Schaarste arbeidsmarkt Generiek beleid chemie groeit kabinet Rutte
Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 11 • 17 november 2010
Problemen invoering e-MJV overwonnen
Magazine
Import aardgas kost miljoenen
&0 BFRYHU LQGG
De beroepsopleiding van uw mensen tegen de vertrouwde hoge kwaliteit en een reguliere prijs, op de plaats en tijd die u bepaalt. OPLEIDER:
VERTROUWD:
één aanspreekpunt, opleiden van A tot Z
kwaliteit op basis van gedegen ervaring
FLEXIBEL:
BETAALBAAR:
u bepaalt plaats en tijdstip
reguliere prijs voor maatwerk
voor h van o et actuele pleid ingen overzicht & tra ining en
Neem contact op met VAPRO College via: 070 301 10 86 of info@vapro-college.nl
VAPRO_College adv GEEN ZORGEN, VAPRO REGELT HET 2010-11-10.indd 1
10-11-2010 15:17:46
Inhoud
11 17 november 2010
FOTO: SHUTTERSTOCK
20
Import aardgas heeft consequenties Nederland moet meer aardgas importeren. Wisselingen in de gassamenstelling vragen om aanpassingen van de installaties bij gasleveranciers dan wel eindgebruikers. Dat kan in de honderden miljoenen lopen.
applicatie 46 Invoering e-MJV niet zonder
24
problemen
Nederland moet alle energiebronnen ontwikkelen
De invoering van internetapplicatie elektronisch milieujaarverslag (e-MJV) dreef menig milieumedewerker het afgelopen jaar tot wanhoop.
‘Geen enkele energievorm kan volledig in onze behoefte voorzien, ook kernenergie niet,’ zegt Ton Hoff, directievoorzitter van het Energieonderzoek Centrum Nederland.
november 2010 Chemie magazine 3
&0 BLQKRXG LQGG
Project1:Opmaak 1 12-11-10 8:36 Pagina 1
Specialist in Heat Treatment Lokaal elektrisch voorwarmen / spanningsarm gloeien Gloeien in stationaire gloeiovens Verhuur / verkoop ovens en gloeiapparatuur
Drogen van vuurvast beton / coatings Gloeien in tijdelijke mobiele ovens Inductie & weerstand
www.delta-heat-services.nll info@delta-heat-services.nl +31 (0) 187 - 49 69 40
Uw proces verdient...
...een fit hart Van harte aanbevolen Excentrische wormpompen Slangenpompen Tandwielpompen Rondselpompen Schottenpompen Schroefkanaal waaierpompen
Doseerpompen Oscillerende zuigerpompen Membraanpompen Lobbenpompen Impellerpompen EĂŠn-kanaal waaierpompen Zijkanaalpompen
Versnijders Centrifugaalpompen: - Open-waaier - Water- en chemienorm - Magneetgedreven - Zelfaanzuigend Service en skidbouw
Kijk voor ons complete fitness programma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00
Inhoud 29
11 17 november 2010
Opinie
07
- De overheid heeft het cement van het innovatiebeleid weggegooid, vindt VNCI-directeur Colette Alma
Trends Wetenswaardig
8
- BiorafďŹ nage van tarwestro
Innovatie en onderwijs
16
- Nobelprijs chemie voor Palladium
Actueel
19
- Eerste bijeenkomst Young Professionals Netwerk
30
Achtergrond Veiligheid
29
- Nederlanders zien chemisch vervoer als veilig
In beeld
30
- 3D laserscanning maakt gedetailleerd ruimtelijk totaalbeeld
Opinie
38
- Incident in chemie schaadt alle bedrijven in de branche
Industriebeleid
40
- Kabinet Rutte kiest voor meer generiek beleid
Maatschappij
50
- Zuidwestelijke zeeklei vruchtbare bodem voor biobased ecomomie
40
Feiten en Visies Starters
55
- Ceradis ontwikkelt en produceert milieuvriendelijke gewasbeschermingproducten
Young Professionals
59
- Proces engineer Bart Dautzenberg
Groene chemie
61
- MaĂŻs grondstof voor ethanol, eiwitten en energie
VNCI Personalia en agenda
62
november 2010 Chemie magazine 5
&0 BLQKRXG LQGG
13:23
Pagina 1
Infra
12-06-2008
Industrie
Controlec Engineering
Building Systems
Asset Management
280443_SPIE_CORPORATE_AD:210x297
SPIE een gezamenlijke ambitie
SPIE-Asset Management Advies over en realisatie van de hoogst mogelijke economische waarde van productiefaciliteiten voor eigenaars en gebruikers. SPIE-Building Systems Advies, ontwerp, realisatie en onderhoud van elektrotechnische en werktuigbouwkundige installaties. SPIE-Controlec Engineering Advies en onafhankelijke, technische, multidisciplinaire oplossingen op het gebied van engineering & design, procurement, project -en construction management. SPIE-Industrie Advies, ontwerp, installatie, start-up, onderhoud, projectmanagement, processautomatisering en inspectie op het gebied van mechanische technieken, piping, luchtconditionering, elektrotechniek, meet- en regeltechniek en analysersystemen. SPIE-Infra Ontwerp, realisatie, inspectie, service en onderhoud op de terreinen: energie, verkeer en vervoer, telecommunicatie en hoogspanningslijnen.
Met het oog op de toekomst Een onderneming kan in de 21e eeuw past echt succesvol zijn als deze ook duurzaam is. Om dit te bewerkstelligen zoekt SPIE continu naar oplossingen die werken en blijven werken. Systemen en procedures die kostenreducerend, maar vooral veilig zijn, als het even kan daarbij zelfs de verwachtingen van opdrachtgevers overtreffen. Uiteraard met ontzag voor het milieu. SPIE biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriële, commerciële en institutionele branche. Samen met de klanten ontwerpen en bouwen onze specialisten innoverende oplossingen die ertoe bijdragen dat onze infrastructuur, industrie en onze leef- en werkwereld erop vooruitgaan. De bundeling van onze krachten Met het inschakelen van SPIE staat er een stevig team gemotiveerde specialisten en vakmensen voor u klaar. Vanzelfsprekend kan elke divisie ook een beroep doen op de kennis en ervaring van één van de andere divisies.
SPIE NEDERLAND Huifakkerstraat 15 • 4815 PN Breda • Postbus 2265 • 4800 CG Breda tel. +31 (0)76 544 54 44 • info.beheer@spie.com • www.spie-nl.com
Opinie VNCI
Gebrek aan cement D
esgevraagd zijn de politieke partijen het erover eens: chemie is een belangrijke sector voor Nederland. Een sector die voor de toekomst behouden moet blijven (zie ook het artikel op pagina 40).
De nieuwe regering heeft tien topgebieden benoemd, waarvoor ze een integraal topgebiedenbeleid wil gaan voeren. Chemie is een van die sectoren. Het is de bedoeling dat het topgebied centraal wordt gezet, dat regelgeving en overheidsinstrumenten van alle departementen integraal worden bekeken en dat de overheid een specifiek op het topgebied gericht beleid gaat voeren, om optimale condities voor de ontwikkeling van het topgebied te realiseren. Deze regering heeft ook innovatie hoog in het vaandel staan. Met de introductie van het nieuwe ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) is voor het eerst het woord “innovatie” in de titel van een ministerie opgenomen, én direct in relatie gebracht met economische ontwikkeling. Dat klinkt ons natuurlijk als muziek in de oren. Om het topgebiedenbeleid te bouwen, maakt de overheid gebruik van zowel generieke als specifieke instrumenten. Dat is begrijpelijk: een uniek huis kun je bouwen van multi purpose bakstenen, als je die maar volgens een specifiek ontwerp met cement samenvoegt.
VNCI-directeur Colette Alma
Wat schetst nu onze verbazing: voor het innovatiebeleid heeft de overheid gezorgd voor een overvloed aan generieke instrumenten: WBSO, kenniswerkersregeling - het is er allemaal. Alleen heeft de overheid de subsidieregelingen voor publiek private samenwerking, die de inspanningen van diverse partijen samenvoegen, weggegooid. Daarmee is het cement van het innovatiebeleid verdwenen. Laten we hopen dat het vakmanschap van de overheid zo groot is dat ze hier een oplossing voor weet te vinden. Want aan een topgebiedenbeleid dat als een kaartenhuis in elkaar zakt door gebrek aan cement hebben we weinig. p
november maart 2010 Chemie magazine 7
&0 BYRRUZRRUG LQGG
BiorafďŹ tarw
8 Chemie magazine november 2010
&0 BZHWHQVZDDUGLJ LQGG
Wetenswaardig
finage van westro
Op laboratoriumschaal is het al mogelijk tarwestro om te zetten in alcohol, fenolverbindingen, kool en biogas. ECN gaat dit proces in samenwerking met Nederlandse bedrijven opschalen en verder ontwikkelen.
FOTO: SHUTTERSTOCK
‘Tarwestro bestaat net als hout uit cellulose, hemicellulose en lignine,’ vertelt Hans Reith, coördinator bioraffinage van de eenheid Biomassa, Kolen & Milieuonderzoek van ECN. ‘Bij ons proces, organosolv, scheiden we die stoffen van elkaar.’ De cellulose wordt met behulp van enzymen omgezet in glucose en dat kan weer met gisten omgezet worden in alcohol. De hemicellulose wordt helemaal of deels vergist tot biogas. Afhankelijk van de samenstelling wordt de hemicellulose eventueel ook met behulp van enzymen en gisten omgezet in alcohol. Lignine is een soort lijm die samen met de hemicellulose de cellulosevezels in planten bij elkaar houdt. Een plakkerige stof, bestaande uit een netwerk van fenolverbindingen. ‘Van lignine is altijd gezegd dat je er alles van kunt maken behalve geld,’ aldus Reith. Met pyrolyse, waarbij de lignine bij temperaturen van 400 tot 600 °C verhit wordt zonder zuurstof in een atmosfeer van pure stikstof of stoom, lukt het om de lignine om te zetten naar waardevolle producten.
Omzetting De cellulose kan voor 90 procent worden omgezet in glucose. Ook kan de cellulose
gebruikt worden voor papierproductie. De hemicellulose kan biogas of ethanol opleveren of worden gebruikt voor het winnen van chemicaliën, zoals furfural. ‘Aan het optimaal omzetten van hemicellulose werken we nog,’ aldus Reith. Van de lignine kan meer dan 70 procent geïsoleerd worden en vervolgens met pyrolyse omgezet in nuttige producten. Voor fenolverbindingen uit lignine zijn diverse toepassingen mogelijk: biobitumen bijgemengd in asfalt, bioharsen voor spaanplaat, omzetting in monomeren voor bioplastics en als toevoeging aan brandstoffen. Over de verschillende mogelijkheden is ECN in gesprek met diverse bedrijven. Het maken van ethanol uit tarwestro is volgens Reith nog anderhalf tot twee keer zo duur als het maken van ethanol uit tarwekorrels of suikerriet. ‘Het is alleen lucratief als je aan de verkoop van biogas en met name de fenolverbindingen genoeg verdient. Vandaar dat we zo veel energie hebben gestoken in het vinden van een proces voor het verwaarden van lignine.’ Hij schat in dat de bioraffinage van tarwestro over vijf tot tien jaar commercieel toegepast zal worden. p
november 2010 Chemie magazine 9
&0 BZHWHQVZDDUGLJ LQGG
richtlijn voor de arbocatalogus
A rb o
Informatie Jaarboek Grenswaarden gezondheidsschadelijke stoffen Cd-rom Grenswaardenchecker
AI-31 Gezondheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen Voortschrijdend inzicht nu gebundeld verkrijgbaar! Met de juiste informatie voor het bepalen van blootstelling en grenswaarden bij het werken met gezondheidsschadelijke stoffen. AI-31 geeft inzicht in het bepalen van blootstelling, gezondheidsrisico’s van stoffen en de (arbeidshygiënische) strategie. Het jaarboek Grenswaarden en de bijbehorende cd-rom met Grenswaardenchecker geeft per stof de wettelijke Nederlandse, Duitse, Belgische, Europese en Amerikaanse grenswaarden. Aangevuld met de oude MAC-waarden en links naar bijvoorbeeld onderliggende rapporten van de Gezondheidsraad, biologische monitoring en andere gegevens m.b.t. gezondheid. AI-31 – Gezondheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen, 3de druk ISBN 9789012130844 € 38,96 incl. BTW Jaarboek Grenswaarden gezondheidsschadelijke stoffen, editie 2011 incl. cd-rom ISBN 9789012570879 € 97,50 incl. BTW
Samen voor slechts 125,Bestel direct online: www.sdu.nl/combi-grenswaarden of telefonisch: 070 378 98 80
Actiecode: 1773AI010
Gezondheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen maakt deel uit van de reeks Arbo-Informatiebladen. Bij het samenstellen van deze reeks is een redactieadviesraad betrokken die bestaat uit TNO Kwaliteit van Leven, NEN en het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Als u een abonnement neemt op de Arbo-Informatiebladen ontvangt u de complete reeks voor slechts EURO 595,-. Of ga voor een online abonnement naar www.arbozone.nl.
Veiligheid
Lerende bedrijven gaan door De Masterclass Veiligheid Zuidwest Nederland (MCV ZW) is een netwerk van bedrijven uit de procesindustrie en hun belangrijkste contractors die in ‘openheid in beslotenheid’ gezamenlijk optimalisatie en verbetering van veiligheidsbeheerssystemen bespreken en daarbij proberen te leren van elkaars ervaringen. Na een positieve evaluatie van de afgelopen drie jaar is onlangs besloten de samenwerking met dezelfde periode te verlengen. Tekst: Igor Znidarsic
O
m een hoger veiligheidsniveau te kunnen bereiken en het aantal incidenten terug te brengen, is het essentieel om te leren van incidenten en kennis en ervaring met elkaar uit te wisselen. Op initiatief van de VNCI zijn hiertoe vijf regionale netwerken opgericht. Een hiervan is de Masterclass Veiligheid Zuidwest (MCV ZW), in 2007 in het leven geroepen door de Brabants-Zeeuwse Werkgeversvereniging. Binnen de MCV ZW krijgen de aangesloten bedrijven de gelegenheid lering te trekken uit bewezen werkprocessen voor veiligheid en risicomanagement en uit voorgevallen (bijna) incidenten, die in onderlinge openheid met elkaar worden besproken.
Informatie-uitwisseling Jaarlijks worden minimaal vier workshops georganiseerd, waarin thema’s uit het VBS (Veiligheids Beheers Systeem) worden uitgediept en aandacht wordt besteed aan een incident, gepresenteerd door het bedrijf waar het heeft plaatsgevonden. Het aantal personen dat gemiddeld een workshop bezoekt, ligt rond de veertig, afkomstig van gemiddeld dertig bedrijven. Praktisch alle aangesloten ledenbedrijven zijn daarmee actieve participanten in de bijeenkomsten. De informatie vanuit de workshops wordt aan de deelnemende bedrijven beschikbaar gesteld om binnen het bedrijf te kunnen gebruiken. Een ander middel voor informatie-uitwisseling is de website, die ook een besloten deel kent. Hierin hebben de leden toegang tot alle pre-
Deelnemers aan een workshop in overleg
sentaties en materiaal van de workshops, het VBS met alle relevante documenten en de ‘best practices’. Ook is er een overzicht van alle gemelde incidenten (inmiddels ruim veertig). Om het melden van incidenten laagdrempelig te maken, wordt een melding anoniem verwerkt.
is dit gestegen naar 3.2. Op een schaal van 1 tot 4 een aanzienlijke verbetering. Opvallende verbeteringen (+0,5 punt) zijn geboekt bij de VBS-elementen ‘Ontwerp en constructie Installaties’ (3,4) en ‘Werken met derden (contractors)’ (3,20).
Projectperiode Beheerssysteem Het uitgangspunt voor de activiteiten van de MCV is het uniforme Veiligheids Beheers Systeem (VBS). Daarin staan alle elementen beschreven die van belang zijn voor een goed functionerend beheerssysteem voor de diverse aspecten van veiligheid. De twintig elementen (zie kader) zijn onderverdeeld in 171 vereisten. Bij de start van de MCV ZW in 2007 is onder de aangesloten bedrijven een enquête gehouden over de vereisten van het VSB. Op basis van die resultaten is een programma voor de workshops opgesteld. Afgelopen jaar is de enquête herhaald, waarbij de vereisten door de bedrijven via een zogenoemd self-assesment zijn beoordeeld en voorzien van een score van 1 tot 4. De gemiddelde score was drie jaar geleden 3.0, in 2010
Vanwege de succesvolle samenwerking zijn de deelnemende bedrijven onder het motto ‘Samenwerken voor Veiligheid en Milieu’ een projectperiode van nog eens drie jaar aangegaan. ‘De leden zijn heel enthousiast over het leren van elkaar aan de hand van concrete voorbeelden,’ aldus Adriaansens. ‘Om die reden willen we dan ook doorgaan op de reeds ingeslagen weg met de workshops en website. Nu al is duidelijk dat zaken als procesveiligheid, compliance management en veiligheidscultuur belangrijke thema’s worden. Daarnaast willen we ook meer gaan doen aan uniformisering van werkwijzen en methodieken, omdat de leden hebben aangegeven daarin veel toegevoegde waarde te zien.’ p
VBS-element Leiderschap, toewijdig en verantwoordelijkheid management Ontwerp en constructie van Installaties Risico Inschatting en Beheersing VGM Informatie en Documentatie Veiligheid en Personeel Gezondheid Werknemers Human Factors, beïnvloeden van veiligheidsgedrag Training Procedures voor Onderhoud en Bediening Werkvergunningen Onderhoudsmanagement Onderhoud en beheer van VGM-kritische systemen Voorkomen van Emissies Voldoen aan wet- en regelgeving Management van veranderingen Werken met derden (contractors) Incident rapportage, analyse en opvolging Voorbereiding op ernstige incidenten Management van contacten met publiek en overheid Gemiddelde score
Score 2007 3.0 2.9 2.9 3.2 3.1 3.2 3.2 2.9 3.0 3.0 3.2 2.9 2.8 3.2 3.0 2.9 2.7 3.0 3.1 2.6 3.0
Score 2010 3.2 3.2 3.4 3.5 3.4 3.4 3.3 3.3 3.2 3.1 3.4 3.1 2.9 3.4 3.2 3.3 3.2 3.3 3.2 2.7 3.2
november 2010 Chemie magazine 11
&0 B0&9=: LQGG
Havep moe.t. TEL MAAR OP! je hebben. Thomas, 35 Shiftleader
Bescherming Draagcomfort Duurzaam Visitekaartje voor bedrijf Voor ons is er geen twijfel mogelijk. Wij
werken
er
elke
dag
in,
dus
we
Peter, 33
weten waar we het over hebben. Als je
Senior operator
optelt
alle kwaliteiten van HAVEP bij elkaar en
je
kijkt
ook
naar
prijs,
service en levering, kom je tot maar ĂŠĂŠn conclusie: HAVEP moet je hebben.
Kijk voor meer informatie op www.havep.com/chemie T NL +31 (0)13 531 32 56 BE +32 (0)14 30 07 37 E verkoop@havep.com
Veiligheid
Arbeidsinspectie komt met campagne
Nederlandse chemie moet meer leren van explosie bij BP-raffinaderij
H
et ging in 2005 mis bij de BP-raffinaderij in Texas City toen een destillatiekolom na een onderhoudsstop werd opgestart en overvuld raakte. In combinatie met de gelijktijdige verhitting van de inhoud van de kolom ontstond er zo veel overdruk, dat de inhoud via de veiligheden en een zogenoemd blow-down-vat naar buiten werd geblazen. Zo ontstond een wolk, die na ontsteking explodeerde. Deze explosie kostte vijftien mensen het leven; 180 mensen raakten gewond. Een groot deel van de dodelijke slachtoffers bevond zich in de tijdelijke gebouwen nabij de destillatiekolom. Naar aanleiding hiervan heeft de Arbeidsinspectie in 2009 in Nederland onderzoek gedaan naar het risico van een dergelijk ongeluk in Nederland. In totaal zijn 58 bedrijven bezocht. De Arbeidsinspectie keek naar de technische en organisatorische maatregelen om het overdruk/overvulscenario te voorkomen, dan wel de effecten ervan te beperken als het toch mis zou gaan. Vanwege dat laatste heeft de inspectie ook gekeken naar de locatie van permanente en tijdelijke verblijfsgebouwen ten opzichte van installaties met een hoog risico en naar de maatregelen om mensen in die gebouwen voldoende te beschermen.
we tekortkomingen en verbeterpunten vastgesteld. Bij zeven bedrijven is handhaving ingezet.’ ‘De inspectieresultaten wijzen verder uit dat maar de helft van de onderzochte bedrijven maatregelen heeft genomen om de verblijfsgebouwen veilig te positioneren ten opzichte van risicovolle procesinstallaties. Door de BP Texas City-ramp is een ander beeld ontstaan van de eisen die bedrijven moeten stellen aan verblijfsgebouwen vanwege de mogelijke gevolgen van een explosie, brand en/of toxische gaswolk. Tegen die achtergrond hebben we vastgesteld dat veel bedrijven geen of onvoldoende maatregelen nemen om de veiligheid van hun medewerkers in verblijfsgebouwen in de buurt van risico-installaties te garanderen. Ook hanteren bedrijven zeer uiteenlopende criteria om de veiligheid van de locaties van de gebouwen te bepalen.’
Richtlijnen ‘Probleem is echter dat er in Nederland geen specifieke wetgeving, normen of richtlijnen zijn voor veilige plaatsing en eisen aan verblijfsgebouwen bij hoogrisico installaties. Inmiddels hebben het American Petroleum Institute (API) en de Britse Chemical Industry Association (CIA) richtlijnen voor verblijfsgebouwen opgesteld. Een kwart van de bezochte bedrijven past die toe. Ook bij toepassing van de API-richtlijnen hebben bedrijven echter nog vrijheid van keuze in de criteria die bepalen of iets veilig is of niet.’ ‘De VNCI onderzoekt of deze API- en CIArichtlijnen algemeen toepasbaar zijn in Nederland. Dat is een goed initiatief,’ aldus Van Tatenhove. In totaal 72 BRZO-plichtige bedrijven vallen binnen de scope van het inspectieproject. De Arbeidsinspectie heeft hiervan 58 bezocht. In 2011 komen de overige 14 bedrijven aan bod, waarbij de inspecties zo mogelijk worden gecombineerd met periodieke BRZO-inspecties.
Maatregelen ‘Een groot deel van de bedrijven heeft naar aanleiding van deze ramp extra veiligheidstudies uitgevoerd en eventueel maatregelen genomen. Dat is een goede zaak,’ aldus Leo van Tatenhove, senior inspecteur van de directie Arbeidsinspectie Major Hazard Control en tevens leider van dit inspectieproject. ‘Tweederde van de bezochte bedrijven was in orde. Bij eenderde van de bedrijven hebben
Voorlichting De Arbeidsinspectie begint in het najaar van 2010 met een voorlichtingscampagne. Hiermee wil zij BRZO- en ARIE-plichtige bedrijven, brancheorganisaties en de bevoegde gezagen met betrekking tot de Wet Milieubeheer en het Bouwbesluit informeren over zowel de risico’s van onvoldoende (technische) beveiliging van procesapparatuur
FOTO: SHUTTERSTOCK
Na de enorme explosie bij BP in Texas City in 2005 zijn veel bedrijven in de (petro)chemie nagegaan of ze voldoende maatregelen hadden genomen om een dergelijke ramp op eigen terrein te voorkomen. Toch moet een deel van de (petro)chemische bedrijven nog steeds aanvullende veiligheidsmaatregelen nemen. Dit geldt vooral voor de veiligheid van de medewerkers in de gebouwen vlakbij risicovolle installaties, blijkt uit een onderzoek van de Arbeidsinspectie dat deze maand verschijnt.
tegen te hoge druk en/of overvullen, als de risico’s van het verblijven in gebouwen nabij risicovolle procesinstallaties. Het projectrapport en ander voorlichtingsmateriaal zijn te vinden op: www.arbeidsinspectie.nl <> Overdrukrisico’s in de Petrochemie. Meer informatie: Macco Korteweg-Maris, tel. 070-337 87 48, e-mail: kortewegmaris@vnci.nl p november 2010 Chemie magazine 13
&0 B9HLOLJKHLG HQ 0LOLHX LQGG
6cYjh 8dchigjXi^dc =HB HiZZa HigjXijgZh >ciZghiZZa C^\Zg^V >ciZghiZZa HadkV`^V AZc\`ZZ` >?bdcY AZc\`ZZ` HiVVaWdjl BZWgV BZiVVaWZlZg`^c\ E&@ GV^a G^_c9^_` :c\^cZZg^c\ G^_c9^_` HiZZa 8dcigVXi^c\ G^_c9^_` IZX]c^XVa HZgk^XZh LKA HiVVaWdjlZgh
6cYjh D^a & <Vh =HB D[[h]dgZ
6cYjh EgdXZhh 6hhZaWZg\h KZci^aVidgZc ;>7 >cYjhig^ aZ 7ZYg^_kZc
6cYjh GZ[gVXidg^Zh <djYV GZ[gVXidg^Zh
4FSWJOH UIF JOEVTUSZ
<djYV Egd_ZXih <djYV KjjgkVhi HZgk^XZh <djYV KjjgkVhi 7Za\^jb <djYV ;ZjZg[Zhi <;9 HZgk^XZh
6C9JH <gdje 7Zj`ZcaVVc &&, *+&+ K8 :^cY]dkZc IZa# (& % )% " '&& *- %% ^c[d5VcYjh\gdje#Xdb
Dch `ZgclddgY/ `aVciiZkgZYZc]Z^Y# DcoZ `ZgcXdbeZiZci^Zh/ kjjgkVhiZ WZ`aZY^c\Zc! \gddihX]Va^\Z ^cYjhig^ aZ hiVVa\ZgZaViZZgYZ egd_ZXiZc! haj^oZc Zc Wgj\\Zc! da^Z" Zc \VheaVi[dgbh! Ygj`kViZc! lVgbiZl^hhZaVVgh! dehaV\iVc`h! `ZaYZgW^Zg^chiVaaVi^Zh! hnhiZbZc kddg [^aigVi^Z Zc hZeVgVi^Z! ajX]iiZX]c^Z`! WdkZcaZ^Y^c\hnhiZbZc kddg ]Zi heddg! hZgk^XZ Zc dcYZg]djY# CVi^dcVVa Zc ^ciZgcVi^dcVVa \ZXZgi^[^XZZgY! lZg`ZcY kda\Zch YZ ]dd\hiZ kZ^a^\]Z^YhcdgbZc# @Zcc^hbV`Zc4 <gVV\# 7Zai j ZkZc d[ `^_` de lll#VcYjh\gdje#Xdb#
Veiligheid en milieu
Bezwaren tegen nieuwe NRB voorwaarden een afwijking van de standaardvoorzieningen en maatregelen uit de BRCL kan aanvragen bij het bevoegd gezag. Verder is de leesbaarheid en de toepasbaarheid verbeterd en is een aantal begrippen als “kerende voorziening” en “het doen van bodemonderzoek en herstelplicht” uitgewerkt. De nieuwe NRB is hiermee in lijn met overige wet- en regelgeving.
Bezwaren
D
e actualisatie beoogt de NRB aan te passen aan de laatste stand der techniek en eenvoudiger toepasbaar, beter uitvoerbaar en beter handhaafbaar te maken. Zo is naast een aanpassing van de stoffenlijst een Stoffenschema toegevoegd. Daarmee kan de gebruiker de mate van bodemgesteldheid bepalen op basis van stofeigenschappen van de bedrijfsstof. Daarnaast is de bodemrisicochecklist (BRCL) aangepast en uitgebreid met categorieën van activiteiten om het gebruik beter te laten aansluiten op de praktijk. De nieuwe NRB introduceert ook een methodiek waarmee de gebruiker onder
De VNCI wil ten eerste benadrukken dat de NRB een richtlijn is en geen regel. Dit betekent dat afgeweken mag worden van de inhoud, mits gemotiveerd. De VNCI hecht eraan dat dit bij de betreffende bevoegde gezagen duidelijk bekend is. De mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken, moet in de NRB zelf zijn opgenomen. Verder is onder verschillende omstandigheden een aanvaardbaar bodemrisico toelaatbaar, maar de huidige tekst is daarin volgens de VNCI te beperkend. Dit leidt tot extra lasten bij het bedrijfsleven, die niet worden benut ten behoeve van het milieu (al wordt die schijn wel gewekt). Door de actualisatie wordt de NRB op ver-
schillende punten verscherpt. VNCI heeft bezwaar gemaakt tegen een limitatieve lijst van toe te passen voorzieningen en maatregelen. Deze was voorheen niet limitatief. Ook is de VNCI tegen het creëren van een mogelijk grote lastenverzwaring, door in bepaalde gevallen tussentijds bodemonderzoek voor te schrijven, bijvoorbeeld bij falen van de bescherming. Dit is volgens de VNCI alleen nodig als er ook aanleiding is om bodemvervuiling te vermoeden. p
FOTO: SHUTTERSTOCK
Bodem+ heeft in opdracht van VROM, in samenwerking met overheid, bedrijfsleven en adviseurs, de NRB (Nederlandse Richtlijn Bodembescherming) geactualiseerd. Tot 16 september kon commentaar worden ingediend op de conceptversie. Leden van de VNCI hebben dat gedaan en de VNCI ondersteunt hun commentaar. De VNCI vindt dat een aantal punten onvoldoende zijn beschreven.
Nieuw Responsible Care Rapport Binnenkort verschijnt het nieuwe RC-rapport, dat de voortgang van het Responsible Care-programma binnen VNCI-lidbedrijven beschrijft. Net als in 2010 heeft KPMG ook deze keer het rapport beoordeeld.
B
ijna twintig jaar geleden startte de chemische industrie met het Responsible Care-programma. Door aan het programma deel te nemen, verplichten bedrijven zich hun prestaties op het gebied van gezondheid, veiligheid en bescherming van het leefmilieu constant te verbeteren. Sinds 2006 ligt het accent meer op duurzaam ondernemen, een verbeterd ketenbeheer en transparantie. Bedrijven streven naar transparantie door continu in dialoog te treden met de overheid en andere stakeholders. Voor de laatste keer maakt de VNCI in het jaarlijkse RC-rapport gebruik van informatie afkomstig van onder meer het CBS en van de Facilitaire Organisatie–Industrie (FO-i), die namens de deelnemers aan het milieuconvenant de milieu-informatie zoals deze door de afzonderlijke bedrijven aan het bevoegd gezag is verzonden sommeert en valideert. Het convenant eindigt dit jaar. De chemische sector bekijkt momenteel nieuwe vormen van (milieu)
datavergaring. De rapportage van transportincidenten en arbeidsveiligheid is gebaseerd op een enquête onder de leden. De transportincidentenenquête had een respons van ongeveer 70%, de arbeidsveiligheidenquête van ongeveer 75%.
Groeiproces Volgens VNCI-directeur Colette Alma is Responsible Care een groeiproces. ‘In 2010 is niet alleen de verificatie door KPMG van de grond gekomen, bedrijven laten ook hun commitment zien doordat ze zich in 2008 hebben heraangemeld aan het vernieuwde programma en door het aanleveren van data bij het invullen van de RC-vragenlijst. Ook is “duurzaamheid”, een speerpunt van de Global Charter. Verduurzaming gaat overigens niet zonder innovatie. Verduurzaming van de samenleving kan niet zonder de chemie. Door te innoveren, zowel op het gebied van processen als producten en grondstoffen, zal de chemiesector daarin
Responsible Care Tussenrapportage oktober 2009- juni 2010
slagen. Niet voor niets is de ondertitel van Responsible Care “our commitment to sustainability”.’ p Omdat dit rapport een tussenrapportage is, bevat het weinig data. De kwantitatieve gegevens die per thema beschikbaar zullen komen, verschijnen te zijner tijd op de website: www.vnci.nl/rc.
november 2010 Chemie magazine 15
&0 B9HLOLJKHLG HQ 0LOLHX LQGG
Nobelprijs voor chemie
Palladium ideale ontmoetingsplaats voor koolstofatomen De Nobelprijs voor chemie wordt dit jaar uitgereikt aan Richard Heck (University of Delaware, Newark, USA), Ei-Ichi Negishi (Purdue University, West Lafayette, USA) en Akira Suzuki (Hokkaido University, Sapporo, Japan). De drie onderzoekers hebben elk een methode ontwikkeld voor organische cross-coupling met een palladiumkatalysator. Met deze techniek kunnen complexe koolstofmoleculen worden gemaakt. Tekst: Emma de Laar
V
olgens de Koninklijke Zweedse Academie voor de Wetenschappen hebben de ontdekkingen van de drie organisch chemici een grote impact gehad op onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe medicijnen en materialen. Bovendien worden ze in vele industriële processen voor de synthese van farmaceuticals en ander biologisch actieve verbindingen toegepast. Heck (79), Negishi (75) en Suzuki (80) hebben alle drie een reactie op hun naam staan. Met zowel de Heck-, Negishi- als de Suzuki-reactie kunnen twee koolstofskeletten aan elkaar verbonden worden zonder dat daarbij ongewenste bijproducten ontstaan. Dit lukte niet met eerdere reacties die zich vooral richtten op het reactiever maken van het koolstofatoom. Met de zogenoemde palladiumgekatalyseerde
cross-coupling hebben chemici volgens de Nobelprijscommissie een mooi, specifiek en efficiënt instrument in handen: ‘Great art in a test tube’. Al eerder werden reacties gericht op koolstof–koolstofbindingen beloond met een Nobelprijs: De Grignard-reactie (1912), de Diels–Alder-reactie (1950), de Wittig-reactie (1979) en olefinmetathesis (2005).
Ontmoetingsplaats De palladiumgekatalyseerde cross-couplingreactie is uniek omdat het onder milde condities is uit te voeren met een hoge precisie. Dat is mogelijk door koolstofatomen dicht bij elkaar te brengen op een palladiumoppervlak. Om dit voor elkaar te krijgen, worden organohalide en organometaalverbindingen ingezet. Het werkt al volgt (Negishi-reactie): een koolstofatoom verbonden aan bijvoorbeeld een jodiumatoom, dat elektronen van het koolstofatoom wegtrekt, is elektrondeficiënt en wordt aangetrokken tot het elektronrijke palladium (1). Het hierdoor meer elektrofiel geworden palladiumatoom kan nu reageren met een elektronrijk koolstofatoom, bijvoorbeeld gebonden aan zink (2). Het palladiumatoom is een ideale ontmoetingsplaats voor de twee koolstofatomen (3). Nadat de koolstofatomen aan elkaar verbonden zijn (5), is het palladiumatoom weer vrij om een volgende reactie te katalyseren (4).
Toepassingen De drie reacties zijn tot op de dag van vandaag belangrijk voor de chemie. Cross-coupling gekatalyseerd door palladium wordt wereldwijd veel gebruikt in onderzoek en in de productie van medicijnen. Daarnaast worden moleculen die via deze reactie worden verkregen, gebruikt in de elektronica-industrie en landbouwgewasbescherming. Heck ontwikkelde zijn reactie begin jaren zeventig, waarmee hij ondermeer een koolstofring kon binden aan een korte koolstofketen om zo styreen te verkrijgen. Nog steeds wordt deze reactie ingezet voor het creëren van enkele bindingen tussen koolstofatomen, bijvoorbeeld voor de productie van anti-inflammatoire geneesmiddelen en voor gebruik in de elektronica. De elektronica-industrie gebruikt de techniek voor het vinden van betere lichtbronnen voor dioden. Negishi ontwierp in 1977 een variant van de tevens met een Nobelprijs beloonde Grignard-reactie. Hij maakt koolstof reactief door zink te gebruiken in plaats van magnesium. Twee jaar later gebruikte Suziki borium, milder en minder toxisch dan zink. Suziki’s reactie wordt gebruikt voor de commerciële synthese van een stof die landbouwgewassen beschermt tegen schimmels. p
16 Chemie magazine november 2010
&0 B,QQRYDWLH HQ 2QGHUZLMV LQGG
Innovatie en onderwijs
Delftse leerlijn met VNCI-modules Scheikundedocenten van het voortgezet onderwijs zijn gestart met de ontwikkeling van de Delftse leerlijn. Dit is de vierde voorbeeldleerlijn voor het nieuwe havo/vwoonderwijsprogramma scheikunde, ook wel Nieuwe Scheikunde genoemd.
Volgens Pauline Sloet tot Everlo, projectleider VNCI & Nieuwe Scheikunde bij de Stichting C3, is een voorbeeldleerlijn een verzameling modules Nieuwe Scheikunde. ‘Elke leerlijn heeft zijn eigen didactische inslag, maar dekt het totale examenprogramma,
waardoor de leerling zijn examen kan halen.’ Bekijk de VNCI-modules op www.scheikundeinbedrijf.nl p
D
e ontwikkeling van deze leerlijn, bedoeld voor het vwo, wordt mogelijk gemaakt door de VNCI en de TU Delft. Elk leerjaar bevat één lesmodule uit de koker van de VNCI waarin de chemische industrie een centrale rol speelt.
Vraagstukken In de Delftse leerlijn krijgen leerlingen vraagstukken over de maatschappij, chemie en de chemische industrie voorgeschoteld. Door in bijbehorende concepten te duiken, zoals materialen, duurzaamheid, technologie en industrie, kunnen de leerlingen deze vragen beantwoorden.
Nieuwe Scheikunde Nieuwe Scheikunde maakt gebruik van modules, ontwikkeld door teams met docenten, onderzoekers, vakdidactici en experts uit het bedrijfsleven. Naaste de Delftse variant zijn er nog drie andere leerlijnen, waarin onder meer de VNCI-modules over antibiotica en groene chemie aan bod komen.
Chemie en leerlingen werken samen Met wetenschappers van AkzoNobel werken om van zout water een drinkbare variant te maken, of samen met DSM-onderzoekers eenvoudig goedkope zeep produceren. Het kan allemaal tijdens de Imagine-wedstrijd.
B
egin oktober is de Imagine-wedstrijd van start gegaan. Leerlingen van bovenbouw havo of vwo kunnen met wetenschappers samenwerken om slimme oplossingen te vinden voor concrete problemen in de derde wereld.
Negen projecten Totaal zijn er negen projecten voor een betere wereld, zoals het ontwikkelen van beter voedsel voor koeien in Vietnam en het beschermen van kikkers in Brazilië. Naast AkzoNobel en DSM zijn ook het Erasmus Medisch Centrum, Friesland Campina, TU Delft en de Universiteit Leiden betrokken bij Imagine. Medewerkers hiervan gaan samen met de leerlingen de komende maanden het lab in om onderzoek te doen en met oplossingen te komen. De resultaten hiervan worden maart 2011 gepresenteerd. Vorig jaar won The Biobag, een kleine en goedkope vergister die afval kan omzetten naar biogas waar mensen op kunnen koken. p
november 2010 Chemie magazine 17
&0 B,QQRYDWLH HQ 2QGHUZLMV LQGG
Onze focus: uw doel. Bent u op zoek naar een toegewijde partner die uitgebreide kennis en ervaring heeft op het gebied van procesautomatisering in de life science industrie? Dan bent u bij Endress+Hauser aan het juiste adres. Wij zorgen er samen met u voor dat u uw doelen realiseert. U kunt bij ons terecht om op een gedegen wijze uw bedrijfsrisicoâ&#x20AC;&#x2122;s te minimaliseren. En zo helpen we u om uw processen en uw kwaliteit op een gevalideerde manier te optimaliseren. Endress+Hauser: uw doelgerichte partner. www.nl.endress.com/life_sciences
Endress+Hauser BV Postbus 5102 1410 AC Naarden
Tel. (035) 695 86 11 info@nl.endress.com www.nl.endress.com
Actueel
Jaar van de Chemie
Eerste activiteiten bekend Op de onlangs gelanceerde website www.jaarvandechemie.nl zijn de eerste activiteiten bekendgemaakt die tijdens het Jaar van de Chemie in 2011 zullen plaatsvinden. Momenteel zijn er elf evenementen die het komende jaar de waardering van het grote publiek voor de chemie en de belangstelling van jongeren voor een studie chemie moeten vergroten.
YP’s discussiëren over bio-based economy
V
ia het imagotraject Chemie is overal is de VNCI betrokken bij drie activiteiten: een zomertentoonstelling bij NEMO, de Chemieloop bij Dow Terneuzen en de tweejaarlijkse Dag van de Chemie. Bedrijven en andere instellingen die activiteiten gepland hebben voor 2011 kunnen deze aanmelden voor opname in het Jaar van de Chemie.
Thema De eerste officiële bijeenkomst van het Young Professionals Network op 21 oktober bij Shell in Moerdijk was een groot succes, zo blijkt uit de vele positieve reacties. De jonge professionals kregen onder meer een rondleiding met een touringcar en sloten de dag af met een boeiende paneldiscussie over de bio-based economy.
D
e paneldiscussie werd bijgewoond door een kleine vijftig young professionals van VNCIlidbedrijven en de young professionals van Shell. Het thema ‘Hoe ziet de weg naar een bio-based economy in Nederland er uit?’ werd ingeleid door Ben van Beurden, Executive Vice President van Shell Chemicals, VNCI-voorzitter Werner Fuhrmann en Pieter Boot van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De discussie werd geleid door Nelo Emerencia van de VNCI. Volgens Van Beurden kan biomassa een grote bijdrage leveren aan de verlaging van de CO2-uitstoot en economisch rendabel zijn. Shell richt zich dan ook op biobrandstoffen en is momenteel de grootste distributeur ter wereld, met een jointventure met een Braziliaans bedrijf. Ook de VNCI is voorstander van het gebruik van alternatieve bronnen, gaf Fuhrmann aan. En chemie is daarbij onderdeel van de oplossing. Maar dan moet er wel veel geld in onderzoek worden gestoken en zijn er incentives nodig om dit te bereiken.
Aan het jaar liggen de Verenigde Naties ten grondslag, die 2011 tot het Internationale Jaar van de Chemie hebben uitgeroepen. Het thema voor dit jaar is ‘Chemie – ons leven, onze toekomst’. Ook wordt in 2011 gevierd dat Marie Curie honderd jaar geleden de Nobelprijs voor de chemie ontving. Dit wordt aangegrepen om de bijdrage van vrouwen aan de chemische wetenschap in de schijnwerpers te zetten. p
Doelstelling Boot stelde dat Nederland een aantal goede troeven heeft: het aardgas en een uitstekende locatie. Volgens hem is de doelstelling om 20 procent CO2 uitstoot te verlagen haalbaar. Maar er is nog wel veel werk nodig om de doelstelling van 14 procent duurzame energie (nu 4 procent) te halen. Biobrandstoffen moeten volgens hem van 1e naar 2e generatie, met als eindbeeld de bioraffinaderij. De chemie moet vergroenen en de hoge waarde van biomassa benutten. Tijdens de discussie die volgde werd gesteld dat we nog decennia lang van fossiele grondstoffen afhankelijk zullen zijn, maar dat biobrandstoffen een goede eerste aanzet zijn. Ook werd geopperd voor een EU-platform om de CO2-prijs te verhogen. Andere punten die door de jonge professionals gemaakt werden: de industrie heeft een belangrijke rol als kenniscentrum; er is nog veel te doen om het imago te verbeteren; we moeten veel meer in termen van waardeketens denken en werken; en kijk naar China: die heeft een heldere industriepolitiek en volgt die consistent. p
Quotes ‘Veel zogenaamde trends zijn prietpraat. Neem iets als mvo. Je kunt er onmogelijk op tegen zijn, maar wat schiet je ermee op? Er wordt veel gepraat, maar weinig gedaan. We liggen helemaal niet wakker van ons voortbestaan.’ (Managementgoeroe Léon de Caluwé in Management Team van 8 oktober) ’Ik heb Wilders nog de hand geschud toen we elkaar tegenkwamen in de schminkkamer op Prinsjesdag. Je moet het professionele en het persoonlijke weten te scheiden.’ (VNO-NCW-voorzitter Bernard Wientjes in Forum nr. 18)
‘Ik heb zoiets van…’ (Deze uitdrukking is de winnaar van de Vaagtaalverkiezing 2010)
‘Dit kabinet wil terug naar industriepolitiek. We leven in een wereldeconomie en dan denkt de Nederlandse overheid dat ze onder meer door subsidies een aantal sectoren groot kan maken. Dat soort maakbaarheidsbeleid werkt niet, wat weten we.’ (Hoogleraar Barbara Baarsma in het jubileumnummer van Elsevier)
november 2010 Chemie magazine 19
&0 BDFWXHHO LQGG
Consequenties voor industrie
Meer import De komende jaren gaat Nederland steeds meer aardgas importeren. De wisselingen in de samenstelling van het gas vragen om aanpassingen van de installaties bij gasleveranciers dan wel eindgebruikers. Dat kan in de honderden miljoenen lopen. Tekst: Erik te Roller
e gasproductie van de kleine velden in Nederland neemt af. Dit kan onvoldoende opgevangen worden door een hogere productie van gas uit het Groningenveld, niet alleen omdat die een andere kwaliteit heeft, maar ook omdat er commerciële en strategische redenen zijn om de productie van het Groningenveld te beperken. Dus gaat Nederland meer gas uit Noorwegen en Rusland importeren en meer gas per LNG-schip uit diverse andere landen in de wereld halen. De samenstelling van dat aardgas, zoals het gehalte aan methaan, varieert. Nu is de industrie ‘verwend’ met gas van vrijwel constante kwaliteit, maar dat gaat veranderen.
D
Kip-eivraagstuk ‘Welke gevolgen de wisseling van de gassamenstelling heeft voor de afnemers van aardgas weten we nog niet precies,’ zegt Dirk-Jan Meuzelaar, voorzitter van de Taakgroep Brandstoffen van VEMW, de Vereniging voor Energie, Milieu en Water, die ook de belangen van de VNCI-leden behartigt. ‘We weten niet exact met welke samenstellingen van het gas we allemaal te maken krijgen en hoe sterk en frequent die samenstelling zal schommelen afhankelijk van de voeding van het gasnet met aardgas afkomstig van verschillende bronnen. Pas als we dat weten, kunnen we op zoek gaan naar de beste oplossingen voor het opvangen van die verschillen. Dan zal ook duidelijk zijn welke bedragen daarmee gemoeid zijn. We zitten dus met een kip-eivraagstuk.’
Laagcalorisch De overheid zet bewust in op Nederland als gasrotonde van Europa, zodat ons land zich verzekerd weet van een voldoende aanbod van aardgas in de toekomst en aan de gashandel kan blijven verdienen. Dat is ook in het belang van de Nederlandse industrie. Maar er zit een technisch addertje 20 Chemie magazine november 2010
&0 B*DV LQGG
Energie
van aardgas kost miljoenen onder het gras. Het gas uit het buitenland heeft namelijk een andere samenstelling dan het gas uit Groningen. Beter gezegd: het Groninger gas is een buitenbeentje in de wereld, omdat het maar ongeveer 80% methaan bevat en maar liefst 14% stikstof, terwijl aardgas elders in de wereld gemiddeld genomen 90% methaan bevat. Het Nederlandse gas heeft zodoende een lagere verbrandingswaarde en wordt daarom laagcalorisch gas genoemd. Het buitenlandse gas en ook het gas uit de kleine velden heeft een hogere verbrandingswaarde en is dus hoogcalorisch.
Bijmengen De oplossing lijkt eenvoudig: het bijmengen van stikstof, zodat het buitenlandse gas laagcalorisch wordt, maar volgens Meuzelaar biedt dat geen voldoende oplossing: ‘Ook als je er stikstof bijdoet, zal de samenstelling van het gas, dat bestaat uit diverse componenten, nog wisselen. Als het alleen om Noors gas ging, was het geen probleem. Maar als er eerst Noors gas door de leiding stroomt en een kwartier later Russisch gas en er vlakbij net een LNGschip gelost is, dan moeten de branders van stookinstallaties dat allemaal wel aankunnen. Een ander probleem is dat bijvoorbeeld LNG bestaat uit aardgas dat naast methaan ook ethaan en propaan bevat. In een ammoniakfabriek zet je methaan om in waterstof en kooldioxide. Vervolgens zet je de waterstof met stikstof in de lucht om in ammoniak. Ethaan en propaan kun je ook omzetten, maar die leveren relatief minder waterstof op. Dit betekent dat een ammoniakproducent relatief meer gas moet inkopen en dus duurder uit zal zijn, nog afgezien van het feit dat er relatief meer CO2 zal vrijkomen. Een ander probleem is dat gasmotoren bij een relatief lager methaangehalte van het gas (dat meer ethaan en propaan bevat) kunnen gaan kloppen.’
LNG Gate Terminal De LNG Gate Terminal van Vopak en Gas Transport Services (beheerder Nederlandse gasnet en dochter van Gasunie) komt in de tweede helft van 2011 in bedrijf. Gaat het probleem dan spelen? Meuzelaar: ‘Dat gas gaat voorlopig
eerst naar een aantal lokale afnemers, zodat bedrijven in de rest van het land er in eerste instantie niets van merken. Volgens Gas Transport Services krijgen de meeste bedrijven vanaf 2014 te maken met ander gas.’
Maatregelen Vanaf 2002 hebben de Europese Commissie en de gasindustrie overleg gevoerd over de eisen waaraan aardgas moet voldoen om het uitwisselbaar te maken via het Europese gasnet. De Europese gasindustrie (EASEE-gas) heeft in 2005 in het rapport Common Business Practices aanbevelingen gedaan die door de commissie zijn overgenomen en inmiddels in de nationale wetgeving van de lidstaten zijn opgenomen. ‘De eisen zijn zo opgerekt, dat alle gas door het net kan, ook LNG,’ aldus Meuzelaar. In oktober 2009 schrokken de eindgebruikers in ons land ineens wakker, toen ze een brief ontvingen van de netbeheerders die de veranderingen van het gas aankondigden en opriepen om tijdig na te gaan of er ook maatregelen genomen zouden moeten worden onder verwijzing naar de website hoezoandergas.nl. Meuzelaar over de mogelijke gevolgen: ‘Zolang de bandbreedte en fluctuaties van de samenstelling van het gas beperkt zijn, kunnen bedrijven werken met een hoger Wobbe-getal, dat een indicatie is voor de verbrandingswaarde van het gas. Nemen de bandbreedte en de fluctuaties echter toe, dan moet exact bekend zijn wat de samenstelling van het gas is, voordat dit in een proces of stookinstallaties kan worden gebruikt.’
Consequenties ‘In Nederland heb je momenteel een gasnet met hoogcalorisch gas voor export en doorvoer, waarop ook zo’n 80 binnenlandse grootverbruikers zijn aangesloten, waaronder diverse chemiebedrijven. Daarnaast is er het gewone gasnet voor laagcalorisch gas, waar alleen Groningen gas doorstroomt plus hoogcalorisch gas uit de kleine gasvelden en importgas dat is opgemengd met stikstof. Niet alleen grootverbruikers krijgen te maken met gas van andere samenstellingen, maar ook de gebruikers van Gronovember 2010 Chemie magazine 21
&0 B*DV LQGG
ningengas als gevolg van het bijmengen van meer en verschillend hoogcalorisch gas verdund met stikstof. Dat heeft consequenties zowel voor de kleine industriële installaties als voor de CV-ketels en geisers van de consument’, legt Meuzelaar uit. ‘Alle afnemers krijgen mogelijk te maken met hoge kosten voor aanpassingen van de installaties. Bij stookinstallaties zijn de branders nauwkeurig afgestemd om het gas zo efficiënt mogelijk te verbranden. Bij wisselende gassamenstellingen zullen bedrijven echter voortdurende de brandstof-luchtverhouding voor hun branders moeten bijregelen. Hierdoor zal de efficiency van de installaties afnemen, wat direct financiële consequenties heeft. Ook kan de veiligheid in het geding zijn. Verder zullen er bij de verbranding waarschijnlijk weer meer stikstofoxiden en koolmonoxide vrijkomen, waardoor de bedrijven met hun vergunningsvoorwaarden in de knel kunnen komen.’
Aanpassingen ‘De vraag is of het wel zo reëel is om van de eindverbruikers te verlangen dat ze de problemen zelf oplossen. Het is ook denkbaar dat de gasleveranciers zorgen dat het gas aan inputkant aan nauwere specificaties voldoet door bijvoorbeeld de ethaan en propaan eruit te strippen. Volgens de gasindustrie vergt dit echter miljarden investeringen en liggen maatregelen bij de gebruikers meer voor de hand. De gastransporteurs op hun beurt zeggen, dat ze alleen verantwoordelijk zijn voor het transport van gas en verder niet.’ ‘Al met al bestaat er veel onduidelijkheid. Ook Gas Transport Services weet niet exact welke kwaliteitsvariaties de afnemers te wachten staan. Zolang die niet bekend zijn, kunnen ook installateurs hier niet op anticiperen en is niet duidelijk hoe omvangrijk en duur de nodige aanpassingen zullen zijn. In feite hebben het ministerie van Economische Zaken en Gas Transport Services het probleem volledig onderschat,’ zegt Meuzelaar.
Onderzoek De VEMW heeft deze problemen al in een vroeg stadium onderkend en bij de overheid aangedrongen op onderzoek. Vanwege alle onduidelijkheid heeft EZ het onderzoeksbureau KEMA-KIWA opdracht gegeven de problemen en oplossingen in kaart te brengen. Op basis van de uitkomsten zal VEMW de discussie met EZ voortzetten.
‘Chemiebedrijven zullen zeker iets gaan merken van de aanpassingen’ Ook de Europese Commissie is vorig jaar gestart met een onderzoek naar de effecten van de harmonisatie voor de hele gasketen van aanvoer tot en met gebruik. De resultaten van deze analyse zullen in de loop van volgend jaar bekend zijn.
Gevolgen ‘Er zal zeker nog veel politieke discussie volgen, want uiteindelijk gaat het erom welke partijen hun installaties zullen moeten aanpassen. Ook als de gasindustrie maatregelen neemt, zullen de kosten daarvan via bijvoorbeeld verrekening in de transportkosten of via doorberekening van systeemdiensten bij de eindgebruiker terechtkomen. Voor Nederland komen de aanpassingen, linksom of rechtsom, in totaal neer op honderden miljoenen euro’s. De chemiebedrijven zullen hier dus wel degelijk iets van gaan merken. Ik raad ze in elk geval aan om zo snel mogelijk voor zichzelf na te gaan wat de gevolgen van de kwaliteitsveranderingen mogelijk kunnen zijn voor hun eigen installaties en hun kennis hierover te delen via de VNCI en VEMW. Op deze manier krijgen we een beter beeld van de omvang van deze problematiek,’ aldus Meuzelaar. p
KEMA-KIWA onderzoek In augustus en september is het onderzoeksbureau KEMA-KIWA in opdracht van EZ begonnen met het in kaart brengen van problemen en oplossingen. Daartoe is gesproken met gasproducenten, -leveranciers, -transporteurs en -gebruikers. Aan tafel zaten namens VEMW senior beleidsadviseur Jacques van der Worp en Dirk-Jan Meuzelaar, voorzitter van de Werkgroep Brandstoffen. VEMW behartigt ook de belangen van de VNCI-leden. Daarnaast waren van de kant van de zakelijke gebruikers DSM, SABIC en OCI Nitrogen (voorheen DSM Agro en DSM Melamine) nauw bij de besprekingen betrokken, evenals Corus (Tata Steel) en de verenigingen Cogen, FME en LTO Glaskracht. Naar verwachting zal KEMA-KIWA de studie eind november afgerond hebben en de resultaten begin december op een zogenaamde stakeholdersmeeting in brede kring presenteren.
22 Chemie magazine november 2010
&0 B*DV LQGG
Met het Gold Standard certiďŹ caat steunt u duurzame energieprojecten over de hele wereld, om de CO2-uitstoot van uw bedrijf zo veel mogelijk te compenseren. Deze projecten leveren naast CO2-reductie ook een bijdrage aan het milieu, de samenleving en de lokale economie. Bereken uw CO2-uitstoot op essent.nl/grootzakelijk.
Het Gold Standard certiďŹ caat. Essent levert.
08601123 Adv CO2 compensatie 210x297_WT.indd 1
08-10-10 14:04
Scheidend directievoorzitter van ECN, Ton Hoff:
‘Op energiegebied moeten we alles ontwikkelen’ ‘Om onze afhankelijkheid van fossiele energiebronnen te verminderen, moeten we de komende jaren hard werken aan de ontwikkeling van energiebronnen op basis van zowel biomassa, wind, zon als waterkracht. Geen enkele energievorm kan volledig in onze behoefte voorzien, ook kernenergie niet,’ zegt Ton Hoff, directievoorzitter van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN). Tekst: Erik te Roller
24 Chemie magazine november 2010
&0 BLQWHUYLHZ7RQ+RII LQGG
Interview
´30% CO2-uitstootvermindering is een loffelijk streven, maar niet haalbaar´ één enkele energievorm zou ook helemaal niet goed zijn voor de voorzieningszekerheid.’
off, gepokt en gemazeld bij Shell, heeft de laatste acht jaar leiding gegeven aan ECN. Hij verlaat per 1 januari ECN en wordt opgevolgd door Paul Korting, momenteel algemeen directeur Industrie en Technologie van TNO. In onderstaand interview geeft Hoff zijn visie op de toekomstige energievoorziening en doet hij aanbevelingen voor het energiebeleid van industrie en overheid.
H
Zijn er de komende jaren doorbraken te verwachten? ‘We moeten niet de illusie hebben, dat er in de komende vijf tot tien jaar ineens een nieuwe energietechnologie opduikt die het ei van Columbus is,’ stelt Hoff. ‘Voor de Nederlandse energieproblematiek bestaat geen silver bullet en die zal er waarschijnlijk ook niet komen. Grote afhankelijkheid van
Hoe moet het dan verder? ‘We moeten alles ontwikkelen: energie op basis van biomassa, wind en zon. Daarnaast zullen we nog zeker twintig tot dertig jaar gebruikmaken van energie uit fossiele bronnen. Vergis je niet, de overschakeling op andere vormen van energie vergt niet alleen de ontwikkeling van technologie, maar ook van de markt. Dat kost tientallen jaren. Over kernenergie denkt de huidige regering heel anders. Zij stimuleert het zelfs. Als er een nieuwe kerncentrale in Borssele komt, zal die overigens pas in 2020 in bedrijf komen. Daar moeten we niet op wachten. Tijdens de bouw moeten we doorgaan met het ontwikkelen en toepassen van duurzame energie. Momenteel voorziet kernenergie voor tien procent in de Nederlandse elektriciteitsbehoefte: vier procent is afkomstig van de centrale in Borssele en zes procent van kerncentrales uit het buitenland. Met één of twee nieuwe kerncentrales kan het aandeel van kernenergie in de nationale elektriciteitsvoorziening tot vijftien à twintig procent toenemen. Tachtig procent van de elektriciteit moet komen uit andere bronnen.’ Wat zijn de mogelijkheden van duurzame energie? ‘Ik denk dat we nog heel lang aardgas zullen gebruiken. Als de productie van gas in Groningen afneemt, kunnen we dit aanvullen met geïmporteerd gas. Nederland blijft goed in handel: als het goedkoop is, slaan we er veel van op in ondergrondse gasbuffers. Nog weer later kunnen we het aardgas aanvullen met groen gas uit bio-
massa. ECN is koploper met een proces waarmee je biomassa vergast bij 900 graden Celsius. Dat levert een gasmengsel op dat voor een belangrijk deel uit methaan bestaat, het hoofdbestanddeel van aardgas. De overige componenten, zoals koolmonoxide en waterstof, kun je ook in methaan omzetten. Met zo’n proces kun je uit biomassa dus gas van aardgaskwaliteit maken en daarmee het nationale gasnet voeden. We beschikken immers al over een fantastische infrastructuur voor gas. Die kunnen we in de toekomst milieuverantwoord blijven gebruiken.’ Over windturbines is veel discussie. Is het inderdaad donquichotterie? ‘Nee, elektriciteit van windmolens op het land kan nu al bijna concurreren met elektriciteit uit kolencentrales. Voor die windmolens is nauwelijks subsidie nodig. Elektriciteit van windturbines op zee is nog beduidend duurder. Maar de ontwikkeling staat niet stil. De windturbines worden steeds onderhoudsvriendelijker, maar ook steeds groter. De nieuwste hebben een draaicirkel met een diameter van 120 meter en op de tekentafel staan turbines met een diameter van 150 tot 160 meter, dat is tweemaal de spanwijdte van een Boeing 747. Door dit soort technische ontwikkelingen wordt elektriciteit van windturbines steeds goedkoper. Maar dat niet alleen. De verwachting is dat de prijs van elektriciteit van gas- en kolencentrales de komende jaren gaat stijgen als CO2-uitstoot echt een prijs gaat krijgen onder invloed van het Europese klimaatbeleid. Op een gegeven moment zal hierdoor de elektriciteit van windmolens goedkoper zijn dan die van kolencentrales. Natuurlijk is e windenergie niet dé oplossing. Het november 2010 Chemie magazine 25
&0 BLQWHUYLHZ7RQ+RII LQGG
Interview
waait niet altijd en bij een groot aandeel van windenergie zal het moeilijk zijn om pieken en dalen van het aanbod in het net op te vangen. Dat vraagt om een veel uitgebreider internationaal elektriciteitsnet.’ Wat kan zonne-energie bijdragen? ‘Zonne-energie is nu nog te duur, maar heeft wel een groot potentieel. De ontwikkelingen gaan snel. Over vijf jaar kun je panelen op het dak van je huis laten plaatsen voor elektriciteit, waarvan de prijs per kilowattuur, rekening houdend met de aanschafprijs, vergelijkbaar is met die van de stroomleverancier. En over tien tot vijftien jaar zullen de panelen zo efficiënt en goedkoop zijn, dat ze stroom leveren tegen een prijs die vergelijkbaar is met die van kolencentrales af fabriek, dus lager dan de consumentenprijs. Toch zal er nog wel twintig tot dertig jaar overheen gaan, voordat de zonnepanelen massaal worden gebruikt en een groot marktaandeel hebben verworven. Overigens doet Nederland het helemaal niet slecht in zonne-energie. We passen het misschien niet zo veel toe, maar ons midden- en kleinbedrijf levert momenteel ovens en productielijnen aan bedrijven in China die ons straks wellicht van goedkope zonnepanelen voorzien. Dat Nederland te weinig doet aan zonne-energie is dus niet waar.’ Valt er ook nog veel energie te besparen? ‘Het meest belangrijke vergat ik nog bijna te zeggen: energiebesparing en efficiënter omgaan met energie zijn heel belangrijk. Het draagt meteen bij aan de CO2-reductie en stelt ons in staat om langer te doen met fossiele bronnen. In de chemische industrie bijvoorbeeld heb je veel met opwarmen en afkoelen van processtromen te maken, zoals bij destillatie. Daarbij gaat een deel van de toegevoerde energie verloren in de vorm van warmte die de rivier of de lucht ingaat. Met slimme membranen bijvoorbeeld kun je stoffen bij lage temperatuur scheiden. Dat kost veel minder energie dan destilleren. Ook kun je denken aan industriële warmtepompen, waarbij restwarmte die anders naar
de koeltoren gaat nuttig gebruikt kan worden. Proceswater van 70 tot 80 graden Celsius kun je hiermee oppoetsen tot 120 tot 130 graden, net genoeg om lage druk stoom van te maken. Op deze manier kun je straks een groot deel van die restwarmte nog
meer betalen voor elektriciteit, maar dat is uit oogpunt van ‘de vervuiler betaalt’ beter dan het systeem waarbij de consument via de belastingen meebetaalt aan subsidies voor duurzame elektriciteit. Ik verwacht dat we in het begin nog een hybridesysteem zullen
‘Geen enkele energievorm kan volledig in onze behoefte voorzien’ een keer nuttig gebruiken en daar bespaar je ontzettend veel mee. Energie-efficiency vergt investeringen, maar dat zijn ‘no regret’ investeringen: chemiebedrijven die hun producten met zo weinig mogelijk energie produceren, doen goede zaken als de olieprijs straks bij een economisch herstel weer aantrekt en richting 150 dollar per vat gaat. Ik besef dat de investeringsruimte in de chemiesector beperkt is, maar raad de sector aan er goed over na te denken.’ Is een vermindering van de CO2-uitstoot van 30% in 2020 haalbaar? ‘Nederland kan in 2020 een vermindering van de CO2-uitstoot bereiken van 20% ten opzichte van 1990, maar dan moeten we ons behoorlijk inspannen. Een vermindering van 30% is een loffelijk streven, maar niet haalbaar. Als andere landen in de wereld niet meewerken is het voor Nederland en Europa al moeilijk genoeg om 20% reductie te halen, zonder dat de industrie zich uit de markt prijst.’ Wie trekt de kar? ‘De industrie en elektriciteitssector moeten een slag maken met energieefficiency en inzet van duurzame energie. De overheid kan daarbij investeringen deels ondersteunen, deels afdwingen. Zo kan ze bij het afgeven van een vergunning voor de bouw van een nieuwe centrale bedingen dat een elektriciteitsproducent voor een bepaald percentage, bijvoorbeeld 14%, duurzame elektriciteit aanbiedt. De consument gaat dan wel
hebben van subsidies en eisen, want bestaande contracten en vergunningen kun je niet openbreken. Een effectief overheidsbeleid op dit gebied zal nog heel wat denkwerk vergen. Peter Vogtländer, die net afscheid heeft genomen van de Algemene Energieraad, zei wel eens: ‘Een simpel systeem is oneerlijk; een complex systeem is eerlijk, maar werkt niet’. Wanneer zal de helft van de energie afkomstig zijn van duurzame bronnen? ‘Sommige studies gaan ervan uit dat de helft duurzame energie al in 2030 of 2040 gehaald kan worden, maar dat is een illusie. Als we in 2050 op 35 tot 50% duurzame energie uitkomen, hebben we een hele goede job gedaan. Het belangrijkste is, dat we in de komende tien jaar de trend ombuigen. Dat het aandeel van groene energie sneller stijgt dan drie à vier procent in vijf jaar, want dat schiet niet op. De duurzame energie moet vaart krijgen en significant groeien. Daarom moeten we nu al constant duwen.’ Wie moeten er duwen? ‘De burgers, politici en nieuwe concurrenten op energiegebied, bijvoorbeeld uit de hoek van de computer- en elektronica-industrie. Nieuwe zonnecellen zullen eerder van bedrijven als Sharp komen dan van bedrijven als Shell.’ Wat vindt u van het nieuwe kabinetsbeleid? ‘Met inzetten op meer samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen
26 Chemie magazine november 2010
&0 BLQWHUYLHZ7RQ+RII LQGG
Interview
en meer innovatiekracht ontwikkelen ben ik het eens. Maar de overheid kan het geld maar één keer uitgeven. Daarom ben ik benieuwd wat er van die voornemens terechtkomt. Wat betreft innovatiekracht: in Nederland hebben we nog steeds moeite om technische ontwikkelingen op te pakken in het bedrijfsleven. We missen nog vaak het vermogen om technologie van scratch op te bouwen en internationaal op de markt te zetten. In de gaming industrie lukt het gek genoeg wel. Innovatiekracht moeten we koesteren. De overheid kan het niet afdwingen, maar wel faciliteren door onder andere te schrappen in het woud van regels, dat het leven van entrepreneurs momenteel niet makkelijk maakt. Belangrijk is in elk geval dat regels de innovatie nog onnodig in de weg staan.’ p
Ton Hoff Ton Hoff is van oorsprong fysicus. Hij werkte vijfentwintig jaar bij Shell voordat hij acht jaar geleden benaderd werd met de vraag of hij directievoorzitter van ECN wilde worden. Bij Shell werkte hij eerst bij de research in Amsterdam en Houston. Rond 1990 was hij op de afdeling langetermijnstrategie en -planning in Londen medeopsteller van de langetermijnscenario’s op gebied van olie en gas. ‘We probeerden alle relevante sociale en economische ontwikkelingen van buiten Shell in de scenario’s te vatten,’ licht Hoff toe. ‘Rond 1990 heb ik voor het eerst ook de gevolgen van het broeikaseffect in een scenario meegenomen. Toen vond iedereen dat nog flauwekul, maar hoe snel kan de wereld veranderen.’ Daarna vervulde hij nog diverse functies totdat hij in 2002 overstapte naar ECN. Terugkijkend op zijn periode bij ECN onderscheidt hij drie belangrijke ontwikkelingen. Ten eerste gaat ECN met technologische ontwikkeling veel verder dan vroeger. ‘We hebben onder andere een volledig proces ontwikkeld voor de productie van groen gas op basis van biomassa. De ervaring leert dat ontwikkelingen anders
blijven liggen, omdat de industrie ze nog niet rijp genoeg vindt,’ aldus Hoff. De tweede belangrijke ontwikkeling is dat ECN zijn vleugels internationaal uitslaat. Hoff is een van de stuwende krachten achter de European Energy Research Alliance (EERA), waarbij ECN de handen ineen geslagen heeft met andere Europese onderzoeksinstituten om de concurrentie aan te gaan met de Verenigde Staten en China. ‘In Nederland hebben we bijvoorbeeld een voorsprong op het gebied van zonne-energie. Die moeten we zien te behouden.’ De derde belangrijke ontwikkeling bij ECN is de toegenomen samenwerking met de universiteiten. ‘Je ziet steeds meer dat mensen van ECN buitengewoon hoogleraar aan een universiteit worden. Ze steken daar hun voelhorens uit om de nieuwste wetenschappelijke doorbraken in een vroeg stadium te signaleren,’ aldus Hoff. ‘Het leuke is, dat het energie-onderzoek nu veel meer jonge mensen aantrekt dan tien jaar geleden. Ze zien veel perspectief in de business van duurzame energie. Terecht, want het is inmiddels uitgegroeid tot een serieuze business.’
november 2010 Chemie magazine 27
&0 BLQWHUYLHZ7RQ+RII LQGG
[FMGLMFWFOEF FUJLFUUFO USBOTGFSGPMJF FUJLFUUFOQSJOUFST FUJLFUUFFSNBDIJOFT POEFSIPVE
*T VX CFESJKG WPPSCFSFJE PQ ()4
7PMH PO[F
XPSLTIPQ
PQ KBOVBSJ XBBSJO BMMF WFSBOEFSJOHFO
¦O PQMPTTJOHFO BBO CPE LPNFO
0N V BBO UF NFMEFO WPPS EF XPSLTIPQ LVOU V DPOUBDU PQOFNFO NFU & U WBOEFSBBMTU!HFPTUJDL OM 5 6JUFSBBSE LVOU V PPL WPPS NFFS JOGPSNBUJF PNUSFOU ()4 UFSFDIU CJK (FPTUJDL
(FPTUJDL # 7 "NTUFSEBNTFXFH "% 6JUIPPSO 1PTUCVT "" 6JUIPPSO XXX HFPTUJDL OM
$GYHUWHQWLH $ LQGG
Veiligheid
Onbezorgd over vervoer chemicaliën In Nederland zijn de mensen weinig bezorgd over het vervoer van chemicaliën. Wel zijn ze voor nog strengere regels. Dat blijkt uit de Pan European Survey, het tweejaarlijkse onderzoek van Cefic. Tekst: Erik te Roller
‘B
ijna 80% van de 1000 respondenten in Nederland is het eens met de stelling dat de meeste bedrijven die chemicaliën transporteren op een veilige en verantwoorde manier werken. Alleen in GrootBrittannië is het percentage respondenten dat het hiermee eens is nog hoger, namelijk 86%. In de rest van Europa is de score lager. Het oordeel van de respondenten over het vervoer van chemicaliën is overigens beter dan het algemeen imago van de chemische industrie. In Nederland oordeelt bijvoorbeeld ‘slechts’ 47% van de respondenten positief over de chemische industrie.
Positiever ‘Over het geheel genomen zie je dat de perceptie van het vervoer van chemicaliën in Noordwest-Europa veel positiever is dan in Zuid- en OostEuropa,’ zegt Jos Verlinden, directeur transport en logistiek van Cefic.’Ik weet niet of dat te maken heeft met het aantal incidenten met transporten van chemicaliën in de verschillende landen of enkel met de manier waarop de mensen er tegenaan kijken, al dan niet na incidenten in eigen land.’ Verder komt uit het onderzoek naar voren, dat maar heel weinig mensen bekend zijn met de initiatieven van de transportsector om het vervoer van chemicaliën veiliger te maken. Alleen Duitsland springt eruit. Hier geeft 30%
van de respondenten aan bekend te zijn met dergelijke initiatieven. Nederland zit met 8% op het gemiddelde. ‘De goede reputatie van het transport van chemicaliën berust op het buikgevoel van de mensen dat de sector de zaak onder controle lijkt te hebben en alles wel goed geregeld zal zijn. Dat gevoel kan natuurlijk weer omslaan na een zwaar ongeval. In Nederland is bijvoorbeeld de botsing van goederentreinen in september 2009 bij Barendrecht goed afgelopen, waarschijnlijk mede dankzij de nieuwe crashbuffers op de wagons. Het had ook slechter kunnen aflopen.’
Het merendeel van de Nederlanders vindt dat de meeste chemicaliën veilig en verantwoord worden getransporteerd
Regelgeving In Nederland vindt iets meer dan de helft van de respondenten dat de regelgeving nog wel wat strenger mag zijn. In de meeste andere Europese landen vinden respondenten dat ook. ‘De meeste mensen zullen echter niet gauw “nee” antwoorden op de vraag of ze voor strengere regels zijn, omdat ze denken dat de sector met strengere regels nog veiliger kan opereren. Die vraag en de antwoorden daarop maken ons dus niet zo veel wijzer,’ aldus Verlinden.
Communicatie Moet de chemie- en transportsector meer naar buiten treden met veiligheidsinitiatieven? ‘Binnen de Strategy Implementation Group Logistics van Cefic zien de vertegenwoordigers van de
Regelgeving mag strenger aangesloten bedrijven geen noodzaak tot meer communicatie met de man of vrouw in de straat. De communicatie over de veiligheid van het vervoer van chemicaliën is ook niet bepaald eenvoudig. Zodra je aandacht vraagt voor de veiligheid van het vervoer loop je de kans dat je de mensen eerder meer dan minder bezorgd maakt. De groep ziet liever dat de chemie- en transportsector hun energie blijven richten op het verder verbeteren van de vervoersveiligheid. Dat lijkt vooralsnog de best aanpak,’ aldus Verlinden. ‘Opvallend is verder dat de meeste men-
sen in Europa het vervoer van chemicaliën per spoor het meest aangewezen vinden. Daarom willen we in Cefic-verband meer aandacht geven aan vervoer per spoor of aan de combinatie van vervoer over de weg en per spoor. In Europa zijn de mogelijkheden hiertoe niet altijd aanwezig door gebrek aan spoorcapaciteit en de soms gebrekkige dienstverlening en inflexibele organisatie. Verdere liberalisering van het spoorvervoer, dat nog steeds gedomineerd wordt door de nationale spoorwegmaatschappijen, kan dit verhelpen.’p november 2010 Chemie magazine 29
&0 B3(6VXUYH\ LQGG
Ruimte totaalbe
30 Chemie magazine november 2010
&0 BLQEHHOG GVFDQV LQGG
In beeld
elijk eld
De tijd dat ingenieurs een chemische fabriek of installatie in kaart brachten met een meetlint, een hoogtemeter en een waterpas ligt inmiddels ver achter ons. Advies- en ingenieursbureau Royal Haskoning maakt al geruime tijd gebruik van 3D laserscanning. Daarmee kan een gedetailleerd ruimtelijk totaalbeeld worden gemaakt. Laserscanning komt oorspronkelijk uit de filmindustrie. Tegenwoordig maken veel meer sectoren er gebruik van, zoals de bouw, de industrie, de medische wereld en de architectuur. Zelfs in de ruimtevaart wordt gebruikgemaakt van laserscanning. Hoe werkt het? Laserscanning specialist Eric Borst van Royal Haskoning legt uit: ‘Met een scanner verzamelen we zeer gedetailleerde ruimtelijke (3D) geometrische data van bestaande voorwerpen en omgevingen. Een - overigens ongevaarlijke - laserstraal tast op zeer hoge snelheid deze onderwerpen driedimensionaal af. Dit resulteert in ‘puntenwolken’, databases van grote hoeveelheden xyz-data, die door een zeer hoge dichtheid zeer nauwkeurige en betrouwbare informatie bevatten. De verschillende scans, afkomstig van verschillende locaties, worden vervolgens samengevoegd tot één driedimensionaal totaalbeeld.’ Wanneer de beelden eenmaal zijn geconverteerd naar bijvoorbeeld een 3D CAD-formaat, leveren de scans zeer nauwkeurige 3D ‘as built’ modellen op. Die kunnen gebruikt worden voor onder andere het design en de engineering van chemische fabrieken. ‘Er zijn inmiddels ook tal van andere toepassingen, onder andere op het gebied van virtuele trainingen en simulaties,’ aldus Borst.
november 2010 Chemie magazine 31
&0 BLQEHHOG GVFDQV LQGG
1 3D ‘as built’ modellen bruikbaar 5 voor design en engineering
4
32 Chemie magazine november 2010
&0 BLQEHHOG GVFDQV LQGG
In beeld
2
3 Foto 1: Foto 2: Foto 3: Foto 4: Foto 5: Foto 6:
Combinatie van meerdere fotorealistische laserscans en een nieuw 3D CAD-ontwerp. Enkele laserscan ten behoeve van een 3D ontwerpmodiďŹ catie. Combinatie van een laserscan en een nieuw 3D CAD-ontwerp. Laserscan van drukke leidingbrug ten behoeve van een 3D ontwerp-modiďŹ catie. Laserscan van een vat ten behoeve van een as-built controle. Combinatie van meerdere laserscans en een nieuw 3D CAD-ontwerp.
6
november 2010 Chemie magazine 33
&0 BLQEHHOG GVFDQV LQGG
Chemische sector
Instroom verhogen en aansluiting verbeteren Naar verwachting zal de schaarste op de arbeidsmarkt in de chemische sector de komende jaren groeien. Jongeren moeten worden aangespoord om chemieonderwijs te kiezen en in de sector te werken. Niet alleen in het aantrekkelijk maken van de chemie wordt geïnvesteerd maar ook in het bevorderen van de aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven. Tekst: Emma van Laar
e maatschappelijke relevantie van de chemische industrie is voor veel jongeren niet duidelijk zichtbaar. Bovendien hebben ze vaak geen helder beeld van wat een chemicus doet en wat de loopbaanperspectieven in de chemie zijn. Het gevolg hiervan is dat minder scholieren voor een profiel met scheikunde en een chemische opleiding kiezen. Om een belangrijke sector op topniveau te blijven, zijn juist nieuwe goed opgeleide chemici nodig. Het is daarom zorgwekkend dat de instroom in chemische opleidingen op wo-, hbo- en mbo-niveau de laatste decennia is gedaald. Betrokkenen worstelen met de vraag hoe meer jongeren voor de chemie kunnen worden geïnteresseerd en hoe gezorgd kan worden voor een goede aansluiting met het bedrijfsleven. Maar er is ook goed nieuws: de populariteit van de hbo-richting chemie is de afgelopen twee jaar toegenomen. Onderzoek van de VNCI laat zien dat tussen 2007 en 2009 het aantal hbo-studenten
D
chemie groeide met twaalf procent, terwijl het totale aantal hbo-studenten in deze periode met zes procent steeg. Eerder onderzoek liet al zien dat het aantal wo-studenten chemie tussen de studiejaren 2000-2001 en 2008-2009 met 139 procent steeg. In deze acht jaren steeg het totaal aantal academische studenten met 32 procent. Waar er in 2000 slecht zeven chemieopleidingen werden aangeboden was dit aantal in 2008 uitgegroeid tot 21. Opgemerkt moet worden dat de stijging vooral is te verklaren door toenemende populariteit van studies die niet puur om chemie draaien, maar een chemiecomponent hebben. Het aantal studenten aan traditionele wo-chemiestudies is sinds 20002001 juist gedaald met 27 procent. VNCI-speerpuntmanager Onderwijs & Innovatie Nelo Emerencia is blij met de toename van het aantal studenten in bètaopleidingen. ‘Er zijn veel jongeren met bètaaanleg en het is verheugend te zien dat deze jongeren daar nu ook iets mee doen.’
34 Chemie magazine november 2010
&0 BYHUNHQQLQJDUEHLGVPDUNW LQGG
Onderwijs
Sectorinvesteringsplannen Ondanks deze positieve geluiden is de krapte op de arbeidsmarkt duidelijk aanwezig. Op wo- en hboniveau maar vooral op mbo-niveau is het vinden van geschikt personeel een probleem. Omdat bedrijven moeite hebben de vacatures voor procesoperators te vullen, zijn er de laatste jaren veel projecten gestart om scholieren te interesseren voor een baan in de procesindustrie. De salarissen zijn door de schaarste in deze beroepsgroep het hoogst van alle mbo’ers. Voor hbo’ers behoren de salarissen voor chemici tot de hoogste binnen de hbo-opleidingen. Alleen de salarissen voor wochemie zijn gemiddeld. Dat is te verklaren door het internationale karakter van de arbeidsmarkt voor wo’ers.
Arbeidsmarktkrapte Het arbeidsmarktprobleem zal naar verwachting alleen maar toenemen omdat de komen jaren veel van de huidige werknemers in de chemische industrie de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Bovendien zorgt het herstel van de Nederlandse exportsector voor een snelle toename aan tekorten aan gespecialiseerde arbeidskrachten, zoals in de elektrotechnische industrie en de chemische sector. Volgens de Unie, vakbond voor middelbaar en hoger personeel, keren de arbeidstekorten van voor de economische crisis alweer terug en is de chemische sector een van de gebieden die getroffen wordt. Zonder maatregelen zou het goed kunnen zijn dat er een behoorlijk tekort aan afstudeerders op mbo-, hbo- en wo-niveau ontstaat. Om over tien jaar voldoende chemici te hebben, moet de uitstroom vanuit het mbo met 40 procent en vanuit e
Chemie is één van de sleutelgebieden in de sectorinvesteringsplannen mbo en hbo. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben besloten om extra investering in het technisch beroepsonderwijs te richten op drie nationale innovatiegebieden: Chemie, Water en High-Tech Automotive Systems. De sectorinvesteringsplannen voor hbo en mbo – “Sectorinvesteringsplan hbo 2011-2016 Meer studenten hbo-techniek via Centre of Expertise” en “Sectorinvesteringsplan mbo 2011-2016 Meer mbo-techniek studenten op topniveau door Centra voor Innovatief Vakmanschap” zijn zowel in het onderwijsveld als door bedrijven en de overheid zeer goed ontvangen. De ministeries van OCW en EZ hebben budget vrijgemaakt om een start te kunnen maken met drie Centres of Expertise en zes Centra voor Innovatief Vakmanschap. De Centra richten zich op het versterken van de Nederlandse economie en innovatie, het doorbreken van de kennisparadox en het schaarsteprobleem binnen de bètatechniek. Kennis die binnen de nationale sleutelgebieden en de maatschappelijke innovatieagenda wordt gegenereerd, krijgt via de centra een plek in de onderwijs- en kennisinfrastructuur. De samenwerking tussen instellingen en het bedrijfsleven en een duidelijke profilering moet leiden tot meer uitstroom van jongeren op de technische arbeidsmarkt. Daarnaast willen de centra voorzien in de kwalitatieve behoefte van het innovatief bedrijfsleven en het innovatievermogen van bedrijven stimuleren.
‘Mbo laboratorium- en procestechniek is een van de grootste uitdagingen’ november 2010 Chemie magazine 35
&0 BYHUNHQQLQJDUEHLGVPDUNW LQGG
‘Er is nog veel winst te behalen’
hbo/wo met 35 procent toenemen, schat de Regiegroep Chemie. Om dit te bewerkstelligen, is een aanpak over de hele loopbaanketen nodig, van primair naar voortgezet en beroepsonderwijs tot en met hoger onderwijs en de arbeidsmarkt. En daar wordt aangewerkt: in het beroepsonderwijs zijn de investeringen in Centres of Expertise en Centra voor Innovatief Vakmanschap een mooi initiatief, maar ook in het voortgezet onderwijs wordt aan de weg getimmerd.
Aanpak onderwijs Een van de acties op het gebied van het voortgezet onderwijs is de ontwikkeling van “Nieuwe Scheikunde”. Om de maatschappelijke relevantie en het imago van de chemie beter naar voren te laten komen, is voor havo en vwo een vernieuwd examenprogramma scheikunde in ontwikkeling. In de nieuwe methode wordt lesgegeven vanuit context naar concept. Scheikundige toepassingen en producten worden in maatschappelijke, experimentele en beroepsgerichte situaties geplaatst om zo leerlingen meer aan te spreken. Door het splitsen van het vwo- en havo-scheikundeprogramma worden jongeren bovendien beter voorbereid op hun vervolgopleiding binnen hbo of wo. Daarnaast is de Regiegroep Chemie gestart met het project Human Capital Chemie (HCC) dat tot doel heeft te zorgen voor voldoende en goed opgeleid personeel voor de chemische sector. Binnen de HCC zijn verschillende actielijnen uitgezet die moeten leiden tot een significante verhoging van het aantal afgestudeerde chemici op alle onderwijsniveaus, de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt verbeteren en het ondernemerschap stimuleren. Eveline van Hoppe, projectcoördinator van HCC, vertelt dat het project zich breed inzet, van primair onderwijs tot en met de arbeidsmarkt. ‘We proberen chemie onder de aandacht te brengen in het onderwijs maar zetten ons ook in voor het
behoud van personeel, de profilering van bedrijven en het stimuleren van ondernemerschap. Het is belangrijk om te zorgen dat er in de toekomst voldoende en goed opgeleid personeel is voor de chemische sector, dat wil zeggen dat er voldoende mensen op het juiste niveau opgeleid moeten zijn. Een van de grootste uitdagingen vormt mbo laboratorium- en procestechniek. We zien dat er nu al een tekort is en dat zal alleen maar groter worden omdat de instroom in het mbo is afgenomen. In het hbo is het probleem minder groot omdat daar de laatste jaren de instroom omhoog is gegaan.’ Als het gaat om de aansluiting van onderwijs naar industrie is er volgens Van Hoppe nog veel werk te verzetten. ‘Het onderwijs heeft een vast curriculum dat niet zomaar te veranderen is en bedrijven hebben zich in de afgelopen moeilijke jaren niet direct gefocust op het onderwijs. Maar er zijn veel plannen om de aansluiting van het mbo en hbo met het bedrijfsleven te verbeteren. Zo wordt 18 november een relatiedatabase gelanceerd waar werknemers en docenten elkaar kunnen vinden. We merken dat docenten moeilijk contact maken met bedrijven terwijl er van beide kanten veel vragen zijn. Bovendien zijn er veel werknemers die op eigen titel graag willen helpen door het geven van een gastcollege of leerlingen willen begeleiden bij een opdracht,’ aldus Van Hoppe.
Toekomst Van Hoppe: ‘Het gaat goed met onze inspanningen. Wel is er nog winst te behalen. Toen we begonnen met Human Capital Chemie zat de tijd niet mee. We zaten midden in de economische crisis en het was lastig omdat bedrijven niet op instroom gericht waren. Nu zien we dat zowel vanuit alle onderwijslagen en vanuit veel bedrijven inzet komt. Er wordt weer meer geïnvesteerd in promotie, maar daarmee zijn we er niet. Er liggen grotere uitdagingen op het gebied van de aansluiting tussen beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt. Ook daar zijn onderwijsinstellingen en bedrijven bereid flink in te investeren, blijkt uit de interesse voor Centres of Expertise en Centra voor Innovatief Vakmanschap.’ Op dit moment wordt bepaald welke consortia van onderwijsinstellingen, bedrijven en andere partners de beste business cases voor een Centre of Expertise of Centrum voor Innovatief Vakmanschap hebben opgesteld. Ook de Regiegroep Chemie is betrokken bij de Centra. ‘We zouden natuurlijk het liefst meer centra’s willen zien. Het is wat mij betreft goed dat opleidingen zich profileren op specifieke gebieden. De Centers of Expertise zijn een goed initiatief om hogescholen te laten nadenken over wat het regionale bedrijfsleven nodig heeft en hoe het onderwijs daarop het best kan worden aangesloten,’ meent Van Hoppe. ‘De rol van de overheid mogen we hierin niet onderschatten. Zij hebben ons het vliegwiel aangereikt om met de partners deze aansluiting te verbeteren.’p
36 Chemie magazine november 2010
&0 BYHUNHQQLQJDUEHLGVPDUNW LQGG
en ten rg ete &d ËN
stoffen
IC
Sy nt
he
tis
ch
ru
bb
er
fen tof sts
Basic anorganische
EM
n Ku
ffe n
H B A SIS C
to
ren
Polymeren & kunststoffen
A
ie
sts
str
Me
roAg
u ind
g n&
ke
a Sm
LI
ALISTISCHE CH ECI EM SP IC
Verf & inkt
2 0 : 0 3
eu
CONS UM CHEM EN ICA T L
IËN AL
1 5 . 1 0 . 1 0 ,
EN N IË
rst o pig ffen me nte & n
& fen tof rsen efs ha
eu
1
Ze ep
Kle
Kl
Se i t e
Parfum & cosmetica
D H L _ C h e mi e M a g a z i n e . p d f
WANNEER WIJ UW CHEMISCHE PRODUCTEN VERVOEREN STAAT VEILIGHEID VOOROP. • • • • • • •
DHL begrijpt dat chemische producten net zo zorgvuldig vervoerd moeten worden als ze gemaakt zijn. Daarom staat in ons wereldwijde netwerk voor lucht-, zee- en wegvervoer de veiligheid van uw producten voorop. En met de toewijding van onze medewerkers, kunt u er zeker van zijn dat uw product in veilige handen is; waar ook ter wereld.
www.dhl.nl/chemie
â&#x20AC;&#x2DC;Reputatiegoeroeâ&#x20AC;&#x2122; Cees van Riel:
â&#x20AC;&#x2DC;Incident in ch elk bedrijf in d â&#x20AC;&#x2122;Als er ergens een incident is waarbij een chemiebedrijf is betrokken, dan heeft dat zijn weerslag op de beeldvorming van andere bedrijven, ook al hebben die er niets mee te maken.â&#x20AC;&#x2122; Dat meent Cees van Riel, hoogleraar corporate Communication aan de Erasmus Universiteit. Tekst: Jos de Gruiter
r is te weinig bekend over het nut van chemie en daardoor krijgen incidenten onevenredig veel aandacht. Rampen als in Seveso en Bhopal hebben de chemie, al zijn ze nĂłg zo lang geleden, geen goed gedaan. Langzamerhand is de chemie een van de veiligste bedrijfstakken, maar er wordt eerder gefocust op een ramp dan op de positieve aspecten van de chemie.â&#x20AC;&#x2122; Dat zei, eerder dit jaar, Rein Willems al. Hij werd geciteerd in Villamedia, het vakblad van journalisten en communicatieadviseurs. De oud-Shelltopman, ex-voorziter van de VNCI en huidig Eerste Kamerlid en voorzitter van de
â&#x20AC;&#x2DC;E Cees van Riel is expert op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en reputatiemanagement
LICENSE TO OPERATE â&#x20AC;&#x2DC;McDonaldâ&#x20AC;&#x2122;s. Een populaire keten met een behoorlijke omzet en een gelikte communicatie. Maar het concern heeft te laat ingespeeld op de sociale context, de maatschappelijke zorgen rond het fenomeen obesitas. Van hamburgers eten word je dik en dat is kwalijk, vindt de samenleving. En dus heeft McDonaldâ&#x20AC;&#x2122;s een beperkte license to operate. Farmacieconcern Johnson & Johnson heeft dat beter begrepen. Het bedrijf bespeurde een groeiend tekort aan verpleegkundigen in de VS. Het analyseerde het probleem, constateerde dat het te maken had met reputatie van het werk en met slechte organisatie van de werving en investeerde 50 miljoen in een programma om die zaken te verbeteren. Dat leverde het bedrijf enorm veel goodwill op.â&#x20AC;&#x2122;
Regiegroep Chemie legde uit waarom de chemie worstelt met haar imago en hoe ze probeert dat op te poetsen. Cees van Riel (59) herkent het probleem. Hij is een veelgevraagd autoriteit als het gaat om zaken als imago en reputatie van merken en bedrijven. In veel publicaties wordt hij kortweg en met gevoel voor overdrijving aangeduid als â&#x20AC;&#x2DC;reputatiegoeroeâ&#x20AC;&#x2122;. In elk geval weet de Rotterdamse hoogleraar waarover hij praat. Niet alleen is hij hoogleraar Corporate Communication aan de Rotterdam School of Management (de in hoog aanzien staande internationale Business School van de Erasmus Universiteit) en medeoprichter van het Reputation Institute, hij publiceerde ook stapels boeken over het onderwerp, die in diverse landen werden vertaald. Volgens hem ziet het grote publiek de sector te zeer als een amorfe massa en is er te weinig oog voor de speciďŹ eke kenmerken van individuele bedrijven in de chemie. Wat is het verschil tussen imago en reputatie? â&#x20AC;&#x2DC;Imago is een persoonlijk gekleurd beeld van de werkelijkheid. Dat is iets anders
dan identiteit. De afgelopen tien jaar hebben we in ons vakgebied het Amerikaanse begrip reputatie overgenomen. Dat komt van het Latijnse re putare, herberekenen. Mensen waarderen bedrijven als good, bad of ugly. Dat is ďŹ jnmaziger dan het begrip imago.â&#x20AC;&#x2122; Reputatie ligt dichter bij het begrip license to operate? â&#x20AC;&#x2DC;License to operate moet je verdienen, imago is vrijblijvend.â&#x20AC;&#x2122; Verdienen chemiebedrijven die license? â&#x20AC;&#x2DC;Reputatie wordt voorafgegaan door een kritische vereiste: je moet een zekere mate van bekendheid hebben. Mensen kunnen je pas beoordelen als ze je kennen. Het probleem van chemiebedrijven is dat ze individueel te weinig bekendheid hebben. Mensen die er niet werken of in de buurt wonen, hebben meer een industriebeeld dan een bedrijfsbeeld.â&#x20AC;&#x2122; U bedoelt? â&#x20AC;&#x2DC;Ondernemingen als de KLM en Philips hebben naamsbekendheid, waardoor mensen een beeld hebben van de organisatie. Als er iets nega-
38 Chemie magazine november 2010
&0 B2SLQLHB9DQB5LHO LQGG
Opinie
emie schaadt de branche’ tiefs gebeurt in bijvoorbeeld de sector medische apparatuur, dan schaadt dat Philips niet. Als er ergens ter wereld een incident is waarbij een chemiebedrijf is betrokken, dan heeft dat zijn weerslag op de beeldvorming van andere bedrijven, ook al hebben ze niets met het incident te maken.’ De chemie voert de campagne ‘Chemie is overal’. Is een imagocampagne voor de hele branche onwenselijk? ‘Dat hangt ervan af. Als je mensen verrast door iets te vertellen over je maatschappelijke waarde, dan kan het nuttig zijn. Bijvoorbeeld door duidelijk te maken dat jouw grondstoffen leiden tot producten als autobumpers of tennisrackets. De keerzijde is dat zo’n campagne het beeld van mensen bevestigt dat de sector een amorfe massa is.‘ Het individuele bedrijf uit de branche wordt niet herkend. ‘Inderdaad.’ Hoe is vast te stellen of een bedrijf voldoende license to operate heeft? ‘Ik hanteer altijd een simpele formule: Pe maal Ce gedeeld door Sc is LTO.’ Pardon? ‘Performance excellence (Pe) en Communications excellence
(Ce) zijn voorwaarden. Je moet fatsoenlijke producten aanbieden die op fatsoenlijke manier zijn gemaakt (Pe) en je moet dat mensen duidelijk maken (Ce). Als je daartoe in staat bent, heb je al veel bereikt. In de noemer van de formule zit echter een nieuw en steeds belangrijker wordend element: Social context (Sc). Daarmee bedoel ik dat je in staat bent trends vroeg op te merken, te analyseren en er op te anticiperen.’ Maatschappelijk nuttig zijn. Hebben chemiebedrijven die boodschap begrepen? ‘Chemiebedrijven behoorden tot de eerste bedrijven die gezondheid, veiligheid en milieu serieus namen. Het besef dat ze daarmee voorzichtig moest omgaan is heel groot, maar in mijn beleving komt die boodschap niet verder dan de mensen die direct bij de bedrijven betrokken zijn: de werknemers, de afnemers, de buren. Het wordt niet breed genoeg uitgedragen. De chemie heeft met haar campagne ‘Chemie is overal’ een overtuigend verhaal dat duidelijk maakt dat de wereld er minder goed zou voorstaan zonder chemie en de informatie bij de ingang van chemische complexen over veiligheidselementen vind ik aansprekend, maar de
DISCUSSIE OP LINKEDIN Nederlanders zijn momenteel positiever over de chemische industrie dan twee jaar geleden, zo blijkt uit onderzoek (zie Chemie magazine van oktober). Toch is de bereidheid om in de chemische industrie te werken nog steeds laag. Over de stelling ‘De bereidheid om in de chemische industrie te werken is zo laag omdat de sector te weinig tot de verbeelding spreekt’ wordt op LinkedIn levendig gediscussieerd. Enkele uitspraken: ‘Het probleem begint op de basisschool; veel juffen, die niets met chemie of techniek hebben’ ‘Veel mensen zien niet in dat enorm veel zaken een link hebben met chemie (hoesje van een Ipod en dergelijke)’ ‘Te veel mensen willen hun kinderen beschermen en sturen meer aan op ‘schone’ beroepen (bank, verzekeringen, advocatuur) dan op technisch, industrieel georiënteerde beroepen’ ‘Te weinig scholieren hebben een positief beeld bij de industrietak omdat ze domweg geen idee hebben van de carrièremogelijkheden en de uitdagingen die de industrietak heeft te bieden’ Meer discussies lezen? Ga naar www.vnci.nl/linkedin. U dient hiervoor een (gratis) LinkedIn-account te hebben én lid te zijn van de groep ‘VNCI’.
boodschap wordt te weinig uitgevent.’
tiepe beeld veroorzaken en hoe je dat verandert.’
Heeft de maatschappij wel een open oor voor de boodschap? ‘Het grote publiek en de journalisten hebben hetzelfde stereotiepe beeld van de chemie en de sector moet zich realiseren dat dat beeld niet uit de lucht komt vallen. De chemie moet analyseren welke factoren dat stereo-
De chemie scoort slecht op reputatielijsten. Zal dat dan veranderen? ‘Niet wezenlijk, maar dat is helemaal niet erg. Telecombedrijven scoren ook laag en zullen nooit een hoge reputatiescore krijgen. So what? Waar het om gaat is: kan ik mijn license to operate houden? Dat wordt in hoge mate bepaald door de stakeholders met wie je een afhankelijkheidsrelatie hebt. Niet door het grote publiek.’ p
‘Imago is een persoonlijk gekleurd beeld van de werkelijkheid’
november 2010 Chemie magazine 39
&0 B2SLQLHB9DQB5LHO LQGG
40 Chemie magazine november 2010
&0 B,QGXVWULHEHOHLG LQGG
Industriebeleid
Industrie en innovatie
KABINET-RUTTE kiest voor meer generiek beleid In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte staan de contouren beschreven van het nieuwe industrie- en innovatiebeleid. Het kabinet gaat een meer generiek industriebeleid voeren. VVD en CDA stellen zich traditioneel coöperatief op ten aanzien van industriële groei. Anderzijds is het kabinet van plan het snoeimes in tal van zaken te zetten. Hoe dat uitpakt voor innovatief onderzoek is nog niet helemaal duidelijk, zo blijkt uit een rondgang langs de industriewoordvoerders in de Tweede Kamer. Tekst: Erik te Roller
O
pvallend is de zakelijke en economische toonzetting van het regeerakkoord. Er zal meer aandacht zijn voor het bewaken van een gelijk speelveld in de concurrentie met andere Europese landen. Bij het energie- en klimaatbeleid zal Nederland er dan ook geen schepje bovenop doen. Daarnaast kiest het kabinet voor een meer generiek beleid: een verlaging van de vennootschapsbelasting en een verruiming van de WBSO (fiscale aftrek van loonkosten in de research), de Kenniswerkersregeling (mogelijkheid om kenniswerkers tijdelijk bij een universiteit te detacheren) en de Innovatie Prestatie Contracten voor het midden- en kleinbedrijf. Verder zal de samenvoeging van economische zaken en land-
bouw binnen één ministerie waarschijnlijk een extra impuls geven aan de innovatie op het gebied van de biobased economy. Daar staat tegenover dat voortaan niet meer zo’n 800 miljoen tot 1 miljard uit de aardgasbaten naar innovatieprogramma’s vloeien, maar naar de departementen en dat de begroting van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI) flink wordt gesnoeid. Gunstig is weer de focus van het kabinet op de topsectoren van de economie, waaronder chemie en voeding. Hierdoor zal de vermindering van de specifieke steun van de regering voor de innovatie in de chemie wellicht nog meevallen. In 2011 komt het kabinet met een nota over het nieuwe industriebeleid. e november 2010 Chemie magazine 41
&0 B,QGXVWULHEHOHLG LQGG
VVD
‘H
et vorige kabinet was met industriebeleid al op de goede weg. Ik vind alleen dat het nieuwe kabinet alerter en daadkrachtiger moet optreden bij kwesties zoals bij Organon,’ zegt Afke Schaart, woordvoerder industrie van de VVD-fractie in de Tweede Kamer. ‘Dat hoeft overigens niet te betekenen dat er geen bedrijven naar het buitenland verplaatst zullen worden of geen ontslagen zullen vallen. Maar wat meer aandacht voor de problematiek van de individuele bedrijven kan geen kwaad.’ ‘Innovatie staat bij het nieuwe kabinet hoog in het vaandel. We spreken niet voor niets van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor sommige bedrijven is het misschien vervelend dat er van de aardgasopbrengsten geen geld meer rechtstreeks naar innovatieprogramma’s vloeit. Maar er moet nu eenmaal iets gedaan worden aan het oerwoud van geldpotjes en subsidies voor innovatie. En vanwege de economische crisis moet er ook bezuinigd worden. Wel wil het kabinet het bedrijfsleven daarbij zoveel mogelijk ontzien door onder meer de WBSO te verruimen, evenals de Kenniswerkersregeling. Verder gaat de vennootschapsbelasting met één procentpunt omlaag.’ ‘Ondanks de crisis moeten we elkaar niet de put in praten. Nederland staat achtste op de ranglijst van het World Economic Forum van meest concurrerende
economieën van de wereld. En Nederland is net zo groot als Silicon Valley. Dus waarom zouden wij niet tot de top kunnen behoren? Het lukt ons alleen niet goed om kenniswerkers uit het buitenland aan te trekken en vast te houden. Ik wil graag weten waarom Nederland zwak staat in de “War for talent” en zal de regering vragen daarnaar te kijken.’ ‘Verder kijk ik naar het vestigingsklimaat voor innovatieve bedrijven in Nederland. Aan de ene kan zie je een bedrijf als TomTom dat vanuit ons land de wereldtop bereikt en zich nog steeds zelfstandig kan handhaven en aan de andere kant biotechnologiebedrijven zoals Crucell die op een gegeven moment opgekocht worden door buitenlandse bedrijven. Als liberaal kan ik daar natuurlijk niet helemaal tegen zijn, maar ik vraag me toch af of het niet mogelijk is Nederlandse bedrijven te helpen om uit te groeien tot de wereldtop zonder dat hun hoofdkantoor verdwijnt naar het buitenland.’ ‘De chemiesector is voor Nederland heel belangrijk. Ze opereert in een wereldwijde competitieve markt. Vanuit de Tweede Kamer moeten we dan ook kijken wat we kunnen doen om de chemische industrie te helpen tegen protectionisme uit andere landen, zoals bijvoorbeeld China. Voor deze en andere kwesties kan de sector zeker aankloppen bij ons als Kamerleden.’
CDA
PVV
D
ij de PVV verwijst men voor het standpunt over industriebeleid naar het verkiezingsprogramma. Opvallend is, dat de PVV ontkent dat er een klimaatprobleem is. De partij wil dan ook af van de Europese klimaatverplichtingen en het Europese handelssysteem voor CO2-emissierechten en is ook tegen de ondergrondse opslag van CO2. Voor de toekomstige energievoorziening kiest de PVV voor de bouw van moderne kerncentrales. ‘Het geld dat nu naar onrendabele windmolens gaat, kan daar prima voor gebruikt worden,’ zo staat in het verkiezingsprogramma. Op die manier is Nederland ook minder afhankelijk van de fossiele brandstoffen uit bijvoorbeeld Rusland en de “islamitische landen”. Daarnaast is de partij voor 25% administratieve lastenverlichting op de korte termijn. Ook is zij voor snellere vergunningsprocedures en voor het beperken van het aantal milieu- en veiligheidsinspecties per bedrijf tot maximaal één per jaar.
oor de portefeuillewisseling was er begin deze maand geen CDA-woordvoerder beschikbaar om het standpunt over de industrie voor Chemie magazine toe te lichten, evenmin bij de PvdA. Eén van de eerste daden van CDA-minister Maxime Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is een streep te halen door het CO2-opslagproject in Barendrecht, vanwege een “volledig gebrek aan lokaal draagvlak”. Daarmee is de CO2-opslag niet van de baan. Er vindt al opslag op zee plaats en dat wordt nog uitgebreid. Verhagen kiest bij zijn energiebeleid voor “groen en groei”. Hij wil duurzame energie concurrerend maken en tegelijk ruimte geven voor kernenergie. De bedoeling is dat bedrijven en kennisinstellingen samen verder blijven werken aan de nieuwe energietechnieken en CO2reductie. Op het gebied van innovatie vindt het CDA vooral de WBSO belangrijk. Hiervoor is al in het vorige extra geld uitgetrokken.
B
‘Innovatie staat bij het nieuwe kabinet hoog in het vaandel’ (VVD) 42 Chemie magazine november 2010
&0 B,QGXVWULHEHOHLG LQGG
Industriebeleid
‘Met het generieke beleid doet de regering het niet slecht, maar het specifieke beleid is veel te mager’ (D66) D66
‘P
er saldo wordt er enorm bezuinigd op innovatie,’ zegt Kees Verhoeven van D66. ‘Een lichtpunt is dat de WBSO en de Kenniswerkersregeling behouden blijven. De bijdrage voor innovatie vanuit het Fonds Economische Structuurversterking verdwijnt echter helemaal. Het geld vloeit voortaan naar de algemene middelen. Nederland is succesvol met publiekprivate samenwerking in onderzoek en ontwikkeling. Met de bezuinigingen haalt het kabinet hier nu één been onder vandaan en op één been kun je niet dansen.´ ´Met de verlaging van de vennootschapsbelasting probeert het kabinet de bezuinigingen weer enigszins goed te maken. Maar jonge startende bedrijven profiteren daar onvoldoende van en dat terwijl de innovatiekracht toch bij het midden- en kleinbedrijf zit.´ ´Voor wat betreft de generieke stimulering van de innovatie zijn twee dingen belangrijk: het eerste is het vestigingsklimaat voor bedrijven en het tweede is keuzes maken. Laat Amsterdam een centrum zijn van de creatieve industrie, Leiden van de biotechnologiebedrijven en Eindhoven van de maakindustrie. Met dit generieke beleid doet deze regering het niet zo slecht. Maar het specifieke beleid is veel te mager.´ ´De chemische industrie is vanouds een sterke industriesector in Nederland. Ze is en blijft een van de speerpunten van de toekomstige industrie in ons land. We moeten dan ook zorgen dat die sector niet verdwijnt en een vooraanstaande plaats in de wereld blijft innemen.´
SP
‘H
et kabinet wil dat de bemoeienis met de innovatie zoveel mogelijk wordt overgelaten aan de bedrijven,’ zegt Sharon van Gesthuizen van de SP. ‘Vandaar de uitbreiding van de WBSO en het verlagen van de vennootschapsbelasting. Daarmee neemt het kabinet een gok, want van tevoren staat niet vast dat bedrijven het extra geld uitgeven aan innovatie. Soms zal dat gebeuren, maar wat wij vaak horen van bedrijven is, dat het extra geld voor 90% wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders.´ ‘Het verdwijnen van de specifieke subsidie-instrumenten treft vooral de startende bedrijven. Die vallen tussen wal en schip, omdat investeerders en banken hun productontwikkeling nog te riskant vinden en de overheid geen subsidie wil geven voor de ontwikkeling van een commercieel product. Ik heb daarom enige tijd geleden in een nota voorgesteld om een nieuwe nationale investeringsbank op te richten. In tijden van crisis vormt die een veilige haven voor het mkb als die moeilijk aan krediet van banken kan komen. In goede tijden kunnen mkb-bedrijven hierop een beroep doen om een innovatief product op de markt te brengen.’ ‘Ook is de SP voor een betere
balans tussen de macht van de aandeelhouders aan de ene kant en de macht van de directie, raad van commissarissen en de ondernemingsraad aan de andere kant. Nu zie je dat een innovatief bedrijf als Crucell zomaar door een Amerikaans bedrijf wordt overgenomen en de vertrekkende topman 11 miljoen euro meekrijgt. Aan die vertrekbonussen moet het kabinet ook iets doen.’ ‘De chemiesector betekent veel voor Nederland en moet voor de toekomst zeker behouden blijven. Zij heeft, mede door druk vanuit de overheid, veel bereikt op het gebied van veiligheid en milieu, maar moet niet achterover leunen, want de voorsprong op milieugebied kan zo achterhaald zijn. De regering wil echter flink bezuinigen op de milieuinspectie, maar dat kan niet. Ik denk dat systeemtoezicht met bedrijven die een soort logboek bijhouden, accountants die dat controleren en een inspectie die de rapportage af en toe inziet, niet werkt. Inspecteurs moeten ter plekke polshoogte kunnen nemen en niet alleen afhankelijk zijn van derdehands informatie. Kortom we kunnen niet zonder een overheid die regels stelt en zich als partner bij de innovatie opstelt.’
Wat vindt u? De VNCI wil graag weten wat uw mening is over dit onderwerp. Via LinkedIn kunt u daarom reageren op de uitspraak van Sharon van Gesthuizen: ‘Het kabinet wil de bemoeienis met de innovatie zoveel mogelijk overlaten aan de bedrijven. Daarmee neemt het kabinet een gok, want van tevoren staat niet vast dat bedrijven het extra geld uitgeven aan innovatie.’ Ook kunt u hierover in discussie gaan met andere lezers en de VNCI . Via www.vnci.nl/discussie komt u direct bij de stelling uit. U dient hiervoor wel een (gratis) LinkedIn-account te hebben.
november 2010 Chemie magazine 43
&0 B,QGXVWULHEHOHLG LQGG
Ongeval op 44 Chemie magazine november 2010
&0 BXLWJHOLFKW LQGG
Uitgelicht
FOTO: MICHAEL OOSTERWA AL
p schip Op de Nieuwe Waterweg vond onlangs een chemisch ongeval plaats. Bij een aanvaring tussen twee schepen, de Assam II en een containerschip met chemische lading, belandde een deel van de gevaarlijke lading op de Assam II. Bij het ongeval vielen veel gewonden en alle zeventig opvarenden raakten besmet met een wit poeder. De gewonden lagen
op het dek en onderin de boot en konden vaak niet meer lopen.
Oefening Dit gebeurde allemaal niet echt, maar was in scène gezet voor een grootschalige oefening op de Oosthavenkade in Vlaardingen, georganiseerd door de Veiligheids Regio Rotterdam. De brandweer stond klaar met een decontaminatie-unit met
douches, waar alle slachtoffers met een speciaal middel werden ontsmet en vervolgens van thermokleding voorzien. Daarna werden ze door SIGMA-teams (Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie ) en de GHOR (Geneeskundige HulpverleningsOrganisatie in de Regio) opgevangen in een tent, waar de nodige medische handelingen plaatsvonden. p
november 2010 Chemie magazine 45
&0 BXLWJHOLFKW LQGG
VROM wil draagvlak van bedrijven terugwinnen
PROBLEMEN MILIE INTERNET OVERWO De invoering van de internetapplicatie van het elektronisch milieujaarverslag (e-MJV) eerder dit jaar is niet bepaald vlekkeloos verlopen, ondanks de grote inzet van betrokken partijen. De applicatie, bedoeld om ‘het gemakkelijker te maken’ voor bedrijven én beoordelaars, dreef menig milieumedewerker het afgelopen jaar tot wanhoop. Tekst: Loes Elshof
oor onderschatting van de complexiteit van het bouwtraject én een onverbiddelijke (wettelijke) deadline was de opgeleverde internetapplicatie van het elektronisch milieujaarverslag kwalitatief onvoldoende. Bij een aantal bedrijven was het systeem te traag en de dataweergave niet naar behoren. Van de fouten is geleerd en er zijn maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen. ‘Straks moet het gewoon goed gaan,’ klinkt het bij VROM en RIVM.
D
Historie van het e-MJV Het e-MJV is een gebundelde rapportage-instrument voor milieuprestaties en energiebesparingsmaatregelen van individuele bedrijven. Het instrument maakt al jaren grotendeels een einde aan verschillende rapportages op papier. Al vanaf 2003 kunnen bedrijven in Nederland hun milieuverslag elektronisch indienen via software. Bedrijven kunnen hiermee goed uit de voeten. Wel is de procedure tijdrovend omdat er verschillende momenten van ‘bevraging’ zijn en ook dubbelingen in vragen voorkomen. Bovendien kwamen er door nieuwe internationale regelgeving steeds meer vragen bij. Bij het verantwoordelijke ministerie van VROM en RIVM – beheerder van de e-MJV-database – ontstond het idee om de bestanddelen milieujaarverslag en het PRTR-verslag in het e-MJV beter te integreren. Ook werden in opdracht van AgentschapNL in de loop van de tijd wijzigingen doorgevoerd in de energiemodule. Bedrijven en bevoegde instanties gaven bovendien steeds vaker aan behoefte te hebben aan een internetapplicatie in plaats van download-software. Zij konden de software niet meer installeren op de kantoorpc’s, aangezien de systemen steeds vaker op een centrale server draaien.
actuele rapportagekaders. De verwachting was dat de applicatie voor het milieujaarverslag binnen anderhalf jaar gereed zou zijn. 1 april was inmiddels wettelijk vastgelegd als jaarlijkse, uiterste indieningsdatum voor het ‘Integraal PRTR-verslag’. Zodoende moest begin 2010 het product beschikbaar zijn. VROM stelde een stuurgroep in, evenals een klankbordgroep met onder meer vertegenwoordigers van het bevoegd gezag en het bedrijfsleven. En daarnaast een projectorganisatie onder leiding van het RIVM, dat de uitvoering van het traject coördineert. De opdracht voor de e-MJV applicatie werd Europees aanbesteed. Jochem van der Waals van VROM, lid van de stuurgroep én de projectorganisatie, betrok advies van ict-specialisten van het ministerie. Daarnaast werd inhoudelijke deskundigheid ingehuurd van FO-Industrie en Agentschap NL. Atos Origin werd in de procedure geselecteerd als winnaar en ging onder begeleiding van de projectorganisatie aan de slag.
Bouw- en testtraject Europese aanbesteding In 2008 besloot VROM tot het ontwikkelen van een webbased applicatie waarin de bevraging is afgestemd op de
De eerste versies werden vanaf april 2009 opgeleverd en voorzien van commentaar. Lange tijd bestond het idee ‘dat het goed gaat’. Er waren meerdere testdagen waarbij ver-
46 Chemie magazine november 2010
&0 BH 0-9 LQGG
Milieu
UJAARVERSLAG NNEN
tegenwoordigers van het bevoegd gezag en het bedrijfsleven aanwezig waren. Tijdens de tests kwamen problemen naar voren bij het omzetten van de statussen in de database, waarmee bedrijven en overheden communiceren over de voortgang in het proces. Dit probleem werd samen met andere aangetroffen problemen aangepakt. Naarmate de maanden vorderden, overheerste steeds meer een pragmatische houding in het projectteam: het systeem moet werken, kleine fouten moeten eventueel na invoering worden uitgehaald. Najaar 2009 was duidelijk dat er nog steeds te veel fouten waren, maar de projectorganisatie hield bewust vast aan de opleveringsdatum van begin 2010. Weinig anders is op dat moment nog mogelijk, omdat de datum wettelijk vastligt en een wetswijziging tijd vergde die er niet meer was. De projectorganisatie besprak ook een terugvalscenario, bijvoorbeeld een aanpassing van de bestaande software. Zoals in 2003, toen konden bedrijven bij de invoering van de software terugvallen op een alternatief, een aanlevering op papier. Maar eind 2009 was de conclusie dat er geen tijd meer is om een terugvalscenario voor te bereiden, aangezien begin januari de bedrijven al aan de slag moesten. Begin januari was de applicatie nog niet klaar.
Ingebruikname Begin februari was het wel zo ver: de milieumedewerkers van bedrijven konden aan de slag met het nieuwe e-MJV op internet. Direct stuitte een groot aantal op problemen: het systeem was traag en ze slaagden er niet in hun gegevens in te voeren. Het ging ook mis bij de weergave van de gegevens op het scherm: die komt niet overeen met de versie die uit de printer komt. Ook de gebruiksvriendelijkheid van sommige invoerschermen laat te wensen over. De gebruikers vroegen massaal hulp bij de e-MJV helpdesk, die overbelast raakte. Intussen werkte Atos Origin met de verantwoordelijke overheidspartijen verder aan verbeteringen van het systeem. De boosdoener van de sterke traagheid werd duidelijk: er was onvoldoende rekening gehouden met het gebruik van een oudere versie van de internet browser (6.0). Vanaf april 2010 was volgens Wim van der Maas, projectleider namens RIVM, de snelheid van de internetapplicatie dankzij de dan getroffen maatregelen â&#x20AC;&#x2DC;redelijk op ordeâ&#x20AC;&#x2122;. VROM zag zich genoodzaakt de indieningstermijn voor het e-MJV uit te stellen naar 7 mei 2010. Het betekende ook dat de beoordelingstermijn verschoof naar 1 september, aangezien het bevoegd gezag tijd nodig november 2010 Chemie magazine 47
&0 BH 0-9 LQGG
â&#x20AC;&#x2DC;We hebben draagvlak bij de bedrijven verlorenâ&#x20AC;&#x2122;
had voor de beoordeling. De meeste bedrijven, 95 procent, lukte het om na veel extra inspanningen hun e-MJV in te leveren, een hoger percentage dan gewoonlijk. Ook bleek de kwaliteit goed. Een compliment waard voor de bedrijven, vinden de betrokkenen bij VROM en RIVM.
Review In de zomer liet VROM een technische review uitvoeren. De technische kwaliteit van de e-MJV versie van dat moment bleek een kleine voldoende te scoren. Direct werd gestart met het verbeteren. Voor de uitvoering werd opnieuw Atos Origin ingeschakeld. Jochem van der Waals (VROM) schetst de afweging: â&#x20AC;&#x2DC;Er zijn stevige discussies gevoerd met dit bedrijf, maar zij zijn nu ingewerkt. Het zou zonde zijn om opnieuw te beginnen met een andere partij.â&#x20AC;&#x2122; In september 2010 wordt het proces rond de implementatie van het e-MJV door een onafhankelijk bureau geĂŤvalueerd, waarbij twintig betrokkenen vanuit verschillende invalshoeken worden geĂŻnterviewd. Naar aanleiding van de reacties worden aanbevelingen opgesteld. VROM neemt alle aanbevelingen over: tests van de nieuwe versie van het e-MJV in 2011 zullen komende maanden op de werkplek van gebruikers worden uitgevoerd. Ook wordt de klankbordgroep uitgebreid met gebruikers. Verder is afgesproken dat er minimale inhoudelijke veranderingen komen. â&#x20AC;&#x2DC;Een goede performance en stabiliteit van het systeem staan centraal,â&#x20AC;&#x2122; zegt Wim van der Maas (RIVM). Het is niet goed gegaan met de invoering van het e-MJV. De betrokkenen erkennen dat de complexiteit van de bouw van het e-MJV is onderschat. â&#x20AC;&#x2DC;Het product e-MJV is zeer ingewikkeld. Maar het is ook een feit dat de bouwer niet heeft geleverd wat is gevraagd,â&#x20AC;&#x2122; zegt Van der Waals. Projectleider Van der Maas ziet ook het ontbreken van een terugvalscenario begin 2010 als een gemiste kans. â&#x20AC;&#x2DC;In 2003 is dit proces beter verlopen, toen de software van het milieujaarverslag geleidelijk is geĂŻntroduceerd,â&#x20AC;&#x2122; meent hij. Allen zijn zich ervan bewust dat de problemen rond het e-MJV veel ellende tot gevolg hadden bij de bedrijven. Projectsecretaris JĂśrgen de Wolff: â&#x20AC;&#x2DC;Het is voor de gebruikers heel lastig geweest. Maar ook voor iedereen die bij de totstandkoming van het product betrokken was en natuurlijk voor de medewerkers van de helpdesk; ook zij hebben er alles aan gedaan om de gebruikers zo goed mogelijk bij te staan.â&#x20AC;&#x2122; Van der Waals: â&#x20AC;&#x2DC;We hebben in dit proces draagvlak verloren bij de bedrijven en willen dat graag weer terugwinnen.â&#x20AC;&#x2122; p
Wat staat er in het e-MJV? Via het e-MJV kunnen bedrijven tegelijk meerdere milieurapportages indienen. Elk bedrijf krijgt via jaarlijks gewijzigde inloggegevens toegang tot de modules: â&#x20AC;˘ Integraal PRTR-verslag, bestemd voor het â&#x20AC;&#x2DC;Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffenâ&#x20AC;&#x2122;. Diverse modules met vragen over emissies naar lucht, water en bodem, en daarnaast energieverbruik, afval en optioneel geluid en geur. Circa 400 bedrijven leveren een Integraal PRTRverslag in. â&#x20AC;˘ MJA (Meerjarenafspraken Energie EfďŹ ciency), de energie module die betrekking heeft op luchtemissies. 800 bedrijven vullen een MJA-rapportage in. â&#x20AC;˘ Vragen over afvalwaterzuiveringsslib. â&#x20AC;˘ Module olie- en gaswinning, met milieuvragen voor negen Nederlandse bedrijven in de olie- en gaswinning (sinds 2010 opgenomen in het MJV).
Wie zijn erbij betrokken? â&#x20AC;˘ VROM is hoofdopdrachtgever. â&#x20AC;˘ Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en innovatie (AgentschapNL en Staatstoezicht op de Mijnen) is medeopdrachtgever, voor de MJA-module en de module voor de olie- en gaswinningsindustrie. â&#x20AC;˘ De Emissieregistratie (nu onderdeel van RIVM, tot voor kort onderdeel van het â&#x20AC;&#x2DC;Planbureau voor de Leefomgeving) coĂśrdineert de totale uitvoering. De Emissieregistratie beheert de database voor het e-MJV en draagt zorg voor de aanlevering van de gegevens van Nederland bij de Europese Commissie en de Verenigde Naties. â&#x20AC;˘ Het bevoegd gezag (provincie, gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat) beoordeelt de aangeleverde gegevens, geeft feedback aan bedrijven en beoordeelt de eindversies. De bevoegde instanties maken ook gebruik van de gegevens uit het e-MJV. â&#x20AC;˘ Ondersteuning voor bedrijven en de overheden wordt verzorgd door de e-MJV helpdesk. â&#x20AC;˘ Softwarebedrijf Atos Origin voert de aanpassingen aan het e-MJV door.
Waar worden de gegevens voor gebruikt? De overheid gebruikt de gegevens om zich een beeld te vormen van de toestand van het milieu en bronnen van verontreiniging, om gerichte maatregelen te kunnen nemen. Lokale overheden gebruiken de data bij het uitoefenen van toezicht. De data zijn noodzakelijk om de bijdrage van Nederland te beoordelen bij de uitvoering van internationale milieuafspraken zoals het Kyoto protocol, maar ook de Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit en de Kaderrichtlijn Water. De Europese Commissie neemt de gegevens op in het Europese emissieregister, het E-PRTR. Vanaf januari 2011 wordt een nieuwe website gelanceerd: www.e-mjv.nlwww.e-mjv.nl.
48 Chemie magazine november 2010
&0 BH 0-9 LQGG
Project1:Opmaak 1 12-11-10 8:36 Pagina 2
Zuidwestelijke zeeklei:
Vruchtbare bo biobased econ Het terrein van Sabic in Bergen op Zoom. Het Centre for Open Chemical Innovation komt in het gebied naast het parkeerterrein aan de linkerkant
Tot het eind van de negentiende eeuw waren Zeeland, West-Brabant en Oost-VIaanderen belangrijke leveranciers van meekrap en wouw, planten die grondstoffen leverden voor rode en gele kleurstoffen. Een toer langs verschillende locaties laat zien dat verloren tijden herleven. Tekst: Joost van Kasteren Foto: Sabic
50 Chemie magazine november 2010
&0 BELREDVHGWRXU LQGG
Duurzaamheid
dem voor omie et steun van de betrokken overheden willen de chemische en de agrofoodsector de regio Zeeland, WestBrabant en OostVIaanderen tot speerpunt maken van de ‘biobased economy’. Het accent ligt daarbij op lokaal geteelde gewassen die de grondstof moeten leveren voor chemische specialiteiten, waaronder – inderdaad – verf.
M Campus
De opkomst van de steenkoolchemie en later de petrochemie maakte een einde aan de negentiende-eeuwse bio-based economie, maar als het aan Wim Sederel ligt, komen die tijden binnenkort terug. Sederel is hoofd van de afdeling Technology & Innovation van Sabic en een van de gangmakers van het Centre for Open Chemical Innovation (COCI) voor de groene chemie dat in de loop van volgend jaar wordt geopend. Het gaat om een campus, een bedrijventerrein, waarvoor ruimte is gereserveerd op het terrein van Sabic aan de Theodorushaven in Bergen op Zoom, dat plaats biedt aan innovatieve starters en doorgroeiers. Het initiatief komt van Sabic, het nabijgelegen Cargill en nog twintig andere bedrijven en instellingen, waaronder de provincies Noord-Brabant en Zeeland.
en de groeiende vraag naar duurzame producten. Last but not least is duurzame ontwikkeling een belangrijke drijfveer in de strategie van Sabic en andere chemiebedrijven. Sederel: ‘De basischemie verschuift geleidelijk richting het Midden-Oosten en Zuidoost-Azië. Dat is een onontkoombare ontwikkeling. Als we de chemische industrie in Europa willen behouden, is de transitie naar groene grondstoffen essentieel. Dat wordt ook erkend door de Regiegroep Chemie, die streeft naar 25 procent groene grondstoffen in 2020.’
Death Valley In de afgelopen twee jaar is het idee van de campus voor groene chemie verder uitgewerkt. De bedrijven die zich daar willen vestigen, kunnen gebruikmaken van de al aanwezige faciliteiten van Sabic, zoals de laboratoria, het bedrijfsrestaurant en de beveiliging. ‘Op die manier kun je ze door de ‘Death Valley’, het dode punt tussen opstarten en doorgroeien, heen helpen,’ stelt Sederel. ‘Daarnaast is die samenwerking ook in ons belang. Niet alleen vanwege de additionele bedrijvigheid, maar ook omdat startende bedrijven vaak hele goede ideeën hebben waar wij ons voordeel mee kunnen doen.’
Middensegment Transitie Volgens Sederal is de tijd gunstig voor zo’n initiatief. De vraag naar groene grondstoffen voor de chemische industrie zit in de lift, omdat de schaarste aan fossiele grondstoffen op termijn zal leiden tot sterk verhoogde prijzen voor aardolie en gas. Belangrijke stimulansen zijn verder de stijgende kosten van CO2 na 2012
Op de campus komt de nadruk te liggen op de ontwikkeling van groene producten uit het middensegment. Geen ‘low end’ biobrandstoffen en bulkchemicaliën en ook geen ‘ high end’ farmaceutische producten, maar chemische specialiteiten zoals coatings en engineering plastics. Volgens Sederel liggen daar de beste kansen om de agrarische grondstoffen uit
Zuidwest-Nederland en Vlaanderen tot waarde te brengen. ‘We gaan uit van lokale grondstoffen, ‘local for local’, want als je biomassa van ver weg moet halen, is dat ten eerste duur en ten tweede niet erg duurzaam. Dan moet je de boeren wel een goede prijs kunnen betalen. Dat kan alleen maar als je de aangevoerde biomassa maximaal weet te benutten door deze te raffineren tot bruikbare halffabricaten.’
Provinciale ambitie Een van de deelnemende overheden aan de West-Brabantse campus is de Provincie Zeeland. Volgens Marten Wiersma, Gedeputeerde Economie en Milieu, past het bedrijventerrein uitstekend in de plannen om van zijn provincie een centrum te maken voor de productie en verwerking van groene grondstoffen. Begin dit jaar publiceerde het provinciebestuur het visiedocument ‘Bio als basis’, waarin de ambitie werd uitgesproken om uit te groeien tot de leidende regio voor de biobased economie. ‘We hebben een sterke agrofoodsector,’ zegt Wiersma, ‘en ook de chemische industrie is goed vertegenwoordigd in de regio met Sabic in Bergen op Zoom, Dow in Terneuzen en Shell Chemie in Moerdijk. Daarnaast is de regio een belangrijk logistiek knooppunt. Die ontwikkeling wordt nog versterkt als de plannen om een kanaal van de Schelde naar de Seine te graven, worden verwezenlijkt. Dan ligt ook het Franse achterland open voor vervoer per schip.’
Biopark In Zeeland zelf ligt de focus voor de biobased ontwikkelingen op ZeeuwsVlaanderen, meer in het bijzonder de november 2010 Chemie magazine 51
&0 BELREDVHGWRXU LQGG
Kanaalzone Terneuzen – Gent. Het Biopark Terneuzen bijvoorbeeld heeft de ambitie om zich te ontwikkelen tot een industrieel ecosysteem: een bedrijventerrein waar reststromen van het ene bedrijf fungeren als grondstof voor andere bedrijven. Zo levert de vestiging van Cargill in de Kanaalzone tarwezetmeel aan de fabriek van Nedalco. Die zet deze reststroom om in alcohol. Een ander voorbeeld is kunstmestfabrikant Yara, die warmte en CO2 levert aan de glastuinders die zich in het gebied hebben gevestigd. Het Biopark Terneuzen heeft een partner aan de andere zijde van de grens. Aan het Rodenhuize Dok ligt het Bio-Refinery Cluster, waar een aantal bedrijven samenwerkt in het grootste geïntegreerde complex voor de productie van bio-energie in Europa. Jaarlijks wordt er nu 250.000 ton biodiesel geproduceerd en 150.000 kubieke meter bio-ethanol, terwijl Electrabel binnenkort de capaciteit van zijn centrale voor de productie van elektriciteit uit biomassa vergroot van 80 naar 180 megawatt.
werken samen in Bio Base Europe. Die samenwerking is bedoeld om twee problemen op te lossen die zich voordoen bij de ontwikkeling van biobased activiteiten in de Kanaalzone. Het ene probleem is kortsluiting in de innovatieketen. Soetaert: ‘We beschikken over voldoende wetenschappelijke kennis en expertise, maar die vertaalt zich onvoldoende in technische innovatie. Er is dan ook behoefte aan een veelzijdige proeffabriek voor biobased producten en processen.’ Het andere probleem is het tekort aan procesoperators voor de biobased industrie. ‘Voor een deel wordt dat veroorzaakt door de afnemende belangstelling voor technische studies in het algemeen,’ stelt Soetaert. ‘Voor een deel ook omdat de biobased economy nog niet zichtbaar is, zeker niet voor middelbare scholieren die een opleiding kiezen. Als we de biobased bedrijvigheid echt van de grond willen krijgen, moet er in deze regio een opleiding komen voor proces-operators voor die industrie.’
Opleiding Bio-Energy Valley Het Bio-Refinery Cluster maakt deel uit van Gent Bio-Energy Valley, een publiek-privaat samenwerkingsverband gericht op het bevorderen van een duurzame, op groene grondstoffen en brandstoffen gebaseerde ontwikkeling van de Gentse regio. ‘Naast het bevorderen van clustervorming en industriële ecologie ligt de nadruk op technologie en innovatie en op de sensibilisering van het brede publiek,’ vertelt Wim Soetaert. Met dat laatste bedoelt hij het evenwichtig informeren van het publiek over de verschillende aspecten van biobrandstoffen en bioraffinage. Soetaert is hoogleraar Industriële Microbiologie en Biokatalyse aan de Universiteit van Gent en een van de drijvende krachten achter Gent Bio-Energy Valley.
Kortsluiting Het Biopark Terneuzen aan de ene kant van de grens en de Gent BioEnergy Valley aan de andere kant
Het samenwerkingsverband Bio Base Europe gaat in beide behoeften voorzien. In Terneuzen komt een opleidings- en trainingsfaciliteit voor operators in de bioprocesindustrie. Naar verwachting kan deze het volgende schooljaar van start gaan. Overigens kent Zeeland ook een tekort aan hoger opgeleiden op dit gebied. Om daarin te voorzien, heeft de Onderwijs Autoriteit Zeeland Ed d’Hondt voorgesteld om onder meer de hbo-opleiding op het
‘De basischemie gaat naar het Midden-Oosten en Zuidoost-Azië’ gebied van bio-based van de Hogeschool Zeeland een beschermde status te geven. Dat houdt in dat voor een periode van vijf jaar de Hogeschool Zeeland het exclusieve recht heeft om een dergelijke opleiding aan te bieden.
Brandweerkazerne De proeffabriek van Bio Base Europe opent al eerder zijn deuren in een voormalige brandweerkazerne aan het Rodenhuize Dok. Voor het eind van het jaar kunnen de eerste experimenten van start gaan, verwacht Soetaert. Ruimschoots voor de proeffabrieken die zijn gepland in Delft en in Geleen. Volgens Soetaert zijn er ook al klanten – met name uit Nederland - maar wie dat zijn, wil hij nog niet zeggen.
Multipurpose De proeffabriek wordt multipurpose. Bedrijven uit de hele wereld wordt een ‘one stop shop’ geboden voor het technisch beproeven van de hele waardeketen, van grondstof tot eindproduct of onderdelen daarvan. De grote roldeuren, waar vroeger de brandweerauto’s met gillende sirenes vertrokken, maken het mogelijk om grote installaties aan- en af te voeren. Volgens Soetaert is de maximale productieschaal ca. 10 kubieke meter. ‘Daarmee kun je ook voldoende product maken om te testen in de markt,’ zegt hij. p
Businessplan Het businessplan voor het Centrum gaat uit van een investering van 250 miljoen euro voor de komende tien jaar. Daarvan moet de helft worden opgebracht door de deelnemende bedrijven en kennisinstellingen en de andere helft door de deelnemende overheden en uit fondsen van de Europese Unie. Het geld is voor een deel bestemd voor het gezamenlijke R&D-programma en voor een deel voor onderwijs. Bij dat laatste gaat het nadrukkelijk ook om de opleiding van operators ‘groene chemie’ op mbo-niveau.
52 Chemie magazine november 2010
&0 BELREDVHGWRXU LQGG
Valuepark Terneuzen beschikt over 140 hectare ideaal gelegen terrein. Als bedrijf proďŹ teert u van de nabijheid van gevestigde proces industrie waaronder Dow Benelux BV, de ondersteuning van Zeeland Seaports en diensten van service bedrijven die zich hier al gevestigd hebben.
NOG 80 HECTARE BESCHIKBAAR!
/P ZOEK NAAR EEN UNIEKE LOCATIE VOOR UW PROCES INDUSTRIE
Waarom Valuepark Terneuzen kiezen? - In het hart van de Noord/West-Europese industrialisatie; - Diepzeehaven met directe toegang tot de Noordzee (100.000 dwt); - Uitstekende verbindingen met het achterland via weg, spoor en binnenwateren; - Rail en shortsea container terminal; - Granulaatopslag en -overslag; - Opslagtanks en verwerking; - Diverse utiliteiten inclusief centrale brandbluswatersystemen.
www.vpterneuzen.com Valuepark Terneuzen is een gezamenlijke onderneming van Zeeland Seaports en Dow Benelux.
park your added value where it can grow
Project1:Opmaak 1 12-11-10 8:36 Pagina 3
Afdichtingen Slangen Afsluiters Instrumentatie Kunststof leidingsystemen Kunststoffen Aandrijftechniek Gereedschappen Onderhoudsproducten
Bespaar B espaar op onderhoud d vanuit vanuit een passie passie vvoor oor ttechnologie echno h logie ERIKS biedt een keurcorps k aan specialisten met een ware passie voor technologie. Specialisten S die u met een ratio rationele onele benadering ter zijde staan bij het h bereiken van milieu milieu- en ene rgiebesparingen rgiebesparingen, energiebesparingen, kostenreductie en vermindering van downtime. V oor de industrie Voor is ERIKS een betro betrouwbare ouwbare leverancier die denkt in i duurzame (en snelle) oplossingen n en besparingen.
Een same samenwerking nwerking met ERIKS levert u gegarandeerd concrete kostenbesparingen kostenbesp paringen op die wij kwantifice kwantificeren eren én realiseren. Daar kunt u ons op afrekenen! Vraag Vraag nu oom met et ERIKS, m een verhelderend gesprek me bel T (072 (072)) 514 15 14.
ERIKS I14T1 072 18 ERIKS E RIKS bv bvbvI Postbus PI osPostbus tbus 280 280 280 I 1800 180I0 1800 BK BK Alkmaar AlkBK maarAlkmaar I T 072 072 5 514 15 51 14 4 514 I F 072 07 2 515 522 15 56 5I6 45 4E5slangen@eriks.nl I E info@eriks.nl info @ eriks.nl I Iwww.eriks.nl w weriks.nl w.eriks.nl
Zeven ...
... transporteren, doseren, mengen, breken: GERICKE beschikt over de kennis en de technieken voor iedere denkbare processtap of totaaloplossing. Wij leveren al meer dan 115 jaar machines en complete systemen als optimale toepassing in stortgoed gerelateerde processen. Wij bieden u onze kennis en kwaliteit in combinatie met onze betrouwbaarheid, efficiënte en wereldwijde service.
Geavanceerde stortgoedtechnologie CH-8105 Regensdorf T +41 (0)44 871 36 36
DE-78239 Rielasingen T +49 (0)7731 92 90
Singapore 787813 T +65 64 52 81 33
FR-95100 Argenteuil T +33 (0)1 39 98 29 29
NL-3870 CA Hoevelaken T +31 (0)33 25 42 100
www.gericke.net
gericke.nl@gericke.net
GB-Ashton-under-Lyne Lancashire, OL6 7DJ T +44 (0)161 344 1140
Starters
Milieuvriendelijke gewasbeschermingsmiddelen
Duurzame banden met de universiteit Ceradis, spin-off van de universiteit Wageningen, ontwikkelt en produceert milieuvriendelijke gewasbeschermingproducten. In 2006 koos directeur Wim van der Krieken er voor zijn kennis te vercommercialiseren en Ceradis op te richten. Nog steeds heeft hij veel contact met de universiteit. ‘Investeren in je relaties is belangrijk.’ Tekst: Emma van Laar
W
im van der Krieken was altijd al ondernemend. Bij het onderzoeksinstituut Plant Research International van het Wageningen University & Research centre (WUR) voerde hij projecten uit voor bedrijven. ‘Ik schreef patenten en merkte dat die veelal op de plank bleven liggen. Ik ben met een van de patenten Ceradis begonnen. Een win-winsituatie voor zowel mij als de WUR. Met Ceradis ben ik de kennis die op de WUR is ontwikkeld, gaan toepassen. De universiteit was enthousiast en heeft me gestimuleerd,’ vertelt Van der Krieken.
Combinatie Ceradis ontwikkelt vooral fungiciden. Het bedrijf combineert milieuvriendelijke producten tegen schimmels met bekende (en nieuwe) actieve stoffen. ‘De milieuvriendelijke middelen uit universiteitsonderzoek werkten op zichzelf niet goed genoeg. Het combineren met actieve stoffen resulteert in goedwerkende producten die ongeveer 80 procent minder schadelijke stoffen bevatten dan de gangbare middelen. Bovendien is de prijs vergelijkbaar.’
Verstandhouding In het begin was het voor de nieuwbakken CEO wennen. ‘Ik heb zelf de onderhandelingen gedaan. Dat was soms best lastig. Op aanraden van de directeur van de universiteit heb ik een adviseur in de hand genomen, een ondernemer die
was bekend op de commerciële markt. Grote problemen ben ik niet tegengekomen. De goede verstandhouding met de universiteit heeft erg geholpen. Als wij iets willen onderzoeken, doen we dat op de WUR en relevante kennis en technologie delen ze met ons. Bovendien is de universiteit aandeelhouder. Met geld van de WUR konden we het eerste jaar vooruit. Daarna ontvingen we andere investeringen, onder andere van de regionale ontwikkelingsmaatschappij PPM Oost. Na een jaar is deze investering overgenomen door Value8. Daarnaast heeft een aantal bedrijven, die geïnteresseerd waren in onze producten, geholpen bij de betaling van registratiekosten,’ aldus Van der Krieken. Ceradis werkt inmiddels samen met meerdere multinationals en heeft een dochterbedrijf in Colombia. ‘Er is steeds meer interesse in milieuvriendelijke producten. Dit geeft ons een uitstekende uitgangspositie om verder te groeien.’
Voorbereiden ‘Het valt me op hoeveel bedrijven worden opgestart door twee mensen met dezelfde achtergrond en expertise. Ik vraag me af of het niet is beter om met een partner te starten die een aanvullende expertise heeft. Je moet je als starter realiseren dat naast het inhoudelijke gedeelte ook het ondernemen veel tijd kost. Je goed voorbereiden op financieel gebied is dan ook belangrijk. Een cursus of advies inwinnen kan geen
‘Investeren in je relaties is belangrijk’ kwaad! Een goed businessplan is cruciaal zodat je weet wat je te wachten staat. Ik heb het businessplan naar bevriende bedrijven gestuurd met de vraag of het potentieel had.’ Een partnership met een groot bedrijf kan heel waardevol zijn volgens Van der Krieken. ‘Die kan bijspringen, mocht het nodig zijn. Het onderhouden van relaties is ook zeer belangrijk. Investeer in je relaties, zorg voor regelmatig contact en houd je partners op de hoogte. En ja, het doen van concessies is soms nodig voor een goede samenwerking.’ p november 2010 Chemie magazine 55
&0 BVWDUWHUV LQGG
Project1:Opmaak 1 12-11-10 8:36 Pagina 4
UPTIME
Is meer dan produceren www.mourik.com
Wij weten waar we over twee jaar tijd voor u gaan winnen. Dat vertellen we u nu, zodat u daar niet dan pas achter komt. Uw maximale ‘uptime’ begint vandaag. Met Mourik. 010–296 54 00. Mourik Nederland Telefoon +31-10-296 54 00 Email industrie@mourik.com
Mourik België Telefoon +32-3-542 20 40 Email mourik@mourik.be
Sterk in ontwikkeling
LAATSTE KANS OM GOED VOORBEREID TE ZIJN VOOR CLP! De nieuwe regels voor indeling en etikettering voor stoffen (CLP) gelden vanaf 1 december as. Bent u er klaar voor? Leer in één dag alles over CLP. Deze intensieve hands-on workshop is gericht op de praktische toepassing van CLP. Waar: Den Haag Datum: 2 danwel 3 december van 9.30-16.30 uur Trainer: drs. Caroline Coucke van Royal Haskoning met een jarenlange classificatie en VIB ervaring Interesse? Ga voor meer informatie en inschrijvingen snel naar www.chemiezone.nl/agenda en schrijf u in. Per dag is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar om een goede interactie mogelijk te maken. Alle deelnemers ontvangen tevens het boek ‘Aan de slag met CLP’ voorzien van een praktisch stappenplan.
Productnieuws
Nieuwe Elprom draaistroommotoren
Met frequentieregeling en op maat leverbaar Elprom heeft nieuwe draaistroommotoren ontwikkeld. De motoren zijn verkrijgbaar in meerdere uitvoeringen met verschillende regelaars waardoor ze geschikt zijn voor allerlei toepassingen.
O
p de vakbeurs Aandrijftechniek 2010 begin oktober zijn de nieuwe draaistroommotoren van Elprom gepresenteerd door Elsto Aandrijftechniek, gespecialiseerd in het ontwikkelen, produceren en verkopen van elektrische en mechanische aandrijf- en besturingssystemen en -componenten. De nieuwe draaistroommotoren zijn verkrijgbaar in verschillende uitvoeringen. Zo zijn er modellen met een opgebouwde frequentieregelaar (GEFM-serie) die bedoeld zijn voor stand alone-toepassingen. Daarnaast is een serie motoren uitgevoerd met een regelaar met applicatiespecifieke software (FCM-serie). Deze modellen zijn interessant wanneer installaties speciale besturingskarakteristieken hebben of wanneer de communicatie via veldbussen verloopt. ‘Het technische concept van de opgebouwde frequentieregelaar is niet nieuw, maar deze
serie is beter betaalbaar dan voorgaande types,’ vertelt Marcel Hogervorst van Elsto Aandrijftechniek. ‘Het bijzondere aan de applicatiespecifieke regelaar is dat we kunnen paramametiseren zodat de motor is toegespits op de wensen van de klant.’ De draaistroommotoren van de GEFM-serie zijn in de 230 V-uitvoering te leveren voor een motorvermogen van 0,18 tot 0,55 kW en in de 400 V-uitvoering voor een motorvermogen van 0,18 tot 2,2 kW. De 230 en 400 V-uitvoeringen van de FCM-serie worden geleverd voor een motorvermogen van 0,12 tot 1,5 kW. Deze regelaars worden meestal gecombineerd met een 4-polige aluminium motor, maar een combinatie met 2-, 6- of 8-polige motoren is ook mogelijk. De FCM-regelaar kan tevens gecombineerd worden met een gietijzeren draaistroommotor. ‘We kunnen veel maatwerkoplossingen leveren en de specificaties van beide regelaars zijn ook te combineren,’ benadrukt Hogervorst.p
V
Programmeerbare temperatuurzender Het nieuwe temperatuurzender model JUMO Wtrans B heeft een universele sensoringang voor allerlei meetinstrumenten. De zender kan zowel temperatuur, niveau als andere processignalen meten.
ia de universele sensoringang kunnen weerstandsthermometers, weerstandspotentiometers, thermoelementen en mV-signalen op de zender worden aangesloten. De JUMO Wtrans B zendt op een frequentie van 868,4 MHz op de ISM radioband. De gebruikte frequentie wordt niet beïnvloed door externe storende elementen en is geschikt voor overdracht in een industriële omgeving. De draadloze zender heeft een bereik van maximaal 300 m en is voorzien van volledig ingekapselde elektronica en bevat een schroefantenne met geintergreerde batterij. ‘De zender wordt in de standaard gebruikte B-kop geleverd,’ vertelt Klaas Bark, directeur van JUMO Meet- en Regeltechniek. ‘Het bijzondere aan deze zender is dat hij draadloos is.’ De compacte zender is inzetbaar in een temperatuurbereik van -30 tot 85°C. Met “Online-Chart” software kunnen de meetgegevens eventueel gevisualiseerd en online geregistreerd worden. Naast 24 intern opgeslagen weerstandsthermometer / thermokoppel lineariseringen kenmerkt de zender zich door een klantspecifieke linearisering met maximaal 40 lineariseringspunten. Bij de JUMO Wtrans B hoort een Set-up programma dat zorgt voor een eenvoudige en snelle configuratie. Systeemparameters en instellingen kunnen hiermee bewerkt worden. p
november 2010 Chemie magazine 57
&0 B3URGXFWQLHXZV LQGG
Project1:Opmaak 1 12-11-10 8:36 Pagina 5
Recruitment specialist in Life Sciences (Bio) Chemistry & Pharmacy
11320 - Chemisch Analist MLO/HLO 11425 - Petrochemisch Analist Dagdienst 11615 - Medewerker Ringonderzoeken 11670 - Chemisch Analist 5-ploegen
11560 - Sales Support Specialist
11565 - Supervisor Laboratory Service
11660 - Teamleider Recruitment
11150 - Research Analist
De ultieme combinatie van techniek en service
11520 - Technology Transfer Officer
11680 - (Jr.) Technician - Zeist 11685 - Bio-informaticus/ Statisticus - Rijswijk 11690 - Microbioloog - Rijswijk 11695 - Wetenschappelijk medewerker Detectie - Rijswijk
11595 - Groupleader Product Intergrity Analysis
11535 - Environmental Manager 11675 - Allround Analist
9035 - Sercive Salesagent 11315 - Account Manager Molecular Spectroscopy
11590 - Analist TOC Eindhoven 11665 - Laboranten - Beerse
Cartridge seals snel leverbaar Gunstige kwaliteit-/prijsverhouding Sublieme service Mechanical Seals Power Transmission Couplings Filtration Systems Engineered Bearings Fluid Control Systems John Crane Holland B.V. Bergen 9-17 2993 LR Barendrecht Tel: +31 (0)180 656500 Fax: +31 (0)180 611464 Email: info@johncrane.nl
www.johncrane.nl
Bekijk alle vacatures op: www.labrecruitment.nl | Tel: 0182-590210
YPN mobiel
In de rubriek YPN mobiel stellen leden van het Young Professionals Netwerk (YPN) zich voor. Vervolgens geven zij de mobiel door aan iemand van wie zij graag iets meer willen weten. Tekst: Igor Znidarsic
‘Een stuk verruiming van je blikveld’ Wat doet SABIC? ‘SABIC, van oorsprong een SaoediArabisch bedrijf, heeft in 2002 de petrochemische tak van DSM overgenomen en heeft inmiddels in Europa een aantal krakers en een aantal polymeerfabrieken. Eén van de productielocaties bevindt zich in Geleen, waar ik werk. De naftakrakers produceren hoofdzakelijk etheen en propreen, grondstoffen voor de kunststoffen polyetheen en polypropeen.’ Wat voor werk doe je precies? ‘Ik ben proces engineer op een van de naftakrakers. We hebben hier een opsplitsing gemaakt tussen korte en lange termijn. Lange termijn houdt onder meer optimalisaties en verbeterprojecten in. De organisatie waar ik werk houdt zich bezig met trouble shooting, het oplossen van kortetermijnproblemen. Dat houdt in dat je zorgt dat de fabriek blijft draaien met zo laag mogelijke kosten, zo efficiënt mogelijk, zo veel en zo goed mogelijk product, en zonder ongevallen.’ Waar besteed je de meeste tijd aan? ‘Aan trouble shooting. Met operators samen proberen problemen zo snel mogelijk op te lossen.’ Wat vind je het leukst aan je werk? ‘De afwisseling. Ik zit tussen de operators zelf, maar aan de andere kant heb ik ook contacten met engineers van andere afdelingen, en ook met het management, met de veiligheidsdienst, met technology and innovation (onze r&d-afdeling), af en toe zelfs met mensen van de business, die
bepalen welke producten er gemaakt moeten gaan worden.’ Wat voor opleiding heb je gevolgd? ‘Ik heb scheikundige technologie gestudeerd in Eindhoven, tussen 2001 en 2007. Toen ik mijn bachelor had gehaald, ben ik een jaar bestuurslid geweest van de studievereniging. In dat jaar ben ik met een aantal bedrijven in contact gekomen, waaronder SABIC. Naar aanleiding van dat contact heb ik, toen ik met mijn master begon, geïnformeerd naar de stagemogelijkheden binnen SABIC. Dat heeft erin geresulteerd dat ik in 2006 drie maanden op stage ben geweest in Saoedi-Arabië, bij een van de affiliates van SABIC.’ Heb je dit altijd willen worden? ‘Ja, ik heb altijd interesse gehad in het technische vlak, en deze functie sluit daar heel goed op aan. En het is ook een goede opstapfunctie voor een verdere carrière binnen SABIC.’ Wat zijn jouw plannen voor de toekomst? ‘Er zijn nog geen concrete plannen, maar ik vind het interessant om ook de wat minder technische kanten van het bedrijf te leren kennen. Ik zou me kunnen voorstellen dat ik over een aantal jaren naar de business overstap. Dus een wat meer commerciële functie ga vervullen, binnen marketing, sales of supply chain.’ Wat verwacht je van het Young Professionals Netwerk? ‘Het is een prima mogelijkheid om ook
Even voorstellen: NAAM Bart Dautzenberg (27) FUNCTIE Proces engineer BEDRIJF SABIC
eens een kijkje in de keuken te nemen van andere bedrijven. Of je daar tegen dezelfde problemen aan loopt als waar ik hier binnen SABIC wel eens tegenaan loop. Op een meer persoonlijke titel is het ook een goede manier om te kijken of mensen die in dezelfde levensfase zitten dingen anders ervaren omdat ze in een andere omgeving werken. Het is al met al een stuk verruiming van je blikveld en een goede manier om je netwerk uit te breiden.’ Aan wie wil je de YPN mobiel doorgeven? ‘Aan Lineke Pelleboer, omdat ik het bedrijf Abbott Biologicals niet ken en ook benieuwd ben naar wat de YPN van de VNCI extra te bieden heeft ten opzichte van jong KNCV.’ p
november 2010 Chemie magazine 59
&0 B<RXQJ 3URIHVVLRQDO LQGG
Project1:Opmaak 1 12-11-10 8:36 Pagina 6
2383<« WXITW XS 6)%', GSQTPMERGI 6)%', 2I\X HIEHPMRI WX (IGIQFIV %VI ]SY VIEH] JSV XLI JYXYVI#
ERH [I LIPT ]SY WYFQMX ]SYV VIKMWXVEXMSR MR XMQI
2383< & : 4 3 &S\ ªW ,IVXSKIRFSWGL 8LI 2IXLIVPERHW VIEGL$RSXS\ RP
Groene chemie
Maïs wordt in een bioethanolinstallatie in Lelystad verwerkt voor de productie van ethanol, eiwitten en energie. ZeaFuels heeft een methode ontwikkeld waarmee direct bij de boerderij via de vergisting van maïs het maximale uit de grondstof kan worden gehaald.
FOTO: JIRI BÜLLER
Van maïsstengel tot ethanol, eiwitten en energie
Tekst: Emma van Laar
‘B
iobrandstoffen werden jaren geleden aangekondigd als hèt klimaatvriendelijke alternatief voor benzine en diesel. Langzaam kwamen kanttekeningen bovendrijven. Zo zou biomassa concurreren met voedselgewassen en vielen de opbrengsten van de teelt van klassieke biomassa tegen. ZeaFuels heeft daar een antwoord op gevonden en ontwikkelt processen om de maïs die als grondstof voor biogas wordt ingezet optimaler te benutten. ‘We zijn dit proces gaan ontwikkelen omdat we vonden dat de bestaande biogasinstallaties maïs niet optimaal benutten. Er wordt alleen gemikt op methaan terwijl maïs veel hoogwaardiger kan worden ingezet. Bovendien gaan eiwitten verloren omdat deze tot ammoniak worden omgezet. We proberen de biomassa zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Zo gebruiken we de omzetting van zetmeel naar ethanol en benutten we de eiwitten en vetten die aanwezig zijn in maïs. In onze testfabriek wordt uit maïs hoogwaardig eiwit voor veevoer gehaald. In de toekomst kan de eiwitfractie (zeïne) ook gebruikt worden als voedingsmiddeleningrediënt en voor industriële coatings. Daarnaast kan er op termijn maïsolie gewonnen worden. Bij ons hebben de restproducten ook een meerwaarde,’ vertelt Johan Sanders, hoogleraar valorisatie van
‘Er is nu al veel interesse in het maïsproces’
plantaardige productieketens aan Wageningen Universiteit en medeoprichter van ZeaFuels.
Testboerderij ZeaFuels beproeft dit proces op kleine schaal op een testboerderij van de WUR in Lelystad. ‘Het maïsproces werkt goed, we moeten nog wat punten op de i zetten om in het komende halfjaar klanten te overtuigen om de installatie te kopen. Er is nu al veel interesse, dat geeft vertrouwen. We laten met onze installatie zien dat productie op kleine schaal kan concurreren met bioraffinaderijprocessen op grote schaal. We werken op een schaal die 100 keer zo klein is als ethanolfabrieken in Amerika en dat heeft zijn voordelen. De kapitaalskosten per liter zijn lager en doordat we in de landbouwketen zitten, hoeven grondstoffen niet van ver gehaald te worden en worden de geproduceerde veevoeding en de reststromen lokaal toegepast. Mensen denken vaak dat innovatie sneller gaat als er gewerkt wordt met grote installaties, maar dat is juist niet het geval denk ik. Met kleinschaligheid kun je geleidelijk je marktpositie opbouwen terwijl ook de grondstofvoorziening makkelijker te organiseren is. We blijven ons dan ook op de kleine schaal richten. Het grote voordeel van ons concept zit hem in
het feit dat we de kapitaalsintensiviteit zoveel mogelijk reduceren door processen te ontwikkeling waarin de kosten voor warmtewisseling zoveel mogelijk zijn gereduceerd,’ stelt Sanders.
Toekomst Wageningen Universiteit werkt ook aan andere producten. Sanders: ‘We zijn met een aantal ander processen bezig. We hebben een mobiele unit ontworpen voor Afrika die cassavewortels tot ruw zetmeel verwerkt. Veertien van deze mobiele fabrieken zijn nu operationeel. Daarnaast ontwikkelen we processen voor de verwerking van suikerbieten en gras.’ Ook voor de chemie in het algemeen kan productie op kleine schaal heel waardevol zijn, stelt Sanders. ‘In Wageningen richten we ons op bulkchemie uit plantenmateriaal. Het kost veel minder energie om gefunctionaliseerde moleculen uit de planten te halen dan ze te synthetiseren uit fossiele grondstoffen. Dit uitvoeren op kleine schaal zorgt voor minder kosten, energie en warmteoverdracht. Er is al een aantal commerciële fabrieken die volgens dit concept op relatief kleine schaal bulkchemie kunnen produceren. Dit zal ongetwijfeld belangrijk worden in de toekomst van de chemie.’ p november 2010 Chemie magazine 61
&0 B*URHQH 2QGHUQHPHU LQGG
VNCI
Colofon
Redactie: Igor Znidarsic(Hoofdredacteur) e-mail: znidarsic@vnci.nl Jos de Gruiter e-mail: de gruiter@vnci.nl
Cefic Giorgio Squinzi, bestuursvoorzitter van de Mapei Group, is de nieuwe president van Cefic. Hij is de opvolger van Christian Jourquin, bestuursvoorzitter van Solvay, die zijn termijn van twee jaar onlangs afsloot. Squinzi is chemicus, met ruim veertig jaar ervaring in de
industrie. Hij leidt het Milanese familiebedrijf Mapei, dat 57 plants in meer dan 25 landen omvat, sinds 1976. Volgens hem kunnen chemische bedrijven floreren als ze vasthouden aan drie pijlers: innovatie, globalisatie en customer focus. p
Eindredactie: drs. Marieke Moraal (Bladeren Media bv) Vaste medewerkers: drs. Ingeborg van Honschooten, drs. ing. Inge Janse, ir. Joost van Kasteren, drs. Emma van Laar, ir. Marlies Lukkes, Gerard van Nifterik , Casper Rila, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, Marga van Zundert Vormgeving: Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Joachim Mahn
VNCI Speerpuntmanager Op 1 december start Reinier Gerrits bij de VNCI als speerpuntmanager Energie en Klimaat. Reinier is momenteel nog werkzaam bij AgentschapNL, als opdrachtmanager Klimaatbeleid gemeenten. Daarvoor werkte hij bij SenterNovem en als beleidsmedewerker bij het ministe
Adres redactie: Loire 150, 2491 AK Den Haag, tel. 070-3378787, fax. 070-3203903
rie van EZ op de industriedossiers MJA en Benchmarking Energie efficiency. Hij is bijzonder enthousiast om vanuit zijn achtergrond als chemisch technoloog terug te keren naar de industrie op dit belangrijke dossier. p
VNCI Agenda NOVEMBER
DECEMBER
24 november BG Veiligheid, Gezondheid en Milieu
1 december Dagelijks Bestuur Den Haag, VNCI
25 november WG Economic Outlook NL Biesterfeld
1 december Algemeen Bestuur Den Haag, VNCI
30 november Procesveiligheid DOW Benelux Terneuzen
2 december Regiegroep Chemie Utrecht, Academiegebouw
30 november Energiedag Utrecht, Boerderij Mereveld
8 december BG Innovatie Novotel Breda
7 december Persconferentie Den Haag, VNCI 9 december WG ArbeidsVeiligheid Bergen op Zoom Sabic 13 december Regionale Netwerken Veiligheid Utrecht, Hoog Brabant 17 december SusChem Nederland Den Haag, VNCI
Advertentie-exploitatie: Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17, 2551 KS Den Haag, tel. 070-323 40 70 Fax 070-323 71 96 e-mail: vnci@mooijmanmarketing.nl Advertenties vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. Druk: Ten Brink, Meppel Abonnementenadministratie: Nieuwe abonnementen/mutaties alleen schriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: vanderlugt@vnci.nl. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis. Abonnementen eindigen per eind maart. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door. Abonnementsprijs per jaar (incl. btw) 80 euro in Nederland en België 100 euro in de overige landen Chemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdag Overname van artikelen en/of foto’s uit Chemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven. Beeld cover: Chris Bonis Internet: www.vnci.nl ISSN: 1572-2996
62 Chemie magazine november 2010
&0 B91&, LQGG
Project1:Opmaak 1 12-11-10 8:36 Pagina 7
PRODUCTIE IN OPTIMA FORMA
AD Productions is gespecialiseerd in het formuleren en mengen van chemische vloeistoffen en poeders. G G
G G G G
AD PRODUCTIONS BV - CHEMISTRY, BLENDS & KNOWLEDGE Markweg Zuid 27 4794 SN Heijningen Postbus 102 4793 ZJ Fijnaart
Tel. +31 (0)167 - 526 900 Fax +31 (0)167 - 526 969 info@adinternationalbv.com www.adinternationalbv.com
ADR-klasse: 3, 4.1, 5.1, 6.1, 8 en klasse 9 Meng en opslagfaciliteiten conform CPR 15-2 ISO 9002gecertificeerd Eigen R&D en laboratorium Wereldwijd transport Meer dan 30 jaar ervaring
Wilt u uw productie outsourcen? Wij maken graag kennis met u.
New Business Development Manager Oilfield Chemicals
services
DSM NeoResins+ is underway to become the globally recognised leader in specialty resins. Innovation is a key component of their growth strategy.
is looking for
To strengthen their innovation team we are looking for a Business Development Manager Oilfield Chemicals. In this position you are responsible for building a profitable business in the oilfield chemicals market. With your entrepreneurial approach you will proactively explore opportunities in the market and define the international business development and innovation strategy. Are you an entrepreneurial self starter with at least an MSc. degree in relevant area? Are you the natural link between market and R&D? Do you have good communication and social skills as well as experience in leading a team? Interested? Read more at our website www.cls-services.nl about this challenging and independent position.
CLS Services - recruitment & selection and outsourcing in chemistry | pharma | biotech | food