8 minute read

VENT & VISIE: Jan van den Boom Barenbrug Holland

Next Article
BEDRIJVIG

BEDRIJVIG

Gemeente moet JAN VAN DEN BOOM, BARENBRUG HOLLAND duurzaamheid waarmaken

Tekst: Toon van der Stok Foto: Barenbrug

Advertisement

Met een reeks speciale grassoorten met bijzondere kenmerken voor gazons en sportvelden probeert Barenbrug in te spelen op de wens naar meer duurzaamheid. Helaas maken lang niet alle gemeenten die duurzaamheid waar, merkt verkoopleider Jan van den Boom. “Te vaak wint goedkoop het nog van zaaizaad waarmee gemeenten echt kiezen voor een duurzame oplossing.”

‘HET GAAT BIJ DE UITVOERING ZOZEER OM DE LAAGSTE KOSTEN DAT DE BESTELLENDE PARTIJ KIEST VOOR HET GOEDKOOPSTE SPORTVELDENMENGSEL IN PLAATS VAN KWALITEIT’

De afgelopen jaren heeft er in het land van de graszaadleveranciers een behoorlijk kaalslag plaatsgevonden. Verschillende bedrijven, zoals Mommersteeg en Cebeco Zaden, zijn verdwenen of gefuseerd. Naast een aantal kleinere bedrijven, zoals in Nederland Van Dinther Semo, zijn er nu nog drie grote bedrijven over. Dat zijn DLF, DSV en Barenbrug. De eerste twee zijn boerencooperaties, terwijl Barenbrug nog een echt particulier familiebedrijf is, waar al de vierde generatie aan het roer staat, vertelt verkoopleider Jan van den Boom trots. “Wij kunnen dus serieus geld investeren in innovatie, omdat de familie ziet dat dit de kracht van ons bedrijf is.” Hij is ervan overtuigd dat juist het verschil tussen een coöperatie en een particulier bedrijf in deze markt het verschil maakt. “Coöperaties hebben toch een ander belang. Het zijn feitelijk verlengstukken van de boeren en zij zien het als hun belangrijkste taak om veel graszaad te verkopen. In de veredeling kijken ze vooral naar soorten die veel opbrengen. Natuurlijk willen wij dat ook graag, maar wij kijken veel meer naar innovatieve oplossingen om in te spelen op wensen vanuit de praktijk. Daar doen we ook onderzoek naar.”

Een duidelijk voorbeeld van die innovatieve oplossingen zijn volgens hem een aantal zeer speciale producten die de afgelopen jaren op de markt zijn gebracht, zoals het vorig jaar geïntroduceerde Resilient Blue. Dit product heeft een heel groot herstellend vermogen na bijvoorbeeld een lange droge periode. “Het is echt bijzonder om te zien hoe snel dit gras zich terugvecht na een periode met grote hitte en droogte en weinig voeding. Daar zijn we echt trots op, juist omdat er heel veel onderzoek naar is gedaan om de juiste rassen te vinden die dat aankunnen.” Voor dat onderzoek heeft Barenbrug in het buitenland en in Nederland speciale tunnelkassen ingericht. Het gras staat dan gewoon buiten, maar onder een dak om het echt droog te houden en de temperaturen extra te laten oplopen. “Daaronder staan veldjes met een groot aantal verschillende rassen en daar hebben we zo de meest resistente uit kunnen halen.” Ander bijzonder kweekwerk is gedaan voor het zogenaamde RPR-gras, dat al een jaar of acht geleden is geïntroduceerd. Dit is een Engels raaigras dat uitlopers maakt; een beetje zoals kweek, maar dan als Engels raaigras. Dit gras heeft daardoor een veel sterker wortelstelsel en kan heel snel herstellen bij beschadiging. Het is een grastechnologie die inmiddels in een groot aantal stadions ligt en ook op gewone sportparken en golfbanen. “Op al die plaatsen heeft het gras zich echt bewezen en willen gebruikers niet anders meer.”

Ondanks die goede gebruikerservaringen van de nieuwe grastypen merkt Van den Boom dat het gebruik veel minder snel stijgt dan hij had verwacht. “Op basis van de bestekken die we zien, zouden we minimaal een dubbele hoeveelheid moeten verkopen dan in werkelijkheid gebeurt”, stelt hij vast. De oorzaak zoekt hij vooral in de manier waarop het werk uiteindelijk wordt uitgevoerd en de controle daarop. “Bij de huidige bestekken zijn vaak heel veel partijen betrokken bij de uitvoering. Ergens in die keten wordt dan uiteindelijk het graszaad besteld en wordt de verkeerde keuze gemaakt. Dan gaat het inmiddels zozeer om de laagste kosten dat de partij die moet bestellen kiest voor het goedkoopste sportveldenmengsel dat hij kan krijgen. Als niemand daar nog op controleert, is het ook logisch dat het zo gaat.” Van den Boom ergert zich ook aan gemeenten

‘HET GRASZAAD KRIJGT DE SCHULD ALS HET GRAS NIET VOLDOENDE GROEIT, MAAR HET GAAT OM BODEMBEHEER’ WIE IS JAN VAN DEN BOOM

Jan van den Boom is sinds veertien jaar werkzaam bij Barenbrug en daar verantwoordelijk voor de verkoop van het graszaad buiten de landbouw. Voor de markt van sportvelden, openbaar groen, golfbanen, graszodentelers en wegbermen heeft Barenbrug speciale mengsels die voor deze toepassingen zijn ontwikkeld.

die de mond vol hebben van duurzaamheid en velden zonder chemie willen beheren, maar bij de aanleg of het groot onderhoud alleen kijken naar de kosten. “Terwijl besparen op onderhoud en chemie begint bij goed bodembeheer. Niet alleen qua aanleg, maar ook wat de bodem bevat. Je moet vooraf kijken wat de bodem kan leveren en daarop inspelen. Vroeger was dat geen probleem, want toen kon je met kunstmest alles

‘MET EEN SV7-SPORTVELDMENGSEL MIS JE DE KANS OM TE WERKEN AAN DUURZAAMHEID’

corrigeren. Maar nu we dat niet meer willen, moet je vooraf veel meer onderzoeken. Dat vergeten mensen vaak en dan krijgt het graszaad de schuld als het gras niet voldoende groeit.” Het grote probleem is volgens hem een gebrek aan kennis bij een deel van de beheerders. “Wij zien nog steeds dat in ongeveer de helft van de bestekken gewoon een SV 7-sportveldmengsel wordt voorgeschreven. Een prima mengsel, maar dan mis je wel de kans om al bij de aanleg of het groot onderhoud te werken aan duurzaamheid. Alleen als je grasmat in orde is, kun je namelijk ook zorgen dat je met minder chemie toe kunt. Daarin speelt ons RPR-mengsel juist een grote rol, want dankzij de uitlopers groeien open plekken veel sneller dicht en heeft onkruid minder kans.” Van den Boom vindt het jammer dat er zoveel mogelijkheden worden gemist door dat gebrek aan kennis. “Terwijl we juist daarvoor speciale soorten ontwikkelen, bijvoorbeeld het SOS-mengsel, dat rassen bevat die al bij vier graden kiemen. Daarmee kunnen sportveldbeheerders na de winter al snel werken aan herstel van het veld om een langere bespeelbaarheid te houden”, aldus Van den Boom. In de praktijk blijkt dit echter een heel andere afzetmarkt te hebben gevonden. “Het zijn nu vooral particulieren die dit zaad bestellen om hun gazon na de winter weer snel mooi dicht te krijgen.”

Juist om aan de klantenbehoefte tegemoet te komen, heeft Barenbrug inmiddels een groot assortiment met rassen voor specifieke omstandigheden, zoals Watersaver om minder te hoeven beregenen, Shadow voor gras dat groeit in schaduwrijke omstandigheden en Mowsaver om minder te hoeven maaien. “Het zijn natuurlijke soorten die vaak langzaam groeien en weinig zaad opleveren. Dit verhoogt de kostprijs, maar wat belangrijker is: het biedt een oplossing voor een probleem, dat wij een uitdaging noemen. Met de telers moet je daar natuurlijk ook uitkomen en daarna moet je de beheerders overtuigen van de unieke eigenschappen. Dat dit werkt, blijkt wel, want met Resilient Blue en RPR zijn we al jaren uniek en succesvol. Juist daarom is het zo belangrijk om bij het bestellen van zaaizaad de juiste keuze te maken.”

Antigraafmaatregel MINEKUS ZUIDLAND BV, ZUIDLAND voorkomt bevergraafschade

Tekst: Herma van den Pol Foto’s: Herma van den Pol, Minekus

Steeds meer opdrachtgevers komen de laatste weken kijken naar de antigraafmaatregel van Minekus. Met deze noviteit kan worden voorkomen dat bevers holen en gangen gaan graven op plaatsen waar gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Voor het bedrijf is het vooral een manier om zich te onderscheiden van andere cumelaondernemers.

‘DE BIJZONDERE LANDSCHAPSELEMENTEN VRAGEN SOMS OM CREATIEVE OPLOSSINGEN EN DAAR WETEN ZE BIJ MINEKUS WEL RAAD MEE’

Het bedrijf van Minekus bevindt zich in Zuidland, waar de haven van Rotterdam, natuur- en recreatiegebied Bernisse en sinds enige tijd ook bevers vorm geven aan het buitengebied. “Onze belangrijkste opdrachtgevers zijn waterschappen en gemeenten”, vertelt Jan Cees Wolters. De bijzondere landschapselementen vragen soms om creatieve oplossingen en die bedenkt hij maar wat graag. Hij is werkplaatschef op het bedrijf van zijn oom Gaab Wolters. “Ik ben werkplaatschef, maar in de praktijk is bij ons iedereen gelijk en ondersteunen we elkaar waar nodig”, zegt Jan Cees over het familiebedrijf. “Vandaag ga ik bijvoorbeeld met iemand op pad om hem te leren hoe de grote versnipperaar werkt. Dat is een machine waarmee je niet iedereen op pad kunt sturen en waarbij je goed tekst en uitleg moet geven.

STEEDS MEER SPECIALISME

De afwisseling houdt het leuk, maar de belangrijkste plaats op het bedrijf voor Jan Cees is toch de werkplaats. Daar werkt hij aan de machines die op het bedrijf worden gebruikt. “Via een omweg ben ik op het bedrijf van mijn oom terechtgekomen. Dat begon met af en toe iets repareren en dat werd steeds meer. Nu werk ik hier alweer drie jaar. Wij doen groenvoorzienings-, bagger- en sloopwerken en grondverzet, maar we gaan steeds meer richting het specialistische werk en daarin richten we ons vooral op het onderhoud van natuur en landschapselementen. Op die manier hopen we ons te onderscheiden van andere bedrijven in de regio. Dat doen we met behulp van bijvoorbeeld de Field Cat (zie kader; red.) en ook de bevers zijn zo op ons pad gekomen”, vertelt Jan Cees. “Nog voordat we zelf kennismaakten met de graafschade die bevers veroorzaakten, hoorden we al uit verschillende hoeken dat de bevers best wel een probleem begonnen te worden. Toen we vervolgens zelf voor het waterschap bij een weg stonden die door een bever was ondergraven, zijn we gaan onderzoeken hoe groot het probleem is”, zegt hij. “Die weg moest uiteindelijk voor heel veel geld worden hersteld.

OPLOSSING ZOEKEN

Het liet Jan Cees en zijn collega’s niet meer los en in het najaar zijn ze gaan nadenken wat een oplossing zou kunnen zijn om graafschade door bevers tegen te gaan en hoe dat er dan uit kon gaan zien. “Toen kwamen we er ook achter dat er in Nederland nog niet echt iets tegen beverschade is, terwijl er wel vraag naar is. Dus op een vrijdagmiddag heb ik een schetsje gemaakt van hoe ik het in mijn hoofd had en ben ermee naar Arjan, onze kraanmachinist, gegaan. Hij was meteen enthousiast en samen zijn we er verder mee aan de slag gegaan. ’s Avonds had ik de tekeningen met de maatvoeringen klaar.”

‘TOEN KWAMEN WE ER OOK ACHTER DAT ER IN NEDERLAND NOG NIET ECHT IETS TEGEN BEVERSCHADE WAS’

This article is from: