Herboren 2 issu

Page 1

HERBOREN


1. “Dat zullen ze zijn! Ons make en oma! Waar is mijn gsm?”, roep ik verward wanneer ik het geluid van een binnenkomend sms’je hoor. Het is nog te vroeg om al helemaal wakker te zijn. Ik gooi wat kussens uit de zetel en verschuif de tijdschriften op de salontafel. Geen gsm te vinden. Tibo ligt languit in de zetel en is druk bezig met zijn tablet, waarbij hij ongeïnteresseerd zijn schouders optrekt. En dan opnieuw, datzelfde geluidje. Tududum. Verward draai ik rond mijn eigen as om dan met mijn hand naar mijn broekzak te grijpen. Daar zit die gsm. “Gevonden!” Het is inderdaad ons make, ze zijn geland. Eindelijk! “Kom je mee naar de luchthaven?”, vraag ik aan Tibo, die me daarop nors aankijkt. “Tof hoor. Ik wist niet eens dat ze er vandaag al zouden zijn. Ga maar alleen”, zegt hij dan van boven zijn tablet. “Ben jij boos? Vanwaar komt dat nu plots?”, vraag ik, haastig zoekend naar mijn huissleutels. “Laat maar”, zegt Tibo. “We hebben het er later wel over.” Maar ik wil het er later niet over hebben, het is duidelijk dat er iets scheelt, dus dan kan hij dat beter onmiddellijk zeggen. In een poging tot verdediging ga ik vlak voor hem staan. Opnieuw kijkt hij nors op van zijn tablet. “Wat is er dan toch, Tibo?”, vraag ik nog lief. “Dit is het probleem, Franky!”, antwoordt Tibo. Ik maak daaruit op dat ik het probleem ben. Misschien zit ik hem te dicht op de huid, of net niet. Sinds we in San Francisco zijn, hebben we beiden onze weg moeten zoeken. Samen, maar evengoed apart. Maar verwijten zijn er nooit gevallen, tot nu, blijkbaar.

5


In een flits gaat het plots allemaal door me heen. Hoe we hier beland zijn. Wat we hier komen doen. Ons geluk zoeken. Of beter: het geluk dat we bij elkaar gevonden hebben verderzetten, dat vooral. We zaten in een zalige roes toen we hier in San Francisco aankwamen. Alsof we tijdens onze huwelijksreis op Route 66 enkel maar verliefder op elkaar geworden waren. We hadden enkel elkaar, dat was voldoende. Toen we in deze stad belandden, voelde dat een beetje als thuiskomen. We beslisten al snel dat ons leven hier zou verdergaan en op een of andere gekke manier misschien ook opnieuw zou beginnen. Wij twee. Vrije vogels. Vogels die nu even bekvechten. “Waarom is dit ineens een probleem? Ben ik het probleem?” Tibo is me een uitleg verschuldigd, want ik weet van niets. Boos gooit hij zijn tablet in de zetel en komt hij voor me staan. Dan begint hij te roepen. “Jij vertelt me niets meer! Jij leeft steeds meer en meer in je eigen wereldje! Het lijkt alsof ik altijd maar moet raden wat je denkt. Ik weet niet eens meer of jij hier nog wel graag bent. Met mij.” We zitten wel wat op elkaars lip, de laatste tijd. Misschien neem ik daarom onbewust afstand. Het kan goed zijn dat ik vergeten ben hem in te lichten wanneer ons make zou landen. Maar dan nog. Ik wil me verdedigen. “Natuurlijk wel!” Ik merk dat ik minstens even hard roep als Tibo. Al valt het niet te ontkennen dat ik soms met mijn gedachten in België zit. Meer dan Tibo, lijkt het. “Vertel mij dan iets!” De frustratie klinkt luid en duidelijk in zijn woorden. “Wat dan?!” Voor mijn woorden geldt hetzelfde.

6

“Dat je ma en oma arriveren, bijvoorbeeld? Ach, trek je plan”, zegt Tibo dan onverschillig, waarop hij zich weer laat zakken in de zetel en die verdomde tablet er weer bijneemt. “Dat laatste zal ik alvast doen”, zeg ik geïrriteerd. Dan vertrek ik. Onderweg naar de luchthaven speelt de hele ruzie zich weer af in mijn hoofd. Het is de eerste keer dat we echt ruziemaken sinds we hier zijn, maar in alle eerlijkheid moet ik toegeven dat die ruzie misschien al eerder had kunnen komen. Dat ik niet zou hebben gezegd wanneer ons make en oma arriveren, lijkt me straf, maar daar draait het eigenlijk ook niet om. Want ergens heeft Tibo gelijk. We praten tegen elkaar, maar soms lijken we elkaar niet meer te horen. Of alleszins niet meer te verstaan. Ligt het aan mij? Ik weet het niet. Soms voel ik me gewoon een beetje op de dool in deze grote stad, hoe aantrekkelijk die ook mag zijn op andere momenten. Ik heb misschien gewoon wat meer tijd nodig om te wennen dan anderen, dan hij. En ik mis de alledaagse vertrouwde dingen. Vrienden ook, zoals Bram, Jana... Of achter de toog staan van de Frens, onnozel doen met Jens... Ik probeer wel nieuwe contacten te leggen, maar door af en toe ergens een lekkende kraan of een verstopt toilet te gaan herstellen maak ik niet bepaald nieuwe vrienden, laat staan vrienden voor het leven. Misschien is het ook gewoon deze periode. Kerstmis en Nieuwjaar zijn gepasseerd en het was de eerste keer dat we ver weg van huis die dagen doorbrachten. Dat is toch niet hetzelfde... Mijn gedachten worden uiteindelijk verstrooid door de bedrijvigheid op de luchthaven. Nog even en ik zie ons make en oma weer. De komende negen dagen moeten leuk worden, onbezorgd ook. Ik wil niet dat ze zich onnodig zorgen hoeven te maken. Dit is een pleziertripje voor hen! Het is al erg genoeg dat onze pa er niet bij kan zijn door de elektrocutie. Maar daardoor is oma er nu wel bij, een geluk bij een ongeluk! Hoe en wat dan ook, ze moeten hier

7


een onvergetelijke tijd beleven. Ik heb al een hele planning in mijn hoofd en ik hoop dat Tibo nu niet moeilijk gaat doen. Dat zou gewoon zonde zijn. Mijn zenuwachtigheid groeit terwijl ik me naar de aankomsthal haast. Mijn pas versnelt en mijn ogen schieten alle kanten op. Ik zie hoe mensen elkaar omhelzen, hoe ze lopen om op tijd ergens te geraken, hoe de kerstballen uit de kerstbomen gehaald worden en hoe iemand worstelt met een te groot spandoek. Een spandoek! Ik had een spandoek moeten maken voor hen! En dan, nog voor ik het goed en wel besef, hangen ons make en oma rond mijn nek. “Welcome to the gay capital of the world!”, roept oma luid in mijn oor, in gebrekkig Engels. “Ze heeft haar research gedaan op het vliegtuig”, grapt make, die haar tranen stiekem wegveegt met de palm van haar hand en in de lach schiet. “Ik heb vooral Engels geleerd!”, voegt oma eraan toe. “Omdat je te bang was en niet kon of wou slapen!”, vult make aan. Ik laat hen kibbelen en kan mijn geluk niet op. Hen loslaten is even geen optie. Het is lang geleden dat ik me nog zo geborgen gevoeld heb. Oma wringt zich als eerste uit mijn knuffelhoudgreep. “Franky, jongen! Ik heb je gemist!” roept ze enthousiast, waarna ze me weer omhelst. Dit moment mag eeuwig duren voor mij. Het gemis dat ik stiekem wat weggeduwd heb, dringt nu pas helemaal tot me door. “Is Tibo er niet bij?”, vraagt ons make dan, waardoor ik even verkramp. Ik zet een stapje achteruit en zeg langs mijn neus weg dat Tibo niet graag naar de luchthaven komt. Een flauw excuusje, maar ik kan niets beters verzinnen. Die ruzie is al lang bijzaak geworden nu.

gemaakt, of ons Engels al Amerikaans klinkt, of we elke dag hamburgers eten en of de frisdrankbekers hier echt zo groot zijn. Tussen het lachen door probeer ik te antwoorden. En omgekeerd geldt hetzelfde. Ook zij moeten vertellen over alles en iedereen thuis. Op de vraag hoe het nu met onze pa is, grijpt make naar haar handtas. “Oh, ik heb nog iets voor je. Van uw pa!” Daarop zwaait ze met een roze enveloppe voor mijn neus. “Roze? Van onze pa?” De gedachte alleen al doet me lachen. Make legt me uit dat Eddy die enveloppe is gaan halen in papa’s plaats, omdat hij het ziekenhuis niet mocht verlaten. Hoe dan ook, roze enveloppe of niet, het is geweldig dat pa aan me gedacht heeft en zelfs de moeite heeft gedaan om een kaartje te schrijven. Nieuwsgierig open ik de enveloppe om het kaartje te lezen. “Dag Franky, doe dat daar nog goed en beste wensen.” Ik moet het blijkbaar hardop gelezen hebben, want mama pikt er onmiddellijk op in. “Je weet toch dat hij meer wil zeggen dan dat hij op dat kaartje heeft geschreven? Hij is fier op jou hoor, Franky.” Oma, die naast me zit, knijpt geruststellend in mijn been. “Dat weet ik”, zeg ik. En daar laat ik het bij. Dat ik het spijtig vind dat hij alsnog niet de juiste woorden kon vinden om zijn fierheid te uiten, hou ik voor mezelf. “Hij is zeker gefrustreerd dat hij niet kon meekomen?” Make verzekert me van wel, hij wordt blijkbaar helemaal zot in dat ziekenhuisbed.

Onderweg naar huis valt er geen minuut stilte. Alles willen ze weten. Hoe en waar Tibo en ik wonen, of we al veel vrienden hebben

8

9


“Ik had hem ook graag teruggezien”, besluit ik. Dan neem ik hen beiden nog eens stevig vast om te tonen hoe blij ik ben dat ze er zijn, dat ze gemist werden.

en oma zich gaan opfrissen, dekken Tibo en ik samen het bed op in de logeerkamer. In stilte, want plots wisselt hij geen woord meer met me.

Dan is het tijd voor afleiding. “Goed, wat staat allemaal op jullie planning deze week?” De ideale vraag om ook hen af te leiden, want er wordt veel geroepen. De Golden Gate Bridge, Chinatown en Alcatraz, waar onze pa blijkbaar ook heel graag naartoe wou. Dat treft, want die dingen stonden ook op mijn planning.

“Ben je nog steeds boos?”, vraag ik. Het is nu echt niet het moment om ruzie te maken. Nog voor hij iets kan zeggen, komen ons make en oma de kamer binnen, waarbij ze ons onderbreken, al heb ik niet de indruk dat hij ook effectief van plan was iets te zeggen.

Eenmaal aangekomen op ons appartement, worden ons make en oma nog enthousiaster. Ze roepen al naar Tibo vanaf de hal en hij komt hen verwelkomen met een hartelijke lach en een dikke knuffel. “Welkom!”, roept hij. “To the gay capital of the world!”, voegt oma daar weer lachend aan toe. Het doet me plezier dat Tibo de ruzie van daarstraks blijkbaar ook achter zich gelaten heeft, dat hij zich normaal gedraagt tegenover mij. Als een echte heer draagt hij onmiddellijk de valiezen naar binnen en voorziet hij ons make en oma van drank en koekjes. “Is dit wat jullie hier altijd eten?”, vraagt ons make voordat ze zo’n koekje opeet. Ze kijkt tegelijk schalks naar Tibo, die sowieso wat verdikt is sinds ons vertrek. “Nog meer Tibo om van te houden”, pik ik daarop in. Tibo lacht, maar is wel ijdel genoeg om mee te delen dat hij sinds kort gaat fitnessen om weer in vorm te geraken. “Zijn jullie niet te moe van de reis? Jullie kunnen gerust een dutje doen, hoor.” Oma zegt dat ze niet eens weet welke dag of welk uur het is. Ze wil even bekomen van de lange reis. Het is hier ondertussen namiddag, terwijl dat voor hen eigenlijk het midden van de nacht is. Terwijl ons make

10

“Zo”, klinkt het wanneer het bed opgemaakt is. “Klaar. Genieten jullie maar even van de rust, dan genieten Franky en ik wat van elkaar.” Die uitspraak verbaast me. Hij neemt me bij de hand en we laten mama en oma achter in de kamer. Eenmaal we terug in de woonkamer zijn, pakt Tibo zijn jas en zonder iets te zeggen lijkt hij te willen vertrekken. “Hoe?”, vraag ik verbaasd. “Ga je weg?” “Wat moet ik hier misschien blijven doen?”, zegt hij gelaten. En dan vertrekt hij. Ik snap er niets van en wil hem achternalopen, maar ik wil ma en oma hier niet alleen laten. Onmiddellijk bel ik hem op. Geen antwoord. Vanuit het raam zie ik hem buiten nog net de hoek omgaan. Waar hij naartoe gaat, weet ik niet. Waarom hij vertrokken is evenmin. Verward ga ik aan tafel zitten om hem een sms’je te sturen. Kom terug, Tibo. Dit zijn wij toch niet? Hij antwoordt niet. Pas enkele uurtjes later komt make weer tevoorschijn. Ze lijkt vermoeider dan voor het dutje. “Dag Franky’tje”, zegt ze, en meteen weet ik weer waarom ik haar hier zo hard mis. Wat ze zegt, klinkt zo vertrouwd, zo gewoon. Net

11


zoals de manier waarop ze het zegt. “Oma is ook aan het wakker worden, dus zeg maar wat jullie plan is voor vanavond. Als we dan nog een nachtje kunnen slapen, zijn we er vast weer bovenop. Die jetlag mag hier geen roet in het eten strooien.” Haar vraag maakt me zenuwachtig, omdat ik niet weet of Tibo nog gaat terugkomen vanavond of niet, of we op hem moeten rekenen of niet. Ons make mag daar niets van weten, want ik wil geen onnodige drama’s veroorzaken. “Wel”, stamel ik, en dan komt Tibo plots weer binnengevallen. “Zo, jullie zijn wakker? Perfect!”, zegt hij, waarna hij me in de rapte een zoen geeft. Alsof er niets aan de hand is. Mijn verbazing probeer ik te verstoppen. “Ik heb een tafeltje gereserveerd in een restaurant in Chinatown, een zalig plekje. Weet je nog, poepie, daar waar we die heerlijke noedels gegeten hebben.” Ik knik, omdat ik niet goed weet wat ik anders moet doen. Wat is dit nu weer?

Vol verwondering lopen mama en oma door de straten van Chinatown, nadat ze eerst geposeerd hebben bij de twee leeuwen aan de toegangspoort van deze stad in de stad. Zoals zoveel toeristen dat doen. Het brengt me aan het lachen, omdat we hier zelf niet zo lang geleden met dezelfde verwondering rondliepen. En omdat we zelf op de foto zijn gegaan met die leeuwen. Mensen lopen als in een mierennest door elkaar en hoe dieper in Chinatown, hoe groter de drukte. Oma wandelt rond met haar handtas als een bezetene tegen haar lichaam geduwd, opdat die maar niet uit haar handen gerukt wordt. Ik doe teken naar mama dat ze moet kijken en ook Tibo heeft oma in het oog. “Kijk”, fluistert hij samenzweerderig naar ons, om dan aan het handvat van oma’s handtas te trekken. Ze roept het uit en valt bijna over haar eigen voeten. Oma kan ermee lachen, zij en Tibo zijn altijd al twee handen op één buik geweest. Het doet me deugd om te zien dat die twee nog steeds zo goed overeenkomen. En dat hun enthousiasme overgaat op ons make, en op mij.

“Perfect!”, zegt ma, die zich vervolgens gaat opfrissen. “Tibo?”, vraag ik ongerust, zodra ma ons zeker niet meer kan horen. “Wat is hier allemaal aan de hand?” “Niets”, zegt hij, alsof hij een compromis met zichzelf heeft gesloten. “Jouw ma en oma zijn hier en ik wil dat zij een leuke tijd hebben. De rest lossen we later wel op.” Of dat nu een geruststelling of een waarschuwing moet zijn, is niet echt duidelijk. Terwijl ik aanstalten maak om hem te knuffelen, houdt hij me tegen. “Later, heb ik gezegd.” Met zijn blik naar de grond gericht, verdwijnt hij in de slaapkamer.

12

“Make toch”, lacht ma, die haar arm in die van oma haakt en hetzelfde doet met mij aan de andere arm. Samen kuieren we door de felverlichte straten en steegjes, alsof we nooit iets anders gedaan hebben. Ik geniet van het moment, omdat ik weet dat het ook weer snel voorbij kan zijn. Eenmaal aan tafel wordt iedereen weer wat rustiger. Behalve oma, die panikeert dat ze niet met stokjes zal kunnen eten. “Snijden die mensen hun vlees dan niet?”, vraagt ze grappend, waarop mama gegeneerd zegt dat ze hun plan wel zullen trekken. En dat we absoluut geen gewoon bestek mogen vragen voor hen. Terwijl we op het eten wachten, praten we. Over van alles en nog wat. Het lijkt alsof je heel wat hebt bij te praten als je mensen lang

13


niet meer gezien hebt, maar uiteindelijk pik je gewoon weer in waar je destijds gestopt bent.

Ik pols nog bij ons make hoe het ondertussen eigenlijk met onze pa gaat, waarop ze hem een berichtje stuurt:

“Nu wij hier zijn lijkt het eigenlijk alsof we nooit apart geweest zijn. Vreemd, want thuis kon het soms lijken alsof jullie al jaren weg waren, afgaande op het gemis.” Ons make heeft een lieve blik in haar ogen wanneer ze dat zegt. Het voelt goed te weten dat je ergens gemist wordt. Zeker door de mensen die je zelf het hardst mist.

Alles oké hier. Wij hebben net met stokjes gegeten. Veel gaat hij daar niet van begrijpen, maar goed, dat geeft ons weer een extra reden om te lachen. De rest van de avond drinken we nog thee en genieten we na van de heerlijke avond. Als we thuis zijn, valt ons make vermoeid in de zetel.

“Ach,” pikt oma in, “jullie zijn de wereld aan het ontdekken. Dat is toch geweldig! Als ik jullie leeftijd had, zou ik het er nogal van pakken. In mijn tijd ging dat allemaal niet zo gemakkelijk. Geniet maar! Van de vrijheid, van het avontuur!” Ik glimlach, Tibo knikt. Ons make vult de stilte die er zit aan te komen. “Zijn jullie gelukkig, jongens?”, vraagt ze plots. Haar blik is serieus. Nog voor ik kan antwoorden, neemt Tibo, die tegenover me zit, mijn handen vast over tafel. “Ja, dat zijn we”, antwoordt hij. Ik lach en geef hem een zoen. Dit komt wel goed, denk ik. Dat probeer ik alleszins te geloven. En dan komen de noedels eraan. Nog voordat iemand kan uitleggen hoe ons make en oma die stokjes het best vasthouden, zijn ze er al mee aan het roeren in hun kommetje.

“Ik moet slapen”, kreunt ze, en dan rinkelt haar telefoon. “Het is uw pa!” Haar vermoeidheid maakt plaats voor enthousiasme. Ze beantwoordt het telefoontje en vertelt gretig over de stokjes en Chinatown, over de Golden Gate Bridge die ze nog moeten zien. “En Alcatraz!”, roept ze, omdat onze pa zelf ook heel graag Alcatraz zou bezoeken. Ergens in het gesprek zegt ze nog dat ik volgens haar heel blij ben met zijn kaartje, waarop ik mijn duim opsteek en hevig knik. Eenmaal in bed wil ik dicht tegen Tibo aankruipen, mijn goed en voldaan gevoel delen met hem. Het doet me zo’n deugd dat make en oma hier zijn, het doet me zelfs al de rest vergeten. Maar Tibo draait zich om, met niet meer dan een simpele “Slaapwel”.

“Dat gaat hier niet!”, roept oma gespeeld dramatisch, terwijl mama haar uitlacht en een foto neemt. “Hier ook niet!”, bevestigt zij niet lang daarna. Uiteindelijk vinden ze een manier om hun eten van dat kommetje naar hun mond te brengen, en het smaakt. “Dit moest uw pa zien”, zegt ma nog, die de laatste noedels uit haar kommetje slurpt. Ze heeft gelijk, hij zou genieten. Ook al gebruikt ze nu die stokjes om ermee op de tafel te drummen.

14

15


2. Het is vreemd hoe snel sommige dingen wennen. Make en oma zijn nu al een week bij ons en eigenlijk lijkt het alsof ze er altijd geweest zijn, hier, in San Francisco. Make weet zelfs al alleen de weg te vinden naar de koffiebar, die ze tot de beste koffiebar ter wereld uitgeroepen heeft. Zelfs op amper een week tijd is er al een routine ingeslopen. ’s Morgens zorgt Tibo voor het ontbijt, ons make komt de kamer uit voor oma, die op haar beurt dan weer elke ochtend enthousiast “Good morning” roept, alsof ze er jaren op geoefend heeft. Ze blijven nog drie dagen bij ons en eerlijk gezegd kijk ik nu al op tegen het afscheid. “Kijk hier!”, roept make, terwijl ik staar naar mijn dampende kop koffie. Ze leidt me af en toont me een foto op de tablet. Zij en oma aan de voet van de Golden Gate Bridge. “Zo waaien dat het daar deed! Kijk naar ons kapsel!”, lacht ma. Eigenlijk is het een selfie van ons vier, of toch onze vier hoofden. De wind zit inderdaad in ons haar. Oma knippert net op het moment dat de foto genomen werd, make grijpt lachend naar haar kapsel en Tibo zoent me op mijn wang. Picture perfect, zou je kunnen zeggen. Bijna even letterlijk als figuurlijk. We lijken allemaal enorm hard te genieten. Dat deden we ook. De volgende foto is een close-up van mama’s neusgaten, omdat zij het fototoestel wou bedienen, maar niet goed wist hoe. Opnieuw hilariteit aan de ontbijttafel. De voorbije dagen passeren me in brede glimlachen op het scherm van de tablet. Make en oma op de bus, make en oma met een XL-hamburger in hun handen, make en ik in een lunapark, Tibo en ik poserend met een huurfiets, Tibo en ik slurpend aan twee rietjes uit een cocktailglas. Bij het bekijken van de foto’s besef ik dat we dankzij dit bezoekje even toerist in eigen stad zijn. Of zoiets, want San Francisco is nog niet meteen

17


te benoemen als mijn eigen stad. Al de plekken die we bezocht hebben, zijn voor mij nog steeds plekken uit een toeristische gids. Anders dan thuis, waar alles anders voelt omdat ik er opgegroeid ben. Sommige dingen hebben dan toch meer tijd nodig om te wennen, blijkbaar... Misschien moet ik niet zo hard zijn voor mezelf en mezelf die tijd gunnen. En dan komt er nog een foto. Tibo en ik, zoenend. Het was hij die me dichter bij hem trok op dat moment en die onmiddellijk de foto wou bekijken op het fototoestel. Zijn enthousiasme voelde toen een beetje geforceerd. De affectie die van de foto afstraalt, voel ik eigenlijk niet in het echt. De afstand die er tussen ons is op sommige momenten, lijkt nochtans niemand op te merken. Dat zou ook niet kunnen. Het lijkt alsof Tibo consequent afstand van me neemt zodra mama en oma er niet zijn. Dan wordt hij plots kil en afstandelijk. ’s Avonds in bed praat hij niet meer met me, terwijl we vroeger geen oog dichtdeden voordat we samen de dag overlopen hadden. Alsof hij hier wel is, bij mij, maar er niet wil zijn. Ik heb gedacht dat ik het me inbeeldde, dat ik mezelf onnodig zorgen maakte ook. Maar de Tibo en Franky die op de foto’s poseren, zijn niet de Tibo en Franky die hier achter gesloten deuren leven. Dat wordt me stilaan meer en meer duidelijk. “Prachtig!”, zegt ons make nog, terwijl ze een stofje van het scherm veegt met haar duim. “Ik ben zo blij dat we hier geraakt zijn”, voegt ze er nog aan toe. “Maar dat wil niet zeggen dat jullie hier moeten blijven!” Daarop komt geen respons. Ik weet zelfs niet wat ik wil op dit moment, of we hier zullen blijven wonen of op termijn toch terugkeren naar België. Tibo lacht en legt zijn arm rond mijn schouders. De perfecte man. De perfecte schoonzoon. Ik probeer ook te lachen. Net dan komt er een berichtje binnen op mijn gsm. “Dat is vast Frank om voor de duizendste keer te checken hoe het

18

hier gaat”, grapt oma nog. Maar het is onze pa niet. Er staat een andere naam op het schermpje. “Matt”, zegt Tibo, die naast me meeleest. Waarop make en oma willen weten wie Matt is. “Ah, dat is iemand die we pas hebben leren kennen. Hij werkt in de bar waar we al eens iets gaan drinken, de Happy Hour”, zeg ik in alle eerlijkheid. Dan richt ik me tot Tibo. “Hij heeft me overigens onlangs dat klusje met die defecte cv-ketel bezorgd. Ik hoop dat ik via hem hier en daar nog meer als loodgieter aan de slag kan.” Hardop lees ik het berichtje voor. De bar staat helemaal onder water! Kan je komen? Het is dringend! “Moet je gaan?”, vraagt ons make onmiddellijk, waarop Tibo inpikt. “Doe maar, poepie. Als je daar nodig bent, moet je gaan.” Ik twijfel, maar Tibo begint de ontbijttafel al op te ruimen. “Wij zullen ons wel bezighouden. Dit is San Francisco, denk maar niet dat we ons gaan vervelen!” Make en oma zijn het daar alvast mee eens. “Zijn jullie zeker?”, vraag ik nog en wanneer ze overtuigend knikken, pak ik mijn spullen. “Ik probeer zo snel mogelijk na te komen. Ik check wel waar jullie zitten!” Tibo geeft me nog een zoen op mijn mond en zegt dan dat ik moet gaan, voor de schade daar nog groter wordt. Dus ik ga. Wanneer ik in de bar aankom, zie ik hoe Matt met een andere collega druk in de weer is met emmers en dweilen. Ik herken die collega van mijn bezoekjes in de bar, ik geloof dat hij Cody heet.

19


Achter en voor de toog ligt een grote plas water die enkel groter lijkt te worden, ook al doet hij zo zijn best.

situatie. Het lijkt alsof hij het gewoon is dat mensen even van de kaart zijn als hij zich goed en wel voorstelt.

“Je bent er!”, roept hij opgelucht. “Hier, ik denk dat het probleem hier zit.” Matt leidt me onmiddellijk tot achter de toog, terwijl hij mijn gereedschapskist overneemt. Als ik aan de slag ga, bedankt Matt me uitvoerig en verontschuldigt hij zich omdat hij moet vertrekken. Hij heeft een belangrijke afspraak. “Maar Cody hier gaat goed voor je zorgen.” Hij slaat bemoedigend op Cody’s schouder en vertrekt dan in alle haast.

“Ik ben een oversharer”, besluit hij. Het tegenovergestelde van mezelf. “Maar zo functioneer ik het best. De enige lange relatie die ik al gehad heb en waarschijnlijk ooit ga hebben, is een relatie met mezelf, Franky.” De manier waarop hij mijn naam zegt, doet me lachen. Alsof ik een Hollywoodster ben, een beroemdheid. Amerikaans dan nog. Ongestoord gaat hij verder. “Daarom ben ik meestal ook liever en attenter voor mezelf dan voor anderen. Die anderen ben ik niets verschuldigd, mezelf wel.” Hij lacht opnieuw smakelijk om zijn eigen grap. Wat die relaties betreft, is zijn logica ergens wel te volgen, maar tegelijk zou ik me toch ook geen leven meer kunnen voorstellen zonder Tibo.

“Hebben we je niet gestoord met dit noodgeval?”, vraagt Cody, waarop ik hem vertel dat make en oma op bezoek zijn, maar dat het geen probleem was om te komen aangezien mijn man hen wel zou entertainen zo lang het nodig is. “Je man?”, vraagt Cody daarop verbaasd. “Jij bent getrouwd? En met een man dan nog.” Hij geeft me een vette knipoog terwijl hij het zegt. “Zo ver ben ik nooit geraakt”, grapt hij dan. “Mannen komen en mannen gaan, maar blijven doen ze zelden. Niet toen ik een vrouw was en niet nu ik een man ben.” Zonder goed te beseffen hoe verbaasd ik klink, roep ik het uit. “Een vrouw?!” Onmiddellijk daarna verontschuldig ik me, het was niet de bedoeling hem te beledigen. Hij ziet er helemaal niet uit als een vrouw. Wat goed is, als hij man wil zijn, maar... Even ben ik helemaal de kluts kwijt. “Geen zorgen”, zegt hij sussend. “Je hoeft je niet te generen. Ik zeg dat meestal onmiddellijk als ik mensen ontmoet, zodat ze zich geen vreemde vragen moeten stellen. Waarom ik eigenlijk zo slanke vingers heb, bijvoorbeeld. En waarom ik redelijk klein ben voor een man. En soms wat emotioneel.” Hij lacht luid. En mannelijk. “Mijn stem heb ik anders leren gebruiken, ook dat heb ik gefikst.” Door zo open te zijn wil hij me vast geruststellen en ervoor zorgen dat ik me op mijn gemak voel, maar toch is dit ineens een vreemde

20

Terwijl ik verder werk, overloop ik de situatie. Cody is dus een vrouw geweest. Nu is hij een man. Maar zou hij helemaal een man zijn? En zijn borsten dan? En... Misschien moet ik dat allemaal niet weten. En toch. Toch kan ik het niet nalaten om hem af en toe een blik toe te werpen. Het intrigeert me. Zou ik me anders gedragen tegenover hem als hij het me niet verteld had? Waarschijnlijk niet. Het zou alleszins niet mogen. “Heb je alles kunnen nakijken?”, vraagt hij wanneer ik een tikje verward van onder de gootsteen kom. “Ja, alles zou in orde moeten zijn.” “Je bent een held”, zegt Cody, waarop hij een biertje tapt en me een glas vol schuim voorzet. Ik schuif het terug in zijn richting en ga zelf aan de tap staan.

21


“Let goed op.” Vervolgens tap ik een perfect glas bier. Het is zonde dat het geen Belgisch bier is, trouwens. Als pa hier zou zijn, was dat vast het eerste waarover hij zou vitten. Om daarna waarschijnlijk met bijna evenveel smaak dit glas bier leeg te drinken. De gedachte doet me glimlachen. “We zitten met een kenner!”, roept Cody dan, terwijl hij enthousiast in zijn handen klapt. Iets wat hij op een erg mannelijke manier doet, overigens. Vreemd dat ik mezelf op die gewaarwording betrap. “Is het dat wat ze Belgische kinderen leren op school?” Tussen pot en pint vertel ik Cody over mijn job als loodgieter thuis en over de Frens. “Thuis werkte ik in een bar die ik samen met een vriend heb opgestart, Jens. Dan moet je wel goed kunnen tappen. Dat was plezant, die bar. Een goede sfeer, altijd vrienden in de buurt.” Ik zeg net niet hardop dat ik het mis, de Frens en Jens. De Franky en Tibo van toen. Heel even schiet de vraag door mijn hoofd of er iemand anders in het spel zou zijn. Of Tibo zich daarom zo tegen me afzet. Maar dat kan niet. Hij zou me niet bedriegen. Niet nu. Niet hier. Tibo houdt van me en hij zal er altijd voor me zijn, net zoals ik van hem hou en er altijd voor hem zal zijn. Maar dat neemt niet weg dat er ergens toch iets fout zit op dit moment. Het lijkt misschien zelfs alsof hij twee gezichten heeft. Ik kan niet anders dan me afvragen of hij een rolletje speelt. En waarom hij dat zou doen. En hoelang nog. “Kom, tap me nog eens zo’n perfect pintje bier”, roept Cody wanneer hij lijkt te merken dat mijn gedachten afdwalen. Cody kan het woord ‘pintje’ in het Nederlands zeggen, hij kan dat woord in alle talen zeggen dankzij de vele toeristen die hier komen. Maar het blijft erg vettig Amerikaans klinken wanneer hij het zegt. Hij

22

schuift zijn lege glas naar me toe en ik vul het, samen met het mijne. “Op die sfeer! Op die vrienden!”, roept Cody. Hij heft zijn glas en roept nog iets. “Op de liefde!” Ik klink tegen zijn glas met het mijne en dan vervolgt hij: “Op de liefde voor jezelf !” Daar drink ik op. Nog enkele glazen later moet Cody de bar openen, waarop ik mijn gereedschap weer bijeenpak. Ik stuur alvast een berichtje naar Tibo om te vragen waar hij mama en oma mee naartoe heeft genomen, zodat ik kan inpikken, maar hij antwoordt niet onmiddellijk. “Franky, heb jij vandaag nog iets te doen?”, vraagt Cody van achter de toog. Opnieuw twijfel ik. Zolang Tibo niet antwoordt, kan ik niet echt iets doen. Ik schud met mijn hoofd en vraag waarom hij dat wil weten. Met een handbeweging gebaart hij dat ik dichterbij moet komen. “Als je wilt, kan je hier af en toe bijklussen. Nu, bijvoorbeeld. Matt heeft net laten weten dat hij niet dadelijk kan terugkomen en ik weet dat hij sowieso op zoek is naar occasionele hulp. Jij hebt geen vaste job, je hebt tijd en je kan bier tappen als de beste. Ik zou niet twijfelen.” Op een of andere manier krijg ik bij Cody steeds de indruk dat alles heel eenvoudig is of kan zijn. “Geef me even”, zeg ik. Ik wandel naar buiten en daar check ik mijn gsm opnieuw. Geen antwoord van Tibo. Wanneer de telefoon opnieuw vijf keer is overgegaan, klinkt de voicemail door de telefoon. Tibo, ik ben het. Laat je me weten waar jullie zijn? Tot straks! Make en oma zijn sowieso onbereikbaar, zij laten hun gsm meestal op ons appartement liggen als ze weggaan. Ook daar dus geen succes.

23


Zolang er geen respons komt op mijn berichtjes, kan ik me dan ook maar beter hier nuttig maken. Als ik terug binnen ben, wandel ik vastberaden naar de toog. “Ik twijfel niet”, zeg ik tegen Cody, met een uitgestoken hand. Hij schudt mijn hand stevig en gooit een handdoek in mijn gezicht. “Aan de slag dan!”, roept hij enthousiast. Het wordt steeds drukker in de bar en tijdens het bedienen van de klanten voel ik mezelf herleven. Heel even lijkt het zelfs alsof ik weer op mijn plaatsje sta in de Frens, al is dat jammer genoeg zonder Jens. Zou hij mijn afwezigheid ook zo voelen? Of zou Bram mijn plaats helemaal ingenomen hebben ondertussen? Dat zou misschien maar goed zijn ook... Plots komt het besef dubbel zo hard binnen dat ik niet echt mezelf ben de laatste tijd. Nu is het weer duidelijk, dit is wat ik graag doe. Ik voel mezelf ook weer nodig. Natuurlijk, de karweitjes die ik opknap als loodgieter zijn ook nuttig, maar dit voelt anders. Dit is meer mijn habitat. Praten met mensen, lachen, plezier hebben in wat ik doe. Cody volgt me vanuit zijn ooghoeken, maar dat stelt me net gerust. Hij heeft namelijk ook de glimlach op zijn gezicht. Dit was een goede beslissing. Omdat Tibo geen teken van leven geeft gedurende de namiddag, blijf ik uiteindelijk tot de vooravond in de bar werken, tot Cody me erop wijst dat ik misschien beter naar huis zou gaan. Het kan zelfs zijn dat ze daar op me aan het wachten zijn, bedenkt hij. Onderweg naar huis probeer ik Tibo nog eens te bereiken, tevergeefs. Toch heeft het geen invloed op mijn goede humeur. Ik heb er een nieuwe job bij. En een nieuwe vriend, zo voelt het alleszins, want met Cody klikt het best goed.

24

Als ik voor de deur van ons appartement sta, hoor ik stemmen. Tibo praat en mama lacht. Dan praat oma en lacht de rest. Bij het openen van de deur draaien alle hoofden in mijn richting. Plots is het ook stil. “Dus hier zijn jullie”, zeg ik, terwijl ik naar Tibo stap en hem een kus wil geven. “En hier ben jij”, zegt hij, nog voor die zoen een kans krijgt. “Wij zijn heel de dag gaan shoppen!”, kirt mama dan. “Tibo is echt de ideale shoppartner, hij geeft heel goed advies!” Oma staat haar bij. “Hij had eigenlijk evengoed stylist kunnen worden.” Iedereen lacht. “Inderdaad”, voegt make eraan toe. “Franky, misschien moet jij je maar eens laten kleden door Tibo!” Ze knipoogt en ik ga erin mee. “Wat is er mis met een jeansbroek en een ruitjeshemd?” Iedereen proest het uit, maar ik hou me een beetje in. Ik weet heel goed wat ze hiermee wil doen. De aandacht afleiden van het probleem. De olifant de kamer uit jagen en voor verstrooiing zorgen. Voor ik kan vragen waarom Tibo me niets heeft laten weten, springt make recht uit de zetel en loopt ze naar de keuken waar alle winkeltassen nog staan. Een voor een begint ze die uit te laden. Een jurkje voor haar, een trui voor onze pa, een jas voor oma. “En hier!”, roept ze zodat niemand er een woord tussen krijgt. “Sokken voor jou!” Ik neem ze aan en ik verzeker haar dat ik ze prachtig vind. Als zij niet verder ingaan op de situatie, dan ik ook niet. “Jullie hebben dus een toffe dag gehad vandaag, super”, zeg ik. “Ik heb namelijk ook geen al te slechte dag gehad.” Ik zet wat stappen opzij zodat ik in het midden van de woonkamer kom te staan en enthousiast naar mezelf wijs. “Ziehier, de nieuwe barman van

25


Happy Hour!” Een reactie blijft voorlopig uit. Bang kijk ik naar Tibo, die plots in zijn handen begint te klappen. “Proficiat!”, zegt hij, waarop hij overeind veert uit de zetel en me een knuffel komt geven. Tegelijk komt hij met een voorstel. “Jullie moeten dat gaan vieren. Daar, in de Happy Hour! Onder jullie drieën. Wij hebben overdag onze qualitytime gehad, nu is het aan jullie. Neem het er maar eens goed van. Een avondje uit in all American style, jullie gaan plezier hebben.” Make vraagt nog of Tibo dan zelf ook niet mee wil, maar daarop antwoordt hij dat hij wel een avondje rust kan gebruiken. “Doen jullie maar. Dat shoppen met die dames hier heeft me uitgeput. Ik ben geen twintig jaar meer, hoor.” Hij knipoogt. Veel moet Tibo niet doen om make en oma te charmeren, en ook nu is het weer raak. Ze giechelen en mompelen wat over hun eigen leeftijd. “Serieus, ik trek mijn plan wel. Geniet ervan.” Het lijkt alsof hij het meent, maar wanneer ik hem volg naar de slaapkamer terwijl mama en oma zich omkleden, slaat de sfeer helemaal om wanneer ik nog eens vraag of hij echt niet wil meekomen. “Nee, daar heb ik eigenlijk echt geen zin in.” Hij klinkt meer gelaten dan boos. Onverschillig zelfs. “Maar we hebben elkaar een hele dag niet gezien?” “Inderdaad. En eerlijk gezegd heeft me dat weleens deugd gedaan.” Mijn hart lijkt even te stoppen met slaan. Vanwaar komt dit nu? “Ik wil het er niet over hebben, Franky. Laat me maar.” Opnieuw dat uitstel. Tibo mag mijn goede humeur en mijn avond niet verpesten. “Oké”, zeg ik. Hij blijft alleen achter in de slaapkamer nadat ik de deur met een harde klap dichtsla. Make en oma zijn niet in

26

de woonkamer. Vanuit de badkamer hoor ik water uit de douche stromen, met de radio op de achtergrond. In de woonkamer zelf staat de televisie op, merk ik nu. Wanneer ze iets later helemaal opgekleed uit de badkamer komen, lijkt het erop dat ze die deur niet gehoord hebben. “I am ready to party”, zegt oma in haar beste Engels. Onderweg naar de bar dwalen mijn gedachten af, ook al probeer ik me normaal te gedragen tegenover mama en oma. Hun enthousiasme blijft altijd even groot en dat is maar goed ook. Als we aankomen bij de bar is het duidelijk dat wij niet de enigen zijn die vanavond een stapje willen zetten. Het is druk, heel druk. “Franky!”, roept mama dan. “Dat zijn hier alleen maar mannen!” En ze heeft gelijk. De bar wordt als het ware omsingeld en bezet door allemaal mannen. Dan besef ik het. Daarstraks heb ik posters zien hangen om een Boys Night aan te kondigen, maar ik had helemaal niet door dat het vandaag die Boys Night was! Oma moet de verwarde en verontruste blik in mijn ogen gezien hebben, want onmiddellijk zegt ze dat ze het geweldig vindt. Om me gerust te stellen, vermoedelijk. “Zoveel mannen heb ik al lang niet meer samen gezien. Kom Franky, zoek ons maar een tafeltje, met goed zicht op al die knappe Amerikanen!” Ik merk dat de mannen allemaal wat vreemd opkijken, maar eigenlijk doen wij hetzelfde. Tussen het volk zoek ik nog even naar Matt of Cody, maar die zijn niet meteen te vinden. We kunnen een tafeltje bemachtigen en net voordat ik ga zitten, voel ik iemand op mijn schouder tikken. “Franky!”, roept Cody enthousiast.

27


Ik lach en kijk make en oma een beetje ongerust aan, maar zij zijn ondertussen al aan het kennismaken met Cody. Ze weten niet dat hij vroeger een vrouw geweest is. Dat heb ik verzwegen. Bewust, omdat ik niet wil dat ze hem daarop gaan beoordelen. Die twee zijn ruimdenkend, maar zoiets staat toch wel heel ver van hun bed. Waarschijnlijk zal hij het hun zelf wel vertellen, al hoop ik stiekem van niet. Daar draait deze avond niet om, de avond draait om ons. “Jullie moeten de mama en de oma zijn. Ik ben zo blij jullie te ontmoeten, Franky heeft al over jullie verteld! Normaal is het hier vanavond Boys Night, enkel mannen dus, maar jullie mogen blijven. Ik trakteer met pintjes!” Opnieuw dat Amerikaans Nederlands. Make en oma lachen vriendelijk maar wat onwennig, en dan stuift Cody naar de toog. Daar zie ik uiteindelijk ook Matt staan. “Wat een sympathieke man”, zegt make. “Dat denk ik alleszins, ik heb daar niets van verstaan, Franky’tje, alleen de pintjes!” Ondertussen klapt oma verrukt in haar handen terwijl ze de term ‘boys night’ hardop herhaalt. Die men only-regel wordt, op ons na, heel goed nageleefd door de aanwezigen. “Zijn dat dan ook allemaal homo’s?”, vraagt oma dan, lief bedoeld. Ik lach. Misschien wel, maar misschien ook niet. Dit is San Francisco. Hier kan en mag alles. Cody komt aandraven met twee glazen wijn en twee pintjes en de avond wordt al proostend ingezet. “Op Boys Night!”, roept oma luid. Iets wat ik niet eens moet vertalen voor Cody. De rest van de avond brengen we door met Cody en alle andere mannen die zich spontaan komen voorstellen aan de twee mooiste vrouwen van Europa, zoals Cody tegen iedereen verkondigt. Hij moet zelf lachen als hij eraan toevoegt dat ze alleszins de mooiste vrouwen in de bar zijn. Met veel plezier hou ik ons make en oma de hele avond in het oog. Ze beleven de tijd van hun

28

leven. Oma wordt zelfs ten dans gevraagd door sommige mannen! Het is heerlijk om te zien. Dit is genieten.

Ik word wakker van het bonzen van mijn hoofd. Mijn mond voelt droog aan en het daglicht dat door de gesloten gordijnen naar binnen komt, prikt in mijn ogen. Met mijn hand glij ik over de matras om te voelen of Tibo naast me ligt. Op het eerste gevoel is dat niet zo. Ik draai me om en probeer mijn ogen nog eens te openen. Ik lig alleen in bed en ben misselijk. Dat moet dat bier geweest zijn. Cody. Make en oma. Beetje bij beetje speelt de avond van gisteren zich weer af voor mijn ogen. Ik moet glimlachen. Het was een geweldige avond. Ik hijs mezelf uit bed en slof naar de woonkamer, waar iedereen al aan de ontbijttafel zit. “Goeiemorgen”, zegt Tibo grappend, waardoor ik vermoed dat het al middag moet zijn. “Jij hebt duidelijk ook zo goed gefeest als deze dames hier”, zegt hij nog. Make en oma zitten er wat verloren, maar breed glimlachend bij. Koffie en spek met eieren moet soelaas brengen. “Ik drink nooit nog wijn”, probeert make, maar daarop schiet oma in de lach. Giechelend legt make drie bierviltjes op tafel, terwijl ze zegt dat ze gisteren het telefoonnummer van drie mannen heeft gekregen. “Frank zal dat plezant vinden”, zegt Tibo, waarna hij vraagt wat er allemaal gebeurd is. “Mannen”, zegt oma. “Allemaal mannen. Zoveel mannen heb ik zelden samen gezien. Het was geweldig.”

29


Tibo verschuift wat geënerveerd zijn bestek op zijn lege bord. “Heb jij nog iets leuks gedaan gisteren?”, vraag ik hem, waarop hij antwoordt dat hij gewoon naar een film op televisie gekeken heeft. De manier waarop hij antwoordt, breekt de sfeer een beetje. Make en oma praten daarop ongestoord verder, om de stilte te vullen. De koffie smaakt me, net zoals het spek en mijn eitje. Ik lijk nog wat te teren op gisterenavond. Op de sfeer die daar hing in de bar. Zo gemoedelijk, zo gewoon, zo probleemloos. Iedereen is er gewoon blij en open. Iedereen is wie hij is of wil zijn, misschien maakt dat het zo leuk. Natuurlijk had ik Tibo er graag bij gehad, of dan toch de vrolijke versie van Tibo. Ik voelde me gisterenavond geen buitenbeentje, dat is het grote verschil met anders. Het grootste deel van mijn volwassen leven heb ik doorgebracht met hetero’s. We hebben even geproefd van de homoscene thuis. Het lijkt al zo lang geleden dat ik voor het eerst zo’n homobar binnenstapte, de Fandango, samen met Max. Tibo en ik hebben elkaar zelfs ontmoet in die homobar. Maar zodra we gesetteld geraakten, voelde ik me daar minder thuis. De Frens werd mijn stek. Al liep ik daar ook niet blind mee met de rest.

“Rusten”, kreunen make en oma in koor. Vandaag is hun laatste volledige dag in San Francisco, morgenmiddag vliegen ze terug naar België. “Misschien kunnen we vanavond nog eens gezellig gaan eten met zijn allen, en dan vertrekken we morgen met een zeer voldaan gevoel. Dit is de reis van mijn leven”, zegt make met een glinstering in haar ogen. “Dan is het dat voor mij ook”, beaam ik.

“Cody was echt een leuke jongen”, besluit oma nog, waar Tibo onmiddellijk op inpikt. “Wie is Cody?” “Cody”, herhaal ik. “Hij werkt ook voor Matt. Nu is hij dus mijn collega.” “Ah”, zegt hij, een tikje geïrriteerd. Het is duidelijk dat ik dus beter niet meer vertel over Cody. Ik gooi het gesprek over een andere boeg door te vragen wat de plannen voor vandaag zijn.

30

31


3. De valiezen rollen de bagageband op terwijl ons make en oma hun handbagage aan het herverdelen zijn. Ik kijk toe. Met spijt, omdat ze alweer vertrekken. Ik zal hen missen, dat sowieso. Maar daarnaast is er ook de hele situatie met Tibo. Hoe zal hij zich gedragen tegen mij als hij geen rolletje meer hoeft te spelen voor ons make en oma? Dankzij hen lachte hij weer, had hij aandacht voor mij. Maar hoe moet het nu verder? Wat als hij helemaal in zijn schulp kruipt en mij links laat liggen? Ik wil er eigenlijk nog niet aan denken. “Ben jij oké, Franky’tje?”, vraagt mama me als ze helemaal vertrekkensklaar zijn. Ik verzeker haar dat alles oké is, dat afscheid nemen gewoon niet leuk is. De waarheid is dat ik me gewoon niet graag voel zoals ik me nu voel. Een beetje triest. Onrustig. “Ga nu maar,” zeg ik sussend, “of jullie mogen dat vliegtuig niet meer in. En denk maar niet dat je hier kan blijven wonen! Daar zal onze pa niet mee kunnen lachen.” Make lacht hardop en geeft toe dat ze hem niet in de steek zou kunnen laten, ze heeft zelfs moeten beloven dat ze terug naar huis zou komen. Dan neemt ze me stevig vast. Heel even lijkt het alsof ze me niet meer wil of kan loslaten. Ik laat het gebeuren, want eigenlijk zit ik met hetzelfde gevoel. Dan komt oma afscheid nemen. Ook zij drukt me stevig tegen haar aan. “Als er iets is, moet je me bellen, hoor je me, Franky’tje?” Ze knijpt in mijn arm, alsof ze meer bedoelt dan wat ze zegt. “Dat doe ik, beloofd. En maak jullie geen zorgen, jullie hebben met eigen ogen kunnen zien hoe heerlijk het leven hier is.” Ik geef

33


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.