Belangrijkste fiscale wijzigingen voor 2024

Page 1

Belangrijkste fiscale wijzigingen voor 2024

1


Inhoud 1.

Programmawet van 22 december 2023 1.1.

Flexi-jobs

1

1.2.

Verhoging registratierechten op opstal en erfpacht

5

1.3.

Verlaagd btw-tarief bij afbraak en heropbouw

5

1.4.

Warmtepompen

5

1.5.

Kaaimantaks

6

1.6.

CFC-regeling: overstap naar entiteitsbenadering

7

1.7.

Gespecialiseerde vastgoedbelegginsfondsen

7

1.8.

Aanpassing artikelen 54 WIB92 en 344, §2 WIB92 n.a.v. het SIAT-arrest

8

1.9.

100% niet-aftrekbaarheid van jaarlijkse taks op de kredietinstellingen, de

8

collectieve beleggingsinstellingen en de verzekeringsondernemingen Jaarlijkse taks op kredietinstellingen

9

1.11

Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in de fruit- en groenteelt

9

1.12

Fiscale werkbonus

9

Wet van 22 december 2023 houdende diverse bepalingen 2.1.

Verhoging maximum fietskilometervergoeding, maar wel een jaarlijks plafond

10

2.2.

Belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding

10

2.3.

Wijziging met betrekking tot personen ten laste

11

2.4.

Gespreide taxatie gedwongen meerwaarden

11

3.

Wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen 3.1.

Patrimoniumtaks

12

3.2.

Mobiliteitsbudget

13

3.3.

Aangifteplicht betalingen aan belastingparadijzen

14

3.4.

Verplichting tot aangifte van de huurprijs en de huurlasten

14

2

Belangrijkste fiscale wijzigingen voor 2024

2.

1.10


Inleiding Het federaal parlement heeft in de laatste dagen van 2023 niet stilgezeten. Het verhoopte verlof tussen kerst en nieuw moest zelfs even plaatsmaken voor de stemknoppen in het federaal parlement, opdat zeker alle eindejaarswetten nog voor 2024 konden worden gestemd. Hieronder wordt stilgestaan bij de belangrijkste fiscale maatregelen die werden doorgevoerd via de programmawet en de wetten houdende diverse (fiscale) bepalingen.

3


1. Programmawet van 22 december 2023

1.1. Flexi-jobs De flexi-job regeling – waarbij inkomsten uit flexi-jobs enkel onderworpen zijn aan een bijzondere sociale bijdrage (28% i.p.v. 25% vanaf 1 januari 2024) en vrijgesteld worden op fiscaal vlak zijn – wordt verder uitgebreid qua sectoren maar verscherpt qua inkomstenplafond, antimisbruikmaatregelen en sancties. De belangrijkste wijziging op het vlak van de flexi-job-regeling is terug te vinden bij de invoering van een maximumplafond van 12.000 EUR (niet te indexeren), dewelke uitsluitend van toepassing is op niet-gepensioneerde flexi-werknemers. Het gedeelte dat voormeld grensbedrag overstijgt wordt beschouwd als een gewone bezoldiging belast aan de progressieve tarieven en resulteert mogelijks in andere negatieve gevolgen op het vlak van fiscale voordelen die konden worden genoten. Naast de reeds bestaande sectoren is het vanaf 2024 mogelijk (voor zowel gepensioneerde als niet-gepensioneerde flexi-werknemers) om een flexi-job te doen in de volgende elf nieuwe sectoren: bus/autocar, onderwijs/opvoeding, sport en cultuur, begrafenisondernemingen, kinderopvang, evenementen, voeding, autorijscholen en vormingscentra, autosector, land- en tuinbouw, vastgoedsector, en de verhuissector. Voorts worden enkele anti-misbruikmaatregelen en sancties ingevoerd. Het gaat hierbij onder meer over de invoering van een uitsluiting om binnen hetzelfde kwartaal bij dezelfde werkgever als flexi-jobber te werken, verbod tot het uitvoeren van een flexi-job bij een verbonden onderneming, verbod voor personen die switchen van een voltijdse naar een 4/5-tewerkstelling om direct te beginnen flexi-jobben (pas vanaf het derde kwartaal na de switch), invoering van een maximumloon, etc.

4


1.2. Verhoging registratierechten op opstal en erfpacht Het tarief van de registratierechten inzake overeenkomsten van vestiging van een erfpacht- of opstalrecht worden met ingang van 1 januari 2024 verhoogd van 2% naar 5% (het verlaagd tarief van 0,50% in bepaalde gevallen blijft bestaan). Het 2%-tarief blijft onverminderd van toepassing op de akten die zijn ondertekend voor 1 januari 2024 en die een vaste datum hebben of waarvan de oprechtheid van de datum kan worden aangetoond.

1.3. Verlaagd btw-tarief bij afbraak en heropbouw Het verlaagd tarief van 6% voor de afbraak en heropbouw van woningen kan vanaf 1 januari 2024 enkel nog genoten worden op een woning die is bestemd voor bewoning door de bouwheernatuurlijke persoon (rechtspersonen zijn uitgesloten) waarbij het zijn enige en eigen woning betreft. Bijkomend mag de maximale bewoonbare oppervlakte van het gebouw niet groter zijn dan 200m² en moet de natuurlijke persoon er voor minstens 5 jaar zijn domicilie vestigen. Daarnaast kan het verlaagd tarief ook genoten worden voor de afbraak en heropbouw van woningen die bestemd worden voor langdurig verhuur in het kader van het sociaal huisvestingsbeleid (min. 15 jaar).

1.4. Warmtepompen Het verlaagd tarief van 6% voor de levering en installatie van warmtepompen wordt verlengd met één jaar (i.e. tot eind 2024). Voormelde gunstregeling is evenwel niet van toepassing op hybride warmtepompen, zijnde warmtepompen die worden gecombineerd met een ander verwarmingstoestel dat samen met de warmtepomp is aangesloten op hetzelfde gemeenschappelijke hydronische warmtedistributiesysteem of gebruik maakt van een andere energiebron dan elektriciteit of zowel afzonderlijk als gelijktijdig kan functioneren of al dan niet gelijktijdig werd geïnstalleerd met de warmtepomp.

5


1.5. Kaaimantaks De Kaaimantaks vormt een doorkijkbelasting die geheven wordt op de inkomsten behaald door juridische constructies. Indien deze belasting van toepassing is, worden de oprichters en begunstigden van dergelijke constructies belast alsof ze de inkomsten rechtstreeks behaalden. Naar aanleiding van een rapport van het Rekenhof, dat verschillende pijnpunten inzake de Kaaimantaks aan het licht bracht, werd deze belasting op verschillende punten aangepast.

> Er geldt een nieuw weerlegbaar vermoeden dat een natuurlijk persoon de oprichter van een juridische constructie is wanneer hij in een centraal register van uiteindelijke begunstigden wordt aangeduid als de uiteindelijke begunstigde van de juridische constructie. > Het criterium van uitsluiting van de Kaaimantaks, zijnde juridische constructies met ‘een daadwerkelijke economische activiteit’, wordt wegens onduidelijkheid vervangen als volgt ‘er wordt aangetoond dat de juridische constructie een wezenlijke economische activiteit uitoefent, ondersteund door personeel, uitrusting, activa en gebouwen en haar inkomsten in hoofdzaak hieruit behaalt’. > Het begrip ‘ketenconstructie’ wordt vervangen door het begrip ‘tussenconstructie’. Hierdoor wordt het mogelijk om constructies aan te pakken waarbij deze de juridische constructie middels een ‘blokker’ wordt aangehouden. > Oprichters van juridische constructies die hun fiscaal domicilie overbrengen naar het buitenland of de economische rechten, aandelen of deelbewijzen van de juridische constructie inbrengen in een andere juridische constructie of rechtspersoon zullen worden onderworpen aan een exitheffing. > Er geldt een minimale participatiegraad door derden van 50% in instellingen voor collectieve beleggingen (ICB’s), teneinde buiten het kader van de kaaimantaks te vallen. > De inkomsten die door een juridische constructie belast zijn geweest in België zullen niet langer aangemerkt worden als een dividend wanneer ze worden uitgekeerd door de juridische constructie (m.u.v. inkomsten die belastingvrij zijn gebleven zoals meerwaarden op aandelen). > Er zal een specifieke bijlage toegevoegd moeten worden aan de aangifte in de personenbelasting/rechtspersonenbelasting m.b.t. de juridische constructie, de beheerder, het opgebouwde vermogen en het inkomen.

Deze wijzigingen zijn van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2024 worden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld door een juridische constructie.

6


1.6. CFC-regeling: overstap naar entiteitsbenadering Sinds enkele jaren is, conform de Europese ATAD richtlijn, de Controlled Foreign Company’s (‘CFC’) wetgeving van toepassing. Dit houdt in dat een deel van de inkomsten van een CFC, zijnde een gecontroleerde buitenlandse vennootschap, toegerekend kan worden aan de controlerende moedervennootschap. Dit is voornamelijk relevant wanneer een CFC gevestigd is in een laag belast rechtsgebied. Het doel van deze regeling is vermijden dat een vennootschap (een deel van) haar winsten kunstmatig verschuift naar laag belaste rechtsgebieden of uit te stellen. De Europese ATAD richtlijn voorziet in twee benaderingen die gehanteerd kunnen worden om de CFC regeling toe te passen op nationaal niveau, namelijk de entiteitsbenadering en de transactionele benadering. Vanaf aanslagjaar 2024 (boekjaar per 31/12/2023) zal de entiteitsbenadering toegepast worden, voordien was dit de transactionele benadering. De entiteitsbenadering houdt in dat bepaalde passieve inkomsten (e.g. interesten, dividenden, royalties, etc. ) van de CFC worden belast bij de controlerende vennootschap. Hieraan kan men ontsnappen indien de CFC een wezenlijke economische activiteit uitoefent, ondersteund door personeel, uitrusting, activa en gebouwen zoals blijkt uit de relevante feiten en omstandigheden. Bovendien geldt er ook een vrijstelling voor bepaalde gereglementeerde vennootschappen of als minder dan 1/3 van de inkomsten van de CFC passief zijn.

1.7. Gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen Gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen (‘GBVF’) die door hun inschrijving op de lijst van de GVBF’s - bijgehouden door de FOD financiën – werden onderworpen aan een exit tax van 15% kunnen in bepaalde gevallen onderworpen worden aan een afzonderlijke aanslag van 10% Voormelde aanslag zal van toepassing zijn als: > De GVBF niet gedurende een periode van ten minste vijf jaar vanaf de datum van zijn inschrijving bij de FOD Financiën op de lijst van gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen ononderbroken ingeschreven is gebleven; en > De inbrenger de aandelen verkregen in ruil voor de inbreng in het gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfonds niet gedurende een periode van ten minste vijf jaar vanaf de datum van verkrijging van die aandelen ononderbroken heeft aangehouden. De wijziging trad in werking op 1 januari 2024 en is van toepassing in de gevallen waarbij vanaf 1 januari 2024 niet meer wordt voldaan aan de voorwaarde van een ononderbroken periode van ten minste vijf jaar.

7


1.8. Aanpassing artikelen 54 WIB92 en 344, §2 WIB92 n.a.v. het SIAT-arrest Het Europees Hof van Justitie heeft reeds 10 jaar geleden in het zogenaamde SIAT-arrest geoordeeld dat artikel 54 WIB92 een ongeoorloofde beperking van het vrij verkeer van diensten inhoudt. Voormeld artikel bepaalt onder andere dat interesten en bezoldigingen voor prestaties of diensten die rechtstreeks of onrechtstreeks worden betaald of toegekend aan een nietinwoner niet als beroepskosten worden aangemerkt indien de genieter ervan niet aan een inkomstenbelasting is onderworpen of van een aanzienlijk gunstigere belastingregeling geniet. Het Hof oordeelde dat het onvoldoende duidelijk was wanneer een dienstverrichter al dan niet aan een ‘aanzienlijke gunstigere’ belastingregeling werd onderworpen. Om voormelde reden werd het artikel 54 en 344, §2 WIB92 aangepast. Beide regelingen worden beperkt tot de situatie waarin er een band van wederzijdse afhankelijkheid bestaat tussen de partijen. Voorts genieten deze bepalingen enkel uitwerking als de begunstigde van de overgedragen betalingen/activa onderworpen is aan een effectief belastingtarief van minder dan de helft van de Belgische belasting. Bovendien kan er door de belastingplichtige tegenbewijs geleverd worden door aan te tonen dat de handelingen werkelijke en oprechte verrichtingen zijn en met andere personen dan artificiële constructies zijn verricht. De wijzigingen zijn van toepassing op verrichtingen gedaan vanaf 1 januari 2024.

1.9. 100% niet-aftrekbaarheid van jaarlijkse taks op de kredietinstellingen, de collectieve belegginsinstellingen en de verzekeringsondernemingen De jaarlijkse taks op de kredietinstellingen, de collectieve beleggingsinstellingen en de verzekeringsondernemingen was sinds 1 januari 2023 ten belope van 80% te verwerpen, maar wordt vanaf 1 januari 2024 een 100% te verwerpen kost.

8


1.10. Jaarlijkse taks op kredietinstellingen De jaarlijks taks op kredietinstellingen ofwel de bankentaks wordt met ingang vanaf 30 december 2023 verhoogd van 0,13231% naar 0,17581% voor het deel van de belastbare grondslag dat 50 miljard euro overschrijdt. Bovendien mogen de kredietinstellingen deze taks niet verhalen op hun cliënten, indien dit toch zou gebeuren kan een boete van 10% tot 200% worden opgelegd.

1.11. Vrijstelling van doostorting van bedrijfsvoorheffing in de fruit-en groenteteelt De tijdelijke vrijstelling van doorstorting van een gedeelte van de bedrijfsvoorheffing voor werkgevers hoofdzakelijk actief in de fruit- en/of groententeelt wordt omgevormd tot een permanente regeling. De permanente regeling is van toepassing op de uren die vanaf 1 januari 2024 als gelegenheidsarbeider in de fruit- of groenteteelt worden gepresteerd.

1.12.

Fiscale werkbonus

De fiscale werkbonus vermindert de bedrijfsvoorheffing voor werknemers met een laag inkomen met 33,14% en compenseert zo deels de werknemersbijdragevermindering voor deze categorie werknemers. Vanaf 1 april 2024 zal de 33,14% worden opgetrokken tot 52,54%, weliswaar enkel voor de categorie werknemers met heel lage lonen (m.a.w. de 33,14% blijft van toepassing op lage lonen). Om voormelde reden zal de berekening van de sociale werkbonus voortaan opgesplitst worden in twee componenten m.n. één voor de heel lage lonen en één voor de lage lonen. Het maximumbedrag van de fiscale werkbonus stijgt naar 710 EUR (niet-geïndexeerd bedrag) wat betreft aanslagjaar 2025 en naar 765 EUR (nietgeïndexeerd bedrag) wat betreft aanslagjaar 2026.

9


2. Wet van 22 december 2023 houdende diverse bepalingen 2.1. Verhoging maximum fietskilometervergoeding, maar wel een jaarlijks plafond De vrijgestelde fietskilometervergoeding in het kader van het woon-werkverkeer wordt vanaf 1 januari 2024 verhoogd naar 0,35 EUR/km (t.e.m. 31 december 2023 bedroeg dit maximale bedrag 0,27 EUR/km). Op jaarbasis geldt een plafond van 3.500 EUR voor aanslagjaar 2024/per belastingplichtige (pro rata als het belastbaar tijdperk korter is dan 12 maanden). De fietskilometervergoedingen toegekend aan belastingplichtigen die toepassing maken van de werkelijke kostenaftrek zullen niet meer kunnen genieten van de vrijstelling, doch deze genieten van een aftrekbaar forfaitaire bedrag voor het woon-werkverkeer dat wordt gelijkgetrokken met het nieuwe maximumbedrag.

2.2. Belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding Om werkgevers te stimuleren een hogere maximale fietsvergoeding toe te kennen, wordt een tijdelijke compensatie onder de vorm van een belastingkrediet ingevoerd voor de fietsvergoedingen die worden toegekend voor woon-werkverplaatsingen tussen 1 januari 2024 en 31 december 2026. Het belastingkrediet is bedoeld voor werkgevers die (i) niet onder cao nr. 164 vallen of (ii) die een hogere dan de door cao nr. 164 verplichte vergoeding willen toekennen (enkel het excedent komt in aanmerking voor het facultatieve belastingkrediet).

10


2.3. Wijzigingen met betrekking tot personen ten laste Opdat een ouder een kind fiscaal ten laste kan nemen mag dat kind niet meer nettobestaansmiddelen hebben genoten dan een jaarlijks te indexeren grensbedrag, waarbij voor het inkomstenjaar 2023 (aanslagjaar 2024) de volgende grensbedragen van toepassing zijn (geïndexeerde bedragen): Algemeen: 3.820 EUR· Kind ten laste van een alleenstaande: 5.520 EUR Kind met een handicap ten laste van een alleenstaande: 7.010 EUR Sinds 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024 is het maximum voor uren studentenarbeid verhoogd naar 600 uren per jaar, wat recht geeft op lagere socialezekerheidsbijdragen en vrijstelling van bedrijfsvoorheffing. Echter, de maximumbedragen voor nettobestaansmiddelen voor kinderen waren nog niet aangepast. Deze wetswijziging lost dit probleem op door het maximumbedrag tijdelijk te verhogen voor het inkomstenjaar 2023 naar 7.010 EUR en inkomstenjaar 2024 naar 7.290 EUR voor alle kinderen (ongeacht de samenlevingsvorm). Vanaf inkomstenjaar 2025 zullen de oorspronkelijke grenzen terug van toepassing zijn.

2.4.

Gespreide taxatie gedwongen meerwaarden

Het stelsel van de gespreide taxatie van gedwongen meerwaarden op onroerende goederen, vaartuigen, of vliegtuigen wordt flexibeler gemaakt door de minimale herbeleggingstermijn vanaf aanslagjaar 2024 te verlengen tot vijf jaar. Hierdoor is het verschil inzake de herbeleggingstermijn tussen gedwongen en vrijwillig gerealiseerde meerwaarden weggewerkt.

11


3. Wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen

3.1.

Patrimoniumtaks

De patrimoniumtaks, dewelke fungeert als een compensatie voor de successierechten die niet van toepassing zijn op vzw's, private stichtingen en internationale vzw's, wijzigt vanaf het aanslagjaar 2024 (m.a.w. vanaf 1 januari 2024) grondig. Vooreest wordt een progressief tarief van 0,15% tot 0,45% ingevoerd, ter vervanging van het vaste tarief van 0,17%. Voormeld tarief is van toepassing op het geheel van de bezittingen (incl. buitenlandse onroerende goederen), waarbij bepaalde vrijstellingen/uitsluitingen van toepassing kunnen zijn. De vrijstelling tot 25.000 EUR werd vervangen door een voetvrijstelling van 50.000 EUR. Teneinde de kostenstructuur van bepaalde sectoren niet negatief te beïnvloeden wordt voorzien in een tariefneutralisatie voor een gedeelte van hun bezittingen. Het gaat o.a. over de zorg, sport, onderwijs, cultuur en maatwerkbedrijven. Voormelde principes zijn eveneens van toepassing op patrimoniumvzw's, waarbij ten minste 75% van hun patrimonium wordt aangewend door kwalificerende instellingen. De kwijting voor drie jaar die op heden bestond is niet langer mogelijk en bovenstaande principes zijn reeds van toepassing vanaf aanslagjaar 2024, met andere woorden vanaf 1 januari 2024 waarvoor uiterlijk per 31 maart 2024 de aangifte ingediend moet worden.

12


3.2. Mobiliteitsbudget Het mobiliteitsbudget werd op bepaalde vlakken gewijzigd, waarbij de belangrijkste wijziging de indexatie van de onder- en bovengrens van het mobiliteitsbudget betreft (voor inkomstenjaar 2024 respectievelijk 3.055 EUR en 16.293 EUR). Bovendien moeten de grenzen van het mobiliteitsbudget vanaf 1 januari 2024 worden gecontroleerd op (i) het ogenblik van toekenning van het mobiliteitsbudget, (ii) bij elke functiewijziging en (iii) op 1 januari van elk jaar. Voorts werd geëxpliciteerd dat het gebruik van duurzame vervoersmiddelen opgenomen in de tweede pijler worden beperkt tot het gebruik in België en de Europese Economische Ruimte (voordien was dit enkel geëxpliciteerd voor het openbaar vervoer). De werknemers zullen bovendien een beter zicht krijgen op hun totale mobiliteitsbudget, middels de elektronische mobiliteitsrekening die het totale bedrag van het mobiliteitsbudget moet omvatten (en niet langer het bedrag na aftrek van de besteding aan pijler 1).

13


3.3. Aangifteplicht betalingen aan belastingparadijzen Sinds 1 januari 2010 dienen vennootschappen betalingen aan belastingparadijzen via een afzonderlijke bijlage bij de aangifte te melden, zodra het totaalbedrag de grens van 100.000 EUR/staat overschrijdt. Teneinde misbruiken - door het uitstellen van betalingen om zo onder de 100.000 EURgrens te blijven - uit te sluiten, werd bepaald dat de 100.000 EUR-grens vanaf aanslagjaar 2024 dient te worden beoordeeld door rekening te houden met enerzijds de werkelijke betalingen en anderzijds de toename van de korte termijnschulden aan belastingparadijzen.

3.4. Verplichting tot aangifte van de huurprijs en de huurlasten Vennootschappen die huurvergoedingen of vergoedingen voor zakelijke rechten betalen aan natuurlijke personen, vzw’s of rechtspersonen, waarvoor geen factuur wordt opgesteld moeten vanaf aanslagjaar 2024 een bijlage toevoegen aan hun aangifte. Deze bijlage zal melding maken van de identiteit van de verhuurder of verlener van het zakelijk recht, het adres van het onroerend goed, de betaalde vergoeding en het bedrag dat als beroepskost werd afgetrokken. Het nalaten deze bijlage toe te voegen aan de aangifte zal resulteren in de niet-aftrekbaarheid van de beroepskost.

14


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.