![](https://assets.isu.pub/document-structure/220823073451-755f88703f6e427e8927dc5c8dba5519/v1/805ad166dd7733ae2e77ec73619ea806.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
7 minute read
Jan van ‘t Hek
Jan van ‘t Hek Erelid NVAF
Van de zeventiger jaren tot nu
Advertisement
Jan van ’t Hek krijgt het vak met de paplepel ingegeven. In de woonkamer van het ouderlijk huis wordt alles aangaande het bedrijf besproken. Opdrachtgevers en eigen medewerkers zijn er kind aan huis. Als zesjarige gaat Jan al mee op klus met zijn vader, die dan nog zelf aan de heikar staat. Als zestienjarige treedt hij volledig in dienst van het familiebedrijf en aansluitend haalt hij zijn aannemerspapieren in de avonduren.
Het is de tijd waarin kleine heibedrijven nog zelf moeten bepalen wat mogelijk en min of meer veilig is. De bouwplaats wordt aangeleverd zoals de opdrachtgever denkt dat het wel goed is en daar wordt verder ook niet over nadacht. Zo gaat de heier - zonder erbij stil te staan - aan de slag op een bouw- plaats die soms veel weg heeft van een modderpoel, met alle bijbehorende risico’s.
Als het werkt, is het goed
“Eigenlijk was er in die tijd niets geregeld”, vertelt Jan van ’t Hek. “De machines werden vaak zelf gebouwd of eigenhandig aan- gepast. Dat gebeurde onder het motto van ‘Als het werkt, is het goed’. Er waren ook geen keuringen of certificeringen die deze ontwikkelingen in de weg stonden. Als het nodig was, werden machines simpelweg verbeterd en als ze groter of zwaarder moesten worden, werden ze vervangen. Het zalduidelijk zijn dat dit alles gebeurde op het randje van wat wel en niet mogelijk was.”
“Ook het vak leerde je eenvoudigweg door het te doen”, vervolgt Van ’t Hek. “Kwam er een nieuwe werknemer, dan werd in enkele dagen duidelijk of deze wel of niet geschikt was voor het vak. Zonder enige opleiding draaide hij mee vanaf dag één. Het is nu ondenkbaar hoe deze mensen onder de heistelling werkten. Tot ruim in de zestiger jaren werden eenduidige werkkleding, werkschoenen, laarzen, helmen en handschoenen niet verstrekt. De mannen liepen rond in een allegaartje van kleding en schoeisel. Als heiers kwamen we bovendien als eerste op de bouwplaats aan. Meestal was er dan nog geen keet of sanitair, laat staan koffie of in de winter een plek om op te warmen. Eigenlijk zijn deze voorzieningen pas sinds vijftien tot twintig jaar standaard. Maar of het nu allemaal kommer en kwel was? Welnee, in de regel ging het goed. Je wist niet beter en vond het dus gewoon.”
Lange palen op onmogelijke plekken
Vanaf 1977 neemt Jan samen met z’n broer Co de leiding van het bedrijf op zich. “Min of meer toevallig zijn wij ons gaan specialiseren in klussen die anderen lieten lopen”, vertelt Van ’t Hek. “We werden experts in het heien van lange palen op de meest onmogelijke plekken, zoals onder de vele landbouwbruggen in de Eilandspolder of boven een slootje langs de drukke spoorlijn bij Hoorn. Achteraf waren de betreffende opdrachtgevers altijd opgelucht als de klus naar behoren werd opgeleverd. Eerlijkheidshalve moet ik wel bekennen dat de werkzaamheden grensden aan wat nog veilig en mogelijk was. Later hielden we ons ook bezig met het plaatsen van stalen damwanden. Deze werden steeds meer toegepast voor kleinere klussen en namen gaandeweg een enorme vlucht.”
Lid van de NVAF
In 1985 wordt het bedrijf lid van de NVAF. Dat
voelt eerst wat onwennig zo tussen de gevestigde orde, maar gaandeweg komen de gesprekken met collega’s op gang en stellen de gebroeders Van ’t Hek het algemene belang voorop. Zo worden met name in de laatste tien jaar grote stappen gezet. Vakbekwame werkgroepen bewijzen hun nut door opleidingen, certificeringen, veiligheid, contracten en bouwplaatsinrichting goed te regelen. Hierdoor verbetert ook het imago van de heier. Van ’t Hek: “Tot die tijd stonden ze bekend als ruw, grof en slordig. Daarbij waren ze bijna altijd ongeschoold. Tegenwoordig is ‘heier’ een volwaardig en eerzaam beroep, uitgevoerd door mensen die hier trots op zijn, die creatief zijn en kunnen improviseren.”
Over all
Van ’t Hek is nu al tien jaar met pensioen, maar volgt de ontwikkelingen in de funderingsbranche nog steeds op de voet. “Misschien gaan we het meemaken dat ook in ons vak de mensen geen fysieke inspanningen meer hoeven te leveren. Als je ziet dat het werk nu al door steeds minder mensen kan worden uitgevoerd, dan is verdere automatisering echt niet onwaarschijnlijk. Daarnaast zijn er de grote milieu-uitdagingen, zoals uitstootvermindering. Het elektrificeren van het machinepark of de volledige vervanging daarvan zal voor veel bedrijven moeilijk te realiseren zijn. Maar over all kijk ik met veel voldoening naar de ontwikkelingen binnen ons bedrijf en de branche in het algemeen.”
Jan van ‘t Hek Honorary member NVAF
From the seventies to now ‘I look with satisfaction at the developments within our company and the foundation industry as a whole’
Jan van ‘t Hek basically grew up with the profession. In the living room of the parental home, everything concerning the company is discussed. Clients and their own employees were right at home there. At the age of six, Jan already joined his father, who was still pile driving at the time, on odd jobs. As a sixteen-year-old, he entered full employment with the family business and subsequently obtained his contractor’s papers in the evenings.
It was the time when small piling companies still have to decide for themselves what is possible and more or less safe. The construction site was delivered in whatever state the client thought was fine, and no further thought was given to it. This is how pile drivers - without thinking about it - got to work on a construction site that sometimes looks a lot like a mud puddle, with all the associated risks.
It just needs to work
“Nothing was properly arranged at that time”, says Jan van ‘t Hek. “The machines were often built or modified in-house. This was done under the motto of ‘It just needs to work’. There were also no approvals or certifications that obstructed these developments. When necessary, machines were simply improved, and when they needed to be bigger or heavier, they were replaced. Clearly, all this happened on the edge of what was and was not possible.”
“Also, you learned the trade simply by doing it”, continues Van ‘t Hek. “When a new employee joined, it would become clear within a few days whether or not they were suitable for the job. Without any training, they would join the work from day one. The way these people worked under the pile driver is unimaginable today. Until well into the 1960s, uniform work clothes, work shoes, helmets and gloves were not provided. The men walked around in a mishmash of clothing and footwear. Moreover, as pile drivers, we were the first to arrive at the construction site. Usually there was no shack or plumbing, let alone coffee or, in the winter, a place to warm up. In fact, these facilities have only been standard for fifteen to twenty years. But was it was all doom and gloom? Not really; generally, things went well. You didn’t know any better, so it was just normal to you.”
Long piles in impossible places
From 1977, Jan and his brother Co took over the management of the company. “More or less by accident, we started to specialise in jobs that others would pass up”, Van ‘t Hek says. “We became experts at driving long piles in the most impossible places, such as under the many agricultural bridges in the Eilandspolder or over a ditch along the busy railroad line near Hoorn. Afterwards, the clients in question were always relieved when the job was completed satisfactorily. To be fair, I do have to admit that the work was bordering on what was still safe and possible. Later we were also engaged in the installation of steel sheet piles. These were increasingly used for smaller jobs and gradually took off in a big way.”
Member of the NVAF
In 1985, the company became a member of the NVAF. At first this felt a little awkward in the midst of the established order, but gradually the discussions with colleagues get going and the Van ‘t Hek brothers put the general interest first. Thus, particularly in the last decade, great strides have been made. Skilled working groups prove their worth by properly managing training, certifications, safety, contracts and construction site design. This also improved the image of the pile driver. Van ’t Hek: “Until that time, they were known as rough, coarse and sloppy. Plus, they were almost always uneducated. Today, ‘pile driver’ is a full and honourable profession, performed by people who are proud, creative and can improvise”.
Over all
Van ‘t Hek has been retired for ten years now, but still follows developments in the foundation industry closely. “Maybe we’ll live to see that in our profession, too, people don’t have to make physical efforts anymore. If you see that the work can already be done by fewer and fewer people, then further automation seems quite likely. There are also the major environmental challenges, such as emissions reduction. Electrifying the machinery or replacing it completely will be difficult for many companies to achieve. ‘But over all, I look with satisfaction at the developments within our company and the foundation industry as a whole’.”