Femke
1 Het lawaai in de eetzaal is bijna oorverdovend. Alle kinderen schuiven heen en weer op hun stoel en zijn druk bezig met hun brooddoos en drinkbeker. ‘Eet jij niet?’ hoor ik. Een vraag voor mij, dat weet ik, maar ik negeer ze. Ik duik opnieuw in mijn boekentas, op zoek naar een brooddoos, maar ik weet dat ik er geen zal vinden. Mama is alweer vergeten om me een lunchpakket mee te geven en zelf heb ik er ook niet aan gedacht. Stom van me, ik had beter moeten opletten vanmorgen. Ik weet dat mama soms vergeetachtig is en dan is het maar beter dat ik wel bij de pinken blijf! Wanneer ik mijn hoofd weer uit mijn boekentas haal en nog steeds geen brooddoos op tafel zet, krijg ik gewoon dezelfde vraag opnieuw. ‘Eet jij niet?’ ‘Nee…’ zeg ik tegen de jongen naast me. ‘Ik heb ’s middags nooit veel honger…’ Hij haalt zijn schouders op en neemt een grote hap van zijn sandwich. Er zit kaas tussen en in zijn brooddoos zie ik nog drie worstjes liggen. Ik heb wel honger, veel honger zelfs, maar ik zal op mijn tanden moeten bijten. Ik sla mijn werkboek open en blader er wat in, zodat ik niet hoef toe te kijken hoe de andere kinderen in de eetzaal wel hun buikje vol eten. Wanneer de juf die toezicht houdt, onze tafel passeert, maak ik zelfs een oefening om te tonen hoe hard ik mijn best doe. Ze loopt me voorbij zonder iets te zeggen. Pas wanneer de bel gaat, iedereen van zijn stoel springt en de brooddozen allemaal tegelijk weer in de boekentassen verdwijnen, spreekt de juf me aan. ‘Hi Femke’, zegt ze zacht. Het is een lieve juf, ik had haar vorig jaar in het derde studiejaar. Ik glimlach.
5
‘Ik zag dat je zo hard aan het werken was tijdens de lunchpauze. Flink!’ Het feit dat ze me opgemerkt heeft, maakt me fier. Ik knik. ‘Je bent toch niet vergeten te eten met al dat harde werk, hoop ik?’ Nu bijt ik op mijn lip. Ik zal moeten liegen. ‘Het is al de tweede keer deze week dat je geen lunch bijhebt.’ Voorzichtig schud ik mijn hoofd en zeg: ‘Nee, nee. Ik heb ’s middags gewoon nooit zoveel honger.’ Ik wil niet dat mama hiervan de schuld krijgt. Ik had zelf maar beter moeten nadenken vanochtend. De juf kijkt me aan met een lieve blik, hopelijk laat ze het hierbij. ‘Dat begrijp ik.’ Ze lacht breed. ‘Ik heb ook nooit veel honger ’s middags. Kijk, deze boterhammen kreeg ik niet meer op.’ Ze haalt een pakje in zilverpapier ingepakte boterhammen uit haar tas. ‘Weet je wat’, vervolgt ze. ‘Jij mag ze hebben. Dan hoef ik ze niet weg te gooien! Dat zou zonde zijn, toch?’ Zonder tegenspraak te dulden stopt ze het pakketje in mijn handen en met een zachte hand op mijn rug duwt ze me vooruit, zodat ik de rest van de kinderen naar buiten kan volgen. Ik stel verder geen vragen en steek de boterhammen snel in mijn boekentas. Wat ik ermee ga doen, weet ik nog niet. Op de speelplaats zie ik enkele meisjes uit mijn klas een hinkelpad tekenen. Ik gooi mijn boekentas neer en ga in de rij staan om mee te hinkelen, maar dat is buiten een van de meisjes gerekend. ‘Nee, jij niet’, zegt ze vastberaden. Verbaasd kijk ik om me heen, maar ze heeft het echt tegen mij. De andere meisjes stoppen met hinkelen en kijken ons afwachtend aan. ‘Ik wacht mijn beurt wel af ’, zeg ik nog. Misschien denkt ze dat ik wil voorkruipen. ‘Hoeft niet’, zegt ze venijnig. ‘Om te mogen hinkelen moet je de juiste kleren hebben. En die heb jij niet.’ Ze kijkt me afkeurend aan, maar 6
ik heb geen idee waar ze het over heeft. Integendeel. Ik heb vandaag eindelijk nog eens mijn lievelingsjurkje aan! Ik dacht dat mama het per ongeluk ergens had laten verdwijnen, maar vanmorgen vond ik het op de bodem van een wasmand. Ik weet niet of die was vuil of proper was, maar volgens mij zaten er toch geen vlekken op mijn jurkje. Ik heb dus geen idee waarom het niet goed zou zijn wat ik aanheb. Vragend kijk ik het meisje aan en als antwoord wijst ze naar de zijkant van mijn jurkje. ‘Daar. Daar zit een gat in je jurk. Zo kan je niet hinkelen. Stel je voor dat het verder scheurt, dan moeten we allemaal toekijken hoe jij hier in je onderbroek staat te springen!’ Het meisje begint luid te lachen en met een blik beveelt ze de anderen om hetzelfde te doen. ‘Dat heb je met afdankertjes!’ grinnikt ze nog. Ik zucht. Wat een onzin. Ik leg mijn hand op het gaatje, pak mijn boekentas weer op en ga wat verderop op een bankje zitten. Alleen. Misschien lag het jurkje in de wasmand omdat mama dat gaatje wilde naaien, bedenk ik nog, maar ik weet goed genoeg dat dat hoogstwaarschijnlijk niet het geval is. Mama naait geen kleren. Ze krijgt ze amper gewassen, besef ik wanneer ik ook een vlek op het jurkje zie, een vlek die ik de laatste keer dat ik het droeg, gemaakt heb. Mijn maag gromt en ik twijfel. De boterhammen van de juf… Ik kijk rond en zie dat niemand me in het oog heeft. Ik zou hier en nu kunnen verdwijnen en niemand zou het weten… Dus dan kan ik evengoed ongegeneerd die boterhammen opeten en de rest van de dag tenminste doorkomen zonder honger. Net wanneer ik de laatste korst in mijn mond steek, zie ik hoe het meisje van het hinkelpad over haar eigen voeten struikelt en op de grond valt. De andere meisjes durven niet te lachen. Ik doe dat des te harder. Wanneer ik die middag thuiskom, staat mama wat in de keuken te rommelen. ‘Ik ben thuis!’ roep ik enthousiast, maar mama lijkt te schrikken.
7
‘Haal je brooddoos maar uit je boekentas, anders vergeten we ze morgen!’
‘Scheelt er iets?’ vraag Renzo. Ik vind het lief dat hij dat vraagt, want dat betekent dat hij me ziet. Hij negeert me niet, zoals de meisjes in mijn klas bijvoorbeeld. Hij is mijn steun en toeverlaat als ik daar nood aan heb. Mijn grote, vier jaar oudere broer die zijn best doet om ook voor mij te zorgen. Maar ik wil dus niet dat hij overbezorgd wordt. Ik trek mijn plan namelijk wel. Ook op dagen zoals vandaag. Ik haal mijn schouders op en besluit een van mijn zorgen met hem te delen.
‘Ja… Straks’, zeg ik snel, zodat ik niet hoef te vertellen dat we sowieso een lunchpakket vergeten waren.
‘Heeft mama echt een afspraak, denk je?’ Ik kijk Renzo aan, in de hoop dat hij me niets wijsmaakt en gewoon eerlijk is.
‘Over straks gesproken’, zegt mama dan gehaast. ‘Ik moet nog weg. Een belangrijke afspraak. Ik zal snel frietjes halen en dan kunnen jij en Renzo lekker smullen.’ Ze haast zich naar de gang, trekt haar jas aan en roept in de richting van Renzo’s slaapkamer zodat hij het zeker kan horen: ‘Het eten is over tien minuten klaar!’ Ze geeft me nog snel een knipoog en gaat dan de deur uit. Ik haast me naar de kast waarin mama snel iets wegzette toen ik binnenkwam. Het leek namelijk alsof ze zich betrapt voelde. Ik buk me en zie dan achter een bus melk een fles wijn staan. De kurk is eraf, de fles is half leeg. Ik voel een stomp in mijn maag… Het is niet de eerste keer dat ik mama betrap met zo’n fles. Sterker nog. Als ik deze fles morgen opnieuw zou zoeken, zou ze leeg zijn… Ik hoor Renzo uit zijn slaapkamer komen en zet nu zelf betrapt de fles wijn terug. Hij hoeft het niet te weten, hij zou zich toch alleen maar zorgen maken om mama.
‘Ik denk dat ze een afspraak heeft in De Welkom, ja…’ zegt hij afkeurend. Dat dacht ik dus al. Als mama niet thuis is, is ze gaan poetsen voor haar werk of zit ze in café De Welkom.
‘Nog acht minuten’, grap ik. ‘En dan zijn die frieten er.’ Wat later zet mama inderdaad een pak frieten op tafel en verdwijnt dan weer.
Ik bijt op mijn tong, want dat papa in de gevangenis zit, is om te beginnen al helemaal niet normaal. Niemand in de klas heeft een papa in de gevangenis. Niemand op de hele school heeft een papa in de gevangenis!
‘O’, mompelt ze en bukt zich snel om iets in de kast weg te zetten. ‘Ik had je niet gehoord. Was het een leuke dag op school?’ Ik knik.
‘Sorry, schatjes, ik kom snel terug naar huis!’
‘Hmmm…’ mompel ik. Ik weet namelijk ook dat dat betekent dat ze vanavond niet vroeg thuis zal zijn en dat ik morgenvroeg zeker zelf aan mijn lunchpakket moet denken. ‘Maar wij redden ons wel, toch?’ Renzo laat het meer als een zekerheid klinken dan als een vraag. Dus ik knik. ‘Weet je, mama heeft het soms gewoon moeilijk’, vervolgt hij dan. ‘Papa zit nu al een tijdje in de gevangenis en mama mist hem. Dat is normaal.’
Ik dop mijn frietjes in de mayonaise, net zoals Renzo dat doet, maar ze smaken me niet.
‘Mama is soms wat ongelukkig, denk ik. Dus moet ze dingen doen waar ze gelukkig van wordt.’ Renzo lijkt zeker van wat hij zegt, maar ik weet niet of het zo slim is van mama om stiekem wijn te drinken.
8
9
Daar word je toch alleen maar zat van? ‘Toch?’ vraagt hij. Ik besluit er niet verder op in te gaan. Renzo hoeft het niet te weten van die fles wijn die ze snel verstopt heeft.
haar kleren aan in de zetel in slaap gevallen. Ik neem een dekentje en leg het over haar heen, zodat ze het niet koud krijgt, en ruik dan de geur van alcohol om haar heen. Ik ben bang om haar alleen te laten en kruip in de andere zetel. Na een tijdje val ik daar in slaap.
‘Mja’, zeg ik.
De volgende ochtend maakt Renzo me wakker.
‘De situatie is gewoon niet leuk. Niet voor papa en niet voor mama’, besluit hij.
‘Opstaan’, fluistert hij in mijn oor. Verdwaasd kijk ik om me heen en meteen weet ik weer hoe ik hier vannacht in de zetel beland ben.
‘En niet voor ons’, zeg ik snel. Maar daar krijg ik snel spijt van, ik wil niet egoïstisch klinken.
‘Mama slaapt nog’, fluistert hij, terwijl hij me uit de zetel helpt. Ik zie hoe ze nog steeds in dezelfde houding onder het dekentje ligt dat ik over haar heb gelegd. ‘Laat haar maar.’
‘Daar heb je gelijk in’, merkt Renzo op. ‘Net daarom moeten we elkaar een beetje helpen. En daarom ga ik nu een beetje satékruiden op jouw frieten strooien, want die ben je vergeten!’ Hij wrijft met zijn hand mijn haren door elkaar alsof hij een hondje aait en kruidt mijn frieten. Het doet me deugd en dankzij hem voel ik me niet alleen. Mama komt die avond niet meer thuis voordat Renzo en ik gaan slapen. Maar telkens wanneer dat gebeurt, kan ik niet goed slapen. Ik slaap met een oog open, zodat ik mama toch nog kan horen thuiskomen. Pas dan kan ik écht slapen. Het is al midden in de nacht wanneer ik gestommel hoor in de gang. Meteen zet ik me recht in bed, want dat moet mama zijn. Het lijkt wel alsof ik haar hoor zingen, maar tegelijk lijkt ze te praten. Voorzichtig open ik de deur van mijn slaapkamer en ga naar de hal. Ik zie hoe mama haar jas aan de kapstok probeert te hangen, maar het lukt haar niet. Uiteindelijk laat ze hem maar gewoon op de grond vallen en gaat ze naar de woonkamer. Ik twijfel. Ga ik naar haar toe of kruip ik terug in bed? Ik wacht even en dan wordt het akelig stil. Op de tippen van mijn tenen sluip ik naar de hal. Ik neem de jas van de grond, hang hem op en open dan de deur van de woonkamer. Daar zie ik mama uitgeteld in de zetel liggen. Haar schoenen heeft ze nog uitgestampt, maar verder is ze gewoon met 10
We gaan samen naar de keuken en daar vult hij een kom cornflakes voor me. Hij giet ook mijn brooddoos vol met cornflakes, maar zonder melk. ‘Hier, neem dat maar mee naar school.’ Ik stel verder geen vragen, omdat ik weet dat dat betekent dat er geen brood is. Ik eet mijn ontbijt, was me en wanneer ik mijn jurkje wil aantrekken, aarzel ik. Ik zie de vlek, ik zie het gaatje en ik gooi het jurkje op mijn bed. In de plaats daarvan trek ik de broek en het truitje aan dat ik eerder deze week droeg. Een outfit waar niemand commentaar op heeft gegeven. Of toch niet recht in mijn gezicht.
11
Ik neem drie propere borden uit de vaatwasmachine en zet ze op tafel. Dan leg ik er bestek naast en wanneer ik ook de glazen op tafel zet, krijg ik een idee. ‘Mag ik de tafel versieren?’ vraag ik aan mama, terwijl ik alvast papier en een schaar uit de kast neem. Mama knikt, terwijl ze verder blijft neuriën. Ik word er blij van dat zij blij is. Het is namelijk lange tijd anders geweest. Vroeger was mama vaak niet thuis wanneer we van school kwamen. Maar nu is ze dat wel. Ze vraagt zelfs hoe het op school is geweest en luistert wanneer Renzo of ik iets vertellen. Er zijn zelfs al momenten geweest dat we gezellig samen aan tafel hebben kunnen zitten, zonder dat mama meteen na of zelfs al voor het eten vertrok. ‘Het zijn fishsticks’, roept mama vanuit de keuken. ‘Je lievelingseten!’ Ik lach, want fishsticks zijn helemaal niet mijn lievelingseten. Ik eet liever gewoon een stukje vlees, maar ik wil de sfeer nu niet verpesten door dat te zeggen.
‘De Welkom’, zegt mama met haar mond vol en een brede glimlach. ‘Ik moet nog naar De Welkom.’ Ik ben een tikje teleurgesteld, omdat ik gehoopt had om de avond samen door te brengen met zijn drieën. ‘En jullie zijn welkom!’ zegt ze er nog bij. Ze legt haar vork neer en kijkt ons serieus aan. ‘Ik meen het. Jullie zouden vanavond eens moeten meekomen.’ Renzo schuifelt wat ongemakkelijk op zijn stoel en ook ik sta niet te springen om mee te gaan naar De Welkom. Daar zitten enkel volwassenen die luid praten en veel lachen. En veel drinken. Als we meegaan, parkeert mama ons meestal aan de kickertafel en gaan we uiteindelijk pas lang na bedtijd naar huis. ‘Het zal de moeite waard zijn’, vult ze aan. Haar ogen lijken te blinken van de pret, ze is duidelijk verheugd over iets.
‘Heerlijk!’ roep ik terug, terwijl ik het blad papier in stukken knip. Van elk stuk maak ik een naamkaartje, alsof we op restaurant gaan. Mama neuriet verder en is oprecht blij wanneer ze de pannen op tafel zet en bij het bord kan gaan zitten met daarop haar naamkaartje.
‘Hoezo?’ vraag ik nieuwsgierig.
‘Zo gezellig’, zegt ze. ‘Dat moeten we meer doen.’
‘Ik moet jullie iets vertellen… Ik heb een nieuwe vriend.’ Ze blijft enthousiast verder kauwen op de hap in haar mond, slikt dan en schept weer bij. Ze wacht niet op onze reactie. ‘Hij is supertof en ik wil heel graag dat jullie hem leren kennen. Jullie zullen hem ook geweldig vinden.’
Renzo schuift mee aan tafel en kijkt me bedenkelijk aan. Ik weet meteen wat hij met die blik bedoelt, want wij willen al langer niets liever dan dit meer doen. Een echt gezin zijn. Samen zijn. Ook al is het dan zonder vader in ons leven. Mama schept de borden royaal op en begint meteen te eten. Ze lijkt gehaast.
Mama haalt diep adem, steekt een fishstick in haar mond en geeft meer uitleg.
‘Moet je nog weg?’ vraagt Renzo haast grappend, maar het blijkt echt zo te zijn.
Ik weet niet meteen wat ik moet zeggen, maar als er iemand is die ervoor zorgt dat mama zich beter voelt en niet constant verdrietig is, kan ik daar niets op tegen hebben. Ze maakt me zelfs nieuwsgierig. Renzo daarentegen lijkt daar anders over te denken.
12
13
Hij is gestopt met eten en leunt achteruit in zijn stoel. ‘En papa dan?’ ‘Papa, papa’, mompelt mama. ‘Papa en ik… Dat is allang voorbij.’ Renzo schudt verward zijn hoofd. ‘Maar hoe dan? Jullie zijn toch een koppel? En als papa uit de gevangenis komt, dan…’ Mama onderbreekt Renzo meteen. De uitdrukking op haar gezicht wordt strenger. ‘Papa is al uit de gevangenis. En hij is niet naar hier gekomen. Duidelijk.’ Ze steekt opnieuw een hap eten in haar mond, maar ditmaal lijkt ze daar niet van te genieten. Ik ben in de war en Renzo nog veel meer. Hij zet zich rechter en pikt meteen in. ‘Hoezo, papa is al uit de gevangenis? Waar is hij dan? En waarom is hij niet naar hier gekomen?’ ‘Dat weet ik niet, jongen. Zo is je vader nu eenmaal. Hij is gewoon vertrokken. Hij heeft ons allemaal achtergelaten. Mooi, hoor!’ Renzo weet duidelijk niet meer wat te zeggen en ook ik zwijg. Er loopt een traan over zijn wang en mama blaast. ‘Ach jongen, kom op, daar hoef je toch niet om te huilen?’
En daarmee trekt mama meteen mijn aandacht: iemand die misschien wel een papa voor ons kan zijn. Meteen dwalen mijn gedachten af… Ik zou het heerlijk vinden om een papa te hebben. Een echte papa, zoals de kinderen in mijn klas allemaal hebben. Er zijn zelfs kinderen van wie de papa hen op school komt afhalen! Dat lukt mama niet eens! Het lijkt me heerlijk om zo’n man in ons leven te hebben. Iemand die mama gelukkig maakt en die kan helpen met klusjes! Iemand die ons meeneemt op tripjes, misschien kunnen we zelfs eens gaan kamperen! Onlangs is een meisje in mijn klas met haar vader een boottocht gaan maken, met een overnachting in een tent! Die ze zelf hadden opgezet, in het midden van het bos! Dat wil ik ook. Ik wil het allemaal. ‘Ik wil hem wel ontmoeten’, flap ik eruit, maar ik meen het wel. Ik wil echt weten wie die man is die ervoor heeft gezorgd dat mama neuriënd staat te koken en weer meer lacht. ‘Dat is lief van je, Fem’, zegt mama, terwijl ze een tikje afkeurend naar Renzo kijkt. ‘Jij geeft mensen tenminste een kans.’ Ik voel me nu schuldig ten opzichte van Renzo, omdat ik weet dat hij mensen ook een kans geeft… En ik merk dat Renzo het erg vindt dat papa zomaar vertrokken is. Renzo en papa hadden een goede band. Tussen mij en papa was die band anders, minder sterk, al weet ik niet precies waarom. Ik heb een van mama’s vrienden in De Welkom ooit eens horen zeggen dat papa mijn echte papa niet was. Al weet ik nog steeds niet of dat waar is of wat ik er juist over moet denken. Ik heb wel aan mama gevraagd wat die man daarmee bedoelde, maar het was duidelijk dat mama er niet veel over wilde zeggen. Dus heb ik ook maar gezwegen… Hoe dan ook mis ik papa niet zo hard. Ik mis een papa, maar ik mis hém niet per se… Ik mis gewoon iemand, denk ik…
‘Maar waarom heeft niemand mij iets verteld?’ ‘Omdat het geen verschil maakt’, zegt mama dan kort. ‘Papa is weg en hij blijft weg. En in plaats daarvan is er nu iemand anders! Iemand die misschien wél een papa voor jullie kan zijn!’ 14
‘Ik geef mensen ook een kans’, zegt Renzo uiteindelijk. ‘Dus hij kan die maar beter niet verpesten.’ Mama slaakt een kreet van opluchting en klapt in haar handen. 15