Luc schoonjans
DE ZAAK-DUTROUX 7 MOORD IN DE LILSE GOLFCLUB 117 MOORD IN HET VRAAGTEKEN 171 DE LOTTOÂMOORD 217
DE ZAAK-DUTROUX
DE Z A AK-DUTROUX
Een bol wol “Doe jij het verhoor van Marc Dutroux?”, vroeg onderzoeksrechter Connerotte. Adjudant Michel Demoulin aarzelde geen seconde. “Uiteraard.” Hij wist dat hij van alle speurders die betrokken waren bij het onderzoek naar en de arrestatie van Marc Dutroux en zijn handlangers de meeste ervaring had. Dat er veel op het spel stond, schrikte hem niet af. Integendeel, het motiveerde hem. Maar al ging het om het leven van een jong meisje, hij mocht zich niet laten verleiden tot overhaasting. Net als in alle andere dossiers die hij tot een goed einde had gebracht, moest hij proberen in alle rust de persoonlijkheid van de verdachte te doorgronden. Het was zaak om te zien waar zijn krachten en zwaktes lagen, hoe hij antwoordde op bepaalde vragen, hoe hij zich gedroeg of reageerde in geval van stress. Aan de hand van al die elementen kon hij toegang krijgen tot de verdachte en contact leggen met hem. Demoulin vergeleek een verhoor altijd met een bol wol. Eerst probeer je het begin van de bol te vinden. Daarna rol je die langzaam af, en je let erop dat de draad niet breekt. Als dat toch gebeurt, kun je hem herstellen door er een knoop in te maken, maar er zal altijd een spoor achterblijven dat schadelijk is voor het vervolg.
Laetitia Het verhoor van Dutroux in de rijkswachtkazerne van Marche-enFamenne kwam er na vier dagen van haast ononderbroken speurwerk. Op vrijdagavond 9 augustus had een ongeruste moeder de rijkswacht van Neufchâteau gecontacteerd omdat haar dochter niet was thuis gekomen. Dat Michel Demoulin erbij betrokken werd, was puur toeval geweest. Hij had de wacht overgenomen van zijn collega zodat die ongestoord en met een leeg bureau op reis kon vertrekken. “Mijn dochter is in de vooravond gaan zwemmen in het gemeentelijke zwembad van Bertrix”, was de radeloze moeder haar verhaal begonnen. “Volgens haar vrienden is ze daar om kwart voor acht vertrokken. Het is hooguit tien minuutjes stappen tot bij ons thuis. Maar om 22.00 uur was ze nog niet thuis. Ik heb meteen een paar familieleden opgetrommeld. Samen hebben we in alle straten van Bertrix naar haar gezocht, 9
maar we hebben haar niet gevonden. Ik weet echt niet meer wat ik moet doen.” Meteen werd kapitein Baulard op de hoogte gebracht. Hij was de officier van wacht op het operationele district van de rijkswacht in Neufchâteau en had de leiding op zich genomen. Vanuit de lokalen van de brigade in Bertrix werden de eerste onderzoeken en zoekacties georganiseerd. Dat weekend werden de 24 uren van Bertrix voor motoren gereden, zodat het hele dorp op zijn kop stond. Straten waren afgezet met dranghekken, overal lagen strobalen om de motorrijders te beschermen en er was meer volk dan anders op de been, vooral mensen van buiten het dorp. Toch werd aan iedereen die zich op straat bevond gevraagd of ze een meisje van veertien jaar met kort blond haar en gekleed in een jurk hadden gezien. Dat bleek niet het geval te zijn. De weg die Laetitia in theorie had moeten volgen werd afgestapt. Ondanks de duisternis werd elke hoek, elke erker doorzocht. Tevergeefs, Laetitia was en bleef spoorloos. Ondertussen werd de moeder verhoord. Zij vertelde dat er geen problemen waren. “Mijn man en ik zijn recentelijk gescheiden, maar dat had geen impact op Laetitia”, sprak ze. “We zijn in alle rust uit elkaar gegaan. Laetitia heeft er ook weinig last van. Haar vader woont maar op een paar kilometer en ze kan hem zo vaak zien als ze wil.” Over het meisje zelf waren er geen klachten. Volgens haar moeder was ze een braaf, minzaam en gehoorzaam kind, zeker geen wegloper. Ze had ook geen vriendje met een negatieve invloed die haar overgehaald kon hebben. Met het verstrijken van de tijd besefte kapitein Baulard dat hij de verdwijning van Laetitia Delhez als zeer onrustwekkend moest beschouwen. Op zaterdagmorgen bracht hij het parket van Neufchâteau op de hoogte. Omdat procureur des Konings Michel Bourlet in de buurt woonde, was hij een kwartier later al in de kazerne van Bertrix. Ondanks de verlofperiode werden zo veel mogelijk manschappen opgetrommeld. Burgers boden zich spontaan aan om te helpen, onder hen ook een man wiens dochter vier jaar eerder was verdwenen en uiteindelijk vermoord was teruggevonden langs de autosnelweg naar Namen. Dat had een paar mensen ertoe aangezet om de vzw Marc en Corinne op te richten. Als geen ander wisten zij dat snel handelen de sleutel was 10
DE Z A AK-DUTROUX
tot een succesvolle afhandeling van om het even welke verdwijning. De vader van het meisje vertegenwoordigde de vereniging in Bertrix. Hij bood aan om te helpen bij het verspreiden van affiches, niet alleen in de wijde omgeving, maar over heel het land en zelfs in het buitenland. Dat kon al in de loop van de dag gebeuren. Natuurlijk ging de procureur daar graag op in. Alle hulp was welkom. In afwachting overvloog een helikopter van de rijkwacht de bosrijke streek rond Bertrix. Op de grond kamden honderden vrijwilligers van de brandweer, civiele bescherming en het Rode Kruis de omgeving uit. Rijkswachters gingen hen vooraf met speurhonden. Rond 23.00 uur boden zich twee Nederlandstalige rijkswachters aan. Zij maakten deel uit van de Cel Verdwijningen. Die was een jaar eerder opgericht door minister van Justitie Stefaan De Clerck naar aanleiding van de verdwijning van twee meisjes van negen jaar in Grâce-Hollogne die nog altijd niet waren teruggevonden. Ook die hulp werd in dank aanvaard. De vrienden van Laetitia, die bij haar waren geweest in het gemeentelijke zwembad, werden ondervraagd. Ze hadden samen gezwommen, daarna iets gedronken in de cafetaria en nog wat gebabbeld en gelachen. Er was geen ruzie geweest, geen onenigheid, gewoon vrienden onder elkaar. Uiteindelijk was Laetitia helemaal alleen vertrokken. Er was geen reden om zich zorgen te maken. In augustus is het om 20.00 uur nog lang niet donker, bovendien woonde ze niet ver en hoefde ze nergens door een afgelegen buurt te wandelen – overal stonden huizen. En toch was ze verdwenen. Tussen alle elementen die onderzocht moesten worden, was er één getuigenis die de speurders interessanter leek dan alle andere. Zuster Etienne, die in de Rue du Culot woonde, had aan een speurder verteld dat ze op vrijdagavond in haar straat een witte bestelwagen had zien staan met twee mannen erin. Ze kon hen niet beschrijven, maar herinnerde zich wel dat ze zich maar vreemd gedroegen. Over de bestelwagen wist ze alleen te vertellen dat het een oud vehikel was, dat het voertuig met de rechterwielen op de stoeprand geparkeerd stond en dat ze het daar nooit eerder had gezien. Verder reikte haar herinnering niet en haar verklaring was spijtig genoeg te vaag om er concreet mee aan de slag te kunnen. Maar het bracht de speurders wel op het idee om bij alle buurtbewoners van het gemeentelijke sportpark hun licht op te steken. 11
Een witte Renault Trafic Op maandag 12 augustus leverde dat onderzoek resultaat op. Een student van twintig, gepassioneerd door auto’s, herinnerde zich dat hij op vrijdagavond een witte Renault Trafic had zien staan. Hij had ook twee personen gezien en ja, die hadden zich inderdaad vreemd gedragen. Een van de twee was uitgestapt, had een eindje gewandeld en was dan weer ingestapt. Ze waren een tiental meter doorgereden, weer gestopt, waarna dezelfde kerel opnieuw was uitgestapt, wat had rondgekeken en weer was ingestapt. Een persoonsbeschrijving kon ook de student niet geven, ze hadden alle twee een baseballpet op. Maar hij kon zich wel nog het begin van de nummerplaat herinneren. Die begon met FRR. Er ontsnapte net geen vreugdekreet aan de speurders. Deze informatie hielp de zaak enorm vooruit. Het merk van de bestelwagen en de gedeeltelijke nummerplaat werden ingevoerd in de computer. Dat leverde een vijftigtal mogelijkheden op. De lijst met namen werd uitgedeeld aan alle speurders. Demoulin zag niet meteen een naam die hem bekend voorkwam, maar zijn collega van de Cel Verdwijningen zag er wel één. “Hier, deze naam zegt me iets”, zei hij en tikte met zijn wijsvinger op de naam ‘Marc Dutroux’. Al snel bleek dat de schroothandelaar uit Marcinelle bij de rijkswacht van Charleroi gekend was voor het ontvoeren, gevangen houden en verkrachten van kinderen. Daar was hij al verschillende keren voor veroordeeld. Na de verdwijning van Julie en Mélissa in augustus 1995 was hij al in beeld gekomen als mogelijke verdachte. Sindsdien liep er tegen hem een proactief onderzoek onder de codenaam Othello. Een informant had de rijkswacht jaren geleden al gewaarschuwd dat Dutroux na zijn vrijlating in 1992 gewoon was doorgegaan met wat hij altijd had gedaan: meisjes ontvoeren, gevangen houden en verkrachten. Er waren aanwijzingen dat Dutroux in zijn kelder verbouwingen aan het uitvoeren was. Een bezoek ter plaatse had dat bevestigd en Dutroux was over zijn intenties ondervraagd. Hij had beweerd dat hij een binnenzwembad wilde aanleggen. Dutroux bezat verschillende eigendommen en in een ervan was kort na de verdwijning van Julie en Mélissa een huiszoeking uitgevoerd. Dat had niets opgeleverd.`
12
DE Z A AK-DUTROUX
Iedereen die betrokken was bij het onderzoek naar de verdwenen Laetitia begreep dat dit een belangrijke doorbraak was. Er was een verdachte en bovendien paste die perfect binnen het uitgetekende profiel. Er werd op het allerhoogste niveau meteen overleg gepleegd tussen de magistraten en onderzoekers. De commandopost verhuisde van Bertrix naar het operationele district van Neufchâteau omdat daar meer voorzieningen waren. De gerechtelijke politie van Aarlen kwam ondersteuning bieden. De rijkswachters die in Charleroi betrokken waren bij het Othelloonderzoek werden ontboden. Zij moesten meer uitleg geven over de gedragingen van Dutroux. Zij hadden inderdaad weet van de bewering dat Dutroux in zijn kelder kooien bouwde om er kinderen in op te sluiten, maar ze hadden daar geen bewijzen van gevonden en hadden om die reden besloten hem voorlopig ongemoeid te laten. Zijn huis was wel onder toezicht geplaatst. Het had hem er niet van weerhouden om drie volwassenen te ontvoeren en te gijzelen. Eerder dat jaar had hij voor dat misdrijf nog drie maanden in de gevangenis gezeten. De rijkswachters wisten ook te vertellen dat Dutroux op dat moment gescheiden leefde van zijn vrouw, hij in Marcinelle, Michelle Martin in Sars-la-Buissière. Niet omdat er onenigheid was tussen de twee – al wekten ze graag die indruk – maar omdat ze op die manier een hogere werkloosheidsuitkering en meer kinderbijslag konden opstrijken. Dutroux bezat naast de huizen in Marcinelle en Sars-la-Buissière nog een huis in Marchienne. Daar woonde Michel Lelièvre, een drugsverslaafde dief met wie hij geregeld optrok. De rijkswachters brachten ook nog een zekere Bernard Weinstein ter sprake, een Franse medeplichtige van wie ze al tien maanden niets meer hadden gehoord of gezien. Doordat Dutroux en zijn potentiële medeplichtigen zich op elf verschillende locaties in de streek van Charleroi en Sambreville konden bevinden, moesten dubbel zoveel mobiele en statische POSA-ploegen worden ingeschakeld. Zij kregen als opdracht het komen en gaan op al die plaatsen te observeren. Zodra er aanwijzingen waren dat Laetitia zich op een van die locaties bevond, moest meteen worden ingegrepen. Om dit mogelijk te maken had onderzoeksrechter Connerotte verschillende huiszoekingsbevelen en aanhoudingsmandaten uitgeschreven. Op dinsdag 13 augustus om 14.00 uur kreeg de onderzoeksrechter van het observatieteam in Sars-la-Buissière te horen dat zowel Dutroux, 13
Martin als Lelièvre zich in Sars-la-Buissière bevonden. Bovendien hadden ze er ook de Renault Trafic gezien waarmee Laetitia Delhez vermoedelijk was ontvoerd. De onderzoeksrechter aarzelde geen seconde meer en gaf het sein tot actie. Op het moment dat de rijkswachters het terrein betraden, was Dutroux al dan niet toevallig bezig de nummerplaten op de Renault te vervangen. Hij probeerde nog weg te vluchten, maar ver kwam hij niet. Een rijkswachter haalde hem in en gooide hem op de grond. Zijn handen werden geboeid en voor zijn ogen kreeg hij een blinddoek.
Het eerste verhoor In de rijkswachtkazerne van Marche-en-Famenne zat Dutroux tegenover Michel Demoulin. De adjudant was moe door het vele werk van de voorbije dagen. Maar hij moest die vermoeidheid negeren en zich concentreren om zo snel mogelijk te weten te komen of en waar Dutroux Laetitia Delhez gevangen hield. Het was 15.15 uur en de verschillende huiszoekingen hadden niets opgeleverd, dus dit verhoor zou cruciaal zijn. Dutroux maakte een zeer ontspannen indruk. De arrestatie leek hem niet te deren. Hij zat lichtjes onderuitgezakt en keek Demoulin met afwachtende blik aan. Aan zijn uiterlijk kon je alvast niet zien dat hier een kinderlokker en ontvoerder zat, wat hij volgens zijn dossier onmiskenbaar was. Hij maakte integendeel een charmante indruk. Dat beeld werd nog scherper zodra Dutroux begon te praten. Hij had een aangename stem en was een bijzonder vlotte prater. De woorden rolden zonder aarzelen uit zijn mond, alsof hij op die manier wilde illustreren dat hij niets te verbergen had en de waarheid sprak. Demoulin wist dat hij moest oppassen. Ook in een relatie van speurder tot verdachte bestaat er zoiets als het stockholmsyndroom. In die val mocht hij niet trappen. Hij mocht Dutroux niet op gelijke hoogte laten komen, hij moest ervoor zorgen dat hij de bovenhand hield. “Voor we beginnen zou ik een afspraak willen maken met jou”, zei Demoulin. Dat hij hem tutoyeerde was niet toevallig. “Ik luister naar je”, klonk het fijntjes. “Ik luister naar u”, verbeterde de adjudant hem. Demoulin zag dat Dutroux verrast was, maar dat hij het probeerde te maskeren achter een nonchalante houding. 14
DE Z A AK-DUTROUX
“Dat is nu net de afspraak die ik wil maken met jou”, verduidelijkte Demoulin. “Ik mag jou tutoyeren en met de voornaam aanspreken, jij houdt het bij u en mijnheer. Oké?” “Als u het zegt.” De toon was gezet. “Je weet waarom we je willen verhoren?” “Nee, dat weet ik niet.” Demoulin besloot het hem voorlopig niet te vertellen. Als hij Laetitia had ontvoerd, wist hij maar al te goed waarover het ging. Misschien dat hij zich op een onbewaakt moment zou verspreken. “Zeg eens, Marc. Jij leeft toch gescheiden van je vrouw?” “Ja.” “Waarom was je dan in Sars-la-Buissière?” “Mijn atelier is daar, mijnheer. En Michelle doet nog altijd mijn was en die van Frédéric.” “Frédéric is je zoon?” “Die woont bij mij, ja, in Marcinelle. Hij is twaalf jaar. Andy en Céline wonen bij Michelle. De jongen is twee jaar, het meisje zeven maanden.” “Help me eens, Marc”, zei Demoulin. “Jij en Michelle zijn toch al bijna twee jaar uit elkaar? Als ik goed ben ingelicht onmiddellijk na de geboorte van Andy.” “Ik weet wat je bedoelt”, onderbrak Dutroux hem. “Wat u bedoelt”, corrigeerde Demoulin. Het was goed dat hij Dutroux er af en toe aan kon herinneren wie hier de leiding had, maar Dutroux negeerde de correctie en ging onverstoorbaar verder. “In elke relatie zijn er hoogtes en laagtes. Bij mij en Michelle is dat niet anders. Het is waar, als het wat beter gaat tussen ons, dan brengen we samen de nacht door. Dus ja, Céline is zeker van mij. En nee, ik heb geen andere relatie. Ik zie mijn vrouw nog graag. Maar ik heb een zeer moeilijk karakter, vandaar de regeling zoals ze nu is.” Demoulin kwam al meteen tot de vaststelling dat Dutroux ongevraagd heel veel informatie en details verstrekte. “Hoe zit het met je sociale situatie?” “Ik ben sinds een maand ingeschreven als werkloze. Ik weet het niet exact, maar ik denk dat ik iets van een 38.000 frank per maand verdien, plus 6000 frank kindergeld voor mijn zoon Frédéric. Andere inkomsten heb ik niet.” “En je huizen dan?” 15
Dutroux keek Demoulin van onder zijn wenkbrauwen aan. Dat de adjudant het deed klinken alsof hij hem op een leugen had betrapt, stond hem duidelijk niet aan. Maar meer dan een fractie van een seconde duurde het niet, en aan zijn stem was niets te horen van zodra hij weer begon te praten. “Het huis in Marcinelle waar ik met mijn zoon woon, is mijn eigendom, maar ik moet daar wel nog 7000 frank per maand voor afbetalen. Dat bedrag wordt gecompenseerd door de huur die ik van mijn vrouw krijg voor het huis in Sars-la-Buissière. Maar daar moet ik nog maandelijks 13.000 frank voor afbetalen. Het huis in Marchienne is volledig afbetaald en Michel Lelièvre huurt het voor 6000 frank.” Na het gegoochel met cijfers volgde een opsomming van de auto’s die Marc Dutroux bezat. Dat gaf Demoulin de kans om te vragen waarom hij de nummerplaat wilde verwijderen van de witte bestelwagen die in Bertrix was gesignaleerd en waarvan Dutroux zelf vertelde dat hij die had omgebouwd tot een mobilhome. “Omdat de motor kapot is.” “Hoelang al?” “Vijftien dagen, zoiets.” Ofwel was het een leugen, ofwel hadden de getuigen zich vergist. “De motor draait op drie cilinders. Maar als ik hem in tweede zet, moet ik het gaspedaal helemaal induwen om zelfs maar een beetje vooruit te komen.” De adjudant besefte dat Dutroux graag uitweidde over zaken die niets met de gestelde vraag te maken hadden. In korte tijd kreeg hij een relaas over de werking van een verbrandingsmotor en over het verschil tussen een viertaktmotor en een tweetaktmotor. Toen hij hem onderbrak, werd Dutroux zelfs kwaad. “Ik probeer u iets uit te leggen”, beet hij hem toe. “Heb nu toch eens geduld.” Waarop hij er nog een schepje bovenop deed door over diesel- en mengselmotoren te beginnen. De boodschap was duidelijk. Hij en alleen hij bepaalde wat hij wilde vertellen en wat niet. De adjudant had naar hem te luisteren, punt. Het was ongetwijfeld zijn wraak op Demoulin voor de regel die hij Dutroux bij het begin van het verhoor had opgelegd. Dutroux was veel te dominant om zich zomaar in een hoek te laten dringen. “Ondertussen zijn je antwoorden op mijn vragen wel zeer vaag en doen 16
DE Z A AK-DUTROUX
ze niet ter zake. Ik wil heel andere dingen weten”, gaf Demoulin tegengas. Dat moest hij op dit punt van het verhoor absoluut doen, wilde hij het overwicht bewaren. “Ik kan alleen maar zeggen dat ik grote psychische problemen heb”, verraste Dutroux door opeens ongevraagd een heel andere weg in te slaan. “Ik ben daarvoor in behandeling bij een psychiater in Brussel. Ik ga er elke maand naartoe. De laatste keer was twee weken geleden. Hij schrijft dan altijd Rohypnol voor omdat ik last heb van wanhoopaanvallen. Ik heb ook problemen met mijn geheugen. Ik vergeet alles.” Demoulin begreep zijn bedoeling. Dutroux moest en zou zijn zin krijgen om het gesprek te sturen zoals hij dat wilde. Als dat niet lukte door een scherpe terechtwijzing, dan maar door van de hak op de tak te springen of door bakken onzin te vertellen. Het probleem was dat Demoulin geen tijd had om ernaar te luisteren. Als Dutroux Laetitia ergens had opgesloten, telde elke minuut. Tegelijk besefte Demoulin dat hij er ook niet te hard tegenin mocht gaan. Hij moest Dutrouxs vertrouwen winnen, het niet kwijtspelen, dus luisterde hij hoe Dutroux dit keer uitweidde over het gebruik van de mobilhome. Hij was er twee keer mee naar Topoľčany in Slovakije gereden. Demoulin kwam alles te weten over de ligging, afstand en het aantal inwoners van deze gemeente. Dutroux had er vriendschap gesloten met een familie van wie hij zich de naam niet herinnerde. Mooie vriendschap. Hij ging verder met een uiteenzetting over een vrachtwagentje, wat hij daar allemaal in vervoerde, en over een Yamaha 1000. Maar met die motor kon hij niet rijden omdat de batterij plat was, net als de banden. Demoulin had genoeg onzin gehoord en wilde het hebben over het tijdsgebruik van Dutroux tijdens de afgelopen week. Die vraag maakte Dutroux op slag minder spraakzaam. “Ik heb niets belangrijks gedaan.” “Toch iets?” “Niet dat ik weet.” “Komaan, Marc.” “Ik wil niet liegen, dus kan ik u niets zeggen.” “Waar was je de afgelopen vijf nachten?” “Bij mij thuis in Marcinelle of bij Michelle in Sars-la-Buissière.” “Wil je iets preciezer zijn?” “Ik denk dat ik de twee laatste nachten in Marcinelle heb geslapen. De 17