2 minute read
Fietsvergoeding
Boudewijn De Groot zingt over de eenzame fietser. Hij baant zichzelf een weg, krom gebogen over zijn stuur tegen de wind. Op het woon-werktraject valt die eenzaamheid wel mee. Want daar wint de fiets snel aan populariteit. Dankzij de aanleg van fietssnelwegen, het succes van de elektrische fiets en de fietslease, en ook de vergoeding die de werkgever soms betaalt.
Binnenkort krijgen alle fietsende werknemers een financieel duwtje in de rug. De fietsvergoeding wordt vanaf 1 mei 2023 verplicht. De Nationale Arbeidsraad sloot daarover een collectieve arbeidsovereenkomst. Die weliswaar suppletief, of aanvullend is. Soms zullen andere afspraken gelden. Een woordje uitleg.
Nationale Arbeidsraad
Tot nu is er geen algemene verplichting om een vergoeding toe te kennen aan werknemers die met de fiets naar het werk komen. Heel wat sectoren voorzien ze wel al. Ook bedrijven die willen inzetten op duurzame mobiliteit betalen al vaak een fietsvergoeding.
De sociale partners kwamen in de Nationale Arbeidsraad overeen dat er vanaf 1 mei 2023 een algemene verplichting in de private sector komt. Elke werknemer die regelmatig woonwerkverkeer doet met de fiets, moet ook een fietsvergoeding krijgen. Regelmatig kan bijvoorbeeld één of tweemaal per week zijn, maar evengoed enkel tijdens de lente of zomermaanden.
De vergoeding in de NARcao bedraagt 0,27 euro per kilometer. Dat is ook het maximum dat de RSZ en de fiscus aanvaarden, zonder bijdragen en belastingen te heffen. Ze zal verplicht zijn voor een maximale afstand van 20 kilometer, enkele rit. Zo komen we op een maximale dagelijkse nettovergoeding van 10,8 euro – voor 40 kilometer heen en terug. Uiteraard mag een werkgever eventuele extra kilometers ook vergoeden.
Andere afspraken
De cao van de NAR is suppletief. Het is een regel van aanvullend recht. De cao geldt enkel wanneer de sector, of de onderneming, nog geen eigen afspraken over de fietsvergoeding heeft.
Die eigen afspraken moeten dan in een sectorale cao of bedrijfscao staan. Enkel dan zetten ze de NARcao buiten spel. Wanneer een onderneming wel al een fietsvergoeding toekent, zonder dat er een cao bij te pas komt, geldt vanaf 1 mei ook minimaal de regeling van de NARcao. Met bijvoorbeeld het minimum van 0,27 euro per kilometer.
In vele sectoren bestaat al een regeling bij cao. Soms met een verplichte fietsvergoeding lager dan 0,27 euro. Of enkel voor werknemers tot een bepaald loonniveau. Soms is de fietsvergoeding niet verplicht voor werknemers die een bedrijfswagen ter beschikking hebben. De redenering: met de auto krijgen ze al een tussenkomst voor hun woonwerkverplaatsing. Staan die modaliteiten en bedragen in een cao, dan blijven ze ook gewoon gelden.
Stijgende loonkosten
De veralgemeende fietsvergoeding zal uiteraard voor sommige werkgevers extra loonkosten met zich meebrengen. Daarom belooft de regering voor 2023 en 2024 een compensatiemechanisme. De details daarvan zijn momenteel nog niet gekend. Er is sprake van een fiscaal voordeel in de vorm van een belastingkrediet.
Zo’n compensatie is trouwens ook juridisch noodzakelijk. De regering heeft immers beslist dat de wettelijke maximale loonnorm in 2023 en 2024, bovenop indexeringen en baremieke verhogingen, 0% zal bedragen. Een NARcao die de gemiddelde loonkosten doet stijgen, is in strijd met de bepalingen van de loonnormwet. De NARcao is dan nietig. Tenzij er een financiële compensatie komt. ■
Tips van de expert: Deloitte