Der katholische Priester ist von dem Augenblick, wo er Priester ist, ein einregimentierter Offizier des Papstes. Vanaf het moment van zijn wijding is de katholieke priester een ingelijfde officier van de Paus. Otto von Bismarck Duits staatsman en premier (1815-1898)
Voor al de kwetsbaren
De Vandiesel Company
De baas
caroline 'cool'
Willy
William
6
Mae
Walker
Annette
Billy
Julie
De Vandiesel Company
De Vandiesel Company is een supranationaal team dat door verschillende overheden ingehuurd wordt om kritische situaties en problemen op te lossen waarvoor officieel geen leger- of politie-eenheid kan of mag worden ingezet. Het team bestaat uit drie vrouwen en vijf mannen. De teamleden zijn van verschillende nationaliteiten en hebben allen een andere achtergrond. De zin voor avontuur, onverschrokkenheid, inventiviteit en gevoel voor humor zijn kenmerken die elk lid van de Vandiesel Company intrinsiek in zich heeft. In dit boek komt er een vierde vrouw bij, Caroline. Dit verhaal brengt de Vandiesel Company tot in het hart van het Vaticaan en vergt heel veel van de leden. De Vandiesel Company zou de Vandiesel Company niet zijn, mocht zij deze missie niet tot een goed einde brengen, maar het leven neemt soms rare wendingen. Het verhaal vertrekt ook nu weer vanuit de dagelijkse realiteit die wordt gemaakt door individuen en dat eindigt op het niveau van de ‘groote historie’. Met andere woorden, de kleine man maakt elke dag weer grote geschiedenis. Willens nillens. En tot slot zou de Vandiesel Company niet zijn wat ze is, mocht ze niet genieten van een goed restaurant. Dit keer is het een uniek restaurant in de Brusselse rand met een uitstekende reputatie, zowel op het vlak van kwaliteit als van kwantiteit. Meer dan een bezoek waard. Ik wens iedereen die dit boek in handen neemt veel leesplezier.
Dirk Vanderlinden
7
William Vandiesel William Vandiesel is de spilfiguur van de Vandiesel Company. Hij is de nazaat van de legendarische piraat Jack Vandiesel en als dusdanig diens enige echte erfgenaam. William is een levensgenieter, maar toch is hij een keiharde werker die altijd in de ‘line of fire’ staat en vooral een teamgenoot op wie iedereen altijd kan rekenen. Zijn humor is onovertroffen en zijn oneliners zijn uit het leven gegrepen. De dagelijkse leiding laat hij over aan ‘de baas’ en hij vormt meestal een team met Mae.
Walker Jacques Vanderstappen is een Belgische flik die gedetacheerd is naar de Vandiesel Company. Zijn naam is een typisch Belgische combinatie van een Franstalige voornaam met een Vlaamse familienaam. Omdat dit te moeilijk in de mond ligt voor William, werd hij binnen het team omgedoopt tot Jack Walker. De meesten noemen hem gewoonweg ‘Walker’. Walker is spitsbroeder numero uno van William Vandiesel. Samen beleven ze de meest gekke dingen en komen daardoor ook in waanzinnige situaties terecht. Maar bovenal zijn het vrienden voor het leven, in goede en slechte tijden gaan ze voor mekaar door het vuur.
De baas De baas is een voormalige CIA-topman en is ook de contactpersoon van de officiële instanties in de verschillende landen. Hij leidt de Vandiesel Company, enerzijds met ijzeren hand en anderzijds met een fluwelen handschoen. Dit wil zeggen dat hij tijdens een operatie ijzeren discipline eist en onvoorwaardelijke opvolging van zijn bevelen, terwijl hij daarbuiten als een vader is voor zijn team. Willy is zijn rechterhand en brengt dan ook het merendeel van de tijd door met de baas, voornamelijk in de Operations Control Room (OCR) in het safe house in de Brusselse Marollen. 8
Willy Willy is een ex-CIA-agent met heel wat ervaring op het terrein. In het eerste boek komt dit slechts even ter sprake, maar gaandeweg in de reeks wordt dit duidelijk. Hij is de logistieke verantwoordelijke bij de Vandiesel Company. Zijn werkterrein is de Operations Control Room. Hij komt nu zelden of nooit meer op het terrein, maar is wel alomtegenwoordig door zijn centrale rol in de activiteiten. Willy is getrouwd met Mae. Hierover is in het eerste boek (Het Geheim van Stolzenfels) nog niet veel geschreven, maar ook dit facet wordt later nog uitgediept.
Mae Mae is een bijzonder knappe, Aziatische, jonge vrouw. Zij is getrouwd met Willy en vormt op het terrein meestal een team met William Vandiesel. Ze is een experte op het gebied van oosterse gevechtskunsten. Ze is ingenieur van opleiding en heeft een grote technische kennis. Bovenal is ze nuchter van geest, vaak in schril contrast met de bourgondische neigingen van William. Beiden vullen elkaar perfect aan, maar de verschillen leiden vaak tot grappige situaties. Op het einde van het eerste boek wordt een tip van de sluier opgelicht over haar afkomst, maar het is pas later in de reeks dat we meer over haar te weten komen.
Billy Billy is een jonge Zweed, die bij de Vandiesel Company is terechtgekomen na een korte carrière bij de Zweedse marine. Hij heeft een grote kennis van het maritieme gebeuren en is gepassioneerd door de natuur in het algemeen. Billy is binnen het team de expert in survivaltechnieken. Hij is een nogal onopvallende jongeman die zowel voor een zakenman als een skater kan doorgaan. Meestal vormt hij een duo met Julie.
9
Julie Julie Townsend is een jonge, Britse vrouw. Ze heeft zich gespecialiseerd in grime en maquillage en kan hiermee iemand een ware gedaanteverwisseling laten ondergaan. Ze is onverschrokken en vooral spontaan. Hierdoor komt ze soms in situaties terecht die niet altijd even veilig zijn, maar ze slaat zich er altijd doorheen. Samen met Billy vormt ze een niet te onderschatten duo waar de Vandiesel Company heel wat aan heeft.
Annette Annette Spijker is een Amsterdamse die door de Nederlandse overheid is gedetacheerd naar de Vandiesel Company. Ze is een roodharige, wulpse, jonge vrouw die op Walker valt. In het eerste boek ontstaat er tussen beiden een onstuimige romance, maar dit weerhoudt hen er niet van om efficiënt hun deel van de taken uit te voeren. Gaandeweg in de reeks komt Annette samen met Walker meer op de voorgrond, waardoor de lezer meer te weten komt over hen.
Caroline Caroline is het nichtje van Annette Spijker. Ze is bij de Vandiesel Company terechtgekomen na haar modestudie aan de Parijse academie. Ze lijkt sprekend op Annette. Het grote verschil is dat ze blonde lokken heeft en niet het rode haar van haar ‘tante Annette’. Ze staat haar mannetje binnen het team, gaat met William het terrein op en krijgt daardoor de bijnaam ‘Caroline Cool’.
10
In een ver verleden
12
Firenze_ De regen plensde in dikke druppels op de hobbelige straatstenen van Firenze. Antonio had zijn cape helemaal over zijn hoofd getrokken en liep als een schim door de kleine straatjes. Hij was een ambitieuze jongeman die binnen de katholieke Kerk heel wat aanzien genoot. Over een paar minuten zou hij bij zijn meester en minnaar zijn. Damiano keek vanuit de torenkamer naar beneden. De kamer was veilig, maar donker en koud. De zomer van 1245 had nog niet veel zonnige dagen gebracht. De regen viel daarentegen overvloedig. Vanuit het raam zag hij de statige Santa Maria del Fiore, de ‘Duomo’, als een baken in de stad staan. Hij was een telg uit een van de machtigste adellijke families van het noordwesten van Italië. Zijn vader was een graaf en welbekend bij en gewaardeerd door de paus. Zijn ooms waren respectievelijk bisschop van een groot arrondissement en dorpspastoor van een klein bergdorpje, gelegen tussen de meren van Iseo en Idro. Damiano was de rijzende ster binnen de katholieke Kerk. Zijn naam werd in de wandelgangen met ontzag gefluisterd en vrijwel iedereen was ervan overtuigd dat hij de oude, zieke paus zou opvolgen. Tegelijkertijd was hij een ketter van formaat. Zijn favoriete boek was er een over de vervolging van de christenen. Hij hield van de passages waarin de martelingen en folteringen gedetailleerd werden beschreven. Voorts werd hij gedreven door een niet te stillen honger naar macht en ongebreidelde wellust. Op jonge leeftijd was hij al opgeklommen tot de hoogst mogelijke positie binnen de katholieke Kerk, maar zijn ambitie 13
kende geen grenzen. Hij wilde de meest bekende en beruchte paus uit de geschiedenis worden. Overal waar hij kwam, beval hij zijn medewerker ervoor te zorgen dat er elke nacht minstens drie jonge novices beschikbaar waren waarop hij zijn lusten kon botvieren. Zijn trouwe medewerker, Antonio, moest elke keer toekijken en leed onder het feit dat zijn meester vrouwen beminde. Tijdens hun verblijf in Avignon in de voorbije week hadden twee van deze jonge vrouwen de nacht niet overleefd. Antonio had de lijken efficiënt laten verdwijnen en ervoor gezorgd dat er geen vragen werden gesteld. Hij had tot nu toe heel wat doorstaan en ondergaan, maar in de voorbije week had Damiano de immer vervagende grens van het goed fatsoen helemaal overschreden. Antonio was radeloos. Hij wist niet wat gedaan. Hij wist niet wat hij moest voelen. Hij hield van zijn meester, maar walgde van diens gedrag. Antonio ging binnen in het gebouw, deed zijn cape uit en liep naar boven. Hij klopte bijna onhoorbaar op de deur van de torenkamer en ging meteen naar binnen. “Antonio.” Antonio liep naar Damiano, kuste hem eerst op de ring terwijl hij eerbiedig knielde voor de uitgestoken hand. Daarna stond hij op en kuste Damiano voluit op de mond. Damiano leidde Antonio naar de donkerste hoek van de kamer en ging met hem op een reeks kussens en schapenvachten liggen. Hij ontdeed Antonio van zijn pij. Antonio wist wat er zou volgen. Hij sloot zijn ogen en probeerde niet te denken aan de vele keren dat hij als jonge misdienaar de pastoor had moeten bevredigen. Damiano kneep hard in Antonio’s lid terwijl hij hem zonder mededogen penetreerde en knorde en hijgde als een zwijn. Antonio wist niet of het nu de fysieke pijn of de spirituele ontgoocheling was die hem zijn tranen in de ogen bezorgde, maar wat hij wel wist, was dat dit Damiano’s laatste gruweldaad was. Nadat Damiano woest was klaargekomen, ging hij op zijn linkerzij liggen, sloot zijn ogen en nodigde Antonio uit om hem zachtjes te bevredigen. Antonio fluisterde dat het goed was, maar hij bedoelde dat het genoeg geweest was. 14
Hij strekte zijn arm, zodat hij bij zijn pij kon en nam een scherp mes uit zijn mouw. Hij ging achter Damiano liggen. Zonder aarzelen penetreerde hij hem ruw. Damiano schrok en wilde zich omdraaien, maar Antonio was hierop voorbereid. Hij greep Damiano’s lid met zijn ene hand en sneed het van diens lichaam af met het scherpe mes in zijn andere hand. Damiano voelde dat er iets mis was en stak zijn handen in zijn eigen kruis. Het bloed stroomde als een warme waterval over zijn handen. Hij keek geschrokken omhoog. Hij zag Antonio een zwaaibeweging maken en voelde een scherp, metalen voorwerp door zijn keel gaan. “Antonio, waarom?” wilde hij nog vragen, maar toen gebeurde er iets onwaarschijnlijks. Op de donkere muur aan de overkant van de torenkamer verschenen de silhouetten van alle novices en jongens die hij ooit verkracht had. Ze keken hem strak aan, zonder enige emotie. Daarna verschenen de twee jonge vrouwen die door hem waren vermoord. Antonio was ervan overtuigd dat hij hen had horen zeggen dat er altijd en overal iemand zou zijn die onmensen als Damiano zou straffen. De zevende kruistocht naar het Heilig Land werd voorbereid en Antonio ging mee. Na vele jaren te hebben gestreden in het Heilig Land, heeft Antonio op een avond een ultieme biecht gebracht bij een oude priester. Toen hij zijn verhaal had gedaan, is hij opgestaan, heeft niet gewacht op vergiffenis en is verdwenen in de nacht.
15
Het heden
16
Brussel_ Maandagavond. 22u15. Het was een zwoele zomeravond. De lucht was zwanger van onweer. Af en toe blies de wind een waarschuwing over de terrasgangers alsof hij hen wilde vertellen dat er een fenomenaal klanken lichtspel op komst was. Niemand schonk aandacht aan de signalen. Integendeel. De glazen werden nog eens volgedaan. Obers liepen af en aan. Ze veegden zweetdruppels van hun voorhoofd en keken elkaar aan alsof ze wilden zeggen: komt hier dan nooit een eind aan? Twee straten verder, aan de zij-ingang van het justitiepaleis, trok Walker zijn zomerjasje opnieuw uit. Hij had het twee minuten voordien nog maar net aangetrokken. Het zweet stond meteen op zijn rug toen hij het van airco voorziene gebouw had verlaten. De nacht was nog jong en lonkte. Walker keek omhoog en zag de sterren fonkelen aan de hemel. Ze knipoogden één voor één naar hem. Het waren zijn reisgezellen naar het einde van de nacht. Het Poelaertplein lag er verlaten bij. Hij liep langs het gebouw naar de lift die hem naar de Zwaardstraat zou brengen. Walker hield van het gevoel om van de hoogte van het justitiepaleis naar de Marollen af te dalen en Brussel te voelen. Hij had de hele dag met Michel ‘Mike’ Van Geyte van de federale politie in een muffe vergaderzaal doorgebracht. Het was een saaie dag geweest. Niets dringends. Niets opwindends. Alleen ‘the same old shit’, zoals Walker het meestal verwoordde. Hij stak zijn hand – dwangmatig – in zijn jaszak en wilde zijn pakje sigaretten nemen. Het was pas toen dat het 17
tot hem doordrong dat er niets in de jaszak zat en hij het zich plots herinnerde. “Ach, ja! Ik ben gestopt met roken”, zei hij tegen zichzelf. Het groepje jongeren dat rondhing op straat keek zelfs niet op naar de man die tegen zichzelf praatte. Zolang hij hen maar met rust liet, lieten zij hem ook met rust. Op dat moment trilde zijn mobiele telefoon in de andere jaszak. Walker diepte het onding op en keek naar het scherm. Daarop was de foto van William Vandiesel verschenen met de boodschap “WvD stuurt je een sms”. Walker grijnsde onwillekeurig. Het onding had ook leuke kanten. Hij drukte op een paar knopjes en las de boodschap: “Vanavond lamsvlees met pittige kruiden”. Drie straten verder duwde Walker de deur van het café ‘Bij Marcel’ open. De sfeer was, zoals altijd, rokerig. Het was er gezellig druk. De meeste aanwezigen waren stamgasten. Allemaal vergroeid met de barkruk of een favoriete stek aan de een of andere tafel. Op de achtergrond klonk zacht het nummer ‘Son of a preacherman’ van Dusty Springfield. Vergane glorie volgens de ene, een monument volgens de andere. Het kon Walker geen moer schelen. Ook al was het een van de favoriete songs van William Vandiesel. Walker ging op een kruk zitten aan de bar. Zijn kruk. Marcel keek hem aan alsof hij een vreemde was en zei: “Kaave kaffé en hiete waiven, da’s twie kiere taid gespoerd! C’est ce que je dis toujours! Da kik da altaijd zeg.” “Whisky, geen ijs”, zei Walker droogweg zonder Marcel echt aan te kijken. “Mo, ge wet toch da kik giene whisky em in maan stammenei”, antwoordde Marcel. Walker keek hem strak aan. Marcel draaide zich om, pakte een authentiek Jack Daniel’s-glas uit een kastje en schonk Walker twee vingers whisky in. Als iemand zou hebben gevraagd waar de whisky vandaan kwam, dan zou die alleen maar zijn schouders ophalen en lege blikken als antwoord hebben gekregen. Als diezelfde persoon echter een rondje zou hebben gegeven, dan was het binnen de kortste keren ‘ambiance Marolles’. Walker hield van deze sfeer. Hij walste de whisky in het glas, rook er even aan en sloeg het in één teug achterover. 18
“Mauvais jour?” vroeg Marcel. Walker knikte en schoof zijn glas naar voren om er nog één te laten inschenken. “Voor mij hetzelfde”, hoorde Walker iemand achter hem zeggen. “Mijn goede vriend”, zei hij. “Ik vond het al verdacht dat jij zo lang na werktijd met Mike bleef napraten”, grapte William. Marcel schonk de whiskyglazen vol. “Voe maa de lemme!” zei Walker in authentiek Brussels. “De keuke es toe”, antwoordde Marcel. “Ah non, je veux manger.” “Le quisto est déjà parti. Ik zeg aa dattem al weg es, de quisto.” “Den goen ik et zelf moeke.” “Ge doet mo, ge wet de weg. Tu connais le chemin.” “Godverdoemme, en den fleus moen ek da oek nog betoele zeiker.” “Enfin, ik zen nen arme zelfstandige, un pauvre homme qui…” “Ja, ja… ne soekkeleir.” Walker en William gleden van hun kruk en liepen naar de keuken. Ze hadden zich goed van hun taak gekweten. William had de boodschap handig verpakt volgens de gebruikelijke code en Walker had zijn rol van lastige kompaan weer eens ten volle kunnen etaleren. Terwijl hij een kookpot pakte, vroeg hij: “Wat is er aan de hand?” Vooraleer William antwoordde op de vraag, nam hij van Walker over en zei: “Komaan, ik zal dat stukje vlees wel bakken, want anders krijgen we hier helemaal niets te eten.” Walker zei niets en liet William begaan. De man had gelijk. In de keuken bakte hij er niets van. Letterlijk en figuurlijk.
Brussel_ Maandagavond. 22u15. Eric Van Eycken had net een koude douche genomen. Hij keek door het raam naar buiten. Hij woonde op de dertiende verdieping van het grote gebouw op de hoek van de Koningsstraat en de Boulevard Bischoffsheim, met zicht op de basiliek van Koekelberg. Daartussenin lag een bruisende stad. Verloederd weliswaar, maar nog steeds bruisend. Beneden hem bewogen de auto’s als een troep mieren, 19