T.

Page 1

CONNER ROUSSEAU 

3


T.

STREET SPIRIT MET CHOCOLADE­ KOEKEN 20

STREET SPIRIT MET CHOCOLADE­K OEKEN

Wanneer de zomer op zijn laatste benen loopt, kan ik er supergelukkig van worden om in De Barkentijn de trap naar boven te nemen en met mijn hand over de muur te wrijven. Dan besef ik: ik ben hier, ik voel dat ik hier ben en ik ben hier graag. Zolang ik me al kan herinneren, voelt De Barkentijn als thuis. Er is geen enkel ander gebouw waar ik al zo vaak heb geslapen – ook de voorbije zomer had ik er weer twee maanden een kamertje. Ik kan mij niet herinneren dat ik een zomer níét in De Barkentijn ben geweest. Dat gebouw heeft mij mee gemaakt tot wie ik vandaag ben. Ik ben mijn vader voor heel veel dingen niet dankbaar, zoals mijn gebrek aan geduld en mijn genetische aanleg voor zweetvoeten, maar wel voor de brede blik waarmee ik ben opgegroeid. Als kind ging ik mee naar de vipruimte van een volleybaltoernooi en even later zat ik in De Barkentijn tussen gasten die kort daarna in de gevangenis zouden belanden. Mijn zus en ik bleven telkens een hele zomer lang in De Barkentijn en om de twee weken zagen we kinderen vertrekken en toekomen. Ieder kamp duurde veertien dagen, van zaterdag tot zaterdag, en we hadden het altijd heel moeilijk met de laatste uren van een kamp. Dan vloeiden er traantjes, want na twee weken moesten we afscheid nemen van onze vriendjes. Alle bussen reden weg en wij bleven alleen achter in dat immense gebouw. Dat waren onze horroruren, de meest droevige uren van onze zomer. En we beleefden die om de twee weken. Een paar uur zaten we in een vacuüm en dan pas kwam er een nieuwe lading kinderen toe.

DAT GEBOUW HEEFT MIJ MEE GEMAAKT TOT WIE IK VANDAAG BEN.

21


T.

STREET SPIRIT MET CHOCOLADE­K OEKEN

Veertien dagen was lang, zeker in de tijd dat er nog geen gsm’s waren, en daarom was de middelste zondag van het kamp traditioneel bezoekdag. Alle kindjes keken daar naar uit, want dan zagen ze hun ouders even terug. Althans: bijna alle kindjes. Kinderen die in een instelling zaten, zagen dikwijls geen mama of papa opdagen. Toen ik later hoofdmonitor werd, heb ik die bezoekdag afgeschaft. Het was een decennialange traditie, maar een op de vijf kinderen kreeg geen bezoek en dat verschil was te duidelijk en te pijnlijk. In tegenstelling tot alle andere kinderen hadden mijn zus en ik onze papa altijd in de buurt – al was hij te druk in de weer om ons veel aandacht te schenken. Toch keken ook wij altijd uit naar die bezoekdag. Want wanneer de ouders weer vertrokken waren, kregen alle kinderen ’s avonds chocoladekoeken met chocolademelk. Dat was een traditie. Ik weet niet waarom, maar mijn pa en pepe Eugène – mijn peter en de beste maat van mijn pa – hadden dat zo beslist. Om de twee weken, vier keer per zomer, mochten mijn zus en ik ons ziek fretten.Voor veel kinderen was dat ook letterlijk zo. Ze hadden zich al een hele dag volgepropt met brol en ’s avonds kregen ze daar nog eens chocoladekoeken en chocomelk bovenop. De eetzaal van De Barkentijn heeft nog altijd een heel herkenbare geur. Beeld je een mix in van brood, chocoladekoeken, koffie en kaas. Dat aroma komt op een bedje van oud parket, met wat snufjes zand erover. Dat is exact de geur van de grote eetzaal. Die geur, dat is voor mij hoe thuiskomen ruikt. De avond van de bezoekdag eindigde altijd met een fuif.Toen ik zes jaar was, droegen de monitoren en de oudste kinderen dan allemaal hun coole Buffalo’s – je weet wel, die sneakers met heel dikke zolen. Ik wou er ook zo!

Mijn moeder was daar fel tegen, maar omdat ik zo bleef zagen, heeft ze me uiteindelijk toch mini-Buffalo’s gegeven. Ik was daar superfier op. Soms krijg ik nu opmerkingen over mijn sneakers, maar mijn critici mogen al blij zijn dat ik niet door het parlement wandel op Buffalo’s. Dankzij die tweewekelijkse bezoekdag werd mijn pa een van de meest bekende onbekende mensen van de streek. Reken maar uit: veertig jaar lang ontving hij iedere zomer vier keer de ouders van tweehonderd kinderen.Tienduizenden mensen hebben hem zo leren kennen. In januari 2020 heb ik als partijvoorzitter 62 nieuwjaarsrecepties bezocht in heel Vlaanderen. Maar in West-Vlaanderen was ik niet zomaar partijvoorzitter: overal stapten mensen op me af met verhalen over mijn vader. Altijd waren er wel mensen met een band met De Barkentijn. Ook acteur Wim Opbrouck is nog monitor geweest in De Barkentijn, en ook hij spreekt me nog altijd aan over mijn vader. Geloof me: op veel plaatsen in West-Vlaanderen ben ik in de eerste plaats de zoon van Jo Rousseau, voor veel mensen nog altijd de directeur van De Barkentijn, terwijl hij al sinds 2013 met pensioen is.

22

23

Reality check Toen ik een jaar of zeven was, vroeg een andere jongen me of ik een broek op overschot had die hij mocht aantrekken. Hij zou één maand in De Barkentijn blijven, maar hij had slechts twee broeken meegekregen en ze waren al allebei vuil. ‘Ik zit in een instelling, ze hebben daar niet veel kleren voor mij,’ zei hij. Zakgeld had hij ook niet. In mijn herinneringen is dat het vroegste moment waarop ik


T.

STREET SPIRIT MET CHOCOLADE­K OEKEN

voelde: er bestaat onrecht.Voor het eerst besefte ik hoe goed wij het thuis hadden in vergelijking met sommige andere kinderen. Mijn oplossing? Tijdens de vrije momenten waarop de kinderen dingen mochten kopen, kocht ik spekken voor hem. Dat was mijn poging tot solidariteit. Iedere zomer opnieuw werd ik in De Barkentijn geconfronteerd met de gevolgen van armoede en kindermishandeling, maar ook met de strijdvaardigheid van die kinderen. Die gasten hadden een street spirit, ze spraken heel rechttoe rechtaan. Ik ben geen echte straatjongen, maar die kinderen hebben mij daar wel mee besmet. Ni fokke me mij gast, de comment die ik postte bij een filmpje van een discussie in het parlement met Jan Jambon: dat komt daarvan. Die street spirit is mijn kompas. Tijdens mijn jongste jaren sliep ik in het kamertje in het appartement van mijn pa, maar hoe ouder ik werd, hoe meer ik tussen de andere kampkinderen wou liggen. Zo heb ik heel veel verhalen gehoord. Ik kan me weinig omstandigheden inbeelden waarin je zo veel mensen tegenkomt. Ik ben zonder overdrijven met duizenden kinderen op kamp geweest.Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat waren we samen. We deelden een kamer en zaten samen in de eetzaal, telkens voor twee weken. Dan volgden een paar eenzame uren en vervolgens maakte ik opnieuw twee weken deel uit van een groep kinderen.

And there’s no way out. In De Barkentijn kun je je niet even een paar uur afzonderen. Je goede en je slechte momenten beleef je in groep. Door zo intens met zo veel anderen samen te leven, leer je mensen kennen en zie je bepaalde patronen. Die ervaring heeft mij – denk ik – geholpen om met mensen om te gaan. Ik ben direct, ik kan stevig mijn gedacht zeggen, maar toch denk ik – hoop ik – dat ik menselijk met anderen omga. Op mijn twaalfde sliep ik op een ruige kamer. Ik had net mijn eerste jaar Latijn achter de rug en droeg propere kleren. Die andere gasten kun je omschrijven als gespierde voetballers uit het bso. Zij vonden mij tof en ik hen, maar toch had ik schrik voor dat soort gasten. ‘Conner, gij zijt nog een beetje een mietje,’ lachten ze. ‘Wij gaan u hard maken.’ Ze wilden mij hard maken omdat zij als jongetjes van twaalf jaar al wisten dat het leven hard was. Ze hadden street spirit en ik mocht daar eens aan ruiken. Iedere avond klopten ze met hun kneukels op mijn armen en zéér dat dat deed. Mijn hele arm zag blauw – ik voel dat plekje nog altijd. En dan lieten ze mij nog eens pompen ook. Maar ik vond dat tof, want zo kon ik even stoer worden als zij – was dat maar waar. Voor je nu opeens medelijden krijgt met mij: het was niet dat ze me pestten, want ze namen mij echt op in hun groepje. Ik maakte deel uit van een van de coolste kamers van De Barkentijn. Hun manier om mij op te kweken was misschien wat bruut, maar het heeft wel geholpen. In het tweede middelbaar stapte ik met veel meer zelfvertrouwen het atheneum binnen. Na die twee weken bootcamp toonde ik mij niet bang meer. Mijn pa zag het ook: ‘Dat zal je deugd gedaan hebben!’ Dat waren heel goede gasten.

NI FOKKE ME MIJ GAST. 24

25


T.

Een van hen was een Afghaanse vluchteling die nu een eigen hamburgerzaak heeft. Hij spreekt perfect Nederlands – enfin, West-Vlaams. Als ik die jongen nu terugzie, is hij altijd heel enthousiast: ‘Conner, vint, goe bezig!’ Als je weet van waar hij kwam, heeft hij het eigenlijk nog veel verder geschopt dan ik. Net door die street spirit.

26


Meer weten? WWW.CONNER.BE

@kingconnah

Gent, België info@borgerhoff-lamberigts.be www.borgerhoff-lamberigts.be ISBN 9789463933285 NUR 740 D2020/11.089/157 © 2020, Borgerhoff & Lamberigts nv Auteur: Conner Rousseau Redactie: Tim F. Van der Mensbrugghe Coördinatie: Sam De Graeve, Nils De Malsche & Joni Verhulst Eindredactie: Remco Houtman-Janssen Auteursportret: Bob Van Mol Grafische vormgeving: Wendy De Vlaeminck Binnenwerk: Marc Provoost Gedrukt in Europa Eerste druk: december 2020 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektro-nische drager of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.