6 minute read

De Hollandsche kaasschaaf

Gaan we voor dat hardstenen keukenblad of kan het ietsje minder? Schrappen we het verhogen van alle deuren? Dilemma’s waar we thuis volop inzitten. Want we gaan verbouwen. De plannen zijn gemaakt. Nu is de fase van offertes aanvragen en beoordelen aangebroken. En dit valt dan toch weer tegen.

Want we hebben hoge ambities, maar ook een plafond aan ons budget. Dat zorgt voor een interessante puzzel. We moeten realistisch plannen. Wat is ‘need to have’ en wat ‘nice to have’? Zonder afbreuk te doen aan toekomstbestendigheid en woongenot. En dit is eigenlijk in miniatuur de opgave waarvoor veel gemeenten momenteel ook staan.

Advertisement

Het gaat goed in Nederland. We zitten in een hoogconjunctuur. We hebben ambities, visie. We willen als land vergroenen, verduurzamen, energieneutraal worden, meer biodiversiteit. En tegelijkertijd hebben we te dealen met de vervangingsopgave, groeiende zorgvraag, klimaatverandering. Wie naar de langere termijn kijkt, ziet dat er onderhand een fors verlanglijstje ligt. Dit lijstje wordt voor een groot deel bij de gemeenten neergelegd.

Want dat is er aan de hand. Het takenpakket van gemeenten groeit, maar de gemeentelijke portemonnee groeit niet mee. Grote en middelgrote steden in Nederland dreigen de komende vier jaar een half miljard euro tekort te komen. Onder meer omdat gemeenten zich geconfronteerd zien met forse overschrijdingen in de zorguitgaven. En die zorgvraag gaat de komende jaren alleen nog maar toenemen.

Het beheer en onderhoud van de openbare ruimte lijkt het kind van de rekening. Hoewel veel gemeenten vier jaar geleden al zijn gestart met bezuinigen op beheer, lijkt het einde hier niet in zicht. Terwijl in veel gemeenten het beheer al naar basisniveau is gegaan, dreigen gemeenten nog meer te moeten beknibbelen. Daar maak ik me zorgen over. Want we hebben ontzettend veel te doen in Nederland. Wateroverlast, woningbouw, energietransitie. En de vervangingsopgave moet nog losbarsten. Wat gaan we straks doen? Bruggen en tunnels op slot omdat er geen geld is voor onderhoud? Duiken we qua beheer en onderhoud onder het basisniveau? Ik denk aan de gemeente die nu al aftandse afvalbakken niet overal kon vervangen omdat er geen budget was. En het zal in veel gemeenten niet bij alleen die paar prullenbakken blijven ben ik bang.

‘Het gaat goed met Nederland, maar gemeenten moeten bezuinigingen: onverkoopbaar’

‘Het gaat goed met Nederland, maar gemeenten moeten bezuinigingen: onverkoopbaar’, stelde Paul Depla, burgemeester van Breda, in de Volkskrant. Een ruimere bijdrage voor gemeenten ligt dan ook voor de hand. Anderzijds is er een taak voor gemeenten en beheerders om nu al realistisch te kijken naar de toekomst: wat hebben we écht nodig? Om voor deze opgaven in elk geval voldoende (nood)budgetten en kapitaal te reserveren.

En wellicht moeten we als land nog eens kritisch naar ons verlanglijstje kijken. Om de oer-Hollandsche kaasschaaf over onze ambities te halen. Niet het leukste werk, weet ik uit ervaring. Maar wel ontzettend nodig om als land niet op slot te raken.

Bas Boonstra is Bestuurslid van Stadswerk Nederland en manager van de adviesgroep Beheer van Antea Group. Samen met zijn collega’s geeft hij onder andere vorm aan de slimme en gezonde stad. In deze vaste column geeft Boonstra zijn visie op de leefbaarheid, kwaliteit, duurzaamheid en toekomst van de openbare ruimte in Nederland. Wilt u reageren op deze column? Mail dan naar Bas.Boonstra@stadswerk.nl.

Een toegankelijke openbare ruimte is voor iedereen

Een goede ingerichte openbare ruimte is toegankelijk voor elke gebruiker zodat hij of zij zich zelfstandig kan voortbewegen zonder hulp van derden”, aldus de richtlijn toegankelijkheid van het CROW. We denken dan vaak aan gebruikers met een mobiliteitsbeperking, maar ook wij zelf worden door het ouder worden steeds minder mobiel. We moeten daarom stoppen om de openbare ruimte te zien als het domein voor dertigers en beseffen dat ook niet direct voor de hand liggende zaken bijdragen aan gebruiksgemak voor iedereen. Tot slot wil ik in dit artikel extra aandacht vragen voor de gebruikers met een visuele beperking.

Zorg voor rustmogelijkheden Gebruikers met een beperkt uithoudingsvermogen of die slecht ter been zijn, zijn gebaat bij voldoende zitgelegenheid zoals banken en zitranden. Deze zorgen voor korte loopafstanden en meer gebruiksgemak in bijvoorbeeld winkelcentra en parken. Met name in winkelstraten willen mensen kunnen uitrusten waardoor de kans dat een bank bezet is, toeneemt. Extra zitgelegenheid kan makkelijk gecreëerd worden met poefjes en krukjes, uiteraard buiten de looproute geplaatst. Comfort mag ook niet uit het oog worden verloren; hout of bamboe is aangenaam om op te zitten en een rugleuning zorgt ervoor dat iemand echt kan uitrusten.

Hellingen zijn ook obstakels die met een beperking of verminderde conditie lastig te nemen zijn. Naarmate

het hoogteverschil groter is, dient een helling daarom langer en dus minder steil te zijn. Hellingbanen zijn een uitkomst bij hoogteverschillen tussen de 0,50 en 1,00 m waar de helling niet steiler dan 1:20 mag zijn. Bij deze lange hellingen vergroten rustpunten de toegankelijkheid ervan. Deze zogeheten bordessen moeten minimaal 1,50 m lang zijn; dit geldt ook voor het begin en einde van de hellingbaan zodat mensen ook hier even kunnen uitrusten.

Meer tijd bij oversteekplaatsen Voor langzamere gebruikers moet een oversteek zo kort mogelijk worden gemaakt. Als de oversteek langer is dan 7,00 m of als er sprake is van gebiedontsluitingsweg met verkeer in twee richtingen moét een middengeleider worden toegepast. Vanuit de voetganger gezien is deze tenminste 2,00 m lang en 1,80 m breed. Een andere mogelijkheid is om een oversteekplaats met een wegversmalling aan te brengen. In de ASVV worden voor specifieke situaties maatvoeringen aangegeven.

Een ideale oplossing in verblijfsgebieden zijn verhoogde kruis

TEKST FRANK KOLDERIE, productmanager Verkeer en Milieu

Een toegankelijke openbare ruimte is voor iedereen

punten, ook wel verkeersplateaus genoemd. De hoogte van de rijbaan komt als het ware naar het trottoir toe, zodat er geen hoogteverschil meer is. Tegelijkertijd wordt de snelheid van het verkeer op de rijbaan afgeremd. Een aandachtspunt is dat zowel de bestrating van het trottoir als de rijbaan gelijk liggen met de bovenzijde van de trottoirband.

Een vlakke, stroeve bestrating Een comfortabel loopoppervlak is belangrijk voor alle gebruikers. Een zachte of losse ondergrond is snel beperkend voor mensen met minder uithoudingsvermogen, rolstoelgebruikers of mensen die een rollator of stok gebruiken. Een looproute door een park met zand of steenslag is eigenlijk niet geschikt. Hier kan beter voor asfalt of een elementenverharding worden gekozen. In het geval van elementenverharding wordt de vlakheid van het loopoppervlak hoofdzakelijk bepaalt door de grote van de voeg, de afmeting en de maatafwijkingen van het materiaal. Goed aangelegd zijn deze uitermate geschikt voor trottoirs en pleinen. Zogeheten parkstenen hebben vijf hoeken en kunnen door hun vorm ook meanderend door parken gelegd worden zonder opsluiting.

In betonnen bestrating is er ruime keuze uit grote formaten met kleine voegen (vellingkanten van 1 mm) die ook nog eens strak gelegd kunnen worden dankzij de maatvastheid. De stroefheid van betonnen bestrating wordt bepaald door de textuur en de hardheid van het gebruikte materiaal. De textuur is fijn of grof afhankelijk van de gebruikte natuursteenfracties en een eventueel toegepaste nabewerking zoals wassen of stralen. De hardheid van de gebruikte natuursteenfracties moet dusdanig zijn dat deze niet kunnen polijsten door verkeersbelastingen of weersinvloeden. Al deze zaken zijn gewaarborgd in de NEN-EN 1339 voor betontegels.

Aandacht voor geleidelijnen De richting van de looproute voor visueel beperkte gebruikers wordt aangeven door geribbelde tegels (geleidelijnen), waarin met de witte stok kan worden gevoeld dat men rechtdoor loopt. Een oversteekplaats wordt over de volle breedte van de afrit voorzien van noppentegels die dienen als waarschuwingsmarkering. De markeringen in de geleideroute zonder noppen of ribbels duiden op een wijziging van richting of kruispunt. Of geven aan dat er een informatie of instappunt in de buurt is die verderop wordt aangeven door een informatiemarkering van rubbertegels zonder noppen. Voor slechtzienden (het merendeel van de visueel beperkte gebruikers) is een goed contrasterende geleidelijn van belang, dat wil zeggen: goed te onderscheiden van de overige bestrating.

WEBSITE

www.struykverwoinfra.nl

This article is from: