5 minute read
Systemen versterken
Tekst: Eline Kraaijenvanger Foto’s: Bram Belloni
Met datamodellen bijdragen aan robuustere voedselsystemen in crisisgebieden, dat is waar het Zero Hunger Lab (ZHL) en het Wageningen Centre for Development Innovation (WCDI) zich samen voor inzetten. Terwijl Frans Cruijssen van het ZHL zich buigt over ingewikkelde data-analyses, bekommert Gerrit-Jan van Uffelen van het WCDI zich vooral over de lokale situatie in de Hoorn van Afrika. Samen streven ze naar een langetermijnoplossing voor de voedselproblematiek die daar heerst. En dat is hoognodig, zegt Van Uffelen: ‘We zitten nu met het grootste aantal mensen in een voedselcrisis of erger ooit. Dat is de wrange waarheid. De manier waarop wij als internationale gemeenschap ingrijpen in dit soort gebieden schiet tekort.’
Dat klinkt ernstig. Kunt u dat uitleggen?
Van Uffelen: ‘Humanitaire hulpverlening is neutraal. Die helpt het individu te overleven, maar doet geen uitspraken over de oorzaak van de crisis. Zodra je het hebt over strijdende partijen en schuldvragen, verlies je de mogelijkheid om onpartijdige hulp te bieden. Dat is een kracht van het humanitaire systeem, maar ook een zwakte. Het betekent namelijk dat we landen jaar na jaar hulp geven, terwijl we niet kunnen kijken naar de structurele oorzaken waarom die noodhulp nodig is.’ Cruijssen: ‘In feite ben je met noodhulp te laat. Ja, die hulp is hard nodig, maar je gaat
Noodhulp geven aan mensen in een voedselcrisis is hard nodig – maar veel beter is het om te proberen zulke rampen te voorkomen door te kijken naar structurele oorzaken en voedselsystemen te versterken, zeggen Frans Cruijssen en Gerrit-Jan van Uffelen.
daarmee voorbij aan het feit dat je vaak slimme beslissingen had kunnen nemen om die ramp in eerste instantie te voorkomen. Juist daar wil je in investeren. Er zijn wel eens berekeningen gedaan: elke dollar die je investeert in acties om voedselsystemen te versterken en om problemen te voorkomen, komt overeen met zes dollar die je moet uitgeven aan noodhulp als het probleem er eenmaal is. Dat besef begint nu langzaam te komen.’
Jullie werken daarom met een relatief nieuwe methode: de voedselsysteemaanpak.
Van Uffelen: ‘Ja, hiermee kijken we naar alle partijen samen: noodhulp, ontwikkelingshulp en vredeshulp. Zo benaderen we voedselonzekerheid als één geheel. Dat is belangrijk, want voor mensen in een voedselcrisis is het een en dezelfde werkelijkheid. Twee
CV
Frans Cruijssen (1979) is onderzoeker aan het Zero Hunger Lab van Tilburg University. Hij promoveerde, ook in Tilburg, op het gebied van bedrijfseconometrie.
Gerrit-Jan van Uffelen
(1965) is Senior Advisor bij het Centrum voor Ontwikkeling en Innovatie, onderdeel van Wageningen University & Research. Daar stuurt hij verschillende projecten over voedselzekerheid aan.
keer per jaar krijgen we een overzicht van de voedselzekerheidssituatie voor die gebieden waarvan we weten dat de voedselzekerheid problematisch is. Zo zien we waar het best goed gaat, waar en welke groepen mensen in hoge mate van voedselonzekerheid leven, en welke mensen te maken hebben met ernstige hongersnood. Dat geeft ons een redelijk inzicht in hoe voedselsystemen werken en hoe ze veranderen. Op basis daarvan trekken we lijnen naar de toekomst: wat is er nodig om die voedselsystemen robuuster te maken?’
Hoe ver zijn jullie in dat proces?
Van Uffelen: ‘We staan nog redelijk aan het begin. Een belangrijk startpunt is om te begrijpen wat voedselsystemen zijn en hoe ze werken. Dit project is voor ons ook een zoektocht, naar nieuwe interventies die recht doen aan de realiteit van de lokale mensen. Interventies die aansluiten op wat mensen in crisissituaties zelf bijdragen aan voedselsystemen. Dat is heel belangrijk. Ik denk dat die lokale realiteit – als je kijkt naar hoe wij internationaal hebben ingegrepen – een beetje uit het zicht is geraakt. Met deze systeembenadering kunnen we die terug op de kaart zetten. Dat de werkelijkheid van mensen weer centraal komt te staan. Dat klinkt heel ambitieus…’ Cruijssen: ‘...maar je kunt het ook kleiner maken. Zo hebben jullie die voorbeeldtuinen in de Hoorn van Afrika. Mensen vanuit de regio komen daarnaartoe om te zien hoe je groenten kunt verbouwen onder verschillende omstandigheden. Zo leren ze een divers dieet samen te stellen met wat ze zelf telen. Dat vind ik het mooie aan onze samenwerking: die geeft de cijferreeksen en modellen waar wij vanuit Tilburg mee werken zoveel meer kleur.’
Daarin komen het Zero Hunger Lab en Wageningen University & Research dus heel goed samen.
Cruijssen: ‘Zeker. Data-analyse is toch abstracter en staat verder af van de mensen waar het om gaat. Dat is wat we goed kunnen en wíllen bijdragen, maar met deze samenwerking kunnen we ook recht doen CV
aan lokale contexten. We kunnen de interventies die wij hier bedenken daar toepassen. Dat helpt ons om betere voorspellingen te doen, waardoor de humanitaire wereld betere beslissingen kan nemen. Wij zetten ook in op laagdrempelige trainingen van de mensen daar, zodat ze leren wat er nodig is om simpele voedselanalyses te doen. Die onlinetrainingen hebben wij hier al ontwikkeld en die willen we aan universiteiten en overheden daar geven, in de hoop dat zij die gaan gebruiken om tot betere programma’s en interventies te komen.’
Wat leren jullie zelf van dit werk?
Cruijssen: ‘Er is geen ei van Columbus voor het oplossen van het voedselprobleem; het is niet one size fits all. Je moet kijken naar een bepaald land, een bepaalde stad of dorp. Wat speelt daar? En wat kunnen wij doen om dat aan te pakken?’ Van Uffelen: ‘Wij leven in een van de rijkste landen ter wereld, maar we zijn veel met onszelf bezig. Dat is jammer, want ik denk dat we meer kunnen bijdragen aan een betere wereld, waarin mensen geen honger hoeven te lijden – althans minder dan dat nu het geval is. Dat is ook de primaire motivatie en uitdaging die ons drijft aan de WUR en het ZHL. Deze voedselsysteembenadering heeft de potentie om fundamenteel bij te dragen aan een andere manier van kijken en van doen.’