DEFLO
MACH T
1. Het leek een dag als een andere. Luc Verstrepen grabbelde geeuwend zijn iPhone van het nagelnieuwe nachtkastje, wit gebeitst en heel gewoontjes, maar wel peperduur. Het kwam van bij Pot in Holland en was Sylvia’s meest recente gril. Toen het scherm oplichtte, zag Verstrepen dat het tien voor negen was. Zondag, dacht hij. Tien voor negen, nog donker buiten en grauw. Bovendien was Sylvia beneden al in de weer. Hij hoorde haar rommelen. “Pfft!” Luc Verstrepen legde zijn gsm op het nachtkastje en draaide zich nog een keer om. Uitstel van executie, wist hij, want als er één zekerheid was in dit leven, dan was het dat ontsnappen uitgesloten was. Sylvia zou hem aan een kruisverhoor onderwerpen en zijn hoofdpijn van een nachtje stappen liefdevol stimuleren. Zoals een pitbull een hulpeloos poedeltje verscheurt. Ondanks het allesbehalve fraaie vooruitzicht genoot Luc Verstrepen van een binnenpretje. Sylvia was de slechtste niet. En wat belangrijker was, voor haar was hij nog steeds een onbeschreven blad, niet bezoedeld door de grijpgrage, roodgelakte nagels van haar concurrentes. Want hey, Luc Verstrepen mocht dan geen adonis zijn, met zijn kalende kruin en zijn ietwat fletse ogen was hij wel de coming man bij VV&V en lijsttrekker van de Vlaamsnationalisten bij de nakende verkiezingen. En vrouwen kicken op macht. Niet op Coca Cola-boys. Zo stond te lezen in Flair, Sylvia’s favoriete roddelblaadje. Ze
5
mocht dan al bon chic bon genre zijn, haar Flair miste ze nooit, zijn madam. Luc Verstrepen sloot zijn ogen en luisterde naar de sissende windvlagen die de raamkozijnen teisterden om daarna te sterven tegen het zolderdak van hun royale landhuis. Hij trok de pluizige donsdeken over zijn hoofd en snoof Sylvia’s aroma op, een mengelmoes van Zwitsal-poeder en lavendelzeep. Niet meteen een opwindende combinatie, maar goed, twintig jaar huwelijk betekent nu eenmaal bijna een kwarteeuw samen; dan bloeien de rozenknopjes helaas nog zelden open. Regendruppels tikten ritmisch tegen het dak en het zolderraampje. Largo en dan weer staccato. Perfect in cadans. Net zoals met Nina, gisteren in haar flatje, na de maandelijkse teammeeting en het diner. Nina rook naar opiumderivaten en wilde kruiden, naar een lekkere snuif vers zweet, en vooral naar heel veel seks. Lekker! Het afschuwelijk schelle gerinkel van de deurbel – dat ding leek op een sirene – verstoorde Lucs dagdroom. Hij ging met een schokje rechtop zitten, wreef geërgerd de laatste slaapresten uit zijn ogen, strompelde moeizaam uit bed en liep blootsvoets naar de overloop. “Sylvia, schatje, doe jij even open?”, kraste hij, ook zijn stem was nog niet wakker. “Ah nee”, zei Sylvia Heembeemde op haar kenschetsend betuttelende toontje. “’s Avonds grote Luc, ’s ochtends ook grote Luc.” “Sylvia, alsjeblieft!” Het eerste wat hij van haar zag, waren haar priemende ogen. Sylvia keek naar boven met een verongelijkte blik in haar groene kattenogen.
6
“Zie mij hier staan”, zei ze. “Ik sta hier in mijn afgetrapte jeans te kuisen! Jij doet open!” “Maar…” “Luc! Zo kom ik niet bij de voordeur. Punt!” Ze zag er helemaal niet verslonsd uit. Integendeel. Haar gezicht was zelfs op dit uur van de dag haast feilloos opgemaakt. En haar lange kastanjebruine haren waren met maniakale precisie de hoogte in gewerkt. “Ach verrek”, foeterde Luc Verstrepen binnensmonds. Er werd een tweede keer gebeld. Langer en dwingender. Luc Verstrepen klom gefrustreerd in zijn jeans, trok zijn polo over zijn magere lijf en haastte zich grommend de trap af. “Ik ben het beu dat heel het dorp hier onaangekondigd over de drempel komt”, blies hij zijn vrouw in het voorbijgaan in het oor. Sylvia schonk hem een meewarige blik. “Ja! Ook als het toppolitici zijn”, gaf Luc niet af. “Wil je je kater alsjeblieft op iemand anders afreageren?”, riep Sylvia geërgerd. “En trouwens, je mag mijn vader op je knietjes bedanken. Want zonder hém stond je niet eens op de lijst!” “Wedden dat het weer een van jouw vriendinnen is”, zuchtte Luc Verstrepen op capitulerende toon. Hij bond in. Zoals gebruikelijk. “Wedden dat het een man is”, kaatste Sylvia, ook zoals gebruikelijk, de bal terug. De bel rinkelde een derde keer, wel vijf seconden aan één stuk. “Ik ken geen mannen met zo weinig geduld”, pruttelde Luc Verstrepen met zijn handen op zijn oren. Hij zuchtte en verdraaide het lipje van het spionnetje.
7
Waarschijnlijk weer lanterfanters van Jehova. Man, zouden die eventjes een veeg uit de pan krijgen! In ieder geval, dat stond als een paal boven water, zou hij niet opendoen als het een vrouw was. Luc Verstrepen kneep één oog dicht en loerde door het spionnetje. Remise, dacht hij. Eén-één. Voor de deur stonden een man én een vrouw. Allebei in uniform. “Is ons Tess thuis?”, stamelde Luc. “Ja. Waarom?”, vroeg Sylvia, verontrust door de bange ondertoon in de stem van haar man. “Er staat politie voor de deur.” Sylvia Heembeemde en Luc Verstrepen reageerden op identieke wijze. Verbaasd, maar op hun hoede. Niemand krijgt graag politie over de vloer. Luc staarde naar de witgelakte massieve voordeur. Zijn hand kleefde aan de gouden deurknop, nog steeds in dubio. Niet opendoen, goed, maar met twee terreinwagens op de oprit! “Komaan, Luc! Doe nu open!” Sylvia’s dwingende toon duwde hem over de drempel. Luc Verstrepen trok de voordeur op een kier. “Ja?” “Goedemorgen”, zei de mannelijke agent, een lange snijboon met een puntige kin en bakkenbaarden. “Meneer Verstrepen? Luc Verstrepen?” “Ja. Dat ben ik, waarom?”, vroeg Luc Verstrepen en hij deed zijn best om zijn stem autoritair te laten klinken. Het vrouwelijke exemplaar, dik en klein, keek Luc doordringend aan en fronste. “Mijn naam is Brans, inspecteur van de lokale politie Leest”, zei ze en ze zette een pas naar voren om te beklemtonen dat
8
zij de broek droeg. “En dit is mijn collega, hulpinspecteur Degreef. We hadden u graag een paar vragen gesteld.” “In verband waarmee?”, vroeg Luc en hij voelde wel dat de twee graag wilden binnenkomen, maar hij vertikte het om hen uit te nodigen. “Luc, alsjeblief ”, zei Sylvia, die zich in de deuropening wrong. Meer nog, ze trok de deur hartelijk verder open, alsof het de buren waren die even een praatje kwamen maken. “Vraag die mensen toch binnen voor een kop koffie.” “Kom maar binnen”, zei Sylvia. “Wij hebben niets te verbergen.” “Nee, dankuwel”, zei inspecteur Brans, die de ziekelijke nieuwsgierigheid van de vrouw des huizes negeerde. “Het is een routinezaak. We zijn zo weer weg.” Er viel een ongemakkelijke stilte. “We wilden uw man gewoon een paar vragen stellen”, zei hulpinspecteur Degreef met de klemtoon op ‘man’, maar de opgetutte vrouw in het deurgat snapte de hint niet of wilde hem niet snappen. “Oké”, zei Sylvia Heembeemde. “Doet u maar. Ik en mijn man, wij hebben geen geheimen voor elkaar.” Degreef zocht oogcontact met Luc Verstrepen, die schaapachtig knikte. De jonge agent schraapte zijn keel. “Goed. Meneer Verstrepen. We vermoeden dat u getuige bent geweest van een misdaad.” “Een misdaad?”, lipte Verstrepen de agent na. “Welke misdaad?” “Dat, meneer Verstrepen,” zei de forse vrouw, en ze trok haar puntige schouders, ronduit uit proportie met haar heupen, naar achteren, alsof ze de hoofdrol vertolkte in een populaire politieserie, “kunnen we u helaas in het belang van het lopende onderzoek niet meedelen.”
9
“Tja”, zuchtte Luc. “Dan wordt het wel moeilijk, hé.” “Waar was u op vijftien februari jongstleden, meneer Verstrepen?” “Excuseer inspecteur”, zei Luc Verstrepen en hij probeerde zijn toon te larderen met een vleug ironie, hoewel hij dadelijk wist hoe laat het was. Hij verborg zijn onzekerheid achter een façade van onverschilligheid en arrogantie. “Dat is meer dan acht maanden geleden. Weet u nog waar ú die dag was?” “Ja, ik wel”, zei de dikke vrouw. “Om halftwee ’s nachts lag ík in mijn bed.” “Halftwee ’s nachts”, mompelde Luc Verstrepen en hij voelde zijn oksels klam worden. Hopelijk rook Sylvia niks. Als ze nu eindelijk kon weggaan. En zich zou concentreren op haar eeuwige schoonmaakdrift. Maar nee. Dat deed ze niet. Integendeel. Ze volgde het gesprek zo aandachtig alsof ‘CSI Miami’ zich live aan hun voordeur afspeelde. “Battenbroek? In Walem?”, verduidelijkte inspecteur Brans. “Doet dat misschien een belletje rinkelen, meneer Verstrepen?” Zweet. Nog meer zweet. Luc Verstrepen voelde de koude druppel van onder zijn haarlijn tergend traag in zijn hals sijpelen. “Battenbroek. In Walem”, zei Luc Verstrepen verongelijkt. “Dat moet een misverstand zijn. Kan niet. Ben ik nog nooit geweest.” “Ook niet achter de Kleine Vijver?”, gaf Brans niet af. “Dicht bij de doorsteek onder de E19. U was met de auto en zou vergezeld zijn geweest van een jonge, blonde vrouw.” “Inspecteur Degreef en inspecteur Brans”, zei Luc Verstrepen en zijn bevende vingers zochten en vonden de deurknop, maar hij herpakte zich en visualiseerde het stel smurfen als lastige opponenten tijdens een debat. “Ik wil niet
10
onbeleefd zijn. Maar kunnen we dit gesprek nu afronden? Zoals u ziet is de haarkleur van mijn echtgenote donkerbruin. En ben ik, noch mijn echtgenote…” “Kunt u even uw agenda checken?”, onderbrak Brans hem. “Nee, inspecteur. Dat doe ik niet. Ik ben nog nooit in Battenbroek geweest. Ik weet niet eens hoeveel vijvers daar zijn. Kunnen we het hierop houden? Dankuwel!” “Oké”, zei Brans. “Dan noteren we dat zo. Prettige dag nog.” Het dikke lijf maakte een kwartdraai en de twee karikaturen dropen eindelijk af. Luc Verstrepen sloot de deur en loerde hoofdschuddend door het spionnetje. De twee liepen naar hun patrouillewagen, maar niet voordat Brans naar de nummerplaat van Lucs Range Rover keek en met valse ogen ja knikte naar haar collega. Luc vroeg zich af of die twee het met elkaar deden, al was het maar om zijn gedachten te verzetten. Hij vermoedde van niet. Sylvia staarde hem aan. “Wat een gedoe”, zei Luc luchtig. Maar Sylvia bleef staren. Ze ging ook niet opzij toen Luc aanstalten maakte om naar de keuken te lopen. “Waarom ben jij zo onvriendelijk tegen die agenten?” “Sylvia, alsjeblieft!” “Agenten zijn ook kiezers”, gaf Sylvia niet af. “En de meesten onder hen dragen het Vlaams-nationalistische gedachtegoed een warm hart toe. Of weet jij dat niet? En waarom zweet je zo?” “Ik zweet niet en ik hou er niet van om vals te worden beschuldigd”, zei Luc en hij wurmde zijn lange lijf tussen zijn echtgenote en de trapleuning. Sylvia liep haar man achterna, vreselijk ongemakkelijk. Luc met een jonge blonde vrouw in Battenbroek!
11
“Luc!” “Sylvia?”, klonk het gelaten. “Zoek het dan op in je agenda. Dat is toch wel het minste wat een politicus kan doen als de politie om zijn hulpvaardigheid vraagt. Wat als het om een afschuwelijke misdaad gaat?” “Goed!” Luc Verstrepen liep naar de pc en opende, hoewel dat niet nodig was, de website van Voor Vlaanderen & Vaderland. Sylvia kwam erbij staan, stoïcijns, tot zijn verbazing. Zonder haar gebruikelijke theatrale manier van doen. Luc klikte op de VV&V-kalender en koos voor ‘Evenementen 2014’. “Zie je wel”, zei Luc Verstrepen triomfantelijk. “Vijftien februari. Netwerkreceptie gevolgd door avonddiner. Hier heb je de foto’s.” Hij draaide het grote computerscherm demonstratief naar Sylvia toe. “Ik heb met jou de dag ervoor nog uitgebreid Valentijn gevierd in La Terrazza. Het gouden Cartier-horloge dat ik je cadeau deed? Remember? En de dag erna heb ik gespeecht voor de voltallige partijtop, ondanks een grandioze valentijnskater.” “Wanneer heb jij overigens geen kater?”, mompelde Sylvia, en ze liep de woonkamer uit en de keuken in, waar dingen begonnen te kletteren. De poetsvrouw kwam drie keer per week, maar dat was nog niet genoeg. Voor Sylvia was het nooit goed genoeg. Ze wisselde van poetsvrouw zoals een ander van ondergoed wisselt. “Ik ga douchen”, zei Luc Verstrepen. “Oké?” “Vergeet niet om je behoorlijk in te zepen. Ik moet geen zweetgeuren in huis.” Luc Verstrepen begon met grote passen aan de beklimming van de trap. Opgelucht, ondanks de ironie in haar stem. Als er iets was wat hij aan Sylvia bewonderde dan, was het dat ze vast
12
sliep. Als een blok beton. Altijd handig als je laat thuiskomt en verplicht bent om nog een douche te nemen. Luc wilde de badkamer inlopen. “Bezet!”, klonk het. “Niet te lang, hé, Tess! Mannen moeten zich ook wassen”, gromde Luc. Er kwam geen antwoord. Dat had Luc ook niet verwacht. Hij liep de slaapkamer in en ging languit op bed liggen, klaar voor een rotvervelende Nina-loze zondag. Een hele dag op bezoek bij de schoonfamilie. Luc Verstrepen stond op, trok lusteloos de kleerkast open en koos alvast een hemd. Hij ging voor smetteloos wit, zonder kreuken en maagdelijk blank. Qua symboliek kon dat tellen. Er was geen reden tot paniek. Toch ging er een huivering door zijn schouderbladen toen hij het hemd pakte. Vele uren later, om elf uur ’s avonds, was Luc Verstrepen uit de door het gekwetter van ‘Sex in the city’ geteisterde woonkamer geslopen en had hij zichzelf in de veranda getrakteerd op een cognac. Toen Sylvia – zij bepaalde de tv-avond, terwijl Tess op haar kamer zat te facebooken – “Te rusten” had gebromd en eindelijk naar boven was gegaan, had hij nog een derde en laatste cognac ingeschonken en de bel rustig gedegusteerd, namijmerend over zijn gesprek met Oscar Heembeemde, zijn schoonvader en financier van VV&V. Met de verkiezingen voor de deur was de oude patriarch in een babbelzieke bui geweest. En óf dat Luc goed uitkwam. Hij sloot de deur van de veranda en liep naar boven, waar hij zonder zijn tanden te poetsen in bed kroop. Sylvia sliep. Prima.
13
Sylvia Heembeemde was klaarwakker. Er was gedurende de hele dag met geen woord meer over het voorval gerept. Luc had de hele tijd met haar vader zitten lullen over politiek. Alsof er niks anders bestond op de wereld. Toch voelde ze zijn innerlijke onrust. Hij had nog gauw een douche genomen toen ze thuis waren gekomen en was dan de veranda binnengeglipt, waar hij had zitten zuipen. Ze rook de pikante cognacgeur, vermengd met Axe, zijn vaste huisshampoo. Maar dat was lang niet elke nacht zo geweest. Terwijl Sylvia Heembeemde een zucht onderdrukte en haar ogen stijf dichtkneep, gingen de gedachten van Luc Verstrepen met hem aan de haal. Verschrikkelijk nerveus was hij na die lange slopende dag. Die smurfen hadden het over Battenbroek! Die ene afschuwelijke nacht in Battenbroek!
14
2. “Ik wil een klacht indienen”, prevelde het meisje, bijna fluisterend. Ze was van Noord-Afrikaanse makelij, frêle, bloedmooi en hooguit twintig. “Tegen wie en voor wat?”, vroeg Tom Schampelaere. “Kunt u iets duidelijker zijn, alstublieft?” Layla Carcela, zo had ze zich voorgesteld, rolde de mouw van haar sweatshirt op, met geloken ogen en zonder op te kijken. Tom Schampelaere keek fronsend naar het grillige vlekkenpatroon op de onderarm van het meisje. Het waren oude brandwonden, daar twijfelde hij niet aan. “Hoe komt u aan die brandwonden?” “Van zijn sigaret”, mompelde Layla Carcela. “Hij doet me pijn. Zomaar.” “Wie is híj?” Layla Carcela haalde haar schouders op en trok de mouw van haar sweatshirt naar beneden. Ze stak haar kin omhoog, maar de aanzet om te praten werd versmoord door haar trillende onderlip. Haar focus lag niet op Schampelaeres gezicht, maar op zijn uniformjas, alsof die haar angst aanjoeg. “Juffrouw Carcela?” “Mevrouw Carcela”, zei het meisje en ze keek Schampelaere eindelijk aan. Haar amandelvormige ogen waren bloedmooi, ook al straalden ze een intense droefenis uit. “Ik ben bang.” “Waarvoor bent u bang?” “Dat iemand te weten komt dat ik naar hier ben gekomen.” “Ja, dat begrijp ik”, zei Schampelaere. “Maar zonder bijkomende informatie kan ik u echt niet helpen. Dan kan helaas niemand u helpen, vrees ik.”
15
Layla Carcela likte in gedachten verzonken langs haar lippen, maar zweeg. “Goed”, zei Tom Schampelaere en hij schraapte zijn keel en ging verzitten. “Als ik het correct inschat, wordt u mishandeld door uw man?” Layla Carcela knikte. Ze duwde haar handen in haar schoot, met krampachtig verstrengelde vingers, en je hoefde geen psycholoog te zijn om te begrijpen dat de mishandelingen verder gingen dan de punt van een brandende sigaret. “Waarom mishandelt uw man u?” Layla Carcela, die alweer slechts oog leek te hebben voor haar handen, haalde haar tengere schouders op. “Zijn er problemen in jullie relatie?”, probeerde Scham pelaere het gesprek vlot te trekken. Het meisje knikte. Meer niet. Schampelaere schraapte de keel. Hij wist genoeg en nog langer rond de pot draaien had weinig zin. “Goed, mevrouw Carcela? Is er een andere man in het spel? Heeft uw man u betrapt terwijl…?” “Nee. Natuurlijk niet! Er is geen andere man!” “Goed, goed”, zei Tom Schampelaere en hij wuifde zijn vraag weg. “Het doet er ook niet toe wie wat heeft gedaan. Uw man mishandelt u. En hoelang is dat al aan de gang?” “Al heel lang.” “Wat is heel lang?” “Meer dan een jaar al. Willem… hij… Nog voordat we getrouwd waren”, mompelde Layla Carcela. Ze vertrok haar mond tot een pijnlijke grimas. De machteloosheid droop eraf. Tom Schampelaere fronste opnieuw. Hij had te doen met het meisje. Waarom was ze dan in godsnaam met die vent getrouwd? De vraag brandde op zijn lippen, maar hij hield ze
16
binnensmonds. Hij was een flik. En flikken moeten objectief zijn. “En waarom komt u nu pas een klacht neerleggen?”, vroeg Tom Schampelaere op een zachtere toon. Hij wilde het meisje geen schrik aanjagen of bruuskeren. “Omdat ik nu meerderjarig ben.” Er viel een lange stilte. “Mevrouw Carcela. U gaat me echt het hele verhaal moeten vertellen”, zuchtte Schampelaere. “Anders, vrees ik…” “Ik wil bescherming”, hijgde Layla Carcela en de metamorfose was opmerkelijk. Van poesje naar wilde kat. Haar bange ogen bliksemden. “Ik kan alleen praten als jullie me garanderen dat Willem de gevangenis ingaat en dat ik bescherming krijg. Ik kan niet terug naar hem. Hij slaat me dood als hij te weten komt dat ik naar de politie ben gegaan. Jullie moeten hem oppakken en…” “Mevrouw Carcela, rustig blijven alsjeblieft”, probeerde Tom Schampelaere haar te sussen. Hij legde zijn hand op haar pols, maar ze bedaarde niet. Integendeel. Ze trok haar arm weg alsof zijn vingertop de punt van een gloeiende sigaret was. “Zo werkt het helaas niet. We kunnen uw man niet zomaar oppakken. We gaan dit stap voor stap moeten doen. Iemand is onschuldig totdat het tegendeel wordt bewezen. Begrijpt u? Misschien kunt u voorlopig bij uw ouders of andere familieleden…” Layla Carcela schudde heftig nee. “Nee. Waarom niet?” “Ik wil mijn vader niet meer zien. Nooit meer. Hij heeft me verplicht om met Willem Schoovaerts te trouwen.” “Verplicht?”, herhaalde Tom Schampelaere en er verscheen een diepe rimpel in zijn voorhoofd toen er binnen in zijn
17