (vz), A.H. Flierman, F.H. Schreve, A.J. Mouthaan, H. Brinksma bestuurder: F.Gielen, B.Ziepert, L.M. de Sonnaville, J. Smits, W.M. Draijer, J.H. Hegeman bestuurders: C.J.M. Eijkel, J. Hilbink, W.A. Been, C.W. van Willigen directie: C.J.M. Eijkel, bestuurder/toezichthouder: H.G.M. Bosman. RvC: H.Klomp, A.H. Beune bestuurder: D. Blank, B.S. Groenman, A. van den Berg, C.A.M. Baas-Hoffschulte, A. Luijten-Lub, W. van Rossum bestuurder: F. Eisink, P.L.A. van Dam, L.H. Wormgoor, H.G. Stegink, M.K. Geerlinks, T.A. Plattel bestuurder: J.W. Boomkamp (vz), W.M. Bloo- Van Ingen, K.J. van Ast, P.G.T. de Jong, A.S.F. van Asseldonk, T.J. Schouten directeur: A. Stobbelaar. bestuurder: F.H. Schreve (vz), G.J. Klein Wolterink, M.T.E. van Buchem, A.H. Flierman, W.Toering-Keen. bestuurder: K.J. Beek, M. Molenaar, H. ten Velde. bestuurder: J. de Ruiter (vz), C.P.J.M. van Elzakker, F.J.M. Gollenbeek, I.C. van Duren, N. Rengers, M.H.M. Pierik bestuurder: M.T. Bouhuis-Koelen, H.Martinus, J.F.M. van der Steen, J.B. baron de Smeth, S.Tempelman bestuurder; J.B. de Smeth (vz), M.Erdman, B.J. Köbben, M.Koelen,R. Spaan,M.van Druten, G. Olde Hendrikman bestuurder:L.M. Uwanziga, N.H. Koroso, A. Camhol, D.E. Riguer, J. Njoki bestuurder: A. Remke, A. Wytzisk rechtspersoon op 31 maart 2009 ontbonden.

SAMENSTELLING VAN BESTUUR EN DIRECTIE

Overige verbonden partijen (minderheidsdeelnemingen en geen beslissende zeggenschap)


2.16

Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders 2009 BELASTBAAR

BEGROTING

BELASTBAAR

LOON 2009

2009

2008

dr.A.H. Flierman

voorzitter CvB

€ 173.670

€ 170.000

prof.dr. H. Brinksma

rector magnificus per 1

€ 145.765

€ 150.000

ir. K.J. van Ast

vice-voorzitter CvB

€ 174.510

€ 165.000

€ 164.944

drs. H.J. van Essen

voorzitter RvT

€ 15.000

€ 11.500

€ 11.344

drs. W.G. van Velzen

lid RvT

€ 10.000

€ 9.075

€ 9.075

drs. E.T.A. de Boer

lid RvT

€ 10.000

€ 9.075

€ 9.075

mw.prof.dr. J.I. Stoker

lid RvT

€ 10.000

€ 9.075

€ 3.025

mw.dr. E.M.M. de Brabander

lid RvT per 1 november 2009

€ 1.667

mw.mr. W. Sorgdrager

lid RvT tot 1 september 2009

€ 6.667

prof.dr.W.H.M. Zijm

rector magnificus tot 1

E.A. van Amerongen

voorzitter RvT tot 1 mei 2008

€ 169.857

januari 2009

€ 9.075

€ 9.075 € 147.257

januari 2009

JAARVERSLAG 2009

€ 4.726

PAGINA 160/170


JAARVERSLAG 2009

28-2-2009

1-jun-85

* DEELTIJDFACTOR: 1,00

31-12-2008

1-aug-05 1-okt-05 1-jul-98 1-sep-00

Voorzitter CvB Vice-voorzitter CvB Hgl-1 Beleidsdirecteur Medewerker Onderwijsontwikkeling

Uit dienst

In dienst *

Vermelding op basis van de wet WOPT

€ 25.051

€ 173.670 € 174.510 € 176.357

2009

€ 35.541

€ 169.857 € 164.944 € 145.508 € 98.939

2008

BELASTBAAR LOON

€ 4.807

€ 36.839 € 35.704 € 37.757

€ 6.281

€ 34.193 € 33.129 € 23.535 € 18.359

2008

€ 225.000

€ 220.000

2009

2008

VAN HET DIENSTVERBAND

BETAALBAAR OP TERMIJN

2009

UITKERINGEN I.V.M. BEËINDIGEN

VOORZIENINGEN T.B.V. BELONING

€ 254.858

€ 41.822

€ 204.050 € 198.073 € 169.043 € 117.298

2008

TOTAAL

€ 210.509 € 210.214 € 214.114 € 220.000

2009

Model F: Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) 2009: (toetsloon 2009: € 188.000)

2.17 Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens

PAGINA 161/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 162/170


3

OVERIGE GEGEVENS

Aan: De Raad van Toezicht en het College van Bestuur van de Universiteit Twente 3.1 Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2009 van de Universiteit Twente te Enschede bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de universiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (WJZ/2007/50507). Tevens is het bestuur van de universiteit verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Deze verantwoordelijkheden omvatten onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat en voor de naleving van de relevante wet- en regelgeving, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 2.9, derde lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW 2009. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat alsmede het voor de naleving van de betreffende wet en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de universiteit. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de universiteit heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 163/170


Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Universiteit Twente per 31 december 2009 en van het resultaat over 2009 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (WJZ/2007/50507). Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2009 voldoen aan de eisen van financiĂŤle rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in het onderwijscontroleprotocol OCW 2009 opgenomen relevante wet- en regelgeving, zoals opgenomen in paragraaf 2.2.2 referentiekader. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties. Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Enschede, 28 mei 2010 KPMG ACCOUNTANTS N.V. drs. J.F.G. Morsink RA

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 164/170


3.2 Bepaling omtrent de resultaatbestemming Ingevolge artikel 2.9, lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt het resultaat van het verslagjaar verrekend met de reserve van de instelling. Het tekort over het verslagjaar 2009 van â‚Ź 4,1 miljoen wordt onttrokken aan het eigen vermogen. 3.3 Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich na de balansdatum geen gebeurtenissen voorgedaan met een significante invloed op het resultaat en het vermogen van de universiteit. Per 1 januari 2010 is aan de Staat der Nederlanden het recht van eerste hypotheek verstrekt op een deel van het onroerend goed ter zekerheid van de opgenomen leningen.

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 165/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 166/170


BIJLAGE

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 167/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 168/170


Construerende Technische Wetenschappen Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica Technische Natuurwetenschappen (inclusief TG) Management en Bestuur Gedragswetenschappen MESA+, Institute for Nanotechnology MIRA - Institute for Biomedical Technology and Technical Medicine Institute of Mechanics, Processes and Control Twente Institute for Governance Studies Centrum voor Telematica en Informatie Technologie Institute for Behavioral Research ICT-Servicecentrum Studenten en Onderwijs Service Centrum Facilitair Bedrijf Bibliotheek & Archief FinanciĂŤle en Economische Zaken Personeel, Arbeid & Organisatie Strategie & Communicatie College van Bestuur Eenheid Secretaris Student Union

CTW EWI TNW MB GW MESA+ MIRA IMPACT IGS CTIT IBR ICTS OSC FB B&A FEZ PA&O S&C CVB SECR SU

HOOFDKOSTENPLAATS

1 SPECIFICATIE NAAR HOOFDKOSTENPLAATSEN

JAARVERSLAG 2009

PAGINA 169/170


JAARVERSLAG 2009

PAGINA 170/170

Totaal projecten UT

Totaal Universiteit Twente

77.077,2

9.632

308

Centrale Beheerseenheid

Interne doorberekeningen Geconsolideerde ondernemingen

604

308

Totaal diensten

232

114,0 136,3 97,4 37,6 50,2 52,4 46,1 3,0 48,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 -

5.159 5.668 5.878 4.411 703 995 3.418 468 2.808 1.958

6.986 7.855 5.773 2.118 3.036 2.761 4.594 792 4.037 360

528 28 48 -

ICTS OSC FB B&A FEZ PA&O S&C CVB SECR SU

197.950,3

(6.982) 22.024

4.454

4.454

38.313

31.466

111.453,9

(75.332) 17.648

64.614

64.614

0,0

1.710,6

132,0

0,0

0,0

1.230,7

152,7

11,3

11,3

585,2

62.774

5.967

-

-

112

30 (150) -

1.272 56.695

10,5 481,5

Totaal primair proces

2,8 1.578,6

73.058

140.142

117

66.533

Totaal speerinstituten

4.715

967 191 30 84 -

1,0 3,0 2,8 1,6 2,0 -

0,6 0,6 0,6 0,0 1,0 -

3.208 561 525 65 275 80

464 354 452 321 616 205 2.411

55.423

471,1

1.575,7

68.343

137.730

7.257 17.359 19.212 7.172 4.423

(IN K€)

DERDEN

WERK I.O.V.

OPBRENGST

(96) 71 18 125 -

66,1 110,6 160,4 74,3 59,7

(IN FTE)

OBP

66.416

Totaal faculteiten

256,6 458,9 428,6 231,1 200,6

(IN FTE)

WP

MESA+ MIRA IMPACT IGS CTIT IBR

10.585 18.734 22.227 9.906 4.964

10.529 16.769 26.943 8.407 5.695

(IN K€)

(IN K€)

DERDEN

21.237 36.816 35.795 25.089 18.793

LASTEN

LASTEN

(IN K€)

MATERIËLE

PERSONELE

WERK I.O.V.

2009

OPBRENGST

CTW EWI TNW MB GW

HOOFDKOSTENPLAATS

(IN K€)

LASTEN

175.099

(6.300) 20.513

9.629

9.629

33.144

6.176 6.469 5.816 1.925 2.837 2.221 4.290 682 2.458 269

118.112

1.894

550 231 303 277 394 139

116.218

16.848 32.039 31.904 20.985 14.441

PERSONELE (IN K€)

LASTEN

99.528

(83.383) 14.727

71.851

71.851

32.444

4.692 5.376 7.312 4.224 683 943 5.290 510 1.797 1.617

63.889

3.100

1.976 564 295 37 184 45

60.789

9.874 15.337 24.203 6.845 4.528

MATERIËLE

2008

1.581,8

127,0

0,0

0,0

0,0

0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 -

1.454,8

2,2

0,6 0,0 0,6 0,0 1,0 0,0

1.452,6

234,9 436,5 398,0 201,7 181,5

(IN FTE)

WP

1.151,5

151,4

11,3

11,3

539,3

105,8 124,7 84,8 36,9 47,9 46,9 52,0 3,0 37,1 0,0

449,5

9,6

1,0 2,6 2,8 2,1 1,0 0,0

439,9

57,0 105,2 156,8 71,9 49,0

(IN FTE)

OBP


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.