11 minute read

STERK WERK: Van Oostrum Westbroek BV

Steeds duurzamer VAN OOSTRUM WESTBROEK BV, WESTBROEK werken Tekst: Herma van den Pol Foto’s: Van Oostrum Westbroek BV, Kemp Groep - Reesink Construction Equipment

Bij Van Oostrum Westbroek BV proberen ze steeds duurzamer te werken. Dat doen Rudie en Wouter van Oostrum door goed om zich heen te blijven kijken en te onderzoeken wat er mogelijk is. Onder aan de streep verdienen ze er ook nog geld mee.

Advertisement

‘DE EERSTE MODELLEN OP WATERSTOF ZIJN ER PAS IN 2023 OF 2024’

Het zijn drukke dagen bij Van Oostrum Westbroek BV nu de bouwvak in zicht komt. “Dat komt mede doordat diverse werkzaamheden naar voren zijn gehaald”, zegt Rudie van Oostrum. Samen met zijn broer Wouter runt hij het bedrijf. Ook met de nieuwe Kobelco SK210HLC-10 Hybrid worden alweer meters gemaakt. “Die staat op de dijkverbetering Jaagpad in De Kwakel bij Uithoorn”, zegt de ondernemer. “Dat moet ook, want het is de bedoeling dat de rupsgraafmachine het jaar rond wordt gebruikt”, legt hij uit. Dat streven heeft onder andere te maken met de brandstof die hier wordt ingezet: HVO 100. Dit staat voor honderd procent hydrotreated vegetable oil, oftewel een honderd procent fossielvrije brandstof.

DEELNAME AAN PROEFPROJECT

“Het is onderdeel van het proefproject van de fabrikant waaraan we meedoen”, legt Rudie uit. “Over een jaar gaat het motorblok terug naar de fabrikant en krijgen wij een nieuw motorblok. Dan kan worden bepaald wat het doet met de motor als je alleen HVO 100 gebruikt. Dat zal bepalen welke garanties de fabrikant wel of niet kan gaan geven.”

Een onverwachte wending, want eigenlijk zocht Rudie een kraan op waterstof. “Ik denk dat elektrisch wel voor elkaar gaat komen, maar voor de grote machines zie ik meer mogelijkheden in waterstof”, zegt hij. Daarvan komen de eerste modellen echter pas in 2023 of 2024 beschikbaar. “Bij Kobelco gaven ze ook aan dit de komende jaren nog niet voor elkaar te kunnen krijgen en dan heb je het puur en alleen over de kraan en het nog niet gehad over de infrastructuur om aan waterstof te kunnen komen.”

Omdat Rudie en Wouter op dit gebied toch stappen wilden zetten, kwamen ze uit bij de tussenoplossing van een hybride machine op fossielvrije brandstof. “Onder meer gestimuleerd door de EMVI-criteria proberen we steeds duurzamer te werken”, vertelt Rudie. De nieuwe Kobelco is de tweede hybride machine die de mannen in gebruik hebben genomen. In totaal heeft het bedrijf inclusief de hybride kranen de beschikking over negen grote rupskranen.

KLEIN HYBRIDE-AANBOD

Ook de andere onderdelen in het bedrijf nemen de broers mee in het duurzaam werken. “Zo werken we in de boomverzorging met een elektrische hoogwerker, wekken we zelf stroom op met zonnepanelen en onderzoeken we bijvoorbeeld of warmtepompen een optie voor ons bedrijf kunnen zijn”, aldus Rudie. Iets waar de ondernemer wel vaak tegenaan loopt, zijn de beperkingen vanuit de leveranciers. “Er is bijvoorbeeld nog geen hybride kraan onder de twintig ton. Ik zou graag in alle klassen hybride varianten zien.”

Een andere reden waarom Rudie veel met dit onderwerp bezig is, is het positieve effect dat de technieken kunnen hebben op de resultaten van de onderneming. “Een voorbeeld zijn de hybride kranen. Daarmee besparen we, afhankelijk van de werkzaamheden, al snel twee tot drie liter brandstof per uur mee ten opzichte van een dieselvariant. Hij kost in aanschaf al snel € 20.000,- meer, maar op 10.000 draaiuren bespaar je wel weer € 30.000,-.”

VERBREDING VOOR SPECIALISATIE

Sowieso letten de ondernemers goed op welke koers ze varen met het bedrijf. Zo is bewust de keus gemaakt om niet te gaan voor specialisatie,

‘ONZE MACHINISTEN HEBBEN ELK HUN EIGEN TALENTEN EN WETEN WAT ZE DOEN’

maar te kiezen voor verbreding. De nieuwste stap in deze koers is de overname van P. de Vries Bos- en Landschapsverzorging. “We hebben in het verleden ervaren hoe belangrijk het is om iets te hebben om op terug te vallen”, zegt Rudie. “In de crisis gebeurde er bijvoorbeeld heel weinig in de wegenbouw. Toen konden we terugvallen op de werkzaamheden rondom het water. Meer recent hebben we de werkzaamheden rondom het baggeren zien teruglopen”, vertelt hij. Van het totale portfolio van Van Oostrum Westbroek BV neemt baggerwerk een aandeel in van vijftien tot twintig procent. “Als gevolg van de PFAS-regelgeving is de afzet van bagger heel lastig geworden en dat zie je terug in het dalende aantal aanvragen. Er zijn niet veel plaatsen over waar je nog bagger kunt verwerken of storten en de afzetprijzen zijn hoog geworden.”

Deze ontwikkeling valt samen met een vertraagde verlening van vergunningen als gevolg van de stikstofproblemen aan de ene kant en de belemmeringen als gevolg van het coronavirus aan de andere kant. “Niet alles kan digitaal worden opgevangen”, zegt Rudie. Het resulteert erin dat er in vergelijking met 2019 voor het derde kwartaal minder werk in de boeken staat. “Misschien dat er de komende twee tot drie weken meer werk zal loskomen, maar de zorgen zijn er wel.”

Soms moet er werk gedaan worden op minder draagkrachtige grond. Speciaal daarvoor beschikt het bedrijf over drieduizend rijplaten.

DIJKVERBETERING PAST GOED

Het bedrijf doet veel verschillende werkzaamheden, maar als Rudie dan toch mag kiezen welke werkzaamheden het best bij het bedrijf passen, dan is dat de dijkverbetering. “Daar zit al het werk in dat wij doen: het grondwerk, wegenbouw en groen”, verklaart hij dat. Iets anders waar het bedrijf zich mee bezighoudt en goed in is, is het aanleggen en inrichten van natuurprojecten. “Onderhoud doen we niet, want dat vraagt om andere specialisaties.”

Elk soort werk vraagt om specifieke kennis. “Onze machinisten hebben elk hun eigen talenten en weten wat ze doen”, vertelt Rudie. Trots is hij erop dat diverse werknemers dit jaar een jubileum vieren. “Nieuw personeel vinden is lastig, maar ik vind het nog belangrijker om mijn personeel te behouden.”

Na de vakantie lijkt er een wat spannender periode aan te komen, maar ook dan hopen de broers Van Oostrum dat, juist doordat het bedrijf zo veelzijdig is, het gaat lukken om iedereen aan het werk te houden.

OVERNAME VAN P. DE VRIES BOS- EN LANDSCHAPSVERZORGING

Een paar jaar geleden werden werkzaamheden in groen aan het portfolio toegevoegd. Een succes, want er was meer werk dan de twee tot drie medewerkers van Van Oostrum Westbroek BV aan konden. Rudie ging op zoek naar meer mensen en raakte in gesprek met de eigenaar van P. de Vries Bos- en Landschapsverzorging. Ze kwamen tot een overeenkomst en namen het bedrijf over. “Hier gaan we onze werkzaamheden en mensen in het groen onderbrengen”, vertelt Rudie. “We behouden dan ook de naam. Een bewuste keus, omdat het voor de buitenwereld lastig is om ons te zien als een partij die werkt in het groen. Die ziet ons vooral als grondboeren. Daarom is het beter om onder de huidige naam verder te gaan.”

‘We zijn waterstof nog Tekst en foto: Toon van der Stok JÖRG GIGLER, DIRECTEUR TOPSECTOR ENERGIE aan het verkennen’

Is waterstof de oplossing om te komen tot een fossielvrije samenleving. Die vraag probeert Jörg Gigler te beantwoorden binnen het TKI Nieuw Gas. “Directe inzet van elektriciteit is efficiënter. Waterstof is echter onontkoombaar om elektriciteit uit zon en wind goed te benutten en energie te halen én te brengen op plaatsen waar geen kabels en leidingen liggen.”

Nee, hij komt niet met een elektrische auto voorrijden. Dat past niet in zijn beeld van duurzaamheid, als frequente gebruiker van het openbaar vervoer. In deze tijd is het beter om zijn al wat oudere Renault eerst af te rijden. Het past in de pragmatische opstelling die Jorg Gigler heeft als directeur van het Topconsortium voor Kennis en Innovatie voor het thema Nieuw Gas. “Wij kunnen de wereld niet veranderen. We kunnen wel helpen om nieuwe initiatieven mogelijk te maken en innovatieve ondernemers bij te staan met kennis. Hoe het precies moet, weten wij ook niet. We verkennen de mogelijkheden met waterstof en hoe we dat zo goed mogelijk kunnen inzetten. Er valt nog heel veel te leren.”

Het TKI Nieuw Gas is een onderdeel van de Topsector Energie. Doel is om de innovaties te faciliteren die nodig zijn voor een klimaatneutrale samenleving in 2050. Daarin is nog een lange weg te gaan, legt Gigler uit. “Nu wordt ongeveer twintig procent van ons energieverbruik als elektriciteit ingezet, tachtig procent is als fossiele moleculen aardgas, benzine en diesel. Het streven is dat in 2030 zeventig procent van de elektriciteit duurzaam wordt opgewekt. Dan wordt ook de inzet van waterstof voor de opslag en het transport van elektriciteit interessant.”

Waterstof is daarbij in beeld omdat het de eenvoudigste vorm is om elektrische energie om te zetten in een brandstof die je overal kunt toepassen waar geen elektriciteit is. Voor het maken van bijvoorbeeld diesel is een heel ingewikkeld proces nodig, Bij waterstof is het een kwestie van water splitsen en goed opslaan.” Gigler erkent dat in vergelijking met elektriciteit waterstof een onrendabele vorm is van energiegebruik, omdat het veel energie kost om van water waterstofgas te maken. “Daarom zien we dit als aanvullend op het gebruik van elektriciteit. Alleen elektriciteit is niet altijd mogelijk. Je ziet nu al dat het elektriciteitsnet soms overbelast raakt. Om dat te voorkomen, wordt nu al veel geïnvesteerd in het verzwaren van kabels, maar ook dat geeft zijn problemen, want met meer stroomverbruik heb je bijvoorbeeld meer transformatorhuisjes nodig. Vooral in stedelijke gebieden is met de toenemende elektrificatie vanwege elektrische auto’s en warmtepompen dan de vraag: waar laat je die. Een gevolg is dat er parkeerplaatsen verdwijnen. Dan wentel je echter de behoefte aan extra stroom voor de Tesla-rijder af op de burger in een rijtjeshuis die zijn auto niet meer kwijt kan. Iets kun je nog opvangen door het gebruik van batterijen in de woningen en daar is nog flink wat verbetering te verwachten. Je hebt straks echter waterstof nodig.”

Een ander probleem is soms de plaats waar stroom wordt geproduceerd. “Een bekend voorbeeld is de voetbalclub in Drenthe die zonnepanelen op de kantine wilde leggen, maar dat niet kon omdat het stroomnetwerk volledig vol was. Je kunt dan wel over honderden meters nieuwe zware kabels leggen, maar misschien is het veel beter om daar waterstof op te wekken. Dat stop je in een cilinder en je kunt het overal gebruiken. Vergelijkbaar zou je ook kunnen werken bij velden met zonnepanelen of bij windmolens in afgelegen gebieden. Dat is de plaats waar het dan wel efficiënt is om waterstof te produceren.”

Bijna omgekeerd vergelijkbaar ziet Gigler het gebruik van waterstof voor de aandrijving van machines. “Waar mogelijk is elektriciteit de efficiëntste methode. Direct via een kabel, maar dat zal in jullie sector vaak niet kunnen. Dan is een accupakket een optie, met machines op batterijen, die soms ook verwisselbaar zijn. Op die manier kun je snel nieuwe energie tanken. Ik kan me ook voorstellen dat je op termijn op de dieplader een machine hebt staan, maar ook één of twee extra batterijen. Daarmee heb je op de bouwplaats voldoende energie en kun je thuis weer opladen.”

‘ALS OVERHEID ZUL JE IN AANBESTEDINGEN OOK DE EXTRA KOSTEN VAN WATERSTOF MOETEN WILLEN BETALEN’

‘IN DUITSLAND IS VORIG JAAR AL ÉÉN MILJARD EURO BETAALD VOOR HET AFSCHAKELEN VAN ZONNEPANELEN EN WINDMOLENS’ WIE IS JORG GIGLER?

Als directeur van het Topconsortium voor Kennis en Innovatie binnen de Topsector Energie is Jorg Gigler sinds 2013 verantwoordelijk voor het stimuleren van de ontwikkelingen van waterstof. Zijn opleiding genoot hij aan de Wageningen Universiteit in de studierichting Landbouwtechniek. Daarna was hij onder andere vijf jaar consultant voor de verduurzaming van aardgas, werkte hij vijf jaar bij RVO op aan innovatiesubsidies en was hij enkele jaren actief voor Energy Valley in Noord-Nederland.

Hij beseft dat dit voor grotere machines geen oplossing is. “Daar is waterstof het alternatief om emissieloos en stil te kunnen werken. Waterstof kun je met tankauto’s op de bouwplaats brengen, maar je kunt ook denken aan opslag in cilinders die je snel kunt aankoppelen. Dan kun je energie van thuis meenemen naar het werk.” Waar het om gaat, is dat er een nieuwe mix komt, waarbij waterstof een aanvulling is op elektriciteit, benadrukt Gigler. “We weten dat het duurder is, maar aan de andere kant is er ook een grote behoefte om een overschot aan elektriciteit uit zon en wind te kunnen opslaan. In Duitsland is vorig jaar al ruim één miljard euro uitgegeven aan compensatie voor eigenaren van installaties om ze af te schakelen van het stroomnet. Dat kun je voorkomen als je dan waterstof produceert. De behoefte wordt steeds nijpender.”

Naast de productie van waterstof zullen er de komende jaren ook machines moeten komen die de waterstof gebruiken. Juist daar liggen de mogelijkheden voor bedrijven in de cumelasector die willen verduurzamen, stelt Gigler. “Er is geld beschikbaar voor innovatieprojecten, maar dan moet je als sector samen met je brancheorganisatie plannen maken. Hoe breder de samenwerking, hoe groter namelijk de interesse om subsidies beschikbaar te stellen. Het zou mooi zijn als de sector die ambitie laat zien!”

Hij erkent dat de overheid dit ook zal moeten belonen in aanbestedingen. “Het is nu nog een dure techniek. Met subsidies kun je dat toegankelijker maken, maar het prijsverschil zal blijven. Wil je dat overbruggen, dan zal dit niet alleen moeten worden gevraagd in aanbestedingen, maar dan moet je als overheid die extra kosten ook willen betalen. Dat is ook onze boodschap richting overheid: zorg voor goede randvoorwaarden, want dan kan de industrie werken aan oplossingen en krijgt ook de fabrikant van de machines de prikkel om met waterstof verder te gaan. Net als bij de elektrische auto’s kan Nederland dan een voorloper worden in deze sector.”

This article is from: