ABInbev: de brouwerij achter het bier Een man, die naar eigen zeggen het ontstaan van de brouwerij net niet heeft meegemaakt, dat was in 1366… Dit is ons ontvangstcomité. Het is woensdagsnamiddag, stralend zonnetje op het plein voor het gebouw van ABInbev. Wij maken ons op voor een totale onderdompeling in (de wereld van het) bier. Hij loodst ons naar de zogenaamde ‘warme blok’ langs torens van bakken en vaten bier. Een controlekamer als van een futuristisch ruimtetuig, computers, knopjes en lichtjes, ligt als eerste op ons parcours. Van hieruit wordt een heel jaar door 24 uur op 24, 7 dagen op 7 een bierproductie met een omzet van maar liefst 7 miljoen hectoliter georganiseerd! We lopen door en stappen binnen in het clichébeeld van een brouwerij, grote, moderne ketels, geordend in lange rijen. Langs een raampje in de ketels zien we een glimp van wat ooit ons bier zal worden. De ‘warme blok’ waardig ligt de temperatuur hier met momenten zo’n 15°C boven de buitentemperatuur, ook onze dorst bereikt een abnormaal hoog pijl. Glaasjes met een sapje dat al verdacht veel op ons gegeerde bier lijkt, maken de volgende halte extra veelbelovend. Een slokje bewijst echter dat we nog even zullen moeten wachten. Het heeft wel de kleur van bier, maar proeft naar gesuikerd water. Geen paniek stelt onze gids gerust, het gistingsproces is nog niet bezig, pas dan zal er zich alcohol en langzaamaan dus bier ontwikkelen. Die toverkunsten mogen we jammer genoeg niet zien. De gids neemt ons wel mee naar een reusachtig etalageraam. Van daar hebben we zicht op een pretpark van flesjes en blikjes die op banden vervoerd worden van de ene plaats naar de andere. Met z’n 80 000 per uur worden de flesjes hier van etiketten en dopjes voorzien. Verbazing, maar vooral ook dorst alom. “Mijn thuis is waar mijn Stella staat”, het wordt stilaan tijd dat we deze slogan als rasechte Leuvenaars in de praktijk brengen. We wandelen binnen in het stamcafé van de brouwerij, toepasselijk ‘den Thuis’ genaamd. Dorstig genieten we van een frisse, versgetapte pint. Na een beetje te zijn bekomen van zo veel bier bij elkaar te zien, begint het echte werk. Eén voor één wagen we ons aan de kunst van het bier tappen. Om de beurt, met lichte stress, volgens de juiste regels en voorschriften, maar vooral met de nodige liefde. In het begin laten we nog een aantal steekjes vallen. Maar gesterkt door elkaars advies en de vorige oefenpinten, die we niet lieten warm worden, maken we van ons meesters in het vak. Onze professor in de ‘tapkunde’ zegt dat we het niet slecht doen. Hij daagt ons dan ook uit om drie pinten na elkaar te tappen zonder de tapkraan dicht te zetten. Koud kunstje lijkt het, wel, wij kregen het er warm van. Maar zolang er gedronken wordt, wordt er getapt… Eindstand: overduidelijke nederlaag voor de drinkers, er is bier over! Met de vele liters bier komen ook de tongen los en we vertellen ronduit over de koetjes en kalfjes van de studieweide, vleugelrock en stiekem heeft mijn alleshorend oor ook wel eens een straf verhaal over meisjes opgevangen. We zijn het er over eens dat we hier wel zouden kunnen werken. Gelukkig houdt Sven ons met beide voeten op de grond en besluit hij wijs dat “we dan elke avond zat naar huis zouden gaan”. Wij gaan naar huis met een halve liter bier onder de arm en een prachtige ervaring rijker. Wat hebben we vandaag geleerd? Water is pas lekker als het door de brouwerij is gegaan.1
1
ANONIEM Tekst: Marie Vanwingh