Kleinehelden issu

Page 1


Inhoud

Voorwoord

INLEIDING ISRAËL EN GAZA

Hassan Zeyada Yehuda Shaul Robi Damelin

Mexico

Semeí Verdía Norma Romero Vásquez Julia Alonso Carvajal

Roemenië

Visinel Balan Mariana Petersel Ciprian Necula

ITALIË

Ignazio Cutrò Pino Maniaci Maurizio Patriciello

7 10 20 25 35 43 54 57 63 69 78 81 89 95 102 107 115 121

KENIA

Paula Kahumbu Josphine Ekiru Richard Bonham

IRAK

Sirwan Barzani Basma Al-Dakhi Chansa Shamdin Ali

VERENIGDE STATEN

Pat Russo Michael Brown Sr. Ericka Alston

Myanmar

Kyaw Thu Kyaw Thaung Thwet Thwet Win en Phuy Phuy Win

EPILOOG

128 131 137 143 154 157 161 167 176 179 185 191 198 201 209 215 222


VOORWOORD

Dit boek is de neerslag van alweer een jaar van mijn leven als reporter. In dat leven, dat al 25 jaar lang vol nieuwsverslaggeving over oorlogen zit, hebben de laatste vijf jaar ook documentaireprojecten hun plaats ingenomen. De tv-reeks Bonjour Congo of het boek De ontdekking van Congo: het waren pogingen om verhalen te vertellen op het snijpunt van geschiedenis en heden, naar aanleiding van vijftig jaar onafhankelijkheid. Soms wil ik dan weer kroniekschrijver zijn van onze tijd, zoals in De revolutieroute, waarin we getuigenissen over de Arabische revoluties verzamelden terwijl die zich voltrokken. In Het verdriet van Europa reconstrueerden we de economische stormvloed die Europa overspoelde en in Niemandsland maakten we een reis langs de breuklijn dwars door Afrika, een groots avontuur waar de toekomst zich al ontrolt met vluchtelingen, milieucatastrofes en oorlogen met extremisten. Kleine helden wordt een nieuwe stap in dezelfde zoektocht: verhalen vertellen die ons meer inzicht geven in onze wereld. Kijkers of lezers verwachten van mij verhalen over oorlog en extremisme, maar er is zo veel meer conflictstof die onze wereld in zijn greep houdt. Dรกรกr zijn we nu naar op zoek gegaan. En er is nog iets veranderd. Na al die jaren ben ik niet meer alleen. We zijn een groep geworden, de jongens die mee op pad trekken, Jan, Filip, Joris en Mark, cameramensen en regisseurs, maar ook mijn eigen kleine redactie met Ina, Tine, Ariane, Jan, Anneleen, Vincent, Jeroen en Katelijne. Als een heuse start-up hebben we de kans gekregen om onze verbeelding los te laten op de journalistiek, sociale media en documentaires. Ik noem het graag onze eigen kleine spaceshuttle op ontdekkingsreis. Zonder al te veel structuur en met veel instant overleg doen we waar we goed in zijn. Dat is het geheim. Dat, en de som der delen die altijd meer is. Wie ergens goed in is, moet een kans krijgen om te groeien. Daarvan is dit boek een van de tastbare resultaten, net als de documentaires.

7


Vincent Merckx is de jongeman die dit boek heeft uitgewerkt. Van mijn eerste persoonlijke digital native is hij uitgegroeid tot de man met de gezegende pen. We bellen met elkaar vanop de meest onherbergzame plekken en wat later lees ik dan mijn gedachten online bangelijk goed verwoord. Zo ging het ook met Kleine helden. Dank Vincent, en alle anderen.

8


INLEIDING

INLEIDING februari 2016

10

“Hoe zou ik gereageerd hebben?” Die vraag stellen we ons doorgaans zelden als we de grote verhalen van onze tijd vertellen. Want over die verhalen, van oorlogen en conflicten die hele generaties bepaald hebben en soms zelfs de loop van de geschiedenis, hebben we het steevast met de afloop in het achterhoofd. Dat kan ook moeilijk anders, we hebben het einde van de film immers al gezien. Het geldt voor de iconische Tweede Wereldoorlog, maar evengoed voor de jongste gruwelijke oorlog van onze tijd, die in Syrië: we maken er al te snel een zwart-witverhaal van, met schurken en superhelden. Maar wat als je er zelf middenin zit? Dan blijkt al snel dat de realiteit veeleer in grijstinten is geverfd. Wanneer je tot je knieën in de ellende staat, is het niet altijd even makkelijk om uit te maken wat nu goed is, en wat slecht. En dan beschik je maar beter over een solide moreel kompas. Als ik terugdenk aan de mensen die ik met mijn ploeg de voorbije jaren ontmoet heb tijdens onze reizen voor journaalreportages en documentaires, dan zijn zij het die me bijblijven, eerder dan de belangrijke heerschappen of de gevaarlijke situaties waar we occasioneel in beland zijn: de gewone mensen die in oorlog en ellende door hun karakter het verschil maken voor de mensen rond hen. Zij die voorop gaan in de zoektocht naar de juiste keuze, met een aantal universele waarden als leidraad. Mensenrechten, rechtvaardigheid, solidariteit. De weg die die waarden hen wijzen, is zelden de gemakkelijkste weg, maar toch kiezen ze ervoor. Ze zijn er het levende bewijs van dat je in de moeilijkste omstandigheden het goede kan doen. There’s always a choice. Kleine helden is een ode aan hen. Mijn allereerste kleine held ontmoette ik in de late winter van 1991, in de bergen van Iraaks Koerdistan. Het waren er meteen een heleboel.

De Tweede Golfoorlog joeg honderdduizenden Koerden de bergen over, weg van Saddam Hoessein. Wij waren de dokters gaan opzoeken die hen behandelden, die in weer en wind vochten voor een mensenleven. En die elke ochtend opnieuw lijken moesten opruimen, omdat ze nu eenmaal met te weinig waren om iedereen te helpen. Stel je eens voor dat je verschillende dagen met deze mensen zou kunnen doorbrengen, dacht ik toen. Hoe inspirerend zou het verhaal dan niet zijn waarmee je naar huis kon terugkeren? Want dat ze een bijna bovenmenselijke inspanning leverden, dat was wel duidelijk. We hebben uiteindelijk slechts één nacht bij hen doorgebracht. Ik was een half lijk toen we terug uit de bergen afdaalden, na mijn eerste confrontatie met kleine helden. Toen wist ik het al: dat wilde ik vaker doen, dit soort mensen opzoeken. Mijn carrière was nog geen twee jaar oud. Heeft het idee zelf dus niet echt moeten rijpen, dan moest de uitvoering dat wél. Als beginnende journalist wil je immers alleen correct zijn, objectief, en de nodige afstand tot je verhaal respecteren. Tot je de stiel wat onder de knie krijgt en je meer dan enkel een journalist, ook reporter wordt, en op zoek gaat naar de mensen die de sleutel zijn op de wereld die je probeert te begrijpen. Neem nu dokter Denis Mukwege. Ik leerde hem kennen toen ik mijn eerste documentaire reeks maakte, Bonjour Congo. Toen we hem ontmoetten in Bukavu was hij nog gewoon een kleine held die tienduizenden vrouwen behandeld had die verkracht waren in Zuid-Kivu. Later zou hij ook een officiële held worden, en onder andere de Koning Boudewijnprijs ontvangen. Wel, nooit beter dan door hem heb ik begrepen wat de gruwel van die oorlog precies inhield. Hij reflecteerde de kwestie op een manier die je met geen enkel afstandelijk betoog kan bereiken. In de loop der jaren heb ik gemerkt dat het bij de meeste mensen ook zo werkt: vertel een menselijk verhaal, en je raakt hen veel dieper dan met een theoretische uiteenzetting – waarmee ik overigens niet wil gezegd hebben dat zulke uiteenzettingen ook geen plaats verdienen in de gezonde journalistieke praktijk. Maar naarmate ik vaker voor groepen ging spreken, merkte ik ook steeds meer dat het telkens weer dezelfde videofragmenten waren die mijn publiek het sterkst aanspraken. Indringende getuigenissen van Hosni Galli, de Tunesische jongeman die zichzelf bij het begin van het Arabisch Ontwaken in 2010 uit wanhoop in brand stak, maar het (in tegenstelling tot de intussen iconische Mohammed Bouazizi) wél overleefde. Van de vrouw met de vuurrode jas die een jaar later op Tahrir een andere vrouw te hulp schoot die mishandeld werd door Egyptische ordediensten, tot ze zelf ook bewusteloos geslagen en

11


INLEIDING

half uitgekleed werd. Haar foto, met die zo in het oog springende blauwe bh, haalde de voorpagina’s van de wereldpers. Of van Chappa, het jonge meisje dat haar hele familie verloor in de Nigerese woestijn toen de wagen van hun mensensmokkelaars het begaf. Stuk voor stuk brengen ze een conflict dat zich ver van ons bed afspeelt, tot in onze huiskamer. Van het hart naar het hoofd.

12

Dat hadden we met Kleine helden voor ogen: menselijke verhalen die in zekere zin dieper gaan dan het droge, feitelijk-journalistieke stuk. En dat vereiste een nieuwe manier van werken. Reisden we voor onze vorige documentaires voortdurend van contactpersoon naar interviewee naar kroongetuige om de essentie van ons onderwerp vanuit zo veel mogelijk invalshoeken te vatten, dan hebben we er nu voor gekozen om dagenlang bij één en dezelfde persoon te blijven en een portret te borstelen in al zijn menselijke complexiteit. Dat is de grote sprong die wij, als ploeg, het voorbije anderhalf jaar gemaakt hebben. Of het nu gaat om politiegeweld in de VS of de drugsoorlog in Mexico: terwijl sommige thema’s die ons al lang boeiden plots opdoken in het nieuws, of andere net onderbelicht bleven, besloten we erover te vertellen vanuit de mensen die ze beleven. We hebben, als journalist, een bijna renaissancistische omslag gemaakt waarbij we de mensen niet langer kozen in functie van ons verhaal, maar de persoon zelf centraal stelden. We zijn naar acht regio’s getrokken met telkens slechts drie mensen op onze callsheet, vanuit het volle vertrouwen dat het verhaal wel zou volgen. We hebben de alwetende verteller losgelaten. Op een bizarre manier heeft me dat ook meer rust gegeven. Gingen we vroeger op pad met vragenlijsten van drie, vier pagina’s per onderwerp, dan vertrokken we nu als een open blad, vanuit het verlangen om te begrijpen wat iemand bezig houdt. En plots hadden we ook meer tijd. Als je vier dagen met iemand doorgebracht hebt, dan heb je zijn verhaal vrij volledig kunnen vertellen. Dan heb je iemand de aandacht kunnen geven die hij of zij verdient. Het is een andere vorm van uitleggen, een prettige afwisseling van het snelle nieuwsjagen. Niet dat het altijd gemakkelijk werken is. Vaak bleek al na enkele dagen, of soms zelfs al na een paar uur, hoe eigenzinnig of ronduit koppig zo’n kleine held uit de hoek kan komen. Een levensnoodzakelijke karaktertrek voor wie zich staande moet houden in de aartsmoeilijke situaties die voor hen dagelijkse realiteit zijn. Dat stelde onze flexibiliteit en ons incasseringsvermogen soms danig op de proef. Komt daarbij nog dat iemand

dagenlang volgen tegelijk ook inhoudt dat je jezelf ook helemaal moet openstellen voor je onderwerp. Zonder die broodnodige wisselwerking van wederzijds vertrouwen zouden we gewoon niet geslaagd zijn in onze opzet. Kruip jij onder het vel van een kleine held, dan sta je hen toe dat zij ook onder jouw vel kruipen. Maar hoe kies je nu zo’n kleine held? Minder personages in een reportage, dat betekent dat het soortelijk gewicht van die personages ook groter wordt. En dat de keuze die je maakt, aan belang wint. Je wil immers niet drie keer hetzelfde verhaal vertellen, of – het andere uiterste – een rariteitenkabinet uitbaten zonder meer. Als je aan de hand van drie mensen een stukje van de wereld wil helpen begrijpen, dan zorg je er maar beter voor dat die drie de kern van de zaak raken, elkaar goed aanvullen en elk een ander aspect belichten. Neem nu Israël-Palestina. De onverzoenlijkheid van een conflict dat al decennia lang aansleept, hebben we proberen vatten door drie mensen te zoeken die ondanks alles toch aan verzoening blijven werken. We kwamen er overigens al snel achter dat er geen archetype bestaat van een kleine held, en omgekeerd, dat kleine helden zelf zelden archetypische helden zijn, de verpersoonlijking van het goede. Ngo’ers, activisten, Nobelprijswinnaars… we sloten ze allerminst uit, maar de praktijk wees al snel uit dat veel van hen ook een moeilijke, duistere kant hebben, door wat ze hebben meegemaakt of door de keuzes waartoe ze door de context gedwongen worden. Neem nu Semeí, de Mexicaanse burgerwachtleider die zijn dorp beschermt tegen de drugkartels, of de Koerdische generaal Barzani die tegen IS vecht: zij maken hun handen vuil. En ze dragen wapens – ze moeten wel. Mag een kleine held dat? Mag hij vechten? Mag hij doden? Want dat hebben ze allebei gedaan. Die kwestie, die complexe realiteit en de morele vraagstukken die ze opwierp, stond garant voor urenlange discussies, soms zelfs nog ter plaatse. Onze twee regisseurs zijn het over sommige kleine helden tot vandaag de dag nog niet eens met elkaar. Wel waren we het er allemaal over eens dat je niet naïef mag zijn, en de rauwe realiteit niet mag verdoezelen. Ja, we hebben met Kleine helden een ideologische keuze gemaakt voor de hoop. Want net zoals in dit informatietijdperk de vraag om duiding groter is dan ooit, zo heeft deze tijd ook absoluut nood aan hoopvolle verhalen die een antwoord geven op die ene, eeuwige zoektocht: wat is goed en kwaad? En zijn we wel goed bezig? Want wees er maar zeker

13


van: onze samenleving is niet de enige die momenteel door woelige waters gaat. Veel mensen zijn er vandaag de dag zelfs nog veel slechter aan toe dan wij. Terwijl de kranten bol staan over stromen vluchtelingen die ons overspoelen, vreemdelingenhaat ons tegen elkaar opzet en extreemrechts weer terug lijkt van weggeweest, tonen onze kleine helden dat het ook anders kan. Dat je je niet hoeft te laten leiden door haat, agressie of populisme. In nog veel moeilijkere omstandigheden weigeren zij hun deuren te barricaderen en zich te laten verteren door angst. 14

De kleine helden zijn er het levende bewijs van dat je altijd een keuze hebt. Ik neem jullie samen met onze ploeg mee op het ritme van onze reis op zoek naar hen. Het is een reis die ons anderhalf jaar lang de wereld rond heeft geleid en die begon in december 2014 in Gaza en Israël, om vervolgens in de loop der maanden via Mexico, Roemenië, Italië, Kenia, Irak en de VS in Myanmar te eindigen – op het moment van schrijven amper een week geleden.


Roemenië Verenigde Staten

Italië Irak

Israël Mexico Myanmar

Kenia


ISRAËL HOOFDSTAD

* Tel Aviv

OFFICIËLE TALEN PREMIER

* Hebreeuws en Arabisch

* Benjamin Netanyahu

BEVOLKINGSAANTAL (2015)

Tel Aviv * Gaza

*

Jeruzalem * *Hebron

* 8.462.000

Dat Joden wereldwijd Israël als hun thuisland zien, heeft drie oorzaken: de beloftes die Groot-Brittannië in 1917 deed aan zijn Joodse gemeenschap, de gruwel van de Holocaust tijdens de Tweede Wereldoorlog en, algemener, het verlangen van veel Joden om de diaspora te beëindigen en zich te verenigen in het beloofde land Palestina. In 1947 werd de opdeling van Palestina in een Joods, een Arabisch en een internationaal gebied goedgekeurd door de VN. Daarbij werden 750.000 Palestijnen uit het land verdreven. Het resultaat was een wie-krijgt-welk-landoorlog met ontelbare schermutselingen en aanslagen. Fatah, onder leiding van Yasser Arafat, en Hamas werden opgericht met als voornaamste doel de herovering van historisch Palestina voor ogen. Israël wordt omsloten door Arabische staten maar houdt stand, mede dankzij de steun van de VS. De vredesakkoorden van Oslo in 1993 tussen Arafat en de Israëlische premier Rabin gaven even hoop op vrede. Maar nu, vele vredesonderhandelingen en dovemansgesprekken later, is de oorlog nog steeds aan de gang.


ISRAËL EN GAZA

ISRAËL EN GAZA december 2014

20

Israël en Palestina was de allereerste bestemming die we op papier zetten toen Kleine helden nog niet meer was dan een pril idee. Tijdens die paar zonovergoten dagen in de lente van 2014, toen we met de hele ploeg brainstormden over wat Kleine helden zou kunnen worden, vonden we het al de meest logische keuze. Voor je iemand een held kan noemen, moet die immers boven zichzelf uitgestegen zijn en een onwaarschijnlijke uitdaging overwonnen hebben. Als er één plek is waar het dagelijkse leven al heldenmoed vergt, dan is het Israël en Palestina wel. In de loop van mijn carrière heb ik in het kruitvat van de wereld telkens weer nieuwe, adembenemende persoonlijkheden ontmoet. Enkele van hen zijn vaste medewerkers geworden; mijn fixer Zouheir, om maar een van hen te noemen. Ik zal in Gaza altijd een voorbijganger blijven die na zijn job terug naar huis kan. Maar voor Zouheir ís Gaza thuis; hij kan ook gewoon nergens anders heen, zelfs als hij dat zou willen. Hier moet hij zijn kinderen opvoeden, terwijl hij ’s nachts beelden maakt van de strepen die de raketten van Hamas en de bommen van Israël achterlaten in de lucht. Op die lente van de brainstorm volgde de zomer van 2014, waarin dat smeulende conflict dat nu al een halve eeuw meegaat nog maar eens uitbarstte – voorlopig voor de laatste keer. De derde oorlog in amper zes jaar tijd, Protective Edge, raasde nog maar eens over de ruïnes van Gaza. Het resultaat: minstens 2.104 doden aan Palestijnse kant, 72 aan Israëlische. 2.176 nieuwe redenen voor wraak. 2.176 redenen voor een nieuwe rakettenregen. 2.176 redenen voor een nieuwe oorlog. Zo slepen de volkeren van Israël en Palestina zich intussen al meer dan een halve eeuw voort, telkens met meer bloedvergieten. Generatie na generatie groeiden het wantrouwen en de stenen afscheidingsmuren. Telkens weer nieuwe generaties groeiden op met verhalen over de gehate ander aan de onzichtbare overkant van de scheidingsmuur, maar nooit

met verhalen ván die ander. In Gaza zijn Israëli’s vogelvrij, op de bezette Westelijke Jordaanoever leven ze in kolonies waarin ze militair afgeschermd worden van de Palestijnen. In Israël zijn Palestijnen dan weer tweederangsburgers. En hoe minder ze elkaar kennen, hoe radicaler de voorgestelde oplossingen en hoe vernietigender het geweld wordt. Het is een vicieuze cirkel: een resem Palestijnse aanslagen in Israël – soms volstaat zelfs één symbolisch incident al – lokt een nietsontziend militair antwoord van Israël uit, of vice versa. En de publieke opinie, die verhardt nog wat meer, voor zover dat nog kon. In Israël wint rechts verkiezing na verkiezing en in Gaza grijpt het radicale Hamas wat graag elke kans aan om het vuur aan de lont te steken. Naar de te soft bevonden president van de Palestijnse Autoriteit, Mahmoud Abbas, luistert allang niemand meer. Als er ooit een oplossing komt voor dit conflict der conflicten, dan zal die bereikt worden door iemand die erin slaagt de patstelling van cyclische bloedwraak te doorbreken. Een morele autoriteit die de moed vindt om beide partijen een spiegel voor te houden: “Kijk eens, dit is wat we geworden zijn.” Een inspirerende verzoeningsfiguur die de primaire wraakgevoelens overstijgt en op de overeenkomsten tussen beide volkeren wijst. Of door veel zulke mensen. Veel kleine helden, in plaats van één grote. Wij hebben er drie gevonden.

21



ISRAËL EN GAZA

HASSAN ZEYADA

Het is vrijdagavond en de nacht is gevallen. In de donkere straten van Gaza weerklinken schelle roffels. Er is een huwelijksfeest aan de gang. Jongemannen die zich uitgedost hebben in chique zwart- en goudtinten dansen met hun trommels om mij en mijn ploeg heen, de haren met gel achterovergekamd. Ze zien er piekfijn uit in het gele licht van de straatlampen. En ze hebben plezier, zoals dat overal ter wereld de gewoonte is op een vrijdagavond. Maar Gaza is natuurlijk niet zomaar een plek op de wereldbol. Trauma en feest, leven en dood: ze liggen hier dicht bij elkaar. Zodra de oorlog even voorbij is, wordt er getrouwd.

Hassan Zeyada is sinds 1991 psycholoog bij het Gaza Community Mental Health Program. Samen met zijn vrouw en zijn vier kinderen woont hij in GazaStad, waar hij de jeugd helpt omgaan met de trauma’s van de voorbije oorlogen. Maar zelf is hij ook niet ongeschonden.

Het is december 2014 en de laatste oorlog ligt nog vers in het geheugen van deze jongemannen. Ons hotelletje ligt wat verderop, aan het strandje waar deze zomer vier voetballende jongens gedood werden tijdens een raketaanval van het Israëlische leger. Het waren maar enkele van de slachtoffers die hier de voorbije zomer vielen. Toen regende het vijftig dagen lang bommen, van 8 juli tot 26 augustus, nadat een maand eerder drie Israëlische tieners ontvoerd waren op de Westelijke Jordaanoever. De Israëlische regering, met eerste minister Benjamin Netanyahu op kop, beschuldigde Hamas ervan achter de ontvoering te zitten en noemde president Mahmoud Abbas van de Palestijnse Autoriteit verantwoordelijk. Hamas ontkende, maar de escalatie was al in gang gezet: het Israëlische leger viel de huizen binnen van vermeende Hamas-aanhangers op de Westelijke Jordaanoever en sloot de toegang tot de Gazastrook af. Hamas antwoordde met raketten op Israël. Toen de lichamen van de drie Israëlische tieners eind juni gevonden werden, waren er al vierhonderd Palestijnen opgepakt en zes gedood. Veertig raketten waren afgevuurd op Israël.

25


ISRAËL EN GAZA

En dan was het lijk van de Palestijnse zestienjarige Muhammad Abu Khdeir nog niet eens aangetroffen, levend verbrand in een bos in Jeruzalem. Het ontplofte, zoals dat zo vaak gebeurt met dit kruitvat. Israël lanceerde een grootschalige bommencampagne en trok met grondtroepen Gaza binnen. Vandaag, vier maanden later, zijn de lichamen begraven. De ruïnes staan nog steeds overeind, duizenden onmogelijk te negeren herinneringen aan de verwoesting die hier heeft plaatsgevonden. Eén puinhoop blijft evenwel onzichtbaar, misschien wel de grootste van allemaal: die in de hoofden van de mensen. 26 Vanuit Israël Gaza binnentrekken, is een aparte ervaring. ‘Heb je wapens bij?’, vroegen ze me aan de Israëlische kant. ‘Natuurlijk niet’, antwoordde ik. ‘Vind je dat wel slim, zonder wapens Gaza binnengaan? Het zijn daar geen mensen’, kreeg ik daarop te horen.” _ cameraman Filip Huygens

“Je loopt verder, door de loketten, je propt je bagage door een paar sluizen en plots sta je in de tunnel tussen Israël en Gaza die maar blijft duren. Zelfs de lucht is er meteen anders, net als de geur: door de wanden van het hekwerk zie je schapen staan. Een open riool. En op elke mogelijke manier wordt je duidelijk gemaakt: ‘game over’. ‘Je staat er nu alleen voor.’ En dan kom je aan het einde van de tunnel, bij iemand van Hamas, en ze controleren of je geen drank bij hebt.” _ regisseur Joris Vermost

Er gaapt een enorm gat in de muur van een van de klaslokalen van het schooltje waar we Hassan Zeyada vandaag treffen, vlak onder het schoolbord. Je kan zo het volgende klaslokaal binnenkijken; de stoelen en de metalen geraamtes van tafels liggen er verstrooid over de grond. In een ander lokaal is een van de muren bezaaid met kogelinslagen. Grijze vlekken in de groene verf. Dit is geen school maar een oorlogszone. We zijn dan ook in de middelbare school van Shejaiya. In de nacht van 19 juli werd die Palestijnse woonwijk hét symbool van het buitensporige geweld. Zeventig mensen werden om het leven gebracht toen hun huizen en appartementen onder vuur werden genomen door het Israëlische leger. Het dieptepunt van de oorlog.

Zeyada heeft een groep jongens om zich verzameld, in een kring. De zes zijn al even diep getekend als de muren om hen heen. Daarom wil psycholoog Zeyada per school een raadsman opleiden die hen kan opvangen. Maar zover zijn ze nu nog lang niet. Deze eerste stap is een groepssessie om het verwerkingsproces op gang te zetten. Elk van deze jongens heeft een vader of een broer verloren. Maar erover praten, nochtans een van de eerste stappen in een normaal rouwproces, is niet vanzelfsprekend in een samenleving waar mannen niet geacht worden hun zwakheden te tonen. Slagen ze er wel in hun verdriet te verwoorden, dan zal dat misschien ook hun vrienden aansporen om hetzelfde te doen. “Dierbaren verliezen, doet pijn”, begint Zeyada. “Je mag die gevoelens niet opkroppen. Uiteindelijk hebben jullie allemaal hetzelfde meegemaakt.” En dan is het aan de jongens. “Die nacht van de bombardementen was ik thuis, samen met mijn broer”, begint een student. Hij vertelt het verrassend zakelijk, geen trilling in zijn stem. “’s Ochtends zijn we er vertrokken. Onze grootmoeder van negentig bleef er. Twee van mijn broers besloten haar te gaan halen. Ze zijn door een tank beschoten terwijl ze haar meedroegen.” “Terwijl ze haar droegen?” Zeyada lijkt het zelf amper te kunnen geloven. “Ja.” Vier van de zes praten er heel open over: is het normaal dat ze nachtmerries hebben? Dat ze nog vaak dromen over hun overleden vader? Ja, stelt Zeyada hen gerust, dat is heel normaal. En hij vertelt hen dat het goed is dat ze erover praten. Daar zijn de andere twee nog niet aan toe. Ze verdringen het. Tot een van hen, een veertienjarige jongen, alsnog het woord neemt. “Ik weet niet wat te doen.” De hele sessie heeft hij met gebogen hoofd zitten luisteren naar de verhalen van de anderen, af en toe met zijn hand voor zijn ogen. Het was duidelijk dat hij het erg moeilijk had, maar misschien herkende hij zijn leed in dat van zijn klasgenoten, en heeft dat hem geholpen om uiteindelijk toch de stap te zetten. Zijn verhaal klinkt als dat van zoveel jonge kerels hier in Gaza. Verscheurd door twijfel, omdat hij zo graag verder zou studeren, maar nu zijn vader dood is, plots de oudste van het gezin geworden is. En die verantwoordelijkheid weegt zwaar: hij moet zorgen voor zijn moeder, zijn zussen en zijn broers. Hij voelt zich verloren. Hij praat nog vaak met zijn vader die gestorven is, vertelt hij. Om raad te vragen.

27


ISRAËL EN GAZA

28

Die psychische problemen hypothekeren niet enkel hun persoonlijke toekomst, maar ook een mogelijke oplossing voor het al zo lang aanslepende conflict. Onderzoek heeft aangetoond dat de herhaaldelijke blootstelling aan geweld én de mentale aandoeningen die daaruit voortkomen, mensen minder bereid maken tot compromissen. Ze stellen zich harder op. In een regio die meer dan waar ter wereld ook nood heeft aan bruggenbouwers, groeit een generatie tikkende tijdbommen op. Zeyada’s eigen dochter is een van de kinderen achter de cijfers. “Gisteren onweerde en bliksemde het. Ze dook weg”, vertelt hij. “Dat is normaal, elk kind heeft dat. Maar in Gaza denkt een kind dan dat er een nieuwe bom gaat vallen. Ik krijg haar amper uitgelegd dat het de natuur is. Dat het veilig is binnen. Dat ze niet bang hoeft te zijn.” “Een kind krijgt zijn eerste blijvende herinneringen vanaf tweeënhalf jaar. Dat wil zeggen dat elk kind dat nu tien jaar is, een herinnering heeft aan het leed, het verlies en de angst van drie oorlogen”, schetst Zeyada. Volgens de VN hebben alleen al tijdens de zomer van 2014 373.000 Palestijnse kinderen traumatische ervaringen meegemaakt, en hebben ze nood aan psychische hulp.

Na de oorlog van 2012 (de vorige dus, nog maar vier jaar geleden) voerde UNICEF een onderzoek uit bij de kinderen van Gaza. Tijdens het conflict had 94% van hen bij zijn of haar ouders geslapen. 91% had last van slapeloosheid, 82% van hen vreesde voortdurend of geregeld voor zijn leven. 76% had jeuk of voelde zich ziek. En dan zijn er nog die andere gevolgen van posttraumatische stress: verlatingsangst, hyperactiviteit, enkel de ouders nog vertrouwen, en agressiviteit.

“Hij wil niet meer met de andere kinderen spelen. Vroeger deed hij dat met z’n broertje, maar die is nu dood. Nu speelt hij alleen.” Van het schooltje zijn we naar het huis van de kleine Ayman gegaan. Hij zit te tekenen terwijl zijn moeder voor Hassan Zeyada schetst hoezeer hij veranderd is sinds hun huis enkele maanden geleden gebombardeerd werd. Hij wil niet meer naar bed, staat plots op in het midden van de nacht, en gedraagt zich ronduit onhandelbaar. Zelf is ze zwanger, zes maanden ver. Ze lag lang in coma. Het duurde even voor haar familie haar had durven te vertellen dat zowel haar zoontje, dat op haar schoot had gezeten tijdens de aanval, én haar man de dood gevonden hadden.

“Hoe zal mijn zoon opgroeien zonder vader?”, vraagt ze. Ayman wordt erbij geroepen, met zijn tekening. Vijf raketten en de loop van een geweer. “Van de Joden”, legt hij uit. Hij praat gemakkelijker dan je zou denken wanneer je de donkere, blauwe wallen onder zijn grote ogen ziet. Ze gaan pas stralen wanneer hij zich op de schoot van zijn moeder nestelt. “Vertel het,” spoort Hassan hem aan, “wat je wou zeggen”. “Ik wil zoals papa worden.” En dan, een lichte aarzeling. “Bij hem in de hemel.” Iedereen heeft hier wel een familielid verloren in de voorbije drie oorlogen. Hassan zelf ook. Hij loodst ons naar het vluchtelingenkamp alBureij, een stenen woonwijk in het midden van de Gazastrook die op 20 juli 2014 met de grond gelijk gemaakt werd. De taxi, een lange oranje zevendeurs-Mercedes met een bagagerek op het dak gemonteerd, voert ons langs de skeletten van grote woonblokken en witte autowrakken. Die auto’s zijn stille getuigen van die vreemde spreidstand die Gaza maakt, en waar onze fixer Zouheir ons over verteld heeft: nooit waren er hier meer miljonairs dan sinds de laatste oorlog. Die rijken zijn de happy few; ze hebben geld vergaard dankzij de tunneleconomie die op gang kwam naarmate Gaza verder geïsoleerd raakte. Ze hebben een of meerdere tunnels die ze voor riante vergoedingen ‘verhuren’ aan smokkelaars. Veel van die auto’s om ons heen, had Zouheir gewezen, zijn hier via die tunnels binnengekomen. Zeker de meer recente modellen. We komen aan bij het vluchtelingenkamp waarvan enkel de ruwbouw nog overeind staat; grote, zwartgeblakerde vlekken tonen waar de raketten zijn ingeslagen. De verwoesting is nog groter dan na de vorige oorlog, in 2012. Er is maar acht uur per dag elektriciteit, en in het hotel waar we verblijven zijn we de enige gasten. Hele wijken zijn weggeveegd. Aan het huidige tempo zal het twintig jaar duren om opnieuw op te bouwen wat er op 51 dagen tijd kapot geschoten is. Hassan wil ons de ravage rond het vluchtelingenkamp zelf tonen. Zelf is hij ook vluchteling: zijn kinderen heeft hij de naam van het (nu) Israëlische dorp geleerd waar zijn voorvaders woonden. Ze hopen ooit terug te kunnen keren, ook al bestaat het dorp dat hij gekend heeft intussen niet meer. Maar terug naar al-Bureij, waar Zeyada ons rondleidt. Wat ooit huizen waren, lijkt nu een gigantisch stort voor bouwafval. We banen ons een

29


ISRAËL EN GAZA

30

weg door en over bergen van verwrongen staal en metersgrote stukken puin. Autobanden. Een enkele damesschoen, afgezet met plastic namaakdiamanten. Een opengevallen koran, de pagina’s gekreukt. Boven op een scheefgezakte muur wappert de vlag van Maleisië. Hier vlakbij ligt Israël. Zouden we in de gaten gehouden worden? “Ze reageren hun woede af op ons.” Zeyada wijst naar de puinhoop, doelend op de Israëli’s die de wijk hiertoe herschapen hebben. “Ze doden kinderen. Ze doden families. Maar het is onze schuld niet dat ze zo’n traumatische geschiedenis hebben, dat ze honderden jaren lang vervolgd zijn. Waarom moeten wij daarvoor boeten?” Wat verder, uit een gat in een deels stukgeschoten gevel, hangt een handvol dekens te verluchten. De stille getuigen van het leven dat verder gaat, ondanks alles. Want vergis je niet: er wonen nog mensen in de aanpalende woonblokken die uitkijken over het puin. Kinderen zwermen om ons heen en rennen de paadjes af die aangelegd zijn tussen de betonbrokken. “Ik leer uit mijn eigen littekens.” We staan aan een zoveelste puinhoop en Hassan praat beheerst, maar onder zijn woorden borrelen ingehouden woede en wilskracht. “Daardoor kan ik de mensen hier helpen om hun leed te overwinnen.” Zijn littekens, dat zijn de resten van die bewuste 20 juli 2014, de reden waarom Hassan ons hierheen heeft gebracht. Die dag sloeg het noodlot ook bij hem toe. Toen zijn ouderlijke huis geraakt werd, verloor Zeyada zijn moeder, drie broers, een schoonzus en een neefje van twaalf . In één klap werd hij zelf een patiënt. De psycholoog moest in therapie bij een collega om zijn trauma’s te verwerken. Stoppen met werken is nooit een optie geweest, nu hij als oudste overlevende van zijn familie plots verantwoordelijk was voor elf kinderen van overleden familieleden. Ze wonen nu in een andere flat in het appartementsgebouw waar hij zelf ook woont. Van de stukgeschoten woonwijk gaat het naar het kerkhof van Shejaiya, met drie van zijn neefjes in ons zog. “Dit is het graf van mijn broer”, wijst hij. “En dit dat van mijn moeder.” Twee snelbouwstenen in een hoop aarde, met een slordige aantekening erop in rode graffiti. En daarrond nog veel meer gelijkaardige hoopjes aarde, met dezelfde betonblokken. De schrale plantjes die erop groeien, krijgen water uit een witte jerrycan. “Maar we blijven voor elkaar zorgen”, verzekert hij me, een hand vaderlijk op het hoofd van een van zijn neefjes. “Maar wie zorgt er voor jou?”, vraag ik hem.

Met een zakdoek in de hand loopt hij terug naar het graf van zijn moeder.

Tussen 2008 en 2014 werd Gaza getroffen door drie oorlogen. Operatie Cast Lead kostte volgens de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem tussen 27 december 2008 en 18 januari 2009 het leven aan 1.391 Palestijnen (waaronder 759 burgers) en 13 Israëli’s (3 burgers). Pillar of Defense maakte, opnieuw volgens B’Tselem, tussen 14 en 21 november 2012 167 Palestijnse doden (87 burgers) en 6 Israëlische (4 burgers). Volgens de VN stierven tijdens Protective Edge, van 8 juli tot 27 augustus 2014, minstens 2.104 Palestijnen (waaronder 1.462 burgers) en 72 Israëli’s.

Even voordien heeft hij me verzekerd dat hij niet denkt aan opgeven. “Ik blijf verder doen.” Het moet een aartsmoeilijke opdracht zijn. Hoe lap je hier mensenlevens op, heb ik hem gevraagd, als al je werk binnen de kortste keren weer tenietgedaan wordt? Op zes jaar tijd kreeg dit volk maar liefst drie vernietigende oorlogen te verwerken. “Dan doe je het gewoon opnieuw”, was zijn antwoord. “Opnieuw en opnieuw en opnieuw.” Hij zou nochtans kunnen wegvluchten van het verleden en een nieuw leven opbouwen op de Westelijke Jordaanoever. Maar de psycholoog weigert. “Ik ga nergens heen. Ik blijf”, zegt hij stellig. Het getuigt van een moed die mijn voorstellingsvermogen te boven gaat. “Het Palestijnse volk zal zich blijven verzetten”, drukt hij ons op het hart wanneer de tijd gekomen is om afscheid te nemen. We zitten in het appartement waar hij zijn familieleden opvangt; een jong ventje is net vrolijk de deur komen openmaken. Twee tienermeisjes in volle rouwkledij komen de kamer in geschuifeld. “We blijven ons verzetten tegen de opsluiting, en ijveren voor onze elementaire mensenrechten. We hopen dat de internationale gemeenschap ons daarin steunt, en de Israëlische bezetting van Palestina zal beëindigen.” Wij moeten hen achterlaten hier in Gaza. We reizen door naar de Westelijke Jordaanoever, want daar wacht onze volgende kleine held. Het regent, alles kleurt grijs en er staan diepe plassen in het opengebroken asfalt van de straten. Ik ben altijd blij wanneer de tijd gekomen is om hier te vertrekken. Zelfs zonder de bombardementen zou ik me hier

31


opgesloten voelen, in dit reepje land van 41 kilometer op 12 – op het breedste punt. Stel je voor dat je hier moet opgroeien. En toch‌ toch ben ik er zeker van dat ik hier nog terugkom.

32


ISRAËL EN GAZA

YEHUDA SHAUL

Van Gaza gaat het naar die andere oude bekende: Hebron, een stad op de Westelijke Jordaanoever met een grote Palestijnse bevolking en een kleine Joodse kolonistengemeenschap. En met al jarenlang voortdurende strubbelingen tussen Palestijnse bewoners, Joodse kolonisten en Israëlische soldaten die een steeds grotere tol lijken te eisen.

Yehuda Shaul diende van 2001 tot 2003 in het Israëlische leger op de Westelijke Jordaanoever. Daar zag hij voor het eerst met zijn eigen ogen hoe de Israëlische bezetting er in de praktijk aan toe ging, en hoe de Palestijnse bevolking eronder lijdt. Met zijn organisatie Breaking the Silence verzamelt hij nu getuigenissen van andere ex-soldaten, om zo zijn landgenoten te confronteren met de gevolgen van de bezetting die hij als orthodoxe Jood een smet op de Joodse ziel van Israël noemt.

We zijn op stap met Yehuda Shaul. Yehuda groeide op in een streng orthodoxe familie, ging vlak bij Ramallah naar de middelbare school en heeft familie – een nonkel en een zus – die in een Israëlische nederzetting op de bezette Westelijke Jordaanoever woont. Yehuda ging naar een Joodse religieuze school en net als zijn broer en de meeste Israëlische jongens (en meisjes) diende hij twee jaar als soldaat in het Israëlische leger. De dienstplicht is in Israël evenzeer een evidentie als een erezaak; je hoort er trots op te zijn. Maar Yehuda’s diensttijd, van maart 2001 tot maart 2003, verliep allerminst glamoureus. Nadat hij het tot sergeant had geschopt, maakte hij van dichtbij de Tweede Intifada mee. Veertien maanden lang was hij hier gelegerd, in Hebron, als een van die soldaten van het ‘bezettingsleger’, zoals hij het nu zelf noemt. “De lijst van misdaden die ik heb gepleegd, is erg lang”, vertelde hij me voor we hierheen kwamen. “Ik heb Palestijnen gebruikt als menselijk schild. Ik heb tientallen granaten afgevuurd op Palestijnse woonwijken wanneer Joodse nederzettingen beschoten werden. En mijn hele diensttijd lang ben ik ervan overtuigd geweest dat ik de goede was.” Pas op het einde van zijn legerdienst zou Yehuda begrijpen in welke logica hij was opgegroeid en waar hij als soldaat aan had meegedaan. “Uiteindelijk kon ik negentig procent van de acties waaraan ik deelnam, niet meer voor mezelf verantwoorden.” Sommige van zijn kameraden

35


ISRAËL EN GAZA

36

hadden hetzelfde inzicht. Hij besloot de details en ervaringen uit hun legerdienst publiek te maken. Breaking the Silence, zo heet zijn ngo die intussen zo’n duizend leden telt en waarmee hij zijn landgenoten én buitenlanders confronteert met de voor de Palestijnen desastreuze gevolgen van de Israëlische nederzettingenpolitiek. “Het is een kwestie van je verantwoordelijkheid opnemen”, legde Yehuda me uit. “Ik had geen keuze meer. Of je bent een deel van de oplossing, of je bent zelf het probleem. Ik heb gekozen voor de oplossing, en laat mijn stem horen. De Israëlische bezetting mag dan misschien niet de allergrootste wreedheid zijn die momenteel in de wereld plaatsvindt, maar als je kijkt naar alle wreedheden die de mensheid op zijn geweten heeft, dan zie je dat die gruwel steeds door een heel klein aantal mensen is uitgevoerd. Iets meer mensen hebben er voordeel bij. Maar het grote probleem, dat zijn de mensen die ervoor kiezen om te blijven zwijgen. Die mensen vraag ik: ‘Breek de stilte! Neem je verantwoordelijkheid!’” En Yehuda neemt zijn verantwoordelijkheid. Hij schuimt het hele land af op zijn scooter, die man met zijn volle zwarte baard met sandalen aan zijn verder blote voeten en een blauw rugzakje op de rug, gewapend met een microfoon en een bandopnemer om getuigenissen van andere veteranen te verzamelen. Rond die verhalen bouwt hij dan exposities, schrijft hij boeken en geeft hij lezingen. En hij geeft rondleidingen, zoals deze in Hebron. Onze groep, die een veertigtal (vooral jonge) mensen telt, wordt begeleid door zes oud-militairen. Het is ronduit fascinerend. Voor de eerste keer beleef ik Hebron door de ogen van een Israëlische soldaat. Yehuda haalt anekdotes op over zijn diensttijd. Die heuvel daar, wijst hij: dat was zijn positie. Hij moest er van zijn commandant mortieren afvuren naar een doelwit dat een kilometer verder lag. Je kon op geen enkele manier weten of er al dan niet burgers in de buurt waren. Maar los van die verhalen beleef ik Hebron deze keer ook anders omdat de stad zelf veranderd is. Hebron is een spookstad geworden. Hele delen zijn onleefbaar gemaakt voor de Palestijnse inwoners. Neem nu Shuhada Street: ooit een drukke winkelstraat, maar sinds 2000 volledig gesloten voor Palestijnen. De bewoners mogen er niet door hun voordeur naar buiten, want die is verzegeld. De enige weg is via de achterdeur… of via het dak. In december 2006 werden vierhonderd winkels gesloten, meer dan driekwart van alle zaken. Meer dan duizend huizen in de omgeving (iets meer dan vier op de tien) werden ontruimd. En zo bloedt de lokale economie langzaam dood.

De belangrijkste marktplaats van de stad viel hetzelfde lot te beurt, net zoals een resem andere straten. “Geneutraliseerd”, heet dat dan. Het leven rond die geamputeerde stadsdelen sterft langzaam uit. Voor de mensen die errond wonen, wordt het onleefbaar. Tien jaar geleden, tijdens de Tweede Intifada, was de situatie in Hebron ook al problematisch, maar het was er wel nog leefbaar. Nu zijn hele delen van Hebron een spookstad geworden. Griezelig, bijna. Die dode stadsplekken zijn het gevolg van het vacuüm dat Israël creëert rond de Joodse wijken. Zo heb je ook al snel meer Israëlische militairen nodig dan er kolonisten zijn die beschermd moeten worden. Met zevenhonderd zijn ze, die Joodse kolonisten, tegenover 170.000 Palestijnen. Hebron: het betekent zowel in het Hebreeuws als in het Arabisch “vriend van God”. Maar die parallel moet zowat het enige zijn wat de Joodse en de Arabische inwoners van deze gepolariseerde stad met elkaar gemeen hebben. Hebron lijkt wel een miniatuurversie van de Westoever, merkte het Duitse weekblad Der Spiegel op. De radicale kolonisten kennen Yehuda Shaul maar al te goed; de spanning is te snijden. Enkele van hen komen op ons afgestapt. Een wat oudere man met een lange witte baard en een keppeltje, die ons daarnet nog stond te filmen met zijn smartphone, mengt zich. “Heb je hen ook verteld dat dit al een Joodse buurt is sinds 1540? Of ben je dat vergeten?”, zo onderbreekt hij Yehuda. “Deze buurt is van ons.” Een vrouw van middelbare leeftijd verheft ook haar stem. De woordenwisseling wordt emotioneler. “We hebben deze man zo goed behandeld”, gebaart ze naar Yehuda. “En nu spuwt hij op zijn eigen volk! Zouden ze dat in jouw land ook doen? Walgelijk!” Tegenpropaganda. Maar Yehuda eert de principes van het geweldloos verzet. Hij antwoordt niet maar wacht met gebogen hoofd af tot zijn tegenstanders uitgeraasd zijn. En dan praat hij voort: “Zoals je ziet zijn er ook kinderen en kleinkinderen van de massamoord van 1929 die de nederzettingen steunen,” zo pikt hij de draad opnieuw op, verwijzend naar de Palestijnse opstand waarbij op één avond 67 Joden stierven en die uiteindelijk alle Joden uit Hebron zou verdrijven, “maar er zijn er ook veel die tégen de nederzettingen zijn.” “Je moet er vooral niet op ingaan”, vertelt hij me na afloop van de rondleiding, wanneer we het nog eens over de woordenwisseling hebben. “Dat is wat ze willen, dat je ruzie begint te maken. Je kan beter gewoon zwijgen en afwachten.” Yehuda is hier intussen berucht geworden met

37


ISRAËL EN GAZA

38

zijn begeleide rondleidingen, ook bij de soldaten waar hij zelf ooit deel van uitmaakte. “Ik ben hier al een paar dozijn keer gearresteerd terwijl ik gewoon wat rondwandelde, omdat ik een gevaar zou vormen voor de openbare orde.” “Zoals een Palestijn?”, werp ik op. “Helemaal niet. In de verste verte niet. Ja, ik word vastgehouden, maar een paar uur en een telefoontje van een advocaat later ben ik weer vrij. Maar een Palestijn? Die zit dagenlang vast. Wat ik meemaak, komt zelfs niet in de buurt.” Voor zijn familie is het ook niet gemakkelijk, vertelt hij wanneer we bij terugkomst in Jeruzalem de stad in trekken. We eten falafel uit een straatkraampje. “In Joods-orthodoxe kringen is wat ik doe absoluut niet vanzelfsprekend. Maar we houden ons professionele leven en onze familie gescheiden. We blijven samen en zetten de politiek even opzij. Moeilijk, ja, maar de enige manier waarop het werkt.”

De bezette gebieden op de Westelijke Jordaanoever tellen 223 Israëlische nederzettingen. Israël zelf erkent honderd van die nederzettingen, maar voor de internationale gemeenschap zijn ze gewoon alle 223 illegaal. In die nederzettingen groeit de bevolking vier keer sneller dan het nationale gemiddelde. Momenteel zijn ze goed voor 580.000 nederzetters, terwijl dat er in 1999 volgens het Israëlisch Bureau voor Statistiek nog 177.411 waren. Intussen blijft de bouw van illegale woningen doorgaan.

“De Israëliërs hebben er geen flauw benul van. Ze sturen hun eigen mensen naar de bezette gebieden om “het werk” te doen, maar ze hebben er geen idee van wat “het werk” inhoudt.” Het is al avond en de woorden van Yehuda, toen in de bus op weg naar Hebron, spoken nog door mijn hoofd wanneer we aankloppen bij een ex-soldaat die zijn verhaal wil doen voor Breaking the Silence. “Tijdens je eerste zes maanden als soldaat word je voorbereid op een totale, open oorlog.” Alon ziet er verbazend jong uit, met zijn verzorgde, modieuze baard en bruine krulletjes. Jong, net zoals de soldaten die patrouilleerden in Hebron. Met brede bewegingen en grote ogen doet hij zijn verhaal, alsof hij het zelf nog altijd niet goed kan geloven. “Maar dan kom je aan in de nederzettingen,” vervolgt hij, “en zie je

39

dat het helemaal geen oorlog is: je bent er om mensen te beschermen die ervoor kiezen om in een Palestijnse buurt, of er vlakbij te wonen. En daarbij zetten we onze levens en die van hen op het spel én doden we veel mensen. Volgens mij klopt dat niet”, doet hij zijn verhaal. De nachtelijke wind van Tel Aviv speelt door het dunne rode gordijn aan een open raam, terwijl op de achtergrond Yehuda’s bandopnemertje onvermoeibaar draait. Een stille observator. “Iedereen is verdacht. Als je van iemand een doelwit wil maken, dan kan dat op basis van wat ze bij zich dragen. Is dat een wapen, dan schiet je uiteraard. Bij een verrekijker heb je vooraf toestemming nodig, maar die krijg je meestal. En dan schiet je.” Hij fronst ironisch en wroet wat in zijn baard. “En een gsm is ook heel, heel verdacht.” “Wordt er een onderscheid gemaakt tussen mannen, vrouwen en kinderen?”, vraag ik. “Als iemand een hijab draagt, kan je op geen enkele manier weten of ze echt een vrouw is.” Alon houdt zijn handen als een sluier voor zijn gezicht. “Als ze te dichtbij komt, schiet je. Ooit hebben we een incident gehad met een vrouw die te dicht bij een controlepost kwam en niet wilde stoppen. We riepen dat we haar niet wilden doden, maar ze bleef naderen en we vreesden dat ze het hek zou opblazen of soldaten zou doden, of zoiets. Dus schoten we haar in het been. Achteraf bleek dat ze mentaal gehandicapt was.” “Maar je hebt dus enkel contact gehad met Palestijnen door een verrekijker of de loop van een geweer? Je hebt nooit met hen gepraat van


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.