Datheetdangelukkigzijn issu

Page 1


06 Voorwoord

Chantal Pattyn

12 Inleiding

17

Pat Donnez, Dirk De Wachter en Greet Van Thienen

I LEVEN MET JE BREIN

47

Christine Van Broeckhoven

II LEVEN MET SEKS

Ellen Laan 77

III LEVEN MET WERK

107

Frank Van Massenhove

IV LEVEN MET GELD

135

163

Toon Vandevelde

V LEVEN MET ANDEREN

Balu

VI LEVEN MET ABNORMALITEIT

EN EINDIGHEID

5


— vo o rw o o r d —

In de radioserie Dat heet dan gelukkig zijn gingen Klara-radiomaker Pat Donnez en psychiater annex ­gelegenheidspresentator Dirk De Wachter gedurende zes weken met een schare aan gasten op zoek naar de voorwaarden voor een gelukkig leven.

voorwoord

dat heet dan gelukkig zijn

6

De oorzaak van deze radiofonische demarche was onze verbazing over het feit dat geluk vandaag de dag zo hoog op de agenda staat en geluksboeken als zoete broodjes over de toonbank gaan. Over hoe het komt dat we plots met zijn allen zo nodig zo gelukkig moeten zijn. En of daar geen ongeluk van komt. Van al dat gelukkig willen zijn.

Erger nog! Gelukkige mensen kan je maar beter wantrouwen, was ons uitgangspunt. Zalig de armen van geest dus. Van enige pretentie in deze kwestie mag u ons gerust verdenken. Bovendien hebben we – als kinderen van onze tijd – de romans van de Franse auteur Michel Houellebecq verslonden. Zijn literaire en radicaal­ nihilistische evocaties van de 21ste-eeuwse mens op de dool lazen we als profetieën van een toekomst waar je maar beter niets van kon verwachten. Naar de haaien gaan we sowieso. Laten we onszelf dus vooral niets wijsmaken en er domweg het beste van maken. Met builen en blutsen en nu en dan een waanzinnig fijne ervaring.

7


— vo o rw o o r d —

— vo o rw o o r d —

Ook merkten we op dat de hedendaagse mens zeer ambitieus is en zeer veel wil: een bevredigend professioneel­ leven, de beste seks, een gestroomlijnd lijf, een dikke ­bankrekening, vijf keer per jaar op vakantie en allerhande devices om voortdurend met de hele wereld in contact te blijven. En omdat het doel altijd de middelen heiligt, wordt er van de ene job naar de andere gehopt en nogal vaak van partner gewisseld. Daardoor banjert die mens van nu chronisch ontevreden en met een hoofd vol stress richting burn-out en exit.

­Wachter ­en redacteur Greet Van Thienen werden ondervraagd, bleek al snel dat dit een zinloze onderneming zou worden. Wel schoven we een aantal thema’s naar voor: het brein, seks, geld, (geen) werk, en ‘de ander’. Christine Van Broeckhoven, Ellen Laan, Frank Van ­Massenhove, Antoon Vandevelde en professor Balu waren telkens een uur te gast in Dat heet dan gelukkig zijn.

Meer nog: hoe verklaren we dat zelfs zeer getalenteerde mensen met een topjob, een droompartner en schatten van kinderen depressief worden? En dat vele anderen die wat minder geluk hebben in het leven, wel gelukkig zijn? Of er domweg niet mee bezig zijn? Omdat ze wel wat anders te doen hebben? In de radioreeks Dat heet dan gelukkig zijn leerden we alvast dat er geen wit en geen zwart is. Wel dat er pikzwart is, helwit en voor de rest veel grijs met stippen in bonte kleuren. We kwamen ook tot het besef dat onze omgang met geluk een zeer westerse aangelegenheid is. Onze initiële ambitie om – met dank aan Georges Perecs La vie mode d’emploi (1978) voor de inspiratie – een handleiding voor het leven te schrijven, borgen we al snel op. Gezien de grenzeloze creativiteit van alle wijze mannen en vrouwen die door Pat Donnez, Dirk De 8

De heren Donnez en De Wachter, immer empathisch, eloquent en strak in het zwarte pak, vroegen hun gasten naar hun levenservaringen, geluksscore en do’s & don’ts. Van tientallen anderen verzamelden we zeer interessante en opmerkelijke uitspraken. Die werden gedurende zes weken op Klara uitgezonden, van de ochtend tot de avond, waarop Klara een tsunami aan reacties te verwerken kreeg. Vaak heel persoonlijke brieven, veel bedankjes ook, omdat uitgerekend de cultuurzender zich met die materie had willen onledig houden. Dus geschiedde het onvermijdelijke: Klara zou ook een geluksboek maken! Dat heet dan gelukkig zijn, het boek. Maar ik stel u meteen teleur: een recept hebben we niet. Wel is dit boek een neerslag van alle gesprekken die we hadden. Ter lering dus. En nu en dan ter vermaak. Met voldoende blanco pagina’s waarop u uw eigen do’s & don’ts kunt noteren. Of die van een ander. Die het misschien beter weet. Want de mens doet niets liever dan de ander zeggen hoe het moet. Dat doet Klara

9


— vo o rw o o r d —

alvast niet. We vragen het u. Maar u mag die pagina’s ook blanco laten. U moet niets. U mag. Op de laatste pagina van het boek kunt u uw geluksscore invullen. Of beter: uw eigen score op de schaal van Donnez & De Wachter. Zelf zeggen de heren niet hoger te scoren dan 6,5/10. Want van gelukkig willen zijn, daar komt alleen miserie van, hoorde ik hen zeggen. Soms is geluk heel gewoon. Zingend in een file. No more, no less. Een deur die plots opengaat. Meer moet een mens niet willen. Al de rest is ijdelheid. Maar ik wens u, beste lezer, alle geluk toe. Chantal Pattyn, nethoofd Klara

10


— inleiding —

‘Het lopen door straten, alleen zonder doel. Het stilletjes praten, alleen in ’t gewoel. Het kijken naar mensen, dat maakt me blij. Dat heet dan gelukkig zijn’, zingt Ann Christy. Zo eenvoudig kon geluk dus zijn. Ann is inmiddels dertig jaar dood.

inleiding

dat heet dan gelukkig zijn

12

Hoe word je gelukkig? Het is een vraag waarmee we allemaal worstelen, nu kennelijk meer dan ooit. Is er een gebruiksaanwijzing? En zo ja, waar is ze en wie heeft ze? De zelfhulpindustrie heeft vaak de pretentie om het antwoord te kennen. In veel gevallen komt het neer op een schaamteloze vorm van zelfverrijking. Doortrapte hulpverleners bieden tegen forse betaling hun expertise aan. Zogezegd zekere oplossingen in onzekere tijden. Van diëten tot How to survive-boeken. Van zelfverklaarde therapeuten tot gerenommeerde psychiaters. Als je nu de gigantische stapel aan zelfhulpboeken voor het geluk bekijkt, dan word je eigenlijk alleen al door ernaar te kijken diep ongelukkig. Maar daar willen de ‘geluksgoeroes’ ons voor behoeden. We krijgen de raad aan mindfulness te doen, leef hier en nu, concentreer je op kleine geluksmomenten: een foto van je geliefde op je bureau. Een doorgestudeerde wijsgeer zegt bijvoorbeeld dat we ons moeten optrekken aan de absurditeit van het bestaan. Wat bedoelt die daar in hemelsnaam mee?

13


— I NLE I D I NG —

— I NLE I D I NG —

Of nog straffer, we worden toegeroepen dat we van ongebreideld optimisme onze levensstijl moeten maken, want uit onderzoek blijkt dat optimisten gezonder en langer leven. Of de Boeddha in jezelf ontdekken, fitness, wellness, brainless bestaan voor iedereen. We hebben blijkbaar dringend raad nodig. Uit depressieonderzoek leren we dat we nog nooit zo ongelukkig waren, hoewel we op materieel gebied nog nooit zo goed af zijn geweest. We hebben angst om te verliezen en we hebben angst voor mekaar. We zoeken heil bij dokters, therapeuten en psychiaters, we laten ons ombouwen en ompraten. We slikken tonnen pillen en sukkelen dan weer verder.

Wij geloven niet in een doktersvoorschrift voor het geluk, sorry. Wat we wel doen, is samen met andere ‘specialisten’ en bevoorrechte getuigen zoeken naar het geluk en dus vanzelfsprekend ook het ongeluk. Een poging tot deconstructie: wat kan ons helpen, hoe kunnen we geluk op een andere manier bekijken? Het bestaan is een krankzinnige uitvinding. Daar hebben we ons bij neergelegd. Maar je hoeft je kop niet zot te laten maken. Pat Donnez, Dirk De Wachter en Greet Van Thienen

We willen te gelukkig zijn. Het gewone leven lijkt niet te volstaan. Problemen worden al te makkelijk gemedicaliseerd. De onzekerheden en teleurstellingen van het menselijk bestaan worden uitgeroepen tot stoornissen. Je hoeft maar door de DSM 5, het groot receptenboek voor psychiaters wereldwijd, te bladeren om rond de oren te worden geslagen met psychiatrische ziektes waarvan je zelfs na een uitvoerige sessie bij de logopedist de namen amper kunt uitspreken. Rouwen bijvoorbeeld is volgens de Bijbel van de psychiaters geen bij het leven horende vanzelfsprekendheid meer maar – zodra het te lang duurt – een ziekte. Wat is te lang? Wie bepaalt vanaf wanneer we als een ‘normaal’ mens weer moeten deelnemen aan de ‘maatschappij der gelukkigen’?

14

15


I HOOFDSTUK I

leven met je brein

17


— leven met je brein —

Leven met je brein Welke rol speelt ons brein in ons gedrag, onze emoties, ons ge­ luk? Hoe kunnen we onze hersenen sturen richting geluk? Hoe dragen onze hersenen ertoe bij dat we ons op ongeluk ‘prepa­ reren’? Bepalen onze genetische code en onze hersenen of we voorbestemd zijn om gelukkig dan wel ongelukkig te worden? Of maken we ons geluk zélf? Christine Van Broeckhoven is Professor in Moleculaire Biologie en Genetica, hersenwetenschapper en auteur van Brein en Branie. Pionier in Alzheimer. Haar expertise en persoonlijke ervaring – ze heeft zelf ooit een depressie doorgemaakt – maken haar tot een unieke getuige over hoe te leven met je brein. In tegenstelling tot de Oude Grieken die dachten dat het leven en het geluk zich afspelen in je galblaas, weten we ondertussen beter: het geluk zit in je brein. Maar hoe zit het met het spannings­ veld tussen je genetische code, de zaken die je ‘van nature’, on­ vermijdelijk en zelfs noodlottig toebedeeld zijn, en je omgeving, je context, de zaken die je door toeval overkomen? Heeft ons geluk werkelijk alles te maken met de juiste genen?

19


— leven met je brein —

Een groot deel van ons gedrag, en dus ook ons emotionele ge­ drag en ons geluk, is inderdaad gecodeerd in onze genen. Toch betekent dit niet dat die ‘genetische info’ ook ten volle wordt gebruikt of tot uiting komt doorheen het leven. Volgens Van Broeckhoven is er veeleer sprake van een ‘genetisch potentieel’, een ‘aangeboren gedragspersoonlijkheid’ waarvan de expressie afhankelijk is van onze omgeving en context. Interactie met de omgeving is essentieel: je omgeving is een trigger die bepaalt of de informatie in je genetische code al dan niet tot uiting komt, al dan niet voor de omgeving zichtbaar wordt in je gedrag als individu. In ieder geval bevat ons ‘genenpaspoort’ wellicht geen uniek ‘geluksgen’. Daarvoor zijn wij, mensen, te complex. Toch zijn er volgens Van Broeckhoven een aantal erfelijke componenten die bijdragen tot ons geluk. Betekent dit dan ook dat bepaalde mensen die bij wijze van spreken geluk hebben met hun genen, vanzelfsprekend gelukkiger worden dan anderen die genetisch minder gefortuneerd zijn? De mogelijkheid bestaat: ‘De over­ grote meerderheid van ons is in staat om gelukkig te zijn en zelfs zeer moeilijke situaties te overwinnen en te verwerken. Niettemin is een heel kleine groep mensen erfelijk belast om fundamenteel ongelukkig te zijn.’ Jammer maar helaas. Het is een uitzonderlijke, maar keiharde realiteit: een kleine minderheid van ons heeft gewoon onvoldoende ‘genetisch geluks­ potentieel’. Van Broeckhoven besluit: ‘Zo zijn er helaas kinderen van zes jaar die zware depressies doormaken en zeer jong zelf­ moord plegen. Niet alles kan gecorrigeerd worden, zelfs niet met de beste psychiatrische hulpverlening. Toch is de overgrote meer­ derheid van de mensen wel in staat om een evenwicht te vinden tussen geluk en ongeluk, tussen verdriet en plezier.’

20

— leven met je brein —

Willem Frederik Hermans merkte op dat verliefdheid puur een kwestie van chemie in je hersens is en dus niks te maken heeft met romantiek. Toen dacht ik: als dat zo is met alles, dan kan je zelf op geen enkele manier meer bepalen wat er gebeurt in je leven, want het zijn je hersens die daarvoor zorgen. Dat heeft mij toch wel een tijd in een rare positie gebracht. Zo van: als ik die een klap tegen zijn kop geef, dan zeg ik: ‘Ja sorry, dat is mijn brein, ik heb daar verder niks mee te maken.’ Ondertussen heb ik wel een soort evenwicht gevonden in de schizofrenie tussen het ego en het brein.

Herman Brusselmans, schrijver

21


— leven met je brein —

Weten dat verliefd zijn in grote mate een chemische reactie is in je hersenen, volgens Van Broeckhoven is er niks mis mee: ‘Je bent nog altijd gelukkig, je bent nog altijd verliefd.’ Het druist in tegen onze intuïtie dat het niet het ‘ik’ is dat de touwtjes in handen heeft, maar ‘wie zegt eigenlijk dat jij als individu zelf bepaalt of en wanneer je verliefd wordt? Het overkomt je gewoon en daar is niks mis mee. Je moet gewoon erkennen dat nogal wat lichamelijke aspecten – de vorm van het gezicht, de bewegingen, de geur van iemand anders – een chemische reactie in je herse­ nen veroorzaken en mee bepalen of je al dan niet verliefd wordt.’ Deze kennis ondergraaft misschien de romantische mythe in ons denken over verliefdheid, maar niet het gevoel en de beleving ervan. Uiteraard zijn er verschillende gradaties van verliefdheid: som­ mige mensen kunnen hun hele leven verliefd zijn op dezelfde persoon, anderen vertonen the seven year itch en voelen de ver­ liefdheid na verloop van tijd wegvloeien. Is ook dát biologisch be­ paald? Het lijkt verregaand. Maar vergeet niet: ‘Ook het gedrag van mensen verandert over de tijd. Je wordt niet alleen verliefd op fysieke kenmerken, maar ook op het gedrag van je partner, de manier waarop hij of zij zich uit, de wijze waarop hij of zij zich aan jou presenteert. Mensen veranderen, dus is het niet denk­ beeldig dat sommige koppels door het veranderende gedrag uit elkaar groeien en de verliefdheid verdwijnt.’

— leven met je brein —

Een van de grote trauma’s die de westerse wijsbegeerte de mens heeft aangedaan, is de scheiding tussen lichaam en geest. Vanaf dat moment is niet alleen de negatieve waardering voor het lichaam en de positieve voor de geest gekomen, maar werd het ook heel problematisch om de twee nog aan elkaar te koppelen. We beginnen nu langzamerhand van dat beeld af te geraken. Lichaam en geest gaan onherroepelijk samen. Eigenlijk is er geen rede zonder emotie en geen emotie zonder rede. Dus bepleit ik een gelijke waardering van lichaam en geest: waardeer je lichaam, het is niet alleen de drager van je brein, maar ook de belangrijkste reisgezel. Jean Paul Van Bendegem, wetenschapsfilosoof

22

23


— leven met je brein —

— leven met je brein —

Net als de wiskundige en wetenschapsfilosoof Van Bendegem is er volgens Van Broeckhoven geen sprake van een dualiteit tussen geest en lichaam. Het is een hardnekkige mythe uit het verle­ den. Lange tijd overheerste het typische beeld van de superio­ riteit van het verstand, de rede of de ‘geest’ op het gevoel en de lichamelijkheid. Het lichamelijke werd ten onrechte gezien als een voort­durend storende factor die een heldere kijk op de zaken vertroebelt. Toch hoeft dat niet het geval te zijn. Naar eigen zeg­ gen kent Van Bendegem ‘geen mensen die emotioneler zijn dan wiskundigen, van wie toch heel vaak wordt gezegd dat het zui­ vere geesten zijn’. Als ‘hersenarbeiders’ – dat zijn wiskundigen toch – een bewijs voor een stelling vinden, beleven zij vaak een uitzinnige vreugde en emotionaliteit. Van Broeckhoven bevestigt dat de ‘koele, rationele’ weten­ schapper best bijzonder geëmotioneerd – zelfs extatisch – kan zijn als hij of zij een ontdekking doet. Ze spreekt van het ‘opper­ ste wetenschapsgeluk’. Een wetenschapper heeft dat ook nodig als ‘antidotum’ om het vol te houden in zijn vak, ‘want negen op de tien keer mislukt een experiment en moet hij of zij opnieuw beginnen’. In Brein en Branie vertelt Van Broeckhoven ook hoe haar fas­ cinatie voor het menselijke brein terug te voeren is tot het over­ weldigende gevoel dat ze ervoer toen ze voor het eerst honderden hersenen in bokalen op sterk water zag. Hoewel ze altijd al ge­ ïnteresseerd was in andere mensen, heeft ze toen de beslissing genomen om aan hersenonderzoek te doen. De confrontatie met mensen die hun hersenen – hun psyche, hun mens-zijn – voor wetenschappelijk onderzoek hadden afge­ staan, vormde de spreekwoordelijke klik.

Van Broeckhoven onderstreept daarbij het belang van de positieve emotionaliteit in die beslissing: het was een ervaring die haar werkelijk had aangegrepen en die ze nooit meer zal ver­geten, een haast quasireligieus Paulus-moment, al viel ze in tegen­stelling tot de apostel niet van haar paard. Ze noemt het een ‘scharniermoment’ in haar leven waardoor ze in de neuroweten­ schappen is terechtgekomen. De wereld van de wetenschappen is – helaas – tot nader order vooral een mannenwereld… Speelt de perceptie van haar vrouwzijn Van Broeckhoven parten?

24

25


— leven met je brein —

— leven met je brein —

Ik geloof dat ik een van de weinigen ben die vindt dat het verstand erg onderschat wordt. Voortdurend zo spontaan mogelijk zijn en achter je gevoel aanjagen maken mensen eerder ongelukkig dan gelukkig. (…) Laatst zei iemand tegen me: ‘Ik vond je vroeger altijd een wat stugge vrouw, maar nu ben je een hele leuke man geworden’, terwijl er niets is veranderd. Voor vrouwen ziet dat er stug uit, maar voor mannen is het normaal om toch wat bewuster met je emoties om te gaan en ze niet meteen de deur uit te laten vliegen.

Maxim Februari was vroeger Marjolein Februari. De vrouw werd een man, maar hij bleef gewoon schrijver-filosoof. Maxim stelt het feit aan de kaak dat vrouwen en mannen anders geper­ cipieerd worden, het cliché dat vrouwen geneigd zijn om minder rationeel en meer emotioneel te zijn dan mannen. Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus. Die ongein. De rationele wetenschapster beaamt het belang van per­ ceptie. De perceptie herbevestigt telkens opnieuw het cliché. Rationele(re) mannen, emotionele(re) vrouwen. Het zijn stem­ pels die we opgedrukt krijgen. Hoewel de context van vrouwen en mannen uiteraard verschilt, meent Van Broeckhoven dat rationaliteit en emotionaliteit in essentie geworteld zijn in je persoonlijkheid, niet in je geslacht. Ze heeft zelf echter ondervonden dat haar vrouw-zijn een be­ paald stereotiep verwachtingspatroon creëert. Haar rationele, logische en praktische houding werd als ‘mannelijk’ bevonden. Door het vastgeroeste verwachtingspatroon ten opzichte van haar vrouwelijke identiteit heeft de ‘kolonel’ – zoals sommige collega’s haar noemden – haar stijl wat moeten aanpassen, wat ‘vervrou­ welijken’, zeg maar. Een zachte, zalvende aanpak werd van haar verwacht: ‘Als man zou ik dat nooit hebben moeten aanpassen.’ Tijdens haar verblijf in de VS heeft ze de ‘Amerikaanse stijl’ geleerd: ‘Als je de boodschap wat verpakt, komt ze beter aan bij mensen.’ Van Broeckhoven leerde dat je als vrouw beter eerst zalft vooraleer te slaan, omdat dat beter past bij de perceptie van een vrouw, omdat dat wordt verwacht van een vrouw. Kortom, het kwam er voor haar op aan om ‘alles eerst positief te verwoor­ den, om daarna juist hetzelfde te doen’.

Maxim Februari, schrijver-filosoof

26

27


— leven met je brein —

In het mannenbastion van het bijzonder competitieve weten­ schappelijke toponderzoek geldt dus nog steeds de perceptie dat vrouwelijkheid of vrouw-zijn haaks staat op logica en ratio. Daardoor komt Christine Van Broeckhoven vaak ‘koud’ en ‘hard’ over. Al doet ze een strategische toegift door de zaken wat anders aan te pakken, ze is niet van plan zichzelf te verloochenen: ‘Ik ben niet in de wetenschap gegaan om lief en vriendelijk over te komen bij mijn mannelijke collega’s.’

— leven met je brein —

Ik zie heel veel mensen passeren die problemen hebben om hun brein op orde te houden. Steeds meer mensen geraken psychisch in de knoop, omdat het brein de huidige samenleving niet meer aankan, als ik het zo mag formuleren. Wat dus maakt dat mensen gestoord gedrag gaan vertonen. Omgaan met het brein is een heel moeilijke opdracht, als je brein gestoord is. Karel Van Cauwenberghe, onderzoeksrechter

28

29


— leven met je brein —

— leven met je brein —

Onze genetische machinerie en de chemie in ons brein veroor­ zaken niet alleen positieve vibes, zoals tintelingen van geluk bij verliefdheid, maar ook de donkere mood swings aan de schaduw­ zijde van ons bestaan en psychiatrische ziekten als manischdepressieve psychoses. Christine Van Broeckhoven verkeerde zelf ooit in een dubieuze situatie: ze deed onderzoek naar de genetica van neerslachtig­ heid, terwijl ze zelf begin jaren 1990 leed aan een zware depres­ sie. De experte ging – op aanraden van vrienden – zelf op zoek naar expertise, hulp van psychotherapeuten en psychiaters. Het bleef bij één keer: ze knapte af op een vleesgeworden specimen van het cliché van de zielenknijper ‘met geitenwollen sokken en sandalen’. Toch geeft ze toe dat ze zelf wellicht niet openstond voor enige therapie. Beroepsmisvorming allicht: ze wist naar eigen zeggen wat er gebeurt in de hersenen bij depressies. Zelf had ze destijds geen boodschap aan pillen en praten, al kan ze zich voorstellen dat sommige mensen daar baat bij hebben. De medicatie voor de behandeling van psychiatrische ziekten is intussen ook verbeterd. Toch is ze niet perfect: ‘En dat geldt voor elke ziekte die inwerkt op het gedrag, de emoties, het geheugen of de rede van een patiënt, zoals depressies, dementie of schizo­ frenie. Bij een aantal mensen heeft medicatie een gunstig effect, bij anderen speelt een placebo-effect en/of gesprekstherapie, maar velen hebben er ook geen baat bij.’ Opnieuw een keiharde realiteit die we onder ogen moeten durven te zien.

Bovendien is de westerse wereld volgens Van Broeckhoven al voldoende gepsychiatriseerd: psychologen, psychotherapeuten, psychiaters en pillen en nog eens pillen zijn bij wijze van spreken deel van ons meubilair geworden. Maatschappelijk is er iets loos. Ook de Antwerpse onderzoeksrechter Karel Van Cauwenberghe merkt op dat ons brein blijkbaar kreunt onder de huidige samen­ levingsvorm. Psychiater Stephan Claes treedt hen daarin bij: ‘Een belang­ rijke vraag is: waarom heeft een toenemend aantal kinderen en ouderen psychofarmaca nodig? 60 à 70% van de bejaarden neemt een of andere vorm van psychiatrische medicatie, zij het een slaapmiddel, een antidepressivum, een angstwerend middel of een antipsychotisch middel. Het kan toch niet zijn dat het aan­ tal psychiatrische ziektebeelden bij ouderen of bij kinderen zo spectaculair toeneemt. Er moet een maatschappelijk fenomeen zijn waardoor er een soort decalage of kloof ontstaat tussen het gedrag dat wij bij kinderen en ouderen zouden willen zien, en het gedrag dat ze in de praktijk vertonen. En het beste antwoord dat wij daarop kunnen bieden, is blijkbaar medicatie geven. Ik denk dat we met z’n allen als maatschappij moeten nadenken over hoe we met problemen van eenzaamheid, verdriet, angst, onrust en slapeloosheid moeten omgaan.’

30

31


— leven met je brein —

— leven met je brein —

Veel mensen die mij contacteren, komen niet om Haldol, maar om troost en dan beschikken wij over behoorlijk wat placebo’s. Volkse mensen vragen me bijvoorbeeld: ‘Kunt u eens mijn friteuse zegenen?’ Omdat de vorige friteuse in brand is geschoten en een deel van de living is afgebrand. Die zegening is dan een soort l­evensverzekering die ervoor moet zorgen dat het niet opnieuw gebeurt. Ik bedoel: er zijn heel veel dingen die wellicht volkomen ­irrationeel zijn, maar die beantwoorden aan de troost die een mens vaak verwacht.

Eigen aan het type wetenschapper dat ze is, zal Christine Van Broeckhoven haar friteuse allicht niet laten zegenen. Het punt van priester Sledsens is dat sommige mensen nog steeds vertroos­ ting zoeken in het geloof of in rituelen, al zijn ze allesbehalve rationeel. Het is aan de wetenschapster niet besteed, al erkent ze dat die nood bij sommigen bestaat. Zelf wil ze liever alles rationeel analyseren. Dat geldt ook voor de manier waarop ze met haar depressie omging en met de ge­ varenzone ervan nog steeds omgaat. Ze kan maar iets verwerken als ze het in haar hoofd fijn heeft gemaald. Vaak schrijft ze haar emotionele belevingen ook neer. Het helpt haar in haar analyseen verwerkingsproces. Vaak is dat op het moment zelf hard en confronterend, maar op lange termijn heeft het een therapeutisch effect. Zelftherapie dus. Van Broeckhoven neemt haar schriftjes nog altijd overal mee naartoe. Zo zat ze ooit in een restaurant in Firenze te schrijven. De directe confrontatie met haar diepste en donkerste gevoelens en suïcidale gedachten was emotioneel bijzonder zwaar: ‘De tra­ nen stroomden meer dan een uur over mijn gezicht.’ Toch heeft het haar ontzettend geholpen, benadrukt ze. Als neuroweten­ schapper kende ze natuurlijk de criteria van een depressie en kon ze zelf de diagnose stellen: ‘Maar het herkennen én zelfs erken­ nen van een depressie is uiteraard niet voldoende om ze te doen verdwijnen.’ Ook niet voor een expert ter zake.

Ronald Sledsens, priester

32

33


— leven met je brein —

Al is haar depressie overwonnen en heeft ze daar vandaag ook geen gevolgen meer van, toch aarzelt ze niet om te bekennen dat er nog steeds een ‘gevarenzone’ om de hoek loert. Maar ze heeft uit haar schrijftherapie geleerd en weet zulke situaties beter in te schatten en te counteren. Ze is er een sterker mens door gewor­ den, al heeft het haar jaren gekost: ‘Door het schrijven heb ik mij eigenlijk helemaal naar het nulpunt gebracht en helemaal weer opgebouwd. Ik heb dus eigenlijk geleerd om mezelf naar waarde te schatten, met alle negatieve kanten en alle positieve kanten, waardoor ik veel meer in evenwicht ben en als er nu iets gebeurt, ik ermee kan omgaan en het kan plaatsen.’ Het beest mag dan getemd zijn, tam wordt het nooit.

— leven met je brein —

Het meest schrijnende is als de menselijke geest het laat afweten. Ik heb een gedetineerde gekend met een drugspsychose waarbij de realiteit hem volledig was ontglipt, een waan waardoor hij dacht dat hij een weerwolf werd. Dat is onvoorstelbaar, maar het bestaat. Die man heeft op handen en voeten gekropen in de strafcel en uren gehuild als een wolf. Een andere gedetineerde die op rapport kwam, zag bont en blauw en zei: ‘Ik heb heel de nacht gevochten met een mol. Die mol kwam altijd uit de vloer, ik heb hem aan alle kanten proberen dood te knuppelen, het is dan uiteindelijk gelukt.’ De menselijke geest kan tragische dingen doen met mensen. Myriam Coucke, gevangenisdirecteur

34

35


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.