Kick issu

Page 1

DEFLO KI C K


Proloog In het begin was het allemaal zo onwezenlijk. Het leek een nare droom. Of een uit de hand gelopen spel waar je de spons kon over halen en dat je daarna gewoon kon vergeten. Noch de feiten an sich, hoe gruwelijk ook, noch de talloze ondervragingen waarbij we tegen elkaar werden uitgespeeld, konden ons uit balans brengen. De flikken hebben nochtans alles uit de kast gehaald om onze alibi’s te kraken, maar we hebben het been stijf gehouden en zijn bij onze initiële versie gebleven. We leefden in een roes, denk ik. Een soort van collectieve overlevingsmodus. Zelfs de teraardebestelling, waar we zoals de andere aanwezigen een stille traan wegpinkten, zette ons niet met beide voeten op de ijskoude grond. Dat kon ook niet, want we wisten dat er zou worden gefilmd. Dat doen de flikken altijd. In de hoop dat de moordenaar aanwezig zal zijn op de begrafenis. En gelijk hadden ze natuurlijk. Alle moordenaars waren er. De kunst was om ze te ontmaskeren. Wat hen tot dan toe nog niet was gelukt. Geharde criminelen breken niet. Ik zie het nog voor me. Zelfs zonder mijn ogen te sluiten. Heel levendig. Ik zie het, voel het, beleef het, hoor het. De stilte, slechts gebroken door de neerploffende aardkluiten op de doodskist. Naast een aantal mensen die gezien de intensiteit van hun verdriet wellicht tot de familie behoorden, waren alle hoofdrolspelers aanwezig. Driss, centraal, voor een keer niet luid hinnikend en vermoedelijk niet eens beseffend waar hij was. Naima, die door haar knieën zakte en aan zijn voeten jammerend in stukken brak. Zelfs Petrit was er. Zijn ogen verborgen achter een zonnebril. Petrit, die het wist. Petrit, die altijd alles wist. Petrit, die hier in

5


se niks meer te zoeken had. Maar de sluwe Albanees met het onbetrouwbare ringbaardje wist dat wegblijven van de begrafenis van een kennis, zelfs al betrof het slechts een personeelslid, verdacht zou kunnen overkomen. Hetzelfde gold voor ons. Wij waren bij nader inzien geen haar beter. Hoewel de beproeving voor ons beduidend harder was. Ook Redouan verborg zijn ogen achter een zonnebril. Hij had postgevat aan de tegenovergestelde kant van het graf. Zo ver mogelijk verwijderd van Petrit. Het was ooit anders geweest. Hoewel ze elkaar niet aankeken, was de onderhuidse spanning voelbaar. Yasmina, naast Petrit, pinkte met een ondoorgrondelijke blik een traan weg. Iets verderop, half verscholen achter Redouan, haar broer Bo met zijn arm nog steeds in een mitella, onbeweeglijk, stijf in het gelid, waardig, met grimmige ogen die keken zonder te zien, in stilte afscheid nemend. Wat me opviel, was dat Bo het vertikte om oogcontact te maken met zijn zus. Ook dat was ooit anders geweest. Slechts zijn met tussenpozen tot een vuist gebalde hand verried de stress. Voor het oog van de camera een logische en verantwoorde uiting van machteloosheid en verdriet om het heengaan van een dierbare, maar voor mij de weerspiegeling van de emotionele rollercoaster waarop hij zat. Niet alleen ik had hem verraden, maar ook Yasmina. Allemaal door mijn schuld. Door mijn grote schuld. Ach Bo. Ik herinner me nog dat ik wenste dat hij me de huid zou volschelden en een pak rammel zou geven om me daarna vergiffenis te schenken. Of dat hij toch tenminste iets zou zeggen. Opdat ik zou weten wat me te doen stond. Maar dat kon natuurlijk niet. Niet op de begrafenis. En evenmin erna.

6


Want, hoewel hij daar vermoedelijk niet om treurde, Bo heeft de koffie­tafel niet gehaald. Bo Idrissi werd ter plaatse opgepakt en niet veel later – zo kregen we te horen van zijn advocaat – officieel in verdenking gesteld. Het was toen dat de veer is gebroken. Dat er voor het eerst een barst in ons pantser kwam. Een langdurig verblijf achter de tralies kwam plots verraderlijk dichtbij. We beseften dat het ieder voor zich was. Maar ook, dat gold tenminste voor mij, omdat het vanaf dan echt tot me doordrong dat er geen weg terug was. Dat niets ooit nog zou worden wat het was geweest. Maar ik loop vooruit op de feiten. Nu het stof is gaan liggen en ik er rationeel over nadenk – tijd zat om na te denken, want ik sta er weer helemaal alleen voor – was de arrestatie van Bo het keerpunt van dit verhaal. Maar ik spring van de hak op de tak en verwarring zaaien is wel het allerlaatste wat ik nu wil. Integendeel. Ik wil met mezelf in het reine komen. Daarom lijkt het me logisch om wat meer chronologie te steken in dit verhaal waarin zowat alles wat fout kon gaan, daadwerkelijk fout is gegaan.

7


1. Ik – ’k ben er niet trots op – ben Nicolas. Nicolas Van Geneugden. Als ik mezelf beknopt moet omschrijven, denk dan aan de typische fils à papa. Op school werd ik gepest. Omdat ik te propere kleren droeg. Merkkledij. Lacoste-hemdje, Docksides, noem maar op. Stom om daarvoor gepest te worden. Ik weet het. Temeer daar ik zelf een hekel had aan dat soort protserige kledij, maar ik had geen keuze. Ik moest dat dragen van mijn moeder. Ze heeft me heel streng opgevoed, mijn ma. Mijn vader bemoeide zich er niet mee. Hij was dag en nacht aan het werk. Fortuin vergaren. Kortom, moeder zwaaide thuis de scepter en van haar mocht ik niks. Het enige wat wel kon was studeren en sporten. Dat laatste heb ik dan maar gedaan. Voetbal. Een maand. Geen gram talent. Gestopt. Karate. Twee maanden. Al die kata’s en die ingestudeerde shit. Pfft. Gestopt. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan. De lijst is eindeloos. Totdat ik het kickboksen heb ontdekt. Dat lag me wel. Hoewel ik te mager was en ze bij manier van spreken met mij de mat veegden, maar toch. Niet nadenken en gaan. Gewoon voor de kick. Plezant, vond ik. Daar is het allemaal begonnen. In de club heb ik hen leren kennen. Redouan, Bo, Yasmina en Driss. Ze waren rauw, dierlijk, maar wel gedisciplineerd. Dat viel me dadelijk op. Maar ik loop weer op de feiten vooruit. Laat ik eerst terugkeren naar mijn ouders. Mijn vader was advocaat. Mijn moeder apothekeres. Mijn ouders zijn om het leven gekomen in een auto-ongeval. Dat was een enorme klap. Letterlijk en figuurlijk. Ik was niet alleen mijn ouders kwijt, maar ook alles wat ze bezaten, want ze bleken niet zo rijk te zijn als ik had verondersteld. Er bleef een gigantische schuldenberg

8


achter door een schadeclaim van een multinational die moest worden opgehoest door het advocatenkantoor van mijn pa. Soms vraag ik me af, ook nu nog, of dat de reden was dat er geen remsporen waren gevonden. Maar ze hielden van mij. Dus waarom hebben ze me dan niet meegenomen? Maar goed. Daar stond ik. Op straat. Geen ouders. Geen geld. Alleen op de wereld. Ik ben gestopt met mijn studies, die sowieso al niet veel voorstelden, en heb werk gezocht. Gelukkig ben ik een plantrekker dus dat kwam wel goed. Dankzij lucratief gesjacher, vooral op de tweedehandsmarkt, heb ik behoorlijk mijn boterham verdiend. Maar ik ga je niet vervelen met te veel trivia. Uiteindelijk had ik vijfentwintigduizend euro vergaard. Het resultaat van een neus voor zaken, keihard werken en een dosis gezond boerenverstand. Met dat geld heb ik een flat gekocht. Een bouwvallig krot dat ik met mijn eigen handen heb opgeknapt en verkocht voor het dubbele. Met de opbrengst en een lening bij de bank heb ik een pand gekocht dat ik heb omgevormd tot een uitstekend gelegen handelshuis. Dan heb ik geluk gehad. Ik heb het pand waar ik uiteindelijk slechts honderdduizend euro had ingestoken kunnen verhuren voor tweeduizend euro per maand. Een fantastisch bedrag, vond ik. Mijn win for life, zeg maar. Ik was tenslotte nog altijd maar eenentwintig op dat moment. Maar na verloop van tijd kwam er een kink in de kabel. De huurder, een horecagoeroe, wilde het pand kopen. Hij liet me geen keuze. Het was verkopen of een andere huurder vinden. De pipo wilde het echt. Ik had tweehonderdduizend euro in gedachten. Het dubbele van de prijs. We hebben onderhandeld op restaurant, maar die vent, een arrogante rijke zak, deed zodanig neerbuigend dat ik het vertikte om hem mijn levenswerk

9


te verkopen. Een mens heeft zijn trots. Om van zijn gezaag af te zijn heb ik er zonder verpinken een prijs van vijfhonderd­ duizend euro tegenaan gegooid. Tot mijn verbazing hapte de zot toe. Vijftig procent wit en vijftig zwart. Natuurlijk heb ik ingestemd. Ik ben eerzuchtig, maar niet gek. Zo zat ik op zeker moment met tweehonderdvijftigduizend euro cash in huis. In een sporttas. Zoals in een gangsterfilm. Ik was de koning te rijk. De helft van het geld heb ik, lucht- en waterdicht verpakt, in een metalen kist gestopt en begraven in een beschermd natuurgebied. En gelukkig maar! Waarom? Tja. Dat komt later aan bod. Ik wil niet op de feiten vooruitlopen. Feit is: toen begon de ellende. Ik ben verliefd geworden. Tot over mijn oren. Ik kon niet snel genoeg getrouwd zijn met mijn droomprinses. Marianne, dochter van eenvoudige ouders, kreeg van mij, het prototype van de selfmade man, alles wat haar hartje begeerde. We leefden in een droom. Ondertussen ben ik niet blijven stilzitten en heb ik behoorlijk wat investeringen gedaan. In allerlei sectoren. Slimme investeringen. Enfin, dat vond ik toch. Beetje zwart gebruiken, wit bijlenen en dan de hele handel wit verkopen. Dat ging prima. Totdat op een blauwe maandag de BBI voor mijn deur stond, geruggensteund door de recherche met een huiszoekingsbevel op zak. Wow! Ik werd koud gepakt. Had het niet zien aankomen. Was machteloos. Alles, maar echt alles werd toen in beslag genomen. Of aan de ketting gelegd. Onder curatele geplaatst. Totdat de boete werd uitgesproken.

10


Zevenhonderdvijftigduizend euro. DrieĂŤntwintig was ik en weer was ik alles kwijt. En vanaf dat moment startte deel twee van mijn verhaal. Het geld was op en de liefde was over. Van haar kant dan toch. Hoewel ik er zeker van was dat ik er weer bovenop zou komen, heeft Marianne me verlaten. Geen rotte eurocent meer, politie die binnenvalt, deurwaarders en noem maar op. Ze was geschokt. En dat begreep ik wel. We hebben geen ruzie gemaakt toen ze me vertelde dat ze weer bij haar ouders ging inwonen. Het enige wat ik haar heb gevraagd, was om me de BMW terug te geven die ik op haar naam had gekocht, het laatste goed van enige waarde dat ik nog bezat. Marianne ging in eerste instantie niet akkoord. Maar toen ik haar zei dat ik opnieuw een zaak wilde opstarten, haar voorstelde om voor mij de administratie te doen en haar beloofde dat ze in ruil daarvoor de BMW mocht blijven gebruiken, hapte ze wel toe. Dat vond ik natuurlijk super, want ik was nog steeds verliefd en zo had ik haar toch nog bij me. Ik was ervan overtuigd dat als er opnieuw wat financiĂŤle zekerheid zou zijn, ze wel zou bijdraaien en terugkomen. Gedurende een paar maanden ging het goed. Totdat ze plots zei dat ze stopte. Ik heb haar uitgevraagd. In de hoop dat ze een betere job had gevonden of zo. Maar nee, dat was het niet. De echte reden waarom ze er de brui aan wilde geven, was waar ik van in het begin bang voor was geweest. Ze had een nieuwe vriend. Een zekere Walter. Meer wilde ze er niet over loslaten. Ze wilde niet dat ik me ermee zou bemoeien. Wilde het verleden begraven en starten met een propere lei.

11


De vuile lei zijn deed pijn, maar ik heb niet aangedrongen. Integendeel. Ik heb haar geluk gewenst en haar op het hart gedrukt dat ze nog steeds op mij kon rekenen. Liefde kan je niet afdwingen. Dat weet ik ook wel. Maar toch. Ik was er helemaal kapot van. Mijn laatste hoop de grond ingeboord. Ik zat diep in de put. Op de bodem. Ik kwam niet meer uit mijn bed. Was een wrak. Ik zeg dat eerlijk. Verlaten, eenzaam, failliet en noem maar op. Een full option ellende. Op zeker moment wilde ik weten wie die Walter was. Gewoon. Stomme nieuwsgierigheid. Na wat opzoekingswerk op onder andere Facebook kwam ik er gauw achter om wie het ging. Walter Gommers. Fils à papa in het kwadraat. Een afschuwelijke vetluis. Maar goed, als het dat was wat Marianne nodig had om gelukkig te zijn dan moest ik me daarbij neerleggen. Dat heb ik gedaan. Een dag of twee. In bed. Depressief. Toen moest ik iets ondernemen of ik ontplofte. Ik ben zo. Ik kan het niet helpen. Ik besloot om die gast op te zoeken en er een babbeltje mee te doen. Meer niet. Gewoon om mijn hart te luchten. Om mijn gedacht te zeggen. Zo gezegd, zo gedaan. Ik ging ’s morgens naar zijn werk. Ik: “Dag Walter. Blablabla. Ik ben Nicolas, de man van Marianne. Ze zegt me dat ze niet meer bij mij mag komen werken van u.” Walter (heel joviaal): “Maar nee. Da’s niet waar. Da’s een misverstand.” Ik (vriendelijk, maar met aandrang): “Toch wel, Walter. Dat is letterlijk wat Marianne me heeft gezegd.” Het antwoord van Walter herinner ik me niet meer precies, maar hij hield het op een misverstand.

12


Goed. Ik was opgelucht. We hebben nog een kwartiertje gepraat en ik heb afscheid genomen met de woorden (en die herinner ik me nog heel goed): Ik (met tranen in mijn ogen): “Walter, ik ben blij dat ik u ontmoet heb en dat we eruit zijn geraakt en ik wens u veel geluk met Marianne. Ik heb haar altijd graag gezien en nog, maar als gij haar gelukkiger gaat maken dan gun ik haar dat. En u ook. En geloof me, ik ga jullie niks in de weg leggen. Echt niet.” Ik meende wat ik zei. Echt en oprecht. Het enige wat ik Walter nog heb gevraagd, was om ons onderonsje te verzwijgen voor Marianne. Want dat zou ze niet appreciëren. Walter sloeg me kameraadschappelijk op de schouder. Walter (knipogend): “Geen probleem, Nicolas. Ik beloof het. Met de hand op het hart. Ik ben een man van mijn woord. Ik zeg daar niks van tegen Marianne en ik ben u dankbaar dat ge het ons gunt.” Ik nam afscheid, liep naar mijn auto en reed van de parking. Beetje tussen hangen en zweven, maar hoe dan ook opgelucht dat ik de stap had gezet. Geen vijf minuten later kreeg ik telefoon. Politiezone Klein-Brabant. “Meneer Van Geneugden. Wilt u onmiddellijk naar het commissariaat komen en u daar aanmelden?” Ikke doodsbang. Ah ja. Weer complicaties met de inbeslagname en zo, dacht ik. Me afvragend of die rotzooi dan nooit zou stoppen. Ik kwam aan op het commissariaat, waar ze me vertelden dat ik de nieuwe vriend van mijn vrouw met rust moest laten. Het enige wat ik nog kon doen, was naar lucht happen. Alsof die smerige kwal op mijn gezicht zat en me belette te ademen. Er ging van alles door me heen, met als gemene deler het woord ‘wraak’, maar ik heb gewoon geknikt en ben naar buiten gelopen.

13


Op de stoep drong het besef tot me door dat ik volslagen machteloos was. Ik kon die kwal niet terugpakken. Ik kon hem zelfs met geen vinger aanraken, want dan zou ik hoe dan ook degene zijn die de prijs zou betalen. En het was daar, op dat ogenblik, op de stoep voor het commissariaat, dat ik een psychopaat ben geworden. Mijn eerste wapenfeit was vrij onschuldig. Ik ben bij de firma waar Gommers werkte de parkeergarage in geslopen en heb een valse nummerplaat op de kar van die idioot geschroefd. LUL007. Het duurde een dag of drie voor de loser het doorhad. Mijn volgende stoot was ’s nachts zijn voordeur dichtkitten met TEC7 zodat hij ’s morgens niet meer buiten raakte. Nog steeds vrij onschuldig kattenkwaad. Maar dan is de echte terreur begonnen. Ik wilde hem psychologisch kraken. Op internet heb ik een Track & Trace gekocht. De ontvanger heb ik onder zijn chassis bevestigd en toen is het begonnen. Overal waar Walter Gommers kwam, was Nicolas Van Geneugden ook. Ik ging zo dicht mogelijk bij hem zitten. Zonder een spier te vertrekken. Ik wilde hem zover krijgen dat hij me kwam smeken om hem met rust te laten. Dat was mijn doel. Na een tijdje werd hij trouwens echt bang. Maar wat kon hij doen? Niks. Ik viel hem niet lastig. Daar waren getuigen van. Ik heb ontzettend genoten van dit spel. Maar dan, helaas, ben ik te ver gegaan. Hoewel het Mimmo was die op het idee was gekomen nadat ik hem deelgenoot had gemaakt van mijn perverse spelletjes. Mimmo – sluit je ogen en denk aan een geblokte, te kort afgezaagde maffioso – had een briljant idee om Walterke nog wat banger te maken.

14


Zo gezegd, zo gedaan. Op een ochtend zag ik op mijn Track & Trace dat de Walter niet op kantoor was. Ik belde naar mijn maat. Waarop Mimmo – donkere bril, strak in het pak, brillantinekop – de firma binnenliep en rechtstreeks naar de dienst van Walter ging om daar zonder veel boe of bah plaats te nemen op de lege stoel waar normaal Walter Gommers zat. Mimmo, zo vertelde hij me later, keek traag om zich heen zonder een woord te zeggen, waardoor de zes collega’s van Walter zich hoe langer hoe ongemakkelijker begonnen te voelen. Pas na vijf minuten bromde Mimmo dat hij voor de Walter kwam en hij vroeg wie van de zes Walter Gommers was. Toen pas begonnen de collega’s te panikeren. Walter was er niet. Mimmo stond op. Misnoegd. De collega’s flipten bijna van de schrik. Vooral de drie mannen. Ze toonden spontaan hun identiteitskaarten. Eentje had het lef om te vragen wat er ging gebeuren. En waarom hij Walter nodig had. Het antwoord van Mimmo was kort en krachtig. “Zegt dat den Italiaan hier geweest is. En als Walterke niet weet voor wat dat was, dan heeft hij een heel groot probleem. En als hij het wel weet, dan is ’t hoog tijd dat hij ermee kapt en zich gaat excuseren. Want anders gaat het hier niet bij stoppen. Verwittig hem maar.” Toen Mimmo weg was, gingen de poppen aan het dansen. Marianne heeft me toen gebeld met de melding dat Walter werd bedreigd. Ze vroeg me of ik er iets mee te maken had. Ik heb staalhard ontkend. Heb geïnsinueerd dat het wellicht te maken had met de louche zaakjes waar vader Gommers in

15


verwikkeld was. Marianne heeft boos opgehangen. Dat vond ik geweldig. Ik heb het er niet bij gelaten. Ben de oetlul blijven pesten. Op de meest vindingrijke manieren die ik kon bedenken. Zonder dat er een concreet spoor naar mij was, welteverstaan. Zo heb ik zijn auto laten wegtakelen. Op mijn kosten, maar met een valse identiteit. Beton op zijn oprit laten storten. Twintig pizza’s laten leveren. Dure callgirls doen opbellen. Van alles. Noem het en ik heb het gedaan. Ik wilde die loser simpelweg doodpesten. Uiteindelijk heb ik hem zover gekregen dat hij niet meer buitenkwam. Compleet paranoïde. Het enige traject dat hij nog aandurfde, was naar zijn werk en weer terug. Ik heb altijd geprobeerd om Marianne niet te treffen. Althans niet rechtstreeks. Ik wilde haar gewoon doen inzien met wat een hufter ze samenhokte. Mijn volgende zet was een appartement huren aan de overkant van de straat. Recht tegenover zijn appartement. Zo kon ik hem de hele tijd in het oog houden. Meestal ’s nachts. Met mijn nachtkijker. Jame Gumb in The Silence of the Lambs. Ik weet het, het klinkt absurd, maar ik kickte daarop. Ik genoot van het effect dat mijn fratsen op hem hadden. Maar dan kwam, zoals wel vaker in mijn leven, het keerpunt. Het gebeurde in een weekend dat Marianne weg was. Ik had haar zien vertrekken met haar koffers en wist zeker dat Walter alleen was. Dus ik lag op de loer. Van ’s morgens tot ’s nachts. Met slechts één gedachte in het achterhoofd. Hoe ik hem keihard kon treffen.

16


Toen kwam mijn kans. Ik had gezien hoe hij zich had opgedoft en was vertrokken. Vreemd, vond ik. Dat hij nu plots wel de stal durfde te verlaten. Nu Marianne er niet was. Ik heb moeten wachten tot twee uur ’s nachts. Toen was het bingo. Hij kwam thuis en was niet alleen. Er was een vrouw bij hem. Dat heeft me pas echt wild gemaakt. Marianne had haar kont nog niet gedraaid of hij bedroog haar al. Ik heb overwogen om zijn kot in de fik te steken, maar daar heb ik van afgezien. Ik heb geduldig gewacht. En dan gebeurde het. Een deur ging open en Walter Gommers, in zijn blote pens met een badhanddoek om zijn lenden, stond met veel show op het terras van zijn loft zijn tanden te poetsen. De gsm was een wegwerpprul met Pay&Go-kaart. De stemvervormer had ik al. Gekocht op internet. Ik belde hem op. Walter Gommers nam op en hoorde een diepe stem. “Walter. Als ge straks klaar zijt met uw tanden te poetsen. Goed spoelen hé, makker. Want dat prikt aan ’t poesje.” Na die historische woorden heb ik de lijn verbroken. Plots gingen aan de overkant alle lichten aan. Hij kon me onmogelijk zien, want ik zat in het donker met mijn nachtkijker. Grote paniek. Vier, vijf combi’s die kwamen aangestoven. Het wemelde er van de flikken. Ze hebben me niet gevonden. Toch was die stomme stoot het keerpunt. De brug te ver. Vanaf dat moment is de politie me echt beginnen zoeken. Omdat hij toen voor het eerst aangifte heeft gedaan en er alles heeft uitgebraakt wat hem tot dan toe was overkomen. De politie kwam me halen, maar ik heb alles staalhard ontkend. Gezegd dat ze Walter Gommers beter in een gesloten instelling konden steken. Voor zijn eigen goed. Die flikken hadden er zelfs stiekem nog lol in. Dat stelde me gerust.

17


Maar dan was mijn geluk op. Door een oerstom toeval. Een paar dagen later. Ik liep op mijn eentje wat rond op de Sinksenfoor in Antwerpen. Wie kwam me tegemoet vanuit de andere richting? Juist. Marianne en Walter. Ik zag Marianne frutselen met haar gsm, maar ik schonk er geen aandacht aan en liep op mijn dooie gemak de andere richting uit. Case closed. Dacht ik. Want dezelfde avond werd ik opgepakt. Niet in de flat tegenover de loft van Marianne en Walter. Dat kon niet, want die had ik ondertussen verder verhuurd. Nee. Gewoon thuis. Ik zat voor de tv. De bel ging. Bingo. Ik werd met groot machtsvertoon gearresteerd, het dievenkarretje ingeduwd en meegevoerd naar het politiecommissariaat waar ik ondertussen zowat kind aan huis was. Ze hebben me ondervraagd met zijn tweeën. Speelden de goeie en de slechte. Vroegen me waar ik geweest was die avond en blablabla. Ik heb gelogen. Maakte hen wijs dat ik de hele avond voor mijn tv had gezeten. Stom van mij. Want toen kwam de aap uit de mouw. De flikken beweerden dat ik Walter en Marianne had achtervolgd op de Sinksenfoor. Er was bewijsmateriaal. Een foto van mij die Marianne had genomen met haar gsm. Op die foto stonden datum en uur. Er viel weinig tegen te beginnen. Ik heb toegegeven dat ik op de Sinksenfoor was geweest en dat ik Marianne en Walter toevallig tegen het lijf was gelopen, maar dat ik hen bewust had ontweken. Omdat ik geen problemen wilde. “Dus ge beweert dat Walter Gommers per ongeluk met zijn hoofd ergens tegenaan is gelopen. Mag ik het zo acteren?”

18


“Excuseer?” “Meneer Van Geneugden. Ik acteer uw bewering dat u Walter Gommers op de Sinksenfoor niet hebt achtervolgd en geslagen. Dat is wat u komt te zeggen, niet?” Ik ontplofte. Echt waar. Ik begon die flikken de huid vol te schelden. Maar het enige wat die mannen deden, was ‘acteren’. In een vlaag van razernij pakte ik mijn telefoon en belde de loser op. Hij durfde niet opnemen. Dus schold ik maar zijn antwoordapparaat de huid vol. Razend. Ziedend van woede schreeuwde ik dat als hij bleef liegen ik in mijn auto zou springen, naar hem toe zou rijden en hem zou afmaken. Terwijl ik nog schuimbekkend stond uit te hijgen over zoveel onrechtvaardigheid, liepen mijn twee ondervragers de kamer uit. Zonder iets te zeggen. Een dikke vijf minuten later kwam de hoofdcommissaris binnen die me op ambtelijke toon meedeelde dat hij had gebeld met de substituut van wacht en dat ik aangehouden werd. Stomverbaasd vroeg ik waarom. Vanwege doodsbedreigingen. In het bijzijn van twee agenten in functie. De kans om te protesteren kreeg ik niet meer. Ze hebben me handboeien aangedaan en een cel ingeduwd. Waanzin! Toch ben ik niet gecrasht in die muffe cel. Integendeel. Ik heb het hoofd koel gehouden. Beseffend dat ze, behalve de foto op de Sinksenfoor, geen bewijzen hadden. Van niks. Want dan hadden ze die wel bovengehaald en onder mijn neus gewreven. Een dag later werd ik inderdaad vrijgelaten. Maar met een expliciet contactverbod. Ik mocht de twee zelfs niet zien. Laat staan hen contacteren. Op geen enkele manier. Als ik het verbod negeerde, zou ik weer worden aangehouden en deze keer voorgoed.

19


Vreemd genoeg heb ik net daardoor rust gevonden in mijn hoofd. Al is rust niet bepaald de correcte omschrijving. Want om mijn zinnen te verzetten ben ik weer beginnen kickboksen en daar begon een nieuw verhaal.

20


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.