Voka Memorandum
duurzaam Europees beleid Voor een competitief en Scan de QR-code en maak kennis met Kai, de avatar van Voka die al jouw vragen over onze verkiezingsvoorstellen beantwoordt.
Maart 2024 Een uitgave van Voka vzw| Maart 2024 | Erkenningsnummer P912687
COLOFON
Voka-kenniscentrum
Frank Beckx | Directeur kennis- en lobbycentrum
Bart Van Craeynest | Hoofdeconoom
Sonja Teughels | Arbeidsmarkt
Gianni Duvillier | Werk en sociale zekerheid
Veerle Van Nieuwenhuysen | Arbeidsmarkt
Julie Beysens | Onderwijs
Daan Aeyels | Welzijns- en gezondheidsbeleid
Katelijne Haspeslagh | Milieu en klimaat
Robin Verbeke | Omgeving en ruimtelijke ordening
Freija Fonteyn | Logistiek en mobiliteit
Yannick Van den Broeck | Energie en klimaat
Karl Collaerts | Fiscaliteit en begroting
Johan Guldix | Innovatie en ondernemen
Dieter Somers | Digitale transformatie
Koen Van Diest | Bestuurzaken en staatshervorming
Maarten Libeer | Internationaal ondernemen
Redactie
Maarten Libeer
Eindredactie
Eric Laureys, Sandy Panis
Foto’s Adobe Stock
Vormgeving Capone
Cover Studio Chapo
Druk
INNI Group, Heule
Dit Europees Memorandum is een uitgave van Voka vzw. De overname of het citeren van tekst uit deze publicatie wordt aangemoedigd, mits bronvermelding.
Verantwoordelijke uitgever
Hans Maertens i.o.v. Voka vzw
Burgemeester Callewaertlaan 6 8810 Lichtervelde info@voka.be - www.voka.be
Ontdek
op voka.be/verkiezingen.
Inhoud 03 VOORWOORD 04 DE ESSENTIE 05 INLEIDING 06 COMPETITIVITEIT ALS RODE DRAAD DOORHEEN HET BELEID 17 GROEIEN VIA DE INTERNE MARKT EN EUROPESE HANDELSAKKOORDEN 28 DE TRANSITIE NAAR KLIMAATNEUTRALITEIT IN 2050 39 CONCLUSIE
meer info
Nu ondernemen voor het Europa van morgen!
In de duurzame en digitale transities van vandaag is het onmogelijk om stil te blijven staan. De wereld om ons heen evolueert in een ongekend tempo. De veranderingen zijn niet alleen voelbaar op het geopolitiek en economisch wereldtoneel, maar dringen ook door tot in de kern van de Europese Unie, en tot diep in de vezels van het bedrijfsleven.
De internationale economische omgeving ondergaat een gedaanteverandering. De turbulenties van de geopolitiek, versterkt door gewapende conflicten in Oekraïne, het Midden-Oosten en elders in de wereld, werpen grote schaduwen over de economie. Dit gaat gepaard met een ingrijpende transformatie binnen de Europese Unie. De Britten verlieten de EU in 2019, de COVID-crisis zorgde voor een nooit gezien herstelfonds en de Green Deal geeft sinds de afgelopen beleidsperiode het ritme en ambitieniveau aan op het vlak van duurzaamheid. Heel wat veranderingen op korte termijn dus.
Het is een entiteit die niet alleen striktere regelgeving oplegt, maar ook een hoofdspeler is die daadwerkelijk kan en moet concurreren op het geo-economische en politieke wereldtoneel.
De EU staat op een kruispunt: groeiende relevantie, maar met een dringende behoefte aan wendbaarheid en slagkracht. Een strategische visie dient zich aan: ‘lean, mean and green’. Het staat voor meer dan alleen een slagzin; het omvat de visie van een wendbare instelling die niet gevangen raakt in bureaucratische structuren, die assertief optreedt op het wereldtoneel en tegelijkertijd streeft naar allesomvattende ambitie. Maar het vereist
Het is in deze context van verandering, uitdaging en ambitie dat dit Europees memorandum tot stand is gekomen. Een gedocumenteerde weergave van onze visie, gebaseerd op de realiteit van vandaag, de dringende behoeften van morgen en de toekomst van overmorgen. Dit memorandum reikt niet alleen aanbevelingen aan, maar is ook een uitnodiging om samen de koers uit te stippelen naar een efficiëntere, veerkrachtigere Europese Unie, die de belangen van bedrijven en burgers behartigt maar ook het voortouw neemt in een nieuwe en duurzame toekomst.
“De EU staat op een kruispunt: groeiende relevantie, maar met een dringende behoefte aan wendbaarheid en slagkracht.”
Dit memorandum draagt de kerngedachte uit ‘Nu ondernemen voor het Europa van morgen’. Deze baseline vat de urgentie samen waarmee we actie moeten ondernemen maar is ook een oproep tot proactief en toekomstgericht handelen, waarbij we vandaag de fundamenten leggen voor een Europa dat gedijt op fundamentele waarden, innovatief ondernemerschap, veerkracht en vooruitgang. Samen moeten we niet alleen de uitdagingen van vandaag aanpakken, maar ook de kansen grijpen die voor ons liggen om een dynamisch en welvarend Europa te creëren. Nu ondernemen voor morgen zal in Europa gebeuren.
Hans Maertens, gedelegeerd bestuurder Voka Rudy Provoost, voorzitter Voka
De 10 Europese prioriteiten voor Voka
Doelgerichte regelgeving met ruimte voor innovatie
Geïntegreerd Europees industrieel beleid
Sterk Europees budget gebaseerd op excellentie
Economische openheid naar gelijkgestemde partners
De interne markt bovenaan de politieke agenda
Harmoniseer het economisch veiligheids- en sanctiebeleid
Pragmatische balans tussen milieu, klimaat, industrie en energie
Focus op de implementatie van de klimaatambities
Competitieve energieprijzen
Versterkte opvolging van de Europese agenda met het bedrijfsleven
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 4
INLEIDING
De Europese Unie is een positief verhaal voor de Vlaamse economie. Voor een open, exportgedreven en innovatiegerichte economie als die van Vlaanderen zorgt het Europese niveau voor een versterking van deze troeven. Maar Europa is in volle verandering en is al lang meer dan een louter economisch project. Denk maar aan de ambitie van klimaatneutraliteit in 2050, de geopolitieke donderwolken die het continent steeds meer teisteren en ten slotte de vele (institutionele) vraagstukken die een mogelijke uitbreiding met bijvoorbeeld Oekraïne met zich meebrengen.
Het belang van Europa zal dus alleen maar blijven toenemen. Ook voor bedrijven is dit het geval. De aankomende Europese verkiezingen zijn om die redenen relevanter dan ooit. Volgens Voka zijn drie uitdagingen essentieel in de volgende Europese beleidsperiode: competitiviteit, groei en de transitie naar 2050. Er spelen zeker nog heel wat andere thema’s maar we hebben voor dit memorandum gekozen voor die thema’s die voor de Vlaamse economie het belangrijkste zijn.
Dit Europees memorandum is dan ook gestructureerd volgens deze drie grote uitdagingen:
Ten eerste moet de focus resoluut op competitiviteit komen te liggen. Het gevoel van veel bedrijfsleiders is dat we achterophinken (onder meer op het vlak van steunpakketten) in vergelijking met andere economieën. Europa stak de afgelopen periode veel tijd in regulering, nu is het tijd om ervoor te zorgen dat bedrijven ook competitief blijven via bijvoorbeeld een Europese ‘Industrial Deal’. De ‘license to operate’ is door die combinatie van minder regelneverij en simpele steunpakketten gemakkelijker buiten Europa. Dit oplossen kan via betere regelgeving met een systematische internationale competitiviteitscheck, een sterk industrieel-economisch beleid en ten slotte een toekomstgericht budget.
Wanneer we competitief zijn als Europa kunnen we ook blijven groeien. En groei in Vlaanderen betekent gezien onze beperkte binnenlandse markt ook de grens oversteken, via export. Dit kan via intra-Europese export binnen de Europese interne markt en extra-Europese export via handelsakkoorden. Verder is er ook nood aan een geopolitieke strategie voor de aanvoer van bijvoor-
“Volgens Voka zijn drie uitdagingen essentieel in de volgende Europese beleidsperiode: competitiviteit, groei en de transitie naar 2050.”
beeld noodzakelijke goederen, grondstoffen en energie. Deze prioriteiten vormen de basis voor het tweede deel van dit memorandum: een versterking van de interne markt en het gebruik van de offensieve en defensieve handelsinstrumenten.
De derde uitdaging staat volop in het teken van een coherente en haalbare route naar klimaatneutraliteit tegen 2050. De EU pionierde in 2019 met de Green Deal met doelstellingen en ambities voor klimaat, milieu, natuur en energie. Nu moet de focus resoluut komen te liggen op de implementatie van deze ambities op een realistische manier in een dichtbevolkte en industriële regio als Vlaanderen zonder de economische ontwikkeling te fnuiken.
Competitiviteit als rode draad doorheen het beleid
De combinatie van structureel hogere energieprijzen (inclusief ETS-kosten), heel wat nieuwe regelgeving en sterke stimulusprogramma’s in andere handelsblokken heeft ervoor gezorgd dat competitiviteit opnieuw bovenaan de agenda is komen te staan.
Het probleem van Europa’s concurrentievermogen dateert echter al van voor onze huidige economische problemen. Er is nu dringend actie nodig om het tij te doen keren.
Het aandeel van de EU in het mondiale bbp is gedaald van 25% in 1990 tot 17% in 2020. Dat betekent dat de wereldwijde groei van de afgelopen drie decennia voornamelijk buiten de EU heeft plaatsgevonden – met name in Azië en meer bepaald in China. Een deel van de daling is te wijten aan het inhaaleffect van deze regio, maar de groei in de EU, en vooral binnen de eurozone, was ook zwak in vergelijking met de Verenigde Staten. Tussen 2014 en 2019 groeiden Europese bedrijven gemiddeld 40% langzamer dan hun Amerikaanse collega’s en gaven ze 40% minder uit aan O&O.1
De vragen over het Europese concurrentievermogen spelen zich daarnaast niet langer alleen extern af in vergelijking met onze mondiale concurrenten zoals de VS of China. Ook binnen Europa woedt op het moment een hevige subsidiewedloop tussen Europese lidstaten met een ongelijk speelveld tot gevolg. Als open economie zijn we dus dubbel getroffen.
Het goede nieuws is dat Europa in veel opzichten nog steeds een leidende economie is en dat er redenen zijn om optimistisch te zijn over de economische vooruitzichten van Europa, mits het juiste beleid wordt gevoerd. Met een beleidskader op EU-niveau om het concurrentievermogen en de productiviteitsgroei te stimuleren, kan de kloof tussen Europa en de wereldleiders op het gebied van groei en innovatie worden gedicht.
Dit vereist dat er wordt ingezet op zowel een beleid dat competitiviteit als rode draad heeft als op het versterken
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 6
“Het aandeel van de EU in het mondiale bbp is gedaald van 25% in 1990 tot 17% in 2020.”
van de Europese structuren. Is de EU zoals we die nu kennen fit for the future, wanneer lidstaten nog steeds hun eigen belangen vooropzetten – soms ten koste van de baten voor de Unie als geheel? Wat is de rol van de vele Europese regelgeving wanneer die ervoor zorgt dat hier net minder wordt geïnvesteerd?
Dat zijn heel wat belangrijke vragen en om die reden beginnen we het memorandum met een hoofdstuk over competitiviteit. We identificeren drie prioritaire beleidspistes:
» Uitdaging 1: Pak de Europese regeldruk aan
» Uitdaging 2: Maak werk van een coherent Europees industrieel beleid
» Uitdaging 3: Ga voor een toekomstgericht Europees budget
UITDAGING: PAK DE EUROPESE REGELDRUK AAN
De afgelopen Europese beleidsperiode heeft ertoe geleid dat Europese bedrijven geconfronteerd werden met heel wat nieuwe regelgeving en rapporteringslasten. Tussen 2017 en 2022 heeft de Europese wetgever in totaal 850 nieuwe verplichtingen aan bedrijven opgelegd, wat neerkomt op meer dan 5.000 pagina’s wetgeving2 die extra lasten voor bedrijven met zich meebrengen. Dat speelt niet enkel voor grote bedrijven, maar ook kleinere bedrijven worden vaak indirect getroffen door Europese regelgeving. Dat leidt tot hogere nalevingskosten, beperkt de ruimte voor experimenteren en kan zelfs tot
Figuur
1: Europese struikelblokken voor bedrijven
Administratieve complexiteit
Snel veranderend beleid en wetgeving
Belastingtarieven
Restrictieve arbeidswetgeving
BRON: EUROPESE COMMISSIE
hogere handelskosten leiden als er op die manier belemmeringen worden opgeworpen. In plaats van zich bezig te houden met markten en klanten, moeten bedrijven steeds meer administratief werk doen en voldoen aan een toenemend aantal verslagleggingsverplichtingen. Niet alleen is het veel regelgeving, het is ook uitermate complex waardoor we onszelf wegconcurreren.
Het kan ook anders. Regelgeving die doeltreffend, empirisch onderbouwd en consistent is, kan het Europese concurrentievermogen versterken. Als de EU als standaardzetter ertoe leidt dat andere handelsblokken hun regels aanpassen, betekent dit een win voor Europese bedrijven. Maar de slinger mag niet doorslaan. De EU moet naast regulering ook een beleid ontwikkelen dat de internationale competitiviteit veiligstelt.
1. Bron: https://ecipe.org/wp-content/uploads/2022/11/COMPCompass_ OP062022FV3_changed.pdf
2. Bron: Business Europe
Inadequate infrastructuur 68% 64% 63% 47% 40%
Hoewel het ongetwijfeld nooit de intentie was om bedrijven te overstelpen met regelgeving, is er op dit moment een duidelijk punt van verzadiging bereikt. Hieronder volgen voorstellen om dit in een volgende beleidsperiode te mitigeren of recht te zetten.
VOORSTEL: VERBETER DE KWALITEIT VAN REGELGEVING DOOR KWALITATIEVE EN ONDERBOUWDE IMPACTBEOORDELINGEN
Nieuwe wetgeving moet gebaseerd zijn op facts and figures eerder dan vastgestelde doelen achterna te lopen. De kwaliteit en aandacht voor robuuste impactbeoordelingen is erop achteruitgegaan en een regionale insteek
wordt niet meegenomen. Ook wordt er vaak te weinig rekening gehouden met de nodige budgetten, waardoor het onmogelijk is om de doelstellingen uit de wetgeving te behalen.
ILLUSTRATIE
De analyse van de Europese natuurherstelwet schoot tekort
Een belangrijk voorbeeld van de afgelopen legislatuur was de Europese natuurherstelwet. De impactbeoordeling die werd uitgevoerd door de EU keek vooral naar de positieve gevolgen die het initiatief zou hebben op de biodiversiteit, een doelstelling die zeker ook werd ondersteund. Maar hierdoor werd niet in rekening gebracht wat de impact zou zijn van de verregaande verstrenging voor dichtbevolkte en industriële regio’s als Vlaanderen. Vlaanderen heeft daarna zelf twee impactbeoordelingen laten uitvoeren, die aantoonden dat het originele voorstel van de Europese Commissie op het vlak van vergunningsverlening een zeer significante impact zou hebben. Deze impact op de vergunningsverlening werd niet meegenomen in de beoordeling van de Europese Commissie.
Daarnaast moet veel sterker worden gekeken naar de bredere belangen bij nieuwe wetgeving en niet enkel naar de beoogde doelstellingen. Dat moet worden opgelost door de maatschappelijke en economische kosten en baten veel meer in kaart te brengen bij nieuwe initiatieven, ook op internationaal niveau. Sterk daaraan gelinkt is het feit dat het indirecte effect van beleid veel te weinig mee in rekening wordt gebracht, waardoor voorgenoemde kosten-baten analyses sowieso beperkt zijn. En op die manier dus ook niet volstaan. Het gebrek aan robuuste methodologieën in effectbeoordelingen en ex-post evaluaties heeft een nadelige invloed op de effectiviteit van het uiteindelijke wetgevingsvoorstel. Ten slotte wordt er ook te weinig rekening gehouden met de effecten van andere regelgeving en regelgevingsvoorstellen in dezelfde economische sector of op internationaal vlak. Dit cumulatieve effect moet in elke sector worden beoordeeld en teruggebracht. Individuele wetgevingsinitiatieven van verschillende beleidsterreinen mogen niet geïsoleerd worden bekeken, maar eerder in de context van hun interactie met andere regelgeving. Regels moeten gecoördineerd worden met het oog op hun algehele effect (zie kader links).
VOORSTEL: WERK DE COMPETITIVITEITSCHECK UIT De ‘competitiviteitscheck’, die wordt opgenomen in de impactbeoordelingen, moet voortaan ook de regellast in kaart brengen en verminderen. Die internationale competitiviteitstoetsing moet een essentieel onderdeel worden van de EU-besluitvorming en moet worden toegepast op elk beleids- en wetgevingsproces van de EU, met inbegrip van wetgevingsinitiatieven, secundaire wetgeving, fiscale maatregelen, strategieën, programma’s en internationale overeenkomsten. Zeker het gebruik van ‘gedelegeerde handelingen’ of ‘uitvoeringsbesluiten’3 moet hier mee in rekening worden genomen, gezien de verregaande impact deze wetgeving kan hebben. Deze check moet ook de EU-wetgeving controleren op doublures en coherentie met andere wetgeving.
Ook kmo’s verdienen extra aandacht. De EU-wetgeving moet zo worden opgesteld dat ze door alle bedrijven
8
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM
ILLUSTRATIE
Onhaalbare, Europese targets
Het is een betreurenswaardige evolutie dat de Europese Rekenkamer al in een aantal gevallen moest vaststellen dat de ontwikkelde wetgeving waarschijnlijk niet haalbaar is. Dit was bijvoorbeeld het geval met de wetgeving rond verbrandingsmotoren. In die wetgeving werd de verbrandingsmotor verbannen vanaf 2035, maar werd er in de opmaak te weinig rekening gehouden met de immense noodzaak aan productie van autobatterijen. Door dat aspect niet mee in rekening te nemen, zag de Europese Rekenkamer in de ex-post analyse van de wetgeving de doelstelling om tegen 2035 de verbrandingsmotor volledig te bannen dan ook als onhaalbaar.4
Eenzelfde verhaal geldt voor de revisie van de richtlijn hernieuwbare energie die onhaalbare targets oplegt aan België inzake groene waterstof in de industrie tegen 2030. De waterstofdoelstelling binnen RED III betreft de zogenaamde target voor RFNBO’s (renewable fuels of non biological origin, met name waterstof) voor industrie. Het target bepaalt dat 42% van de waterstof gebruikt in de industrie tegen 2030 groen moet zijn. De low-carbon blauwe variant telt daarbij niet. Bovendien maakt de EU het bijzonder moeilijk om hier groene waterstof te produceren door additionele criteria op te leggen. Voor een regio als de onze met een beperkt potentieel aan hernieuwbare energie en die veel waterstof gebruikt in de petrochemie, is dat bijgevolg een moeilijk haalbaar target.
en vooral door de kmo’s gemakkelijk in de praktijk kan worden gebracht. De kmo-toets en de toetsing van het (internationale) concurrentievermogen, die al in de effectbeoordeling van de Commissie deels zijn opgenomen, moeten veel consistenter worden uitgevoerd.
VOORSTEL: STREEF NAAR DOELGERICHTE REGELGEVING MET RUIMTE VOOR INNOVATIE
De EU wil met state-of-the-art wetgeving de standaard zetten en de norm worden, niet alleen binnen maar ook buiten Europa. Die regulering vertrekt ook vaak van doelstellingen die voorop worden gesteld. Het is noodzakelijk dat het beleid vertrekt van degelijke impact assessments en op die manier bottom-up wordt uitgestippeld. De slinger lijkt nu echter iets te ver door te slaan. In recente initiatieven worden niet enkel de doelstellingen in wetteksten gegoten, maar er wordt ook meer en meer (technologiespecifiek) gedefinieerd hoe die doelstellingen moeten worden bereikt (zie kader links). Dat kan bedrijven net tegenhouden om verder te innoveren, omdat ze te druk bezig zijn om conform de regelgeving te blijven.
Dat is ook sterk gelinkt met het debat tussen het voorzorgsprincipe en het innovatieprincipe, waar de focus meer moet komen te liggen op dat laatste. Meer en meer wordt opgemerkt in Europese regelgeving dat het gebruik van het voorzorgsprincipe ervoor zorgt dat innovatie wordt afgeremd door het onmogelijk te maken voor innovators om te weten wat ze nog mogen doen.
Door bijvoorbeeld de bewijslast te verschuiven naar producenten die moeten aantonen dat een product geen schade veroorzaakt, draagt het voorzorgsbeginsel bovendien bij tot onzekerheid over de regelgeving. Dat zet innovatieve bedrijven ertoe aan zich te concentreren op de risico’s in plaats van op de voordelen van hun nieuwe producten.
3. Nadat een EU-wet is aangenomen, moet zij soms worden geactualiseerd om rekening te houden met ontwikkelingen in een bepaalde sector of ervoor te zorgen dat zij naar behoren wordt uitgevoerd. Het Parlement en de Raad kunnen de Commissie machtigen om hiertoe gedelegeerde handelingen of uitvoeringsbesluiten vast te stellen.
4. Bron: https://www.eca.europa.eu/en/publications/SR-2023-15
BRON: EUROPESE COMMISSIE
Figuur 3 toont de uitgekeerde staatssteun in het kader van het temporary crisis and transition framework. Het is overduidelijk dat de grote lidstaten zowel op het vlak van ondersteuning van de eigen energie-intensieve industrie als op het vlak van strategische industriële ontwikkeling, een streepje voor hebben op kleinere lidstaten omwille van de versoepelde staatssteunregels.
Als oplossing volgen we hierin volop de Duitse en Franse regeringen5 die verwijzen naar de gouden regel van Montesquieu: ‘Als het niet nodig is om een wet te maken, is het nodig om geen wet te maken’. Daarnaast pleiten we ook voor de uitrol van rgeulatory sandboxes op Europees niveau om innovatie aan te zwengelen. Hierin kunnen innovatieve bedrijven nieuwe producten, diensten of zelfs bedrijfsmodellen testen zonder te moeten voldoen aan alle regelgevingsvereisten die voor het bedrijf van toepassing kunnen zijn.
UITDAGING: MAAK WERK VAN EEN COHERENT EUROPEES INDUSTRIEEL BELEID
De noodzaak aan een visionair Europees industriebeleid is onmiskenbaar. Zeker sinds de Verenigde Staten sterk investeerden in hun eigen industrieel beleid (Chips & Science Act, Inflation Reduction Act) groeit in de EU het besef dat een sterk industrieel beleid noodzakelijk is. Dit wordt duidelijk aangetoond in figuur 2, waar naar voren komt dat industrieel beeld wereldwijd in opmars is, om verschillende redenen.
Een industrieel beleid op Europees niveau is niet alleen noodzakelijk op internationaal niveau, maar ook om te garanderen dat de Europese interne markt niet uiteenrafelt. Industrieel beleid is immers zowel een zaak van de EU als van de lidstaten, voornamelijk via staatssteunmechanismen. Zoals figuur 3 aantoont, is het absoluut nefast wanneer dit industrieel beleid vooral wordt gecoördineerd op lidstatelijk niveau. De verhoudingen tussen de lidstaten worden op die manier volledig scheefgetrokken.
Een heuse Europese ‘Industrial Deal’ moet de lidstaten en de EU toelaten om competitief te blijven op internationale markten zonder in een interne subsidiewedloop te verzanden. Om die redenen geven we hieronder een aantal bouwstenen voor een sterk, Europees industrieel beleid.
VOORSTEL: MAAK WERK VAN EEN AMBITIEUS EN GEÏNTEGREERD EUROPEES INDUSTRIEEL BELEID MET OOG VOOR GEOSTRATEGISCHE AFHANKELIJKHEDEN Overstijg het lidstatelijk hokjesdenken en geef de Europese Unie de hefbomen die ze nodig heeft om zich te kunnen meten op het economisch wereldtoneel. Op dit
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 10
Figuur 2: Industrieel beleid wereldwijd in opmars Redenen voor industrieel beleid
Duitsland Frankrijk Italië Rest van de EU 5 % 0 10 % 15 % 20 % 25 % 30 % 35 % 40 % 45 % 50 % 0 200 400 600 800 1000 1200 Januari ‘23 Maart ‘23 Mei ‘23 Juli ‘23 September ‘23 November ‘23 Strategische competitiviteit Klimaatmitigatie Weerbaarheid van waardeketens Geopolitiek Nationale veiligheid
Figuur 3: Duitsland ‘wint’ de Europese subsidiewedloop
BRON: IMF ILLUSTRATIE
moment bestaat het Europees industrieel beleid immers uit een lappendeken van EU- en nationale initiatieven. Om effectief naar een sterk en coherent industrieel beleid te kunnen gaan is een beleid nodig gebaseerd op een Europese logica. Om een wereldwijd concurrerende ‘clean industry’-macht te worden, kan Europa niet vertrouwen op gefragmenteerde nationale maatregelen. Die zullen onvoldoende zijn om investeringen in schone technologie te sturen op de schaal en snelheid die nodig zijn.
Europese lidstaten zien industrieel beleid nu vaak nog als een zaak van nationale soevereiniteit en onderlinge concurrentie. Dat is de verkeerde invalshoek. Op internationaal economisch vlak zijn niet Frankrijk of Duitsland onze grootste concurrenten, maar wel de Verenigde Staten en China. Zo goed als geen enkele Europese lidstaat is op zichzelf groot genoeg om met de internationale concurrenten te wedijveren. Het Europese antwoord – verdeeld of verenigd – zal uitwijzen of Europa zichzelf kan heruitvinden. Indien niet zullen we onderling vechten om de overgebleven kruimels in de vorm van een subsidiewedloop tussen lidstaten. Hiervoor is ook een sterke, financiële architectuur noodzakelijk, waar in een volgend hoofdstuk dieper op wordt ingegaan.
In dat Europees industrieel beleid moet ook oog zijn voor geostrategische afhankelijkheden. Het begrijpen van deze afhankelijkheden biedt inzicht in kwetsbaarheden, zoals de gevolgen van sterke afhankelijkheid van bepaalde grondstoffen of technologieën. Door deze inzichten kan Europa strategieën ontwikkelen om veerkrachtiger te zijn tegen verstoringen in toeleveringsketens. Dit stelt Europa niet alleen in staat om zijn economie te beschermen wanneer noodzakelijk, maar ook om te investeren in innovatie en technologische ontwikkeling. Het versterken van de eigen industriële capaciteiten, vooral op gebieden van strategisch belang, waarborgt niet alleen de veiligheid van Europa, maar bevordert ook
de concurrentiepositie en de (open) strategische autonomie op het wereldtoneel. Dit moet echter gebeuren op een pragmatische en verstandige manier zodat dit niet overslaat in blind protectionisme.
VOORSTEL: ZIE INDUSTRIEEL BELEID ALS EEN BELEIDSMIX EN STROOMLIJN DE EUROPESE GOVERNANCE STRUCTUUR
Stel een Executive Europees Commissaris voor Industrieel Beleid aan, die een coherente visie opstelt over alle Europese Directoraten-Generaal heen. Op dit moment wordt industrieel beleid nog te vaak gedefinieerd binnen verticaal sectoraal beleid6 met verschillende uitzonderingen, terwijl net nood is aan horizontaal beleid om de coherentie van het geheel te bewaken. Een overkoepelende Commissaris voor Industrieel Beleid kan de beleidslijnen tussen alle diensten van de Europese Commissie meer met elkaar verzoenen en er een coherent geheel van maken, in plaats van de huidige silowerking.
Er is immers geen silver bullet voor een nieuw industrieel beleid. Integendeel, het is een complexe puzzel waarbij beleidslijnen door elkaar lopen en waar de verschillende deeltjes van het radarwerk optimaal geplaatst moeten worden: van financiering, over innovatie, tot de energiekostenhandicap en het vergunningenbeleid. Coherentie is om die reden absoluut noodzakelijk. Alle deeltjes van de puzzels moeten optimaal in elkaar passen, zodat de business case voor bedrijven van begin tot eind juist zit. En die vruchtbare bodem voor de business case is een noodzakelijke voorwaarde om hier te blijven investeren.
5. https://presse.economie.gouv.fr/12102023-reducing-bureaucracyinthese-unprecedented-times-french-german-paper-on-betterregulationand-modern-administration-in-europe/
6. Zoals bijvoorbeeld de Net Zero Industry Act, die maar op een aantal sectoren focust en waarvan de scope dus te beperkt is.
Figuur 4: Het huidige Europese budget is te weinig toekomstgericht Verdeling van de kleine uitgavenposten binnen het Europees budget (in 2018 prijzen):
Administratie: 7%
Nabuurschapsbeleid en de wereld: 9%
Veiligheid en defensie: 1%
Migratie en grenscontrole: 2%
Natuur en milieu (waarvan 96 % landbouwgerelateerde fondsen): 33%
“Om wereldwijd te kunnen concurreren, moet de EU haar vermogen versterken om eenvoudig, homogeen beleid te voeren dat snel reageert op externe schokken.”
De huidige strategie voor industrieel beleid van de EU lijkt echter meer op een versnipperde verzameling initiatieven op het gebied van energie, klimaat, innovatie en sociaal beleid dan op een samenhangend en rechtszeker, stabiel en voorspelbaar kader voor industriebeleid. Om wereldwijd te kunnen concurreren, moet de EU haar vermogen versterken om eenvoudig, homogeen beleid te voeren dat snel reageert op externe schokken. Een sterkere interdepartementele coördinatie binnen de Europese Commissie is dus absoluut een must.
VOORSTEL: VERTREK VAN TECHNOLOGIENEUTRALITEIT
EN NEEM DE VOLLEDIGE INDUSTRIE MEE
Europa moet vertrekken vanuit een geïntegreerde waardeketenbenadering voor het industrieel beleid. Dat is nodig omdat verschillende sectoren innig verstrengeld zijn in complexe waardeketens, met grote gevolgen wanneer deze complexe ketens worden uiteengerafeld. Het succesvol koolstofvrij maken van Europa kan niet worden bereikt zonder de volledige waardeketens te erkennen en de noodzaak om de industrie als geheel koolstofvrij te maken.
€ 1.074 miljard
Interne markt, innovatie en digitaal: 12%
Cohesie, veerkracht en waarden: 35%
Bovendien is technologie- en materialenneutraliteit een noodzakelijke voorwaarde. De transitie naar klimaatneutraliteit is immers een evolutie waar alle bedrijven voor staan en dus moeten alle sectoren in het bad worden getrokken, zonder enkel op een beperkt aantal sectoren te focussen. De Europese economie zal gebruik moeten maken van alle beschikbare technologieën, geavanceerd of in ontwikkeling. Louter een focus op bepaalde technologieën of materialen brengt potentiële risico’s met zich mee. Dat zou innovatie en vooruitgang kunnen verhinderen in technologieën die vandaag nog niet klaar zijn voor de markt. Bovendien zouden bedrijven die willen investeren in technologieën die geen prioriteit krijgen van de EU kunnen verhuizen naar regio’s die een meer technologieneutrale omgeving bieden voor de ontwikkeling van groene oplossingen.
UITDAGING: GA VOOR EEN TOEKOMSTGERICHT EUROPEES BUDGET
Hiervoor werd al aangehaald dat het voorzien van een business case een noodzakelijke voorwaarde is voor bedrijven om hier te investeren. Het voorzien van een financieringsmodel is daar essentieel in. De simpliciteit van de Inflation Reduction Act bewijst dat de juiste financiële prikkels in een relatief eenvoudig regelgevend kader kunnen leiden tot een influx aan nieuwe investeringen die zorgen voor een economische rugwind. In
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 12
BRON: EUROPESE COMMISSIE
Figuur 5: Het Corona-herstelfonds werkte ook op basis van ‘enveloppefinanciering’ Verdeling van de kleine uitgavenposten binnen het Europees budget, inclusief het Corona-herstelfonds (in 2018 prijzen):
Nabuurschapsbeleid en de wereld: 5% Administratie: 6%
Veiligheid en defensie: 1%
Migratie en grenscontrole: 1%
Natuur en milieu (waarvan 96 % landbouwgerelateerde fondsen): 20%
Europa zitten de financiële incentives echter verdeeld tussen lidstaten en het Europese niveau. We bekijken beide aanpakken.
Wanneer industrieel beleid wordt gevoerd via nationale financiering, wordt gewerkt via staatssteunregels. De Europese Commissie versoepelde die staatssteunregels, zodat de lidstaten een grotere last van investeringen op zich kunnen nemen. Maar aangezien de budgettaire ruimte in de eurozone niet gelijkmatig is verdeeld, is een dergelijke aanpak fundamenteel verspillend en leidt de optie om via staatssteun te werken tot een subsidiewedloop, zoals in figuur 3 al werd aangetoond.
De tweede optie is om te werken via EU-brede financiering. Maar om hier efficiënt en doeltreffend te werken, is het noodzakelijk om de Europese, financiële architectuur te versterken en te hervormen. Wanneer we kijken naar de verdeling van het EU-budget, zien we immers dat het grote merendeel van het budget naar landbouwfondsen en cohesiefondsen gaat (figuur 4).
De middelen in het kader van het cohesiebeleid worden verdeeld via nationale enveloppes die vervolgens in nationale plannen worden gegoten door elke lidstaat. Het groei- en convergentie-effect van deze projecten die worden gefinancierd blijken over het algemeen positief te zijn, maar klein en afhankelijk van andere regionale kenmerken. Belangrijk is dat deze fondsen minder effectief lijken te zijn waar regionale instellingen en regionaal beleid al slecht presteren en in sociaaleconomisch min-
€ 1.824,3 miljard
Interne markt, innovatie en digitaal: 8%
Cohesie, veerkracht en waarden: 60%
der ontwikkelde regio’s. Meer recentelijk is gebleken dat het kleine positieve effect van regionaal beleid daarnaast van korte duur is. Ook over de doeltreffendheid van de landbouwfondsen werden vragen gesteld.7
Ook de middelen uit het Corona-herstelfonds (Recovery and Resilience Facility - RRF) werden via nationale enveloppes uitgekeerd. Ook daar heeft de Europese Rekenkamer (ERK) ‘tekortkomingen’ vastgesteld in het toezicht van de uitvoer van de plannen.8 Er kan niet worden nagegaan in hoeverre de RRF voldoet aan haar belangrijkste doelstellingen, met name op klimaat- en sociaal gebied. Ook zijn de uiteindelijke begunstigden van Europese steun onduidelijk. Als we kijken naar de verdeling van het EU-budget, inclusief het Corona-herstelfonds, zien we dat er nog een groter deel via ‘enveloppefinanciering’ gebeurt (figuur 5).
Dat staat in schril contrast met andere Europese fondsen (denk bijvoorbeeld aan Horizon Europe) waar de middelen niet worden verdeeld volgens nationale enveloppes maar op basis van excellentie: er wordt een projectoproep uitgeschreven en het beste project krijgt de financiering. Als de Europese Unie serieus is over haar ambities inzake digitalisering en klimaatneutraliteit, moet het budget (en de procedures) ook volgen. In wat volgt een aantal suggesties.
7. https://www.bruegel.org/blog-post/eu-budget-common-agriculturalpolicy-and-regional-policy-en-route-reform
8. https://www.eca.europa.eu/en/publications?ref=SR-2023-26
BRON: EUROPESE COMMISSIE
VOORSTEL: NOOD AAN EEN STERK EUROPEES
INSTRUMENT OM DE STAATSSTEUNPROBLEMATIEK
OP TE LOSSEN
Een competitief Europa houdt ook in dat de toekomstgerichte prioriteiten weerspiegeld worden in het Europese budget. Europa moet nu het hoofd bieden aan een groot aantal supranationale uitdagingen die in korte tijd enorme investeringen zullen vergen, waaronder defensie, de groene transitie en digitalisering. Een sterk Europees financieringsinstrument dat in staat moet zijn om de concurrentie aan te gaan met andere economische steunpakketten is noodzakelijk. Het soevereiniteitsfonds dat werd voorgesteld door de Europese Commissie is er uiteindelijk niet gekomen deze beleidsperiode. Dergelijk instrument moet nu wel worden ontwikkeld om de geo-economische competitie aan te kunnen.
We zien hier een aantal belangrijke voorwaarden. Essentieel hierin is dat dit instrument ten eerste voldoende
“Een competitief Europa houdt ook in dat de toekomstgerichte prioriteiten weerspiegeld worden in het Europese budget.”
groot is en daarnaast ook de staatssteunproblematiek en de subsidiewedloop binnen Europa oplost. Daarnaast moeten de projecten passen in een Europese strategie in plaats van dat ze louter een verzameling zijn van nationale projecten die in een Europees carcan worden geduwd. Ten tweede moet dit instrument anders worden gestructureerd dan de nationale enveloppes uit het Europees herstelfonds (Recovery and Resilience facility) of de cohesiefondsen. Er moet prioritair worden ingezet op innovatieve projecten via excellentievereisten, zoals bijvoorbeeld het geval is bij Horizon Europe en het Innovation Fund.
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 14
De invulling van dit instrument kan op meerdere manieren. Er kan worden ingezet op stimulansen voor sectoren en technologieën actief in de duurzame transitie, maar die op dit moment nog niet rendabel zijn. Ook nog niet bestaande, disruptieve en toekomstgerichte innovatieve technologieën moeten binnen de scope van dit instrument vallen, waarbij een first-mover advantage op lange termijn kan zorgen voor belangrijke comparatieve voordelen. De EU zou ten slotte ook een stuk van de financiering van de kleinere lidstaten op zich kunnen nemen, zodat ze niet botsen op de grenzen van hun eigen budgetten en weggeconcurreerd worden door grotere lidstaten binnen allianties van Europese lidstaten.
Wanneer een sterk Europees instrument wordt ontwikkeld, moet de robuustheid van het Europees mededingingsbeleid worden hersteld en de controle opnieuw worden verscherpt. Verschillende crisissen hebben de EU ertoe aangezet om uitzonderingen op staatssteun toe te passen. Hoewel deze uitzonderingen verondersteld worden tijdelijk te zijn, zijn ze te permanent geworden, met alle gevolgen van dien voor de Europese interne markt.
VOORSTEL: EEN VERSCHUIVING VAN DE MIDDELEN EN NIEUWE INNOVATIEVE MANIEREN VAN FINANCIERING
Een laatste essentiële voorwaarde is dat dit instrument voldoende groot is. In eerste instantie moet gekeken worden naar een verschuiving van de budgetten binnen het huidige Europese budget. De Europese Unie moet budgettaire prioriteit geven aan het ontwikkelen van bovenstaand instrument. Ook moeten veel meer middelen gaan naar de Europese interne markt, innovatie, defensie en onderzoek en ontwikkeling.
Om deze budgettaire shift naar innovatie en economie te financieren moeten de andere uitgaven tegen het licht worden gehouden. Zoals hierboven al gesteld, gaat op dit moment het grootste deel van de Europese begroting naar landbouw en cohesiefondsen. Indien het Europees budget niet groter wordt, is een verschuiving een noodzakelijke piste. Daarnaast moet gekeken worden naar overlap en synergie. Lijst de bestaande instrumenten op, analyseer de impact ervan en ga naar zo simpel mogelijke instrumenten voor bedrijven.
Als dit alles niet volstaat, mag er ook geen taboe rusten op het aangaan van nieuwe Europese schulden, met
als voorwaarde een juste retour voor bedrijven. Het is niet de bedoeling dat de bedrijven de dupe worden van nieuwe Europese schulden. Dit is een oplossing in tweede instantie waarbij de focus ligt op het hoofd kunnen bieden aan steunpakketten voor bedrijven uit derde landen, zoals bijvoorbeeld de Inflation Reduction Act. Er kan in geen elk geval sprake zijn van nieuwe enveloppefinanciering voor lidstaten. Dit geld moet gaan naar projecten gebaseerd op excellentievereisten. Ook moet worden gekeken naar nieuwe en innovatieve manieren van financiering waar de Europese Commissie en lidstaten samen projecten cofinancieren om op die manier de staatssteunproblematiek op te lossen.
VOORSTEL: ZET IN OP LAAGDREMPELIGE TOEGANG
TOT EUROPESE FINANCIERING
De Commissie moet een kader opzetten om bedrijven beter te informeren over bestaande financieringsmogelijkheden in Europese programma’s. Er bestaat heel wat op
het vlak van Europese financiering, maar het ontbreekt aan optimalisatie en synergie tussen die verschillende instrumenten, waardoor bedrijven door de bomen het bos niet meer zien. Daarnaast moet Europa ook leren van de Inflation Reduction Act, vooral wat betreft de eenvoud ervan. Aangezien de IRA belastingkredieten biedt, investeer je eerst en krijg je vervolgens op een heel simpele manier ondersteuning via belastingkredieten. Europa daarentegen heeft vaak te ingewikkelde procedures voor bedrijven om subsidies aan te vragen, wat leidt tot meer bureaucratische goedkeuringsprocedures. Dat zorgt ervoor dat het complexer is om de financiële return on investment na te gaan. Daarnaast zijn EU-programma’s moeizaam, tijdrovend en extreem bureaucratisch, terwijl de slaagkansen laag zijn. Dat gaat zowel over de toegang en deelnameprocedure als de planlast en rapportering van de verscheidene Europese programma’s. Dat geldt des te sterker voor kleinere bedrijven, die verplicht zijn te werken op basis van partnerschappen – wat de administratie nog zwaarder maakt.
ILLUSTRATIE
Complexiteit van Europese subsidies
Bij de toekenning van een subsidie speelt de startdatum een cruciale rol. Een subsidie moet altijd worden aangevraagd voordat de investeringen zijn aangevat (eerste factuurdatum), een voorwaarde die door Europa is opgelegd. Maar innovaties kan je niet altijd in mooi afgebakende projecten gieten met een exacte begindatum, het is een evolutief proces. De zeer rigide toepassing van die regel van startdatum vormt dikwijls een struikelblok. Dit toont duidelijk aan waarom dit simpeler moet kunnen, afgestemd op de bedrijfslogica op het terrein.
AANBEVELINGEN HOOFDSTUK 1:
Competitiviteit
REGELDRUK
Verbeter de kwaliteit van regelgeving door kwalitatieve en onderbouwde impactbeoordelingen gebaseerd op facts and figures waarbij ook het cumulatieve effect in rekening wordt genomen.
Werk een internationale competitiviteitscheck uit bij alle wetgevende initiatieven om na te gaan wat de precieze impact is op de internationale concurrentiepositie van onze bedrijven en die de regellast in kaart brengt.
Streef naar doelgerichte regelgeving met ruimte voor innovatie (bijvoorbeeld via regulatory sandboxes) en houdt de gouden regel van Montesquieu in het achterhoofd: als het niet nodig is om een wet te maken, is het nodig om geen wet te maken.
EUROPEES INDUSTRIEEL BELEID
Maak werk van een ambitieus en geïntegreerd Europees industrieel beleid dat het lidstatelijk hokjesdenken overstijgt en oog heeft voor geostrategische afhankelijkheden.
Zie industrieel beleid als een beleidsmix en stroomlijn de Europese governance structuur.
Vertrek van technologieneutraliteit en neem de volledige industrie mee via een geïntegreerde waardeketenbenadering.
EEN TOEKOMSTGERICHT EUROPEES BUDGET
Er is nood aan een sterk Europees instrument dat ten eerste de staatssteunproblematiek oplost en ten tweede werkt op basis van excellentie.
Een verschuiving van middelen binnen de Europese begroting is noodzakelijk om dit nieuwe instrument te financieren.
Zet in op laagdrempelige toegang tot Europese financiering.
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 16
Groeien via de interne markt en Europese handelsakkoorden
Hoe groeit een bedrijf in Vlaanderen? Het buitenland is voor veel bedrijven de belangrijkste markt, gezien onze binnenlandse markt beperkt is. Export is daarom een van de belangrijkste levensaders voor de Vlaamse economie. Daarom buigen we ons in dit hoofdstuk over de vraag: hoe kunnen Vlaamse ondernemingen blijven groeien via export, zowel via intra- als extra-Europese export.
De rol van de Europese Unie voor de Vlaamse export kan moeilijk overschat worden. Ten eerste via intra-Europese export, wat goed is voor 64,2% van onze totale export. Dat toont meteen het belang aan van een zo vlot mogelijk werkende, Europese interne markt. Volgens schattingen zijn 56 miljoen banen gelinkt aan de handel binnen de EU en heeft de interne markt bijgedragen aan handelsvoordelen ter waarde van 4,4% van het bbp voor België.9
De overige 35% van de Vlaamse export is extra-Europese export naar zogenoemde ‘derde landen’ buiten de Europese Unie. Ook daar zorgt het Europese niveau voor een duidelijke toegevoegde waarde, door het Europees handelsbeleid. Dankzij handelsovereenkomsten krijgen Europese bedrijven gemakkelijker en tegen lagere prijzen toegang tot de grondstoffen en andere inputs waardoor ze concurrerend kunnen blijven. Daarnaast kunnen ze ook effectiever concurreren in het buitenland en meer exporteren naar landen en regio’s buiten de EU.
Een open mentaliteit is dus essentieel voor ons land, ook op het vlak van grensoverschrijdende uitwisseling, technologie, innovatie en concurrentie. Toch is de internationale orde, die lange tijd algemeen als gunstig werd beschouwd, de afgelopen jaren op losse schroeven komen te staan. Dit is zeer nefast. Het uiteenvallen van de wereldmarkten en de opkomst van economische blokken belemmert de groei en innovatie.
“De interne markt is 30 jaar na zijn formele oprichting nog steeds niet voltooid en het ontbreekt aan gemeenschappelijke en uniform toegepaste EU-wetgeving.”
Ook de interne markt is 30 jaar na zijn formele oprichting nog steeds niet voltooid en het ontbreekt aan gemeenschappelijke en uniform toegepaste EU-wetgeving. Voor bedrijven blijft het ingewikkeld om grensoverschrijdend handel te drijven. Onjuiste implementatie en omzetting van regelgeving leidt tot meer marktfragmentatie. Het handhavingsbeleid van de Europese Commissie mist ook tanden ten opzichte van lidstaten die aanvullende nationale regels of administratieve vereisten blijven invoeren.
Daarom pleiten we voor onderstaande aanbevelingen:
» Uitdaging 1: Zet in op een sterk, proactief Europees handelsbeleid
» Uitdaging 2: Zet in op een assertief handelsbeleid
» Uitdaging 3: Handhaaf en versterk de interne markt
9. https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-NotitieHandelsbaten-van-de-EU-en-de-interne-markt.pdf
UITDAGING: ZET IN OP EEN STERK EN OFFENSIEF EUROPEES HANDELSBELEID
De EU moet een nieuwe handelsexpansie lanceren die gericht is op het vernieuwen van haar bestaande relaties en het aangaan van nieuwe relaties met een primaire focus op gelijkgestemde en betrouwbare partners. Dat zal zorgen voor extra toegang tot de wereldmarkt voor Vlaamse bedrijven, wat extra relevant is gezien het aandeel van Europa in de wereldeconomie krimpt. Europa moet volop blijven werken aan handelsakkoorden. Maar ook diversificatie voor de nodige kritieke grondstoffen en een ‘export van regels’ bieden heel wat kansen.
Bovenstaande is des te belangrijk voor Vlaanderen en België binnen Europa. Figuur 6 toont aan dat we een van de meest open economieën van Europa én daarbuiten zijn. Hierna volgen een aantal specifieke aanbevelingen.
Figuur 6: België is een van de meest open economieën van Europa
Handelsopenheid in percentage: Deze index meet het belang van de internationale handel in goederen ten opzichte van de binnenlandse economische output van een economie.
VOORSTEL: BLIJF VOLOP INZETTEN OP ECONOMISCHE OPENHEID IN AL ZIJN FACETTEN
De EU moet vooral blijven streven naar een grotere economische samenwerking met vertrouwde partners als strategie in plaats van haar toevlucht te nemen tot defensieve maatregelen die de economieën van de lidstaten negatief kunnen beïnvloeden.
Een aantal handelsakkoorden moeten versneld worden afgesloten. Het gaat om akkoorden met Australië, Mercosur en Chili alsook nieuwe akkoorden met Indonesië, Thailand en India. Om die akkoorden sneller goed te keuren, moeten toekomstige handelsakkoorden ook worden opgesplitst in een deel over handel en toegang tot grondstoffen enerzijds en investeringsbescherming anderzijds. Op die manier kan de EU – onder exclusieve bevoegdheid – die akkoorden meteen goedkeuren. De investeringsakkoorden kunnen dan in een tweede fase volgen.
Naast handelsakkoorden zijn ook partnerschappen een nuttig instrument om de handel te bevorderen. Denk hierbij aan de samenwerking met de Verenigde Staten en Indië in het kader van de technology and trade platforms. Het opbouwen van partnerschappen biedt ruimte voor dialoog en samenwerking, wat voor de EU een platform kan zijn om bijvoorbeeld gemeenschappelijke standaarden af te spreken. Indien handelsakkoorden niet lukken, moet versterkt worden ingezet op dergelijke manieren van samenwerking.
Ten slotte mogen en kunnen de banden met landen die verder staan van onze waarden niet zomaar worden doorgeknipt. Loskoppelen van bijvoorbeeld de Chinese economie is geen haalbare of wenselijke optie voor de EU. Integendeel, het is in het belang van de wereld dat de EU en China stabiele en soepele betrekkingen onderhouden. Om dit te bereiken moeten de beginselen van transparantie, voorspelbaarheid en wederkerigheid in acht worden genomen als absoluut noodzakelijke voorwaarde voor een betrouwbare handelsrelatie.
18
BRON: VERENIGDE NATIES, 2022
en meer 35 - 49 25 - 34 15 - 24
- 14 Geen data
50
0
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM
VOORSTEL: NABUURSCHAPSBELEID: WERK EEN ALOMVATTENDE NOORDZEESAMENWERKING UIT EN BEREID DE TOEKOMSTIGE UITBREIDING VAN DE EU VOOR
Eén specifieke focus ligt vlak naast de deur, waar een verbeterde en alomvattende relatie met het Verenigd Koninkrijk moet worden nagestreefd. Het lijkt al een eeuwigheid geleden, maar bij de vorige verkiezingen was brexit nog geen done deal. Hoewel het ergste achter de rug lijkt, blijkt duidelijk uit de cijfers dat we een minder innige band hebben met onze historische handelspartner.10
De EU moet binnen haar bestaand nabuurschapsbeleid inzetten op een alomvattende Noordzeestrategie, wat op dit moment nog niet bestaat. Dergelijke strategieën bestaan bijvoorbeeld al voor het mediterrane gebied en de Oostelijke gebieden, waarbij door middel van politieke dialoog en een aantal andere instrumenten – waaronder financiële steun en technische samenwerking – gezamenlijke politieke en economische agenda’s worden opgezet. De relaties met het Verenigd Koninkrijk verlopen nu via het Trade and Cooperation Agreement, maar dit zou nog breder moeten gaan, waarbij de focus ook moet liggen op samenwerking op tal van beleidsdomeinen van energie tot innovatie. Ook de mogelijkheid tot gezamenlijke economische programma’s die vroeger bestonden (denk aan Interregprogramma’s) kunnen via een Noordzeenabuurschap opnieuw worden opgestart.
Daarnaast moet er natuurlijk ook een belangrijke focus liggen op de Oostelijke partnerschappen en de nieuwe EU kandidaat-lidstaten uit 2023.11 De voorbereidingen op die mogelijke toetreding zijn essentieel gezien de enorme impact – zowel budgettair als op handelsvlak –die de toetreding van die landen zou hebben.
VOORSTEL: ZET IN OP DE EXPORT VAN (DIGITALE) DIENSTEN
Waar export vooral nog wordt gelinkt aan de export van fysieke goederen, is er een groot potentieel in Vlaanderen en Europa met betrekking tot de export van
Figuur 7: Het Europees nabuurschapsbeleid
Europese Unie
Europese Economische Zone Kandidaat-lidstaten Oosters partnerschap
(digitale) diensten. Deze zijn ook veel sneller internationaal verhandelbaar dan fysieke goederen.12 Een verdere harmonisatie van de regels voor digitale handel in heel Europa en met partnerlanden – via bijvoorbeeld Digital Economy Agreements – kan bijdragen tot een snellere en veiligere overdracht van informatie. Een open digitale handelsstrategie kan Europa toegang geven tot markten waar nieuwe technologie wordt ontwikkeld, wat essentieel is om ervoor te zorgen dat de EU niet achterblijft op technologisch gebied en concurrentieel blijft.
De EU importeert en exporteert immers meer digitale diensten dan enige andere economie13, waarbij er ook een voorsprong is op de VS en China. De beleidsmakers moeten zich dan ook meer gaan richten op die digitale
10. https://feb.kuleuven.be/research/LES/pdf/LES%202023-206.pdf
11. De Europese Unie is in 2023 gestart met toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en Moldavië. De EU-leiders hebben ook besloten om Georgië de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen en zijn overeengekomen toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina te openen zodra het land de vereiste mate van naleving van de lidmaatschapscriteria heeft bereikt.
12. Zie ook de Voka Paper: https://issuu.com/vokavzw/docs/ vokapaper-gilles-pages?fr=sOTQzNTY0MDY5Mw
13. https://institutdelors.eu/wp-content/uploads/2023/08/PP293_MapingEU-digital-trade_Kholer-Suzuki.pdf
diensten. Deze sector heeft een groot potentieel en de EU loopt wereldwijd al voorop bij het reguleren en faciliteren van digitale dienstenstromen. Als de EU hiermee doorgaat, kan zij een bevoorrechte positie verwerven op het gebied van gegevensverkeer, e-commerce en investeringen, die in de toekomst van cruciaal belang zullen zijn. De EU heeft echter enkel handelsovereenkomsten met uitgebreide hoofdstukken over digitale diensten met drie van haar negen belangrijkste partners op dit gebied – het VK, Japan en Canada – en blijft zich eerder defensief opstellen richting andere partners.
VOORSTEL: HAMER OP EEN INTERNATIONAAL SYSTEEM GERICHT OP GEDEELDE NORMEN EN WAARDEN
De spelregels van de internationale economische arena moeten bij voorkeur verder vorm krijgen via multilaterale handelsinstellingen. Het multilateraal handelssysteem is de afgelopen jaren beginnen haperen. Zo is de laatste multilaterale liberaliseringsronde in de Wereldhandelsorganisatie (WHO) al 18 jaar aan de gang en ligt er niet onmiddellijk een doorbraak in het verschiet. De EU moet een voortrekkersrol nemen in het hervormen van de WHO om deze impasse te doorbreken.
Om dat te bereiken moet de EU het gebruik van multilaterale onderhandelingen, sectorale overeenkomsten en ad hoc allianties actief bevorderen. Volgens dezelfde logica moet de EU steun verlenen aan de versterking van de gerechtelijke instellingen en bindende mechanismen die helpen om niet-naleving aan te pakken, geschillen op te lossen en mondiale regels te handhaven. Kwesties zoals het disfunctioneren van het geschillenbeslechtingsmechanisme van de WHO moeten zo snel mogelijk worden opgelost. In dezelfde logica, moet wat multilateraal werkt ook te allen prijze behouden worden.
UITDAGING: EERLIJKE CONCURRENTIE
DOOR EEN ASSERTIEF HANDELSBELEID
Europees beleid staat al sinds lang bekend om de inherente openheid. In die optiek draait competitiviteit ook om eerlijke concurrentie met bedrijven buiten de Europese Unie. Maar er zijn steeds meer bezorgdheden over het feit dat andere landen op verschillende manieren oneerlijk voordeel halen uit de openheid van Europa omdat ze zelf hun eigen markten wél afscherming en
20
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM
hun ondernemingen gulle overheidssubsidies toekennen uit eigen land. Figuur 8 toont ook aan dat handelsrestricties in opmars zijn.
Daarnaast kunnen buitenlandse bedrijven ook opereren in een minder strenge regelgeving, bijvoorbeeld door goederen of diensten te produceren in rechtsgebieden waar men zich minder zorgen maakt over het milieu. Hoewel de EU moet streven naar het voorkomen van de versnippering van de wereldeconomie, moet ze zich tegelijkertijd ook voorbereiden op het omgaan met protectionisme, gefragmenteerde waardeketens, een wereldwijde subsidiewedloop en het inzetten van afhankelijkheden als mogelijk economisch wapen.14
Hieronder worden daarvoor een aantal prioriteiten uiteengezet.
VOORSTEL: DWING DEZELFDE STANDAARDEN AF VIA EUROPESE HANDELSINSTRUMENTEN
De al ontwikkelde instrumenten – denk bijvoorbeeld aan de verordening buitenlandse subsidies of het antidwanginstrument – moeten worden ingezet. Gezien de Wereldhandelsorganisatie de laatste jaren zijn rol als scheidsrechter een stuk is kwijtgespeeld, doet de EU er goed aan op een degelijke manier de handelsbeschermingsinstrumenten in te zetten tegen oneerlijke handelspraktijken van derde landen.
Daarnaast is het van belang dat de goederen die binnenkomen in de EU aan dezelfde standaarden en normen voldoen als de goederen die geproduceerd worden door onze eigen bedrijven. Om dit probleem op te lossen, moet de EU inzetten op het versterken van (1) markttoezichtsamenwerkingsprocedures tussen de lidstaten, (2) de operationele handhavingscapaciteit en (3) het handhavingsinstrumentarium voor markttoezichthouders. Hierbij is het van belang dat douanecontroles om de conformiteit van goederen te controleren snel, efficiënt en gericht verlopen om te verzekeren dat doorlooptijden niet onnodig lang duren. Het monitoringproces moet overigens op een dergelijke manier gebeuren dat de impact op de dagelijkse werking van onze eigen bedrijfswereld zo beperkt mogelijk blijft.
VOORSTEL: HARMONISEER HET ECONOMISCH VEILIGHEIDSBELEID
Er is nood aan een gecentraliseerde EU-sanctiewaakhond. Europese handelssancties worden logischerwijze op Europees niveau beslist, maar worden geïmplementeerd op nationaal niveau, wat zorgt voor een lappendeken van 27 verschillende interpretaties en dito onduidelijkheden. Dit nieuw orgaan moet deze fragmentering van de interne markt tegengaan en het vermogen van de EU om doeltreffend sancties te nemen, versterken. Dit is noodzakelijk gezien het Vlaams exportbeleid strenger is dan dat van andere Europese lidstaten, wat een unfair nadeel oplevert voor onze bedrijven.
Hiervoor zijn een goede coördinatie, analyse en strikte uitvoering nodig. Wij roepen op tot een verschuiving van (financiële en menselijke) middelen om de EU-capaciteit, die gericht is op de tenuitvoerlegging en het vermijden van omzeilen van sancties, aanzienlijk te vergroten.
0 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 500 1000 1500 2000 2500 Goederen Investeringen Diensten
IMF 14. Zie bijvoorbeeld het
Gallium
Germanium
Figuur 8: De wereld wordt steeds protectionistischer Opgelegde handelsbeperkingen wereldwijd
BRON:
exportverbod van
en
door China.
Binnen de instellingen moet een platform worden gecreëerd voor gemeenschappelijke analyses van handelsstromen en individuele gevallen van omzeiling, waardoor een gecoördineerde reactie mogelijk wordt en het internationale aanzien van de EU ten opzichte van derde landen en marktdeelnemers wordt versterkt.
Deze waakhond moet ook breder het economisch veiligheidsbeleid opvolgen en coördineren, waarin nationale veiligheidsbevoegdheden worden gecombineerd met EU-instellingen om veiligheidsrisico’s te definiëren en te vertalen in een Europese economische beleidsstrategie. De focus moet liggen op harde veiligheidsrisico’s, vooral met betrekking tot O&O voor tweeërlei gebruik, exportcontroles om de verspreiding van technologie voor tweeërlei gebruik voor onheus gebruik te beperken, kritieke infrastructuur, cyberveiligheid, weerbaarheid tegen hybride aanvallen en screening van inkomende investeringen.
VOORSTEL: ZORG VOOR EEN VLOTTE WERKING VAN DE BINNEN– EN BUITENGRENZEN
De integriteit van de Schengenzone moet dringend opnieuw worden hersteld. Een van Europa’s paradepaardjes staat immers onder druk door een groeiend aantal landen dat controles aan de binnengrenzen handhaaft of opnieuw heeft ingevoerd door bijvoorbeeld migratie of terrorisme. Ook tijdens de COVID-periode zagen we dat heel wat grenscontroles opnieuw werden ingevoerd.
Die grenscontroles hebben ook een economische impact: een vertraging op elke reis en dus impact op de kosten omdat het transport van goederen vertraagt. Berekeningen tonen aan dat voor elke grensovergang in het Schengengebied de bilaterale goederenstroom met 2,7% wordt verminderd.15
Daarnaast moeten ook de buitengrenzen via de douane-unie optimaal werken. De douane speelt een fundamentele rol in de goede werking van de interne markt, het controleren van goederen die de EU binnenkomen en het voldoen aan EU-normen en beheersing van crisissituaties. Er ligt nu ook een voorstel op tafel om de douane-unie verder te verbeteren.
Grenscontroles
Geplande grenscontroles
EU en Schengenzone
Geen deel van de EU, maar wel lid van de Schengenzone
EU lidstaat maar geen lid van de Schengenzone
BRON: EURACTIV
Dit voorstel moet snel worden uitgevoerd in Europa. De focus moet liggen op het pragmatisch beheersen van risico. Op dit moment ligt de focus op risicocontroles, die aanzienlijke bureaucratische hindernissen met zich meebrengen, in plaats van gerichte maatregelen om specifiek misbruik te stoppen. Er wordt niet veel aandacht besteed aan maatregelen om de handel te vergemakkelijken en innovatieve en toekomstgerichte oplossingen te bereiken.
Daarnaast is er ook te weinig uniformiteit tussen de lidstaten over de tenuitvoerlegging en interpretatie van bepaalde douaneprocedures, waardoor de administratieve lasten voor bedrijven erg kunnen verschillen van lidstaat tot lidstaat. De idee van de oprichting van een douaneagentschap op Europees niveau, zoals neergelegd in het voorstel tot hervorming van het douanewetboek van de Unie, kan hier een belangrijke rol opnemen en verdient daarom onze steun.
22
Figuur 9: De Schengenzone staat onder druk
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM
UITDAGING: VERDIEP EN HANDHAAF DE INTERNE MARKT MET HET OOG OP MAXIMALE HARMONISATIE
De interne markt is de ruggengraat van de welvaart en het industriële concurrentievermogen van de EU. Sinds 30 jaar is de interne markt een van de grootste verwezenlijkingen van de EU: door grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken, naar meer concurrentie te streven en overal in het blok dezelfde veiligheids- en kwaliteitsniveaus te garanderen, heeft de interne markt het scheppen van banen en groei gestimuleerd. Dat speelt voor een open en exportgerichte economie als de onze een cruciale rol, zoals figuur 10 aantoont.
Het Europese bedrijfsleven vreest echter dat de integratie van de eengemaakte markt de afgelopen jaren is gestagneerd: de intra-EU-goederenhandel is sinds 2006 met slechts 3,5% van de EU-economie toegenomen en de intra-EU-diensten vertegenwoordigen slechts 6% van het Europese bbp.16 Ook wordt de interne markt nu meer en meer gezien in relatie tot specifieke doelstellingen, waar
vroeger het streven naar de interne markt gebaseerd was op harmonisatie en het verlagen van grensoverschrijdende barrières als doel op zich.
Het potentieel van de Europese interne markt kan enkel volop worden benut wanneer er effectief ook handhaving en harmonisatie is. Na dertig jaar heeft de interne markt een nieuw (politiek) momentum nodig, de EU moet het verdiepen van de Europese interne markt helemaal bovenaan de politieke agenda plaatsen in de beleidsperiode van 2024 - 2029. Volgens een recente studie zou dit het bbp van de EU met 9% doen stijgen.17
Hieronder geven we een aantal concrete aanzetten.
VOORSTEL: ZET IN OP EEN AANTAL GROTE THEMATISCHE WERVEN
We zien de volgende domeinen als cruciaal:
1. We missen in Europa een geïntegreerde kapitaalmarkt. Er moet volop worden ingezet op een Europese kapitaalmarktenunie, gezien de immense nood aan investeringen. De toegang tot (durf)kapitaal moet worden vergemakkelijkt door de voltooiing van de bankenunie en de kapitaalmarktenunie, die een noodzakelijk ingrediënt blijft om in haar toekomstige financieringsbehoeften te voorzien.
2. We hebben een interne markt zonder belemmeringen nodig om groene en digitale producten en diensten in de EU te onderzoeken, te innoveren en in te zetten. Een concurrerende omgeving voor innovatief onderzoek en nieuwe bedrijfsmodellen die het rendement van investeringen in nieuwe technologieën en de snelle invoering ervan bevorderen, is van cruciaal belang. Om investeringen in de ontwikkeling van nieuwe en innovatieve oplossingen aan te moedigen, moeten bedrijven kunnen vertrouwen op een sterk en effectief IP-systeem in Europa.
15. https://www.euractiv.com/section/justice-home-affairs/news/ schengen-how-europe-is-ruining-its-crown-jewel/
16. https://www.businesseurope.eu/sites/buseur/files/media/position_ papers/internal_market/2023-11-28_businesseurope_-_priorities_for_ the_single_market_beyond_2024_0.pdf
17. Bron studie: https://cdn.ceps.eu/wp-content/uploads/2024/01/CEPSInDepthAnalysis-2024-03_Empowering-the-Single-Market.pdf
BRON: CENTRAAL PLANBUREAU VAN NEDERLAND
Figuur 10: Handelsvoordelen van de interne markt zijn sterk voor België
3 2 1 0 -1 -2 1.3 1.7 1.7 1.1 4.1 4.4 3.1 -0.1 2.4 1.0 4.1 2.2 2.7 2.5 2.1 4.3 3.6 4.4 6.1 1.7 1.4 1.3 1.6 2.7 1.0 0.6
3. De mogelijkheden van het gebruik van data moeten volop worden uitgewerkt door het tot stand brengen van een digitale interne markt waar digitale bedrijfsmodellen de hele EU-markt kunnen bedienen zonder aanvullende eisen. Grensoverschrijdende, Europese dataruimtes moeten worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Initiatieven zoals de Europese dataruimtes voor gezondheid kunnen ook worden ontwikkeld voor andere beleidsdomeinen.
4. Ook in de dienstensector is meer concurrentie en een verdere implementatie van de dienstenrichtlijn noodzakelijk. Breng een echte eengemaakte dienstenmarkt tot stand door ongerechtvaardigde of onevenredige regelgevende en administratieve belemmeringen weg te nemen en de toegang tot de markt van grensoverschrijdende dienstverlening te vereenvoudigen, onder meer door in te zetten op effectieve vrijheid van vestiging voor alle bedrijven in de EU.
5. Een andere belangrijke prioriteit is het voltooien van een interne energiemarkt, wat in een volgend hoofdstuk nog uitgebreider aan bod komt. Essentieel is dat er een effectieve Europese energie-unie tot stand wordt gebracht door volop in te zetten op grensoverschrijdende infrastructuur en interconnectiviteit, zodat de verschillende energiemixen van de lidstaten gecombineerd met geostrategische import gebruikt kunnen worden om maximaal energie-efficiënt te werken.
6. Gezien de grote tekorten op de arbeidsmarkt moet de interne markt een echte Europese arbeidsmarkt worden, gebaseerd op vrij verkeer van personen, die tekorten aan arbeidskrachten vermindert, de ontwikkeling van vaardigheden mogelijk maakt en talent aantrekt. Het huidige Europese instrumentarium is complex, gefragmenteerd en lijdt onder een gebrekkige samenwerking. Zowel inzake intra-Europese arbeidsmobiliteit als extra-EU economische migratie moeten stappen worden gezet. De EU moet beter concurreren in de mondiale race om het nodige talent naar Europa aan te trekken. Op basis van een strategische workforceplanning moeten gemeenschappelijke doelstellingen worden
uitgewerkt en de instrumenten daarop afgestemd. Denk aan een betere erkenning van kwalificaties en verbeterde coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Coördineer de bundeling van krachten en faciliteer de actors van de lidstaten binnen dit kader.
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 24
Figuur 11: Belangrijkste barrières in de interne markt volgens bedrijven18
Verschillende contractuele/ wettelijke praktijken
Verschillende nationale voorschriften voor diensten
Ontoegankelijkheid van informatie over regels en vereisten
Kost van het volgen van verschillende regelgeving
Verschillende nationale productregels
BRON: EUROCHAMBRES
VOORSTEL: WERK DE ALGEMENE BARRIÈRES WEG
Er ligt nog veel werk op de plank. We verwijzen in deze graag naar een enquête afgenomen door onze Europese koepel Eurochambres, waar Voka ook aan heeft deelgenomen, waarin werd gepolst naar de belangrijkste barrières om zaken te doen in de interne markt.
Een hele hoop, zo blijkt uit figuur 11, die een overzicht geeft van de belangrijkste obstakels voor Europese bedrijven en laat zien dat de versnippering van de interne markt nog steeds een langdurig probleem is in de economische integratie van de EU. Het is opvallend dat bedrijven van alle groottes te maken hebben met dezelfde barrières die 20 jaar geleden bestonden.
Bedrijven maken zich vooral zorgen over heterogene regels voor contracten, garanties, rechtsmiddelen en geschillenbeslechting bij grensoverschrijdende verkopen, gevolgd door complexe regels, voorwaarden en bepalingen bij de levering van zowel goederen als diensten. De onzekerheid en de complexiteit die gepaard gaan met het verkrijgen van informatie en het begrijpen van de verschillende regelgevingsvereisten, vooral voor kmo’s, alsook de uiteenlopende technische normen ondermijnen het eigenlijke doel van de interne markt. De meeste van deze belemmeringen stonden al hoog genoteerd in het vorige onderzoek van 2019.
Zoals aangegeven in figuur 12, zouden bedrijven oplossingen die de operationele processen vereenvoudigen, de versnippering van regels en normen verminderen
Figuur 12: Belangrijkste oplossingen voor barrières in de interne markt voor bedrijven19
Duidelijke informatie verstrekken over alle procedures via een meertalige website
Administratieve en rapportageverplichtingen verminderen
Meer rekening houden met de gevolgen van nieuwe regelgeving voor kmo’s
Administratieve vereenvoudiging voor de handel in goederen en diensten in de hele EU door een maximaal aantal procedures beschikbaar te stellen via een online webportaal Streven naar verdere harmonisatie van nationale regelgeving en normen, zoals bijv. productontwerp en vergunningsvereisten
BRON: EUROCHAMBRES
en het algehele gemak van zakendoen vergroten, met name voor kmo’s, zeer toejuichen. Ook is er een rol voor het versterken van digitale Europese instrumenten en grensoverschrijvende e-overheidsdiensten. Dit zou hen ook helpen bij het verkrijgen van informatie, het beheren van papierwerk, het aanvragen van licenties of overheidsopdrachten en het efficiënter voldoen aan wettelijke vereisten.
Een meerderheid van de respondenten vond het ook zeer belangrijk om meer aandacht te besteden aan de specifieke regelgevingsproblemen waarmee kmo’s worden geconfronteerd. Om een evenwicht te vinden tussen het garanderen van de naleving van de wetgeving en het vergemakkelijken van de groei van ondernemersactiviteiten, moet een toekomstbestendig regelgevingskader worden ontwikkeld.
Het vijfde punt over harmonisatie en handhaving is ook zeer belangrijk, dit leidt ons meteen tot het volgende onderwerp: het belang van handhaving en hoe die is afgenomen de afgelopen beleidsperiode.
18. Een volledig overzicht van alle oplossingen kan gevonden worden in de studie van Eurochambres.
https://www.eurochambres.eu/publication/chambers-callfor-structural-changes-to-revive-the-single-market/
19. Een volledig overzicht van alle oplossingen kan gevonden worden in de studie van Eurochambres.
0 % 20 % 40 % 60 % 80 % 100 %
0 % 20 % 40 % 60 % 80 % 100 %
VOORSTEL: DE ROL VAN DE EUROPESE COMMISSIE ALS HOEDSTER VAN DE INTERNE MARKT VERSTERKEN EN GOLD-PLATING VERMIJDEN
De correcte uitvoering en handhaving van bestaande regels moet beter worden nageleefd. Om die reden moet handhaving opnieuw bovenaan de agenda komen. Dat kan door in te zetten op een Single Market Enforcement Officer. Op dit moment bestaat de Single Market Enforcement Taskforce, maar dit is een weinig transparant orgaan zonder vertegenwoordiging van het bedrijfsleven. Daarnaast zit er op dit moment ook veel te weinig politiek gewicht achter.
Analoog met de functie van de Trade Enforcement Officer kan een ‘Single Market Enforcement Officer’ een methodologie ontwikkelen voor een eenheidsmarkttoetsing wanneer nieuwe wetgeving wordt voorgesteld. Hier moet de focus liggen op een uniforme uitvoering en handhaving van de internemarktregels door aanzienlijk te investeren in middelen voor administratieve samen-
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 26
0 100 200 300 400 Barroso
2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022
Juncker von der Leyen
FINANCIAL TIMES
EUROPESE
Figuur 13: Gebrek aan handhaving verzwakt Europese interne markt Aantal inbreukprocedures opgestart door de Europese Commissie. BRON:
/
COMMISSIE
werking tussen de lidstaten. Dat kan door onder meer het informatiesysteem voor de interne markt, en door de adviserende rol van toezichthoudende autoriteiten ten behoeve van bedrijven te versterken in plaats van zwaar te leunen op particuliere handhaving via dure en langdurige gerechtelijke procedures.
Er moet ook strenger worden opgetreden tegen gold-plating. Europese wetgeving staat te vaak een gedifferentieerde omzetting toe in de lidstaten en het handhavingsbeleid van de EU is te zwak, waardoor vaak nationale eisen worden toegevoegd aan wetgeving. Dit leidt tot fragmentatie van de interne markt. Veel Europese wetgeving vormt immers een kader waarin de finaliteit wordt gedefinieerd, maar waarbij het lidstaten vrij staat om zelf invulling te geven aan hoe ze die doelen willen bereiken. Dat leidt tot verschillende implementaties in Europa. Wanneer een Europese norm bestaat, moeten bijkomende nationale technische eisen en normen zonder toegevoegde meerwaarde worden afgebouwd. Deze problematiek speelt heviger in Vlaanderen (het zogenaamde ‘gold-plating’-effect) aangezien Vlaanderen zeer rigide en zonder weinig flexibiliteit Europese regelgeving interpreteert, maar ook omdat net die harmonisering van vitaal belang is voor de Vlaamse ondernemer.
Ook kunnen in Europese wetteksten harmonisatiebepalingen expliciet worden ingeschreven om te zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden voor ondernemingen in de hele eengemaakte markt, met mogelijke wijzigingen van het harmonisatieniveau zes jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn. De bepaling zou voorkomen dat lidstaten strengere regels invoeren dan die waarin de EU-richtlijn voorziet.
AANBEVELINGEN HOOFDSTUK 2:
Groei
OFFENSIEF EN STERK HANDELSBELEID
Blijf volop inzetten op economische openheid in al zijn facetten en splits handelsakkoorden op in een handels- en investeringsbeschermingsluik.
Nabuurschapsbeleid: werk een alomvattende Noordzee-samenwerking uit en bereid de toekomstige uitbreiding van de EU voor.
Zet in op de export van (digitale) diensten via Digital Economy Agreements.
Hamer op een internationaal systeem gericht op gedeelde normen en waarden.
EERLIJKE CONCURRENTIE DOOR EEN ASSERTIEF HANDELSBELEID
Dwing dezelfde standaarden af via Europese handelsinstrumenten om oneerlijke handelsprakijken van derde landen tegen te gaan.
Harmoniseer het economisch veiligheidsbeleid via een gecentraliseerde EU-sanctiewaakhond.
Zorg voor een vlotte werking van de binnen–en buitengrenzen via respectievelijk de Schengenzone en de douane-unie.
DE EUROPESE INTERNE MARKT
Zet de politieke schouders opnieuw onder de interne markt en werk de algemene handelsbarrières weg.
Focus ook op een aantal grote thematische werven zoals een geïntegreerde kapitaalmarkt, het vrij verkeer van data, grotere concurrentie in de dienstensector en het uitwerken van een echte Europese arbeidsmarkt.
Versterk de rol van de Europese Commissie als hoedster van de interne markt en vermijd goldplating via een Single Market Enforcement Officer.
3. De transitie naar klimaatneutraliteit in 2050
In dit hoofdstuk ligt de focus op de Europese ambities inzake klimaat, milieu en energie. De grondslag van deze ambities ligt natuurlijk in de Europese Green Deal met als eindstation 2050. De premisse van dit hoofdstuk is in elk geval positief: het bedrijfsleven ondersteunt de algemene ambitie om klimaatneutraliteit te bereiken in 2050 maar vraagt een coherent en realistisch pad dat vooral moeten worden geflankeerd met een industrieel beleid om de ambities concreet waar te maken.
De omstandigheden zijn immers danig veranderd in vergelijking met 2019, wanneer de Green Deal werd gepresenteerd. De energiecrisis in 2022 zorgde voor een keerpunt, zowel op een positieve als negatieve manier. De shift naar koolstofvrije energie werd volop ingezet en het thema sprong extra naar boven op de agenda, zowel op bedrijfs- als op beleidsvlak.
Anderzijds werd ook duidelijk dat we ons de komende jaren in een precaire situatie bevinden met een internationale energiekostenhandicap. Jammer genoeg speelt dat aspect meer en meer ook intra-Europees, waar de energieprijzen danig verschillen tussen lidstaten onderling en het interne level playing field wordt verstoord.
Er moet dus verder worden getimmerd aan de weg naar klimaatneutraliteit. We pleiten daarom voor een pragmatische transitie en geen revolutie, waarbij duidelijkheid en het faciliteren van de doelen vooraan staan. De ambitieuze doelen voor klimaat in Europa zullen enkel succesvol zijn als alle klimaatoplossingen aangewend
“Het is noodzakelijk dat klimaatdoelstellingen en economische doelstellingen beter op elkaar worden afgestemd zodat ze elkaar kunnen versterken en ze niet tegen elkaar worden geplaatst.”
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 28
Behouden van huidige industriële basis
Aantrekken van nieuwe (clean tech) investeringen (o.a. Net Zero Industry Act, Chips Act, Critical Raw Materials Act, ...)
Impact op vergunningen
Milieuwetgeving (o.a. Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Kaderrichtlijn Water, ...)
worden. Daarnaast is het ook noodzakelijk dat klimaatdoelstellingen en economische doelstellingen beter op elkaar worden afgestemd zodat ze elkaar kunnen versterken en ze niet tegen elkaar worden geplaatst.
De derde uitdaging staat volop in het teken van een coherente en haalbare route naar klimaatneutraliteit tegen 2050. Daarom pleiten we voor volgende zaken:
» Uitdaging 1: Een coherent milieu- en klimaatbeleid
» Uitdaging 2: Zet in op de implementatie van de ambitieuze klimaatdoelen
» Uitdaging 3: Zet in op de betaalbaarheid van duurzame energie en garandeer de energiezekerheid.
UITDAGING: EEN COHERENT MILIEU-, NATUUR- EN KLIMAATBELEID
We onderschrijven als Voka de ambities voor milieu en klimaat maar hebben bedenkingen over de verdeling van de doelstellingen over de lidstaten, die meestal geen rekening houdt met bevolkingsdichtheid, industrialiseringsgraad, potentieel aan energieopwekking, .... We merken hierdoor tegelijkertijd dat we tegen een aantal (Europese) muren lijken te botsen, met een immense weerslag op de vergunningsverlening.
Op het vlak van milieu-indicatoren meten wij in Vlaanderen grondiger en strenger dan in de andere lidstaten. Dat komt onder meer doordat Europa vaak niet op tijd klaar is met het opstellen van richtsnoeren om de in de wetgeving gestelde indicatoren te meten. Daardoor zijn lidstaten verplicht om te werken met eigen richtsnoeren, die in Vlaanderen in het algemeen strenger zijn dan in andere lidstaten. Dat leidt ertoe dat we ook sneller en
Klimaatwetgeving (EU klimaatwet en Fit for 55 pakket)
beter op de hoogte zijn van uitdagingen op het vlak van milieu.
Doordat we beter meten, lopen we tegen bepaalde uitdagingen aan in Vlaanderen, met als belangrijkste voorbeeld de vergunningsverlening. Maar ook los van de meetfrequentie liggen de oorzaken van het probleem dieper. Alle lidstaten staan voor grote uitdagingen om de klimaattransitie, voldoende en betaalbare huisvesting, economische ontwikkeling, biodiversiteit en aanpassing aan het klimaat met elkaar te verzoenen. Al deze opgaven gaan vaak gepaard met tegenstrijdige ruimteclaims. Dat speelt des te meer bij ons gezien onze sterk versnipperde en ingenomen ruimte. In een dichtbevolkte en industriële regio als Vlaanderen lopen we tegen de onmogelijkheid aan om de milieu, klimaat en andere doelstellingen op korte termijn op lidstaatniveau waar te maken. De doelstellingen conflicteren met elkaar in de concrete uitvoering ervan; alle opdrachten moeten tegelijkertijd worden opgenomen en met elkaar worden vereenzelvigd. Dit is een aartsmoeilijke opdracht, wat zicht uiteindelijke weerspiegelt in het vergunningenbeleid en dus ook op de investeringszekerheid, de industriële transitie en welvaartcreatie. Zonder vergunningen kunnen we de industriële transitie niet waarmaken.
De tabel op pagina 30 geeft een overzicht van een aantal projecten die hieronder lijden. Niet enkel grote projecten maar ook kleinere projecten worden meer en meer geconfronteerd met bijkomende administratieve en technische verplichtingen die voor kleine structuren zwaar wegen. Daarnaast heeft dit ook het tegenstrijdige gevolg dat de verduurzaming van verouderde processen wordt afgeremd wegens een beperkte overschrijding van milieunormen.
Figuur 14: Weinig ruimte en botsende Europese ambities
VOORBEELD
Een chemisch bedrijf wil chemische installaties moderniseren voor CO2-reductie maar kan NOxintensiteit nog niet verminderen, hoewel de totale NOx-uitstoot vermindert dankzij een efficiëntere installatie. Hierdoor duiken problemen op bij vergunningsverlening want NOx moet ook omlaag, parallel aan de CO2-reductie.
Een Europese netbeheerder wil elektriciteitsnetten verzwaren maar krijgt geen vergunning voor bepaalde projecten vanwege stikstofuitstoot tijdens de bouwfase. Resultaat: vertraging van elektrificatie en verduurzaming ondernemers.
De omgevingsvergunning voor een nieuwe spoorwegverbinding voor de ontsluiting van een Europese haven via spoorgoederenvervoer werd vernietigd omwille van het niet-beoordelen van de aanlegfase in de passende beoordeling.
Een bedrijf twijfelt om een nieuw recyclageproject op te zetten vanwege het onzekere vergunningenklimaat, ten koste van circulaire economie en recyclage doelstellingen.
Een chemisch bedrijf wil een nieuwe installatie zetten die op het vlak van duurzaamheid en CO2-reductie tot de top behoort op het vlak van duurzaamheid, met spill-over effecten voor andere installaties. Maar het bedrijf krijgt geen vergunning wegens stringente EU-wetgeving.
Heel wat windmolenprojecten blijven sneuvelen door de Vogelrichtlijn. Vaak worden vergunningen voor windturbines afgewezen om redenen die met de natuur te maken hebben: vogels, vleermuizen, en dergelijke.
WELKE DOELSTELLINGEN BOTSEN?
Natuurwetgeving versus CO2-reductie
Natuurwetgeving versus elektrificatie
Natuurwetgeving versus modal shift
Natuurwetgeving versus circulaire economie
Natuurwetgeving versus CO2-reductie
Natuurwetgeving versus hernieuwbare energie
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 30
We steunen als Voka dus zeker de ambities van de verschillende richtlijnen, maar stellen ons vragen bij de toepasbaarheid in een dichtbevolkte en industriële regio als Vlaanderen. De lijst met voorbeelden toont ook aan dat een balans tussen doelstellingen absoluut noodzakelijk is. Vanwege het immense belang voor Vlaanderen stellen we hieronder een aantal zaken voor.
VOORSTEL: EEN EUROPESE OPLOSSING VOOR DE VERGUNNINGENPROBLEMATIEK
We hebben een brede oplossing nodig voor de vergunningenproblematiek in Vlaanderen. We botsen niet alleen tegen de stikstofuitdaging in Vlaanderen, ook Europese verplichtingen inzake water en luchtkwaliteit dreigen op termijn een groot probleem te worden en een grote impact te hebben op de vergunningsverlening. Er is daarom nood aan een algemene oplossing, waar volgende principes cruciaal zijn.
Cross-media effecten erkennen
Het tegengaan van de uitstoot van bepaalde stoffen in het licht van de zero pollution ambitie van de EU, kan leiden tot een verhoogde uitstoot van andere parameters. De EU moet meer aandacht hebben voor cross-media-effecten bij het toepassen van bepaalde technologieën. Bepaalde technieken kunnen niet worden toegepast omdat deze tot een beperkt inruileffect kunnen leiden, ook al leidt de techniek tot een aanzienlijke reductie van een of meerdere parameters. Zo kunnen bijvoorbeeld VOS-emissies enkel verder worden gereduceerd door de installatie van een (extra) naverbrander, waardoor opnieuw CO2-emissies en NOx kunnen vrijkomen.
Een integrale verbetering mogelijk maken
Heel wat Europese regelgeving stelt bindende doelstellingen voorop. Vaak zijn die doelstellingen gekoppeld aan een verslechteringsverbod en/of uitdrukkelijke verbeteringsverplichtingen. Denk bijvoorbeeld aan de Habitat- en Vogelrichtlijnen of de Kaderrichtlijn Water. Die systematiek leidt echter vaak tot een patstelling; aan de ene kant moet een lidstaat actieve inspanningen leveren om de doelstellingen te halen, terwijl, aan de andere kant, zij ook haar vergunningsverlening moet veiligstellen.
In het kader van een geïntegreerde aanpak is het niet onredelijk om een beperkte, tijdelijke verslechtering van de ene stof mogelijk te maken, in ruil voor een flinke verbetering van andere stoffen of de oppervlaktewaterkwaliteit in zijn totaliteit en het behalen van de vooropgestelde doelstellingen op lange termijn. Deze manier van ‘integraal verbeteren’ zorgt voor een op maat gemaakt traject met een balans tussen economie, industrie, klimaat en milieu.
Streven naar een programmatische aanpak die inzet op een winst van netto milieukwaliteit Het is echter noodzakelijk om te streven naar globale effectenbeoordelingen, die focussen op een netto verbetering van de algemene milieukwaliteit. Dit vergemakkelijkt overigens de transitie, waarbij stapsgewijze verbeteringen (via het keer op keer introduceren van nieuwe, verbeterde technieken) mogelijk wordt gemaakt. Een tijdelijke verslechtering op korte termijn vereenvoudigt een programmatische aanpak op lange termijn en staat toe dat lidstaten op een overkoepelende
en geïntegreerde wijze aan de slag gaan met de diverse doelstellingen.
Sequentiëring toestaan
Wanneer het niet mogelijk is om alle doelstellingen op hetzelfde moment te behalen, moet ook een kader worden ontwikkeld dat aangeeft wat de te volgen sequentie van doelstellingen is voor lidstaten. Als het bijvoorbeeld niet mogelijk is om tegen 2050 zowel klimaatneutraliteit als alle milieudoelstellingen rond habitatbescherming te halen én een industriële basis te behouden, moet Europa aangeven welke doelstellingen zwaarder doorwegen. In een verregaand scenario zonder een algemene, structurele oplossing op Europees niveau moet Vlaanderen, samen met Nederland, pleiten voor een carve-out voor bepaalde doelstellingen. Hieronder verstaan we gebiedsgerichte afwijkingen van de generiek van toepassing zijnde normen of tijdspaden. Hiervoor moeten criteria ontwikkeld worden (‘wanneer is deze gebiedsgerichte afwijking van toepassing’) en moet de scope (‘op welke wetgeving is deze gebiedsgerichte afwijking van toepassing’) van deze afwijkingen ook verder worden ontwikkeld.
VOORSTEL: STREEF NAAR COHERENTIE TUSSEN EUROPESE WETGEVING EN WERK EEN EUROPESE STRATEGIE UIT VOOR INDUSTRIËLE REGIO’S Daarnaast merken we ook hier een gebrek aan coördinatie tussen EU-wetgeving. De afgelopen beleidsperiode werden initiatieven voorgesteld die bijvoorbeeld inzetten op een versoepeling van de vergunningsverlening, zie de figuur hieronder.
Hier zijn twee problemen mee. Ten eerste zijn de initiatieven zeker welkom maar zijn het telkens zeer diverse en versplinterde initiatieven (altijd andere details, altijd andere technologieën die uitzonderingen
op vergunningen krijgen). Daarnaast is het ook weinig coherent om te zien dat de initiatieven streefden naar het versimpelen van vergunningen voor hernieuwbare energieprojecten, terwijl in dezelfde beleidsperiode de Europese natuurherstelwet hernieuwbare energieprojecten in Vlaanderen moeilijker maakte door nieuwe natuurdoelen op te leggen.
De Europese Unie moet daarom bij nieuwe of herziene wetgeving erover waken dat de coherentie wordt behouden en andere wetgevende pakketten met elkaar in overeenstemming zijn. Niet enkel in relatie tot de vergunningen maar ook met betrekking tot industrieel beleid. Europa wil meer en meer inzetten op een sterke industriële basis in eigen continent (zie hoofdstuk één). Vlaanderen heeft hier een aantal cruciale bouwstenen
22 december 2022
16 maart 2023
20 november 2023
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 32
Tijdelijke verordening vergunningen om hernieuwbare energieprojecten te versnellen (Verlengd eind 2023)
Voorstel Net Zero Industry Act
Goedkeuring herziening van de richtlijn hernieuwbare energie
Figuur 15: EU-initiatieven om de vergunningsverlening te versnellen
voor: denk aan de verschillende sterk ontwikkelde en innovatieve industriële clusters die ons land kent.
We pleiten om die reden dat de Europese Commissie een strategie voor industriële en dichtbevolkte regio’s opmaakt voor de beleidsperiode 2024 - 2029 zoals dit ook al bestaat voor agrarische regio’s. Op die manier kunnen alle langetermijnambities worden geïntegreerd in één omvattend kader én vooral realistisch worden gemaakt. In die strategie verwachten we van Europa dat ze een geïntegreerde visie opmaakt waarbij rekening gehouden wordt met economische, klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen, inclusief een helder afwegingskader als dwingende Europese doelstellingen toch met elkaar zouden conflicteren.
VOORSTEL: (GELIJK) METEN IS WETEN: MEER HAMEREN OP UNIFORMITEIT VAN MEETTECHNIEKEN
Zoals hierboven beschreven, verschilt de manier van meten soms heel sterk tussen lidstaten. Het is noodzakelijk dat lidstaten of regio’s die aan zeer fijnschalige modellering doen, zoals Vlaanderen, hier niet voor gestraft worden doordat ze op basis hiervan beoordeeld worden, terwijl dat niet gebeurt voor lidstaten die niet modelleren.
Om ervoor te zorgen dat de verzamelde gegevens over milieu-indicatoren voldoende representatief en vergelijkbaar zijn in de hele Europese Unie, is het belangrijk om gestandaardiseerde meet- en modelleringstechnieken en gemeenschappelijke criteria te gebruiken bij het meten en beoordelen. Dat zorgt voor efficiëntie. Europa moet niet eerst de verschillende rapporten omzetten om ze met elkaar te kunnen vergelijken. Dat leidt tot de garantie van het gelijke speelveld tussen de lidstaten en maakt het mogelijk om sneller en beter bij te sturen. Zo kunnen de lokale milieu- en gezondheidsautoriteiten adequaat geïnformeerd worden over de risico’s van lokale verontreiniging.
Daarom moeten huidige en toekomstige voorstellen een duidelijk kader bevatten (met richtlijnen over aantal en locatie van meetstations, meetfrequentie en modelleringsmethodiek), zodat er voldoende, accurate en vergelijkbare gegevens worden verzameld, inclusief gegevens over opkomende verontreinigende stoffen die aanleiding geven tot bezorgdheid.
ILLUSTRATIE
PFAS in Vlaanderen en Europa
Een illustratie hiervan is de nood aan een integrale aanpak met betrekking tot het halen van de Europese milieukwaliteitsnormen voor PFAS die op dit moment worden opgemaakt. PFAS is een veelal historische vervuiling en een wijdverspreid probleem in Europa en ook in de verschillende regio’s in België. Via de Vlaamse BBT-studie PFAS water, weten we dat er nog onvoldoende technieken zijn om PFAS te kunnen zuiveren tot onder de Europese milieukwaliteitsnormen (MKN). We zitten dus met hiaten in kennis en innovatie en kunnen mogelijks niet voldoen aan de Europese MKN. Ook via het productbeleid lopen er verschillende initiatieven om PFAS aan te pakken. Het is belangrijk dat er een integrale aanpak komt zodat we met de tijdlijn die Europa vooropstelt de MKN op een kostenefficiënte manier kunnen halen. In deze integrale aanpak moet er rekening gehouden worden met de kennisnoden die innovatie moeten stimuleren, de initiatieven op productbeleid en de historische vervuiling.
UITDAGING: ZET IN OP DE IMPLEMENTATIE
VAN DE AMBITIEUZE KLIMAATDOELEN
De EU heeft de afgelopen beleidsperiode ambitieuze doelstellingen vastgesteld voor het koolstofarm maken van de economie in 2050. Het bedrijfsleven ondersteunt de ambitie voor klimaatneutraliteit, maar stelt wel vast dat er nood is aan het creëren van de juiste voorwaarden om te investeren in de transitie. Dat kan door een bedrijfsvriendelijke en bedrijfsversterkende omgeving
voor klimaatoplossingen te creëren, die ook coherent is met het concurrentievermogen van de EU op de korte en lange termijn. De EU moet bedrijven planningszekerheid bieden voor de komende vijf jaar én daarna, zonder te moeten voldoen aan aanvullende nieuwe wetgeving. Meer specifiek is er ook nood aan doeltreffende financiering, gezamenlijke infrastructuur en veerkrachtige toeleveringsketens.
VOORSTEL: CREËER EEN DOELTREFFEND
FINANCIERINGSINSTRUMENT MET ZOWEL CAPEX
EN OPEX-ONDERSTEUNING EN PAS DE EUROPESE
TAXONOMIE AAN HET TERREIN AAN
Een van de uitdagingen voor de toekomst is het mobiliseren van massale investeringen voor de duurzame transitie en innovatie, zoals figuur 16 ook aantoont.
Voor heel wat klimaattechnologieën zijn er sterke argumenten voor EU-financiering: veel van de voordelen komen op EU-niveau, dus de kosten moeten ook op EU-niveau worden gedragen. Dat is sterk gelinkt aan de budgettaire wensen die in hoofdstuk 1 al aan bod kwamen. Specifiek qua klimaat zien we nog twee andere belangrijk werkpunten.
1. Ten eerste moet de nadruk worden gelegd op de financiële ondersteuning van zowel investerings(CAPEX) als operationele kosten (OPEX), bijvoorbeeld via contracts for difference of fixed premiums. Het is een vaststelling dat op het Europese niveau betrekkelijk veel financieringsinstrumenten bestaan om de hoge investeringsuitgaven die met de transitie gepaard gaan, enigszins te verzachten. De focus ligt nu nog te sterk op CAPEX-ondersteuning. CAPEX-subsidies zijn vaak niet genoeg om een sluitend verdienmodel te creëren voor investeringsprojecten in koolstofarme energie of decarbonisatieprojecten omwille van de hogere exploitatiekosten. Gezien het gebruik van nieuwe grondstoffen en koolstofvrije energie leidt tot hogere OPEX-kosten voor de bedrijven met negatieve impact op de competitiviteit van hun producten, moet OPEX-ondersteuning dus mee in the picture komen, samen met CAPEX (die voor klimaatvriendelijke technologieën dikwijls ook duurder is dan de klassieke technologieën). Dat biedt investeringszekerheid en bescherming tegen marktontwrichtingen van bijvoorbeeld gas-, elektriciteits- of CO2-prijs.
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 34
in miljard euro
Stroomnet: 31 Energiecentrales, inclusief boilers en nieuwe brandstoffen: 25 Vraagzijde Industriële sector: 14 Huishoudens: 92 Tertiair: 54 Transportsector: 175 Bescherming van biodiversiteit en ecosystemen 7 Circulaire economie en efficiënt gebruik van hulpbronnen 35 Preventie en bestrijding van vervuiling 46 Waterbescherming en –beheer 36 Onderzoek en ontwikkeling 7 Klimaaten energiebeleid: 391 miljard euro Andere milieudoelstellingen: 131 miljard euro 522 miljard euro
Aanbodzijde
BRON: EUROPESE COMMISSIE.
Figuur 16: Jaarlijkse investeringsnoden om de ambities van de Green Deal te behalen in miljard euro
2. Ten tweede moet de ontwikkelde Europese taxonomie worden aangepast naar een haalbaar instrument, ook voor kleine en middelgrote bedrijven. De taxonomie moet ervoor zorgen dat financieringsstromen zo optimaal mogelijk naar duurzame projecten stromen. De huidige regelgeving inzake taxonomie heeft echter verschillende beperkingen. Ten eerste moeten de criteria beter aansluiten bij de technische en economische realiteit van de sectoren, zodat ze realistisch zijn. Ook moet voorzichtigheid worden ingebouwd met betrekking tot het DNSH-principe (‘Do Not Significant Harm’). Hoewel dat mooi klinkt op papier, is het op het terrein een moeilijk te bereiken en te monitoren voorwaarde voor nagenoeg alle bedrijven met veel mogelijke neveneffecten.
VOORSTEL: WERK AAN (GEZAMENLIJKE)
INFRASTRUCTUUR
Om de klimaatdoelen te bereiken, is er ook nood aan de infrastructuur van de toekomst. De focus moet ten eerste liggen op de uitbouw van een grensoverschrijdend en goed geconnecteerde infrastructuur voor energie, zowel voor elektriciteit als voor nieuwe energiedragers, wat een efficiënt gebruik van nieuwe productie- en importfaciliteiten zal toelaten.
Een sterke elektrificatie is een belangrijke puzzelstuk om tot klimaatneutraliteit te komen. De hoge nood aan koolstofarme elektriciteit dringt zich steeds meer op in Europa en zal blijven toenemen. Er moet onderzocht worden met wie en hoe op Europees én internationaal niveau kan worden samengewerkt. Daarbij kan gedacht worden aan gemeenschappelijke projecten, synergieën op de Noordzee (inclusief het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen) en de uitbouw van (bijkomende) inter-
connectiecapaciteit via bijvoorbeeld geprivilegieerde partners zoals bepaalde (Noord-)Afrikaanse landen. Daarnaast moet ook worden gekeken naar de flexibilisering van het gebruik van het net en meer specifiek hoe consumenten en producenten hun (overtollige) energie op de markt kunnen brengen. De intermitterende aard van hernieuwbare energie zal de elektriciteitsnetten steeds meer onder druk zetten, maar demand side flexibility te sterk als oplossing zien kan avers werken voor bepaalde sectoren en zelfs leiden tot productiviteitsverlies. Daarom zullen naast elektrificatie en andere intermitterende technologieën andere oplossingen, zoals nucleaire energie, gelijktijdig ontwikkeld moeten worden om klimaatneutraliteit te bereiken. De shift naar meer koolstofarme energieproductie moet gekoppeld worden aan sterk geconnecteerde Europese elektriciteitsmarkten en meer opslagcapaciteit. Het is ook noodzakelijk dat kleinere en middelgrote bedrijven toegang krijgen tot de nieuwe infrastructuur en energiedragers gezien koolstofarm ondernemen een noodzakelijkheid is voor iedereen.
Ook moet verder worden gekeken naar projecten inzake Carbon Capture Utilization and Storage (CCU/ CCS) die op stapel staan, waar Vlaanderen alle belang heeft bij het uitbouwen van een grensoverschrijdende en performante CO2-infrastructuur. Om dat verder te stimuleren is het aangewezen om de verschillende private investeringen sterker te coördineren en op elkaar af te stemmen, via bijvoorbeeld faciliterende Europese wetgeving met betrekking tot maximale flexibiliteit inzake het transport van (grensoverschrijdende) CO2. Op die manier kan het noodzakelijke netwerk op de meest kostenefficiënte wijze worden gerealiseerd, alsook de benodigde pijpleidingeninfrastructuur in de ARA-regio
(havengebied Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen). Op Europees niveau zouden technische specificaties moeten worden afgesproken zodat het koolstoftransport ook daadwerkelijk grensoverschrijdend en efficiënt kan gebeuren.
Ten slotte is Vlaanderen vandaag een cruciale speler in de Europese Unie wat betreft de bevoorradingszekerheid inzake aardgas. Gelet op de klimaatdoelen zal aardgas als energiedrager en grondstof in de industrie tegen 2050 geleidelijk aan, minstens deels, vervangen worden door koolstofarme waterstof. Door het relatief beperkt potentieel aan hernieuwbare energie in onze regio, de (toekomstige) grote noden aan waterstof in de industrie en de Europese doelstellingen ter zake, zullen het gebruik van ‘blauwe waterstof’ (koolstofarme waterstof op basis van aardgas met koolstofopvang) en import van koolstofarme en hernieuwbare waterstof een belangrijk element zijn in de bevoorradingszekerheid. Alle vormen van koolstofarme waterstof hebben hun verdiensten en zijn complementair. Een technologieneutraal beleid kan het aanbod en de uitrol van koolstofarme waterstof stimuleren. De uitbouw van een gezamenlijke en goed geconnecteerde infrastructuur voor waterstof zal een efficiënt gebruik van nieuwe productie- en importfaciliteiten toelaten.
VOORSTEL: ONTWIKKEL VEERKRACHTIGE
TOELEVERINGSKETENS OP SCHAAL VOOR
BELANGRIJKE KOOLSTOFARME TECHNOLOGIEËN
De Europese Unie importeert momenteel veel van de kritieke input die schone technologieën nodig hebben, zoals zonnepanelen, windturbines en batterijen. De toeleveringsketens voor sommige van deze belangrijke technologieën staan al onder druk en geopolitieke spanningen hebben de bestaande problemen verergerd. Daarom moeten Europese toeleveringsketens op schaal worden gecreëerd.
Dat kan ten eerste worden gemitigeerd door het opbouwen van partnerschappen met grondstoffenleveranciers uit een gediversifieerde reeks exporterende landen. De Europese Unie zou een veerkrachtigere toeleveringsketen kunnen creëren door schaarse materialen en technologieën te identificeren die in geografisch geconcentreerde gebieden worden geproduceerd en vervolgens partnerschappen te ontwikkelen met leveranciers elders.
Maar ook binnen Europa moet de productie van kritieke technologieën worden opgeschaald. De Europese Unie zou de schaalvergroting van de Europese toeleveringsketen kunnen stimuleren door eisen te stellen aan lokale inhoud, subsidies te verstrekken, de toegang tot kapitaal te verbeteren en Europese duurzame labels in te voeren. De nadruk moet liggen op het opschalen van bestaande technologieën, zoals windenergie op zee en het creëren van capaciteiten met een meer innovatieve en langetermijnvisie. Die moeten worden nagegaan aan de volgende drie criteria: 1) de EU heeft al een concurrentievoordeel; 2) zij heeft het potentieel om koploper te worden; of 3) zij heeft toereikende capaciteiten nodig omdat die cruciaal zijn voor haar toekomstige economische zekerheid.
Daarnaast moet verder worden ingezet op recyclage en circulariteit om de Europese afhankelijkheid van import van bepaalde grondstoffen te verkleinen.
UITDAGING: MAAK DE ENERGIEKOSTEN COMPETITIEF EN GARANDEER DE ENERGIEZEKERHEID
Een van de belangrijkste uitdagingen voor Europese bedrijven is de prijs van energie, zoals figuur 17 ook illustreert.
Dit is op zich al zeer zorgwekkend. Een verdere kwalijke evolutie is dat het level playing field niet enkel verstoord is buiten Europa, maar zich ook steeds meer begint te manifesteren intra-Europees. Dat komt door verschillende, niet-gecoördineerde nationale steun- en prijszettingsmaatregelen doorheen de EU die de eigen
Figuur 17: Energiekostenhandicap voor Europese bedrijven in miljard euro
36
2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Europa US dollar per miljoen BTU VS
BRON: FEDERAL RESERVE BANK OF ST. LOUIS VOKA / EUROPEES MEMORANDUM
industrie bevoordelen. Dit versterkt ook de interne competitie tussen de lidstaten, waar de energiekosten voor bedrijven sterk variëren afhankelijk van de regio waarin ze gevestigd zijn.
Twee in het oog springende voorbeelden waren de Franse hervorming van de manier waarop het staatsbedrijf EDF door kernenergie opgewekte elektriciteit verkoopt en een politiek debat in Duitsland over hoe agressief de elektriciteitsprijs van energie-intensieve bedrijven moet worden gesubsidieerd.20 Dit hangt uiteraard ook sterk samen met de eerdere discussies over het gelijk speelveld met betrekking tot staatssteun eerder in dit memorandum.
Om een robuuste industriële basis te kunnen behouden in de EU moet betaalbare energie voor de gehele Europese industrie een absolute topprioriteit worden van een nieuwe Europese beleidsagenda, gezien de energiekosten voor de industrie nog steeds structureel hoger zijn in Europa in vergelijking met andere, mondiale concurrenten. We zien volgende aandachtspunten met het oog op het aanpakken van de energiehandicap binnen én buiten Europa.
VOORSTEL: ZET IN OP INTERCONNECTIVITEIT EN EEN INTERNE, EUROPESE ENERGIEMARKT
De Europese energiemarkt is een van de grote te ontwikkelen werven. De Russische invasie in Oekraïne heeft de onsamenhangende aard van de EU-energiemarkt blootgelegd. De EU-landen konden hun banden met Rusland niet verbreken omdat ze geen of te weinig alternatieven hadden om met name aardgas in te voeren buiten de Russische routes.
Door de energie-infrastructuur in alle EU-lidstaten nog meer met elkaar te verbinden, zal de EU in zijn geheel beter bestand zijn tegen plotselinge veranderingen in de energie-invoer. Daarnaast moet de EU ook haar interne energie-opwekking verder uitbouwen om vraag en aanbod efficiënter te beheren en veerkrachtiger te worden. Alle koolstofarme technologieën moeten aangewend worden om de energietransitie voldoende snel en betaalbaar te kunnen maken. De energie-infrastructuur die aangelegd wordt, moet afgestemd worden op de meest kostenefficiënte mix van intermittente opwekking als zon en wind, leveringszekere opwekking
zoals nucleaire energie en import van energie via pijpleidingen en schepen.
Een energie-infrastructuur die de hele EU omvat en afgestemd is op internationaal gediversifieerde aanvoerroutes, zal de EU-lidstaten ook helpen om de schommelingen in de energievoorziening te beheren. Investeren in een robuuste en onderling verbonden energie-infrastructuur vergemakkelijkt de naadloze overdracht van energiebronnen tussen de lidstaten, optimaliseert de dynamiek van vraag en aanbod en zorgt voor meer stabiele energieprijzen. De EU moet een rol spelen bij het oormerken van financiering voor grensoverschrijdende energie-infrastructuurprojecten, het verschaffen van een EU-systeemvisie bij de prioritering van deze investeringen en het faciliteren van besprekingen tussen EU-lidstaten zodat deze investeringen snel worden uitgevoerd.
VOORSTEL: EEN OPLOSSING VOOR
DE ENERGIE-INTENSIEVE INDUSTRIE
De enorme stijging van de elektriciteits- en gasprijzen hebben een drastische impact op het concurrentievermogen voor Europese energie-intensieve bedrijven. Indien men geen industrieel energiebeleid voert dat energie-intensieve industrieën een plaats geeft in Europa, zal dit leiden tot potentiële relocatie van de industrie buiten Europa en het overeenkomstige domino-effect dat de uittocht van sommige grote industriële spelers zal
20. https://www.bruegel.org/policy-brief/europes-under-radarindustrial-policy-intervention-electricity-pricing
hebben op waardeketengebonden clusters (bijvoorbeeld de Belgische chemiecluster). Daarnaast zullen we ons dan net opnieuw afhankelijk maken van import voor bepaalde cruciale bouwstenen (denk bijvoorbeeld aan staal) en het risico dat deze importproducten op een vervuilendere manier werden gemaakt dan het geval was in Europa.
Daarom is het voeren van een industrieel energiebeleid specifiek voor energie-intensieve industrieën essentieel. Een systematische internationale competitiviteitscheck in de regelgeving is daarom noodzakelijk. Tegelijk moet een ondersteunend beleid bij voorkeur Europees zijn en niet discrimineren tussen lidstaten. Europa kan zich geen Unie met ‘twee snelheden’ veroorloven, waarbij één groep lidstaten in staat is haar industrie te beschermen en een andere groep lidstaten niet.
VOORSTEL: ONTWIKKEL EEN NIEUWE
ENERGIEVEILIGHEIDSSTRATEGIE MET OOG VOOR
GEOSTRATEGISCHE AFHANKELIJKHEDEN
De inval van Rusland in Oekraïne en de turbulentie op de Europese energiemarkten hebben ervoor gezorgd dat energie en energieveiligheid helemaal bovenaan de agenda komen te staan. De energiezekerheidsstrategie van de Europese Unie werd in 2014 aangenomen, kort nadat Rusland de Krim had geannexeerd. Tien jaar geleden was er nog geen sprake van een Europese Green Deal of de verdere escalatie in het conflict. Deze nieuwe realiteit moet weerspiegeld worden in de strategische documenten na de Europese verkiezingen van dit jaar.
Belangrijk hierbij is dat de geopolitieke en geostrategische aspecten van energiezekerheid volop mee in rekening worden gebracht, gezien de aanvoer van noodzakelijke grondstoffen en energie de motor zijn voor de Europese industrie en economie. Dit zal een combinatie moeten zijn van energie-efficiëntiemaatregelen, de eigen opwekking van energie en import – gezien we nog steeds voor 75% afhankelijk zijn van import voor onze energievoorziening.
Ook het veiligheidsaspect moet met een Europese bril worden bekeken gezien individuele maatregelen van nationale regeringen om hun eigen nationale energievoorziening te beschermen waarschijnlijk negatieve gevolgen zullen hebben voor andere lidstaten. De EU moet deze afhankelijkheid continue in kaart brengen en de gepaste maatregelen nemen. Ook de verderzetting van gezamenlijke aankopen van energiegrondstoffen kan hier een oplossing bieden.
AANBEVELINGEN HOOFDSTUK 3: Transitie naar
2050
EEN COHERENT MILIEU- EN KLIMAATBELEID Een Europese oplossing voor de vergunningenproblematiek door het toestaan van globale effectenbeoordelingen en een programmatische aanpak in Europese richtlijnen.
Streef naar coherentie in Europese wetgeving en werk een Europese strategie uit voor industriële regio’s.
(Gelijk) meten is weten: meer hameren op uniformiteit van meettechnieken via gestandaardiseerde meet- en modelleringstechnieken en gemeenschappelijke criteria.
KOPPEL EEN INDUSTRIEEL BELEID AAN DE IMPLEMENTATIE VAN DE AMBITIEUZE KLIMAATDOELEN Creëer een doeltreffend financieringsinstrument met focus op zowel CAPEX- als OPEX-ondersteuning en pas de Europese taxonomie aan het terrein aan.
Zet in op alle klimaatoplossingen en werk aan (gezamenlijke) infrastructuur voor elektrificatie en projecten als CCS en CCU.
Ontwikkel veerkrachtige toeleveringsketens op schaal voor koolstofarme technologieën.
MAAK DE ENERGIEKOSTEN COMPETITIEF EN GARANDEER DE ENERGIEZEKERHEID Zet in op interconnectiviteit en een interne, Europese energiemarkt.
Voer een industrieel energiebeleid uit dat energie-intensieve industrieën een plaats geeft in Europa.
Ontwikkel een nieuwe energieveiligheidsstrategie met oog voor geostrategische afhankelijkheden.
VOKA / EUROPEES MEMORANDUM 38
Conclusie
Het is duidelijk doorheen dit memorandum dat het belang van Europa zal blijven toenemen op het vlak van geopolitiek, competitiviteit, klimaatneutraliteit en zo veel meer. In een tijd waarin globalisering en internationale concurrentie toenemen, wordt het belang van een sterke en samenhangende EU alleen maar urgenter. Een verenigd optreden binnen de EU is niet alleen van vitaal belang om de belangen van individuele lidstaten te behartigen, maar ook om als Europese economie veerkrachtig te blijven in een concurrerend wereldlandschap. Met economische grootmachten die hun invloed uitbreiden, zoals opkomende markten en gevestigde machtsblokken, is een verenigd Europa essentieel om niet achterop te raken.
Willen we echter als continent een vuist blijven maken, dan zullen we ook meer als één Europa moeten optreden om een verschil te maken. Doorheen dit memorandum blijkt ook dat we dit vanuit het bedrijfsleven absoluut verwachten.
Maar dan zal Europa ook wegmoeten van een té formalistische en bureaucratische houding. De instellingen moeten hervormd worden en slagkrachtiger optreden. De uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd, omvatten niet alleen het overstijgen van bureaucratie en formalisme, maar ook het herzien van haar institutionele structuur om slagvaardiger te kunnen opereren. Hervormingen zijn noodzakelijk om silo-werking tussen verschillende instellingen te verminderen en een gestroomlijnde, effectieve wetgeving mogelijk te maken. Het vereist flexibiliteit en aanpassingsvermogen om een omgeving
te creëren waarin innovatie wordt gestimuleerd en groei wordt bevorderd.
Het bedrijfsleven staat klaar om een actieve rol te spelen in het bevorderen van een nauwere samenwerking met de EU om de belangen van Vlaamse bedrijven te waarborgen op Europees niveau. Deze symbiose tussen bedrijven en beleidsmakers is cruciaal om een omgeving te creëren waarin ondernemerschap wordt aangemoedigd en economische groei wordt gestimuleerd. Dit memorandum is om die reden ook een oproep voor alle beleidsmakers: maak werk van een proactief, internationaal competitief Europees beleid waarbij het bedrijfsleven wordt betrokken.
“Willen we als continent een vuist blijven maken, dan zullen we ook meer als één Europa moeten optreden om een verschil te maken.”
Als we vooruitkijken, moeten we blijven streven naar een Europa dat niet alleen sterk en veerkrachtig is, maar ook flexibel genoeg om te kunnen anticiperen op veranderingen en uitdagingen in een snel veranderende wereld. Door samen te werken en te streven naar een meer dynamische en effectieve EU, kunnen we de Vlaamse belangen behartigen en tegelijkertijd een solide Europese basis leggen voor toekomstige groei en welvaart.
Voor een competitief en duurzaam Europees beleid