Voka groeipapers - Te weinig waar voor ons geld

Page 1

de GROEIPAPERS

Een maandelijkse uitgave van Voka vzw Verschijnt niet in juli en augustus Koningsstraat 154-158, 1000 Brussel tel.: 02 229 81 11 fax: 02 229 81 00 info@voka.be, www.voka.be

DE FEITEN ACHTER DE STELLING

Te weinig waar voor ons geld De essentie België blijft een land dat te weinig waar voor zijn belastinggeld biedt. Op de waar-voor-je-geld-index hinkt België achteraan: slechts 19de op 24 landen. We vertoeven daar in het gezelschap van landen als Italië en Portugal. Omdat we enerzijds qua algemene overheidsoutput naar Europese normen een gemiddeld land zijn; we scoren systematisch minder goed dan de meeste Germaanse landen (Scandinavië, Duitsland, Nederland, Zwitserland, Oostenrijk). Terwijl anderzijds de overheidsuitgaven in België vaak hoger liggen dan in die landen.

Stijn Decock Hoofdeconoom stijn.decock@voka.be

Het goede nieuws is dat we in de ‘waar’-index toch wel wat vooruitgang boeken in de indicatoren waar een gewijzigd beleid snel resultaten geeft, zoals in de domeinen bedrijfseconomie en ecologie. In ‘trage’ domeinen zoals sociaal kapitaal, macro-economie en arbeidsmarkt, waarbij een gewijzigd beleid jaren nodig heeft om zich in betere cijfers te vertalen, zien we eerder een verslechtering. Om in de eerste helft van het klassement te komen zou een verlaging van het overheidsbeslag tot op het pre-crisisniveau van 50% en een verbetering van 8 punten (ongeveer de ‘waar’ van Oostenrijk) inzake overheidsoutput noodzakelijk zijn. Op een vijftal indicatoren kan met een niveau van Nederland (bv. werkgelegenheidsgraad ouderen en allochtonen, levenslang leren) of Frankrijk (aandeel STEM-leerlingen), gecombineerd met een begroting in evenwicht meer dan 5 punten extra gehaald worden.

huidige overheidsbeslag van 55% omlaag krijgen (de noemer in onze berekening). Daarnaast zou de creatie van meer jobs ook de werkgelegenheidsgraadparameters verhogen. Ook in domeinen zoals rule of law (rechtszekerheid) is er door betere wetgeving en een efficiëntere justitie heel wat verbeterpotentieel. Een beter beheer van de openbare infrastructuur, o.a. door pps-constructies en een heroriëntering van overheidsuitgaven naar infrastructuur, kan ook heel wat winst opleveren in de waar-voor-je-geld-index.

• • •

Waar we goed in zijn: Relatief weinig tijd nodig om een onderneming op te starten (4de) Zeer laag aandeel steenkoolcentrales in elektriciteitsproductie (8ste) Obesitas is een minder groot probleem dan in andere landen (7de) Waar we heel slecht in zijn: Werkgelegenheidsgraad allochtonen (24ste) Publieke investeringen in % van het bbp (19de) Levenslang leren (18de)

De sleutel tot een betere prestatie in de waar-voorje-geld-index is de creatie van meer private tewerkstelling. Meer private tewerkstelling doet de uitgaven voor uitkeringen, pensioenen en ambtenarenweddes dalen, terwijl de inkomsten stijgen. Hiermee kunnen we het

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 1

15/02/16 11:47


2

Inleiding Vijfenvijftig procent van het bruto binnenlands product vloeit naar de overheid. Met dat geld betaalt de overheid de sociale zekerheid, de openbare infrastructuur, ambtenaren, het leger… Daarnaast is de overheid niet alleen een uitgavemachine, als wetgever en toezichthouder op de wetgeving speelt ze een belangrijke rol in het maatschappelijk en economisch leven.

Een overheid die waar voor haar geld biedt is cruciaal om de welvaartsstaat duurzaam te laten overleven. Indien een staat te veel geld uit de economie opslorpt en daar maar een gebrekkige dienstverlening (zoals onderwijs, veiligheid en infrastructuur) tegenover stelt, dan boet het land aan economische en dus fiscale draagkracht in, en zo komt de welvaartstaat in grote problemen.

Gaat de overheid op een goede manier om met dat belastinggeld? Kunnen we de kwaliteit van de overheid tussen landen vergelijken en daar een prijs-kwaliteitsverhouding op zetten? Het is de oefening waaraan Voka zich met zijn waar-voor-jegeld-index al een derde keer waagt.

Met de vierde industriële revolutie die nu begonnen is, wordt het belang van een efficiënte staat nog groter. De wetgever zal in deze snel wijzigende technologieomgeving sneller moeten kunnen schakelen, in een aantal domeinen zullen de grenzen tussen private en publieke sector vervagen en bovenal zal de kwaliteit van het onderwijs en de kennisinstellingen doorslaggevend zijn om als welvaartstaat te kunnen overleven. Landen met te logge en te trage beslissingsprocessen dreigen in snelheid gepakt te worden. Met deze oefening willen we ook de klassieke links-rechts-tegenstellingen overstijgen. Links pleit traditioneel voor een omvangrijke staat en stelt zich weinig vragen bij de efficiëntie ervan. Rechts daarentegen wil een zo klein mogelijke staat. Voor ons kan het een politieke keuze zijn om te pleiten voor een vrij omvangrijke welvaartstaat, maar daar moet dan wel een navenante dienstverlening tegenover staan.

- Te weinig waar voor ons geld -

Een overheid die waar voor haar geld biedt, is volgens Voka cruciaal voor het bedrijfsleven en de samenleving. Hierbij spreken we ons niet uit over de optimale omvang van een overheid. Scandinavische landen hebben een omvangrijke overheid maar die levert op allerlei vlakken uitstekende diensten die voor heel wat bedrijven de hoge belastingdruk compenseren. Zo kunnen ondernemingen toch competitief blijven. Omgekeerd geldt hetzelfde, landen als Estland en Ierland hebben een vrij kleine overheid waardoor de belastingdruk laag ligt, maar die overheid werkt behoorlijk en het is er dus interessant om te ondernemen.

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 2

15/02/16 11:47


3

1. Werkwijze voor het meten van de ‘waar’

Welke indicatoren ontbreken? De 46 indicatoren geven een goed beeld van de kwaliteit van de welvaartstaat. Toch is dat beeld onvolledig, omdat over een aantal belangrijke segmenten van de welvaartstaat geen goede vergelijkbare output-indicatoren bestaan. De belangrijkste ontbrekende indicatoren hebben betrekking op de werking van justitie, mobiliteit en de staat van de openbare infrastructuur. Indicatoren daarover zouden ook moeilijk vergelijkbaar zijn. Een justitiedienst die snel werkt, kan erop wijzen dat hij efficiënt is, maar ook dat hij niet echt grondig werkt en dat de rechtspraak dus te wensen overlaat. Mobiliteit is ook moeilijk vergelijkbaar tussen dicht- en dunbevolkte landen. Zo bezit IJsland bijvoorbeeld geen spoorwegen.

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 3

1.2 Verandering in de indicatorenset tegenover voorgaande jaren Er is tegenover de ranking van 2015 één indicator toegevoegd en één indicator gewijzigd Overheidsinvesteringen in procent van het bbp: voor het economisch en maatschappelijk leven dient de overheid vooral te faciliteren in de publieke basisinfrastructuur zoals wegen, havens, nutsvoorzieningen… Er bestaan geen goede indicatoren die de kwaliteit van die nutsvoorzieningen meten en die vergelijkbaar zijn tussen de 24 landen. Daarom beschouwen we de publieke investeringen in procent van het bbp als een goede indicator voor de staat van die publieke infrastructuur. De kritiek op deze (nieuwe) indicator kan zijn dat dit eigenlijk een input-indicator is en we de landen vooral via output-indicatoren van het beleid willen vergelijken. Bloomberg Innovation Index: de Bloomberg Innovation Index vervangt de parameter ‘Innovatieve producten in de omzet’. De Bloomberg-index wordt samengesteld door de gelijknamige financiële data- en mediaspecialist. Bloomberg Innovation Index is een nieuwe indicator die is samengesteld uit zeven deelindicatoren: R&D Intensity, Manufacturing Value-added, Productivity, High-Tech Density, Tertiary Efficiency, Researcher Concentration, Patent Activity.

De indicatoren Bedrijfseconomische indicatoren: aantal dagen nodig om onderneming te starten, aantal startup-procedures, entrepreneursactiviteit, world competition index, publieke investeringen Arbeidsmarktbeleid: werkloosheidsgraad, werkzaamheidsgraad, werkzaamheidsgraad ouderen, levenslang leren, mismatch arbeidsmarkt Onderwijs: PISA-testen voor wiskunde, wetenschap en taalvaardigheid, score PISA in functie van socio- en etnische ongelijkheid, score PISA in functie van kwaliteit scholen Technologie-hooggekwalificeerd talent: uitgaven onderneming aan O&O, O&O-personeel bij ondernemingen, aandeel studenten in technologie en wetenschappen, Bloomberg Innovati-

- Te weinig waar voor ons geld -

1.1 Algemene principes In de waar-voor-je-geld-index willen we op een objectieve en kwalitatieve manier landen met elkaar vergelijken en meten in hoeverre ze erin slagen belastingmiddelen om te zetten in algemene overheidsoutput. Hiervoor hanteren we een aantal principes: • Het uitgangspunt van de oefening is een inclusieve liberale welvaartstaat zoals we die doorgaans in Europa kennen. We gaan dus uit van landen waarin het voor grote groepen van de bevolking goed ondernemen en werken is en waar aangenaam en gezond geleefd kan worden. Naast economische parameters integreren we daarom ook indicatoren voor gezondheidszorg, rule of law, onderwijs, leefmilieu… • Kwantitatief model: we vergelijken 24 landen op basis van 46 indicatoren, opgedeeld in acht hoofdcategorieën. Die 24 landen zijn de Europese leden van de OESO. We nemen die landen en niet de EU-landen, omdat de EU ook arme lidstaten telt zoals Roemenië en Bulgarije en die zijn moeilijk te vergelijken met andere Europese landen. Bovendien zijn Zwitserland, Noorwegen en IJsland geen lid van de EU, maar ze behoren wel tot de OESO. Die laatste drie landen leunen qua welvaartspeil en cultuur dichter tegen België dan Roemenië of Bulgarije. In totaal bestaat onze welvaartsmatrix uit 1.104 datapunten (24x46). • Verdere principes (zie titel 5)

15/02/16 11:47


4

“Dat België een plaats gezakt is in de ‘waar’-index, bevestigt het beeld van ons land als Europese middenmotor.”

on Index, aantal patenten • Macro-economische indicatoren: overheidsschuld,

overheidssaldo, bbp-groei laatste 5 jaar, inflatie, lopende rekening, verandering in marktaandeel • Rule of law: corruptie-index, persvrijheid, misdaadgraad, tijd nodig voor betalen belastingen, productieregulering, aantal stakingsdagen, rule of law-index, government effectiveness index • Sociaal kapitaal: vertrouwen nationale regering, vertrouwen lokale regering, obesitas, aantal dagelijkse rokers, aaantal zelfmoorden, armoedegraad • Ecologie: CO -emissies, elektriciteitsproduc2 tie via steenkool, climate performance index, fijnstofconcentratie, hoeveelheid gezinnen verbonden aan waterzuiveringssystemen

Figuur 1 : Het landenklassement voor de ‘waar’

- Te weinig waar voor ons geld -

2016

2015

1

Zwitserland

74,33

1

Zwitserland

74,49

2

Denemarken

73,27

2

Finland

72,40

3

Zweden

72,26

3

Zweden

71,78

4

Finland

72,01

4

Noorwegen

69,50

5

Noorwegen

70,35

5

Denemarken

68,47

6

IJsland

67,42

6

Nederland

67,10

7

Nederland

67,15

7

Duitsland

65,47

8

Duitsland

63,94

8

IJsland

63,75 63,30

9

Oostenrijk

61,24

9

Luxemburg

10

Luxemburg

59,28

10

Oostenrijk

61,96

11

Verenigd Koninkrijk

58,21

11

Estland

57,48

12

Estland

56,79

12

België

57,18

13

België

54,40

13

Frankrijk

56,76

14

Ierland

52,67

14

Ierland

55,50

15

Frankrijk

52,48

15

Verenigd Koninkrijk

55,21

16

Tsjechië

50,93

16

Portugal

51,76

17

Slovenië

48,11

17

Slovenië

48,88

18

Portugal

46,71

18

Tsjechië

48,68 47,28

19

Slovakije

46,44

19

Slovakije

20

Italië

44,38

20

Spanje

46,19

21

Hongarije

43,78

21

Italië

45,62

22

Polen

43,20

22

Polen

44,49

23

Spanje

40,99

23

Hongarije

42,51

24

Griekenland

31,01

24

Griekenland

32,57

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 4

1.3 Resultaten 2016 voor de ‘Waar’ In het algemene klassement voor de ‘overheidswaar’ blijft ook in 2016 Zwitserland aan de top staan. Dit land is de beste in zeven van de 46 indicatoren en zit met acht andere indicatoren bij de best presterende. De top-5 wordt opnieuw vervolledigd met Scandinavische landen, maar de volgorde is veranderd. Finland stond in 2015 nog op de tweede plaats, maar moet als gevolg van mindere economische prestaties en de oplopende werkloosheid die plaats aan Denemarken laten, dat van plaats 5 naar 2 springt. Zweden blijft op de derde plaats staan. Noorwegen komt op de vijfde plaats. Een opvallende stijger is IJsland dat de crisis nu bijna volledig verteerd heeft. Het springt van plaats 8 naar plaats 6. Hierdoor zakken Nederland en Duitsland een plaats naar respectievelijk plaats 7 en 8. Oostenrijk, een land dat in België steeds meer op de radar komt als een land dat goede oplossingen biedt aan problemen waar ons land ook mee geconfronteerd wordt, staat op plaats 9. Andere opvallende beweging is de klim van het VK van plaats 15 naar plaats 11. Ons ander groot buurland, Frankrijk, zakt van plaats 13 naar plaats 15. Spanje is de grootste daler en komt op de voorlaatste plaats te staan. Hoewel het duidelijk is dat het dieptepunt van de Spaanse crisis vorig jaar is bereikt en Spanje aan de beterhand lijkt, vertaalt zich dat nog niet in de cijfers. We verwachten volgend jaar een verbetering. De laatste plaats wordt, weinig verbazend, ingenomen door Griekenland. 1.4 België zakt een plaats België is in de waar-index een plaats gezakt, van 12 naar 13. Het Verenigd Koninkrijk is over België gewipt. Hiermee blijven we halverwege het klassement hangen. Dat bevestigt opnieuw het beeld van ons land als een Europese middenmoter qua welvaart en overheidsoutput. We spelen qua overheidsoutput in de liga van Frankrijk, het VK, Ierland en Estland. We zitten ver van de Scandinavische landen en onze Noorder- en Oosterburen doen het ook significant beter.

15/02/16 11:47


5

De 13de plaats stemt ook overeen met heel wat andere algemene indices, zoals de World Development Index van de Wereldbank waar België tegenover dezelfde groep landen op de 11de plaats staat. Die plek bekleedt ons land ook in de World Competitiveness Report van IMD (11de op de 24 landen in de benchmark). Figuur 2: score ‘waar’ volgens categorie

Zwitserland Denemarken Zweden Finland

Macro-economie: 16 (12) Bedrijfseconomie: 7 (8) Rule of law: 13 (14) Sociaal kapitaal: 15 (10) Arbeidsmarktbeleid: 21 (20) Onderwijs: 11 (11) Ecologie: 8 (15) Technologie-hooggekwalificeerd talent: 10 (10) Algemene waar 13 (12) Waar-voor-je-geld 19 (20)

“Op de indicator ‘sociaal kapitaal’, zakken we vijf plaatsen.”

1.5 Analyse van de deelprestaties van België Het is vooral in de ‘trage’ domeinen dat België nog achteruitgang boekt, zoals in sociaal kapitaal, arbeidsmarktbeleid en macro-economie.

Noorwegen IJsland Nederland Duitsland

Op een aantal deeldomeinen doet België het dan weer beter. Vooral op het gebied van bedrijfseconomie en ecologie boeken we vooruitgang. Op het gebied van bedrijfseconomie (eerder bedrijfsgerelateerde zaken) stijgen we een plaats naar positie 7. Ook op het gebied van milieufactoren gaan we vooruit, dankzij betere prestaties voor waterzuivering, CO2-uitstoot en fijn stof.

Oostenrijk Luxemburg Verenigd Koninkrijk Estland België Ierland Frankrijk

Portugal Slovenië Slovakije Italië Polen Hongarije Spanje

80

70

60

50

40

30

20

10

Griekenland

Macro-economie

Arbeidsmarktbeleid

Sociaal Kapitaal

Technologie-

Ecologie

Hooggekwalificeerd Talent

Bedrijfseconomie

Rule of Law Onderwijs

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 5

Op zich is de deelanalyse niet zo negatief. We zien een relatieve vooruitgang in de domeinen waar een ander beleid snel impact op heeft zoals bedrijfseconomie. In de deeldomeinen waarbij een gewijzigd beleid slechts traag doorwerkt, zoals sociaal kapitaal (gezondheid e.d.) of arbeidsmarktbeleid zien we nog een verslechtering.

- Te weinig waar voor ons geld -

Op de indicator voor sociaal kapitaal zakken we daarentegen vijf plaatsen. Ook op het gebied van arbeidsmarktbeleid gaan we relatief (tegenover andere landen) achteruit, we staan nu op de 21ste plaats. In de macro-economische indicatoren zakken we ook vier plaatsen tot nummer 16. De reden is hier vooral relatief, omdat grote probleemlanden als Spanje en Griekenland stabiliseren en het gemiddelde omhoog duwen.

Tsjechië

0

Rangschikking België per deelcategorie (plaats vorig jaar staat tussen haakjes)

15/02/16 11:47


6

2. Waar-voor-je-geld “De output van Estland is vergelijkbaar met die van België, dit gebeurt met een veel lager overheidsbeslag.”

Om van de ‘waar’ tot de waar-voor-je-geld-index te komen, moeten we de output-ranking tegenover de input zetten. Als input nemen we het overheidsbeslag in procent van het bbp. Om twee redenen nemen we niet de belastingvoet. Vooreerst zijn er landen die te weinig belastingen heffen tegenover hun overheidsuitgaven en die het verschil met tekorten financieren. Die deficits zijn eigenlijk doorgeschoven facturen naar toekomstige generaties. Bovendien bestaan de inkomsten van de overheden ook niet altijd uit belastingen. Daarom lijkt ons overheidsbeslag de beste indicator. De waar-voor-je-geld-index verkrijgen we door een gewogen statistisch gecorrigeerde deling van de overheidsoutput door het overheidsbeslag. Figuur 3: overheidsbeslag in procent van het bbp

Zwitserland Estland Ierland

2.1 Bespreking resultaten De waar-voor-je-geld-ranking wordt opnieuw afgetekend gewonnen door Zwitserland. Het land staat niet alleen aan het hoofd van de algemene overheidsoutputranking, het heeft ook slechts een overheidsbeslag van 33,7 procent van het bbp. Het land levert dus topkwaliteit op gebied van algemene overheidsoutput en het doet dat met een zeer laag overheidsbeslag. Opvallend is de nummer twee van de lijst: Estland klimt hier van plaats 3 naar plaats 2. Het land is qua output nu vrij vergelijkbaar met België maar het doet dit met een overheidsbeslag van slechts 38 procent. Het olie-en gasrijke Noorwegen vervolledigt de top-3. De top-5 wordt vervolledigd door sterke stijgers Ierland en IJsland. Die gaan omhoog omdat het overheidsbeslag (= de noemer) sterk gedaald is. Dat komt omdat de overheidsuitgaven vrij stabiel gebleven zijn terwijl de economie, na de crisisjaren, weer sterk groeit in die landen. Buurlanden Duitsland en Nederland staan respectievelijk op plaats 6 en 7. Nederland is een mooie stijger, het schuift 3 plaatsen op.

Slovakije

De eerste en de laatste plaats zijn dezelfde als in de algemene ‘waar’-index. In de waar-voor-je-geldranking is opnieuw Griekenland het land dat het slechts scoort. Frankrijk is van de vierde laatste plaats naar de voorlaatste plaats gevallen. Een zeer hoog overheidsbeslag met maar een matig presterende overheid. Italië is een plaats gestegen tot plek 21.

Polen Luxemburg Tsjechië Verenigd Koninkrijk Spanje Duitsland Noorwegen Ijsland

België doet het één plaats beter en staat nu op plaats 19, ten koste van Portugal. In Portugal vindt het omgekeerde plaats als in Ierland en IJsland: lage groei met stijgende overheidsuitgaven, waardoor het overheidsbeslag is toegenomen. (zie figuur4)

Nederland Hongarije Slovenië Italië Portugal

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 6

Oostenrijk België Denemarken Frankrijk Finland

65

55 60

45 50

35 40

30

25

Griekenland 20

- Te weinig waar voor ons geld -

Zweden

2.2 Wat betekent de 19de plaats voor België? De 19de plaats betekent dat België een duur land is qua belastingen en dat daar te weinig goede overheidsdienstverlening tegenover staat. We heffen de belastingen van Scandinavië maar qua overheidsoutput doen we het niet beter dan Ierland of het Verenigd Koninkrijk. We zitten hiermee op gelijke hoogte met zuiderse landen zoals Portugal of Italië, en dat zijn niet bepaald modellanden.

15/02/16 11:47


7

Een ander groot probleem is de versnippering van de middelen. Zoals in de Groeipaper van november 2015 aangetoond, zijn er in België verhoudingsgewijs weinig mensen actief in de private sector en zeer veel mensen die op een of andere manier afhankelijk zijn van een inkomen van de overheid – een uitkering, pensioen, ambtenarenloon. Dit betekent dus dat de Belgische staat in vergelijking met de goed presterende landen disproportioneel meer uitgeeft aan mensen die afhankelijk zijn van die staat. Hoe krijgen we België op middellange termijn in de bovenste helft van het klassement? Hoe kunnen we in enkele jaren in de top-12 (van 24 landen) komen? Hiervoor moeten we het overheidsbeslag verlagen en een betere ‘waar’ bereiken. Een overheidsbeslag van 50 procent (het niveau van voor de crisis) in combinatie met de ‘waar’-output van Oostenrijk zou ons een twaalfde plaats opleveren. Het overheidsbeslag krijg je het gemakkelijkst omlaag via een begroting in evenwicht met een economie die groeit. Een bbp-groei van 1,8 procent en een begroting in evenwicht zorgt ieder jaar voor een procentpunt minder overheidsbeslag. In de ‘waar’ moeten we dan acht punten stijgen (van 54 naar 62, het niveau van Oostenrijk). Iedere indicator weegt 2,17 punten (46 indicatoren * 2,17 = 100). We stippen vijf indicatoren aan waarin we heel slecht scoren en waarvoor we relatief snel verbeteringen kunnen boeken. $

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 7

Figuur 4: het landenklassement voor de waar-voor-je-geld-ranking

2016 1

Zwitserland

2

2015 100

1

Zwitserland

100

Estland

80,18

2

Noorwegen

80,82

3

Noorwegen

79,34

3

Estland

78,04

4

Ierland

78,40

4

Duitsland

76,32

5

IJsland

78,03

5

Luxemburg

75,43

6

Duitsland

77,57

6

Slovakije

73,16

7

Nederland

77,15

7

Ierland

72,36

8

Luxemburg

76,81

8

IJsland

71,94

9

Verenigd Koninkrijk

74,70

9

Zweden

71,55

10

Zweden

73,72

10

Nederland

70,58

11

Tsjechië

71,11

11

Finland

67,16

12

Denemarken

70,45

12

Oostenrijk

66,24

13

Slovakije

69,62

13

Verenigd Koninkrijk

65,95

14

Oostenrijk

67,93

14

Tsjechië

65,77

15

Finland

67,73

15

Polen

65,63

16

Polen

66,70

16

Portugal

64,58

17

Spanje

63,85

17

Denemarken

62,69

18

Slovenië

62,03

18

Slovenië

62,11

19

België

61,93

19

Spanje

60,86

20

Portugal

60,74

20

België

60,48

21

Italië

59,81

21

Frankrijk

58,9

22

Hongarije

59,66

22

Italië

57,82

23

Frankrijk

58,68

23

Hongarije

57,69

24

Griekenland

46,36

24

Griekenland

47,92

- Te weinig waar voor ons geld -

De waar-voor-je-geld-index is veel meer dan een benchmarking van het ambtenarenapparaat. Onze slechte positie wil niet zeggen dat Belgische ambtenaren niet hard genoeg werken of te veel verdienen. Het gaat er vooral om dat het overheidsbeleid te weinig doeltreffend is tegenover de hoeveelheid belastinggeld die er wordt in gestopt. De slechte score heeft vaak te maken met weinig doeltreffend beleid dat soms veroorzaakt wordt door slechte wetgeving, slechtwerkende instituties, bestuurlijke versnippering…

15/02/16 11:47


8

• Tekort

(in % bbp): het tekort van 3,1% zorgt voor 1,23 op 2,17 punten. Een begroting in evenwicht zou ons bijna 1 punt opleveren. • Overheidsinvesteringen in % bbp: de 2,4% bruto-investeringen levert 0,24 punt: Nederland scoort hier 1 punt op (het zijn vooral de Centraal-Europese landen die hier hoog scoren). Dit niveau zou ons 0,8 punt opleveren. • Werkgelegenheidsgraad allochtonen: hier zijn we met 48,2% de allerslechtste en hebben we 0 punten. Nederland scoort hier ook 1,1 op 2,17 punten. Het niveau van Nederland zou ons dus 1,1 punten opleveren. • Werkgelegenheidsgraad ouderen: hier scoren we met 43% slechts 0,37 op. Nederland krijgt hier 1,15 punten. Dus hier ook 0,8 punt extra met een niveau zoals Nederland. • Aandeel nieuwe wiskunde, wetenschappen & technologie-gediplomeerden. Frankrijk doet hier bijna dubbel zo goed als ons land. Een niveau zoals Frankrijk zou ons 1,5 punten opleveren.

We halen de slechtste score op de werkgelegenheidsgraag van allochtonen.

48,2%

- Te weinig waar voor ons geld -

In totaal hebben deze vijf indicatoren 5,2 punten verbeterpotentieel.

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 8

15/02/16 11:47


9

3. Aanbevelingen om op lange termijn beter te presteren in waar-voor-je-geld 1 VERHOOG DE PRIVATE WERKGELEGENHEIDSGRAAD

opleveren (combinatie van meer opbrengsten en minder uitgaven) voor de staatskas. We hebben die cijfers gesimuleerd in de waar-voor-je-geldindex. Indien die 600.000 jobs gecreëerd zouden worden, zakt het overheidsbeslag naar ongeveer 50 procent. We zouden dan op het domein van arbeidsmarktprestaties op het niveau van Duitsland zitten. In de ‘waar’- component zouden we van 54 punten naar 57,5 punten stijgen. Gecumuleerd geeft ons dat dan een 14de plaats op de waar-voor-je-geld-ranking, in het gezelschap van landen als Finland en Oostenrijk.

Om de burger opnieuw meer waar-voor-zijn-belastinggeld te geven is het noodzakelijk dat er meer nettobetalers van belastinggeld bijkomen en dat het aantal nettobelastingontvangers zakt. Dit kan enkel door een beleid te voeren dat nieuwe banen in de private sector creëert. De lage werkgelegenheidsgraad in de private sector weegt op verschillende manieren door in de waar-voorje-geld. Vooreerst betekent dit dat door de hoge uitgaven aan uitkeringen en pensioenen de overheidsuitgaven hoog zijn. Daarnaast scoort België zwak op indicatoren zoals algemene werkgelegenheidsgraad en in het bijzonder bij specifieke indicatoren zoals de werkgelegenheidsgraad bij allochtonen en 55-plussers. Onrechtstreeks leidt dit ook tot meer armoede omdat uitkeringen over te veel mensen moeten worden uitgesmeerd waardoor individuele uitkeringen (zoals pensioenen voor zelfstandigen) onder de armoedegrens vallen. Lagere lasten op arbeid en een moderner arbeidsrecht met arbeidsinstituties die vooral gericht zijn op creatie van private jobs. WAT ALS WE 600.000 PRIVATE JOBS CREËREN? In de Groeipaper van november 2015 hebben we gemeld dat België verhoudingsgewijs 900.000 private jobs minder telde dan Nederland, Duitsland en Oostenrijk. We maakten de berekening dat de creatie van twee derde van die job, dus 600.000 nieuwe banen, 18 miljard euro zou

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 9

België scoort in verhouding met Germaanse landen eerder zwak als het op indicatoren voor rule of law aankomt. Dit heeft te maken met een aantal factoren. Vooreerst ontbreekt het aan een goede wetgevende cultuur. Wetten zijn vaak onduidelijk of voor interpretatie vatbaar. Hierdoor is er niet altijd een sluitende jurisdictie en zijn de uitspraken per rechtbank of belastingadministratie soms verschillend. Ook is er vaak heel wat onduidelijkheid over wie verantwoordelijk of bevoegd is voor bepaalde materies. In het buitenland zijn er goede voorbeelden om de kwaliteit van wetgeving te verbeteren zoals RIAS (Regulatory Impact Analysis), Sunset & Review clausules, Vaste verandermomenten… 2. In onze benchmark zitten geen expliciete indicatoren rond de werking van justitie, hoewel er vanuit internationale organisaties inspanningen gedaan

- Te weinig waar voor ons geld -

2 DE ‘RULE OF LAW’ VERDIENT VEEL MEER AANDACHT

15/02/16 11:47


10

worden om benchmarkcijfers te publiceren. In die cijfers ontbreken vaak de Belgische data, wat veelzeggend is voor de werking van Justitie. Onrechtstreeks stellen we wel vast dat justitie en politie in België niet optimaal werken. Zeker gezien de nieuwe aandacht voor terreurdreiging, is het ook van economisch belang dat justitie en politie (en aanverwante diensten) goed werken. De hervorming van justitie en politie moet daarom onverwijld doorgezet worden met vooral een beter en sneller resultaat op het terrein. Werklastmeting bij rechtbanken, meer specialisatie bij rechtbanken, minder procedurefouten… moeten tot een betere rechtspraak leiden. 3 VERBETER HET BEHEER VAN DE PUBLIEKE INFRASTRUCTUUR

lijk dat de kwaliteit en het beheer in ons land te wensen overlaten. Als eerste remedie moet er in de publieke uitgaven een verschuiving komen richting infrastructuurinvesteringen. Privaat-publieke samenwerkingen (pps) kunnen soelaas bieden om snelheid te halen en investeringen binnen het Europees stabiliteitspact te laten passen (dus zonder dat ze wegen op de begroting). Daarnaast moeten ook bestuurlijke lussen uit het systeem gehaald worden. Die lussen zorgen ervoor dat het beslissingsproces voor grote infrastructuurprojecten door Nimby- en Banana-effecten verschrikkelijk veel vertraging oploopt. Tot slot moeten publieke bedrijven ofwel beter gemanaged (lees: met minder directe politieke inmenging) ofwel geprivatiseerd worden. De NMBS is het voorbeeld van een zwak presterend overheidsbedrijf. 4 INZETTEN OP PREVENTIE IN DE GEZONDHEIDSZORG

- Te weinig waar voor ons geld -

De kwaliteit van onze publieke infrastructuur laat duidelijk te wensen over. Vervallen tunnels, wegen vol gaten, overheidsgebouwen in slechte staat, een slechtwerkend openbaar vervoer, een wegennet met flessenhalzen die niet weggewerkt kunnen worden…. Zoals eerder gesteld bestaan er geen expliciete indicatoren die de kwaliteit van de infrastructuur of de congestie vergelijkbaar opmeten, maar uit partiële cijfers blijkt duide-

2

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 10

Wat betreft welzijn en gezondheid moeten we vooral meer preventief werken. We lopen achter t.o.v. best practice landen, gaande van screeningresultaten tot het voorkomen van hospi-

Het VBO heeft samen met IDEA-consult hierover een studie gemaakt. Zie https://vbo-feb.be/Global/Actiedomeinen/Overheid%20-%20Beleid/Better%20regulation/2015%2009%20 22%20Better%20regulation%20-%20VBO%20Kwaliteit%20 regelgeving%20-%20rapport%20v220915.pdf

15/02/16 11:47


11

talisaties. Vanuit Voka pleiten we daarom voor een heel ambitieuze preventieaanpak, met een verschuiving van 250 miljoen euro naar preventie in de komende jaren. Dat zou ons op het gemiddelde van de EU brengen in investering.

- Te weinig waar voor ons geld -

Inhoudelijk dienen we preventief veel meer in te zetten op nieuwe technologieën (mobile health, sociale netwerken…). Er is ook meer evenwicht nodig in de aandacht tussen individu (coaching, ondersteuning) en omgeving (nudging, regelgeving, financiële prikkels). Met nudging bedoelen we de vele onbewuste duwtjes in de rug vanuit de omgeving die ons gedrag mee aansturen (inrichting van winkels, voedingsaanbod in pretparken, enz.). We moeten overschakelen naar een meer positieve nudging.

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 11

15/02/16 11:47


12

4. Waar-voor-je-geld in de economische literatuur

- Te weinig waar voor ons geld -

In de economische literatuur wordt steeds meer aandacht geschonken aan het beter beheer van publieke middelen. Gereputeerde economen, opiniemakers en wetenschappers hebben de voorbije jaren opmerkelijke boeken geschreven over hoe overheden en publieke projecten beter gestuurd kunnen worden. Ze gaan hier ook voorbij aan het klassieke links-rechts-debat dat over een omvangrijke versus minimale staat gaat. We bespreken hier kort vier belangrijke auteurs die in de afgelopen jaren over het thema hebben geschreven. Poor Economics (Abhajit Banerjee en Esther Duflo, 2011) Het is misschien wat vreemd dat we als eerste werk een boek aanhalen van twee ontwikkelingseconomen. MIT-economen Banerjee en Duflo zijn de vaandeldragers van de Randomized Control Trials, een systeem waarbij de efficiëntie van ontwikkelingsprojecten via statistische testen wordt opgemeten. In het kort komt het erop neer dat een bepaalde ontwikkelingsmaatregel op een bepaalde groep (bv. een dorp) wordt toegepast. Men gaat daarna via gestandaardiseerde enquêtes opmeten wat het effect is van de maatregel. Daartoe wordt dezelfde enquête gehouden in een controlegroep (bv. een gelijkaardig nabijgelegen dorp) waar de maatregel niet werd toegepast. Zo krijgt men inzicht in hoeverre de maatregel werkt (of niet). Randomized Control Trials worden vooral in de VS gebruikt om op te meten of ontwikkelingshulp (maatschappelijk) rendeert of niet. Op die manier probeert men voorbij de ideologie of de eenvoudige storytelling te gaan die vaak in ontwikkelingshulp wordt gebruikt. Via Randomized Trials kwam bijvoorbeeld aan het licht dat microkredieten of fair trade weinig effectieve maatregelen zijn. Het belang van het werk van Banergee en Duflo is vooral dat ze op een neutrale manier de effectiviteit van ontwikkelingsprogramma’s en sociale programma’s proberen op te meten. Hierdoor krijg je een beter inzicht hoe je (belastings-) middelen beter kan inzetten. Deze techniek begint ook ingang te vinden in Westerse landen, om de effectiviteit van sociale of onderwijsprogramma’s op te meten. Ook in België is er meer nood aan wetenschappelijke ondersteuning om de effectivi-

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 12

teit van overheidsmaatregelen en door de overheid ondersteunde organisaties op te meten. Hierdoor kan een effectiever sociaal beleid gevoerd worden en verspilling van belastinggeld vermeden worden. Why Nations Fail (Darren Acemoglu en James Robinson) Acemoglu, eveneens econoom bij MIT en Robinson, politicoloog aan Harvard, vertrekken in Why Nations Fail vanuit de vraag waarom sommige landen heel welvarend zijn en andere arm. Ze onderzoeken eerst populaire verklaringen als grondstoffenrijkdom, klimaat, religie… en besluiten dat die factoren geen afdoende verklaring bieden op de vraag waarom het ene land welvarend is en het andere niet. Zij betogen dat het vooral de ‘instituties’ zijn die het grote verschil bepalen tussen landen. Met instituties bedoelen ze het geheel aan organisaties en instellingen dat het overheidsapparaat uitmaakt (gerecht, onderwijs, politiek, administratie…). Volgens hen zijn welvarende landen die landen die over inclusieve instituties beschikken. Inclusieve instituties zijn erop gericht om iedereen toegang te geven tot welvaartscreatie. Daartegenover staan landen met extractieve instituties waarbij de instituties de welvaartscreatie in beperkte handen proberen te houden. De auteurs halen veel voorbeelden aan om hun these te onderbouwen. De grote verdienste van het boek is dat het wijst op het enorme belang van de kwaliteit van de brede overheid in de welvaartscreatie. Ook in België kan de vraag gesteld worden of onze instituties voldoende inclusief zijn. Denk maar aan de arbeidsmarktinstituties die vooral gericht zijn op de bescherming van insiders, eerder dan op het creëren van jobs voor outsiders. The Fourth Revolution (John Micklewaith en Adrian Woolridge) De twee redacteurs van The Economist analyseren in hun boek de opkomst van de welvaartstaat (in de eerste tot de derde revolutie). Ze stellen vast dat die welvaartstaat steeds meer onder druk komt te staan. Ze wordt te duur en kan haar beloftes tegenover haar burgers steeds minder waar maken.

15/02/16 11:47


13

De auteurs kijken naar niet-democratische landen zoals Singapore en China als ogenschijnlijk beter werkende alternatieven voor de immer expanderende welvaartstaat in het Westen. Toch vinden ze dat niet echt een alternatief. De journalisten zien het meest heil in het Scandinavische en in het bijzonder het Zweedse model. Dit land biedt een hoge welvaart, heeft de overheidsuitgaven onder controle (het overheidsbeslag is er gedaald) en een competitieve economie. De twee geloven ook sterk in de mogelijkheden die nieuwe technologie schept om de welvaartstaat te verbeteren. Dankzij nieuwe technologie (bv. digitale overheid, internetcursussen…) kan de productiviteit van de overheid verhoogd worden, waardoor de output stijgt terwijl de input kan dalen.

De vier aangehaalde werken behandelen allemaal een onderdeel van hoe een staat beter beheerd kan worden waardoor ze door goede analyse van beleidsmaatregelenen (Duflo), inclusieve instituties (Acemoglu), inzet van technologie (Micklewaith) en een beter beheer van de staatsactiva (Detter) meer waar voor het belastinggeld bieden.

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 13

- Te weinig waar voor ons geld -

The Public Wealth of Nations (Dag Detter en Stefan Fölster) Dit boek van twee Zweden betoogt dat staten veel meer activa hebben dan ze denken maar dat die activa slecht beheerd worden. Voor de meeste landen is de waarde van alle activa groter dan de overheidsschuld (België is een uitzondering). Een beter beheer van die activa en vooral een meer professioneel onafhankelijk management van de terreinen, gebouwen en bedrijven die overheden bezitten, kan heel wat extra waarde creëren voor landen. Een beter beheer kan ook de noodzakelijke middelen voor het onderhoud van de staatsactiva opleveren. Ze geven het voorbeeld van een school in Rio de Janeiro op een toplocatie. De vastgoedwaarde van de gronden is enorm, terwijl de staat van het gebouw te wensen overlaat. Het zou daarom economisch zinvol zijn de school te verkopen en met de opbrengst van de grond een state-of-theart schoolgebouw neer te planten, enkele honderden meters verderop.

15/02/16 11:47


14

5. Principes bij het opstellen van het model Dit is het vervolg op 1.1 Principes bij het opstellen van de ‘waar’.

- Te weinig waar voor ons geld -

• Indicatoren

van gereputeerde bronnen. Eurostat, de OESO en de Wereldbank zijn de belangrijkste bronnen. Daarnaast gebruiken we ook gespecialiseerde cijfers zoals die van Transparency International, Reporters without Borders, Germanwatch… We vermijden zoveel mogelijk data gebaseerd op vrijwillig in te vullen enquêtes (bv. bepaalde data uit het World Competitiveness Yearbook). • Omrekening. Het land met de beste waarde op een indicator krijgt 100% op die indicator, het slechtste 0%. De verhouding tussen die extremen bepaalt de score voor alle andere landen op die indicator. Voor enkele indicatoren (inflatie, overheidstekort en balans op lopende rekening) werken we met intervallen omdat hier meer (of minder) niet altijd synoniem is met beter (slechter). • Geen data waar weinig verklarende verschillen opzitten. We nemen geen cijfers mee die misschien relevant zijn maar waarop weinig verschil zit tussen de Europese landen. Levensverwachting is zo’n indicator die relevant is bij het vergelijken van groeilanden, maar niet van Westerse landen. Bovendien is dit ook een indicator die niet altijd door het huidig beleid beïnvloed kan worden. Een vroege doodsoorzaak kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van iets dat zich decennia geleden heeft afgespeeld (bv. een milieuramp). • Indicatoren moeten beïnvloedbaar zijn door beleid en onafhankelijk zijn van de geografische situatie van een land. De eerste vraag bij de keuze van een indicator is of die door goed of slecht beleid substantieel beïnvloed kan worden. Indicatoren die te veel beïnvloed worden door de bevolkingsdichtheid of het reliëf van een land hanteren we niet. Het aandeel hernieuwbare energie is een mooi voorbeeld hiervan. Een bergachtig land kan dankzij stuwmeren gemakkelijk een hoog aandeel halen. Een grijs en vlak land zoals Nederland kan

3

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 14

veel moeilijker een hoog aandeel halen, omdat het geen stuwmeren heeft. Filedruk en wegencongestie zijn ook moeilijk vergelijkbare cijfers. In een dunbevolkt land als IJsland of Finland is het logisch dat de filedruk veel minder groot is dan in het dichtbevolkte België of Nederland. • Indicatoren worden gelijk gewogen. Iedere indicator krijgt een gelijk gewicht. De reden is dat we hier zo objectief mogelijk willen werken en niet zelf gaan bepalen welke indicator veel belangrijker is dan de andere. We zorgen ervoor dat onze 8 hoofdblokken tussen de 5 en 7 indicatoren omvatten waardoor ieder hoofddomein quasi even belangrijk wordt. We hebben testen gedaan met verschillende gewichten, maar als eindresultaat leidde dat niet tot grote verschillen. • Grote sets van indicatoren geven een goed algemeen beeld. We hanteren zoals eerder gezegd 46 indicatoren3. Hiermee vermijden we dat één indicator die in één bepaald land een vertekende situatie weergeeft (bv. door een specifiek incident dat op een bepaalde indicator weegt), te zwaar gaat doorwegen in het totaal. Het grote aantal indicatoren en de reputatie van het bronnenmateriaal zorgen ervoor dat het algemeen beeld klopt. Hierdoor kunnen we er ook met enige waarschijnlijkheid van uitgaan dat een land gelijkaardig zal scoren op indicatoren die niet opgenomen zijn in de matrix omdat er geen relevante vergelijkbare cijfers over bestaan. Een land dat op de meeste domeinen heel goed scoort, zal waarschijnlijk geen wegen hebben die vol putten zitten.

De keuze van de indicatoren werd in 2013 vastgelegd in samenwerking met een Advisory Board die heel wat prominenten uit de academische, bedrijfs- en culturele wereld omvatte.

15/02/16 11:47


15

Colofon Voka-kenniscentrum: Niko Demeester | Secretaris-generaal Stijn Decock | Hoofdeconoom Sonja Teughels | Arbeidsmarkt Manou Doutrepont | Sociaal overleg Vincent Thoen | Innovatie en economie Goedele Sannen | Mobiliteit en logistiek Tine Deheegher | Energie Ellen Vanassche | Milieu en klimaat Steven Betz | Ruimtelijke ordening en milieu Karl Collaerts | Fiscaliteit en begroting Pieter Van Herck | Welzijns- en gezondheidsbeleid Eindredactie: Bregt Timmerman, Erik Durnez Vormgeving: Group Van Damme, Oostkamp Druk: Goekint, Oostende Groeipaper ‘Te weinig waar voor ons geld’ is een brochure van Voka, Vlaams netwerk van ondernemingen. De overname of het citeren van tekst uit deze Groeipaper wordt aangemoedigd, mits bronvermelding. U kan alle groeipapers terugvinden op www.voka.be/groeipapers Verantwoordelijke uitgever: Hans Maertens i.o.v. Voka vzw - Burgemeester Callewaertlaan 6 - 8810 Lichtervelde info@voka.be - www.voka.be

- Te weinig waar voor ons geld -

Structurele partner:

2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 15

15/02/16 11:47


2016_GROEIPAPER_FEBRUARI_16_DEF.indd 16

15/02/16 11:47


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.