2 minute read

PETRUS DE MAN

Ory Dessau ed., Danièle Gillemon

Advertisement

NL Dit boek behandelt de schilderkunst van Petrus De Man (°1955) – een oeuvre dat al meer dan drie decennia op creatieve verkenning gaat naar de menselijke figuur en diens veranderende positie in de wereld. Zoals de kunstenaar het zelf verwoordt: “Dertig jaar geleden ben ik mijn werk beginnen bouwen op de verhouding van mijn Zelf ten opzichte van de buitenwereld, op grond van het Ego dat alles door de eigen bril ziet. Later, toen mijn leven begon te veranderen en de persoon die mijn echtgenoot zou worden in mijn leven kwam, verruimde mijn kijk op mijn positie in de wereld en veranderde de manier waarop ik de schilderkunstige ruimte benaderde – niet als een contrast met de figuur die op zichzelf bestaat en verschijnt, maar als een equivalent van het Zelf; de omgeving ben ik en ik ben de omgeving. Er is een voortdurende uitwisseling tussen mijn Zelf en de wereld die het verschil elimineert, het onderscheid, tussen de voorgrond en de achtergrond, die beide samenvoegt tot één structuur, één configuratie. Het is een proces dat zich beweegt vanuit de afwezigheid van een kader, vanuit een kaderloosheid, naar een staat van ingelijst zijn, of een kader hebben. Het is een paradox. Hoe vrijer ik werd in mijn werk en hoe meer ik de uitdrukking van vrijheid nastreefde, hoe meer het werk een proces werd van het verkrijgen van een kader dat vroeger voortdurend ondermijnd werd.” EN The book will cover the painterly work of Petrus De Man (born 1955) spanning over three decades of creative exploration into the human figure and its changing position in the world. As the artists himself puts it: “Thirty years ago, I had been establishing my work on the equation of Myself against the outside world, on the grounds of the Ego seeing everything through one’s own glasses. Later, as my life began changing and the person who later became my husband entered my life, my outlook about my position in the world expanded and a different consideration was given to the environment in my work, to the painterly space, not as a contrast to the figure existing and appearing on its own, but as an equivalent to the self; the environment is me and I am the environment, and there is a constant exchange between Myself and the world which eliminates the difference, the distinction, between foreground and background, amalgamating both into one structure, one configuration. It is a process moving from the absence of frame, from frameless-ness, towards a state of being framed, or having a frame. It is a paradox, the more I became free in my work, the more I pursued the expression of freedom in my work, the more the work became a process of obtaining a frame which in previous times it persistently undermined.”

ISBN 9789463937382

This article is from: