LOSGEBROKEN
1. Ik kijk nog een laatste keer om terwijl ik enthousiast zwaai. Enthousiaster dan ik echt ben, want dit was niet de bedoeling. Dit was helemaal niet het afscheid dat ik in gedachten had. Ik zie nog net hoe papa zijn tranen verbijt, maar me evengoed enthousiast uitwuift. Daarin zullen we op elkaar lijken. Godverdomme toch. Tim versnelt en de combi waarin we zitten rijdt de hoek om. Toon, Adil, Paulien, Frank en papa verdwijnen uit mijn zicht, voor lange tijd. Allemaal hebben ze nog de moeite gedaan om alsnog afscheid van me te nemen, na mijn verhoor bij de politie. Geweldig vind ik dat. Net zoals het afscheidsfeestje gisteren geweldig was, waar ik met Adil ‘Enamorada’ van Belle Perez heb gezongen in de karaokebar. Ik heb nog nooit iemand met zoveel overtuiging die “boom boom” horen kwelen als Adil. En dan Bob zijn heupbewegingen op hetzelfde ritme. Jana en Kaat die genoten... Wat zal ik hen missen... En dan besef ik weer waar ik zit. In die verdomde combi bij Tim en Dieter, door Olivia haar schuld. Net nu ik een tikje weemoedig was geworden, verdwijnt dat gevoel en nemen frustratie en boosheid het onmiddellijk over. Ze heeft me laten verhoren door de politie, dat is toch ongelooflijk? In plaats van me met een gerust hart naar Valencia te laten vertrekken, heeft papa moeten zien hoe ze mij kwamen oppikken alsof ik een crimineel ben. De arme man. Hij begreep er niets van. Hopelijk krijgt Paulien het nog goed uitgelegd aan hem. Hoe kon Olivia mij in godsnaam verdenken? Mij? Ik zou haar toch nooit bewust kwaad doen of kwaad toewensen? Laat staan dat ik haar zou drogeren. Tim heeft me daarstraks al gezegd dat het waarschijnlijk meer een formaliteit was dan een echte beschuldiging, maar toch. De gedachte maakt me zot. Stomme kloot. Ik hoor het papa nog zeggen. Ik zal ook niet snel vergeten hoe hij het zei. En waarom. Daarnet zei hij het zelfs nog, 5
voor we vertrokken. En het is exact hoe ik me nu voel, een stomme kloot. Omdat ik Olivia misschien zo fout heb ingeschat en zij mij. En omdat ik de mensen die wel belangrijk voor me zijn en die me wel graag zien gewoon achterlaat. En waarvoor? Voor mijn eigen geluk, als ik dat al zou vinden. Ik weet zelfs niet wat ik daar eigenlijk denk te vinden, in Valencia. Boos sla ik met mijn gebalde vuist tegen het raampje van de combi, waarop Dieter me probeert af te leiden. “Rustig, hè, maat. Of we moeten je nog eens meenemen naar het kantoor voor vandalisme.” Hij lacht met zijn grapje, maar ik niet. Ik blijf nors naar buiten staren. Ik ben nog niet klaar voor grapjes. Tim, die aan het stuur zit, merkt dat op. “Laat het gaan, Lowie. Dit was gewoon iets wat even moest, voor het onderzoek. Niemand twijfelde aan jou.” Tim en Dieter bevestigen elkaar. “Het is oké”, zeg ik, terwijl ik mijn schouders ophaal. Mijn benen wiebelen zenuwachtig heen en weer. “Ik wil gewoon op dat vliegtuig zitten.” Tim knikt begripvol. “Ik wil gewoon weg”, mompel ik nog eens. Want vluchten en alles achter me laten is soms de beste optie, ook al voelt het als de slechtste. Stomme kloot. Pas wanneer we arriveren op de luchthaven en Tim de combi parkeert, wordt er opnieuw iets gezegd. Ik merk dat Tim niet op zijn gemak is, maar ik heb niet de energie om hem gerust te stellen. Op dit moment heb ik zelf even te veel aan mijn hoofd.
6
“Bedankt, maat”, zeg ik met veel moeite. Terwijl Dieter mijn bagage uitlaadt, omhelst Tim me, langer dan eigenlijk nodig is. “Doe het goed daar, Lowie. Iedereen gelooft in jou, doe jij dat nu ook maar. Haast je liever in plaats van zo te piekeren. Denk aan wat Toon heeft gezegd. Die Spaanse furies zijn al op jou aan het wachten, terwijl de patatas bravas klaarstaan!” Dieter komt erbij staan en moet lachen om Tims opmerking. Ik kan alleen maar hopen dat hij gelijk heeft. Ik laat Tim me nog beloven dat hij papa gerust zal stellen en iedereen nog eens zal bedanken voor het uitgestelde afscheid en dan rep ik me gepakt en gezakt naar de incheckbalie. Nog snel een energiedrankje kopen en leegdrinken om daar dan spijt van te krijgen omdat ik eigenlijk beter wat zou slapen tijdens de vlucht. Het zal nog even duren voordat ik in Valencia aankom. Mijn rechtstreekse vlucht naar Valencia heb ik door de hele heisa sowieso gemist. Het wordt nu een vlucht naar Madrid om dan met de trein verder te gaan tot Valencia. Het is een rustige vlucht. Ik moet aan het raampje plaatsnemen, met nog twee lege stoelen naast me. Zodra ik in mijn stoel neerplof, zet ik mijn hoofdtelefoon op. Met muziek in mijn oren gaat de tijd hopelijk sneller voorbij. Ik zie hoe anderen nog zoeken naar hun plaats. Een oude man alleen, hij ziet er Spaans uit. Hij gaat misschien weer naar huis, terwijl ik vertrek. Koppeltjes, die waarschijnlijk op citytrip gaan. Ik sluit mijn ogen alvast om wat te rusten, maar dat energiedrankje houdt me wakker. Volharden dan maar. Tot iemand me aantikt. Drie korte, krachtige tikjes op mijn schouder. Ik kijk op en zie een vrouw naast me. Ik kan geen leeftijd op haar plakken. Ze is ouder dan ik, maar niet oud. Net geen meisje meer, maar ook nog niet helemaal vrouw. Zoiets. Ze hangt wat voorovergebogen over de twee vrije stoelen naast me. Haar lange, donkere krullen bedekken haar gezicht grotendeels. Ze gebaart druk met haar handen en probeert me iets
7
duidelijk te maken, maar ik ben verward. Ik ga weer wat rechter zitten en dan trekt zij plots mijn hoofdtelefoon van mijn oren. “Hé!”, roep ik. “Wat doe jij nu?” Dat doe je toch niet, iemand zo storen? Opnieuw gebaart ze druk en nu hoor ik ook dat ze Italiaans spreekt. Ik versta er niks van. Toch blijft ze dezelfde zin herhalen, terwijl ze met een wijsvinger naar mij wijst. In haar andere hand heeft ze een gsm vast waarin ze af en toe iets zegt. “Do you speak English?”, vraag ik ten einde raad, eigenlijk in de hoop dat ze geen Engels spreekt en me verder met rust laat. In gebrekkig Engels praat ze uiteindelijk verder en pas dan begrijp ik wat ze al de hele tijd wil zeggen. Ze wil op mijn plaats zitten. Aan het raampje. Door het taalprobleem lijken we wel twee doofstommen die elkaar een slechte grap proberen te vertellen. Ik wil helemaal niet van plaats veranderen, ik zit hier goed. Maar wanneer ze abrupt afscheid lijkt te nemen van de persoon aan de gsm, het braakzakje uit de stoel neemt en doet alsof ze moet overgeven als ze in het midden moet zitten, geef ik toe. Met een zucht pak ik al mijn spullen bij elkaar en sta ik op om haar op mijn plaats te laten zitten. Wanneer ik rechtsta, knal ik nog met mijn hoofd tegen de opbergruimte voor de handbagage boven me. Godverdomme. Ze moet erom lachen en wanneer we oog in oog staan, zie ik haar gezicht pas echt volledig. Ze heeft donkerbruine ogen, bijna zo donker als haar haren, en stralend witte tanden. Terwijl ze net iets te luid lacht, verstopt ze haar mond achter haar hand. Haar nagels zijn heel licht roze gelakt. Die hand weerhoudt haar er echter niet van om nog een keer stevig door te lachen en ook ik kan een glimlach nu niet onderdrukken. “Grazie mille”, herhaalt ze steeds, om er ook nog een minder verdienstelijke “Thank you” bij te gooien, waarbij ze de ‘a’ ook echt uitspreekt als een ‘a’, eerder dan een ‘e’. En dan gaat ze zichtbaar opgelucht in die 8
stoel aan het raampje zitten. Als ik achter me een man ongeduldig hoor kuchen, schuif ik door naar het midden. De kuchende man blijkt een corpulente, oude Spaanse man te zijn die ongegeneerd alle armruimte inneemt. Hier zit ik dan. Geplet tussen een Italiaanse die beter met gebarentaal dan met woorden overweg kan en een dikkerd die overigens naar zweet ruikt. Ik zet mijn hoofdtelefoon weer op en laat mijn hoofd naar achteren vallen. En dan word ik opnieuw op mijn schouder getikt, met diezelfde korte, krachtige tikjes. In het gebrekkige Engels dat ik ondertussen begin te verstaan, probeert ze een gesprek aan te knopen. Al pratend haalt ze opnieuw de hoofdtelefoon van mijn oren. “Ga je op vakantie?”, vraagt ze met behulp van een paar trefwoorden. Ik schud mijn hoofd. “Ik ga studeren.” Met mijn hand maak ik een schrijvende beweging die de zaak moet verduidelijken. Telkens als ze na veel moeite iets begrijpt van wat ik zeg, gooit ze haar hoofd knikkend naar achteren, lacht ze die tanden weer bloot en zegt ze “Si, si, si”. Een woord waar ze in Spanje dan toch weer haar plan mee kan trekken. Zonder dat ik haar iets vraag, legt ze me uit dat ze Italiaanse is, maar naar Spanje verhuist. Waarom juist is me niet heel duidelijk. Het gesprek loopt erg moeizaam en eigenlijk heb ik ook geen zin in praatjes. Mijn alternatieven zijn echter beperkt. Ik kan proberen te slapen of vrienden worden met de dikkerd naast me die ondertussen aan het snurken is en met zijn elleboog in mijn zij port, telkens als hij inademt. Dus ik sluit mijn ogen. Tot ik weer gestoord word, ditmaal door koude lucht die recht in mijn gezicht blaast. Het is de Italiaanse die het blijkbaar te warm heeft en daarom maar alle ventilators openzet. Ook de mijne. Terwijl ik het niet te warm heb. Ik probeer oogcontact te vermijden terwijl ik met mijn ogen rol, maar wanneer ze beweging opmerkt begint ze weer te praten. In het Italiaans. Een tikje radeloos kijk ik haar uiteindelijk aan, waarop ze haar hand uitsteekt en zichzelf voorstelt. In het Engels ditmaal.
9
“Me, Chiara.” Ze wijst naar zichzelf. Het doet me denken aan het zinnetje “Me Tarzan, you Jane”, maar het lijkt me redelijk nutteloos om dat aan haar duidelijk te maken. Dus ik laat het. “Me, Lowie”, zeg ik, wijzend naar mezelf, en ik schud haar de hand. “Luigi!”, kirt ze daarop. En opnieuw verschijnt die stralende glimlach. Duidelijkheid is hier nodig, bedenk ik. “Luigi slapen”, zeg ik. Om mijn woorden kracht bij te zetten wijs ik ditmaal naar de snurker naast me. “Chiara shhhhht”, gebaart ze, om me daarna een geruststellend aaitje over mijn knie te geven en zoals een klein kindje haar mond op slot te doen. Hoe kan iemand zo irritant en tegelijk toch charmant zijn? Wat later word ik gewekt door de stem van een stewardess die omroept dat we de landing gaan inzetten. Ik ben verrast, want dat betekent dat Chiara me toch nog met rust heeft gelaten. Wanneer ik naast me kijk en mijn ogen helemaal opendoe, merk ik dat ze zelf in slaap gevallen is. Haar hoofd raakt daardoor bijna mijn schouder. De puntjes van haar lange haren liggen op mijn bovenbenen. Ik kijk haar aan en alsof ze het voelt, schiet ze plots wakker. Een tikje gegeneerd. Ze mompelt wat in het Italiaans en gaat weer recht zitten. De rest van de vlucht staart ze wat afwezig naar buiten en ik doe hetzelfde, over haar schouder heen. Ze was best vervelend, maar uiteindelijk heeft ze mijn gedachten wel wat kunnen verzetten. Ik ben gekalmeerd, merk ik. En ik besef dat ik die situatie met Olivia moet laten rusten. Tim deed gewoon zijn job, daar moet ik van uitgaan. En aangezien Olivia en ik een verleden hebben, is het niet onlogisch dat ik wat uitleg moest geven. Het enige dat echt heel jammer is, is dat het net vandaag moest gebeuren. De dag van mijn vertrek. Ik ben gaan twijfelen aan mezelf en aan wie ik ben en dat is niet tof, niet nu. Misschien is dit mijn kans,
10
mijn moment om in Valencia voor eens en voor altijd de versie van mezelf te zijn of worden die ik wil zijn. Zodra het vliegtuig aan de grond staat en ik voorzichtig de man naast me aanpor opdat hij wakker zou worden, moet ik me weer haasten. Ik moet de trein nemen vanuit Madrid naar Valencia en als ik die mis, zou dat opnieuw veel weggegooid geld betekenen. Ik schuifel door het gangpad naar buiten en zodra ik kan, versnel ik mijn pas. “Luigi!�, hoor ik nog van achter me. Als ik me omdraai zie ik ook Chiara een paar passen sneller zetten om me nog gedag te zeggen. Of om heel hevig met haar hand in de lucht te zwaaien, want dat is hoe ze me gedag zegt. Ik zwaai terug en wijs naar mijn horloge om duidelijk te maken dat ik me moet haasten. En dan loop ik verloren. Met mijn bagage achter me aan sleurend baan ik me een weg door het volk en de luchthaven, om de aansluiting naar de treinen te vinden. Bovendien moet ik dringend naar het toilet en ik heb niet eens tijd om Paulien of papa te laten weten dat ik veilig geland ben. Wanneer ik uiteindelijk half uitgeput op het perron aangelopen kom, klinkt het signaal al dat de laatste passagiers dringend moeten instappen. Ik dus. Opnieuw plof ik in een stoel die me weer wat verder van thuis moet brengen. Er zit niet veel volk in de wagon. Ik adem diep in en uit en ben klaar voor de volgende etappe van mijn trip. Ergens onderweg moet ik toch weer in slaap gedommeld zijn, want op een bepaald moment ben ik aan het dromen. Het lijkt alsof ik opnieuw in het vliegtuig zit, het geluid van het vliegen houdt me in slaap. En dan voel ik hoe Chiara me weer aantikt om iets onbegrijpelijks te zeggen of uit te beelden. Ik schrik wakker en schrik dan nog wat harder omdat Chiara effectief naast me staat.
11
“Luigi!”, kirt ze opnieuw. Ik wrijf eens in mijn ogen en schud mijn hoofd. Ik ben niet verzonken in een diepe slaap, ik ben niet aan het dromen. “Valencia?”, vraagt ze, waarbij ze me opnieuw trakteert op die glimlach. Ze klinkt verheugd. Volgens mij is Chiara zo iemand op wie je echt nooit boos kan worden, ook al haalt ze het bloed onder je nagels vandaan. Iets wat ik ooit ook gedacht heb van Olivia, overigens. Grotendeels was dat ook wel zo... Al besef ik dat vast te laat. Ik lees op het mededelingenscherm dat we bijna arriveren in Valencia en Chiara maant me met gebaren aan dat ik moet wachten om mijn spullen te pakken. Ze rommelt wat in haar handtas en haalt er uiteindelijk een kasticketje uit om daar iets op te schrijven. Voldaan duwt ze het opgevouwen papiertje in mijn handen en dan gebaart ze opnieuw dat ik moet wachten, ik mag niet onmiddellijk lezen wat erop staat. Ze gooit haar lange krullen over haar schouder, werpt me een kushandje en een “Ciao” toe en gaat dan verder naar haar wagon. Omdat de trein dadelijk gaat stoppen, frommel ik het papiertje in mijn broekzak om me te haasten naar mijn bagage in de opslagruimte. Samen met de andere mensen stap ik uit, maar in plaats van mijn weg verder te zetten, blijf ik stilstaan om te zien of ik Chiara nog ergens kan vinden. Ik wil meer weten van haar. Maar ze is nergens te bespeuren. Snel haal ik het papiertje uit mijn zak en vouw ik het open. Er staat een telefoonnummer op. Haar telefoonnummer, want onder de cijfers heeft ze haar naam geschreven. Boven de ‘i’ staat een bolletje in plaats van een puntje. Wat een gekke vrouw. Ik steek het papiertje weer in mijn broekzak en neem dan eindelijk de tijd om papa en Paulien te sms’en. Ik ben aangekomen in Valencia! En dat is tegelijkertijd spannend en leuk als angstaanjagend. Gepakt en gezakt laat ik me onmiddellijk met de taxi naar Blasco Ibáñez brengen, daar moet ik zijn. Dicht bij de universiteit en het nachtleven, dat is toch wat andere studenten op verschillende 12
internetfora zeiden. Het is in die buurt dat ik een kamer gevonden heb en ik ben heel benieuwd om die kamer en de rest van het appartement te zien. Er zouden nog drie andere studenten wonen, maar ik heb enkel contact gehad met de huisbaas en hij was nogal nors, dus veel weet ik niet. Ik kan alleen maar hopen dat het met hen even goed klikt als met iedereen thuis. De taxi dropt me ergens en pas wanneer hij wegrijdt en ik op straat sta, merk ik dat hij me in de verkeerde straat heeft afgezet. Ik vloek luidop en doe nog heel even een poging om de taxi achterna te lopen terwijl ik naar hem roep, maar dat is tevergeefs. Hoe is het toch mogelijk! In het donker probeer ik de weg te zoeken, tussen de toeristen en de locals die al een hele avond aan het uitgaan zijn, want het is ondertussen al diep in de nacht. Na tien minuten stappen ben ik waar ik moet zijn. Aanbellen kan niet meer, dan zou ik iedereen wekken. Met de huisbaas had ik gelukkig al op voorhand afgesproken dat de sleutel in de gemeenschappelijke inkomhal onder de mat zou liggen en dat is ook zo. Normaal zou ik bij valavond arriveren, maar door het voorval thuis is dat dus allemaal verlaat. Nu voelt het heel vreemd aan om hier in het donker aan te komen. Ik krijg geen sfeer mee, geen zichten, geen gevoel. Behalve dan het gevoel dat ik wil slapen. En dan het liefst nog in mijn eigen bed. Met zo weinig mogelijk lawaai stommel ik met mijn bagage de trap op. Drie verdiepingen hoger moet ik zijn. Op de deur hangt een briefje. In het Engels staat er een berichtje voor mij op geschreven. “Beste Lowie, we hadden je vroeger verwacht. Wij zijn niet thuis of we slapen al. Je slaapkamer is de deur waar in het groot je naam opstaat. Tot morgen en slaapwel!” Het briefje is getekend met de namen Eduardo en Michèle. Waaruit ik kan opmaken dat hij vermoedelijk een Spanjaard is en zij evengoed Frans, Vlaams, Amerikaans of nog iets anders kan zijn.
13
Zenuwachtig steek ik de sleutel in het sleutelgat. Ik duw de deur open en automatisch gaat het licht aan. Ik zoek nieuwsgierig mijn weg en uiteindelijk vind ik mijn slaapkamer. Er hangt inderdaad een papier met mijn naam op de deur. Ik open de deur en zal de rest van het appartement dan morgen wel zien, besluit ik. Dit is niet het moment voor een rondleiding. Op mijn eentje dan nog. Mijn kamer is niet groot, maar groot genoeg. Er staat een bed, een bureau met een stoel en een kleerkast. Dat is voldoende. Ik open het raam om de kamer wat te verluchten en zie meteen ook het uitzicht. Mijn kamer kijkt uit over een hele hoop lichtjes en in de verte denk ik dat ik de zee zie, omdat daar de lichtjes stoppen. Het is een mooi uitzicht. In een reflex wil ik er een foto van nemen en die doorsturen naar Olivia. Zij zou hier ook van genieten. Samen met haar zou ik hier vast ook een goede tijd beleven. Maar het is niet zo, het is helemaal anders. Ik sluit de gordijnen en ga op bed liggen, zonder me nog om te kleden. Plots overvalt de eenzaamheid me. Vanochtend ben ik nog wakker geworden in mijn eigen bed, in mijn eigen thuis, met mijn vrienden en familie dicht bij me. Morgen word ik wakker in een vreemd bed, een vreemd huis, een vreemde stad en niemand die ik ken dicht bij me. “Good morning! Lowie? Lowie-hiee?” Een vrouwenstem. En mijn naam. Ik hoor mijn naam, uitgesproken in het Engels. Maar ik ben nog niet goed wakker. Geschrokken ga ik rechtop zitten in bed en kijk ik om me heen. Ik herken niets en heel even vraag ik me af waar ik eigenlijk ben. Dan besef ik het. Valencia, mijn nieuwe thuis. Van tussen de deuropeningen kijken twee hoofden mijn kamer binnen. Een jongen, donker type en redelijk klein. En een meisje, blond en met kuiltjes in haar wangen. Ik lach wat onwennig, omdat ik niet goed weet wat ik anders moet doen. “Sorry, we wilden weten of je goed was aangekomen vannacht, omdat we niets gehoord hadden. Lowie? Toch?” De jongen spreekt me aan in het Engels en nog slaapdronken antwoord ik in het Nederlands.
14
“Ja hoor, alles oké”, zeg ik met een schorre stem. “Nederlands!”, roept het meisje dan. “Hij spreekt Nederlands!” Ze opent de deur dan helemaal en stormt mijn kamer binnen, de jongen volgt. Pas dan word ik helemaal klaarwakker. “Ik ben Michèle”, zegt ze enthousiast. “En dit is Eduardo, mijn vriend.” Ze wijst haastig naar de enige andere man in de kamer. Ik woon dus opnieuw samen met een koppel, zoals thuis met Paulien en Adil en Tim en Sam. “Jij spreekt Nederlands, dat is geweldig!” Ze klapt in haar handen en lacht zo hard dat de staart achter op haar hoofd heen en weer zwaait. Haar bewegingen doen me een beetje aan die van Olivia denken. Zij kon ook nogal snel iets geweldig vinden, om dan met haar enthousiasme iedereen warm te maken. Eduardo pikt in, maar dan in het Engels. Hij maant Michèle aan om wat te kalmeren, wat ik ook zou doen met Olivia, en stelt voor dat ik even de tijd neem om wakker te worden. Dan kan ik me opfrissen terwijl zij zorgen voor het ontbijt. Een welkomstontbijt. Een idee dat me best wel bevalt. Eenmaal de geur van verse broodjes mijn neus en de smaak van koffie mijn mond vult, is de kennismaking echt begonnen. Onze gesprekken voeren we uiteindelijk in het Spaans, een taal die ik gelukkig spreek dankzij mijn tijd in Mexico met mama. Eduardo blijkt inderdaad een Spanjaard te zijn, zoals ik al dacht. Michèle daarentegen stelt zich voor als een Vlaamse Spaanse. Ze vertelt me hoe ze hier een jaar geleden net zoals ik aangekomen is. Het was de bedoeling om slechts een half jaar in Valencia te blijven voor haar studie grafische vormgeving, maar de liefde heeft er anders over beslist. Ze is namelijk al snel halsoverkop verliefd geworden op Eduardo en daarom is ze nooit meer naar België teruggekeerd.
15
Eduardo is afkomstig van Barcelona, maar kwam ook grafische vormgeving studeren in Valencia. En verder past hij in het verhaal van Michèle, de romance die hen in Valencia houdt. “En jij? Wie of wat heb jij allemaal achtergelaten in België?”, vraagt Eduardo uiteindelijk. “En hoe komt het eigenlijk dat je zo vloeiend Spaans spreekt?”, treedt Michèle hem bij. Plots smaakt mijn ontbijt me niet meer en ik denk dat ze ook de verandering in mijn gemoed opmerken. Michèle doet een poging om de stilte te breken. “Tenzij, euh... Ja, je hoeft niets te vertellen wat je niet wil vertellen hoor. Gewoon, wij zijn hier nogal open met elkaar en...” Ik onderbreek haar om hen gerust te stellen. “Nee hoor, geen probleem. Ik besef nu gewoon dat ik echt weg ben, dat is toch even wennen. Ik laat een hoop vrienden achter. En wat familie. Verder niets om echt heimwee naar te krijgen. Behalve dan het triestige Belgische weer. Dat weet jij ook wel, Michèle”, grap ik dan. Meer los ik niet, meer hoeven ze ook niet te weten. Als ik hier dan toch een nieuwe start kan maken, wil ik dat ook best proberen. Zonder alle ballast van thuis altijd en overal met me mee te zeulen. “Het Belgische weer en alle heruitzendingen van FC De Kampioenen!” Michèle en ik moeten lachen, maar Eduardo kan niet volgen. “Als jullie het niet erg vinden, ga ik me even installeren in mijn kamer. Ik zou niet willen dat mijn kleren het komende jaar gekreukt in die valies blijven zitten.” Mijn nieuwe vrienden lachen me toe en willen me geruststellen. Als er iets is, kan ik altijd bij hen terecht. Ze geven me ook mee dat we nog gezelschap gaan krijgen van een vierde huisgenoot, maar ze weten nog niet goed wie. Ik voel me al deel van
16