Spui44

Page 1

UvA ALUMNI MAGAZINE 01/ 2016

44

ALUMNI MOETEN LEVEN LANG LEREN NIEUWE UVA-BESTUURDERS GEERT TEN DAM EN KAREN MAEX

P 04

VIER MILJOEN VOOR UNIVERSITEITSFONDS

DE WERELD GAAT ONVOORSTELBAAR VERANDEREN JOYEETA GUPTA: WAT IS FAIR?

P 18

NALATENSCHAP ALUMNA PAST IN TRADITIE VAN DOORGEVEN

P 12 TELEVISIEJOURNALISTIEK TWEEDERANGS? ONZIN! BREGTJE VAN DER HAAK

P 16


02 INHOUD

VA-GESCHIEDENIS p 07 U Archiefwerk werd verwaarloosd, maar studenten werden

colofon

gedwongen zich rekenschap te geven van het verleden en de eigen tijd. Een scriptie over de geschiedenis van de opleiding Geschiedenis leert dat geëngageerde geschiedschrijving iets typisch Amsterdams is.

Uitgever Alumnirelaties en Universiteitsfonds UvA

TUDIE p 10 S‘Het was een stoomcursus presenteren, studeren, schrijven.’

Redactie Albert Goutbeek (hoofdredacteur), Laura Erdtsieck, Daan Meijer, Carolyn Wever Ontwerp en beeldredactie Mattmo Creative bv Fotografie/illustraties Koos Breukel, Kees Hummel, Lisa Kokin (coverbeeld, www.lisakokin.com), Monique Kooijmans, Marc Kruse, Eduard Lampe, Ella Nitters, Jeroen Oerlemans, Daniël Rommens / Folia, Friso Spoelstra, Stads­archief Amsterdam Druk PrintSupport4U Aan dit nummer werkten verder mee Asis Aynan, Marieke Buijs, Han Ceelen, Lea Dyer, Niels Graaf, Shirley Haasnoot (eindredactie), Ben Haveman, Jacqueline Hoef­ nagels, Marion Rhoen, Michiel Röling, Elke Veldkamp, Robin van Wechem Reacties SPUI, Alumnirelaties en Universiteitsfonds UvA, Postbus 94325, 1090 GH Amsterdam. SPUI @uva.nl ISSN 667-939X De redactie heeft ernaar gestreefd de rechthebbenden van de foto’s te achterhalen. Degenen die desondanks menen rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich wenden tot Alumnirelaties en Universiteitsfonds UvA. SPUI is een magazine voor, door en over alumni en vrienden van de Universiteit van Amsterdam. SPUI verschijnt twee keer per jaar in druk in een oplage van 95.000 exemplaren en wordt toegestuurd aan alle UvA-alumni (van wie het adres bekend is). Daarnaast wordt zes keer per jaar een mailing verstuurd aan alumni. alumni.uva.nl

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

Carina Benninga en Michaëla Ulrici HET VOORRECHT VAN EEN OPLEIDING Voor u ligt het nieuwe nummer van SPUI, het magazine dat de verbinding vormt tussen de Universiteit van Amsterdam en haar gemeenschap van alumni en donateurs. Het staat weer vol mooie verhalen over wetenschappers en hun onderzoek, alumni en hun werk. Wij zijn blij dat voorzitter Geert ten Dam en rector Karen Maex, de twee nieuwe bestuurders die de UvA rijk is, er hetzelfde over denken als wij: de relatie tussen alumni en hun universiteit is wederkerig. Alumni maken niet alleen gebruik van bijeenkomsten, aanschuif- en nascholingsonderwijs en uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Ze dragen ook bij, via reflecties op de opleiding, gastcolleges en stage- of baankansen voor studenten en mede-alumni. In de rubriek Hoofdzaak leest u de intrigerende familiegeschiedenis van Trudie Vervoort-Jaarsma, die vier miljoen euro heeft nagelaten aan het Amsterdams Universiteitsfonds. Dat is waarschijnlijk het hoogste bedrag dat ooit in Nederland door een particulier is nagelaten ten behoeve van een universiteit. Er kunnen fantastische initiatieven mee worden verwezenlijkt. De komende jaren kunnen veel extra studenten met een reisbeurs naar het buitenland om hun academische opleiding te verrijken. Zo geeft Trudie Vervoort-Jaarsma, die zich terdege bewust was van het verschil dat een academische opleiding maakt, kansen door aan nieuwe generaties studenten en wetenschappers. Dat is een mooie gedachte, die in hetzelfde artikel wordt onderschreven door een andere alumnus, Victor Halberstadt, die bij het universiteitsfonds een Fonds op Naam instelde. Hij zegt: ‘Wij zijn bevoorrecht omdat de samenleving onze opleiding mogelijk heeft gemaakt. Ik vind daarom dat ieder – naar vermogen – terug moet geven aan de eigen universiteit.’ Investeren in onderwijs: het thema komt telkens terug. Ook in het gesprek met universiteitshoogleraar Frank Vandenbroucke over een sociale Europese Unie, waarover hij sprak tijdens de Universiteitsdag op 4 juni. Hij bepleit dat investeringen in menselijk kapitaal voorop staan in de sociale EU, om gefnuikte kansen voor jongeren en toenemende ongelijkheid te voorkomen. Over investeren gesproken: in het vorige nummer las u over de drie jonge alumni die eind 2015 de AUV-alumnusprijs kregen uitgereikt, vanwege een bijzonder maatschappelijk initiatief. Voor dit nummer zocht de redactie hen op en vroeg hoe zij hun winnende projecten met het prijzengeld verder hebben gebracht. De prijs is dus niet alleen een beloning, maar tegelijkertijd een investering. Ook dit jaar wordt de AUV-alumnusprijs weer uitgereikt. Bent u of kent u een jonge alumnus met een mooi initiatief dat de samenleving ten goede komt? Draag hem, haar of uzelf dan voor. Wij wensen u veel leesplezier en een mooie zomer. Carina Benninga is voorzitter van de Amsterdamse UniversiteitsVereniging. Michaëla Ulrici is voorzitter van het Amsterdams Universiteitsfonds.

Twee UvA-studenten Rechtsgeleerdheid deden mee aan moot courts, internationale pleitwedstrijden. ‘Ze proberen je van je stuk te brengen, en waarderen het als je je niet uit het veld laat slaan.’

VA IN BEWEGING p 15 U UvA intensiveert begeleiding vluchtelingen. ETENSCHAP p 18 W Joyeeta Gupta houdt van onbegrensd denken. Noodzakelijk, als je ervan overtuigd bent dat klimaat, politiek, ontwikkeling en migratie wereldwijd samenhangen. ‘Als we niets doen, wordt heel Noord-Afrika een onleefbare woestijn. Over de gevolgen daarvan moeten we beter nadenken.’

ETENSCHAP p 20 W Kort nieuws: slaapproblemen jongeren goed behandelbaar, koninklijke garderobe opgedoken uit Waddenzee, acceptatie jonge manager is uitdaging.

ROEFSCHRIFT p 22 P De folder in de wachtkamer van de huisarts is lang niet voor iedereen even duidelijk en ook digitaal voorlichtingsmateriaal kan beter. Corine Meppelink onderzocht hoe.

ENSIOEN p 23 P Als pionier schreef Martin Stokhof standaardwerken op het gebied van de taalfilosofie. Ondanks zijn emeritaat stopt hij niet met doceren. ‘Studenten blijven me verrassen en enthousiasmeren met hun nieuwsgierigheid.’

p 24 PERSONALIA p 25 OVERLEDENEN

IN MEMORIAM p Elke dag was dichtgemetseld met een lange lijst sociale

26

activiteiten. De Zaanse Annemarie Minnesma leidde drie levens tegelijk, tot kanker daaraan een eind maakte.

MSTERDAMSE p 27 A UNIVERSITEITS-VERENIGING Hoe investeerden de winnaars van de AUV-alumnusprijs het prijzengeld in hun projecten?

29

ALUMNIVARIA p Winnaars UvA-scriptieprijs bekendgemaakt tijdens Universiteitsdag.

p 30 AMSTERDAMS UNIVERSITEITSFONDS VA-SCHRIJVER p 31 U Asis Aynan voelde zich tijdens zijn studie soms verloren.

Nu filosofeert hij onder een boom over een gezamenlijke plek voor zijn vrienden en zichzelf.


03 SPUI

P 04

GESPREK

CONTACT

Nieuwe UvA-bestuurders

Wilt u zich aanmelden of juist afmelden voor ontvangst van SPUI? Zijn uw adresgegevens onjuist? Ontvangt u wel de gedrukte SPUI, maar niet het digitale UvA-alumninieuws? Heeft u een vraag over de Universiteitsdag? Wilt u lid worden van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging? Heeft u een goed idee voor het Amsterdams Universiteitsfonds? Is uw adres gewijzigd? Als alumnus of vriend van de Universiteit van Amsterdam, lid van de AUV of donateur van het universiteitsfonds kunt u met uw vragen en opmerkingen terecht bij het Bureau Alumnirelaties en Universiteitsfonds van de Universiteit van Amsterdam: alumni.uva.nl/contact, alumni@uva.nl. Wij zijn u graag van dienst!

SPUI sprak met UvA-voorzitter Geert ten Dam en rector magnificus Karen Maex over de onrust van het afgelopen jaar, de speerpunten voor de toekomst en de vraag waartoe de universiteit eigenlijk op aarde is. De relatie tussen alumni en de universiteit zien beide nieuwe bestuurders als een wederkerige. De universiteit heeft alumni veel te bieden, vooral op het gebied van leven lang leren. Andersom helpen alumni de universiteit vooruit, onder meer door hun netwerken beschikbaar te stellen en mee invulling te geven aan betekenisvol onderwijs voor studenten.

ALUMNA LAAT FAMILIEKAPITAAL NA AAN UNIVERSITEITSFONDS. ‘ONDANKS HET VERMOGEN WAAROVER ZIJ BESCHIKTE, GAF ZE NAUWELIJKS EEN CENT UIT AAN ZICHZELF’ – HOOFDZAAK P 12 –

Uw reacties op SPUI magazine zijn van harte welkom, per post of via e-mail (adressen: zie colofon). De redactie behoudt zich het recht voor ingezonden reacties ingekort of helemaal niet op te nemen.

P 08 GESPREK

De sociale EU van Frank Vandenbroucke Universiteitshoogleraar en voormalig politicus Frank Vandenbroucke maakt zich zorgen over de toestand waarin de Europese Unie verkeert. Maar een beeld van zijn ideale EU weigert hij te schetsen, hij mocht eens voor dromer of idealist worden versleten – en een sociale EU is geen kwestie van sympathie maar net zo noodzakelijk als een verzekering. ‘Er is toch ook niemand die zegt: ik voel me onvoldoende verbonden met de Nederlandse identiteit om een autoverzekering af te sluiten?’

P 16

LOOPBAAN

Hoe word je documentairemaker? Bregtje van der Haak (o.a. Tegenlicht) en Lambrecht Wessels (Rot op naar je eigen land) studeerden beiden onder meer Politicologie aan de UvA en volgden daarnaast opleidingen in het buitenland. Zij hebben een specifieke manier van kijken en willen iets uitleggen, een verhaal vertellen. ‘Joris Luyendijk noemde televisiejournalistiek tweederangs, maar dat is onzin. Ik denk dat als je heel goed kijkt, je dingen met beeld genuanceerder kunt vertellen dan met platte tekst.’

SPUI25 Academisch-cultureel podium SPUI25 vormt een verbinding tussen de academische wereld en de culturele praktijk. SPUI25 richt zich zowel op de academische gemeenschap van onderzoekers, docenten, alumni en studenten, als op een breed geïnteresseerd literair-cultureel publiek. Bijna dagelijks betreden academici, schrijvers, journalisten, commentatoren en creatieven het podium om nieuwe bevindingen uit wetenschap en cultuur te bespreken. De programma’s bewegen zich tussen wetenschap en verbeelding, tussen feit en fictie. Kijk voor het actuele aanbod aan lezingen, debatten, discussies, boekpresentaties en interviews op www.spui25.nl.


04 GESPREK

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

KAREN MAEX – 1959

GEERT TEN DAM – 1958

k.i.j.maex@uva.nl

g.t.m.tendam@uva.nl

• 1982 Micro-elektronica, KU Leuven • 1987 promotie Engineering Science, KU Leuven • 1987-2005 onderzoeker Interuniversitair MicroElektronica Centrum (IMEC, België) en onderzoeksdirecteur Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen • 2001-2014 hoogleraar Nanomaterialen en nanoelektronica en opleidingsdirecteur MSc Nanoscience and Nanotechnology, KU Leuven • 2005-2013 vicerector, KU Leuven • 2008-2014 bestuurslid European Institute of Innovation and Technology • 2009-2013 lid Raad van Bestuur IMEC • 2014-2016 hoogleraar Nanomaterialen en nanoelektronica en decaan bètafaculteiten UvA en VU • vanaf 1 juni 2016 rector magnificus UvA en lid CvB UvA en HvA

• 1984 Andragologie, UvA • 1989 promotie Sociale wetenschappen, RUG • 1989-1999 universitair hoofddocent, UvA • 1999-heden hoogleraar Onderwijskunde • 1999-2015 rector Instituut voor de Lerarenopleidingen, UvA • 2010-2012 voorzitter afdeling Pedagogiek, Onderwijskunde en Lerarenopleidingen, UvA • 2011-2014 voorzitter Onderwijsraad • 2015-heden kroonlid Sociaal-Economische Raad • vanaf 1 juni 2016 voorzitter CvB UvA en HvA


05 tekst • Albert Goutbeek beeld • Daniël Rommens / Folia

‘LEVEN LANG LEREN: DAARIN HEEFT DE UNIVERSITEIT ALUMNI VEEL TE BIEDEN’ Sinds 1 juni heeft de Universiteit van Amsterdam twee nieuwe bestuurders. Geert ten Dam is voorzitter van het College van Bestuur, Karen Maex is rector magnificus en lid van het CvB.

ER IS AL LANGER EEN DEBAT GAANDE, OOK INTERNATIONAAL, OVER WAT NU EIGENLIJK DE TAAK IS VAN DE UNIVERSITEIT. WAAR STAAT DE UNIVERSITEIT IN UW OGEN VOOR?

Maex: ‘De twee kerntaken van de universiteit zijn onderwijs en onderzoek. De universiteit voert deze niet uit vanuit een isolement, maar in relatie tot de maatschappij. De studenten die we opleiden, worden de waardedragers en de architecten van de maatschappij van de toekomst. Dat gaat verder dan kennisoverdracht. We moeten hen vaardigheden bijbrengen die zij straks nodig hebben om hun rol te kunnen oppakken: inzicht verwerven, analytisch denken, risico’s op waarde schatten en er verstandig mee omgaan, creativiteit inbrengen, durven vernieuwen. En, heel belangrijk, je verbeeldingskracht ontwikkelen en het vermogen om betekenis te geven en die tot uitdrukking te brengen. Dat zijn kwaliteiten die alle studenten nodig hebben, zowel alfa’s als bèta’s en gamma’s, en die je juist in een brede universiteit als de Universiteit van Amsterdam goed kunt vormgeven. Daarnaast zorgt de universiteit voor een kennisbasis, met fundamenteel en maatschappijgericht onderzoek van hoog niveau. Dat is een taak die het nationaal belang overstijgt: de wetenschap kent per definitie een internationaal speelveld.’ Ten Dam: ‘De universiteit vervult een cruciale functie in de persoonlijke en intellectuele vorming van individuen en heeft een belangrijke maatschappelijke functie in de productie en circulatie van kennis. Die kennisfunctie heeft naast een economische een veel bredere, maatschappelijke component. De afgelopen jaren heeft in het beleid de economische component gedomineerd. Het is niet goed ons alleen daarop te richten, op de lange termijn zou je daarmee zelfs de kenniseconomie tekort doen. Je kunt de verschillende functies van de universiteit nooit los van elkaar zien.’ IN HET GESPREK OVER DE TAKEN VAN DE UNIVERSITEIT EN HOE ZIJ DIE UITOEFENT, GAAT HET OOK OVER SAMENWERKING EN SCHAALGROOTTE. MOET DE UVA WEL OF NIET SAMEN MET DE VU, EN AL DAN NIET DOOR SAMEN MET DE HVA? HOE STAAT U DAARIN?

Maex: ‘Die vraag moet je anders stellen: zijn onderzoek en onderwijs gebaat bij een samenwerking en is er een strategische meerwaarde die onze internationale positie versterkt? Het antwoord hierop moet in de eerste plaats komen van de wetenschappelijke staf, de onderzoeksinstituten en de opleidingen. Zij zetten de strategische lijnen uit voor hun disciplines. Als je kiest voor samenwerking, dan doe je dat vanuit de inhoud. Pas als de samenwerking een goede start heeft gemaakt, is het zaak de besturing daarop aan te passen.’ Ten Dam: ‘De UvA, HvA en de VU liggen op een steenworp afstand van elkaar. Ik ben erg voor samenwerking op de punten waar je elkaar kunt versterken. Dat varieert van soepele studieloopbanen tot gezamenlijke onderzoeksprojecten.

De instellingen worden allemaal met publiek geld bekostigd en moeten elkaar dus niet gaan beconcurreren. De inhoudelijke samenwerking is wat telt, die moet leidend zijn. De vorm volgt daaruit en die kan voor de ene faculteit anders zijn dan voor de andere. De samenwerking tussen UvA en HvA gaan we evalueren, we wachten af wat daaruit komt en bepalen dan welke stappen we zetten. Ook in de samenwerking met de VU draait het om de inhoud, niet om de vorm, niet om een fusie. Kijk altijd eerst naar de inhoud en staar je niet blind op de governance, dat is niet hetgeen waartoe wij op aarde zijn.’ U VORMT EEN NIEUW BESTUUR NA EEN BEWOGEN PERIODE AAN DE UVA, MET DE BEZETTING VAN HET MAAGDENHUIS EN DE ROEP OM HERVORMINGEN. WAT IS UW GROOTSTE UITDAGING?

Ten Dam: ‘Er zijn afgelopen jaar belangrijke thema’s aan de orde gesteld. Soms wat scherp verwoord, maar ik herken uit de Faculteit der Maatschappij- en Gedrags­ wetenschappen waar ik vandaan kom dat het thema’s zijn die breed leven onder studenten en medewerkers. Twee daarvan hoorde ik steeds terugkomen: de roep om meer professionele ruimte voor medewerkers, en om gelijke waardering van de kerntaken onderzoek en onderwijs. Als we deze twee dingen goed met elkaar oppakken – er zijn trouwens al stappen gezet – dan helpt dat om rust en vertrouwen terug te brengen in de organisatie.’ Maex: ‘Mensen moeten de rust ervaren en de inspiratie vinden om de ambitie waarvoor ze naar de universiteit zijn gekomen ten volle te kunnen waarmaken. Dat kan alleen in een creatieve omgeving waar ruimte is voor eigen initiatief. Ik wil daarom onderzoeken hoe we meer verantwoordelijkheid kunnen leggen bij kleinere een­ heden, dichter bij het primaire proces en met ingebouwde checks and balances. Het bevorderen van creativiteit staat immers haaks op de regeldruk, die vaak als controle wordt ervaren, en dat soms ook werkelijk is. Die regeldruk is een breder maatschappelijk probleem dat ook de universiteit in de kern raakt.’ WAT ZIJN VERDER DE SPEERPUNTEN VOOR DE KOMENDE PERIODE?

Ten Dam: ‘Het is zaak dat we het personeelsbeleid ontwikkelen, zoals dat past bij de universiteit. We hebben een mix nodig van vast en tijdelijk personeel. Voor onderwijsverbetering en onderzoeksontwikkeling moet je kunnen steunen op een vaste academische staf. Tijdelijk personeel is er voor tijdelijk werk, zoals tweede-geldstroomprojecten en het opvangen van een grotere studenteninstroom. We moeten ook meer werk maken van loopbaanperspectieven en daarbij passende scholings­ mogelijkheden. Niet alleen voor onze vaste medewerkers, maar juist ook voor het tijdelijk personeel. Sterk en sociaal hrm-beleid is een belangrijke randvoorwaarde voor een sterke kwaliteitscultuur.’


06

Maex: ‘De samenhang tussen onderwijs en onderzoek is kenmerkend voor de universiteit. Beide kerntaken beïnvloeden elkaar over en weer en daarom is de gelijkwaardigheid ervan belangrijk. Die moet tot uitdrukking komen in het personeels­ beleid en de organisatiecultuur. Dat is een uitdaging voor de hele academische gemeenschap, die vraagt om een grote betrokkenheid en ruimte om toekomstgericht te durven denken. Dat is ook nodig om talent aan te trekken en zo de internationale positie van onze universiteit te versterken.’ Ten Dam: ‘De wisselwerking met de omgeving, daar kunnen we veel meer mee doen. Internationaal, in Nederland en binnen Amsterdam, overal kun je partnerschappen aangaan die passen bij de eigenheid van je opleiding, bij de studenten en onderzoekers die je in huis hebt. Ook hier is de inhoud leidend. Niet iedereen hoeft hetzelfde pad te volgen. Ik wil daarnaast graag het post-initiële onderwijs sterker ontwikkelen, het leven lang leren. Daar doen we in Nederland te weinig mee. De UvA kan meer zichtbaar zijn in de levensloop van mensen. De huidige samen­ leving vraagt om blijven leren en die handschoen moeten we opnemen.’

‘De universiteit wil na de studie een rol blijven spelen voor haar alumni en tegelijkertijd zijn die alumni de schouders waarop ze kan bouwen’ GEERT TEN DAM, U STUDEERDE AAN DE UVA EN WERKTE ER EEN GROOT DEEL VAN UW CARRIÈRE. WAT HEEFT U ZIEN VERANDEREN IN DE LOOP DER JAREN?

Ten Dam: ‘Het meest opvallend is toch die relatie tussen de universiteit en de buitenwereld. Die is de afgelopen tien, twintig jaar veel prominenter en zichtbaarder geworden. Daarvan profiteren studenten – het onderwijs wordt uitdagender en betekenisvoller – maar ook onderzoekers, maatschappelijke instellingen en het bedrijfsleven. Valorisatie (kennis delen met de maatschappij, red.) heeft economische én maatschappelijke waarde. Dat zie je aan allerlei samenwerkingsprojecten, rond thema’s als ouder worden, leefbaarheid van de stad, duurzaamheid. Toen ik als student aankwam, hoefde niemand zich ergens over te verantwoorden. Dat is niet goed. Je werkt met publiek geld, daar moet je je uiterste best voor doen. Verantwoording afleggen is terecht, mits het op inhoudelijke gronden gebeurt, en het de kwaliteit niet frustreert. Als je meer tijd kwijt bent aan de paperassen voor de beoordeling van scripties dan aan de inhoudelijke feedback aan de student, dan klopt er iets niet.’

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

KAREN MAEX, U KOMT VAN EEN VAN DE OUDSTE UNIVERSITEITEN VAN EUROPA. VERGELEKEN MET DE BIJNA 600 JAAR UNIVERSITAIRE GESCHIEDENIS VAN LEUVEN IS DE UVA MET HAAR 384 JAAR EEN JONKIE. WELKE OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN ZIET U EN WAT KAN AMSTERDAM LEREN VAN LEUVEN?

Maex: ‘Er zijn veel gelijkenissen. De hoge werkdruk, de te kleine slaagkans om een onderzoeksproject gehonoreerd te krijgen, de combinatie van taken in onderwijs en onderzoek, die kwesties spelen bij alle universiteiten. Vooral jonge onderzoekers, promovendi, staan daardoor onder druk. Voor hen is de onzekerheid het grootst. Zij zijn een belangrijke groep die meer aandacht verdient. Ik zie ook verschillen. Toen ik vanuit Leuven naar Amsterdam kwam, was ik aangenaam verrast over de mate van interdisciplinariteit bij bepaalde UvA-opleidingen die over de grenzen van faculteiten heen gaan, zoals Kunstmatige intelligentie, Logica, Future Planet Studies, Bèta-Gamma, PPLE en ook het Amsterdam University College. Dit soort programma’s laat de wisselwerking zien tussen universiteit en maatschappij en trekt bovendien grote aantallen studenten met diverse achtergronden. Dat is belangrijk: de maatschappij heeft grote behoefte aan diverse typen afgestudeerden. De kruisbestuiving vanuit het interdisciplinair onderwijs naar het onderzoek is een uitdaging, de onderzoekscapaciteit moet immers goed zijn afgestemd op de onderwijscapaciteit. Verder heeft Leuven dan weer iets meer traditie op het gebied van research and development, in een brede context van valoriseren en maatschappijgericht verspreiden. Amsterdam is daar ook op de goede weg, maar er zijn nog stappen te zetten.’ HOE KIJKT U AAN TEGEN DE ACADEMISCHE GEMEENSCHAP VAN DE UNIVERSITEIT, WELKE ROL SPELEN ALUMNI DAARIN?

Maex: ‘De universiteit wil na de studie een rol blijven spelen voor haar alumni en tegelijkertijd zijn die alumni de schouders waarop ze kan bouwen. Velen zijn bereid iets te betekenen voor hun universiteit. Het is goed om met hen in discussie te gaan, ook vanwege hun blik van buiten. Als we vinden dat de universiteit en de maatschappij zich tot elkaar dienen te verhouden, dan is dat onder meer via onze alumni. Ze hebben hun netwerken en vormen daarmee een toegangspoort. Zij kunnen de universiteit naar de maatschappij brengen en andersom, als ze worden betrokken bij het onderwijs en het maatschappelijk debat en aansluiting vinden bij onderzoek dat op hun interesse is toegesneden.’ Ten Dam: ‘Ik noemde zojuist al het leven lang leren. Daarin heeft de universiteit alumni veel te bieden. Maar alumni zijn niet alleen je gasten die iets komen halen, het is tweerichtingsverkeer. Als samenwerkingspartners of vrijwilligers kunnen ze ook iets brengen. Zo heb ik samen met een collega het bachelorvak Onderwijsinnovatie opgezet. Studenten moesten daarin werken aan een authentieke opdracht, een echte vernieuwingsvraag van een school. Daarvoor deed ik een beroep op mijn relatienetwerk, waar veel alumni in zitten. Die mensen waren heel gemotiveerd om aan zoiets mee te werken. Zo vervullen alumni ook een rol in het uitdagen van en het bieden van betekenisvol onderwijs aan onze studenten en dat vind ik mooi.’ •


07

UVA-GESCHIEDENIS

tekst • Niels Graaf

GESCHIEDENIS STUDEREN IN AMSTERDAM

IN OPDRACHT VAN DE TIJD Anders dan in Leiden werd in Amsterdam vanaf de jaren dertig gestudeerd ‘in opdracht van de tijd’. De wetenschap moest niet op een ivoren toren tronen, vond hoogleraar Hajo Brugmans, maar inzicht verkrijgen in de vraag: ‘Waarheen gaat dat alles?’. Geschiedenis studeren in Amsterdam: wat betekent dat eigenlijk? Bestaat er zoiets als een specifiek belangstellingsgebied, een typisch ‘Amsterdamse’ invalshoek of hoofdstedelijke identiteit? Terugblikkend op zijn studententijd in de jaren vijftig verklaarde emeritushoogleraar Nieuwe geschiedenis Maarten Brands van wel. Aan het Amsterdamse Historisch Seminarium, het onderkomen van de geschiedenisstudie van de Universiteit van Amsterdam, was hij met ‘iets’ in aanraking gekomen dat in Leiden of Groningen niet beschikbaar was. Archiefwerk werd verwaarloosd, maar studenten werden gedwongen zich rekenschap te geven van het verleden en de eigen tijd. De geboorte van de geëngageerde geschiedschrijving in Amsterdam wordt in het algemeen gekoppeld aan de benoeming van Jan Romein in 1939 op de leerstoel Vaderlandse geschiedenis. In zijn oratie Het vergruisde beeld leverde hij kritiek op het verwetenschappelijkingsproces binnen de geschiedwetenschap. Maar Romeins bijdrage is minder baanbrekend dan wel wordt gedacht. Het was Hajo Brugmans, hoogleraar Algemene geschiedenis van 1903 tot 1938, die eigenhandig de Amsterdamse geschiedenisstudie uitbouwde tot een bloeiende opleiding waar werd gestudeerd ‘in opdracht van de tijd’. In zijn oratie was Brugmans over deze opdracht al zeer helder. ‘Zoo er eenige leerstoel is, die voeling dient te houden met de plaats, waar zij is gesteld, dan is het zeker wel die der historie’. Dat kon volgens hem niet anders. Vanwege de publieke belangstelling moest de historicus zich opstellen als schilder, niet als fotograaf. Slechts door het uitbeelden van een ‘brok historisch leven’ kon men volgens Brugmans inzicht krijgen in de benauwende vraag: ‘Waarheen gaat dat alles?’.

ROEP VAN AMSTERDAM In de eerste jaren van Brugmans’ professoraat was het academisch historisch onderwijs een hulpvak, zoals overal in Nederland. De colleges waren slechts bedoeld als verdiepende materie ten dienste van

studierichtingen als letterkunde, theologie of rechtswetenschap. Hoewel er hier en daar wel over werd gediscussieerd, nam pas vanaf 1913 de Amsterdamse geschiedenisstudie een serieuze, onafhankelijke vorm aan. Van de Senaat van de universiteit kreeg Brugmans toen het verzoek na te denken over de oprichting van een Historisch Seminarium naar Duitse leest. Brugmans zag hier een speciale gidsrol voor Amsterdam weggelegd. Tijdens de viering van het honderdjarig bestaan van het Koninkrijk der Nederlanden in de aula van de universiteit was hij daarover duidelijk. ‘“De roep van het machtige Amsterdam is de stem van geheel Nederland”; zoo sprak honderd jaar geleden een onverdacht getuige, de burgemeester van Den Haag Jan Slicher, (...) moge ook heden Amsterdam spreken voor geheel Nederland.’ Voor de academische geschiedenisstudie moest dat volgens Brugmans niet anders zijn.

In Amsterdam kwam je als student niet voor de oude geschiedenis of de middeleeuwen Tevreden met de staat van de Nederlandse academische opleidingen was Brugmans namelijk allerminst. In 1932, bij het derde eeuwfeest van de Amsterdamse universiteit (van 1632 tot 1877 het Athenaeum Illustre geheten), betoogde hij zelfs dat de stichting van de Leidse universiteit in 1575 een vergissing was geweest. ‘Dat de universiteit van Holland werd gevestigd in een geheel vervallen stad als het toenmalige Leiden, is wel karakteristiek. Het was haast een beginsel, dat de wetenschap in hoge eenzaamheid op een ivoren toren moest tronen, verheven boven het gewemel der maatschappij.’ Brugmans verwees hiermee naar de nog veel gehoorde theorie dat de universiteit een stad op een

Afscheidsdiner bij emeritaat Hajo Brugmans (zittend, rechts van het midden) in het Amstel Hotel (1938). Collectie Stadsarchief Amsterdam

berg diende te zijn, losgezongen van de maatschappij. Hij vond dit een gedateerde visie die in Amsterdam al lang was verdwenen, zeker in de geschiedenisstudie: ‘Op het gebied der geschiedenis is het contact tusschen universiteit en stad zeer veelvuldig en stellig ook zeer vruchtdragend.’ Deze innige band met de eigen omgeving en tijd kende ook zijn eenzijdigheid. In Amsterdam kwam je als geschiedenisstudent voor de economische en nieuwste geschiedenis, niet voor de oude geschiedenis of de middeleeuwen. De jaren dertig vormden de kroningsperiode van de contemporaine geschiedenis in het curriculum. Logischerwijs kende deze nadruk zijn weerslag in de onderwerpen van afstudeerscripties. Het negentiende- en twintigste-eeuwse verleden stond voor Amsterdamse studenten op eenzame hoogte. Deze belangstelling werd in andere universiteits­ steden niet gedeeld. Amsterdam was losgebroken van de oude negentiende-eeuwse, Leidse structuren.

KROONJUWEEL In Amsterdam stond Brugmans niet alleen. De historici die op zijn voordracht aan het Historisch Seminarium werden aangesteld, zoals N.W. Posthumus (1921) en J.S. Theissen (1930), waren eensgezind. Iedere periode stelt aan het verleden eigen vragen en geeft nieuwe antwoorden. Het verleden zelf stond vanaf de jaren dertig steeds minder centraal. Het beeld dat de historici van het verleden hadden gevormd en hoe daarmee moest worden omgegaan, groeide gestaag uit tot het nieuwe kroonjuweel van de Amsterdamse geschiedenisstudie. De oratie van Jan Romein in 1939 over het vergruisde beeld was dan ook geen breuk. Brugmans was na zijn aanvankelijke twijfels over de geschiktheid van Romein zelfs gerustgesteld: ‘De 16e oktober 1939 was allerminst een revolutionaire gebeurtenis in de geschiedenis der geschiedenis’. Romeins kritiek op specialisatie en zijn pleidooi voor een geschiedschrijving ‘in opdracht van de tijd’ was de echo van bijna een halve eeuw Amsterdamse geschiedenisstudie. Niels Graaf studeerde Geschiedenis aan de UvA (onderzoeksmaster 2015). Zijn scriptie In opdracht van de tijd. Een halve eeuw geschiedenisonderwijs in Amsterdam haalde de shortlist voor de VolkskrantIISG Scriptieprijs voor Geschiedenis 2015. •


08 GESPREK

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

tekst • Marieke Buijs illustratie • Mattmo fotografie • Jeroen Oerlemans

‘ EEN SOCIALE EU IS EEN EXISTENTIËLE NOODZAAK GEEN DROOM OF IDEAAL’ Als Belgisch politicus zette econoom Frank Vandenbroucke zich in voor sociale zekerheid, onderwijs en Europa. Het zijn thema’s die nog steeds voorop staan, nu hij zich als universiteitshoogleraar aan de maatschappelijke betekenis van de EU wijdt. ‘De EU is nu als een huis zonder brandverzekering.’ FRANK VANDENBROUCKE – 1955 F.I.G.Vandenbroucke@uva.nl • 1978 Economie, KU Leuven • 1982 M.Phil. Economics, University of Cambridge • 1985-1996 volksverte­ genwoordiger Belgische parlement • 1994-1995 vicepremier en minister Belgische federale regering • 1999 promotie Economics and Social Studies, University of Oxford • 1999-2004 minister in opeenvolgende Belgische federale regeringen • 2004-2009 viceminister-pre­ sident en minister Vlaamse regering • 2009-heden Minister van Staat, België • 2011-2015 hoogleraar, KU Leuven • 2015-heden universiteits­ hoogleraar Maatschappelijke betekenis van de Europese Unie, UvA • nevenfuncties: o.a. voorzitter Commissie Pensioenher­ vorming België; lid/adviseur diverse Europese weten­ schappelijke adviesraden en denktanks

Frank Vandenbroucke is zeventien als hij voor het eerst ziet wat armoede voor mensen betekent. Als jongste telg uit een Leuvense artsenfamilie brengt hij in 1972 een maand door in Dublin om zich de Engelse taal eigen te maken. Hij ziet er gehandicapte, onverzorgde en verwarde mensen op straat en mensen die hun problemen in de whisky verdrinken. ‘Dat was een enorme schok voor me, dat soort taferelen zag ik nooit in het welvarende België.’ In de drie decennia die volgden is Dublin onherkenbaar veranderd. Van een onderontwikkelde, grillige stad transformeerde het tot een sfeervol, welvarend oord met uitgebreide sociale voorzieningen. Het is een voorbeeld van sociale toenadering zoals de founding fathers van de Europese Unie die in 1958 voor ogen hadden. De zwakke EU-broeders zouden zich optrekken aan hun sterke uniegenoten, er economisch op vooruit gaan en daarna vanzelfsprekend meer aandacht krijgen voor sociale aspecten als pensioenvoorzieningen, werkloosheidsverzekering, investeringen in onderwijs en minimumlonen. En zo geschiedde, getuige de transformaties die naast Ierland ook bijvoorbeeld Spanje en Portugal doormaakten. Tot de economische crisis toesloeg en in die landen de klappen vielen. Nu, voor het eerst sinds de eerste zes unielanden bijna zestig jaar geleden bijeenkwamen, ziet Vandenbroucke de Europese lidstaten uit elkaar drijven. ‘Europa was een convergentiemotor, die landen bij elkaar bracht. Maar die motor is gaan haperen en staat nu deels in zijn achteruit.’ Sociale zekerheid, onderwijs en Europa zijn de grote thema’s die als een rode draad door de carrière van de nieuwe universiteitshoogleraar Frank Vandenbroucke lopen. Eerst als volksvertegenwoordiger, partijvoorzitter

en in diverse ministersfuncties voor de Vlaamse sociaaldemocratische partij sp.a. De afgelopen vijf jaar als hoogleraar in België en Nederland. Sinds november 2015 wijdt hij zich als universiteitshoogleraar aan de maatschappelijke betekenis van de EU. Tijdens de Universiteitsdag op 4 juni legde hij aan alumni uit hoe de Europese Unie het schisma dat zich binnen zijn grenzen aftekent het hoofd kan bieden door een sociale unie te worden.

NOODZAAK De toestand waarin de EU nu verkeert, baart Vandenbroucke zorgen. Dus wanneer je hem vraagt zijn ogen te sluiten en – ongehinderd door praktische bezwaren – zijn droombeeld van die sociale EU te schetsen, dan glimlacht hij innemend en vraagt hij vriendelijk of hij eerst iets mag uitleggen. Dat doet hij, bedachtzaam en in prachtige Vlaamse volzinnen. Maar in de anderhalf uur die volgt na de vraag zal hij dat droombeeld toch niet schetsen. Uiteindelijk vertelt hij waar zijn weerstand vandaan komt. ‘Een droombeeld, of mijn ideale EU, dat zijn van die begrippen die het doen lijken alsof het hier draait om een naïeve droom, niet meer dan een sympathiek plan. Maar het gaat mij juist niet om een droom of een ideaal. Een sociale EU is op dit moment een existentiële noodzaak. De EU is nu als een huis zonder brandverzekering en het is wachten tot de volgende brand uitbreekt.’ Hij licht de beeldspraak toe met een beknopte basisles macro-economie. Doorslaggevend is het gegeven dat lidstaten van de EU een gezamenlijke munt hebben ingevoerd. ‘Daarmee is de individuele lidstaten een cruciaal instrument om economische malaise mee te lijf te gaan uit handen genomen.’ Vandenbroucke doelt op de wisselkoers. Ging het pre-euro slecht met


09

de economie van bijvoorbeeld Portugal, dan kon het land ervoor kiezen zijn escudo te devalueren, waarmee Portugal voor omliggende landen in een aantrekkelijk handelspartner veranderde en de Portugese economie opknapte. Maar die buffer tegen economische teloorgang behoort tot het verleden sinds de lidstaten geen eigen munt meer hebben. ‘Het handboek van de economie zegt vervolgens dat we een flexibele arbeidsmarkt moeten creëren om onze economie te wapenen tegen fluctuaties in de markt. Maar er zijn tal van verschillende manieren om dat aan te pakken. Volgen we het Amerikaanse voorbeeld en maken we het bedrijven makkelijk mensen te ontslaan? Kijken we naar Denemarken waar werknemers eveneens eenvoudig ontslagen kunnen worden, maar vervolgens hulp en scholing krijgen om een nieuwe plek te vinden? Of naar Duitsland, waar ze fluctuaties in werkgelegenheid het hoofd bieden met gesubsidieerde arbeidstijdverkorting?’ Het is bij uitstek een kwestie waar Vandenbroucke overeenstemming tussen lidstaten onmisbaar vindt.

SOCIALE ZEKERHEID Als oud-politicus is Vandenbroucke zich terdege bewust van het feit dat een roep om ‘meer EU’ nu niet overal even hartelijk wordt verwelkomd. Hij benadrukt dus in een adem door dat hij niet pleit voor een Europese overheid die de individuele lidstaten alle verantwoordelijkheden uit handen neemt. En ook niet voor eenheidsworst aan sociale-zekerheidsmaat­ regelen die in de hele EU moeten gelden. ‘Ik zeg alleen dat gesprekken over het inrichten van de sociale zekerheid zich van nationaal niveau moeten verplaatsen naar het Europese toneel, zodat we daar

gezamenlijk tot een kader kunnen komen. Met minimumeisen waar een sociaal stelsel in lid­staten aan moet voldoen en waarbinnen de individuele lidstaten vervolgens hun eigen maatregelen kunnen vormgeven.’ Hij geeft enkele voorbeelden van zulke minimumeisen. ‘De pensioenstelsels moeten houdbaar zijn. Iedereen moet toegang hebben tot minimale inkomensbescherming – wat in Griekenland op dit moment bijvoorbeeld niet zo is. Of, om voor de eigen Nederlandse deur te vegen, een proliferatie van banen waarbij mensen slechts beperkt verzekerd zijn, zoals zzp, moet worden vermeden.’ Het pleidooi om gedeelde minimumeisen te formuleren, is maar een deel van Vandenbrouckes relaas. Er komt ook solidariteit bij kijken, bijvoorbeeld waar het gaat om de bescherming van mensen bij werkloosheid. ‘Neem Italië. Daar bestaat een tweedeling onder werknemers, onder meer afhankelijk van de grootte van het bedrijf waar ze werken. De ene groep is bijzonder goed beschermd tegen ontslag en bij werkloosheid wacht een uitkering. De andere groep is veel minder goed beschermd en kan niet of moeilijker een beroep doen op werkloosheidsuitkeringen. Dat is niet goed voor de Italiaanse samenleving en ook niet voor de Italiaanse economie. Door de gebrekkige werkloosheidsuitkeringen zijn de automatische stabilisatoren – de schokdempers bij een crisis – te zwak. Uiteindelijk is dat ook niet goed voor ons.’ Om dat te illustreren kiest de econoom weer een verzekeringsanalogie. ‘Waarom zijn wij verplicht een autoverzekering te nemen? Niet alleen zodat ik een nieuwe auto kan aanschaffen als ik de mijne kapot rijd, maar vooral ook zodat mij narigheid bespaard blijft in het geval ik word aangereden door een onverzekerde bestuurder die het zich niet kan permitteren mij de schade te vergoeden.’ Dat overheden bindende regels opleggen omwille van dat soort onbedoelde bijeffecten vormt een algemeen aanvaard principe in de economie, legt Vandenbroucke uit. ‘De aanname dat we ons daar niet om hoeven te bekommeren in een muntunie, verbaast mij. Het is ook in ons belang als Italië voor zichzelf een goed sociaal stelsel inricht.’ Sterker nog, naast de gedeelde minimale kwaliteits­ eisen pleit Vandenbroucke voor een muntunie-brede

‘ Ik houd mijn relaas niet voor mensen wiens harten sowieso al reiken tot Griekenland of de Maghreb’ herverzekering van de nationale sociale-zekerheidsstelsels. ‘Dat biedt de lidstaten een buffer die grote economische schokken kan dempen. In ieders belang, ook het onze.’ Vandenbroucke erkent dat er een identiteitskwestie ten grondslag ligt aan de Nederlandse weerstand om bijvoorbeeld Italië te ondersteunen als het in sociale moeilijkheden zit – vooral als het geld gaat kosten. De meeste mensen voelen zich immers niet in de eerste plaats Europeaan en daarmee minder verbonden met hun mede-Europeanen uit andere lidstaten. ‘Maar er is toch ook niemand die zegt: ik voel me niet genoeg verbonden met de Nederlandse

identiteit om een autoverzekering af te sluiten? Of we ons nu verbonden voelen of niet, zonder EU-brede basisvoorwaarden voor sociale zekerheid kunnen we nieuwe economische schokken niet opvangen en zullen die gedurende lange tijd littekens nalaten, economisch zowel als sociaal.’ Hoewel Vandenbroucke ervoor waakt zijn ideaalbeeld van het sociale Europa te schetsen, wil hij wel een kleine voorzet doen wat betreft de basisprincipes. ‘Een ethiek van wederkerigheid moet de basis vormen en geen van de lidstaten mag de kantjes ervan aflopen. Maar we moeten daarbij niet met een kruideniersmentaliteit iedere euro aan investeringen en baten tegen elkaar afwegen. Dat doen jullie… eh...’ – hij herstelt zich snel – ‘…wij in Nederland ook niet bij het ontwerpen van sociaal beleid, want dat werkt verlammend.’

ONDERWIJS Een ander principe dat centraal moet staan in de sociale EU die Vandenbroucke bepleit, is investering in menselijk kapitaal. Momenteel ziet hij bijvoorbeeld bij de investeringen in onderwijs een nieuwe splijtzwam ontstaan binnen de Unie. ‘De droeve vaststelling is dat bij economische malaise in veel lidstaten onderwijs en kinderopvang als eerste sneuvelen. In bijvoorbeeld Roemenië, Portugal en Hongarije is onderwijs helaas een krimpsector geworden. De kansen voor jongeren daar worden gefnuikt als je ze vergelijkt met bijvoorbeeld Duitsland en Polen waar juist riant in onderwijs wordt geïnvesteerd.’ Die ontwikkeling baart de hoogleraar zorgen. ‘Dat is een voorspeller van verder toenemende ongelijkheid, die de divergentie nog verder aanzwengelt.’ Op de vraag of hij op pragmatische of op morele gronden pleit voor meer loyaliteit binnen de EU, valt Vandenbroucke even stil. ‘De vraag van moraliteit houdt mij de laatste tijd persoonlijk sterk bezig,’ begint hij. ‘En natuurlijk, in mijn ideale wereld zijn we vanzelfsprekend loyaal en toeschietelijk naar onze medemensen, of ze nu in Nederland, Vlaanderen, Italië, Syrië of Libië wonen. Maar ik houd mijn relaas niet voor mensen van wie de harten sowieso al reiken tot Griekenland of de Maghreb. Ik houd mijn relaas juist voor hen die dat niet vanzelf zo voelen. En daarom voel ik mij gesterkt door het feit dat ik de pragmatiek en de economische theorie aan mijn zijde weet. Daarom heb ik het liever over de noodzaak dan over de moraal.’ Vandenbroucke zet zich al zo’n tien jaar in voor sociaal beleid in de EU. Toch lijkt de verwezenlijking daarvan alleen maar verder weg met de anti-EUsentimenten die in verschillende lidstaten heersen. Wordt hij daar niet moedeloos van? Er tekent zich een glimlach af om zijn lippen. ‘Nee. Het is een enorm cliché, maar ik voel een morele plicht optimistisch te blijven.’ Met tegenzin erkent hij dat hem dat niet op alle vlakken lukt. ‘In het klimaatdebat heb ik wel eens de neiging mijn ogen te sluiten en te hopen dat er een uitvinding komt, een soort wonder om het tij te keren. Maar op dit thema van de EU bijt ik mij vast.’ Daarbij ziet hij zijn rol als wetenschapper in het verlengde van de rol die hij als politicus bekleedde. ‘Als academicus ben ik het aan de wereld verplicht opportuniteiten te zoeken, noodzakelijkheden vast te stellen, moeilijkheden te identificeren en oplossingen aan te dragen. Dat zal ik dus ook blijven doen.’ •


10 STUDIE

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

tekst • Marion Rhoen beeld • Kees Hummel

Tim de Groot

IN THE MOOT

‘De rechters vonden mij aan de nonchalante kant’ TIM DE GROOT – 1993 • 2015 bachelor Rechts­ geleerdheid met minors Law & Economics en Erfrecht • 2015-2016 master Infor­ matierecht • 2016 deelnemer Monroe Price Media Law Moot Court Competition, Oxford. Tims teamge­ noten waren Jennifer Crama, Dafne de Boer, Berber van der Wansem, allen masterstudenten Informatierecht aan de UvA. Coach van het team was Willem Korthals Altes, senior rechter bij de rechtbank Amsterdam, voormalig UvA-docent en voormalig voorzitter van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging.

MOOTEN In Nederland is het niet zo bekend. Je behandelt een fictieve casus, voor een rechtbank. De Monroe Price Media Law Moot Court Competition is heel gerenommeerd. Dit jaar waren onder meer topmensen van Google en Facebook judges, en een rechter van het Europees hof van de Rechten van de Mens. Veertig teams traden aan in Oxford, uit circa dertig landen.

DE ZAAK De staatssecretaris van Justitie in Omeria, Umani, zette via een anoniem Chatter-account (lees: Twitter) aan tot haat en geweld. De overheid had hem opgepakt en vervolgd. Nu diende zijn zaak voor the Universal Court of Freedom of Expression. Ik speelde de overheid, die respondent was, een rol vergelijkbaar met de officier van justitie. Ik moest in alle relevante wetgeving duiken: het VN-mensenrechtenverdrag en mensenrechtenverdragen uit Europa, Afrika en het Amerikaanse continent.

VOORAF

RECHTERS

Het is enorm veel werk, veel meer dan een tentamen. Ons team zat, vier man sterk, in januari anderhalve week lang tien tot twaalf uur per dag in de UB aan de memorial te schrijven, de pleitnota. Daarna kwamen we wekelijks zes uur bij elkaar om de zitting te oefenen. Een proefzitting hebben we ook gedaan, met ervaren docenten op dit gebied als rechters. In het Paasweekend hebben we nog geoefend bij Willem Korthals Altes, onze coach, die zeer betrokken was.

Aan de Britse omgangsvormen moesten we echt wennen. Het was ‘Your Excellency’ voor en na. De judge had vinnige vragen, maar ik werd er tot mijn eigen verbazing niet nerveus van. De rechters vonden mij aan de nonchalante kant, zeiden ze in hun feedback na de eerste ronde. Die drie kwartier dat wij aan het woord waren vlogen trouwens voorbij. Er bestaat even niets anders op de wereld. Je bent zó gefocust, je ziet het nauwelijks als je teamgenoot een kaartje opsteekt dat het tijd is om af te ronden.

OXFORD

LEERSCHOOL

We logeerden in een negentiende-eeuws college, Lady Margaret Hall. Heel stijlvol. Het ontbijt was in een Harry Potter-achtige eetzaal, de finale was in de majestueuze Town Hall, vol houten lambriseringen. Dankzij de ervaring van onze coach, die al jaren rechter is bij deze moot court, kwamen we in de leukste pubs.

Dit was een stoomcursus presenteren, studeren, schrijven. En juridisch Engels natuurlijk. Heel vormend. Misschien wil ik mijn werk maken van Internet Service Provider Liability, daar heb ik me nu in verdiept. Ik vind het ook leuk om een deel van mijn leven in het buitenland te werken, of met buitenlanders. Dit is een mooie opmaat daartoe. •


11 Masterstudenten Rechtsgeleerdheid Tim de Groot (1993) en Naida Hadžiomerović (1994) deden dit voorjaar mee aan een internationale pleitwedstrijd. Tim ging naar een moot court mediarecht in Oxford, Naida naar een moot court internationaal recht in Washington D.C. 'Die drie kwartier dat wij aan het woord waren vlogen voorbij. Er bestaat even niets anders op de wereld'.

Naida Hadžiomerovi ć

‘ Ik moest het opnemen voor de bad guy’ Naida

MOOTEN Dit was mijn vierde moot court, de grootste en meest complexe. De voorbereiding kostte dus veel meer tijd. De Jessup International Law Moot Court Competition is echt een instituut. Er deden in Washington 132 teams mee uit 86 landen, ze hadden zich daar in nationale rondes voor geplaatst. De Nederlandse kwalificatie­ competitie telde vier teams, de UvA won.

DE ZAAK De staten Amestonia en Riesland brachten een conflict voor het Internationaal Hof van Justitie. Riesland bleek een mass surveillance program te hebben, onder meer in Amestonia – je ziet de analogie met de NSA-praktijken. Ook werden ze beschuldigd van spionage op Amestoniaanse ministers en van cyberaanvallen. Ik moest het opnemen voor Riesland, de bad guy zeg maar. Dat vond ik even lastig, maar al snel kon ik kijken met de blik van: wat mag een land doen om zijn nationale veiligheid te beschermen?

VOORAF RECHTERS De Amerikaanse rechters in Jessup stelden vragen op een confronterende manier, best agressief. Soms vielen ze me in de rede, en bleven dan drie minuten praten. En ik maar denken: alsjeblíeft, ik heb óók nog zoveel te zeggen, en mijn tijd is beperkt! Ze proberen je van je stuk te brengen, en waarderen het als je je niet uit het veld laat slaan. Het is ook een rollercoaster: het ene moment krijg je een tegenslag, dan zit je in zak en as, het volgende moment denk je de wereld aan te kunnen.

LEERSCHOOL Door de vragen van de rechters leer je je argumenten razendsnel om te gooien en wordt je brein enorm flexibel. En je maakt je rechtsgebieden eigen. Vakken over cyber law had ik nooit gevolgd, nu weet ik er veel van. Spreken in het openbaar gaat me ook veel makkelijker af. Dankzij Jessup ben ik er nog zekerder van dat ik graag wil werken als advocaat internationaal recht. •

Twintig uur per week voorbereiding was normaal, al van oktober tot februari, het moment van de Nederlandse finale. Soms hing ik doodmoe boven mijn literatuur. Wat me motiveerde: in zo’n zaak komt het recht echt tot leven. Dat geeft een kick. We deden ook proefzittingen, met ter zake kundige docenten als rechters. Dankzij hun vragen vonden we de zwakke plekken in onze presentaties.

WASHINGTON D.C. De openingsceremonie leek wel op die van de Olympische Spelen, met vlaggen van landen waaruit de teams kwamen. Tijdens de competitie oefenden we de hele tijd en bestudeerden we de stukken van de tegenpartij. Pas na de competitie, die voor ons één ronde duurde, deden we aan sightseeing en aan echt socializen met andere deelnemers. Tijdens de competitie in Washington D.C. vond trouwens ook een congres plaats over internationaal recht, in hetzelfde hotel. Dat was ook goed voor de internationale contacten.

Hadžiomerović – 1994 • 2013 stagiaire Ministerie voor Mensenrechten en Vluchtelingen, BosniëHerzegovina • 2013 stagiaire European Centre for Minority Issues Kosovo, Kosovo • 2014 stagiaire Joegosla­ vië-tribunaal, Den Haag • 2012-2015 Bachelor of Laws, London School of Economics and Political Science; diverse moot courts (zowel op LSE als vertegenwoordiging voor LSE) • 2016 Research Master Public International Law, UvA (dankzij een Amsterdam Excellence Scholarship) • 2016 Jessup International Law Moot Court Compe­ tition in Washington D.C., met teamgenoten Anafee Fraenznick, Ivana Sum­ merfield, Heleen Huygen, en Roosmarijn Meijboom. Allen zijn masterstuden­ ten International Public Law aan de UvA. Docent Heko Scheltema (Inter­ nationaal publiekrecht) coachte het team.


12 HOOFDZAAK

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

tekst • Albert Goutbeek illustratie • Lisa Kokin met fotografie van Lia Roozendaal

GESCHIEDENIS VAN DRIE GENERATIES VROUWEN LEIDT TOT NALATENSCHAP VAN VIER MILJOEN Na de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië, haar geboorteland, studeerde Trudie Vervoort-Jaarsma (1929-2015) Psychologie aan de UvA. Zij liet het Amsterdams Universiteitsfonds zo’n vier miljoen euro na, ter nagedachtenis aan haar moeder en dochter en om nieuwe generaties studenten op weg te helpen.


13 Eind 2015 krijgt Carolyn Wever, directeur van het Amsterdams Universiteitsfonds, een telefoontje van oud-notaris Ruud van Helden. Of hij even langs kan komen. Op Wevers zolderkamer in het Maagdenhuis legt Van Helden uit dat UvA-alumna Trudie VervoortJaarsma, die kort daarvoor is overleden, een bedrag van omstreeks vier miljoen euro bij testament heeft nagelaten aan het Amsterdams Universiteitsfonds. Wever is uiteraard blij verrast, vooral vanwege de ongekende omvang van de nalatenschap. ‘Dit is het hoogste bedrag dat ooit door een particulier is nagelaten aan een Nederlands universiteitsfonds.’ Toch past de nalatenschap in een traditie. Geven ten behoeve van de universiteit is zo oud als de universiteit zelf en ook grote bedragen zijn niet uniek (zie kader volgende pagina). De erflater past bovendien naadloos in het profiel van de exemplarische schenker: mevrouw Vervoort-Jaarsma studeerde aan de Universiteit van Amsterdam en was lid van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging. Zij gedenkt met haar schenking overleden familieleden, die op hun beurt ook affiniteit hadden met de wetenschap. ‘Een nalatenschap ontvangt het fonds niet elk jaar, maar is op zichzelf niet uitzonderlijk’, zegt Wever. Grofweg een derde van het vermogen dat het Amsterdams Universiteitsfonds beheert, vindt zijn oorsprong in een nalatenschap. Meestal is er vooraf contact met de schenker, vaak jarenlang. Zo zijn er donateurs die een Fonds op Naam instellen bij het Amsterdams Universiteitsfonds en aangeven dit fonds ook te hebben opgenomen in hun testament. Anderen geven bij leven nog niet daadwerkelijk aan het universiteitsfonds, maar maken wel kenbaar dat zij hun nalatenschap bestemmen voor universitaire doeleinden. ‘Dan kun je dus samen bespreken wat mensen beweegt, wat zij belangrijk vinden en welke doelen zij gerealiseerd willen zien worden. Dat heeft mevrouw Jaarsma gedaan met haar notaris, en gelukkig hebben we contact met haar nicht, die ons over haar tante en haar bijzondere familie­ geschiedenis kan vertellen.’ Toch had Wever VervoortJaarsma graag ook persoonlijk ontmoet. ‘Al was het maar om haar te bedanken voor al het moois dat haar nalatenschap mogelijk maakt.’

NEDERLANDS-INDIË Trudie (Gertrude) Vervoort-Jaarsma (1929-2015) is de langstlevende van de drie dochters van het spraakmakende juristenechtpaar Jaarsma-Adolfs. Over het paar doen zeker zoveel verhalen de ronde als er feiten bekend zijn. Sytze Jaarsma, telg uit een geslacht van herenboeren uit het Friese Wartena, studeert rechten en promoveert later op een onderzoek naar het grondrecht van de Europeanen in Nederlands-Indië. In de familie gaat het verhaal dat hij naar de toenmalige kolonie vertrekt nadat hij in Nederland gokschulden maakt en verwikkeld raakt in een dispuut met zijn vader over de erfenis. Julia Adolfs komt voort uit een Nederlands-Indische familie van gemengd bloed. Haar vader is een Nederlandse migrant die trouwt met een Indische dame uit een voorname familie met een stoeterij op Java. Een van haar broers is de schilder Gerard Adolfs. Studeren is in die dagen voor een vrouw eigenlijk niet weggelegd, maar ambitieus als zij is, slaagt zij erin contact te leggen

met familie in het verre Nederland en daar onderdak te krijgen als studente. In Leiden sluit zij zich aan bij het studentencorps en voltooit zij haar rechtenstudie. Terug in haar geboorteland wordt zij ‘de eerste vrouwelijke advocaat in Nederlandsch-Indië’, aldus De Indische Courant van 28 maart 1927. Julia Adolfs treedt toe tot het advocatenkantoor van Sytze Jaarsma in Soerabaja, met wie zij trouwt en drie dochters krijgt. Vader Sytze is een studeerkamergeleerde, moeder Julia degene die naar buiten treedt, lezingen geeft en naam maakt als advocaat. Een voormalig rechter schrijft in 1972 dat zij niet alleen de eerste vrouwelijke jurist in Nederlands-Indië is, maar ook de beste: ‘Zij was beslist een strafpleiter van formaat en de beste, die ik tijdens mijn lange carrière van bijna een halve eeuw heb ontmoet.’ De publiciteit rond Julia is niet louter positief. In sommige bronnen wordt zij aangeduid als ‘advocaat van kwaaie zaken’, vertelt haar kleindochter Janine Prins. Volgens niet geverifieerde verhalen – ‘broodje aap’, aldus Prins – zou zij een vermogen hebben verdiend door zich als advocaat vooral in te spannen voor Chinese cliënten die in de havenstad Soerabaja actief waren in

JULIA WAS NIET ALLEEN DE EERSTE VROUWELIJKE JURIST IN NEDERLANDS-INDIË, MAAR OOK DE BESTE de smokkelhandel. Voor elke gesmokkelde partij zou zij een percentage van de winst hebben ontvangen. Dat haar huis in Nederland later vol staat met Chinese vazen en andere snuisterijen, kan wijzen op de vermeende Chinese connectie, tegelijkertijd zijn er aanwijzingen dat zij als jurist veelvuldig werkt voor olieconcern Shell. Hoe het ook zij, Julia Adolfs verdient goed geld, dat zij vervolgens investeert in de aankoop van huizen die zij verhuurt. In haar hoogtijdagen zou zij honderdtien huizen in bezit hebben, waarvan de huuropbrengsten worden belegd. Maar na de onafhankelijkheid van Indonesië raakt zij haar onroerend goed kwijt, doordat de huizen worden genationaliseerd. Nog jarenlang voert zij processen om haar voormalige eigendommen op te eisen, zonder noemenswaardig resultaat. In archieven zijn processtukken terug te vinden die alle het stempel dragen ‘schadeclaim afgedaan’. Pas in 1961, als vele (Indische) Nederlanders de voormalige kolonie al lang hebben verlaten, vertrekt ook Julia Adolfs naar Nederland, haar dochters achterna.

BERSIAP De drie meisjes Jaarsma, onder wie Trudie, zijn al eerder naar Nederland gestuurd om Indisch recht te studeren. Nadat zij tijdens hun jeugd drieënhalf jaar geïnterneerd zijn geweest in verschillende Japanse kampen en zij de Bersiap in alle hevigheid meemaken – hun

Julia Adolfs & Syt ze Jaa Den Ha ag 1925

rsma,

ouderlijk huis in Soerabaja bevindt zich tijdens de onafhankelijkheidsoorlog precies in de vuurlinie – is het voor hen geenszins eenvoudig om een bestaan op te bouwen in het kille Nederland, dat zij alleen uit de schoolboekjes kennen. Niet alleen de overgang van Azië naar Europa is ingrijpend, ook het feit dat zij zich zonder ouders in de buurt moeten zien te redden – al zijn de instructies van het juristenpaar duidelijk. Studeren mag, maar uitsluitend Rechten, of eventueel Geneeskunde of een ingenieursopleiding. Dat Trudie eigenlijk Psychologie wil studeren, valt dus niet in goede aarde. Trudie Jaarsma begint braaf aan haar studie Indisch recht in Leiden en behaalt haar kandidaats. Pas daarna durft zij Psychologie te gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Zij trouwt met een vakgenoot, de reclamepsycholoog Elie Vervoort, en krijgt een dochter, Madeleine Julie. Trudie werkt als kinderpsycholoog, maar pubers behandelen, dat kan zij niet. Volgens Janine Prins heeft dat ermee te maken dat Trudie zelf in die leeftijdsfase in het kamp zat. Prins vermoedt dat zij heeft geleden aan wat wij tegenwoordig kennen als posttraumatische stressstoornis (PTSS). Madeleine Vervoort, die net als haar moeder Psychologie studeert aan de UvA, heeft na haar studie een tijd lang een succesvolle carrière bij computerproducent IBM. Zij trouwt, blijft kinderloos, beëindigt haar huwelijk en wordt ziek. Madeleine overlijdt in 2010, 48 jaar oud. ‘Oorlogstrauma’s hebben vaak hun uitwerking op de volgende generatie’, zegt Prins. ‘Ik ben ervan overtuigd dat Madeleines leven is getekend door het tweedegeneratiesyndroom.’ Madeleine, die afstudeerde met psychonomie als specialisatierichting, was van de school ‘meten is weten’. Dat er nu steeds meer inzicht komt in wat zich feitelijk afspeelt in de hersenen, ook van mensen die kampen met een stoornis of trauma, had haar aangesproken, denkt Prins. ‘Inzicht in de harde kant van de zachte problematiek, dat had zij prachtig gevonden.’

SCHOENEN De nalatenschap van Trudie Vervoort-Jaarsma is niet los te zien van haar familiegeschiedenis. Zij koos ervoor niet haar eigen naam daaraan te verbinden, maar haar dochter en moeder te eren met twee naar hen vernoemde fondsen. ‘Dat tekent haar’, zegt Prins. ‘Zij was er heel goed in zichzelf weg te cijferen. Ondanks het vermogen waarover zij beschikte, gaf ze nauwelijks een cent uit aan zichzelf. Ze liep op schoenen die helemaal


14

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

DE NOODZAAK VAN VRIENDEN Julia Adolfs

Trudie Vervoort-Jaarsma

door waren. En ze bewaarde alles, wat typerend is voor mensen die een oorlog meemaakten. “Je weet maar nooit of dat plastic bakje nog eens van pas komt.”’ Prins houdt de herinnering aan haar tante Trudie graag levend. ‘Zo bescheiden over zichzelf had zij niet hoeven zijn. Mijn tante beschikte niet alleen over een innemend gevoel voor humor maar was bovendien een uitzonderlijk begaafd iemand, vooral in het observeren van mensen.’ Beide fondsen, die zijn ingesteld bij het Amsterdams Universiteitsfonds, verlenen beurzen aan studenten en promovendi. De doelstelling is ruim omschreven, wel zijn enkele accenten gelegd die niet toevallig zijn gekozen. Bij het naar Madeleine vernoemde fonds gaat het om reisbeurzen, uit het Julia-fonds kunnen ook subsidies worden verleend voor wetenschappelijk onderzoek, met name aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. ‘Madeleine hield van reizen, mijn oma reisde zich een slag in de rondte om überhaupt te kunnen studeren’, aldus Prins. ‘Reizen is een constante in de familie en tante Trudie was zich ervan bewust hoe belangrijk het kan zijn om voor je studie te moeten reizen.’ De rechtenfaculteit wordt vanzelfsprekend genoemd vanwege de professionele achtergrond van Julia Jaarsma-Adolfs. Weet Janine Prins of haar tante nog een specifieke wens koesterde voor de besteding van haar nalatenschap? ‘Buiten de geformuleerde doelstellingen – nee. Ja, toch, één ding. Ze was zuinig, maar noemde dat zelf zorgvuldig, selectief. Op die manier zou ze haar geld besteed willen zien, aan de harde werkers, niet aan de flierefluiters. En over het fonds dat haar dochters naam draagt, zei ze: “Ze moeten er wel een beetje lang mee doen.”’

QUARKS In de ruim geformuleerde doelstelling is de invloed zichtbaar van oud-notaris Ruud van Helden, zelf ook UvA-alumnus. Op de vraag of hij behalve over de doelstelling ook heeft meegedacht over de bestemming van het vermogen van Trudie Vervoort-Jaarsma, antwoordt hij: ‘Wie dat denkt, overschat de invloed van de notaris. Mensen bepalen zelf wat ze met hun geld doen, en zo hoort het ook. Je kunt alleen adviseren om de zaak niet te veel te versnipperen en de doelstelling ruim te formuleren.’ Waarom ruim? Als iemand aan een heel specifiek doel wil nalaten, is dat toch prima? ‘Uiteindelijk vaak niet. De maatschappij verandert en de wetenschap ook, je weet nu niet wat er over twintig, dertig jaar nodig is. Geef de ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Wie had zestig jaar geleden gehoord van onderzoek naar quarks? Daarom adviseer ik altijd: formuleer de doelstelling zo breed mogelijk. Als je vertrouwen hebt in het goede doel waaraan je geeft, geef het bestuur dan de vrijheid om te bepalen aan welke specifieke projecten je geld wordt besteed.’

Madeleine Vervoort

De onafhankelijke positie van het bestuur van een goededoelenstichting is daarom cruciaal, zegt Van Helden. ‘Universiteitsbestuurders zitten een aantal jaar, hebben hun eigen speerpunten en zijn verantwoordelijk voor een dekkende begroting. Die moet je niet vrijelijk laten beschikken over de middelen die particuliere schenkers opbrengen. Het onbezoldigde bestuur van het Amsterdams Universiteitsfonds is ongevoelig voor de waan van de dag en let erop dat de gelden worden besteed conform de eigen statutaire doelstellingen en de wensen van de gever.’

‘ AFGESTUDEERDEN MOETEN STILSTAAN BIJ WAT HUN OPLEIDING BETEKENT VOOR HUN VERDERE LEVEN’ Heeft de universiteit zelf dan niets met de fondsenwerving van doen? Jawel: de UvA investeert in alumni­ beleid en fondsenwerving, wat onder meer resulteert in een toename van de inkomsten. Actief vragen werkt, zo geeft alumnus Economie Victor Halberstadt aan. Hij stelde een Fonds op Naam in bij het Amsterdams Universiteitsfonds met als doelstelling de verstrekking van studiereisbeurzen aan promovendi Economie. Halberstadt, die in 1964 aan de UvA afstudeerde en later vier decennia aan de Universiteit Leiden was verbonden als hoogleraar Openbare financiën, stelde eerder al een fonds in bij de Universiteit Leiden. Waarom deed hij vervolgens hetzelfde in Amsterdam? ‘Heel simpel: omdat het mij werd gevraagd.’ Tijdens een universitaire gelegenheid stond hij te praten met universiteitshoogleraar Henk van Os en toenmalig collegevoorzitter Louise Gunning, die hem de suggestie aan de hand deed. Het was precies vijftig jaar geleden dat hij afstudeerde aan de UvA, een mooie aanleiding om iets terug te geven. ‘Henk heeft net een Fonds op Naam ingesteld, zei Louise. Zou dat niet ook iets voor jou zijn? Dat wilde ik wel, ik geloof erg in giving back.’ Halberstadt vindt dat afgestudeerden uitdrukkelijker moeten stilstaan bij wat hun opleiding betekent voor hun verdere leven. ‘Juist daarom zijn wij de eigen universiteit veel verschuldigd.’ Bovendien heeft de staat bijna alle studiekosten gedragen. ‘Dan zegt menigeen: daarom betaal ik toch belasting? Dat is een verkeerde redenering. Wij zijn gewoon bevoorrecht omdat de samenleving onze opleiding mogelijk heeft gemaakt. Ik vind daarom dat – ieder naar vermogen – terug moet geven aan de eigen universiteit. Dat moet ook in Nederland heel normaal worden.’ •

Geven en nalaten aan de wetenschap en de universiteit begint al met de oprichting van het Athenaeum Illustre in 1632, voor en door de gegoede burgerij en kooplieden van Amsterdam. Tal van private schenkingen vinden vanaf dat moment hun weg naar de universiteit. In 1889 wordt een grote inzameling gehouden voor de bouw van een aula bij de Oudemanhuispoort. Het inzamelingscomité, een groep hoogleraren onder leiding van rector magnificus Jan Carel Matthes, is nog maar net begonnen met werven onder Amsterdamse burgers en alumni van de universiteit, of er komt onverwacht een gift binnen die zo groot is dat de bouw in een keer kan worden gefinancierd. Tabakshandelaar Rudolf Lehmann schenkt het benodigde bedrag van 40.000 gulden, met als voorwaarde dat de nieuwe aula wordt gebouwd ter herinnering aan zijn overleden broer Leopold, die hoogleraar Verloskunde was. Om de overige gelden die inmiddels al waren opgehaald met deze succesvolle wervingsactie ook een nuttige bestemming te geven, wordt op advies van de Amsterdamse burgemeester Van Tienhoven de Amsterdamse Universiteits-Vereniging (AUV) opgericht. Hij ziet in dat de destijds gemeentelijke universiteit behalve de stad ook vrienden nodig heeft om op te komen voor de belangen van de instelling en om aanvullende financiering te bieden voor leerstoelen, studiebeurzen en onderwijsvoorzieningen. Rector Matthes, die de eerste voorzitter wordt van de nieuwe vereniging, roept de ‘nijvere kooplieden, wakkere burgers en oud-studenten’ op om ‘steunpilaren der stedelijke Universiteit te zijn’. Anno 2016 is er niets nieuws onder de zon. Ook de Stichting Amsterdams Universiteitsfonds, zoals het voormalige AUV-Fonds tegenwoordig heet, werft onder alumni en vrienden van de universiteit om extra’s mogelijk te maken waarin de overheidsfinanciering niet voorziet. Uit de beschikbare middelen worden uitkeringen gedaan voor onderzoek, studie- en reisbeurzen, academisch-cultureel erfgoed en studentenvoorzieningen. De afgelopen jaren keert het universiteitsfonds gemiddeld ongeveer een miljoen euro per jaar uit aan toekenningen. Meer over de historie van fondsenwerving ten behoeve van de universiteit is te lezen in het boek van Rogier Overman over de geschiedenis van de AUV, Een welkom academisch gezelschap. Geschiedenis van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging 1889-2007 (Aksant, 2008). •


UVA IN BEWEGING UVA INTENSIVEERT BEGELEIDING VLUCHTELINGEN

NIEUW NETWERKVERBAND VOOR ONDERZOEK IN DE KUNSTEN

De UvA gaat extra inspanningen leveren om vluchtelingen (bij) te scholen. Op 18 februari tekende de UvA hiertoe een samenwerkingsafspraak met het UAF, de stichting die hoger opgeleide vluchtelingen begeleidt. De inspanningen van de UvA en het UAF zijn erop gericht gemotiveerde en getalenteerde vluchtelingstudenten aan de UvA te laten studeren. Zij kunnen straks een nieuw introductieprogramma volgen. Daarnaast krijgen vluchtelingen met een voltooide academische opleiding de mogelijkheid om een (werk-)stage te lopen, gecombineerd met een trainingsprogramma op maat.

De UvA, VU, HvA, AHK en Gerrit Rietveld Academie lanceren een nieuwe Amsterdamse netwerkorganisatie onder de naam ARIASnl (Amsterdam Research Institute of the Arts and Sciences nl). Het netwerkverband wil onderzoek op het terrein van en in de kunsten bevorderen, bundelen en versterken. ARIASnl bouwt voort op al bestaande samenwerkingen tussen instellingen voor hoger onderwijs in Amsterdam.

15 NIEUWE FASE VOOR SAMENWERKING CLHC IN FORENSISCH ONDERZOEK De ontwikkeling van de forensische wetenschap in Nederland gaat door, nu het NFI, de FNWI en het AMC hebben toegezegd voor onbepaalde tijd te blijven samenwerken in het Co van Ledden Hulsebosch Centrum (CLHC). Het CLHC wil zijn nationale en internationale netwerk verder ontwikkelen en interdisciplinair forensisch onderzoek stimuleren.

CYBERLAB: AMSTERDAMSE LEERLINGEN TONEN BÈTA-TALENT GREEN OFFICE GEEFT BOOST A AN DUURZA AMHEID UVA Met de oprichting van een eigen Green Office gaat de UvA duurzaamheid onder studenten en medewerkers verder stimuleren. De studentenduurzaamheidsorganisatie start in de loop van dit jaar en is een initiatief van Students for Sustainability Amsterdam (SFSA) en Facility Services van de UvA. De Green Office moet met een brede aanpak de duurzaamheid binnen onderwijs, onderzoek, bedrijfsvoering, beleid en community van de universiteit verder doorvoeren. Zo gaan UvA en HvA ruim 2500 zonnepanelen plaatsen op de daken van vijf gebouwen, wat jaarlijks een hoeveelheid energie oplevert die gelijkstaat aan het energiegebruik van ongeveer tweehonderd huishoudens. Daarmee is het een van de grootste zonne-energieprojecten in Amsterdam.

Op 15 februari presenteerden basisschoolleerlingen uit de Indische Buurt in Amsterdam hun nieuw verworven vaardigheden. Zij hadden deelgenomen aan Cyberlab, een naschools programma van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) en Cybersoek. Cyberlab wil leerlingen in het basisonderwijs interesseren voor exacte wetenschappen. Ook tracht de faculteit met het project de verbinding met de buurt te versterken.

UVA SUMMER SCHOOL BIEDT UITDAGENDE ZOMER OP ACADEMISCH NIVEAU Ook deze zomer zijn er aan de UvA weer bijna dertig zomerprogramma’s, waarvan 23 Engels­ talige. De zomerprogramma’s zijn korte, intensieve programma’s met uiteenlopende onderwerpen. Voor middelbare scholieren zijn er de ‘pre-studeren zomerprogramma’s’. Scholieren kunnen zich verdiepen in Klassieke talen of Talen en cultuur, met taallessen van Arabisch tot Zweeds. Nieuw is dit jaar het Engelstalige Pre-University Honours Programme The Urban Toolkit.

UVA-VAKGEBIEDEN KLIMMEN IN QS WORLD UNIVERSITY R ANKINGS De UvA is in elf vakgebieden de hoogst genoteerde Nederlandse universiteit in QS World University Rankings by Subject, die op 22 maart verscheen. In totaal staan er zeventien UvA-vakgebieden in de top-50. Communication & Media Studies heeft met een wereldwijde zesde plaats de hoogste positie van de UvA-vakgebieden. Vorig jaar was dat plek acht.

INTERNATIONALE A ACSB-ACCREDITATIE VOOR FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is geaccrediteerd door de Association to Advance Collegiate Schools of Business (AACSB), de wereldwijde accreditatieorganisatie voor business schools. Het verkrijgen van het prestigieuze internationale excellentiekeurmerk was het eerste deel van een nieuwe gecombineerde manier van accrediteren.

NIEUWE STARTUP KOMT MET INNOVATIEVE MICROSCOOP De UvA-startup Confocal.nl brengt deze zomer de eerste microscoop met een plug-and-play-functie op de markt. De nieuwe microscoop is gebouwd volgens gepatenteerde technologie, ontwikkeld aan het Swammerdam Institute for Life Sciences. De methode bestaat uit het koppelen van twee optische scanners aan een standaardmicroscoop. Op die manier worden superresoluties bereikt, waardoor levende cellen nog scherper bekeken kunnen worden.


16 LOOPBAAN

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

tekst • Han Ceelen beeld • Kees Hummel

LAMBRECHT WESSELS – 1970 • 1996 Conflictstudies, Universiteit Uppsala • 1997 Internationale betrekkingen, UvA • 1998 Zomercursus Vredesstudies Universiteit Oslo • 1998 docent Network

DOCUMENTA WORDEN A

University • 1998 Institute for Multi Track Diplomacy, Washington D.C. • 2008-2010 Patrick: Ramptoerist (BNN) • 2014 Voorstelling: Homebody • 2014-2015 Rot op naar je eigen land (EO)

‘ IK BEN NIET ZO VAN HET NIEUWS’ Conflictanalist en Midden-Oostenkenner Lambrecht Wessels stoorde zich aan de onjuiste berichtgeving over het Midden-Oosten. Met documentaires kan hij een groot publiek bereiken. Er zijn waarschijnlijk weinig Nederlanders die meer weten van de situatie in Syrië dan Lambrecht Wessels. Hij werkte er een jaar voor een Noorse niet-gouvernementele organisatie (NGO), en ‘weet precies hoe de hazen lopen’. Maar je kunt nog zoveel kennis hebben, zegt hij, als je die niet kunt overbrengen, heb je er niets aan. ‘Ik vind het geen probleem om een dossier van dertig pagina’s te lezen, maar de meeste mensen hebben daar geen zin in. Die moet je op een andere manier zien te bereiken.’ Bij het grote publiek zal Wessels’ naam niet meteen een belletje doen rinkelen, maar op de buitenlandredacties in Amsterdam en Hilversum kent iedereen hem. Hij is Midden-Oostendeskundige bij BNR-nieuwsradio, maakte items voor verschillende actualiteitenprogramma’s, en was researcher/producer van de documentaireseries Patrick: Ramptoerist (BNN) en Rot op naar je eigen land (EO). Wessels’ fascinatie voor het MiddenOosten komt niet uit de lucht vallen. Zijn vader was vergelijkend godsdienstwetenschapper en islamoloog, onder

meer aan de VU. Zijn moeder was bibliothecaresse bij het IMNO, het Midden-Oosteninstituut van de UvA. De eerste zes jaar van zijn leven woonde het gezin in Beiroet, waar zijn vader lesgaf aan een christelijke universiteit. ‘Het was de tijd van de Libanese burgeroorlog. We hebben een half jaar in de kelder van ons huis gebivakkeerd. Dat deed me beseffen dat conflicten geen ver-van-mijn-bed-show zijn, maar dat ze iedereen kunnen overkomen. Ook beviel het me heel goed in die internationale omgeving. Die dingen hebben me gevormd.’ Terug in Nederland koos hij na een middelbareschooltijd in Amstelveen (‘de saaiste plek van Nederland’) voor een studie Politicologie, die hij korte tijd combineerde met Filosofie. Omdat de UvA geen afdeling Conflictbeheersing had, en die in Groningen door onderlinge ruzies uit elkaar viel, ging hij in 1993 met een Erasmusbeurs naar het Zweedse Uppsala om polemologie te studeren. Hij leerde er in zes maanden Zweeds, en richtte met vrienden een politieke partij op. Na zijn afstuderen gaf Wessels les aan de aan de UvA gelieerde Network University, werkte hij voor binnen-en buitenlandse NGO’s, en zocht hij steeds vaker de media op. ‘Het was niet mijn ambitie om zelf journalist te worden. Ik ben niet zo van het nieuws. Maar ik stoorde me vaak aan de onjuiste berichtgeving over het Midden-Oosten. Daarom ging ik opiniestukken schrijven, en journalisten benaderen. Ik belde of stuurde ze een hele nette e-mail waarin ik uitlegde wat er niet klopte, en ze bronnen aan de

LAMBRECHT WESSELS

‘Als je je kennis niet kunt overbrengen, heb je er niets aan’ hand deed. In het begin hoorde ik nooit iets terug. Later wel, toen mensen doorkregen dat ik wist waar ik het over had. Zo werd ik zelf een bron voor mensen als Jan Eikelboom, en na verloop van tijd werd me ook gevraagd om mee te werken aan items voor NOVA en andere programma’s.’ Zijn entree in de documentairewereld maakte Wessels toen hij in 2008 toevallig BNN-coryfee Patrick Lodiers tegen het lijf liep. ‘Ik sprak hem aan en vroeg of hij er niet in geïnteresseerd was om een reisprogramma te maken naar conflictgebieden. “Zeker wel,” zei hij, “maar wie ben jij?” Drie dagen later was ik ingehuurd, en na een paar maanden was er het programma Patrick: Ramptoerist. Sindsdien sta ik bekend als de man voor de lastige documentaires. Als je iets moeilijks wilt doen met het buitenland, bel je Lambrecht.’

Een volwaardig documentairemaker wil Wessels zichzelf nog niet noemen, al is het maar omdat hij er niet van kan leven. ‘Voor een seizoen Rot op naar je eigen land – waarin jongeren ervaren hoe het is om vluchteling te zijn – kreeg ik 22.000 euro bruto. Daarbij heb ik maar één onderwerp. Mijn missie is conflicten uitleggen, andere dingen interesseren me niet. Daarom kies ik er voorlopig voor om verschillende dingen te doen. Ik heb als dramaturg meegewerkt aan een toneelstuk over Afghanistan: Homebody, met Monic Hendrickx, muzikant Colin Benders en het Nationale Ballet. En ik ben een boek aan het schrijven over Syrië. Maar uiteraard zou ik graag verder willen in het documentairevak, en niet alleen achter de schermen. Een serie maken over Syrië in de trant van de Turkijereeks van Bram Vermeulen of Langs de oevers van de Yangtze, dat zou geweldig zijn.’ •


17 BREGTJE VAN DER HAAK – 1966

AIREMAKER AAN DE UVA

• 1989 New School for Social Research • 1990 Politicologie UvA • 1992 Rechten UvA • 1993 Graduate School of Journalism, Columbia University • 1998 documentaire: Philip Johnson: Two of a Kind • 2000-heden documentairemaker VPRO Tegenlicht • 2006 Mediavrouw van het Jaar • 2006-2007 hoofdredacteur VPRO-televisie • 2016 White Spots, App & Documentaire

BREGTJE VAN DER HAAK

‘We moesten overal over discussiëren, terwijl we nog niets wisten’ ‘ DE VERDIEPING ZIT VOOR MIJ JUIST IN DE VISUELE CONTEXT’ Met beeld kun je iets genuanceerder vertellen dan met een platte tekst, zegt Tegenlicht-regisseur Bregtje van der Haak. ‘Een goede documentairemaker moet een licht eigenzinnige gevoeligheid voor beeld hebben’, zegt Bregtje van der Haak. ‘Je kunt die wel ontwikkelen door veel te kijken, maar niet vanuit het niets. Misschien is het wel aangeboren. Vlak voordat mijn vader overleed, liet hij me dia’s zien die hij als jonge socioloog had gemaakt in Tunesië. Hij was toen net verloofd met mijn moeder, maar zij stond er nauwelijks

op. Hij leek vooral geïnteresseerd in de interactie tussen mensen en gebouwen. Toen besefte ik: zo kijk ik ook.’ Van der Haak is een van Nederlands succesvolste documentaire- en televisie­regisseurs. Ze maakte talloze veelgeprezen (televisie-)films, was hoofd VPRO-televisie en Mediavrouw van het Jaar, en draait tegenwoordig zo’n drie afleveringen per jaar van Tegenlicht, waar ze onder contract staat. Een bevoorrechte positie, beseft ze. Want de meeste van haar collega’s kunnen nauwelijks rondkomen van hun werk. Toch had Van der Haak aanvankelijk hele andere plannen. Na het gym­ nasium in Hilversum ging ze op haar achttiende naar Parijs om dans te studeren. In de praktijk zat ze er vooral in de bioscoop, en een jaar later begon ze aan een studie Politicologie aan de UvA, met het idee dat ze misschien in

de diplomatie of bij een internationale organisatie zou kunnen werken. ‘Maar die studie viel aanvankelijk tegen. Ik verwachtte me te kunnen laven aan de kennis van wijze professoren. In plaats daarvan moesten we overal zelf over discussiëren, terwijl we nog niets wisten. Achteraf gezien heb ik daar veel aan gehad, maar ik had toen het gevoel dat ik niks leerde, en ben er zelfs Rechten bij gaan doen. Ook zat ik met veel plezier in de redactie van het faculteitsblad Discorsi en het Videojournaal.’ Na drie jaar had Van der Haak het wel gezien, en vertrok ze naar New York, om te studeren aan de beroemde New School for Social Research. In haar vrije tijd liep ze tentoonstellingen af, en interviewde ze kunstenaars en filmmakers als Cindy Sherman, Hal Hartley en Jim Jarmusch. Dat was journalistiek werk, en op een dag besloot ze dan ook maar journalist te worden. Met een Fulbright-beurs schreef ze zich in bij de Graduate School of Journalism van Columbia University. Daar viel alles op zijn plek. ‘Ik volgde zoveel mogelijk beeldende vakken, waaronder een cursus van Michael Rosenblum, de goeroe van de videojournalistiek. Hij vond dat iedere journalist zelf met zo’n camera als blocnote op pad moest. Dat was zo inspirerend dat ik dacht: dit ga ik doen. Op basis van dat idee heb ik later trouwens ook het programma Metropolis ontwikkeld.’ Haar eerste documentaire maakte Van der Haak in Nederland, waar ze na zes jaar in Amerika weer terugkeerde.

Na een audiëntie bij Cherry Duyns mocht ze voor de VPRO een film van een uur maken over de Amerikaanse architect Philip Johnson. Dat formaat – vijftig à zeventig minuten – zou ze altijd blijven hanteren bij programma’s als De Nieuwe Wereld en Tegenlicht. ‘Mijn doel is altijd geweest om verhalen te vertellen over de veranderende wereld,’ zegt ze. ‘Joris Luyendijk noemde televisiejournalistiek tweederangs omdat het te veel over vorm gaat. Dat is onzin. Ik ben altijd inhoudelijk gemotiveerd geweest. En voor mij verloopt dat via beeld. Ik denk dat als je heel goed kijkt, je dingen genuanceerder kunt vertellen dan met platte tekst. Zo vind ik de manier waarop iemand beweegt of iets zegt vaak ongelooflijk veelzeggend. De verdieping zit voor mij juist in die visuele context.’ Thematisch is haar belangstelling de laatste jaren verschoven van architectuur en stedenbouw naar de invloed van technologie op de samenleving. Haar nieuwste film gaat over mensen die ziek worden van straling van wifi en mobiele telefonie. ‘Wat me vooral interesseert is welke belangen er achter die nieuwe technologieën zitten. En het blijft opmerkelijk dat die superslimme jongens uit Silicon Valley zeggen dat ze alle wereldproblemen wel even gaan oplossen. Terwijl de echt grote kwesties, zoals de vluchtelingen, helemaal niet opgelost worden. Ik hoop dat er een tijd komt dat technologie onder politieke druk voor betere doeleinden wordt ingezet.’ •


18 WETENSCHAP

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

tekst • Jacqueline Hoefnagels illustratie • Mattmo foto • Jeroen Oerlemans

‘ABSOLUTE SCHAARSTE WORDT SNELLER EEN GROOT PROBLEEM DAN WE DENKEN’

Klimaat, politiek, ontwikkeling, migratie: alles hangt met elkaar samen en de wereld gaat onvoorstelbaar veranderen, zegt Joyeeta Gupta. Daar moeten we ons beter op voorbereiden. Waarbij we ons moeten afvragen: ‘Wat is fair?’ Er zijn door de bank genomen twee soorten wetenschappers’, zegt Joyeeta Gupta. ‘Je hebt mensen die heel veel afweten van een klein deelgebied, de experts, en je hebt mensen die het grotere geheel in beeld proberen te krijgen. Ik hoor bij de laatste groep.’ Ze houdt van onbegrensd denken. Volgens Gupta hangt alles met elkaar samen, het klimaat, politiek, ontwikkeling, migratie, en dat allemaal wereldwijd. Zelf is ze beslist een wereldburger, het is voor haar onmogelijk om alleen na te denken over bijvoorbeeld het klimaat in Nederland. Ze groeide op in India, en komt daar nog geregeld vanwege haar familie en voor haar werk. Ze studeerde nog in India toen de Union Carbidegiframp plaatsvond in Bhopal. ‘Dat was de reden dat ik mij ging richten op consumentenproblematiek en milieu. En met de rechtsongelijkheid die daarmee samenhangt.’ Ze kreeg na haar dubbele bachelor Economie en Rechten een beurs voor Harvard en werkte daarna een jaar als onderzoeker voor de activist Ralph Nader, de Amerikaan die aandacht vroeg voor consumentenrechten en de impact van de industrie op het milieu.

Ze vertrok naar Nederland om daar een tijdje te werken voor haar terugkeer naar India, maar daar kwam de liefde tussen. Ze besloot te blijven. Advocaat kon Gupta niet worden met haar buitenlandse opleiding, dus ging ze aan het werk als klimaat- en milieuconsultant. Via een klant, het ministerie van VROM, kwam ze op de VU terecht, waar ze promoveerde en hoogleraar werd. Sinds ruim drie jaar is ze hoogleraar aan de UvA. Ze geeft daarnaast een dag per week les aan UNESCO-IHE te Delft. Gupta is een groot voorstander van multidisciplinair werken. ‘Neem water. Daar begint en eindigt alles mee, zolang we daar nog geen alternatief voor hebben gevonden. Dan kun je het hebben over recht op water of over de sociale aspecten, maar het is H2O en dus ook natuurwetenschap. We moeten waterproblemen met zijn allen oplossen.’ Grondwaterrechten Gupta onderzoekt hoe klimaatbeheer ontwikkelingskwesties en de verhouding tussen zowel Noord en Zuid als rijk en arm heeft beïnvloed, wat de ontwikkeling van lokaal naar globaal betekent voor het klimaat, wat de gevolgen zijn van veranderende geopolitiek en communicatie op milieu- en ontwikkelingskwesties. Maar vooral: hoe alles samenhangt. Wat niet wegneemt dat ze met haar promovendi ook veel kleinere onderwerpen bekijkt, zoals het mensenrecht op sanitaire voorzieningen, of internationale grondwaterrechten. Ze bestudeert relevante wetgeving en beleidsstukken en combineert ze met case studies en interviews die ze zelf doet,

of in samenwerking met haar promovendi en masterstudenten. ‘We kunnen van alles bedenken dat zou moeten gebeuren in alle landen,’ zegt Gupta. ‘Bijvoorbeeld dat alle kolencentrales moeten sluiten, of dat er over tien jaar alleen nog in elektrische auto’s mag worden gereden. Maar niet alle landen hebben evenveel boodschap aan wat de rest van de wereld vindt en niet alle landen worden hetzelfde bestuurd. Stel dat in het enorme China de boeren worden gedwongen om te bebossen, dan kun je na vijf jaar aantonen dat dit heeft geholpen tegen de droogte. Dat zou fijn zijn voor het klimaat. Alleen willen we ook democratie in China. En in het ook enorme India heb je wel democratie, maar daar gebeurt niet veel meer dan eindeloos praten over het klimaat. Het is lastig dat we in het Westen enerzijds liberalisering vragen aan ontwikkelingslanden en aan de andere kant duurzaamheid, omdat het in eerste instantie in de praktijk tegenstrijdig werkt.’ Wat China en India wel gemeen hebben, zegt Gupta, is dat de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt. ‘En dat geldt voor de hele wereld, ook de westerse. ‘Terwijl veel van die rijke one percent die 99 procent van het eigendom in de wereld in handen heeft, niet eens belasting betaalt. Tegenwoordig sluis je zo alles via internet weg naar andere landen, zie de Panama Papers. Het gaat mensen vaak alleen om het gewin op korte termijn en dat is dom, want we zijn met steeds meer mensen op dezelfde hoeveelheid land, en hebben dus per capita steeds minder ruimte, voedsel en water. Veel rivieren


19

JOYEETA GUPTA – 1964 J.Gupta@uva.nl • 1984 bachelor Economie, Delhi University • 1987 bachelor Rechten, Gujarat University • 1988 master Rechten, Harvard Law School • 1988-1993 consul­

• 2004-2012 hoogleraar Klimaatbeleid en recht, VU • 2012-heden hoogleraar Environment and Deve­ lopment in the Global South, UvA

tant klimaat en milieu voor IOCU, Den Haag;

Gupta heeft een groot aan­

Resource Analysis, Delft;

tal publicaties op haar naam

VROM, Den Haag

staan en maakt deel uit

• 1993-2011 diverse

tijdschriften. Ze sprak onder

Amsterdam (VU)

meer op TEDxAmsterdam­

• 1997 promotie Rechten, VU

worden gedeeld door twee of drie landen, wat gaat er dan gebeuren als de nood aan de man komt?’ Er zijn twee opties, zegt Gupta. ‘De eerste is dat een land zegt dat het de rivier niet langer wil delen. Dat zie je gebeuren bij de Nijl en bij de Mekong, en ook de spanning rond de grensoverschrijdende rivieren in India stijgt. Datzelfde gebeurt met uitstoot. Wie mag in diesels blijven rijden? Wie mag een kolencentrale hebben en wie niet? We hebben daar in Parijs afspraken over gemaakt, maar die zijn niet allemaal juridisch bindend. Intussen zitten Kenia en Ghana op een hoop olie. Zij willen daar rijk van worden, maar dat heeft consequenties voor andere landen. Wat is dan fair?’ Superrijken De tweede mogelijke reactie op schaarste is land grabbing. ‘Dat zie je veel gebeuren, en niet alleen in Afrika, zoals veel mensen denken. Superrijken uit de VS, Europa, China, India en Rusland kopen huizen en grote stukken grond in andere landen en dus ook de grondrechten en de grondstoffen. In Engeland zijn er zelfs al toeristische dagtochtjes te boeken langs onroerend goed dat via schimmige bv’s in buitenlandse handen terecht is gekomen. Het is kolonialisme nieuwe stijl. Tegelijkertijd wordt de middenklasse in opkomende landen weliswaar groter – de vraag is hoe lang nog – maar in westerse landen kleiner. Tel daarbij op dat de rijken hun kapitaal wegsluizen; wie betaalt dan straks nog belasting? Wie betaalt straks het openbaar onderwijs, de gezondheidszorg, de wegen? Een student

LIBERALISERING EN DUURZAAMHEID ZIJN IN ONTWIKKELINGSLANDEN IN EERSTE INSTANTIE TEGENSTRIJDIG voorspelde laatst dat je over een aantal jaren een pasje bij je draagt waarop geld voor openbare verlichting wordt afgeschreven, waarmee je dan de straatverlichting voor jezelf kunt aanzetten als je die nodig hebt. Doodeng.’ Gupta kijkt ook naar de gevolgen van liberalisering. Als voorbeeld noemt ze dat waterrechten per land vrij verhandelbaar zijn. Een ander voorbeeld zijn de schaarse, dus peperdure mineralen die nodig zijn om computerchips te bouwen. ‘Is de macht alleen aan de landen die deze mineralen hebben of kunnen kopen? Daar moeten scenario’s voor komen.’ Kunstenaars Absolute schaarste wordt sneller een groot probleem dan we denken, zegt Gupta. Vooral voor de ontwikkelingslanden, omdat die slechter zijn georganiseerd.

van de redactie van diverse

functies, Vrije Universiteit

Women én ze was een van de sprekers op de Universi­

• 2003-heden hoogleraar

teitsdag van de UvA, op

Waterbeleid en recht,

4 juni jl. Meer informatie:

UNESCO-IHE

uva.nl/profiel/j.gupta.

‘De Westerse landen vormen een blok waar ze de rest niet binnenlaten. En ja, China mag zich best ontwikkelen van het Westen, maar als dat dan lukt, zegt het Westen dat ze het verkeerd doen omdat ze zoveel uitstoten. En Amerika zegt vervolgens: ik verlaag mijn CO2-uitstoot alleen als China dat ook doet. Maar effecten zijn pas na twintig, dertig jaar goed meetbaar, en de VS houdt gemakshalve buiten beeld dat de huidige broeikasproblemen niet zijn veroorzaakt door China. En intussen wordt migratie een steeds groter probleem voor het Westen. Als er niets wordt gedaan, is heel Noord-Afrika binnenkort een onleefbare woestijn, en gaan mensen daar weg. Over de gevolgen die dat heeft, moeten we beter nadenken.’ Gupta vertrekt na ons gesprek naar Berlijn, waar wetenschappers en kunstenaars zich vijf dagen lang samen over de toekomst buigen met vragen als: hoe lang houden we nog greep op de informatiestromen? En op kunstmatige intelligentie? Hoe ziet straks een stad eruit, als we geen winkels meer nodig hebben vanwege webshops, geen menselijk toezicht meer nodig hebben omdat overal camera’s hangen? ‘Als ik mijn studenten vraag wat ze later willen, antwoorden ze bijna altijd: een baan. Maar zijn er straks nog wel banen? En zo nee, wat gaan we dan doen? Hoe betalen we wat we nodig hebben? Ik ga in Berlijn spreken over de mogelijke impact van technologie, maar ik ga ook proberen van de andere deelnemers te leren. Want ik wil dat in ieder geval mijn studenten zich op de toekomst voorbereiden, persoonlijk en in hun onderzoek.’ •


20

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

SPUI —

kort nieuws De wetenschappelijke kennis neemt dagelijks toe. Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam dragen daaraan bij met proefschriften, papers en andere publicaties waarin zij de vruchten van hun arbeid wereldkundig maken. SPUI biedt een selectie van recente resultaten.

NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA

GEESTESWETENSCHAPPEN/ NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA

Koninklijke garderobe uit zeventiende eeuw gevonden in Waddenzee RECHTSGELEERDHEID

Gedifferentieerd rechtshandhavingsbeleid gunstig voor rehabilitatie crackgebruikers Het Nederlandse strafrechtsysteem kan gebaat zijn bij een gedifferentieerder rechtshandhavingsbeleid voor crackgebruikers die voornamelijk drugs verkopen om te voorzien in hun eigen gebruik. Bovendien kunnen maatregelen om verslaving onder crackgebruikers te beperken en hun huisvestingsomstandigheden aan te pakken drugsgerelateerde misdaad aanzienlijk terugdringen. Dat zijn de belangrijkste conclusies in het promotieonderzoek van Alberto Oteo Pérez.

Het ‘wezenlijk Nederlands belang’ van buitenlandse ondernemers Ondernemers van buiten de Europese Unie worden toegelaten tot Nederland als met hun komst een ‘wezenlijk Nederlands belang’ is gediend. Maar wanneer is er sprake van een dergelijk belang? In de beoordeling blijkt innovativiteit vrijwel altijd ondergeschikt te zijn aan financiële zekerheid. Dit stelt migratierecht­ onderzoeker Tesseltje de Lange in een onderzoeks­ rapport, waarin zij kijkt naar de toepassing en uitwerking van het wettelijk kader voor toelating op grond van wezenlijk Nederland belang.

Bij een zeventiende-eeuws scheepswrak in de Waddenzee bij Texel is een grote archeologische vondst gedaan, onder meer van een zeer exclusieve japon die wonderbaarlijk goed bewaard is gebleven. De jurk maakt deel uit van een uitgebreide garderobe. Naast textiel zijn er gebruiksvoorwerpen gevonden zoals aardewerk uit Italië, een verguld zilveren bokaal en geurstoffen uit Griekenland of Turkije. Ook zijn er boekomslagen boven water gekomen met in goudopdruk het wapen van de Engelse koninklijke familie Stuart. Deskundigen van het Rijksmuseum, de UvA en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed onderzoeken de objecten. De opgedoken voorwerpen behoorden toe aan de hofhouding van de Engelse koningin Henriëtta Maria. Dit ontdekten cultuurhistorici Helmer Helmers van de UvA en Nadine Akkerman van de Universiteit Leiden. Zij baseren hun conclusies op een brief van Elizabeth Stuart (1596-1662), een Schotse prinses die na haar ballingschap onderdak vond in Den Haag. In een brief van 17 maart 1642, gericht aan de met haar bevriende Engelse diplomaat Sir Thomas Roe, beschrijft Elizabeth hoe haar schoonzuster een schip verloor bij Texel. De koningin leed ook persoonlijk verlies: de miskelken van haar privékapel verdwenen met de overige bagage naar de zeebodem.

Voeding van invloed op evolutie vogels Daniel Kissling van het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED) en internationale collega’s laten in hun onderzoek, gepubliceerd in Nature Communications, zien hoe voorkeuren voor voedsel de diversificatie van vogels in de loop van miljoenen jaren hebben beïnvloed. De onderzoekers verzamelden een indrukwekkende hoeveelheid gegevens over de voeding van bijna alle (ongeveer tienduizend) vogelsoorten in de wereld en construeerden een uitgebreide fylogenetische stamboom, die de verwantschap tussen alle vogelsoorten weergeeft. Aan de hand van modellen voor eigenschapsafhankelijke diversificatie toonden ze vervolgens aan dat bij allesetende vogelgeslachten sprake is van een lagere snelheid van soortvorming en een hogere snelheid van extinctie dan bij soorten die een voorkeur hebben voor specifiek voedsel.

Zwart gat in centrum van de Melkweg lijkt deeltjesversneller Een internationaal team van wetenschappers, onder wie David Berge, Jacco Vink, David Salek, Rachel Simoni en Mark Bryan van de UvA, heeft een galactische deeltjesversneller ontdekt die met nooit vertoonde energie kosmische straling de ruimte in slingert. De onderzoekers vermoeden dat het zwarte gat in het centrum van onze Melkweg verantwoordelijk is. De wetenschappers, verenigd in het H.E.S.S.-consortium, publiceerden hun bevindingen in Nature.


21

Meer Sumatraanse orang-oetans dan gedacht Op Sumatra leven duizenden orang-oetans meer in het wild dan tot nog toe werd gedacht. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van een internationaal onderzoeksteam onder leiding van UvA-hoogleraar Serge Wich. De onderzoekers waarschuwen wel dat door de voortdurende ontbossing de kans groot is dat het aantal orang-oetans op Sumatra de komende jaren sterk afneemt.

MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN

Slaapproblemen jongeren goed te behandelen met ‘SlimSlapen’ Veel jongeren hebben te maken met chronisch slaaptekort. Dit kan leiden tot problemen met cognitief functioneren, en daarmee het functioneren op school. Ook kan het depressie, angst en zelfs symptomen van ADHD veroorzaken. Ed de Bruin laat in zijn promotieonderzoek zien dat slaapproblemen bij adolescenten vrij goed en relatief eenvoudig te behandelen zijn, met de mede door hem ontwikkelde therapie ‘SlimSlapen’. SlimSlapen is een kort behandelprotocol, dat tevens preventief werkt, waarbij jongeren door middel van oefeningen hun slaapgedrag leren verbeteren. De behandeling is erop gericht om zowel slechte slaapgewoontes als disfunctionele gedachtes over slaap te veranderen. Jongeren leren dus niet per se om meer, maar om rustiger en beter te slapen.

Wat is het imago van de wetenschapper? ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE/ MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN

Jongere manager staat voor uitdaging Onderzoek naar het verband tussen leeftijd en leiderschap richt zich meestal op de problemen van oudere managers op de werkvloer. Het zijn echter juist de jongere managers die regelmatig voor uitdagingen komen te staan om door hun werknemers te worden geaccepteerd als leiders. Dit is een van de belangrijkste bevindingen van een studie door onderzoekers Claudia Buengeler en Astrid Homan van de UvA en Sven Voelpel van Jacobs University Bremen. Buengeler en haar collega’s ontdekten dat jongere managers een groter risico lopen om afgewezen te worden op basis van hun vermeende gebrek aan expertise en status (d.w.z. leeftijd). Deze afwijzing wordt zichtbaar bij medewerkers die ervoor kiezen om ontslag te nemen, wat negatieve implicaties heeft voor de hele organisatie.

Wetenschappers worden gezien als eerlijk, nieuwsgierig en aardig, maar ze worden eveneens geassocieerd met schendingen van morele regels. Dat blijkt uit onderzoek dat UvA-psycholoog Bastiaan Rutjens en collega Steven Heine van de University of British Columbia deden onder ruim 2.300 proefpersonen. Zij bestudeerden in hoeverre proefpersonen wetenschappers intuïtief associëren met immoraliteit. De resultaten zijn van belang om beter te begrijpen waarom bepaalde mensen sommige wetenschappelijke bevindingen niet accepteren. Zo stuiten onderwerpen als stamcelonderzoek en genetische technologie geregeld op weerstand.

Slechts één op de tien LHBT-ers doet aangifte na een onveilige situatie Een kwart van de respondenten van het AmsterdamPinkPanel, bestaande uit LHBT-ers (Lesbische vrouwen, Homomannen, Biseksuelen en Transgenders), heeft in het afgelopen jaar een onveilige situatie meegemaakt. Het gaat dan vooral om uitschelden of het ervaren van een vijandige sfeer. Slechts één op de tien LHBT-ers die een onveilige situatie heeft meegemaakt doet aangifte. Dat blijkt uit het buurtveiligheidsonderzoek 2015 van het COC Amsterdam en de UvA, dat jaarlijks wordt uitgevoerd.

MEDISCHE WETENSCHAPPEN

Hechting van composiet op verkleurd tandweefsel? Tegenwoordig wordt tandheelkundig amalgaam steeds minder gebruikt en wordt de plaats ingenomen door tandkleurige composieten die aan tandweefsel kunnen worden gehecht. Hans Scholtanus keek in zijn promotieonderzoek of donker verkleurd dentine, dat wordt aangetroffen na verwijdering van amalgaamrestauraties, een goede basis vormt om composietrestauraties aan te kunnen hechten. Hij concludeert dat verkleuring van dentine door corrosieproducten uit amalgaam geen negatieve invloed heeft op hechtsterkte van composieten ondanks verschillen in samenstelling van verkleurd en gaaf dentine.

Uitschakeling van stamcellen kan darmkanker voorkomen Het is mogelijk om stamcellen in de darm selectief uit te schakelen die door een genetische verandering dreigen uit te groeien tot kankercellen. Deze bevinding is van belang voor de ontwikkeling van medicijnen ter preventie van darmkanker, maar dat zal zeker nog enkele jaren op zich laten wachten. Tot deze bevinding komen onderzoekers van het AMC en de Universiteit van Cambridge in een studie die is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Communications. Uit het onderzoek blijkt dat de ontspoorde stamcellen na een mutatie afhankelijk worden van een molecuul dat verhindert dat de cellen zichzelf doden. Ze groeien dan ongeremd door.

Risico door overgewicht én pil Vrouwen met fors overgewicht die de pil slikken, hebben een verhoogde kans op trombose in het hoofd. Dat meldden onderzoekers van het AMC in het wetenschappelijke tijdschrift JAMA Neurology. Ook vonden ze een relatie tussen deze trombose en acute lymfatische leukemie.


22 PROEFSCHRIFT

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

tekst • Robin van Wechem illustratie • Ella Nitters, Medical Art

‘ ANIMATIES MET GESPROKEN TEKST HEBBEN DE BESTE RESULTATEN’ Medische folders en websites zijn lang niet altijd begrijpelijk, terwijl van patiënten wel wordt verwacht dat ze snappen waar de dokter het over heeft. Corine Meppelink onderzocht hoe voorlichtingsmateriaal toegankelijker kan worden gemaakt voor een breed publiek. Is er wat mis met de folders in de wachtkamer en online informatie over gezondheid? Er is veel gezondheidsinformatie beschikbaar en veel daarvan is geschreven tekst. Maar teksten zijn vaak onnodig ingewikkeld en lastig te begrijpen, en de taal is te moeilijk en onduidelijk, zeker voor mensen die laaggeletterd zijn. Ik heb onderzocht hoe we gezondheidsinformatie beter kunnen aanbieden.

Hoe ziet een begrijpelijke folder of website eruit? Die begint met begrijpelijke taal, met korte zinnen die actief zijn geformuleerd en zo min mogelijk jargon bevatten. En als je een vakterm gebruikt, leg dan direct uit wat het is. Plaatjes kunnen daarbij goed werken. Ze kunnen moeilijke tekst verduidelijken en op een website de aandacht trekken. Het is wel belangrijk dat plaatjes met de tekst te maken hebben, anders leiden ze alleen maar af. Animaties helpen ook om informatie begrijpelijk te maken, maar ze moeten dan wel onderdeel zijn van de rest van de informatie op een website. Animaties met gesproken tekst hadden trouwens de beste resultaten wat betreft het onthouden van de informatie, bij mensen met hoge en lage gezondheidsvaardigheden.

Gezondheidsvaardigheden? Breed gedefinieerd is dat het selecteren, begrijpen en gebruiken van gezondheidsinformatie. In mijn onderzoek heb ik me vooral gericht op het begrijpen. Mensen met lage gezondheidsvaardig­heden

vinden dat moeilijk. Gezondheidsvaardigheden hangen sterk samen met opleidingsniveau, maar niet volledig. Er zijn ook mensen met een laag opleidingsniveau en hoge gezondheidsvaardigheden, zoals vrouwen die een tijd in de medische sector hebben gewerkt. Ook levenservaring speelt een rol. Bij een van mijn deelstudies kwam naar voren dat jongeren – die doorgaans redelijk hoog zijn opgeleid – lagere gezondheidsvaardigheden hebben dan ouderen. Het zijn toch vaardigheden die je opbouwt tijdens je leven, die ook te maken hebben met hoe vaak je bij de dokter komt en hoe vaak je met bepaalde medicijnen in aanraking komt.

Betekent gezondheidsinformatie begrijpen ook automatisch onthouden? In mijn deelonderzoek naar bestaande websites was dat wel het geval. Daarvoor hebben we uitgezocht op welke aandoeningen vaak wordt gegoogeld. Na ebola – een term die me anderhalf jaar geleden niet representatief leek voor de zorgen van mensen om hun persoonlijke gezondheid – bleek dat fibromyalgie te zijn, een niet goed begrepen, beetje reumatische aandoening. We hebben toen twee websites over fibromyalgie voorgelegd aan een online panel met de opdracht om één van de twee te bekijken zoals ze gewoonlijk een website zouden bekijken. Mensen met lage gezondheidsvaardigheden vonden de informatie moeilijk. Ze moesten meer nadenken, hadden meer tijd nodig en onthielden minder dan mensen met hoge gezond-

heidsvaardigheden. Dat bevestigde het belang van het vereenvoudigen van informatie en het gebruik van plaatjes. Wat we niet vonden maar wel verwachtten, was dat mensen met lage gezondheidsvaardigheden minder geïnteresseerd zouden zijn. Wat betreft betrokkenheid scoorden de mensen met hoge en lage gezondheidsvaardigheden hetzelfde.

Waarom zijn gezondheidsvaardigheden zo belangrijk? Moet ik weten waar de dokter het over heeft? Geïnformeerde besluitvorming wordt steeds belangrijker. Patiënten krijgen meer regie over hun behandeling. Daarvoor moeten ze wel snappen wat de dokter zegt. Er zijn patiëntenportalen waar mensen hun uitslagen online kunnen bekijken en veel mensen gaan eerst googelen voordat ze überhaupt naar de dokter gaan. Het is heel belangrijk om die informatie op waarde te kunnen schatten. Vaak beoordelen mensen de betrouwbaarheid van een website op basis van de lay-out. Maar de bron van de informatie is veel belangrijker. Met een collega ben ik nu aan het onderzoeken welke strategieën mensen gebruiken bij het beoordelen van informatie. Ook doe ik een vervolgstudie na mijn proefschrift waarin ik de inhoud van websites analyseer. Van honderd websites over tien verschillende aandoeningen breng ik in kaart hoe ze scoren op tekstniveau, plaatjes, animaties en advertenties. Daarmee wil ik uitzoeken in hoeverre gezondheidsinformatie in Nederland toegankelijk is voor mensen met lage gezondheidsvaardigheden. •

CORINE MEPPELINK – 1985 C.S.Meppelink@uva.nl • 2009 Communication Science (cum laude) • 2010 studieadviseur Communicatiewetenschap • 2011-2012 docent Communicatiewetenschap • 2014 Visiting Scholar Florida State University • 2012-2016 promotie­ onderzoek Designing Digital Health Information in a Health Literacy Context • 2016-heden universitair docent Persuasieve communicatie


23

PENSIOEN ‘ STUDENTEN HOUDEN MIJN LIEFDE VOOR HET VAK LEVEND’

MARTIN STOKHOF – 1950 M.J.B.Stokhof@uva.nl • 1974 doctoraal Wijsbe­ geerte cum laude UvA • 1984 promotie Wijsbe­ geerte cum laude UvA • 1986-1992 universitair docent Logica en semantiek UvA • 1988-1998 universitair hoofddocent Taalfilosofie UvA • 1996-1998 hoogleraar Taalfilosofie Radboud Universiteit Nijmegen • 1998-heden hoogleraar Taalfilosofie UvA • 2006-heden lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Weten­ schappen

Hij was een pionier op zijn vakgebied, het grensgebied tussen logica, taalkunde en filosofie. Op 12 mei hield hoogleraar Taalfilosofie Martin Stokhof zijn afscheidsrede, maar hij is te verknocht aan zijn vak om helemaal te stoppen met publiceren en onderwijs geven. ‘Zolang studenten nog graag naar mijn colleges gaan, blijf ik ze geven.’ Als geboren en getogen Amsterdammer was Stokhof de eerste in het gezin van vijf kinderen die ging studeren. ‘Dat werd sterk aangemoedigd door mijn ouders, die zelf vanwege de oorlog geen goede opleiding hadden genoten. We lazen veel bij ons thuis en mijn ouders namen ons regelmatig mee naar musea.’ Stokhof koos voor Nederlands en Filosofie aan de UvA. ‘Filosofie omdat ik dat leuk vond, ik las op school Camus en Sartre. En Nederlands omdat ik veel met taal bezig was en dacht dat ik dan in ieder geval leraar kon worden.’ Nederlands liet hij vallen, toen hij besefte dat het leraarschap hem niet trok. De echte fascinatie van Stokhof lag bij de combinatie van taal en filosofie. ‘Een beginnend vakgebied in mijn tijd, er was nog geen hoogleraar, daarom volgde ik een aantal onderdelen bij hoogleraar Algemene taalwetenschap Simon Dik.’ Als pioniers konden Stokhof en zijn studiegenoten zelf invulling aan het nieuwe vakgebied geven. ‘We exploreerden het grensgebied tussen logica, taalkunde en filosofie. Taal en denken hangen sterk samen. Door naar taal te kijken, kom je iets over de menselijke geest te weten. Met mijn goede vriend en vakgenoot Jeroen Groenendijk gebruikte ik methoden uit de logica, wiskunde en theoretische informatica om modellen te bouwen waarmee we taalpatronen nabootsten.’ Samen met Groenendijk en drie andere auteurs schreef Stokhof het standaardwerk Logic, Language and Meaning. Hij schreef ook de bekende inleiding in de taalfilosofie, Taal en Betekenis. Semantiek Gevraagd naar zijn wapenfeiten blijkt Martin Stokhof een opmerkelijk bescheiden man. Het blijft lang stil, dan zegt hij aarzelend: ‘Jeroen Groenendijk en ik hebben samen een proefschrift geschreven over de semantiek van vragen. Er was toen nog geen goede fundamentele theorie over de betekenis van vragen in logische zin. Ons proefschrift wordt nog altijd geciteerd, dat is leuk.’ Een ander, zeer invloedrijk theoretisch model dat Stokhof en Groenendijk samen ontwikkelden, is een model voor dynamische seman-

tekst • Elke Veldkamp beeld • Eduard Lampe

tiek. ‘Dat gebruikt aspecten uit dynamische logica om de betekenis van de natuurlijke taal te beschrijven. Niet de inhoud van een bewering, maar het effect dat beweringen hebben op deelnemers in een conversatie. Dat noemen we een “informatietoestand”. Ik zeg bijvoorbeeld iets tegen u, waardoor u iets weet wat u eerst nog niet wist en daarop zegt u iets terug, en zo verandert steeds de informatietoestand bij ons beiden.’ Stokhof is medeoprichter van het Institute for Logic, Language and Computation (ILLC) van de UvA, een samenwerkingsverband tussen academici uit de exacte wetenschappen, taalkunde, filosofie en sociale wetenschappen. ‘Het ILLC is uniek in de wereld, omdat je er logica in de volle breedte kunt bestuderen, in relatie tot filosofie, wiskunde, taalkunde of informatica. Het bestaat 25 jaar en is inmiddels toonaangevend. We bieden een tweejarige master Logica aan, die studenten vanuit de hele wereld trekt. De master heeft als een van de twee opleidingen in Nederland het predicaat excellent.’ Stokhof geeft zijn colleges taalfilosofie ook voor deze masterstudenten. ‘Contact met de studenten vind ik echt een van de leukste dingen die er zijn. Ze blijven me verrassen en enthousiasmeren met hun nieuwsgierigheid. Dat houdt mijn liefde voor het vak levend. Ik heb altijd bewust minimaal dertig procent besteed aan colleges geven, scriptiebegeleiding en promotiebegeleiding.’ Hij vindt dat de huidige generatie studenten harder en gerichter werkt dan in zijn eigen studententijd. ‘Studenten die nu een promotietraject ingaan, zijn ook al op een veel hoger niveau dan ik toen was. Ik vraag me af of ik in deze tijd nog kans had gemaakt op een aio-plek.’ Het onderwijsklimaat dwingt studenten tegenwoordig om zakelijker te zijn, constateert hij. ‘Al zijn filosofiestudenten dan weer buitenbeentjes. Tijdens economische crises stijgen onze inschrijfcijfers altijd. Wij krijgen gelukkig enorm gemotiveerde studenten die voor dit vakgebied kiezen omdat ze het interessant vinden.’ Subsidies Ook het academische klimaat heeft Stokhof zien veranderen. ‘Toen ik begon, in de jaren zeventig, was het nog niet zo gangbaar om veel te publiceren. Er werd ook nauwelijks over de grens gekeken, naar wat buitenlandse collega’s deden. Tegenwoordig word je afgerekend op wat je doet en is er veel meer internationale samenwerking. Dat is absoluut een verbetering.’ Een nadeel noemt hij de grote concurrentie om subsidies binnen te halen. ‘De universiteiten laten hun personeelsbeleid daardoor te veel leiden. Ze moeten ervoor waken dat andere functies niet ondergesneeuwd raken. Een goede onderzoeker is niet per se een goede docent, en vice versa.’ Stokhof is lid van de European Research Council (ERC), een Europees orgaan dat onderzoekssubsidies verstrekt. ‘De ERC is uniek, wij verdelen het geld puur op basis van de kwaliteit van een aanvraag. Er zijn geen voorkeurssectoren en er wordt ook niet gevraagd naar de economische toepasbaarheid van een onderzoek. Onze missie is puur: de wetenschap verder helpen.’ Stokhof blijft in ieder geval tot eind 2017 verbonden aan de ERC. Hij heeft daarnaast nog een lange to do-lijst liggen met artikelen die hij wil publiceren. ‘Onder meer een artikel over de filosoof Wittgenstein, een van mijn interesses.’ Verder zal hij les blijven geven aan de UvA, ook binnen het ILLC. ‘Zolang studenten nog graag naar mijn colleges gaan, blijf ik ze geven. Al ben ik na mijn pensioen een soort stateloos geworden.’ •


24 PERSONALIA JAAP BAAIJ

ANTOIN DEUL

NEDERLANDS RECHT 2003, Wijsbegeerte van een bepaald wetenschapsgebied 2012, promotie 2015, onderzoeker Privaatrecht aan de UvA, is een van de winnaars van de Dissertatieprijzen van de Stichting Praemium Erasmianum.

SCHEIKUNDE 1996, is de nieuwe voorzitter van slavernijinstituut Ninsee. Deul is bovendien lid van het landelijk partijbestuur van GroenLinks.

BARBARA BAARSMA

ECONOMIE 1993, promotie 2000, is de nieuwe directeur kennisontwikkeling van de Rabobank. Zij blijft aan de UvA verbonden als hoogleraar.

CALLUNA EUVING

POLITICOLOGIE LEI 1995, Business Administration, Georgetown University (Washington DC, VS) 2006, is sinds 1 februari de nieuwe secretaris van de Universiteit van Amsterdam. PATRICIA FAASSE

HUIB BAKKER

promotie FYSISCHE CHEMIE 1991 cum laude, is sinds 1 februari directeur van FOM-instituut AMOLF. ADAM BOOIJ

ECONOMICS CUM LAUDE 2004, promotie 2009, onderzoeker en docent aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB), is winnaar van de Van der Schroeff-prijs, de onderwijsprijs voor de beste FEB-docent. MASHYA BOON

MEDIASTUDIES 2014, is winnaar van de eerste editie van Science in the City, vanwege haar masterscriptie ‘Cinematic Clones, Illusive Identities & Mercurial Memories’, een filosofisch gedachte-experiment rond het begrip identiteit.

PROMOTIE BIOLOGIE 1994, wetenschapshistorica en senior onderzoeker bij het Rathenau Instituut, ontving voor haar biografie Een beetje opstandigheid. Johanna Westerdijk: de eerste vrouwelijke hoogleraar van Nederland de Boerhaave Biografie Prijs 2015 voor de beste geleerdenbiografie. MARIEKE DE GOEDE

POLITICOLOGIE 1996, promotie University of Newcastle 2001, hoogleraar Politicologie, ontvangt een Vicisubsidie van anderhalf miljoen euro van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), evenals logicus Arianna Betti, medicus Susanne la Fleur, hersenonderzoeker Christian Keysers en sterrenkundige Sera Markoff.

MAARTEN VAN DEN BOS

GESCHIEDENIS 2007 cum laude, promotie 2012, onderzoeker en docent aan de Universiteit Utrecht en gemeenteraadslid van de PvdA in Lingewaard, wint de Banningprijs 2016 voor het beste politieke essay.

A

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

‘Moederhuis’, uit haar debuut De vergeten geschiedenis van mijn grootvader Sulayman Hadj Ali. JASON HESSELS

astrofysicus bij de UvA en ASTRON, is gekozen tot nieuw lid van De Jonge Akademie, een zelfstandig platform binnen de KNAW van jonge topwetenschappers.

SLAVISCHE TAAL- EN LETTERKUNDE (TJECHISCH) 1986 cum laude, ontving de Letterenfonds Vertaalprijs 2015 (10.000 euro), de prijs voor literair vertalers die zich onderscheiden door zowel de hoge kwaliteit van hun vertaaloeuvre als hun inzet als ambassadeur voor een bepaald taalgebied. DEIRDRE CARASSO

KUNSTGESCHIEDENIS EN ARCHEOLOGIE 1997, is de nieuwe directeur van het Stedelijk Museum Schiedam. DAMIAAN DENYS

FILOSOFIE KU LEUVEN 1989, GENEESKUNDE KUL 1996, promotie Psychiatrie UU 2004 cum laude, hoogleraar en afdelingshoofd Psychiatrie AMC-UvA, is voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.

ESTER GOULD

JOURNALISTIEK EN MEDIA 2006, won de IDFA Beeld & Geluid Award for Best Dutch Documentary (7.500 euro), voor ‘A Strange Love Affair with Ego’, een intieme film over haar zus die tijdens een psychose suïcide pleegde. De IDFA Award for Best Children’s Documentary (2.500 euro) ging naar de film ‘Ninnoc’ van Niki Padidar, Communicatiewetenschap 2006. LOUISE GUNNING

PROMOTIE GENEESKUNDE EUR 1988, universiteitshoogleraar Gezondheid en maatschappij, is voorzitter van de Nationale Wetenschapsagenda. MELTEM HALACELI

SEMITISCHE TALEN EN CULTUREN 2008, schrijfster, researcher en arabist, kreeg de El Hizjra Literatuurprijs (poëzie) voor haar gedicht

BIOLOGIE 2000, promotie Geneeskunde 2006, assistant professor Microbial Systems Biology aan Boston College (VS), ontvangt een speciale beurs van tien miljoen dollar van de Amerikaanse National Institutes of Health voor onderzoek naar antibiotica-resistentie. CONNIE PALMEN

COOS HUIJSEN

GESCHIEDENIS 1985, promotie 2012, voormalig Tweede Kamerlid, ontving de Frans Banninck Cocqpenning van de stad Amsterdam vanwege zijn inzet voor de stad op het maatschappelijke vlak. MICHAEL HUIJSER

POLITICOLOGIE 1992, is per 1 juli directeur van het Amsterdamse Scheepvaartmuseum. De afgelopen jaren was hij directeur van Het Rembrandthuis.

WIJSBEGEERTE 1988, schrijver, ontving de Libris Literatuur Prijs 2016 voor haar roman Jij zegt het. EDGAR DU PERRON

NEDERLANDS RECHT 1988 cum laude, promotie 1999, sinds 1 april Raadsheer in de Hoge Raad en (onbezoldigd) hoogleraar Privaatrecht aan de UvA, is onderscheiden met de Grote Sta-penning van de Universiteit van Amsterdam, vanwege zijn bijzondere verdiensten als vice-rector voor het hervormingsproces aan de UvA.

WIM HUPPERETZ

SIMCHA PLAS

directeur van het Allard Pierson Museum, is benoemd tot bijzonder hoogleraar Nederlandse cultuurgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

BACHELOR RECHTSGELEERDHEID 2015, masterstudent aan de UvA, is de winnaar van de Nationale Requireerwedstrijd voor Studenten 2016.

MAITE KARSSENBERG

JOHN REID

GESCHIEDENIS 2015 cum laude, programmamaker bij SPUI25, heeft de Johanna Naberprijs (500 euro) gewonnen voor haar masterscriptie over de ‘vergeten vrouwelijke intellectueel’ Geertruida Kapteyn-Muysken. Zij is bovendien winnaar van De Bagagedrager (2.500 euro), een reis- en schrijfwedstrijd van omroep VPRO.

NEDERLANDS RECHT 1995, kantonrechter bij de rechtbank in Alkmaar, is de nieuwe Rijdende Rechter in het gelijknamige televisieprogramma van KRO-NCRV.

PETER MENSING EDGAR DE BRUIN

TIM VAN OPIJNEN

ECONOMIE 1984 CUM LAUDE, organisatieadviseur, is een van de nieuwe leden van de raad van commissarissen van voetbalclub Ajax.

IRENA ROSENTHAL

RECHTEN 2004 CUM LAUDE, Wijsbegeerte 2004 cum laude, promotie VU 2012, universitair docent Algemene rechtsleer en Head of Studies van de opleiding PPLE, ontving van de European Academy of Legal Theory de prijs voor het beste rechtsfilosofische proefschrift van de afgelopen drie jaar.

MARENTE DE MOOR

PETER SCHOENMAKERS

SLAVISCHE TALEN EN HUN LETTERKUNDE 1998, schrijver, won met haar verhalenbundel Gezellige verhalen de J.M.A. Biesheuvelprijs 2016.

PROMOTIE ANALYTISCHE SCHEIKUNDE TUD 1981, hoogleraar Analytical Chemistry & Forensic Science, ontving een Advanced Grant van de European Research Council voor zijn project om een nieuwe scheidingstechnologie te ontwikkelen die ons in staat stelt om binnen één dag maar liefst een miljoen chemische componenten uit complexe mengsels van elkaar te scheiden.

BABET MOSSEL

ENGELSE TAAL- EN LETTERKUNDE 1984, ontving van het Prins Bernhard Cultuurfonds de prestigieuze Martinus Nijhoff Vertaalprijs 2016 (35.000 euro). ANDRÉ NOLLKAEMPER

XANDRA SCHUTTE

PROMOTIE RECHTEN UU 1993, hoogleraar Internationaal publiekrecht, is per 1 mei benoemd tot decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, voor een periode van vijf jaar.

Vrije letteren 1986 cum laude, hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, wint De Gouden Ganzenveer 2016.


25 WIM SINKE

PROMOTIE NATUURKUNDE UU 1995, hoogleraar Photovoltaic energy conversion, is onderscheiden als Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, vanwege zijn bijdrage aan het onderzoek op het gebied van duurzame energieopwekking.

Geesteswetenschappen en hoogleraar Mediastudies, is per 1 september benoemd tot directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies.

overledenen

MARTIJN DE GOEDE 1947, Andragologie 1973, uhd Methoden en technieken van sociaal­

TRUDIE VERVOORT-JAARSMA 1929,

wetenschappelijk onderzoek UU (20 december)

Psychologie 1967, kinderpsycholoog (11 novem­ ber 2015, zie ook pag. 12-14)

JORIS KOCKEN 1960, Sociologie 1989, Nederlands recht, promotie 1997, uhd Conflict­

WILLEM CENSE 1942,Geneeskunde 1969,

beslechting UvA (21 december)

huisarts op Urk, oud-directeur Nederlandse Rode Kruis (17 november)

TIM KOOPMANS 1929, Nederlands recht 1953, o.a. hoogleraar, rechter Hof van Justitie

D PETER VAN DE RUIT 1968, Archiefweten­

EU, advocaat-generaal Hoge Raad (24 december)

schap 2011, hoofd informatiebeheer Haarlem,

B

DON WEENINK

docent Archiefwetenschap UvA (18 november)

POLITICOLOGIE 2006 CUM LAUDE, promotie 2014, ontving de tweejaarlijkse prijs voor het beste sociologische proefschrift (750 euro) van de Nederlandse Sociologische Vereniging.

SOCIOLOGIE 1999, promotie 2005, universitair docent Sociologie, ontvangt de prestigieuze ERC Consolidator Grant, een beurs van de European Research Council, evenals filosoof Franz Berto, politicoloog Marieke de Goede, medicus Esther Lutgens en communicatiewetenschapper Jochen Peter.

RACHEL SPRONK

NIÑA WEIJERS

Gebarentaal (NGT) UvA (22 november)

CULTURELE ANTROPOLOGIE EN NIET-WESTERSE SOCIOLOGIE 1999, promotie 2006, universitair docent Sociologie en antropologie, ontvangt net als tien andere onderzoekers van UvA en AMC een Vidi-subsidie van 800.000 euro van NWO. Hiermee kunnen zij een eigen, vernieuwende onderzoekslijn ontwikkelen en zelf een onderzoeksgroep opzetten.

BACHELOR LITERATUURWETENSCHAP 2009 cum laude, schrijver, ontvangt de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 2016 voor haar romandebuut De consequenties uit 2014.

JAN KEMAN 1952, Nederlands recht 1978,

MARIEKE SLOOTMAN

EUR, promotie UvA 1991, hoogleraar Compara­ MARIEKE GRIFFIJN 1947, Culturele antro­

PSYCHOLOGIE 2005 CUM LAUDE, promotie 2014, onderzoeker aan de UvA, heeft de Abbas Dissertatieprijs (2.500 euro) ontvangen voor haar onderzoek naar de ontwikkeling van rekenvaardigheid bij kinderen. MARIANNE DE VISSER

GENEESKUNDE 1975, promotie 1981, is bij haar afscheid als hoogleraar Neuromusculaire ziekten en divisievoorzitter Neurologie van het AMC in Amsterdam benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

poloog en etnografe (20 november)

C

WIM EMMERIK 1940, langdurig betrokken

FRANK VAN VREE

PROMOTIE GESCHIEDENIS LEI 1989, decaan van de Faculteit der

o.a. docent Integrale veiligheidskunde HH, oudgemeentesecretaris Oegstgeest (23 november)

GENEESKUNDE 2000, promotie 2008, internist-infectioloog bij het AMC, ontving de European Global Rising Star van de Australian and New Zealand Intensive Care Society vanwege zijn onderzoek naar de ‘verwaarloosde’ tropische ziekte melioidose, verantwoordelijk voor bijna 100.000 doden per jaar.

JOS DEEBEN 1955, Archeologie 1987, hoofd

LIESBETH ZEGVELD

MARIE-CÉCILE VAN WELL 1967,

PROMOTIE RECHTEN EUR 2000 cum laude, hoogleraar Oorlogsherstel aan de UvA en mensenrechtenadvocaat, is tijdens het evenement Advocate Live! uitgeroepen tot ‘most valued attorney’.

Notarieel recht 1993, senior rechter rechtbank

archeologie Rijksdienst Cultureel Erfgoed (26

NICO BAKKER 1934, Godgeleerdheid, em. hoogleraar en predikant (29 december)

JAN NOSSIN 1934, Aardrijkskunde 1957, em. hoogleraar ITC Enschede (2 januari 2016)

ABRAHAM VAN DER SCHUYT 1931, Wis- en natuurkunde 1957 (3 januari)

november) HAN FENNEMA 1955, Geneeskunde 1997, ROBERT ABRAHAM 1937, Geneeskunde 1964, em. hoogleraar Psychiatrie LEI, psychiater

promotie 1997, medisch directeur GGD Amster­ dam (8 januari)

en psychoanalyticus (26 november) JOACHIM WOLFF 1929, Economie 1960,

Gelderland (27 november)

ere-vz. Ned. Federatie Cinematografie (10 januari)

TON DE CRAEN 1966, promotie Genees­ kunde 1998, epidemioloog (januari)

ROBERT BLOKZIJL 1943, Wis- en natuur­ kunde 1970, promotie 1977, staffysicus Nikhef,

PETRA ZIJP

betrokken bij ontwikkeling internet (1 december)

NEDERLANDS RECHT 1994, partner bij advocatenkantoor NautaDutilh en expert op het gebied van capital markets, heeft de Legal Woman of the Year Award 2015 gewonnen.

JAN MEULENBELT 1951, Geneeskunde

Meer personalia De meest recente personalia vindt u op alumni.uva.nl/personalia. Zelf een nieuwe functie? Kent u iemand die iets bijzonders deed of een mooie prijs won? Tips zijn welkom via spui@uva.nl

MARTIN BOSCH 1992, BA Biologie 2015, masterstudent, roeier bij Skøll (27 december)

JOOST WIERSINGA

IN BEELD A Marieke de Goede B Wim Sinke C Marianne de Visser (foto: Koos Breukel, AMC-collectie) D Frank van Vree

tieve sociologie van Azië (25 december)

pologie / niet-westerse sociologie 1990, antro­

bij onderwijs en onderzoek Nederlandse

MARTHE STRAATEMEIER

MARIO RUTTEN 1958, Sociologie 1984

1981, hgl. Klinische toxicologie UU, internistintensivist (8 december)

MARGARETA BURGEMEISTER 1947, Psychologie 1972, psychotherapeut (9 december)

CAREL L. DAKE 1924, Geneeskunde 1953, hoogleraar Oogheelkunde UvA (12 december)

RON PLATTEL 1947, Nederlands 1977, oprichter Plattel en Partners, schrijver (18 januari)

RUUD VERGROESEN 1959, Geneeskunde 1985, huisarts (22 januari)

JAN VERBEEK 1961, Information Manage­ ment 1999, ICT-projecten NS (7 februari)

WILLEM VAN KEMENADE 1943, Ge­ schiedenis 1977, oud-correspondent NRC Handelsblad, hoofd Aziatische studies Clingendael (8 februari)

PETER ALBARDA 1928, Sociale psychologie en pedagogiek 1961 (14 december)


26 IN MEMORIAM

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

tekst • Ben Haveman BOB WIELINGA 1945, Wis- en

PETER KONIJN 1936, Economie

HETTY VIS 1932, Geneeskunde

natuurkunde 1969, hgl. Sociaal-we­

1960 (6 maart)

1959, anesthesioloog AMC en

tenschappelijke informatica, pionier kunstmatige intelligentie (10 februari)

Netherlands Cancer Institute (7 april) ELS MOOR 1937, Nederlands 1962, in Suriname o.a. werkzaam als docent en redacteur (9 maart)

ELIZA D. J. LINDENBERGH

en sociale wet. 1977, pershistoricus

1945, Geneeskunde 1972, promotie 1985, psychiater (10 februari)

RENÉ VOS 1942, Alg. politieke (10 april)

HENDRIKA LEIJNSE-YBEMA 1930, Wis- en natuurkunde 1954, promotie 1961, apotheker (9 maart)

SIMON J. P. HOEK 1940, Sociale

WILFRIED DE JONG 1942, promotie Biologie LEI 1969, em. hgl.

geografie 1966, docent Aardrijks­

Moleculaire diersystematiek (11 april)

kunde, stichter kindertehuis in Zuid-

RITA LENSINK-BOSMAN 1927,

Afrika (12 februari)

Nederlands recht 1951, rechter, vice­ pres. rechtbank Rotterdam (10 maart)

CONSTANT DELPRAT 1931, Geneeskunde 1959, huisarts in Am­

WILLEM HOUTKOOP 1946,

sterdam, grondlegger Nederlandse

Sociologie 1977, belangrijk voor vol­

FRANS PANHOLZER 1952,

wasseneneducatie UvA, directeur Max

Nederlands recht 1975, huurrecht­

Goote Kenniscentrum (19 februari)

advocaat (10 maart) Geneeskunde 1961, chirurg Wilhel­ GERDIEN SCHENK 1986,

Sociale geografie 1980, oud-hoogle­

Pedagogische wetenschappen 2014,

raar en oud-decaan UU (21 februari)

promovendus (10 maart)

mina Ziekenhuis Nijmegen (14 april)

JACOB STIEMER 1946, Postmas­ ter Accountancy 1985, ondernemer ROBERT ROE 1944, Psychologie

ARNOLD FIJN VAN DRAAT

1969 cum laude, promotie 1975,

1961, Nederlands recht 1990,

honorair em. hoogleraar Organisatie­

advocaat (11 maart)

februari)

HENDRIK VAN DEN HOOFD-

(15 april)

HANS MATTHIJS 1951, Schei­

theorie en organisatiegedrag UM (22

kunde 1977, promotie VU 1983, uhd JACQUELINE BREUNING-

Biochemie UvA, pionier op gebied van

BOERS 1952, Geneeskunde 1978,

fotosynthese cyanobacteriën (17 april)

promotie 1984, kinderarts (16 maart)

AKKER 1937, Nederlands recht MATHIJS RESINK 1967, Neder­

1968, oud-lid CvB WU, Officier in de Orde van Oranje-Nassau (27 februari)

EDWARD SLATER 1917,

lands recht 1991, medeoprichter

Scheikunde 1939, em. hoogleraar

Tempohousing Amsterdam (20 april)

Biochemie, wereldberoemd JOZEF STEINS 1947,

biochemicus (26 maart) THEODORUS LEVELT 1933,

Scheikunde 1973 (27 februari)

Vrije studierichting Aardrijkskunde JAAP DRONKERS 1945, o.a.

1959, em. hoogleraar Fysische

MOM WELLENSTEIN 1919,

hoogleraar Onderwijskunde en socio­

geografie VU (26 april)

Rechtsgeleerdheid 1951, diplomaat,

logie UvA en MU (30 maart)

oud-directeur-generaal Europese Ge­ LILI AHONEN 1950, oud-docent

meenschappen, Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau (27 februari)

JULES SCHELVIS 1921, overlever

Fins UvA (26 april)

van naziconcentratiekampen, schrij­ ver, eredoctor UvA vanwege histo­ HARM VAN NIMWEGEN 1951,

risch speurwerk, medeoprichter Stich­

JEFFRY TCHONG 1972, Politicolo­

Economie 1976, Postmaster Accoun­

ting Sobibor (3 april)

gie 1996, diplomaat (29 april)

HANS DAALDER 1928, Alg. poli­

AUKE JACOBS 1952, Spaans

tieke en sociale wet. 1955, em. hoog­

1983, promotie RU 1995, tolk/vertaler

tancy 1979, em.hoogleraar Bestuur­ lijke informatieverzorging VU, partner v/h Ernst & Young (29 februari)

leraar Politieke wetenschap LEI (4 april) Spaans (29 april) WILLEM LANGEVELD 1928, Alg. politieke en sociale wetenschap­ pen 1959 (5 maart)

HANS VAN DER WEEL 1934, Economie 1959, Postmaster Accoun­ tancy 1963, em. hoogleraar Bedrijfs­ huishoudkunde (5 maart)

ELEFTHERIA VASILEIADOU

JAN HARTONG 1941, Muziekwe­

1977, promotie Maatschappij- en

tenschap 1980, docent Codarts Rot­

Gedragswet. 2009, ud Aard- en

terdam, muzikant (1 mei)

levenswetenschappen VU (4 april)

26 AUGUSTUS 1968 – 12 APRIL 2016

Muziekgeneeskunde (11 april)

ANTHONIUS J. LEEK 1933, RONALD VAN KEMPEN 1958,

ANNEMARIE MINNESMA Lezen verfoeide ze, ook al reciteerde ze uit het hoofd complete stukken van Vondels Gijsbrecht, gierend van de lach. Annemarie Minnesma uit Westzaan kreeg ‘huishoudschool’ als advies en haalde atheneum bèta, dankzij uittreksels van haar oudere zus Marjan. ‘Anne was extreem gedisciplineerd’. Dertig pagina’s per dag stampen en geen woord meer, al liep de zin door tot op de volgende bladzij. Haar moeder had als verloskundige zesduizend baby’s op de wereld gezet; doorzetten had ze van geen vreemde. Ze bleek na haar studie Psychologie aan de UvA de ideale personeelsmanager, die mensen het gevoel gaf ‘dat je speciaal was’. Bij Albemarle Amsterdam, voorheen Akzo en Ketjen, werd ze op handen gedragen. Waar Minnesma verscheen, was de ruimte op slag gevuld met haar imponerende gestalte. Ze kon goed luisteren, had lak aan status en dikdoenerij. Als studente op Interrail-vakantie maakte ze korte metten met de avances van een Italiaan door hem twintig centimeter op te tillen en de dansvloer over te sleuren. Annemarie reed motor en verzamelde fanatiek koekblikken met afbeeldingen van het koningshuis. Als pikzwarte Zwarte Piet van 1,85 meter knielde ze ieder jaar voor de kleintjes: om ze niet bang te maken. Ze was dol op Sissi-films vanwege de prinsessenjurken, maar toen haar geliefde midden in het bos op z’n knieën een huwelijksaanzoek deed, sommeerde ze hem niet zo raar te doen. Bij Albemarle had ze hogerop kunnen komen, maar Annemaries horizon reikte verder dan katalysatoren voor de petrochemie. Ze was gangmaker bij de kinderboerderij, de gymnastiekvereniging, de harmonie, en ze liet de was flink wapperen in de wind. Elke maandag ging de klarinet mee naar het Zaandijkse Soli Deo Gloria, waarin het hele gezin meeblies. Toen een van haar twee dochters in de klas op trompet de Last Post aanhief voor haar dode goudvis, en klasgenootjes stil naast de schoolbank moesten staan, had moeder Annemarie er weer voor maanden een succesverhaal bij. Wanneer het tegenzat, was een hartgrondig ‘Kutjepikandijvie!’ haar handelsmerk: bij de Minnesma’s werd niet gevloekt. Ze kon eten als een dokwerker; koken deed ze liever niet. Ze vond altijd een gaatje om iemand te helpen en zei nooit nee. In 2014 was Albemarle twintig jaar beursgenoteerd op Wall Street en werd Minnesma met de meeste stemmen uitgekozen om in New York op de gong te slaan bij de dagelijkse sluitingsceremonie: ten aanschouwe van 130 miljoen televisiekijkers. Alleen na lang aandringen wilde ze er een skivakantie in Oostenrijk voor onderbreken. Een dubbele agenda was haar vreemd. Wie met haar afsprak op een feestje, kon er evengoed achter komen dat Annemarie alweer twee feestjes verder was. Elke dag was dichtgemetseld met een lange lijst van sociale activiteiten die ze als een wervelwind afwerkte om alles uit het leven te halen. Het hare stopte bij 47, ‘maar je leefde drie levens tegelijk, dus eigenlijk ben je nu dus 141 jaar’, zei een jeugdvriend voor negenhonderd rouwenden in het Zaantheater. Het hoefde niet meer, met kanker in het hoofd. Kutjepikandijvie. •


27

AUV CHAPTERS INTERNATIONAAL:

ALUMNI­BIJEENKOMSTEN WERELDWIJD New York

OUT OF THE BOX

St. Petersburg

2

Beijing

3 4

1

5

UvA-collecties inspireren wetenschappers. Tot en met 4 september te zien bij de Bijzondere Collecties, Oude Turfmarkt 129. bijzonderecollecties.uva.nl. Acht duo's van UvA-wetenschappers en studenten maakten een keuze uit de erfgoedcollecties van de Universiteit van Amsterdam voor de tentoonstelling 'Out of the box'. Op de foto: een hoofdstel voor fonetisch onderzoek uit 1898. Een aluminium band maakte bij de kaakhoeken en op de kin contact met de huid. Het apparaat registreerde de bewegingen van onderkaak en bovenlip tijdens het spreken en bracht die over op beroet papier. Het object is de keuze van hoogleraar Digitale Geesteswetenschappen Rens Bod en student Logica Bas Cornelissen: 'Het is een mythe dat alfawetenschap zacht en bètawetenschap hard zou zijn. Alle wetenschap, alfa, bèta en gamma, is mensenwerk. De interpreterende en historische aanpak is kenmerkend voor alfawetenschappen, maar zij maken ook gebruik van instrumenten; de wiskundige en experimentele aanpak is kenmerkend voor de bètawetenschappen, maar zij maken ook gebruik van interpretaties en historische analyses, bijvoorbeeld in de evolutiebiologie en de geologie. Om antwoorden op hun vragen te krijgen, gebruiken wetenschappers wat hen van pas komt - of dat nu instrumenten, filosofische overwegingen of ellenlange berekeningen zijn.'

Londen

Er wonen ruim vijfduizend UvA-alumni buiten Nederland. Alumni in het buitenland kunnen contact met elkaar en de UvA houden door lokale evenementen voor UvA-alumni bij te wonen. Bureau Alumnirelaties en Universiteitsfonds attendeert alumni in het buitenland op bijeenkomsten op hun locatie als bekend is waar ze verblijven. Woont u in het buitenland, of kent u alumni in het buitenland, maar betwijfelt u of de UvA beschikt over de juiste gegevens? Die kunt u doorgeven via alumni.uva.nl/contact.

Shanghai

Het Bureau Alumnirelaties en Universiteitsfonds organiseert regelmatig evenementen buiten Nederland, onder andere via UvA Alumni Chapters, lokale verbanden die worden ondersteund door de UvA. Ieder jaar vinden internationale alumnibijeenkomsten plaats in Beijing en Shanghai, Londen, New York en St. Petersburg. Heeft u vragen over activiteiten bij u in de buurt of de rol die u eventueel zelf kunt spelen? Neem dan contact op met international alumni officer Christina Ceulemans: c.t.ceulemans@uva.nl.


28

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

AUV-ALUMNUSPRIJS WAT DEDEN WINNAARS MELD JONG TALENT AAN ALUMNUSPRIJS MET GELD? VOOR DE AUV-ALUMNUSPRIJS

V.l.n.r. Chantal Deken (2e), Maartje Piersma (1e) en Joost de Kluijver (3e prijs). Foto: Monique Kooijmans

De drie prijswinnaars van 2015 hebben mede dankzij het prijzengeld hun projecten het afgelopen jaar verder weten uit te breiden.

1E PRIJS : MAARTJE PIERSMA SOLAR CINEMA SAHARAUI (WWW.SOLARCINEMA.ORG) Het winnen van de AUV-alumnusprijs 2015 is een enorme impuls geweest voor Solar Cinema, onze mobiele bioscoop op zonne-energie in de Zuidwestelijke Sahara. Het heeft veel publicitaire aandacht gebracht en daarmee kansen op aanvullende financiering en waardevolle nieuwe contacten vergroot. Vanwege zware overstromingen in de vluchtelingenkampen rond Tinduf, het gebied waar wij werkzaam zijn, is het filmfestival uitgesteld van mei naar oktober 2016

en de lancering van de mobiele bioscoop daarmee ook. Wel hebben wij reeds een projector aangeschaft van het prijzengeld. Het filmprogramma is bijna rond, we gaan geweldige films vertonen, onder meer over vrouwenrechten en gelijkheid. Deze onderwerpen en de aansluitende debatten zijn van grote waarde voor de lokale perceptie en verbreden de blik op de wereld. We zijn de AUV en de UvA zeer erkentelijk voor de bijdrage aan ons project.

2E PRIJS : CHANTAL DEKEN STICHTING DISCUSSIËREN KUN JE LEREN (WWW.DISCUSSIERENKUNJELEREN.NL) Met een warm hart denk ik terug aan die stormachtige zaterdag in november. De speech van Gerdi Verbeet, voorzitter van het Comité 4 en 5 mei, tijdens de AUV-dag 2015 sloot naadloos aan bij de doelen van mijn stichting Discussiëren Kun Je Leren (DKJL): ‘Ga met elkaar het gesprek aan. We moeten de ontmoeting organiseren... Nieuwe manieren vinden...’ Onbekend maakt onbemind (zeggen ze), maar discussiëren kun je leren. DKJL bouwt bruggen in een samenleving die steeds meer verdeeld lijkt te zijn. Discussie is bij DKJL zowel doel als middel. Wij bieden kinderen en jongeren een podium om hun stem te laten horen. Voor volwassenen is het dé kans om te horen wat jongeren vandaag de dag beweegt.

Deze waardering kwam voor mij en mijn team op het juiste moment. DKJL ontwikkelde ik na de aanslagen op het WTC en moord op Theo van Gogh. Wat mij het meest raakt, is dat volwassenen nog steeds ‘lastige’ thema’s mijden. Terwijl de behoefte bij jongeren groter is dan ooit om gehoord te worden. We zien dat de vraag naar DKJL toeneemt. De overheid en steeds meer scholen en bedrijven vragen ons het gesprek te faciliteren. Om in die behoefte te kunnen voorzien, heb ik met het prijzengeld een nieuw team opgeleid dat klaarstaat om de klassen in te gaan. Daarnaast heb ik in Suriname DKJL-lessen verzorgd. Een unieke ervaring die ik en hopelijk ook de kinderen daar nooit zullen vergeten.

Alumni en (oud-)medewerkers van de UvA kunnen tot en met 26 september 2016 een jonge, getalenteerde UvA-alumnus voordragen die een maatschappelijk aansprekend project heeft ontwikkeld. Een jury kiest vervolgens uit de voordrachten drie winnaars. De AUV-alumnusprijs wordt uitgereikt tijdens de AUVdag op zaterdag 5 november 2016. Meer informatie over de AUV-alumnusprijs en de voordrachtprocedure: alumni.uva.nl/auv-alumnusprijs.

AUV-LEDEN AAN ’T WOORD Maak kennis met Marietje d’Hane-Scheltema en Berno Bucker en andere AUV-leden en bestuursleden in de rubriek ‘Leden aan ’t woord’. Wil je ook je verhaal delen? Stuur dan een e-mail naar auv@uva.nl.

A A Marietje d’Hane-Scheltema

B B Berno Bucker

LEDEN

3E PRIJS: JOOST DE KLUIJVER STICHTING CLOSING THE LOOP (WWW.CLOSINGTHELOOP.EU) Sinds de AUV-dag 2015 is Closing the Loop erg gegroeid. We kopen in steeds meer ontwikkelingslanden kapotte end of life-mobieltjes, die we naar Europa te brengen om ze op een verantwoorde manier te verwerken tot nieuwe grondstoffen. Deze mobieltjes kopen we in samenwerking met lokale partners om te vermijden dat de mobiele telefoons met hun gevaarlijke, maar goed recyclebare metalen, eindigen op afvalbergen. Het geld van de AUV-alumnusprijs heeft ertoe bijgedragen dat we meer lokale partners in ontwikkelingslanden konden vinden en opleiden.

De Amsterdamse Universiteits-Vereniging reikt dit jaar opnieuw de AUV-alumnusprijs uit. De prijs is een uiting van waardering en een aanmoediging voor jonge alumni die via een aansprekend project een bijzondere bijdrage aan de maatschappij leveren. De winnaars zijn een inspiratiebron voor anderen en gelden als een belofte voor de toekomst. Alumni die zijn voorgedragen voor de prijs maken kans op geldbedragen van duizend, tweeduizend en drieduizend euro. De winnaars dienen het prijzengeld te investeren in het project op grond waarvan zij zijn voorgedragen.

Onlangs zijn we met Closing the Loop ook met een nieuw project begonnen voor zakelijke telefonie. Voor elke telefoon die men in Europa koopt, zorgen wij dat er een afvaltelefoon wordt ingezameld in een ontwikkelingsland. One for One noemen we het. Compenseren van mobiele telefoons dus. Dankzij dit project kunnen bedrijven voor het eerst bijdragen aan de kringloop van mobiele telefoons, doordat mobiel gebruik in het Westen gekoppeld wordt aan recycling in ontwikkelingslanden.

MARIETJE D’HANE-SCHELTEMA – Lid van Kring Geschiedenis ‘ De studie zelf was in die jaren rond 1952 nog een beetje negentiende-eeuws.’ BERNO BUCKER – Bestuurslid van Alumni Network Brain and Cognitive Sciences ‘ De docenten uit mijn opleiding zijn nu de collega’s die ik op congressen tegenkom en met wie ik kan sparren over mijn eigen onderzoek.’ Lees verder: alumni.uva.nl/alumniservices/auv/ leden-aan-t-woord.


29

VARIA

BAS HAAK WINT UVASCRIPTIEPRIJS Uitreiking tijdens Univer­siteits­dag 2016

Tijdens de Universiteitsdag van zaterdag 4 juni zijn de jaarlijkse UvA-scriptieprijzen uitgereikt. Op de foto de winnaars: v.l.n.r. Stephan Jagau (Economie, derde prijs), Bas Haak (Geneeskunde, eerste prijs) en Pepijn Lewis (Geschiedenis en Wijsbegeerte, tweede prijs). De dag begon met een college van universiteitshoog­ leraar Frank Vandenbroucke in de Aula (zie ook het Gesprek vanaf pagina 8), ’s middags waren er colleges en debatten in de Oudemanhuispoort. Op het Science Park Amsterdam vond het Ouder-en-kindprogramma plaats, met workshops en demonstraties voor jonge kinderen. Foto’s: Monique Kooijmans en Marc Kruse. Voor alle foto’s van de Universiteitsdag zie alumni.uva.nl/universiteitsdag.

‘ N A DE UNIVERSITEIT GING IK DIRECT DOOR NA AR DE HUISHOUDSCHOOL’ Betty Hogeweg-de Haart groeit op in NederlandsIndië, studeert eind jaren dertig Sociale geografie aan de UvA en wordt huisvrouw. Maar als de kinderen op eigen benen staan maakt ze carrière binnen de KNAW. In juli wordt ze honderd jaar. Haar vaders werk voor de Bataafse Petroleum Maatschappij bracht Betty de Haart in 1920, op driejarige leeftijd, naar Nederlands-Indië. Aanvankelijk woonde het gezin op het Molukse eiland Ceram, waar ze het enige Europese kind was en vooral met de jongens op het strand speelde. Op de middelbare school op Java woonde ze in bij verschillende gezinnen, zeven dagen reizen bij haar ouders vandaan. ‘Eens per jaar had ik een vakantie die lang genoeg was om naar huis te gaan. En mijn moeder kwam eens per jaar naar mij toe. Eigenlijk ging ik op mijn twaalfde uit huis.’ Ze deed eindexamen en toen iemand haar over de studie Sociale geografie in Amsterdam vertelde, schreef ze zich in. ‘In die tijd was de universiteit nog erg klein, met in totaal zo’n drieduizend studenten. Ik studeerde met zeven jaargenoten. De opleiding werd geleid door Henri Nicolaas ter Veen, die helaas een nogal schoolse aanpak had. Vakinhoudelijk was de studie echter zeer interessant. De mens stond echt centraal, in tegenstelling tot de opleiding in Utrecht, die meer geografisch gericht was.’ De Haart studeerde af in 1940 en trouwde in 1941 met Lodewijk Hogeweg, die in Amsterdam op het mede

door zijn vader opgerichte accountantskantoor Frese en Hogeweg werkte. ‘Ik had geen idee hoe je een huishouden moest organiseren en wist echt niet hoe een keuken eruit zag. Dus na de universiteit ging ik direct door naar de huishoudschool.’ De oorlogsjaren brachten twee dochters: Margreet (1942) en Paulien (1943). Begin 1947 werd zoon Gert Jan geboren. Het gezinsgeluk was echter van korte duur want in 1948 overleed haar man. ‘Hij kreeg een vorm van kanker die op dat moment niet behandelbaar was. Amper twee jaar later zouden zijn vooruitzichten veel gunstiger zijn geweest.’

‘ Vorig jaar heb ik de auto weggedaan’ Alle drie haar drie kinderen studeerden aan de UvA. Margreet werkte als oogarts veel in ontwikkelingslanden. Paulien werd hoogleraar Theoretische biologie aan de Universiteit Utrecht en Gert Jan directeur-generaal monetaire zaken bij de Europese Centrale Bank in Frankfurt. Ook Hogeweg zelf ging aan de slag. Een studievriendin bij de universiteit zorgde dat ze aan huis werkcolleges etnografie kon geven, over de indianen van Zuid-Amerika. Een baan bij de Sociaal Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Nederlandse Akademie

tekst en beeld • Michiel Röling

van Wetenschappen volgde. In 1963 begon ze met het inventariseren van sociaalwetenschappelijk onderzoek, wat in 1964 leidde tot het eerste Register van lopend onderzoek in de sociale wetenschappen. Hogeweg stond aan de wieg van het Sociaal Wetenschappelijk Informatie- en Documentatiecentrum (SWIDOC), waarvan ze directeur werd. ‘Met de oprichting van de rapportencentrale zorgde ik ervoor dat oude onderzoeksgegevens niet in een bureaula verdwenen.’ In 1981 ging ze met pensioen. Haar honderdste verjaardag is op 12 juli. ‘Ik heb drie kleinkinderen en het vijfde achterkleinkind is onderweg. Ja, ik merk dat ik wat ouder word. Vorig jaar heb ik de auto weggedaan, rijden was niet meer zo verstandig. Daardoor ben ik wel afhankelijker van mijn omgeving, maar gelukkig heb ik over de hulp die ik krijg niets te klagen.’ Op de Universiteitsdag is Betty Hogeweg een graag geziene gast. ‘Ik voel me erg verbonden met de universiteit.’ •


30 UNIVERSITEITSFONDS MAAK HET MOGELIJK

SPUI 44 01 | 2016 alumni.uva.nl

JAARFONDS 2016 WERFT VOOR STUDENTEN, BOOT, TUIN EN MUMMIEKIST Een onderzoeksschip, een mummiekist, een tuin en beurzen voor studenten. De vier doelen waarvoor het Amsterdams Universiteitsfonds werft met het Jaarfonds 2016 zijn net zo divers als de Universiteit van Amsterdam zelf. Het Jaarfonds is de jaarlijkse fondsenwervingscampagne onder alumni, medewerkers en vrienden van de Universiteit van Amsterdam. Dit jaar werft het Jaar-

fonds in het bijzonder voor een onderzoeksschip voor het Markermeer, de restauratie van een unieke mummiekist van het Allard Pierson Museum, de wetenschappelijke proeftuin Anna’s Tuin en Ruigte op het Science Park en voor beurzen voor internationaal talent, de Amsterdam Excellence Scholarships. In korte films op www.auf.nl/jaarfonds worden de projecten gepresenteerd en is te zien waarom de doelen steun verdienen.

AMSTERDAMSE

AUSTRALISCH AVONTUUR Rechtenstudent Idalia Petrykowski studeert een semester aan de University of New South Wales in Sydney, Australië. Een reisbeurs van het Amsterdams Universiteitsfonds helpt haar op weg. ‘Mijn Australisch avontuur hoort zonder twijfel tot de beste maanden van mijn leven. Studeren in het buitenland is een unieke stap naar avontuur en zelfstandigheid. Ik woon in een studentenhuis in Coogee, een studentvriendelijke strandwijk. Het is bijna niet voor te stellen: wonen in een wereldstad op pakweg driehonderd meter van het strand.’

pen geldt een aanwezigheidsplicht en actieve participatie telt mee voor het uiteindelijke cijfer. Werkgroepen zijn heel intensief. De sfeer tijdens presentaties is formeel, vergeleken met wat ik in Nederland gewend ben. Australië behoort tot de Common Law-landen, waar rechters het recht maken en de rechtspraak volledig is gebaseerd op rechtelijke beslissingen. Vanwege mijn interesse in het contractrecht op internationale schaal, heb ik gekozen voor vakken op het gebied van de interpretatie van contracten, onrechtvaardige contracten, internationaal business-recht en internationale business-strategie.’

Onvergetelijke ervaringen

Internationaal ‘De University of New South Wales is gunstig gelegen: een half uur van het strand en van het stadshart van Sydney. De universiteit staat bekend om de internationaal georiënteerde sfeer. Studenten zijn afkomstig uit alle plekken van de wereld. Ook veel docenten hebben een internationale achtergrond, mijn docenten hebben gewerkt in Italië, Indonesië en Singapore. De academische cultuur is anders dan ik verwachtte van een zonnige, om zijn surfers bekende stad. De regels zijn strikt. Bij zowel hoorcolleges als werkgroe-

‘Huisvesting, studieboeken, zelfs printen kost in Sydney een vermogen. Desondanks probeer ik zoveel mogelijk te genieten van de bezienswaardigheden in de stad en de omgeving. De “Aussies” met hun “good mate, no worries”-houding en de zonneschijn zorgen ervoor dat ik elke dag met veel energie opsta om mijn Australische droom te leven. Zwoegen op ingewikkelde contracten, maar ook een opera bijwonen, koala’s aanraken, spelen met kangoeroes, rondslenteren, terrasjes pakken en het opdoen van nieuwe contacten zijn ervaringen die ervoor zorgen dat ik mij niet alleen een wereldburger voel maar ook een echte inwoner van Sydney. Een semester in het buitenland is een levenservaring die de studietijd verrijkt. Zonder de reisbeurs van het Amsterdams Universiteitsfonds zou mijn bewegingsvrijheid een stuk minder zijn geweest.’

UNIVERSITEIT

S-VERENIG ING

AUV PAS alumni.u va

.nl/ au v

BLIJF VERBONDEN VIA DE AUV-PAS Pas afgestudeerd en met je bul op zak de wijde wereld ingetrokken? Of juist al jaren geleden afgezwaaid? Blijf verbonden met de academische gemeenschap van de UvA en word lid van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging. Met de AUV-pas heb je gratis toegang tot of krijg je stevige korting op tal van voorzieningen. Alumni die hun band met de UvA willen versterken en graag op de hoogte blijven van ontwikkelingen in hun vakgebied kunnen voor 35 euro per jaar lid worden van de Amsterdamse Universiteits-Vereniging (AUV). Deze alumnivereniging vormt een levendig netwerk vol kennis en mogelijkheden en telt circa negenduizend leden van alle opleidingen en leeftijden en 33 opleidingsgerichte en faculteitsbrede alumnikringen. Als AUV-lid bezoek je gratis de jaarlijkse ledendag, de AUV-dag, met lezingen, debatten en rondleidingen. Daarnaast kun je je aansluiten bij een alumnikring op je vakgebied, die activiteiten organiseert waar je vakgenoten en vrienden ontmoet en je netwerk kunt uitbreiden. Als lid ontvang je bovendien de AUV-pas, waarmee je voordeel krijgt bij universitaire voorzieningen en culturele instellingen in Amsterdam. Zo kun je met fikse korting blijven sporten bij het Universitair Sportcentrum, ontvang je een gratis lenerspas van de Universiteitsbibliotheek en krijg je korting bij Open UvA-colleges en op cursussen en vertalingen bij UvA Talen. Ook krijg je korting bij instellingen als de Hortus Botanicus, Foam, het Joods Historisch Kwartier, de Hermitage en de Nieuwe Kerk. Meer informatie: alumni.uva.nl/auvpas.


UVA-SCHRIJVER

31 tekst • Asis Aynan beeld • Friso Spoelstra

ASIS AYNAN – 1980 asisaynan@hotmail.com • 2006 bachelor Wijsbegeerte • 2011-heden docent Hogeschool van Amster­ dam en schrijver. Aynan schrijft voor diverse kranten en tijdschriften, hij heeft onder meer een vaste column in Folia Magazine, weekblad voor de Universiteit en Hoge­ school van Amsterdam. Hij is tevens uitgever van de Berberbibliotheek • boeken: Veldslag en andere herinneringen (2007), Ik, Driss (2010) en Gebed zonder eind (2014).

Om dit verhaal te schrijven, was ik in de langgerekte schaduw van een boom in het Amsterdamse Erasmuspark gaan liggen. Mijn smartphone gaf 26 graden aan en op de radio van de telefoon speelde een Italiaans muzieknummer dat het weer nog meer zomer bezorgde. Ik had net een bolletje met gebakken ei en gerookte zalm bij Broodje Daan op de Jan van Galenstraat gegeten. Ik was blij dat de zalm niet was meegebakken. De kop filterkoffie was lauw, maar lekker en kostte 85 cent. Toen ik Wijsbegeerte (nooit afgemaakt) aan de Universiteit van Amsterdam studeerde kende ik noch het park, noch de broodjeszaak. Ik lag zonder gezelschap in het park, maar eenzaam was ik niet. Tijdens de studie voelde ik mij vaak alleen. Misschien is ‘verloren’ een beter woord. Ik leidde een rijk studentenleven; ging wekelijks naar de sociëteit, bezocht met grote regelmaat debatten over de multiculturele samenleving en bedreef vlak voor de colleges de liefde, maar kwam dankzij het academische kwartiertje niet te laat. Bij die hoorcolleges en werkgroepen werden de verhalen en theoretische systemen van filosofen onderwezen. Het ging van taalfilosofie naar kantiaanse wetten, le contrat social tot politieke sluiers. Ik raakte dikwijls volledig de weg kwijt in die filosofische stelsels. Wanneer ik mij weer eens verloren waande, was het alsof ik ongecontroleerd rondzweefde in het immer uitdijende heelal. Het was geen gevoel van angst, maar een metafysisch ongemak van de geest. Ik weet nu dat dat gevoel het signaal is om contact te maken met de wereld, maar in die tijd werd ik door schaamte en mijn mavoachtergrond tegengehouden om mijn vinger op te steken, de docent de wirwar van mijn hoofd te mailen, of studiegenoten op de gemoedelijke avonden van de studievereniging om hulp te vragen. Destijds was er geen mentoraat of studieloopbaanbegeleidingstraject, waar een mentor door de seizoenen heen een band op kon bouwen met zijn pupillen om onderwijsonzekerheden te bespreken. Tegenwoordig geef ik naast mijn schrijverschap les aan de Hogeschool van Amsterdam. En ik begeleid een mentorklas. De studenten voeren per studiejaar meerdere individuele gesprekken met mij en schrijven een aantal verhalen, waarin ze reflecteren op hun zelf opgestelde

leerdoelen; zijn ze wel of niet behaald, en hoe komt dat. De studenten ervaren vooral de gesprekken als waardevol, net als die jonge knul die verzuchtte dat het hem maar niet lukte stijlfouten en grammaticale missers uit schoolopdrachten als essays en rapporten te bannen. Maar wanneer hij op taal werd getoetst maakte hij geen fout. In het gesprek met de jongen, die in de afscheidsfase van zijn adolescentie zat, ontwikkelden we samen de gedachte dat het begrijpen van een zaak slechts een enkel besef is, dat het geen gestapelde inzichten over diezelfde zaak zijn; hoe meer besef van een onderwerp, hoe meer subject en object samenvallen. Het was voor allebei een dankbaar en leerzaam samenzijn. Een van de gestapelde inzichten die ik de afgelopen jaren heb opgedaan gaat over vriendschap, volgens de oude Grieken een van de belangrijkste zaken van een goed leven. Het is mij door de ontmoetingen met mijn kameraden Najih en Yahya duidelijk geworden dat het leven met hen bijzonder, belangrijk en broodnodig is. Een van ons zei op een zondagmiddag het vreemd te vinden dat we elkaar op geplande momenten ontmoeten en er een dag ging aan­ breken dat we ons voor een deel gingen terugtrekken omwille van partner, kinderen en carrière. De stilte die volgde was langer dan de schaduw waar ik nu in lag. Het gesprek dat volgde ontwikkelde zich niet in de richting van ‘dat gaat ons nóóit gebeuren’. We wisten wel beter. De woorden lieten zich enkele maanden rijpen en we ontwikkelden het idee in één huis te gaan wonen, incluis partners en nageslacht. In een boerderij, een groot huis buiten de stad, omringd door plant en dier en waar we elkaar dagelijks zouden ontmoeten, maar met onze eigen ruimtes, zodat ons privédomein beschermd bleef. Ik denk dat de wens naar een gezamenlijke plek voortkomt uit de dringende behoefte voortdurend in gesprek te zijn. Gesprekken over politiek, kunst, literatuur en maatschappij. Maar ook om stiltes en herrie te delen. In wezen moet de boerderij een broederij worden, met broeders broedend op het leven; een levensuniversiteit. Ik stapte uit de schaduw van de oude boom en fietste weg. Op weg naar Levensuniversiteit Broederij. •


MAAK HET MOGELIJK Jaarfonds 2016

WWW.AUF.NL/JAARFONDS


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.