7 minute read

Taal

Next Article
Literatuur

Literatuur

Vermeylenfonds zet de kracht van taal, geletterdheid en culturele expressie in om de inclusieve samenleving te versterken. Jij vertelt in je introductiefilmpje dat taal jou ook beweegt, is dat altijd zo geweest? Esohe Weyden: “Ik ben altijd gefascineerd geweest door taal. Ik was een boekenwurm als kind en verslond vooral romans. Met de inspiratie die ik uit romans haalde, schreef ik kleine tekstjes: gedichten. Dat voelde juister aan voor mij: puzzelen aan kleine mooie brokjes taal, stukjes poëzie, eerder dan een volledige roman schrijven. Ik heb altijd in dichtvorm gewerkt. Toen ik 16 was, leerde ik via een workshop van Yannick Moyson op school spoken word kennen. Dat was echt een eye-opener want toen bleek dat ik ook iets kon doen met die schrijfsels. Alles leek te kloppen: ik kon mijn poëzie nu ook op een podium brengen. Niemand wist dat ik schreef. Ik vertelde dat niet rond, gedichten schrijven was niet cool. Voor mij was het meer zoals een dagboek, waarin ik observaties schreef. De spoken word wereld was er één die ik nog niet kende. Maar blijkbaar stond die wereld wel open voor iets wat ik in de privacy van mijn kamer deed. Nu was ik op school altijd al een podiumbeest. Ik was zeer actief tijdens culturele activiteiten. Als er iets te doen was, was ik er gegarandeerd bij. Ik heb nooit podiumvrees gehad. Het klopte dus wel, die combinatie van dichten en performen. Die introductie heeft grote impact gehad. Ik schrijf graag, ik perform graag. Alles kwam samen, het voelde alsof ik mezelf plots kon benoemen. Ik ben dan begonnen met open mics, heb het veld wat leren kennen, heb naam gemaakt en nu maak ik er mijn beroep van.”

Je bent ook nog student. Hoe komt het dat je gekozen hebt om Rechten te studeren en niet bijvoorbeeld Taal - en letterkunde, zoals je zou verwachten? “Tijdens het middelbaar volgde ik de richting Latijn-Wetenschappen. Via het Latijn ben ik terecht gekomen bij Romeins Recht, wat ik zeer interessant vond. Ik was erg goed in wetenschappen en ook wiskunde vond ik heel fijn. Ik hou ervan te denken binnen een vast kader. Bij wiskunde zijn er regels die je moet volgen en die je kan verifiëren. Het klopt of het klopt niet. Recht gaf me dat gevoel ook. Er zijn bepaalde kaders, waarbinnen je moet denken. Je hebt tools en handvaten. Er is een stappenplan dat je bijna als een automatisme doorloopt. Ik vond het op die manier een beetje vergelijkbaar met wiskunde. Uiteraard niet zo exact, of één op één zoals in wiskunde, maar ik vond wel een bepaalde rust in regels, in die helderheid.

Advertisement

©Jonathan Ramael

BIO Esohe Weyden is een dichteres met een grote liefde voor spoken word. Ze is de campusdichter van Universiteit Antwerpen, waar ze tevens masterstudente rechten is. Ze presenteert verschillende literaire evenementen, waaronder ‘Mensen zeggen dingen’ in Antwerpen en Gent, en werkt ook als stadsreporter voor ATV. In 2019 werd ze verkozen tot Laureaat van de Kunst en sleepte ze een van de Cultuurprijzen voor verdienstelijke Deurnenaars in de wacht. Ze bracht haar poëzie al op de meest uiteenlopende planken, van klassieke podia als Arenberg en Vooruit tot festivals als de Gentse Feesten en Pukkelpop. In 2021 opende ze het burgerlijk defilé van de Nationale Feestdag met een gedicht en was ze een van de ambassadeurs van de Jeugdboekenmaand. In februari 2022 debuteerde ze met haar dichtbundel Tussentaal bij Uitgeverij Vrijdag.

Tussentaal verwijst ook naar die grijsruimte, ik ben een tusseninnetje

Het lijkt me gewoon zeer leuk om tijdens de week bezig te zijn met de strakke regels en het zeer gespecifieerde vakjargon van het recht en in het weekend helemaal los te gaan in de creativiteit van slam poetry. Er is geen kader, spoken word is heel vrij. Het is niet zoals een sonnet waarbij je aan bepaalde voorwaarden moet voldoen. Die wisselwerking lijkt me heel gezond. De combinatie van die twee uitersten is voor mij heel logisch. Ik voel me heel comfortabel om niet tot één discipline of een hokje te behoren.”

Rechten en Dichten, je navigeert graag tussen hokjes? “Mensen denken dat je maar één interesse of zelfs maar één passie kan hebben, maar ik vind dat je perfect verschillende interesses naast elkaar leggen. Het is een hele leuke combo om mezelf enerzijds te kunnen verdiepen in het recht en anderzijds heel creatief bezig te zijn met taal, dat vervolgens om te zetten in poëzie en naar een podium te brengen. Zelf zie ik liever geen hokjes, ik denk niet in afgelijnde identiteiten. Ik hou van het concept van de homo universalis, van alles een beetje proeven. Het voelt voor mij ook heel natuurlijk aan om met verschillende dingen bezig te zijn. Ik doe al heel mijn leven niet anders. Ik heb een Belgische papa en een Nigeriaanse mama, dus heb ik nooit iets anders geweten dan dat ik navigeer tussen verschillende werelden.”

Haal je daar inspiratie uit? “Die hele zoektocht is zeker een thema in mijn poëzie. Ik schrijf om mezelf uit te drukken en dat is nu eenmaal een deel van wie ik ben. Ik ben er sterk van overtuigd dat je identiteit uit verschillende lagen bestaat. Je kan Vlaming én Belg zijn en hoeft geen tegenstrijdigheid te zijn. Vlaming zijn wordt vaak geassocieerd met een exclusief nationalisme maar het hoeft niet noodzakelijk dat te betekenen. Ik voel me in de eerste plaats stedeling, Antwerpenaar. Daar schrijf ik heel vaak over. Hier ben ik een local. Ik woon hier al heel mijn leven, mijn netwerk, mijn sociale leven speelt zich hier af. Je zal in mijn poëzie heel vaak referenties naar Antwerpen vinden. Het fijne aan het leven in een stad is dat er geen norm is, dat iedereen er kan zijn. Het abnormale wordt het normale. Iedereen kan zich thuis voelen in een stad. Ik stel me voor dat dat minder het geval is in een dorp onder de kerktoren, waar er meer eenvormigheid is. Ik denk dat stedelingen, of ze nu uit Gent, Antwerpen of Brussel komen die ervaring delen. Ik hou niet van hokjes, mensen willen graag hokjes omdat dat gemakkelijk is. Ik ga net op zoek naar tegenstellingen en nuance. En dat is dan mijn bijdrage aan inclusie en verbinding.”

Zie jij jezelf als een bruggenbouwer? “(lacht) Dat zou ik niet durven zeggen. Bruggenbouwers zijn voor mij sociale werkers, mensen die in het veld staan en actief de wereld proberen te veranderen. Ik druk mezelf uit, ik ben niet bezig met de grote thema’s. Ik ben wel altijd op zoek naar de grijszones en naar verbinding maar het blijft op het persoonlijke niveau. Ik ben uiteraard niet blind voor bepaalde dynamieken, en schrijf ook over zaken die ik heb meegemaakt en die op een of andere manier verbonden zijn met de grote thema’s. Een bruggenbouwer is te veel eer. Mijn bedoeling is niet om de lezer tot iets aan te zetten. Het is een standpunt, het kan zijn dat het je in beweging brengt, maar voor hetzelfde geld leg je het naast je neer. Verhalen kunnen heel nuttig zijn, je kan er iets van leren, zonder dat dit de bedoeling is. Hetzelfde met representatie. Gewoon jezelf zijn kan al inspirerend zijn voor iemand die zich in jou herkent.”

Je bent heel bescheiden, heeft dat te maken met je karakter of kan dat toch iets met je gelaagde identiteit te maken hebben? “Ik heb daar nog niet op die manier over nagedacht, of toch niet op een heel bewust niveau geanalyseerd. Ik heb wel de neiging om alles wat ik doe te minimaliseren. Door wie ik ben, door mijn verschillende identiteiten en leefwerelden ben ik eerder iemand die het compromis opzoekt dan dat ik de grote meningen ga verkondigen. Sommige mensen hebben een hele grote persoonlijkheid en dat vertaalt zich dan in zeer uitgesproken standpunten. Dat is bij mij niet het geval. Dat zoeken naar nuance zit zo diep in mij dat dat op een heel natuurlijke manier gebeurt. Ik volg gewoon mijn gevoel en zet in de wereld wat ik te bieden hebt.”

Bescheiden of niet: je bent 22 en je eerste dichtbundel komt uit. Proficiat. De titel is Tussentaal. Kan je de keuze voor de titel toelichten? “Ik ben spoken word dichter maar ik speelde al langer met het idee om mijn teksten te bundelen en ze op papier te zetten. Pas sinds een anderhalf jaar voel ik de nood om dat echt te gaan doen omdat ik besef dat mensen graag iets meenemen of een aandenken hebben aan de avond. Anderzijds wil ik mensen die eerder poëzie in boekvorm consumeren ertoe aanzetten om naar een spoken word avond te komen, hen prikkelen om poëzie op een andere manier te leren kennen. Ik schrijf mijn poëzie in het Algemeen Nederlands maar ik breng het in tussentaal omdat ik in de flow van het optreden mijn Antwerpse tongval niet kan of wil verbergen. Tussentaal verwijst ook naar die grijsruimte, ik ben een tusseninnetje als dochter van ouders met een andere achtergrond, opgegroeid tussen verschillende ideologieën, tussen verschillende wereldbeelden. Tenslotte verwijst tussentaal naar ruimtes tussen de taal die bij het brengen van poëzie zeer belangrijk zijn. De stiltes, de pauzes. Ook dat zijn grijszones, ruimtes waar iets in kan gebeuren.”

Leve de grijszone en bedankt voor het gesprek. Het boek is uitgekomen in februari bij uitgeverij Vrijdag.

Judy Vanden Thoren

Alles kwam samen, het voelde alsof ik mezelf plots kon benoemen

This article is from: