TIJDSCHRIFT OVER EEN OOST-VLAAMSE ARCHEOLOOG Speciale uitgave | 1992- 2022 / gratis / voor altijd in ons hart
Luc kuist zijn schop af
een archeologisch monument van Oost-Vlaanderen
ES_april 2022_special.indd 1
14/04/22 09:06
doorgrondt Vlaamse archeologie
Ex situ is een GRATIS tijdschrift over Vlaamse archeologie, en verschijnt vier maal per jaar. Neem vandaag nog een abonnement en ontdek ons rijk ondergrondse verleden. meer info www.exsitu.be
ES_april 2022_special.indd 2
14/04/22 09:06
VAN DE REDACTIE Toen de dieren nog spraken
M
ensen hebben de neiging te vervallen in nostalgie als oude tijdperken worden afgesloten en nieuwe beginnen. Dat er een tijdperk eindigt met het pensioen van de allereerste provinciaal archeoloog in Vlaanderen, Luc Bauters, dat staat buiten kijf. Of we dat tijdvak moeten situeren in de tijd dat de dieren nog spraken? Ongetwijfeld, dat wordt ook telkens bevestigd
door de oude krokodil zelf. Het voordeel van de eerste te zijn van je soort, is dat je zelf vrij spel hebt in het boetseren en vormgeven ervan. We kunnen zelfs meer zeggen, Luc is van zo’n zeldzame soort dat namaken of vervangen quasi onmogelijk is. Luc zal niet snel beweren dat het vroeger beter was, eerder anders. En dat het ook geen zin heeft om met de bril van vandaag naar opgravingen van gisteren te kijken. Want andere tijden, andere middelen. Hij heeft de archeologische sector op 40 jaar tijd snel en drastisch zien veranderen. Het principe om, in de geest van Malta, te streven naar een behoud in situ van archeologische waarden en er rekening mee te houden in ruimtelijke ordening is er één dat Luc doorheen zijn carrière hanteerde. En zelf bleef hij een standvastig baken dat antwoordde in begrijpelijke taal voor al wie kleine of grote vragen had over archeologie of erfgoedzorg. Een scherpe pen, maar dan eentje met een kwinkslag, had hij ook als hij zich weer eens transformeerde tot een luis in de pels. Evenals een kritische bril, het hing zelfs met een touwtje aan zijn nek. Vertrekken vanuit een wetenschappelijke vraagstelling en niet enkel kijken in de sleuf, maar eveneens erboven naar opgaand muurwerk, zijn zaken die Luc telkens herhaalde als hij op bezoek kwam. Die stempel, die voetafdruk, dat verlegde steentje, dat heeft Luc zeker gehad op het archeologische landschap in Vlaanderen. Daarover lees je meer in de volgende pagina’s. Maar is de totaliteit daarvan te vatten in een tijdschrift van 52 pagina’s? Er zijn zeker collega’s en vrienden die ook graag hadden willen bijdragen, maar niet benaderd werden. Aan hen willen we vragen de komende jaren herinneringen op te halen samen met en over Luc. Niet dat we vrezen dat Luc in een zwart gat zal vallen. Integendeel, met de plannen die hij nu al aan het maken is, zal hij een nog drukkere agenda hebben na zijn pensioen dan ervoor! Beste krokodil, bedankt voor alles en het ga je goed! Lien Lombaert
Dit nummer is opgedragen aan Jan Van Damme, dierbare collega en vriend van Luc. 3
ES_april 2022_special.indd 3
14/04/22 09:06
IN HOUD Toen de dieren nog spraken Van de redactie | Oude krokodil of luis in de pels? Vast staat dat Luc van een unieke soort is.
P7
Afscheid van een archeologisch monument
P12
P14 De Grote Alliantie
Een samenwerking tussen archeologen, historici en publiek te Ninove Doorn Noord Verslag | De ontdekking van drie 300 jaar oude legerkampen maakten een woelige geschiedenis terug tastbaar voor onderzoekers en breed publiek.
Te weinig Luc voor al dat werk!
Verslag | De CAI is ondertussen niet meer hoe het 20 jaar geleden is opgestart, een verhaal van jeugdig enthousiasme tot gebruiksvriendelijk instrument.
Petje af! Verslag | Luc is een man van vele petjes en weet deze feilloos te wisselen. Een aantal van die petjes hebben betrekking op het lokale erfgoed van zijn thuisstad Deinze, waarvoor hij zich sinds mensenheugenis inzet.
P18
Interview | “Kijk niet alleen in de grond, maar kijk ook eens omhoog en rond je”, Luc blikt voor één keer achterom.
COLOFON
De individuele auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun artikels en illustraties
Provincie Oost-Vlaanderen / Dienst Erfgoed www.oost-vlaanderen.be
Bijschriften en copyrights: de illustraties op pag. 47 tot 49 zijn gereproduceerd uit ‘Medieval Beasts’ (Payne A., 1990, New Amsterdam Books).
Ex situ / www.exsitu.be
Cartoon: Okke Bogaerts
Deze special van Ex situ is een uitgave van de Provincie Oost-Vlaanderen en FVA
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, geluidsband, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever
Coördinatie en hoofdredactie: Lien Lombaert & Johan Hoorne Redactie: Carolien Van Hecke Vormgeving: BeeldinZicht Fotografie: Kris Vandevorst, Lien Lombaert Coverbeeld: het gras van Munte-Bottelare © provincie Oost-Vlaanderen Werkten verder mee aan dit nummer: Marcel Adams, Sarah Bauters, Nele Bogaert, Okke Bogaerts, Inge Claerhout, Morgan De Dapper, Eva Devooght, Ann Huyghe, Krissie Impens, Jonathan Jacops, Isabelle Jansen, Marie Christine Laleman, Anneke Lippens, Jo Rombouts, Birger Stichelbaut, Peter Van der Plaetsen, Martine Pieteraerens, Stani Vandecatsye
Verantwoordelijke uitgever: An Vervliet, gedeputeerde Provincie Oost-Vlaanderen, Gouvernementstraat 1, 9000 Gent en Johan Hoorne, Forum Vlaamse Archeologie vzw, Bekstraat 2, 9850 Landegem www.f-v-a.be Het FVA wordt gedeeltelijk gesubsidieerd door Vlaanderen ISSN 2034/9351
Auteurs: Inge Baetens, Bart Cherretté, Katrien Cousserier, Wim De Clercq, Gunter Deleu, Anton Ervynck, Bart Lauwers, Erwin Meylemans, Els Otte, Caroline Ryssaert, Gunter Stoops, Arne Verbrugge, Geert Vermeiren, Erik Wauters
ES_april 2022_special.indd 4
14/04/22 09:06
P
Gedreven, vernieuwend en recht door zee Interview | Collega muurwerkarcheoloog Marie Christine Laleman haalt herinneringen op, “Hij is vooral een verbindende factor geweest.”
Het Gentse Caermersklooster Waar Stad en Provincie elkaar ontmoet(t)en Verslag | Waar je nu de Kunsthal Gent terugvindt, lag ooit de kerk van een bloeiend klooster te midden van het Patershol.
P30 Middeleeuwse bouwsels als ideale lokstof Verslag | Game of Thrones in het Waasland.
P32
P20
P36
P24
En toen werd het heet onder de voeten Pessinus, cultuscentrum voor Cybele
Fotoreportage | Verzot op Frygische, Hellenistische, Romeinse of Byzantijnse ruïnes onder de stralende zon in het hart van Anatolië? De buitenlandse campagnes waar Luc aan deelnam spreken zeker tot de verbeelding.
Kronkelwaardruggen en bolle akkers Geopark Schelde Delta in wording Verslag | Dit geologisch uniek gebied heeft een bijzondere impact gehad op hoe de mens het landschap gebruikte. Hoog tijd om het te waarderen tot een volwaardig UNESCO Geopark.
Als Kuifje in Nevele
P42 De voetafdruk van een provinciaal archeoloog Gedreven door de geest van Malta Verslag | De drie rechterhanden van Luc schrijven samen de geschiedenis van hun provinciaal archeoloog.
Het Bestiarium ostroflandriensis Onze middeleeuwse dierenwereld opnieuw ontdekt
Het verhaal van een verborgen donjon
Verslag | Wat hebben Ursus, Lupus, Balenae en Boturs gemeenschappelijk? Een beestige bende.
Verslag | Dat er in Nevele ooit een donjon gestaan heeft, wisten sommige heemkundigen wel, maar niemand verwachtte nog muurresten. Tot een duizend jaar oude muur en een verborgen stenen trap tevoorschijn kwamen.
P47
P38 5
ES_april 2022_special.indd 5
14/04/22 09:06
“Die kick, dat blijft. Je mag wel beweren dat we nuchtere wetenschappers zijn, als we iets vinden en het is iets speciaal, dan spring je een gat in de lucht.”
NAAM LEEFTIJD BEROEP OPLEIDING HOBBY’S
Luc Bauters 62 provinciaal archeoloog Oost-Vlaanderen licentiaat kunstgeschiedenis en oudheidkunde, richting nationale archeologie, Universiteit Gent op reis gaan om erfgoed te verkennen, wandelen, badminton
Foto’s © Kris Vandevorst 6
ES_april 2022_special.indd 6
14/04/22 09:07
IN TER VIEW
Afscheid van een archeologisch monument Luc Bauters. Voor wie van ver of dicht met archeologie te maken heeft, klinkt de naam als een huismerk. Een ervaren rot, erg aanwezig in vergaderingen van allerlei commissies, besturen en verenigingen, of verkleed als middeleeuwse marktkramer, Luc draaide er zijn hand niet voor om als het op archeologie aankwam. U leest het goed: ‘draaide’, want in 2022 gaat de alom gekende erfgoedconsulent van de Provincie Oost-Vlaanderen op welverdiend pensioen. De Ex situ-reporters gingen met Luc naar de Hoge Wal in Ertvelde, een van de vele projecten waar hij zijn schouders onder schaarde, voor een afscheidsgesprek.
johan hoorne en carolien van hecke
“kijk niet alleen in de grond, maar kijk ook eens omhoog en rond je”
De Deinzenaar behaalde in de prille jaren ’80 van de vorige eeuw zijn licentiaat in de oudheidkunde met een prospectiethesis in geboortestreek Eke. Via verschillende omwegen – zelfs via het Ministerie van Financiën ondanks zijn zelfverklaarde onkunde met cijfers – belandde Luc bij de provincie waar hij tal van projecten met zijn kenmerkende enthousiasme lanceerde of begeleide. Ex situ kreeg er bijna geen speld tussen, en dat op een symbolische plek.
Het is één geheel dat aan elkaar vasthangt. Ook binnen de archeologische monumentenzorg is dat van belang. Ik verschil af en toe wat van mening met het agentschap, omdat je je ook moet afvragen wat de bedreiging is. Soms gaat de bewaringstoestand zo danig snel achteruit, dat je het eigenlijk wel moet opgraven. Archeologische monumentenzorg gaat over het behoud van je informatie, en als je informatiebron naar de Filistijnen gaat, dan moet je ze oogsten.”
Ex situ – We zijn hier ter ere van je pensioen…
– Over vertrekken gesproken, hoe is je carrière gestart? Luc –““Toen ik begon bij de provincie hadden ze geen provinciaal archeoloog. Ik kwam toe en ze wisten eigenlijk niet wat ze moesten doen met mij. Dat was best wel grappig. Dus ‘begin maar’, maar dat is heel plezant. Het wil zeggen dat je zelf kunt gaan zoeken waar je kunt op inzetten.” “Je moet weten dat ik ook al een traject had afgelegd. Na mijn legerdienst had ik mijn eerste BTK-project bij de Universiteit Gent om mijn thesis te publiceren. We hebben toen veel opgravingen en stagebegeleidingen gedaan. Ik leg graag uit, dus dat was een goed project voor mij. Daarna ging ik aan de slag bij Antoon Verhoeven van de Gentse Geografie. We werkten aan een relictenkaart van wat bewaard was in het landschap, samen met geograaf Marleen Vanhecke en historicus Erik Thoen. Antoon heeft mij echt doen kijken naar een landschap en dat leren lezen.”
Luc Bauters – “(valt meteen in) Ik voel me vereerd dat jullie me willen interviewen. Ik ben niet de grote archeoloog die fantastische opgravingen heeft gedaan. Mijn onderzoek is heel beperkt, meer in het kader van uitvoering van projecten of toevalsvondsten. Ik ben het prototype van de provinciaal archeoloog. Een kruispunt tussen allerlei onderwerpen: tussen wetenschap en publiek, tussen archeologie en het lokale beleid, maar ook tussen lokaal beleid en hoger beleid. Een beetje van alles, en dat vond ik ook altijd interessant. Je doet meer dan archeologie alleen.” “Ik zie archeologie niet als een site op zich, maar als een landschap of zelfs een monument. Ik heb al heel vaak tegen archeologen gezegd die in de buurt van een gebouw bezig zijn, ‘kijk niet alleen in de grond, maar kijk ook eens omhoog’.
7
ES_april 2022_special.indd 7
14/04/22 09:07
“Ik heb altijd erg veel gelukt gehad met mijn collega’s! Het zijn stuk voor stuk kleppers”
– Als we je horen spreken, dan komt je brede blik altijd naar boven.
Komt die insteek daarvan?
Luc – “Het zat niet in onze opleiding, dus dat relictenproject is inderdaad erg verrijkend geweest. Het is ook door te doen dat je dingen leert. Pas op, op de universiteit krijg je wel een basis en je leert hoe je kunt leren. Maar veel van je deskundigheid raap je op onderweg. Binnen de provincie ben ik gestart met opgravingen op de eerste gasleiding door Oost-Vlaanderen waar we met Philippe Crombé op gevlogen zijn. Dat was heel plezant. Ik ben een man van de actie. Achter de kraan lopen, dingen vinden… die kick, dat blijft. Je mag wel beweren dat we nuchtere wetenschappers zijn, als we iets vinden en het is iets speciaal, dan spring je een gat in de lucht.” – Is het ook niet door een gastraject dat je je eerste archeologische
collega kreeg bij de provincie?
Luc – “Inderdaad, naar aanleiding van de tweede pijpleiding,
kwam er een tijdelijke archeoloog bij: Wim De Clercq. Wim was een echte wervelwind. Hij moest heel veel op terrein en deed dat erg goed. Hij kende weliswaar geen uren en bleef maar doorgaan. Maar het ging tussen ons wel goed. Behalve als ik een hele dag op bureau moest zitten met Wim, dan werd ik vrij zenuwachtig (lacht). We zaten toen namelijk nog samen op de bureau, met maar één computer.” “Ik werkte parallel ook aan monumentenzorg. Nadat Wim naar UGent verhuisde, zat ik anderhalf jaar zonder collega. Dat was echt niet te doen. Gelukkig is Bart Cherretté erbij gekomen. Toen richtten we ons vooral op de integratie van archeologie in ruimtelijke planning. Het agentschap was daar op dat moment nog niet echt mee bezig. Uiteindelijk zijn ze dan ook op die kar gesprongen, waardoor wij dat niet meer hoefden doen. Met Bart heb ik ook heel goed samengewerkt. Dat is ook een klepper. Ik heb altijd erg veel geluk gehad met mijn collega’s! – Verlies je soms zelf het overzicht op wat je allemaal gedaan hebt
en met wie?
Luc – “Ja, daarom hou ik mijn cv noodgedwongen bij. Eén van de meer belangrijke dingen is de denkgroep archeologische collecties, het meer roerende luik van de archeologie. Nadat Barts project niet verlengd werd, waar ik vreselijk ambetant van liep, is in het Erfgoedcentrum Ename de depotwerking in een stroomversnelling geraakt. Op een dag werd ik bij de directie geroepen, die zei dat er een depot komt en dat ik dat moest doen.” “Ik heb daar gebruik van gemaakt om een proefproject op te starten. Daarmee is het depot ingericht en Lien Lombaert aangeworven. Met die basis zijn we verder beginnen werken
8
ES_april 2022_special.indd 8
14/04/22 09:07
aan de depotwerking in Vlaanderen. Lien heeft daar het meeste werk gedaan natuurlijk, en we hebben echt wel de basis kunnen leggen rond depotwerking en regelgeving met een Vlaamsbreed depotnetwerk. Daarvan ben ik een paar jaar voorzitter geweest. Ik ben precies wel veel voorzitter geweest, nu ik er over nadenk. Maar dat gaat automatisch. Ik zit in een vergadering en voor dat ik het weet, zit iedereen naar mij te kijken. En ik denk daar ook niet over na. Dat is ook een valstrik waar ik moet mee opletten.” – Dat enthousiasme lijkt je te typeren. Zie je dat als één van je sterktes? Luc –“Het gaat over visie hebben. Niet zomaar lukraak ergens inspringen, maar met een idee werken. Ik kijk altijd uit naar opportuniteiten, bijvoorbeeld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen, of naar andere projecten, zoals de StaatsSpaanse Linies. Het administratief gedeelte heeft me op een bepaald moment wel wat genekt. Ik heb daar een burn-out aan overgehouden. Dat heeft me dan wel op een andere manier leren kijken.” “Een ander voorbeeld: ik ging naar een studiedag over bouwhout. Je zit daar te luisteren naar experts, en vind het godgeklaagd dat die balken worden weggesmeten. Ik besefte dat we een referentiecollectie van dendrochronologisch hout nodig hebben. Niet alleen als onderzoeksvoorraad maar ook voor andere aspecten van dendrologie. Nu is dat in uitvoering, Stani Vandecatsye is daar goed mee bezig. Een onroerenderfgoeddepot is niet enkel archeologie, ik zie dat een heel stuk breder. Zo komt ook het enten en stekken van houtig erfgoed als bewaringsmiddel in beeld.”
– Je hebt altijd veel aandacht gehad voor het publiek. Vanwaar komt dat? Er zijn wel wat archeologen van jouw generatie die daar iets minder voeling mee hebben. Luc –“Dat is gewoon mijn natuur, denk ik. Ik ben een verhalenverteller. Daarnaast is het principieel. Ik vind dat het publiek daar recht op heeft. Ik word betaald door de overheid, door de mensen dus, daarom wil ik de mensen iets teruggeven. Ten tweede, en dat is wat Ex situ ook doet, als wij willen dat we gehoord worden en dat er rekening wordt gehouden met archeologie, dan moeten we zorgen dat men weet dat we er zijn en dat er een grote groep mensen dat belangrijk vindt.” “Ik doe dat ook graag naar archeologen en studenten zelf toe. Ik ga les geven over de depots en aan de KULeuven ben ik zelfs eens over mottes gaan spreken… Voor mijn gemak moet ik dat niet doen. Want ik ben daar lang mee bezig, ik heb graag dat mijn presentaties in orde zijn.” – Jouw PowerPointpresentaties zijn legendarisch. Ze brengen vaak sfeer op soms saaie congressen of contactdagen. Luc –“Mijn enthousiasme is aangeboren. Ik steek er ook wel wat truken in. Ik laat bewust wat onnozeligheden passeren, gewoon omdat dat de aandacht trekt. Iedereen is opeens weer wakker.
9
ES_april 2022_special.indd 9
14/04/22 09:07
Ook probeer ik wat beweging te krijgen in mijn presentaties. Hoe visueler je werkt, hoe attractiever het is.” “Ik zit er niet mee in om mezelf belachelijk te maken. Mijn dochter is kleuterjuf en ze had mij een paar jaar geleden, toen ze nog in Gent les gaf, gevraagd of ik met de derde kleuterklas een erfgoedwandeling door Gent wilde doen. Dat is wel een uitdaging. Ik heb het karakter Luc de leerlooier uitgevonden en wat verkleedkleren geleend . Ik heb die kindjes toen uitgelegd dat leer met pipi wordt gemaakt. En dat je daardoor wat stinkt, maar dat ik me goed had gewassen. Om vervolgens de kindjes te laten ruiken. Zo hebben we door de stad gewandeld met op bepaalde punten een uitgevonden familielid… Bruno de bootman, Muriel de meid die in één van de stenen werkte. Dat was echt leuk.” –Terug naar de job. Kon je daar nog aspecten van je persoonlijkheid kwijt? Luc – “Je wordt als provinciaal archeoloog gedwongen om overal iets van te weten. Je moet ook bruggen leggen met mensen en andere diensten, bijvoorbeeld met ruimtelijke ordening. Ik zit ondertussen al jaren in de provinciale commissie daarvan. Zo slorp je die andere invalshoeken op. Je weet hoe ze praten en wat ze denken. Dan kan je veel makkelijker jouw aspecten daar ook tussen positioneren. Zodat ze archeologie niet meer als bedreiging gaan zien, maar als een kans.” – Heb je daar een concreet voorbeeld van? Luc –“Hier op de Hoge Wal in Ertvelde is een mooi voorbeeld.
Het was een opportuniteit en die moet je altijd proberen te grijpen. De Hoge Wal is een beschermd monument en een aantal jaren geleden werden onderhoudswerken gepland. Gezien de bescherming en de betrokkenheid als provincie, kregen wij ook een uitnodiging. We hebben er dan een visie rond ontwikkeld en eigenlijk heb ik ze zo zot gekregen om de Hoge Wal terug te evoceren. Het is dan ook de mooiste castrale motte van OostVlaanderen. We hebben ze niet gereconstrueerd, maar wel de suggestie gedaan met het oogpunt op monumentenzorg met dus zo veel mogelijk behoud. Er stonden bomen en begroeiing op, de gracht was grotendeels dicht, en er waren erosiegeulen op de hellingen. Dus we wilden de vorm van de motte terug duidelijk maken, met de heuvel en gracht terug open, maar ook naar behoud streven. Als suggestie hebben we helemaal bovenaan een soort borstwering gemaakt met houten vlonder, zodat er geen erosie meer is, en meteen ook met een afsluiting zodat kindjes niet langs de zijkanten naar beneden kunnen slieren. Vandaar ook de trap en brug. Het is archeologische monumentenzorg die primeert, maar tegelijkertijd heb je er een visuele toets aan kunnen toevoegen. Zo werd het een heel mooi archeologisch monument, ook voor het publiek.” – Zijn er zo nog projecten waar je echt trots op bent? Luc – “De donjon van Nevele was een fantastisch project. Die is van rond het jaar 1050, net als de oudste fase van het Gravensteen. Het ontdekken op zich is al heel speciaal, ook het winnen van de publieksprijs van de Onroerenderfgoedprijs. Alle aspecten van wat ik zelf belangrijk vind, komen samen. Monumentenzorg,
10
ES_april 2022_special.indd 10
14/04/22 09:07
“Ik adem erfgoed in en uit. Ik denk niet dat ik ga stilvallen”
onderzoek, werken met de lokale gemeenschap die ook zelf veel werk verzet. Zo krijg je het brede publiek mee. Ik ben fier op die groep en de rol die ik daarin speelde.” “Ik ben ook wel fier op een aantal kleinere projecten. Lang geleden hebben we met haagjes de oude kruiskerk van Merelbeke terug gevisualiseerd. We hebben dat niet op de exacte plek gedaan, maar 2 meter verlegd zodat de wortels van die haagjes niet op die muren zouden inwerken. Opnieuw archeologische monumentenzorg dus. Het is niet zo spectaculair, maar wel één van de eerste dingen die ik gedaan heb. Ook met de forten en linies hebben we erg leuke dingen gedaan. En er zijn nog zo veel andere dossiers...” – Kun je het nu achterlaten op een moment dat het voor jou ok is? Luc – “Zeker wel. Pas op, het is niet gemakkelijk om stappen terug te zetten, maar ik heb een heel goeie ploeg. Lien is mij al lang voorbij gestoken wat depotwerking betreft, Stani is goed bezig met dat houtig erfgoed en met ruimtelijke planning, Jo is ook een zeer capabele collega die het Geopark opvolgt. Je ziet ook dat ze alle drie kunnen uitleggen aan het publiek. Ze moeten er misschien alleen een beetje meer zelf in geloven, maar ze kunnen dat echt wel. Wat er nu achter mij komt, moet geen doordruk zijn
van wat ik proberen doen heb. Ze moeten hun eigen stempel nu drukken. Ik ben voorbijgestreefd op bepaalde punten. Ik heb niet liever dat diegenen die achter mij komen het beter gaan doen dan ik. Daar trek ik mij ook aan op. Ik ben heel gerust in de ploeg die nu achter mij komt.” – Wat komt er in de toekomst? Luc – “ik heb het nog nooit zo druk gehad. Ik moet nog zo veel doen. Mijn vrouw heeft me wel al gezegd dat ik moet opletten dat ik niet evenveel doe als nu, zonder er voor betaald te worden (lacht). En ook dat ik niet heel de tijd weg mag zijn. Daar heeft ze wel gelijk in. Maar ik blijf in de redactieraad van M&L zitten en blijf actief op het lokale vlak. Ik heb me ook al afgevraagd of ik geen gidsenopleiding wil doen... Er zijn ook nog de kleinkinderen, en met corona miste ik ook wel op reis gaan om erfgoed op te snuiven. Ik adem erfgoed in en uit, relaxen zit daar niet in. Ik denk niet dat ik ga stilvallen.”
11
ES_april 2022_special.indd 11
14/04/22 09:07
Te weinig Luc voor al dat werk! Screenshot van een archeologische waarneming in de Inventaris Onroerend Erfgoed © agentschap Onroerend Erfgoed
Motte De Hoge Wal in Evergem © agentschap Onroerend Erfgoed
12
ES_april 2022_special.indd 12
14/04/22 09:07
Screenshot van een van de eerste versies van de Access-databank in de beginperiode van de CAI © agentschap Onroerend Erfgoed
erwin meylemans en katrien cousserier
De aandachtige lezer en ‘Luc-kenner’ herkennen in het titeltje wellicht een verwijzing naar een artikel dat Luc publiceerde in 2002 in het kader van het Europese Planarch-project: ‘L’archéologie en Flandre: trop de travail pour peu de personnes’. Het artikel houdt de vinger aan de pols van het toenmalige archeologische bestel in Vlaanderen.
E
n zo leerden we Luc dan ook kennen met de opstart en de eerste jaren van de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) waaraan sinds 2000 wordt gewerkt. Hij was alom aanwezig: de stuurgroep CAI, de Vlaamse Archeologische Raad, het Depotnetwerk, het Planarch project, en ga zo maar door. Met zijn geweldige motivatie om archeologie in Vlaanderen van de ‘prehistorie’ naar de moderne praktijk te begeleiden, had hij toen ook al een bijzonder vogelperspectief van de archeologie in Vlaanderen, van de praktijk op het veld tot het beleid.
vertegenwoordigd waren: universiteiten, provincies, steden en gemeenten met archeologische diensten en musea. Luc zijn rol daarin was niet te onderschatten: als een - toen nog jonge - bompa bracht hij op vrijwillige basis regelmatig de jonge meute coachend de do’s and dont’s, de kleine kantjes en de gevoeligheden van het archeologisch werkveld in Vlaanderen bij. En dat hij die kantjes heel goed kende, en als het nodig was wist bij te vijlen, was al snel duidelijk. In de stuurgroep van de CAI was Luc immers meestal de bemiddelende figuur en de ‘lijm’ die het geheel bij elkaar hield.
In de kinderschoenen
Jeugdig enthousiasme
In dat artikel van 2002 bespreekt Luc ook de kinderschoenen waarin de CAI zich op dat moment bevond. Dat mag je bijna letterlijk nemen, want de eerste jaren was veel in handen van een relatief groot aantal pas afgestudeerde archeologen via het zogenaamde startbanen initiatief van de Vlaamse Overheid (op het hoogtepunt in 2002-2003: 18 archeologen). En dat zowel op het vlak van de ontwikkeling van de databank, als de invoer van de gegevens door middel van wat toen een ‘snelinventaris’ genoemd werd. De begeleiding van dat jonge geweld in die eerste jaren van de CAI gebeurde mede door een stuurgroep, waarin nagenoeg alle geledingen van de Vlaamse archeologie
De Vlaamse Overheid ontbond deze stuurgroep in 2014 omdat de samenstelling ervan met de opkomst van de privé-archeologie geen weerspiegeling meer was van het werkveld. Bovendien waren de archeologische geesten intussen rijp om informatie meer en meer onderling te delen. Luc bleef echter wel standvastig zijn schouders mee zetten onder het CAI-project. De betrokkenheid van Luc bij de CAI hoeft niet te verwonderen. In 1985 publiceerde hij zijn prospectiethesis in de reeks Archeologische Inventaris Vlaanderen van de UGent, waarmee hij mee aan de wieg stond van een voorloper van de CAI. Zijn veldprospecties in Eke leverden trouwens
meer dan 100 vindplaatsen op die later in de CAI werden verwerkt. De CAI was tot voor kort volledig afgeschermd voor het grote publiek. Archeologen en studenten archeologie hadden onder bepaalde voorwaarden wel toegang tot de gegevens. Andere professionele gebruikers, zoals MER-deskundigen en ruimtelijke planners, volgden, alvorens toegang te krijgen, een infosessie waar de basisprincipes van archeologie en de CAI worden toegelicht. Luc is op deze infosessies één van de vaste sprekers die enthousiast en met veel vuur en de nodige humor het belang én de relativiteit van de CAI verdedigt.
20 jaar later Twintig jaar na de start van de CAI en het verschijnen van Lucs artikel maakte de CAI een gigantische sprong vooruit. Het robuuste systeem, dat bestond uit een Access-databank en de online versie ervan, had zijn dienst bewezen en werd vervangen door een nieuwe module in de inventaris onroerend erfgoed, de zogenaamde waarnemingsmodule. Dit is echter geen afgerond verhaal: meer dan ooit vervult de CAI een rol in het archeologische traject. Of zoals Luc het al schreef in 2002: “Les possibilités et les applications de l’inventaire central des archives et outils dérivés sont encore en pleine mutation”. 13
ES_april 2022_special.indd 13
14/04/22 09:07
De Grote Alliantie Een samenwerking tussen archeologen, historici en publiek in Ninove Doorn Noord
De omvang van het leger van de Grote Alliantie wordt geraamd op 60.000 man en ongeveer 40.000 paarden en andere lastdieren. Daarnaast reisden nog duizenden mensen mee met het leger: burgerpersoneel, knechten, marketenters en herbergiers. Reconstructietekening van het kamp van 1692 © Y. De Smet
14
ES_april 2022_special.indd 14
14/04/22 09:07
bart cherretté, arne verbrugge en erik wauters
Ridders, zwaarden, kanonnen en musketten, ze spreken tot de verbeelding en vormen een aantrekkingspool voor jong en oud. Ook voor Luc, dat bewijst zijn betrokkenheid bij projecten zoals de motte van Ertvelde en de StaatsSpaanse linies. Dat militaire geschiedenis de aandacht trekt, konden ook de archeologen van SOLVA ervaren tijdens hun onderzoek in Ninove Doorn Noord. De ontdekking van drie legerkampen uit de 17de en 18de eeuw maakten een woelige, maar vergeten geschiedenis terug tastbaar. Gedreven door gedeelde interesses kon deze opgraving uitgroeien tot een totaalproject waar archeologen, historici, vrijwilligers en het brede publiek elkaar vonden.
T
ijdens de 17de en eerste helft van de 18de eeuw kregen onze gewesten het zwaar te verduren. Met regelmaat van de klok gingen ze gebukt onder strijdgewoel. Veldslagen spreken het meest tot de verbeelding, maar vaker bestond het militaire gebeuren uit een strategisch spel van posities innemen en aanvoerroutes afsnijden. Rondtrekkende legers vormden de hoofdspelers in dit schouwspel. Het Land van Aalst, met vruchtbare droge kouters, de riviervalleien van Schelde en Dender en talrijke bronnen en beekvalleien, vormde tijdens deze militaire campagnes een aantrekkelijk gebied waar vele tienduizenden soldaten en bijhorende paardenmacht ‘ten velde’ konden bivakkeren. Over afstanden van al gauw 10 kilometer palmden legerkampen regelmatig, gedurende meerdere weken, het landschap in. Toen archeologen in voorbereiding van de aanleg van het bedrijventerrein Doorn Noord ten noorden van Ninove aan de slag gingen, zagen drie vergeten legerkampen opnieuw het licht. Door de grootschaligheid van de opgraving, die zich uitstrekte over ruim 9 hectare, en de combinatie van archeologisch en historisch onderzoek, kon het onderzoeksteam de kampen zeer nauwkeurig plaatsen in de tijd. De geschiedenis van deze plek werd haast tastbaar.
De militaire kampementen uit 1692 en 1693 Op 3 augustus 1692 vond de Slag van Steenkerque bij Edingen plaats. De veldslag kaderde in de Negenjarige Oorlog (1688-1697), het zoveelste militaire conflict aangewakkerd door de expansiepolitiek van de Franse koning Lodewijk XIV. Op de velden rond Steenkerque bekampte het Franse leger de ‘Grote Alliantie’, een coalitieleger gevormd door 15
ES_april 2022_special.indd 15
14/04/22 09:07
Militaire kaart van het kamp van 1693, met projectie van het onderzoeksgebied © Hessisches Staatsarchiv Marburg (HStAM), Karten Wilhelmshöher Kriegskarten (WHK) 8/175
de Duitse staten, Spanje, Engeland en de Republiek der Nederlanden. In de dagen na de slag kampeerden de geallieerden op de Doornkouter te Ninove, van 20 tot 25 augustus 1692. Na de Slag bij Neerwinden in het daaropvolgende jaar streken de geallieerden opnieuw neer op deze kouter, van 20 september tot 16 oktober 1693. Talrijke archeologische sporen vormen er vandaag nog de stille getuige van. Het onderzoek maakte het mogelijk om een ruimtelijk inzicht te krijgen in de organisatie van de kampen. Door archeologische inzichten te koppelen aan historische bronnen kon bovendien een gerichte zoektocht ondernomen worden doorheen archieven van diverse Europese landen die destijds bij de oorlog betrokken waren. Militaire kaarten en dagboeken droegen bij aan de interpretatie van de archeologische site. Zones bestemd voor tentrijen, kuilen voor kookactiviteiten en verpozing, officierslogementen, of de zone van de kampvolgers lieten zich onderscheiden. De sporen spreiden zich uit over twee parallelle linies, de typische vorm van dergelijke kampen. Op basis van cartografisch materiaal blijken de kampen van 1692 en 1693 op vrijwel exact dezelfde locatie gelegen te zijn. Dit is te verklaren door de kwaliteit van de ondergrond, de nabijheid van water en de praktische logistieke
organisatie die aan de installatie van een kamp voorafgaat. Beide kampen spreidden zich uit over een afstand van ruim 8 kilometer en liepen daarbij dwars over de terreinen van Doorn Noord. De impact op het landschap en zijn bewoners moet enorm geweest zijn.
1745, Doornkouter revisited Na de doortocht van verschillende legers in de loop van de 17de eeuw bleef Ninove ook in de 18de eeuw niet gespaard van oorlogsleed. De boeren in het Ninoofse zagen in 1745 hun kouters opnieuw ingenomen door soldaten. Ditmaal bezette het Franse leger de stad en de hele omgeving ten noorden ervan, tot tegen Aalst. De militaire activiteiten kaderden in de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748). De Franse koning Lodewijk XV nam het toen samen met Pruisen en Spanje op tegen Maria Theresia van Oostenrijk en haar bondgenoten, Engeland en de Verenigde Provinciën. In de oogstmaand van 1745 verbleef de Franse koning met het leger in Aalst. In de daaropvolgende maand, van 8 september tot 14/15 oktober, trok een deel van het leger zich terug achter de Dender, onder meer te Ninove. Vanuit deze positie wilden de Fransen de Dender en de toegang naar Gent controleren, maar ook één van hun belangrijkste magazijnen, gelegen te Ninove, bewaken. Archiefonderzoek toont aan dat te Doorn
Noord minstens één infanteriebataljon van de brigade d’Auvergne was gelegerd, alsook de ruiterij van de Gendarmerie en van de fameuze Maison du Roi, de elitegroepen van de Franse koning. Het archeologisch onderzoek legde de restanten van dit Franse legerkamp bloot. De onderzoekers vonden nog niet veel cartografisch materiaal, maar de talrijke geschreven bronnen bieden inzicht in de archeologische sporen. Bijzonder is onder meer een vermelding in de kroniek van de veldtocht, die stelt dat het leger zich ‘ingroef’ te Ninove tot aan de inkwartiering tijdens de winterperiode. Dit ‘ingraven’ mag letterlijk begrepen worden. Meer dan honderd ingegraven schuilplaatsen tekenden zich af binnen de contouren van de opgraving. Deze shelters bevonden zich min of meer op evenwijdige rijen en waren goed uitgewerkt. De droge en stabiele leemgrond van de Doornkouter leent zich perfect tot het uithouwen van ondergrondse kamers. Sommige shelters waren toegankelijk via een uitgegraven trap. Ze bevatten meestal zitbankjes, een haardvuur en in verschillende gevallen ook kookhaarden. De schuilplaatsen hadden een dak en een schoorsteen, bovengronds opgebouwd uit gedroogde leemblokken. De vondst van kwaliteitsvolle objecten onderstreept de luxe waar de elitetroepen van de Maison du Roi toegang tot hadden.
16
ES_april 2022_special.indd 16
14/04/22 09:08
1 3
4
2 1. Het project zocht en vond betrokkenheid, ook van metaaldetectoristen © Dirk Wollaert/SOLVA 2. Schuilhut van het kamp van 1745, met haard en zitbanken © Dirk Wollaert/SOLVA 3. Archiefonderzoek geeft een gezicht aan de mensen die in de kampen rondliepen. De Brandenburgse kolonel Julius-Ernst Von Tettau (1644-1711), in dienst van de Verenigde Provinciën, was één van hen. In 1693 was hij met zijn regiment gelegerd ter hoogte van Doorn Noord © D. Freiherr von Tettau, Königstein/Taunus (D) 4. Workshops op het opgravingsterrein en zoektochten doorheen de tentoonstelling zorgden ervoor dat ook de jongsten de Ninoofse geschiedenis ontdekten © SOLVA 5. Tijdens de Archeologiedagen bezochten meer dan 4000 bezoekers het tweedaagse evenement ‘Ninove 1692’. Ze volgden er rondleidingen en beleefden diverse activiteiten in een gereconstrueerd soldatenkamp © D. Wollaert
5
17
ES_april 2022_special.indd 17
14/04/22 09:08
Petje af!
Geboren verteller op de opgraving van de Deinse Stadshal in 2011 © Eva Devooght (stad Deinze)
Een generalist die van alles een beetje weet, zo omschrijft Luc zich het liefst. Als je met Luc hebt samengewerkt, weet je wel beter. Een rijk gevulde encyclopedie die zijn kennis op een bijzonder sympathieke wijze deelt, leunt dichter bij de waarheid. En een man die vele petjes opheeft en deze feilloos weet te wisselen. Een aantal van die petjes hebben betrekking op het lokale erfgoed van zijn thuisstad Deinze, waarvoor hij zich sinds mensenheugenis inzet. In vol ornaat op de markt in Deinze tijdens de Archeologiedagen © Archeologiedagen
18
ES_april 2022_special.indd 18
Aan tafel rond lokaal erfgoed © Raap
14/04/22 09:08
caroline ryssaert
D
at doet Luc onder meer vanuit zijn rol als expert en ondervoorzitter van de stedelijke erfgoedraad en de daaraan verbonden werkgroepen, als lid van de adviescommissie van het Mudel (Museum van Deinze en de Leiestreek), zetelend in de Cultuurregio Pols en als bestuurslid van Dunsa (Kring voor Geschiedenis, Kunst en Erfgoed van Deinze en de Leiestreek). Terugblikken op zijn wapenfeiten op vlak van lokaal erfgoed doet Caroline Ryssaert niet alleen. Enkele van zijn vaste ‘compagnons de route’ schuiven graag mee aan tafel voor een gesprek.
Pionier zonder pretentie Marcel Adams, gepensioneerd Monumentenwachter en lange tijd net als Luc expert in de stedelijke erfgoedraad, steekt van wal: “Ik kende Luc al enigszins via mijn werk aan de provincie, maar we zijn pas echt samen gaan werken toen we de adviescommissie rond de inventarisatie van het funerair erfgoed in Deinze opstartten. Het viel me meteen op dat Luc in tegenstelling tot heel wat experten niet pretendeerde de waarheid in pacht te hebben. Integendeel, tijdens de vele kerkhofbezoeken leerde ik hem kennen als iemand die openstond voor ideeën van andere mensen.” Mijn twee andere gasten, Morgan De Dapper (emeritus professor geografie en huidig voorzitter van Dunsa) en Eva Devooght (erfgoeddeskundige en archivaris van de stad Deinze), beamen: “dat is inderdaad Luc ten voeten uit!” Morgan gaat verder: “De werkgroep rond het funerair erfgoed was trouwens pionierswerk”. Sinds 2004 dienen lokale overheden een inventaris te maken van hun funerair erfgoed. Voor Deinze namen de vrijwillige experten van de toenmalige Commissie voor Monumenten en Landschappen (later de ‘stedelijke erfgoedraad’) deze taak op zich. Luc bleek één van de trekkers. “Er bestond op dat moment geen
kader” gaat Marcel Adams verder. “We hielden bewust met verschillende zaken rekening. De erfgoedwaarde van het grafmonument was uiteraard belangrijk, maar wij hechten ook veel belang aan de functie of het lokale belang van de overledene, zoals politici, kunstenaars, maar ook oorlogsslachtoffers. We vonden het belangrijk dat ook die graven behouden bleven zodat ze herinnerd zouden blijven. Later zijn nog andere gemeenten bij ons te rade gekomen over onze aanpak.”
Geboren verteller zette schouders onder lokale erfgoed Ook Morgan De Dapper leerde Luc kennen via die adviescommissie: “Tijdens mijn academische carrière legde ik me vooral toe op onderzoek in de Tropen en Mediterrane streken, maar na mijn pensioen vond ik de tijd rijp om me terug toe te leggen op de streek van Deinze. Vanaf dat moment heb ik Luc beter leren kennen. We werden brothers in arms, zielsgenoten zelfs. We zitten sinds lange tijd ook samen in het bestuur van de Kunst en Geschiedkundige Kring, wat later Dunsa is geworden. Luc heeft mee zijn schouders gezet onder die wijziging, die niet alleen op de naam sloeg maar ook op de missie van de vereniging. We vonden het namelijk belangrijk om dat breder erfgoed te betrekken.” Eva Devooght werkte intensief samen met Luc via het organiseren van de Open Monumentendag (OMD). “Een van de bijzonderheden is dat we met leerlingen van het GO! Erasmusatheneum OMD organiseren. Zij gidsen op de verschillende locaties. Dat is niet evident. Zeker bij de voorbereiding krijg je te maken met leerlingen die niet altijd even gemotiveerd lijken, maar op de dag zelf stonden ze daar wel. En ook dat is een van de sterktes van Luc. Zijn verteltalent kan hij naadloos aanpassen aan de groep waar hij voor staat. Of dat nu om humaniorastudenten gaat, kinderen van de lagere school of een groep gepensioneerden. Hij krijgt ze allemaal mee.” Marcel pikt in: “die ervaring heb ik
© Eva Devooght (stad Deinze)
ook tijdens de plaatsbezoeken die we doen bij particulieren. Gelijk wie het is, hij kan daarmee op een bevattelijke manier spreken en hij weet hoe ver hij in de techniciteit kan gaan.” De plaatsbezoeken waar Marcel naar verwijst hebben betrekking op de adviezen die vanuit de stedelijke erfgoedraad worden opgesteld wanneer de stad een vergunningsaanvraag ontvangt rond items uit de Inventaris Onroerend Erfgoed. Luc is dan vaak van de partij en nooit bevreesd om in stoffige kelders of op gammele zolders te kruipen om de historiek van het gebouw te kunnen doorgronden. Wat steeds opvalt bij de tafelgasten, is dat zij niet alleen de rijke expertise en onvermoeibare inzet van Luc roemen maar steevast zijn warme persoonlijkheid in de verf zetten. Een sympathieke mens, iemand waarmee je goed kan discussiëren, bijzonder loyaal, respectvol, oprecht, … het zijn maar enkele van de pluimen die Luc op zijn hoed, of pet, mag steken. “Ik ben blij ben dat ik hem heb leren kennen”, stelt Morgan. Dat beamen ook Caroline, Eva en Marcel. Blij dat ze Luc tot hun compagnon de route mochten rekenen, dankbaar voor zijn boeiende inzichten en verhalen, maar vooral met een torenhoog respect voor de mens die hij is. 19
ES_april 2022_special.indd 19
14/04/22 09:08
Het Gentse Caermersklooster Waar Stad en Provincie elkaar ontmoet(t)en
De kloosterkerk na restauratie © provinciebestuur Oost-Vlaanderen
Eén van dé wijken in Gent die al jaar en dag onderwerp is van onderzoek is het Patershol. Het Patershol situeert zich in het noordwesten van de historische kernstad, in de schaduw van het Gravensteen. Dit stadsdeel van zowat 4,5 hectare groot wordt gedomineerd door de aanwezigheid van twee gekende grote historische sites, namelijk het Caermersklooster en het Kinderen Alijnhospitaal; en een kleiner, het Drongenhof, dat een beetje in de vergetelheid is geraakt.
0 2 20
ES_april 2022_special.indd 20
14/04/22 09:08
geert vermeiren en gunter stoops
O
ver het ontstaan van deze stadswijk is er nog veel onduidelijkheid. Dat de ontwikkeling in nauwe relatie stond met de oprichting van het Gravensteen lijkt evident. De ideale ligging, omgeven door water, gaf het een natuurlijke bescherming. Al in de 10de eeuw is het gebied in de geschiedschrijving gekend onder de naam vetus burgus of Oudburg.
Het Patershol in vogelvlucht Archeologisch gaan de oudste bewoningssporen in het Patershol zeker terug tot in de 12de eeuw. Toponiemen zoals Corduwaniersstraat en Plotersgracht verwijzen naar de artisanale activiteiten die in dit gebied werden uitgeoefend. Archiefbronnen bevestigen de continue aanwezigheid van leertouwers en ploters aan de Leertouwersgracht en dit van de 14de eeuw tot de 18de eeuw. Zij woonden in percelen dichtbij de burcht tussen de Plotersgracht en de evenwijdig lopende gelijknamige straat. Een bron uit 1487 vermeldt een mogelijke verhuis van verschillende leertouwers naar de nabijgelegen Steenstraat. Dat stuitte op heel wat verzet gezien de stank en vervuiling die de lederbewerking met zich meebrengt.
Detail van het Caermersklooster op het plan van Horenbault uit 1619 © Stad Gent, De Zwarte Doos, Archief Gent
wat vergeten geraakte site groeide in de 17de eeuw uit van een toevluchtshuis tot een Norbertijnenklooster. Van de gebouwen is enkel de kapel overgebleven. Een derde groot ensemble wordt gevormd door het Kinderen Alijnhospitaal, een godshuis dat in 1363 aan de Kraanlei ontstond en dat zich ten zuiden van de Plotersgracht situeert. In de wijk Patershol werden al verschillende wetenschappelijke onderzoeken uitgevoerd en dit zowel op gebied van archiefonderzoek, bouwhistorisch muurwerkonderzoek, dendrochronologie en archeologie. Het overgrote deel
hiervan gebeurde binnen het complex van de geschoeide karmelieten, een site waarin archeologen van de stad Gent en de provincie Oost-Vlaanderen zij aan zij stonden. Voornamelijk de kloosterkerk en de eerste pandhof werden al uitvoerig onder de loep genomen vooral met het oog op restauratiecampagnes.
Het Caermersklooster, een beknopte bouwgeschiedenis Het historisch en bouwhistorisch onderzoek van respectievelijk Johan Decavele en Elisabeth Dhanens uit 1974, en later aangevuld door Daniel Lievois, gaf voor
Naast artisanale activiteiten wordt deze wijk vooral gekenmerkt door een religieuze/sociale poot. Het Patershol huisvestte enkele grote religieuze instellingen waarvan de oudste het Caermersklooster of het klooster van de geschoeide karmelieten is. Een oorspronkelijke refuge van de abdij van Cambron werd in 1287 overgenomen door de karmelieten en groeide uit tot het huidige kloostercomplex met twee pandhoven met binnentuinen en een bijhorende kerk. Minder gekend is het direct aanpalende Drongenhof. Deze A Luc(ky) shot, 1997 © Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarcheologie 21
ES_april 2022_special.indd 21
14/04/22 09:08
De tweede pandhof (woongedeelte) na de gedeeltelijke restauratie in 1994 © Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarcheologie
het eerst een overzicht van de verschillende archivalisch gedocumenteerde bouwcampagnes. De materiële archeologische bevindingen konden hieraan getoetst worden en door confrontatie kon de chronologie scherp gesteld worden. De eerste grootschalige archeologische campagnes binnen het complex waren deze binnen de kerk van de karmelieten. De opgravingen gecombineerd met dendrochronologisch en historisch onderzoek, leverden een duidelijke chronologie voor de kerk en haar vele aanpassingen. Alles startte met de oprichting van een éénbeukige zaalkerk (ergens tussen 1290 en 1329) met tegen de zuidzijde een trapeziumvormige structuur; een combinatie die als start van het klooster kan geïnterpreteerd worden. Eind 15de eeuw werd de gebedsruimte met een apsis uitgebreid. Binnen deze kerk werden er tijdens het onderzoek een grote hoeveelheid begravingen onderzocht. Maar minstens even belangrijk waren de sporen van paalgaten, huttenleem en ceramiek die dateren van voor de bouw van de kerk. Uit de historische bronnen is geweten dat het kloosterareaal zich geleidelijk verder uitbreidde tot de vandaag nog gekende vorm. Tegen de noordoostelijke hoek van de kerk, naast het hoger vermelde
De eerste pandhof met beide reftervleugels in 1993 © Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsarcheologie
trapeziumvormige gebouw, werd een pandhof opgetrokken langsheen de Lange Steenstraat. Rond deze oudste pandgang moeten de kapittelzaal, het dormitorium en de refter gesitueerd worden. Het klooster kende begin 16de eeuw een grootse bouwcampagne. De kerk kreeg, na afbraak van het trapeziumvormig gebouw, een uitbreiding met een zijbeuk en -kapellen. Hierop aansluitend werd langsheen de Vrouwebroersstraat de imposante ‘grote refter’ gebouwd. Vermoedelijk startte men tegelijkertijd met de nieuwe vleugel langsheen de Plotersgracht met daarin de ‘kleine refter’. Het open stuk tussen beide refters werd in een volgende fase opgevuld met de bouw van een keuken aan de zijde van de Vrouwebroersstraat. Met de bouw van deze volumes kreeg een nieuwe pandhof langsheen de Vrouwebroersstraat vorm. Deze was reeds meermaals het onderwerp van (bouw)archeologisch en (bouw) historisch onderzoek. Het samenleggen van de verschillende puzzelstukken over de verschillende bouwcampagnes zorgt ervoor dat er een redelijk accuraat beeld is van de evolutie van het klooster.
Godsdiensttroebelen en 18de-eeuwse bloei De bouwcampagnes binnen het Caermers-
klooster stokten met de Beeldenstorm (1566). De karmelieten werden verdreven tijdens de calvinistische republiek en de kerk werd gebruikt voor de reformistische eredienst. In 1579 startte men met de verkoop van de gebouwen. Na de val van de calvinistische republiek in 1584 keerden enkele karmelieten terug en kregen ze hun klooster opnieuw in handen. Er werd voorzichtig gestart met een eerste restauratie. Men begon met de kerk die aan de gangbare barokstijl werd aangepast. Ook andere delen van het klooster, zoals de refter langsheen de Vrouwebroersstraat, ondergingen een transformatie van het interieur. Een getuige hiervan is het opvallende stucwerkplafond. In de zone grenzend aan het huidige Kaatsspelplein bevond zich het neerhof van het klooster. De toenmalige kleinschalige bebouwing werd drastisch aangepakt met de realisatie van een nieuwe infirmerievleugel, gebouwd over de Plotersgracht. Deze vleugel valt op door haar kroonlijst bestaande uit 33 eikenhouten voluten die eindigen op mensenhoofden. Het aantal kloosterlingen steeg gestaag en in 1717-1720 werd besloten een nieuwe pandhof op te trekken. Hierdoor verdween de oudste, oostelijk gelegen,
22
ES_april 2022_special.indd 22
14/04/22 09:08
pandhof. De noordelijke pandgang bleef behouden, maar de nieuwe pandhof kwam meer naar het zuiden te liggen en was beduidend groter. Hij werd omsloten door een overwelfde gang met daarboven eenvoudige kloostercellen. Een aantal bewaarde wachtmuren tonen aan dat de karmelieten nog meer bouwplannen hadden. Rond 1753 werden nog een nieuwe sacristie en spreekhuis opgetrokken; een brouwerij vormde de laatste verwezenlijking.
Misschien wel de grootste campagne Donkere wolken trekken zich samen over de kloostergemeenschap tijdens de Franse bezetting. In navolging van de andere religieuze instellingen werden ook zij afgeschaft en hun goederen verbeurd verklaard. Hoewel de karmelieten via een verkoopsysteem de gebouwen weer in handen kregen, moesten ze deze al snel doorverhuren. Bij het overlijden van de laatste karmeliet verpachtte de kerkfabriek tenslotte ook de kerk. In 1881 kocht de stad Gent de kerk aan om er een Museum van Oudheidkunde in te richten naar de plannen van stadsarchitect Charles Van Rysselberghe. Tot 1925 bleef het museum in de kerk. Ondertussen borrelden er grootse plannen op voor een volwaardig museum voor oudheidkunde en schone kunsten, maar deze stierven een stille dood. Eens de collectie verhuisd was naar de Bijloke vestigde het Museum voor Volkskunde zich in de kerk. Wanneer dit in 1962 op zijn beurt weer verhuisde naar het Alijnhospitaal werd de kerk een stapelruimte voor decors van de Opera. Het klooster kende in deze periode vooral een verdere opdeling in kamers waardoor het geheel meer weg had van een beluik. De refter was dan weer de geschikte locatie voor een katholieke zondagsschool en later voor de schutters van de Sint-Jorisgilde. In 1977 komt het klooster in handen van de provincie en de resterende bewoners krijgen hun huuropzeg. Hierna wordt het Pandinistisch Verblijvingsfront opgericht dat
zich inzette om de bewoners in het ‘pand’ te laten blijven. In 1981 ruilden de provincie en de stad Gent de tweede pandhof (langs de Lange Steenstraat) voor de kerk. De stad restaureerde het complex en bracht er sociale woningen in onder. De provincie van haar kant restaureerde de infirmerie en de brouwerij, het Oud Huis, de Lange Gang, de oude pandgang en de kerk. Deze fungeren sinds 1998 als tentoonstellingsruimte. Ondertussen is de provincie nog eigenaar van een gedeelte van het complex, maar is het culturele deel, namelijk de Kunsthal, aan de stad Gent overgedragen. De sociale woningen in het pand zijn er niet meer, maar … aangezien er plannen bestaan om tot verkoop over te gaan, werd in mei 2021 het pand opnieuw gekraakt … door de ‘Pandemisten’.
Voorlopig einde
Herbestemming en pensioen In het Caermersklooster stonden de provincie en de stad Gent steeds zij aan zij. De insteek om steeds op multidisciplinaire wijze te werken was en is een gedeelde passie. Ook de overtuiging dat, om gebouwen een toekomst te geven, er naar hun verleden moet gekeken worden, is opnieuw brandend actueel. Het zoeken naar nieuwe bestemmingen en uitdagingen houdt een site net levendig, zolang het met eerbied en respect voor de grijze haren en jaren van verdienste gebeurt. Want geef toe … sommige monumenten gaan nooit echt op pensioen.
Het voormalige Museum van Oudheidkunde in de kerk van het klooster van de geschoeide karmelieten © Stad Gent, De Zwarte Doos, Archief Gent, AG_MA_SCMS_PBK_1612
De vele vondstmeldingen en het systematisch archeologisch onderzoek wijzen erop dat dit gebied een rijk en complex bodemarchief bezit. De verschillende sporen en bijhorende vondsten getuigen van diverse activiteiten, zeker vanaf de tweede helft van de 12de eeuw. Misschien wel even enigmatisch als de vele onderzoekscampagnes zijn de vele zoektochten naar een invulling. Het Caermersklooster is een site in voortdurende beweging. Zo evolueerde het van een groot en bloeiend religieus complex naar een site in verval; om vervolgens gered te worden vanuit het ene herbestemmingsidee naar het ander en tegelijk te verhuizen van de ene eigenaar/bewoner naar de andere. En het eindpunt is nog niet bereikt.
23
ES_april 2022_special.indd 23
14/04/22 09:08
EN TOEN WERD HET HEET ONDER DE VOETEN PESSINUS, CULTUSCENTRUM VOOR CYBELE lien lombaert
Waar kan een muurwerkarcheoloog zijn hartje beter ophalen dan in een antieke stad? Dat was waarschijnlijk één van de redenen om OostVlaanderen, dat niet rijk is aan stenen ruïnes, gedurende 14 zomers in te ruilen voor de agora, het theater en het tempelcomplex van Pessinus.
Een opgravingsteam van de Universiteit Gent trotseerde jaarlijks het Turkse fijn stof en de hitte onder leiding van professor dr. Devreker om in het belangrijkste cultuscentrum van de, in oorsprong Anatolische, godin Cybele campagne te voeren. Tot nu toe onderzocht het team enkel het tempelgebied en de noordelijke necropool grondig. De andere delen van de stad blijven nog te ontdekken. Luc was er reeds eind jaren 80 gaan helpen en moet er een degelijke indruk hebben nagelaten. Eind jaren 90 vroeg de universiteit een samenwerking aan met de provincie in de vorm van het uitlenen van de provinciaal archeoloog en collega’s van het pam Velzeke. In 2009, naar aanleiding van het emeritaat van professor Devreker, werd het onderzoek van de antieke stad overgedragen aan een team van de Universiteit van Melbourne.
1
24
ES_april 2022_special.indd 24
14/04/22 09:08
2 3 4
1. Groepsfoto op de noordelijke, hoger gelegen necropool in 1987 © Universiteit Gent 2. De noordelijke necropool diende als steengroeve tijdens de hellenistische fase van de stad en als begraafplaats tot de laat-Romeinse periode. In de vroeg-Byzantijnse tijd werd een burcht opgetrokken, vandaar de pithoi of voorraadpotten om belegeringen het hoofd te kunnen bieden © Universiteit Gent 3. Luc doet nauwkeurige metingen in 1998 © Universiteit Gent 4. In 2000 is Luc opnieuw een onmisbaar lid van het team © Universiteit Gent
25
ES_april 2022_special.indd 25
14/04/22 09:08
2 1
3
26
ES_april 2022_special.indd 26
14/04/22 09:08
4 5
1. Dat creativiteit een van Lucs sterke punten in bewijst hij in 2002 © Universiteit Gent 2. De zitbankfragmenten van het kleine ellipsvormige theater worden teruggeplaatst. Op de voorgrond zie je zuilen van de overdekte zuilengalerij, daarachter de marmeren zitstenen van het klein theater uit de Severische periode, vervolgens het trappentheater en het tempelcomplex uit de vroeg-Romeinse periode © Universiteit Gent 3. Van boven naar beneden zijn het tempelcomplex, trappentheater, klein theater, stoa of zuilengalerij en de agora uit de laat-Hellenistische periode zichtbaar © Universiteit Gent 4. Luc bestudeert een muur van het tempelcomplex in 2006 © Universiteit Gent 5. Het is niet altijd gemakkelijk een ladder te plaatsen tussen de stenen, soms is een collega sneller voorhanden, 2005 © Universiteit Gent
ES_april 2022_special.indd 27
14/04/22 09:08
1
1. Het team van de campagne in 2006 © Universiteit Gent
2
2. Er is nog maar een kleine hoek van de agora archeologisch onderzocht © Universiteit Gent 3. Een minaret torent uit boven het tempelcomplex, 2006 © Universiteit Gent 4. De Oost-Vlaamse identiteit was jarenlang verzekerd in Pessinus © Universiteit Gent 5. Met een kraan worden zware stukken verplaatst, 2006 © Universiteit Gent 6. Zwaar materiaal wordt ingezet tijdens het terugplaatsen van zuilen van de zuilengalerij in 2008 © Universiteit Gent
28
ES_april 2022_special.indd 28
14/04/22 09:08
3 4 5
6
ES_april 2022_special.indd 29
14/04/22 09:08
Gedreven, vernieuwend en recht door zee carolien van hecke en johan hoorne
Luc is voor velen een gewaardeerd collega waarmee ze jarenlang op een positieve manier samenwerkten. Ex situ ging praten met een van die mensen die Luc al vele decennia professioneel door en door kent: Marie Christine Laleman, vroegere stadsarcheoloog van Gent.
“Hij is vooral een verbindende factor geweest”
30
ES_april 2022_special.indd 30
14/04/22 09:09
“Luc is altijd heel inventief geweest.” Ex situ – Hoe heb je Luc eigenlijk leren kennen? Marie Christine – “Luc is nog een stukje jonger dan ik. We zijn niet helemaal van dezelfde generatie, maar ik ken hem bijna vier decennia in het werkveld. En eigenlijk heb ik hem op elk moment in zijn loopbaan wel ontmoet, ook voordat hij bij de provincie werkte. Wanneer hij voor de provincie begon te werken heb ik hem echt professioneel leren kennen.” – Hoe was Luc als persoon om mee samen te werken? Marie Christine – “Als er een woord is dat bij Luc past dan is dat ‘gedrevenheid’, over om het even welk onderwerp. Als hij zich ergens moet inwerken of hij moet iets oplossen dan gaat Luc tot op het bot. Hij kan ook anderen meetrekken in zijn gedrevenheid. Hij heeft dat nu nog altijd.” – Is dat zijn grootste troef? Marie Christine – “Voor het vakgebied is het een zeer grote troef. Voor zijn eigen gezondheid, misschien niet altijd. Ik denk dat hij zich wel een paar keer vergaloppeerd heeft. En dat ook heeft moeten bekopen met een periode van minder doen. Maar van zodra hij terug in functie is, is het weer hetzelfde. Voor mij zijn de vijf kernbegrippen die Luc typeren: Open Mind, vooruitstrevend en vernieuwend, verbindend, de integratie van archeologie en monumenten, en natuurlijk die gedrevenheid.” – Hebben jullie ergens een gedeelde passie? Een deelgebied? Marie Christine – “Ik denk dat we vrij vaak op hetzelfde pad zaten, maar met andere verantwoordelijkheden. Hij bij de provincie, ik bij de stad. We stonden beiden altijd open voor anderen en voor vernieuwingen in het vakgebied. Je mag ook niet vergeten dat wij getuige zijn van ontzettend grote veranderingen: op vlak van techniek (van optekenen op papier tot drones vandaag), maar ook op het gebied van de wetgeving. We zaten zeker op de zelfde lijn om de archeologie te integreren in bouw- en restauratiewerken. Luc heeft ook de archeologie in de monumentenzorg een plaats gegeven, op een ogenblik dat het totaal not done was. En ook de openheid naar het publiek toe, we probeerden altijd het publiek te betrekken bij alles wat we deden, in publicaties, lezingen,…. Ik denk alleen dat ik wat diplomatischer was dan Luc (lacht). Luc was heel direct. Hij heeft een grondige kennis en verkoopt nooit lucht.” – Jullie hebben het hele traject meegemaakt: de eerste
archeologiewetgeving tot nu.
Marie Christine – “Dat klopt en we voelden vaak dezelfde frustraties. Wij hadden vaak het gevoel dat de nieuwe wetgeving terug een stuk terug naar af was tegenover het punt dat wij al hadden bereikt. Archeologie was bij ons bijvoorbeeld al
IN TER VIEW
geïntegreerd in grote bouwwerken, de sector betaalde mee en we werkten samen al voor de wetgeving er was. De nieuwe wetgeving brengt een hele reeks reglementeringen en een centralisatie naar de regio Vlaanderen. Dat was voor ons een terugkeer naar af, en dat was soms moeilijk.” – Wat is de betekenis van Luc voor de archeologie in Oost-
Vlaanderen?
Marie Christine – “Hij is vooral een verbindende factor geweest. Oost-Vlaanderen is zo’n provincie die enorm rijk is aan archeologische actoren zoals steden, gemeenten, archeologische diensten, IOED’s, verenigingen en universiteit. Dat merk je in studiedagen, waar hij rond een bepaald thema altijd een zeer divers programma en publiek samenbrengt. Multidisciplinariteit is altijd belangrijk voor Luc. En door het ter beschikking stellen van een zaal, het bijdragen tot de kosten, inhoudelijke uitwerking, komt de rol van de provincie tot uiting. Ook voor het integreren van archeologie in de stedenbouwkundige wegen van de provincie speelde hij een cruciale rol.” – Hij gaat gemist worden? Marie Christine – “Zeker! Dat heb je na een carrière van decennia. Je kan alleen hopen dat datzelfde elan voortgezet wordt. De mentaliteit van de hele maatschappij is ondertussen wel veranderd. Toen wij begonnen, stond men vrij open voor archeologie. Ik denk dat dat de dag van vandaag moeilijker ligt. Dat komt omdat het individuele belangrijker is geworden dan het collectieve belang en dat het administratieve doorweegt op het inhoudelijke.” – Op welk moment heeft Luc jou verrast? Marie Christine – “Op veel momenten! Luc is altijd heel inventief geweest. Hij weet ook thema’s uit te pikken die erg relevant zijn op dat moment. Hij vindt steeds de nieuwe elementen, hij is erg vooruitstrevend. Hij was bijvoorbeeld de eerste die ooit een projectarcheoloog heeft laten aanstellen. Voor het onderzoek van het klooster van de geschoeide Karmelieten in ‘98 heeft hij via het architectenbureau een archeoloog laten aanwerven om voor een deel van dat Caermersklooster een vooronderzoek te doen. Lang voor het gebruikelijk was! Als ik zie wat Luc met de donjon in Nevele heeft gedaan, dat is echt erg boeiend en nieuw.” – Als lotgenoot, heb je tips voor Luc voor zijn pensioen? Marie Christine – “Ik denk dat Luc genoeg interesses heeft dat hij dat zelf kan invullen (lacht). Ik hoop dat hij nog in de archeologische wereld, in de breedste zin, zal te zien zijn. Hij is ook een groot reiziger, dus ik hoop dat hij daar nu meer tijd voor kan nemen.” 31
ES_april 2022_special.indd 31
14/04/22 09:09
Middeleeuwse bouwsels als ideale lokstof Luc begeestert en bevestigt iedereen rondom hem in hun passie voor het verleden en haar overblijfselen. Dat is voor Erfpunt en zijn medewerkers niet anders geweest. Als ‘nabije buitenstaander’ is hij bovendien op cruciale momenten een klankbord geweest. Met zijn creativiteit en geestdrift liet hij niet zelden spontaan nieuwe ideeën of plannen ontluiken. Ook voor de bestuursleden, die niet voltijds met erfgoed bezig zijn, was hij een welkome vraagbaak op momenten dat dat erfgoed wel eens abstract werd.
ES_april 2022_special.indd 32
14/04/22 09:09
De Singelberg tijdens de Archeologiedagen in 2020 © gemeente Beveren inge baetens en bart lauwers
M
eer dan twintig jaar zetelde Luc als vertegenwoordiger van de provincie Oost-Vlaanderen en adviseur in de raad van bestuur van de toenmalige ADW (Archeologische Dienst Waasland) en het huidige Erfpunt. Vanuit zijn expertise stond hij vaak, in zijn objectieve en heldere stijl, de raadsleden bij wanneer het ging over inhoudelijke aspecten van de werking. Zo speelde hij ook een wezenlijke rol bij de omvorming van een zuiver archeologische dienst naar de veelzijdige intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst die Erfpunt nu is. Daarin bleef Luc steeds hameren op het belang van eigen expertise rond archeologisch terreinwerk en het behoud van een performante terreinequipe. Lucs ‘nabijheid’ in de raad van bestuur maakte hem natuurlijk ook een geliefkoosd klankbord. Hij stond tegelijk dichtbij en veraf genoeg om de onbevangen blik te bieden die Erfpunt soms nodig had. Iets aftoetsen, even buiten de comfortzone denken of gewoon iets naar zijn normale proporties terugbrengen, daar stond Luc voor klaar. Dat deed hij altijd met zin voor nuance, met aandacht voor alle standpunten en met een oog op de toekomst. Luc zijn gekende flair werkte begeesterend en aanstekelijk, waardoor obstakels vanzelf al een pak minder onoverkomelijk leken.
Konijnen in de motte Als er ergens een middeleeuws bouwsel opdook, dan werd er altijd aan zijn mouw getrokken natuurlijk. Even later stond hij dan mee op de steigers of in de kelders. Turend, peinzend, luidop denkend en docerend. Een kort vloekje zo nu en dan, niet van ongenoegen of frustratie, maar zo één van ongeduld en ter bevestiging
33
ES_april 2022_special.indd 33
14/04/22 09:09
1 2
3 4
1. Hof ter Welle in Beveren © Erfpunt 2. In de middeleeuwse kelder… © B. Verwerft 3. De versteende vakwerkbouw in Hof ter Welle © J.-P. Van Roeyen 4. Hof ter Welle in Beveren © Erfpunt
34
ES_april 2022_special.indd 34
14/04/22 09:09
Inspectie op de Singelberg © B. Verwerft
van het plezier. En dan het eureka-moment, gevolgd door een omstandig en met krachtige gebaren ondersteund exposé. Zoals bijvoorbeeld in Hof ter Welle, een uit de kluiten gewassen laatmiddeleeuwse walgrachtsite met ‘neerhof’ en residentieel uitgebouwd ‘opperhof’ in Beveren-Waas. Nogal motte-achtig allemaal dus, en met een torenachtig volume bovendien waarrond alles opgebouwd leek. Hof ter Welle deed tussen 1732 en 1988 dienst als klooster en weeshuis, en is sinds 2017 het decor voor het Beverse erfgoedhuis. Maar in de eeuwen daarvóór behoorde het Hof toe aan verschillende opeenvolgende adellijke geslachten, die de middeleeuwse site telkens uitbouwden en aanpasten aan de smaak van hun tijd. De archeologen van Erfpunt gingen in 2015 in de kelders en op de binnenkoer van het hof op zoek naar sporen van het illustere mottekasteel dat al sinds vorige eeuw de lokale gemoederen beroerde. Naast die donjon was er immers ook dat 18de-eeuwse plan waarop het ‘opperhof’ als ‘de mote’ werd aangeduid, toch? Het team constateerde echter dat er van een volmiddeleeuwse, opzettelijk opgeworpen aarden heuvel geen sprake was. Integendeel, de oudste sporen uit de 13de-14de eeuw bleken diep weggestopt onder meerdere dikke nivelleringen van jongere datum. Om te bewijzen dat het Hof op een volmiddeleeuwse heerlijke versterking teruggaat, rustte alle hoop dus nog op de donjon. En dan bel je Luc natuurlijk. Die had uiteraard niet veel aansporing nodig om zijn agenda om te gooien en twee dagen later in Beveren te staan. In een onnavolgbaar één-tweetje met compagnon Jan Van Damme werd een aanhoudende reeks werkhypotheses luidop gemonsterd, afgewogen en weer verworpen. Om finaal tot het spijtige, maar ook enigszins verwachte besluit te komen dat de ‘donjon’ niet meer kon zijn geweest dan een torenachtige, later ‘versteende’ vakwerkbouw met muren van niet meer dan een tiental centimeter dik.
Eén welgemikte vuurpijl, en van de ‘donjon’ zou niet meer dan wat as, houtskool en leem zijn overgebleven. Het kon Luc niet deren: de jacht was zeker zo leuk als de vangst. En voor een landelijke regio als het Waasland blijft een goed bewaard laatmiddeleeuws relict als dit een hoogst zeldzaam goed. In het Van Eyckjaar 2020 kreeg hij opnieuw de kans om een motte te inspecteren. Een onbetwist exemplaar, deze keer. De Singelberg, de castrale motte en machtsbasis van de middeleeuwse heren van Beveren, werd één van de blikvangers van Vijd Awa, het cultureel en toeristisch erfgoedproject rond Joos Vijd, de Beverse opdrachtgever voor het Lam Gods van de Van Eycks. Voor de Archeologiedagen zouden we met de bodemscanner op zoek gaan naar de verdwenen walgrachten rondom de motte. Dit is wellicht het oudste overgebleven monument van het Waasland, maar het verkeert al jaren in een barslechte staat. Ontelbare generaties konijnen hadden de motte duchtig doorzeefd en een verregaande erosie in gang gezet. De taskforce die het probleem moest evalueren en aanpakken zocht Luc aan als expert ter zake. En zo kwam het dat het team hem op een frisse voorjaarsdag voorovergebogen aantrof op de Singelberg, turend en speurend in konijnenholen en onder afgekalfde heuvelflanken. Luc voorop, van gat naar gat, en iedereen gebiologeerd luisterend erachter. De onverlaten zijn intussen vogelvrij verklaard: een gecontroleerde jacht moet nu verder verval van het beschermde landschap voorkomen.
Game of Thrones in het Waasland Enkele weken later stond Luc alweer in het Waasland. Bij de voorbereiding van het Vijdjaar in Beveren was historicus Bert Verwerft bij toeval op een vergeten parel gestoten. De Erfpunt-archeologen vielen van hun stoel toen ze de foto’s zagen: een volledig intacte middeleeuwse kelder, pilaren en lampnissen incluis, grotendeels in Doornikse kalksteen. Uitgerust zelfs met verweerd houten
meubilair en verlicht met kandelaars – de eigenaar hield er nog af en toe een dinertje onder vrienden. Game of Thrones in het Waasland. Een lokale heemkundige had 60 jaar geleden eens iets over de kelder geschreven, maar sindsdien was dit monumentale relict onbegrijpelijkerwijze terug in de vergetelheid geraakt. Onnodig te zeggen dat het team geen moeite moest doen om Luc te lokken. Iedereen murwde zich op een zonnige ochtend eind juni door een smalle doorgang naar binnen in de kelder. Het duurde even vooraleer ieders ogen gewend raakten aan het beperkte sfeerlicht, maar die van Luc fonkelden alvast bij hetgeen zich voor hem ontvouwde. De aanwezigen lachten elkaar toe van achter mondmaskers in gedeelde affectie en bewondering voor het ongecompliceerde enthousiasme waarmee Luc de puzzel legde. Iedereen genoot zichtbaar van zijn jeugdige gretigheid en bevlogenheid, en van het vuur in zijn betoog. Het raadsel werd niet volledig ontrafeld, maar dat bleek voor niemand een domper. De geestdrift waaraan het team even deelgenoot was gemaakt had iedereen, ook degenen die Luc nog niet kenden, aangestoken en vleugels gegeven. Champagne werd ontkurkt en plannen gesmeed om er in de toekomst nog eens het hoofd over te breken. De jacht was, opnieuw, minstens zo mooi als de vangst. 35
ES_april 2022_special.indd 35
14/04/22 09:09
Kronkelwaardruggen en bolle akkers
Geopark Schelde Delta in wording
“Je staat hier bovenop een groot zoetwatermeer uit het einde van de laatste ijstijd!” tijdens Archeologiedagen in de Moervaartdepressie
36
ES_april 2022_special.indd 36
14/04/22 09:09
Uitzonderlijk goed bewaarde kronkelwaardruggen als kleine, bultige getuigen van een meanderende Schelde, zichtbaar onder de Oude Dreef in Berlare. Studenten Aardrijkskunde van de Arteveldehogeschool ontwerpen infoborden om deze geologische eigenschappen te duiden aan voorbijgangers
Wat hebben een Vlaams-Nederlands Geopark en de provinciaal archeoloog van Oost-Vlaanderen gemeen? Ze zijn beiden uniek in hun soort. Nergens ter wereld is er een deltagebied - estuarium om correct te zijn - waar de wisselwerking tussen natuurlijke processen en cultuurhistorie zo aanwezig is als hier in deze uitgestrekte Schelde Delta. Dit estuarium heeft alles in zich om als UNESCO Global Geopark erkend te worden. Hierbij is de inbreng en het vurig enthousiasme van Luc Bauters even uniek in zijn soort. Sinds de start van dit project maakt hij namelijk deel uit van het kernteam en is hij mede-coördinator van de wetenschapskamer, een gedeelde functie met een Zeeuwse collega. gunter deleu
E
en UNESCO Global Geopark is een geografisch gebied dat door UNESCO erkend wordt omwille van de internationale geologische betekenis van dit landschap. Hierbij hoort een holistisch concept van bescherming, educatie en duurzame ontwikkeling, en een bottom-up benadering om natuurbehoud te combineren met een toeristisch en recreatief aanbod. UNESCO wil hierbij dat de lokale gemeenschappen maximaal betrokken worden. Op dit moment zijn er 169 UNESCO Global Geoparks in 44 landen. Het idee om een Geopark uit de grond te stampen rond de invloed van de Schelde op onze geologie, ontstond in 2014 vanuit de werking rond de Brabantse Wal in Noord-Brabant, Nederland. In 2019 kwamen de provincies Zeeland, Noord-Brabant, Oost-Vlaanderen en Antwerpen overeen om samen het voortouw te nemen. Het gevormde kernteam en de wetenschapskamer beslissen over de contouren van het Geopark gebied en de belangrijkste geologische sites die hierin liggen. In 2020 trad ook West-Vlaanderen toe tot het kernteam.
hebben in de loop van de tijd hun sporen achtergelaten in de ondergrond. De diverse lopen van de Schelde zijn tekenend voor het landschap. Karakteristieke elementen zijn bijvoorbeeld oude meanders, verdronken dorpen, de Wase cuesta, middeleeuwse bolle akkers, veenwinning, forten, dijken, vestingen, linies… Elke plek heeft haar eigen verhaal. Er is geen onderwerp zo inspirerend als een rivier die door het landschap stroomt. De Schelde, met haar zijrivieren zoals de Rupel en de Durme, is al eeuwen een inspiratiebron voor verhalen.
De delta en Luc
Klimaatuitdagingen en de toekomst van het Geopark
Het gebied van de Schelde Delta is 5.500 km² groot, omvat 61 gemeenten, en telt 1.500.000 inwoners. Zee en rivieren
Luc Bauters is als bevlogen archeoloog van de provincie Oost-Vlaanderen lid van het kernteam en mede-coördinator van de Wetenschapskamer. Hij kent het gebied echt van binnen en van buiten! Luc neemt, met zijn laarzen in de modder, steeds alle aanwezigen, jong en ouder, mee in zijn passie voor de ondergrond! Zijn talent om breed te denken en verschillende disciplines te verbinden zijn noodzakelijk om een complex verhaal als dat van de delta te vertellen.
De Schelde Delta verandert al miljoenen jaren regelmatig van gedaante. En al
even lang spelen klimaatveranderingen, zeespiegelstijgingen en rivierlopen het gebied en de bewoners parten. Het deltagebied is een soort levende experimenteerruimte. Op het gebied van klimaat staan we voor grote uitdagingen. Zware regenval en aanhoudende droogte zijn geen uitzondering meer. Nieuwe studies laten een zeespiegelstijging zien van 2 tot 3 meter in het jaar 2100. Door naar het verleden te kijken, leren we om te gaan met de klimaatuitdagingen van vandaag en morgen. En belangrijker nog: het relativeert, motiveert en geeft inspiratie om mee te bewegen ‘on the tides of time and climate’. Want één ding is zeker: het gebied waarin we wonen blijft veranderen. De initiatiefnemers dagen gemeenten, onderwijsinstellingen, onderzoeksinstituten, musea, bedrijven en maatschappelijke organisaties uit om de krachten te bundelen tot het behalen van het UNESCO-label en actief bij te dragen aan de status van Geopark voor ons deltagebied. In november 2021 telde het samenwerkingsverband reeds 133 partners. Ondanks de covid19-beperkingen wordt er naarstig verder gewerkt aan het bidbook en het meerjarenplan. Eind 2022 dienen we de kandidaatstelling bij UNESCO in om erkend te worden als UNESCO Global Geopark. www.scheldedelta.eu 37
ES_april 2022_special.indd 37
14/04/22 09:09
Hugo Schaeck in 2013 bij de ontdekking van de toegang, dit is buitenkant van de donjon, en tijdens het openen van de toegang, dit is de binnenkant van de donjon © Hugo Schaeck
Selfie in de holte van de toegang, voor die opengemaakt werd, en het gat waar hij door kroop © Luc Bauters 38
ES_april 2022_special.indd 38
14/04/22 09:09
Als Kuifje in Nevele Het verhaal van een verborgen donjon Eén van de blikvangers in de gloednieuwe permanente tentoonstelling in het Erfgoedcentrum in Ename wordt een openschuifbare maquette van de donjon van Nevele. Dat er in Nevele ooit een donjon gestaan heeft, wisten sommige heemkundigen wel, maar dat er ook nog muurresten waren, was weinig waarschijnlijk. Het verhaal van het terugvinden van een duizend jaar oude muur en een verborgen stenen trap, leest een beetje als Kuifje in Nevele. els otte
L
uc heeft iets met donjons. Hij ontdekte er één in Moortsele, wat heden ten dage heel uitzonderlijk is, maar hij liep er ook één eerder toevallig tegen het lijf, die van Nevele. De donjon, een feodale versterkte bewoningsvorm en symbool voor macht, prestige en hoge status, kent samen met de castrale motte een sterke opgang vanaf de 11de eeuw. Een donjon of meestentoren is meestal omgracht en kenmerkt zich verder door een stenen torengebouw waar de heer ook effectief verbleef. Die toren bestond uit verschillende verdiepingen met ruimtes voor opslag, ontvangst, wonen en slapen. Het meest kenmerkende was vooral het sterk defensief en gesloten karakter dat zich vertaalde in een verdedigingsplatform op het bovenste niveau, weinig doorbrekingen in de dikke muren en een ingang op de eerste verdieping, met een houten trap te bereiken. Met het opkomen van de waterburchten verliezen de donjons stilaan hun woonbetekenis om volledig uit te doven in de 16de eeuw door de opkomst van het kanon.
Viercante torre De donjon van Nevele werd vermoedelijk gebouwd in de 11de eeuw, herbouwd tot een kasteel en drie eeuwen later beschreven als een “viercante torre ghemetst van blauwe schorre”. In 1489 hebben de Gentenaren de intussen opgetrokken bijgebouwen afgebroken om er de Gentse stadsversterking mee te bouwen. De veldstenen muren van het torengebouw lieten ze ongemoeid, want die waren minder geschikt voor hergebruik als bouwmateriaal. De toren werd een gevangenis. In 1809 integreerde de weduwe van burgemeester Carbonelle de oude toren in het nieuwe empirekasteel, dat enkele decennia later klooster en school werd. In die tijd werd de toren afgebroken. Of toch niet helemaal? Hoe kon de donjon zo lang onopgemerkt verborgen blijven in hartje Nevele? Reeds in 1992 fronste de provinciaal archeoloog het voorhoofd bij het lezen over de donjon van Nevele in een heemkundig artikel in Het Land van Nevele. Een zeker Antoine Janssens had in 1940 veldstenen
muren bestudeerd in een Nevels empirekasteel en was ervan overtuigd dat de muren deel uitmaakten van het 19de eeuwse bouwwerk. Veldstenen muren in een empirekasteel? Lucs belangstelling was gewekt en hij ging ter plaatse kijken. Omdat veldsteen een typisch bouwmateriaal was van de vroege en volle middeleeuwen, concludeerde hij al snel dat de muren niet bij het kasteel hoorden, maar afkomstig waren van een middeleeuwse donjon. Het eerste puzzelstukje was gelegd.
Hoor wie klopt daar Enkele jaren later heropenden heemkundigen Hugo Schaeck en Raf Walgraeve het onderzoek en vormden ze een archeologische werkgroep samen met professionelen waaronder Luc Bauters. De zoektocht naar de verdwenen donjon kon nu echt beginnen. Op Open Monumentendag 2001 wilde de Heemkundige Kring van Nevele het kasteel openstellen voor het publiek. Om de mogelijkheden te bespreken met eigenaar Jules Schelstraete, gaf deze hen een rondleiding.
39
ES_april 2022_special.indd 39
14/04/22 09:09
Hij vertelde over een geheime gang die achter een muur zou liggen en zette zijn verhaal kracht bij door op de holle muur te kloppen. Hugo wist niet wat hij hoorde en kon Jules ervan overtuigen de muur open te breken. Het gebouw was toch in restauratie en Jules gaf zijn akkoord. Geen geheime gang, wel een muur die een halve meter dieper lag: de fundering van de donjon, zo bleek. Geschiedenisboeken, geschreven bronnen en oude landkaarten werden bestudeerd. Elk spoor van de donjon van Nevele werd nauwkeurig bijgehouden en bediscussieerd door De vrienden van de donjon.
De binnenmuur is eigenlijk de buitenmuur Nog spannender werd het in 2013. Het kwam de heemkundigen ter ore dat Carl Schelstraete en zijn vader Jules plannen maakten voor een nieuwe renovatie. Hugo Schaeck was welkom een kijkje te komen nemen en zag op de eerste verdieping een boog afgetekend in de bepleistering. De verbouwing werd met zes maand uitgesteld en Hugo en enkele anderen kregen toelating om het pleisterwerk van de volledige binnenmuur van de achtergevel van het kasteeltje weg te nemen. Luc zorgde voor de wetenschappelijke ondersteuning en tekende alles nauwkeurig in. Een gigantische muur in veldsteen werd blootgelegd. De boog op de eerste verdieping was afkomstig van een toegemetselde deur. Vergelijking met andere donjons deed besluiten dat het de ingangspoort van de donjon was hoog boven de grond, te bereiken via een houten buitentrap. Liep je daar duizend jaar geleden door, dan kwam je in de ontvangstruimte terecht met daarboven de woonruimte. De slaapvertrekken bevonden zich nog een verdieping hoger, net onder het defensief platform. Op het gelijkvloers was doorgaans een opslagruimte die enkel van in het gebouw te bereiken was. Pas wanneer de onderzoekers zich
realiseerden dat de binnenmuur van het kasteeltje de buitenmuur van de donjon was, begon het te dagen hoe de donjon er had uitgezien en hoe het 19de-eeuwse gebouw er tegenaan was geplakt.
Geheime trap Maar het bleef niet bij de ontdekking van de toegangspoort alleen. De alerte archeoloog Sam De Decker merkte licht op achter een grote spleet in de muur van de eerste verdieping. Daar bleek een smalle, steile trap in de muur ingewerkt. Het is de binnentrap die tot het verdedigingsplatform leidt. Wat een emoties moeten de onderzoekers gevoeld hebben toen ze voor het eerst op die trap en in de muur stonden.
punten van zijn loopbaan. De geheimen rond de donjon van Nevele hielden hem jarenlang in de ban, als Kuifje in een exotisch avontuur. Samen met andere archeologen, enthousiaste vrijwilligers en de eigenaar is hij erin geslaagd een stuk middeleeuwse geschiedenis steentje voor steentje te reconstrueren, te conserveren en in situ zichtbaar te maken. Teamwork op zijn allerbest.
De steektrap © agentschap Onroerend Erfgoed / Kris Vandevorst
Het fantastische aan al deze ontdekkingen is niet alleen dat het mysterie rond de donjon van Nevele beetje bij beetje opgelost werd en dat Oost-Vlaanderen een donjon rijker werd. Maar bovenal dat de eigenaar zijn verbouwplannen van dit niet-beschermde monument aangepast heeft en de duizend jaar oude muur zichtbaar heeft gelaten in de woning. Dat getuigt van ongewoon veel respect en zorg voor dit zeldzaam erfgoed.
Heemkundigen, professionelen en eigenaars: één team Het enthousiasme van het team in Nevele waaide over naar de provinciale kantoren in Gent, waar Luc zijn collega’s mee aan het tekenen, denken en schrijven zette. Collega en goede vriend Jan Van Damme visualiseerde hun bevindingen en hypotheses in 3D-tekeningen. Als kers op de taart wonnen De vrienden van de donjon in 2017 de Publieksprijs van de Vlaamse Onroerenderfgoedprijs. Het onderzoek naar de donjon bracht de inwoners dichter bij elkaar en dichter bij hun rijke, plaatselijke geschiedenis die plots veel belangwekkender en tastbaarder werd. In een interview omschrijft Luc de puzzel van de donjon als een van de hoogte-
40
ES_april 2022_special.indd 40
14/04/22 09:09
1
1. Tijdens het intekenen van de vrijgemaakte muur in de traphal © provinciebestuur OostVlaanderen 2. De overgebleven donjonmuur, geprangd tussen een schoolgebouwtje en het kasteeltje en bekroond met een kleine klokkentoren © agentschap Onroerend Erfgoed / Kris Vandevorst 3. Ontwerpvoorstel van de openschuifbare maquette, in donkergrijs de reconstructie van de donjon, in het wit de bestaande gebouwen © Madoc 4. De renovatieplannen werden hertekend om de donjonmuur vrij te laten, de toegangsdeur is zichtbaar vanuit de nachthal en de woonkamer © agentschap Onroerend Erfgoed / Kris Vandevorst 5. 3D-tekening die duidelijk maakt hoe de trap ingewerkt zit in de dikte van de muur © Jan Van Damme
2 3
5
4
41
ES_april 2022_special.indd 41
14/04/22 09:09
De voetafdruk van een provinciaal archeoloog Gedreven door de geest van Malta Een leven als archeoloog, mits een aantal zijsprongen, dat laat zo zijn sporen na op maatschappelijk en persoonlijk vlak. Dat was bij Luc Bauters natuurlijk niet anders, al bestaat de archeologische voetafdruk van een provinciaal archeoloog doorgaans niet uit een eindeloze reeks van archeologienota’s, eindrapporten of artikels. Wel was Luc decennialang een administratief trekpaard die voor en vooral achter de schermen noest het hobbelige pad bleef effenen zodat vaklui, beleid en publiek steeds vlotter de weg naar de stiel én elkaar wisten te vinden. We durven het, eujeuhh, zelfs nog scherper te stellen: Luc zijn loopbaan verliep naadloos synchroon met de uitbouw van de Vlaamse Archeologie in al haar facetten, en dat is geenszins een toeval.
wim de clercQ, bart cherretté en lien lombaert
T
oen Luc in 1992 als eerste provinciaal archeoloog de kantoren van Dienst 92 - Monumentenzorg en Kunstpatrimonium aan de Gentse Vogelmarkt binnenstapte, was dat niet als een archeologisch onbeschreven blad. De jaren voordien was hij immers één van de drijvende veldkrachten in het onderzoek naar de Gallo-Romeinse bewoning tussen Leie en Schelde, uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Gent. Geboren en getogen in Eke kende hij de archeologie op de kouterruggen langs de Schelde immers als geen ander. Zijn licentiaatsthesis over Eke (1982) is
nog steeds een klassieker in de reeks van toen als eindwerk zeer populaire Landesaufnahmes: diachrone archeologische streekbeschrijvingen gebaseerd op een wijde waaier van technieken, gaande van veldprospectie, materiaalstudie tot historisch kaartonderzoek. Het gaf Luc en een hele generatie Gentse archeologen een breed en periode-overstijgend perspectief: archeologisch, bouwkundig en landschappelijk erfgoed zijn onlosmakelijk met elkaar vervlochten. Deze visie en aanpak zouden Luc gedurende zijn verdere loopbaan blijven kenmerken.
Vogelperspectief Toen hij echter als nieuwbakken OostVlaams provinciaal archeoloog schop en truweel steeds vaker omruilde voor pen en papier, betrad hij een quasi onbetreden terrein. Als eerste volwaardig provinciaal beleidsarcheoloog in Vlaanderen hakte hij als pionier een terechte plaats uit voor de Archeologische Monumentenzorg op het provinciaal niveau, gewrongen tussen de hogere en lagere beleidsniveaus in. Het was geen evidentie, maar hij zag het terecht als hét ideale niveau om beleid te maken: niet
42
ES_april 2022_special.indd 42
14/04/22 09:09
Luc aanwezig op de opgraving Latem Kerkplein in 1979 © Peter Van der Plaetsen
De provinciaal archeoloog samen met de Archeologische Werkgroep voor Zuid-Oost-Vlaanderen tijdens een noodopgraving in de Gallo-Romeinse vicus van Velzeke © provinciebestuur Oost-Vlaanderen
van onder de kerktoren in Eke of vanuit de wolkenkrabber in Brussel, maar wél vanuit een adequaat tussenniveau dat toelaat om een uniforme aanpak en netwerken uit te werken op een wijze die landschaps- en streekgebonden bepaald is. Een vogelperspectief dus, en dat mag best letterlijk genomen worden want Luc zorgde er jarenlang ook voor dat de archeologische luchtfotografie op het grondgebied van de provincie kon blijven doorgaan en zo een sterk instrument werd voor het onderzoek én beheer van het archeologisch en landschappelijk erfgoed.
Door de federalisatie van de archeologie en de uitbouw van het decretale kader sinds 1993 adviseerde Luc tientallen bouwdossiers per jaar, al was dit maar een topje van een frustrerend grote ijsberg aan ingrepen die verstoken bleven van enig (bindend) advies, laat staan een daadwerkelijke archeologische begeleiding. Dit en enkele hete hangijzers zoals de debacles bij de bouw van de Flanders Expohallen en de aanleg van de aardgasleiding naar Quévy (1992) zetten Luc en enkele collega’s aan om van de integratie van archeologie in ruimtelijke planning en van de archeologische begeleiding van
grote bouwprojecten een topprioriteit te maken. Binnen de provinciale diensten, maar ook met de Vlaamse en gemeentelijke overheden, trachtte hij archeologie in het plannings- en uitvoeringsproces van grote werven te integreren. Dit was geen sinecure, omdat het wettelijk kader en de vele ambtelijke en politieke geesten daar toen allesbehalve rijp voor waren. Hij moest het echter hebben van zijn volhardendheid en mondelinge vaardigheden, mét succes. Oost-Vlaanderen was namelijk de eerste provincie die zelf archeologen aanwierf voor de continue begeleiding van specifieke, grote bouw-
6 ES_april 2022_special.indd 43
43
14/04/22 09:09
Tijdens sonderingen van het Industrieterrein Langevoorde in Aalter © J. Semey, Vakgroep Archeologie, Universiteit Gent
In de werkruimte van het Erfgoeddepot helpen vrijwilligers mee skeletten te reinigen voor verder onderzoek door een fysisch-antropoloog © G. Vyverman
Een aardgasleiding ritst het landschap open en legt archeologische sites bloot, hier een opgraving ter hoogte van Oostwinkel-Leieschoot © J. Semey, Vakgroep Archeologie, Universiteit Gent
projecten. Naast het ondersteunen van de provinciale opgravingswerking in het bedreigde deel van de Romeinse vicus te Velzeke-Kwakkel, werd een archeoloog aangesteld die de constructie van de grote VTN-aardgasleiding in 1997-98 moest begeleiden. Dit gebeurde in samenwerking met de Vlaamse overheid en de bouwheer. Projectarcheologie was een ferme pionierende stap voorwaarts in de archeologische monumentenzorg, en een die ook navolging kreeg in andere provincies voor de bouw van de Hogesnelheidslijnen. Samen met de toen nog prille opkomst van de commerciële archeologie, schiep de projectarcheologie op provinciaal niveau mede de voorwaarden die aan de basis lagen van een nieuw decreet, én van een beweging die het ona�ankelijk opnam voor de belangen van de archeologie en de archeologen.
Integrale en geïntegreerde erfgoedzorg De uitbouw van projectarcheologie betekende een belangrijke stap voorwaarts in de zoektocht naar een betere afstemming tussen archeologische erfgoedzorg
en ruimtelijke ontwikkeling. In de jaren na 2000 kreeg dit streven gaandeweg een meer beleidsmatige verankering. Als niveau tussen Vlaanderen en de lokale besturen kreeg de provincie in het toenmalige decreet op de ruimtelijke ordening (1999) immers een bevoegdheid inzake ruimtelijke ordening toegewezen. Dit opende perspectieven om een meer geïntegreerde erfgoedzorg na te streven, waarbij erfgoedzorg niet langer enkel via de eigen decretale middelen vorm kreeg, maar ook via het instrumentarium van andere beleidsdomeinen uitgebouwd werd. Het was de verdienste van Luc om dit potentieel in te zien en om met positief gemoed de dialoog met provinciale ruimtelijke planners aan te gaan. Via het interdienstenoverleg ruimtelijke ordening kon een collegiale en vruchtbare samenwerking uitgebouwd worden, die het archeologisch erfgoed zeer ten goede kwam. Daar waar erfgoed op Vlaams niveau amper een plaats vond in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, verwierf het dat wel in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan.
Luc en collega’s hanteerden het basisprincipe dat erfgoed veeleer een aanwezigheid in de ruimte is, en niet zozeer een concurrentiële gebruiker ten opzichte van andere sectoren. Zo creëerden ze een hefboom om erfgoed als basiswaarde en kwalitatieve factor te integreren in de ruimtelijke planvorming. In bepaalde gevallen werd erfgoed zelfs de dragende structuur bij de uitwerking van provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. Waar dit niet mogelijk was, of waar erfgoed door haar intrinsieke aard weinig zichtbaar was, zoals archeologie, regelden de voorschriften in die plannen een proactieve registratie van archeologische erfgoedwaarden. Dit was anno 2005 zonder meer een fundamentele doorbraak voor de afstemming van archeologie op de ruimtelijke ordening, toch wel één van de basisuitgangspunten van Malta. In een periode waarin er via het Archeologiedecreet nog geen bindende voorwaarden werden opgelegd bij bouwdossiers, creëerde deze werkwijze in Oost-Vlaanderen veel mogelijkheden voor een proactieve projectarcheologie. Bij ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor de plannen
44
ES_april 2022_special.indd 44
14/04/22 09:10
Luc neemt stagiairs van de dienst Erfgoed mee op sleeptouw tijdens een expeditie landschapslezen in Munte © provinciebestuur Oost-Vlaanderen
Linde in haar laatste levensfase, ineengezakt tegen Pede’s molen in Zwalm. Van deze veteraanboom werden twijgen genomen om te vermeerderen © provinciebestuur Oost-Vlaanderen
op provinciaal en gemeentelijk niveau werden opgemaakt, was archeologisch onderzoek de facto een verplichting geworden.
Van planningsfase tot eindfase Wie vandaag een erkend onroerenderfgoeddepot binnenstapt, beseft nauwelijks dat de situatie voor archeologische ensembles nog geen tien jaar geleden op vele plaatsen abominabel was. Jarenlang was deze eindfase het ‘vergeten broertje’ binnen het archeologisch traject. Nochtans was Luc jarenlang een van de drijvende krachten om een beter behoud en beheer van archeologische collecties onder de aandacht van archeologen én beleid te brengen. In 1998 begon de provincie onder stimulans van Vlaamse subsidies in het pam Velzeke met een project om tot een overzicht te komen van de museale archeologische verzamelingen in Vlaanderen, een nulmeting die schrijnende toestanden in kaart bracht. Daaruit groeide de Denkgroep Archeologische Collecties, waarvan Luc meer dan 15 jaar trekker en voorzitter was. Dat het in de beginjaren een dikke museale
bril was waarmee naar archeologische collecties werd gekeken strookt ook met de tijdsgeest van toen. Door de privatisering van het archeologische landschap en bijgevolg de immense toename van archeologische collecties en dan zeker in de aanloop naar het Onroerenderfgoeddecreet, kwam daar structureel verandering in.
Out of the box Om het financieel verlies te compenseren van een afgesprongen huurakkoord tussen Vlaanderen en de provincie van ruimtes in het nieuwe Provinciaal Erfgoedcentrum in Ename besloot de toenmalige minister om vanaf 2012 vijf jaar subsidie te verlenen voor een proefproject archeologiedepot. Ondertussen had de provincie er al haar transitdepot voor cultureel erfgoed in onder gebracht om het gebouw een nuttige invulling te geven en haar regierol rond depotwerking in de praktijk om te zetten. Deze nieuwe beleidsfocus stelde de flexibiliteit en het tandglazuur van de provinciaal archeoloog danig op de proef, maar er kwamen extra depotconsulenten en de
noodgedwongen kruisbestuiving van een transit-, nood- en archeologisch depot bleek succesvol. Het proefproject fungeerde vooral als proeftuin voor de erkenningscriteria van onroerenderfgoeddepots in het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet. Het Erfgoeddepot haalde een erkenning in 2015 en subsidie in 2016 binnen, maar moest zich wel heroriënteren toen in 2018 de provincie de bevoegdheid cultuur moest afstaan en enkel onroerend erfgoed voor het depot overbleef. Het in 2015 opgerichte Vlaams Depotnetwerk zou er zonder Luc, die er tot voorzitter werd gebombardeerd, ongetwijfeld anders hebben uitgezien. Het proefproject en de denkgroep zorgden voor een springplank voor de eerste lichting erkende depots door vanuit een bottom up strategie te werken en naar eensgezindheid te streven over basisnormen vanuit een netwerk.
Een boompje opzetten over erfgoedzorg Ook in die depotwerking zette de provinciaal archeoloog herkenbare lijnen uit. Er werd sinds het begin belang gehecht
45
ES_april 2022_special.indd 45
14/04/22 09:10
Wim, Bart en Lien als collega van Luc © provinciebestuur Oost-Vlaanderen
Luc de leerlooier © Sarah Bauters
aan het ontplooien van een depotwerking die zich ook buiten de muren van het eigen depot voortzet. Vanuit de visie op integrale monumentenzorg staat het depot open voor alle soorten onroerend erfgoed: archeologie, monumenten en zelfs landschappelijk erfgoed. Met het pilootproject rond het vermeerderen van erfgoedbomen worden opnieuw ongekende paden
betreden en grenzen afgetast. Het enthousiasme voor nieuwe, wilde ideeën heeft Luc ook altijd gehad voor ontsluiting en publiekswerking. De honderden artikels en publicaties van zijn hand laten tastbare sporen na. Veel subtieler zijn de indrukken die hij achter liet als hij weer eens, ook na zijn uren, kwam opdraven. Al dan niet verkleed in middeleeuws tenue nam
hij kleuters tot senioren mee op reis naar het verleden. Hij plantte graag monumentenzorg-zaadjes bij gidsen, hogeschool- en universiteitsstudenten via gastlessen en debatnamiddagen. Hij bracht amateurs, vrijwilligers, professionelen en studenten samen op contactdagen. En sinds de eerste editie is hij ook een vaste waarde op de jaarlijkse Archeologiedagen.
46
ES_april 2022_special.indd 46
14/04/22 09:10
Het Bestiarium ostroflandriensis Onze middeleeuwse dierenwereld opnieuw ontdekt Oude bibliotheken blijven bronnen van onverwachte ontdekkingen. Zo dook onlangs een manuscript op dat een unieke kijk biedt op de middeleeuwse dierenwereld in wat nu Oost-Vlaanderen is. Het vertelt over machtige beesten, geheimzinnige schepsels en een rare vogel.
anton ervynck en emma ervynck
I
n de bibliotheek van de universiteit van Wieliczka, in het verre Polen, bevinden zich middeleeuwse handschriften afkomstig uit onze streken. Hoe ze daar geraakt zijn, weet niemand en hun bestaan is slechts aan enkele schriftgeleerden bekend. Dat is geen toeval. Een grote wetenschappelijke waarde wordt de teksten niet toegedicht, het merendeel bestaat trouwens uit de kronieken van een abdij waar volgens de teksten bijzonder weinig gebeurde. Deze Annales Enamenses zijn bijzonder saai om te lezen en niemand heeft ooit onderzocht om welke abdij het precies gaat. Bij het restaureren van de lederen band van een van de bundels bleek echter een tekst van geheel andere aard achteraan mee ingebonden te zijn. Het zijn folio’s uit een tot dusver onbekend bestiarium of dierenboek, die een onverwachte kijk bieden op onze Oost-Vlaamse, laatmiddeleeuwse dierenwereld. De tekst- en herkomststudie komen hier niet aan bod maar Ex situ
kreeg de primeur enkele dieren typisch voor de regio voor te stellen. De beschrijvingen volgen nauwgezet de laatmiddeleeuwse tekst, zij het in een enigszins vrije vertaling.
Ursus Na drie maanden winterslaap brengt ursus vormeloze klompjes vlees ter wereld die pas na veel likken met de tong beginnen te lijken op echte jongen. De kracht van het dier schuilt in de armen en de lenden, wat verklaart waarom het bij een aanval vaak rechtop gaat staan. Ursus eet vele dingen maar nooit zo gulzig als honing. Het dier schuilt in de Vlaamse bossen maar is de laatste tijd niet meer gezien. Toch leven de verhalen voort van banketten
waarbij de kop van ursus op de tafel van hoge heren in het land werd gezet. Het was het uitzonderlijk pronkstuk van een feestmaal in het kasteel van de graaf, zij het te Brugge of te Gent. Enkel op zeldzame momenten, na een prestigieuze en slopende jachtpartij, kon ursus gevangen en gedood worden. De kop was de trofee maar de bout, met het vlees uit de bil, was bij de tafelgangers het meest geliefd. 47
ES_april 2022_special.indd 47
14/04/22 09:10
Lupus Met zijn onverzadigbare appetijt voor voedsel en sex is lupus allerminst een voorbeeldig dier. Hij staat symbool voor de duivel, altijd op zoek naar mensenzielen, bij voorkeur in de duisternis. Zijn ogen schijnen dan als lantarens en wanneer een mens in die blik gevangen raakt, overvalt hem een willoos gevoel, wat hem tot een makkelijke prooi maakt. De enige verdediging is dan alle kleren af te gooien en twee stenen tegen elkaar te slaan. Net zoals een berouwvolle mens zijn zonden achter zich laat en in een ritueel Christus aanroept, doet dit vertoon lupus (of de duivel) op de vlucht slaan. Lupus jaagt niet alleen op mensen maar vindt zijn voedsel meestal in de kudden schapen die in Vlaanderen overal in grote aantallen grazen. Hij kiest daarbij prooien uit die zich ver van zijn hol ophouden, om de locatie van zijn jongen niet prijs te geven. Zijn vraatzucht maakt hem zeer gehaat en mensen doen alle moeite om lupus te verdelgen. Wanneer er een wordt gedood, verwijdert men de rechter voorpoot, daarvoor bekomt men een premie bij de baljuw of op het kasteel. Op een openbare plaats aan een poort gespijkerd vormen de poten het bewijs van de voortdurende inspanningen om lupus onder de knoet te houden. Niks van het dier wordt verder benut. Het vlees wordt niet gegeten en de pels heeft geen aantrekkingskracht. Behalve de poot blijft het kadaver van lupus dan ook oneervol achter op de plaats van zijn dood.
48
ES_april 2022_special.indd 48
14/04/22 09:10
Balenae In zee leeft balenae, een reusachtige vis, zo groot dat, wanneer hij aan het wateroppervlak drijft, zijn rug als een eiland wordt gezien. Menig zeevaarder die op dit stuk land zijn heil zocht, en er een vuur stookte, heeft dit met zijn leven bekocht. Balenae leeft van kleine vissen die hij op wonderlijke wijze verschalkt. Hij opent de grote mond en stoot daarbij een aangename, zoete geur uit. Dat trekt de vissen aan, die gewillig in de muil zwemmen en dan worden opgeslokt. Ook Jonas kwam in de vis terecht en beschreef zijn verblijf in het dier als de ware hel. Soms vindt balenae de dood langs onze Vlaamse kust. Er wordt gezegd dat de graaf een boot heeft om de jacht op de reuzenvis in te zetten maar niemand kan dat bevestigen. Zeker is wel dat het enorme lijf wel eens aanspoelt op het strand. Net als bij alle strandingen heeft de vinder slechts een beperkte aanspraak en gaat het grootste deel naar de graaf. Het vlees van balenae is zeer gegeerd en wordt met plezier gegeten op een inderhaast bijeengeroepen festiviteit. De reusachtige botten dienen als pronkstuk, al worden er ook kunstige voorwerpen uit gemaakt.
Boturs Een bijzondere vogel, die zich onderscheidt van alle andere, is boturs. Hij heeft rechtopstaande pluimen op de kop. Zijn verenkleed is vaal van kleur en hij toont niet het postuur van grus, ciconia of ardea. Dit tekort aan fysieke verschijning maakt de vogel goed door zijn luide stem. Bovendien is er de priemende blik, die wordt versterkt omdat boturs stukjes geslepen glas rooft om die bovenop zijn bek te plaatsen. Zo ziet hij door gras, bomen en stenen heen. Boturs zoekt vaak het gezelschap van andere vogels, die hij met zijn luide lied in vervoering brengt. Ook jonge kuikens van allerlei pluimage sluiten aan en dan hoeven ze niet eens van dezelfde soort te zijn. Waar boturs opduikt, ontstaat een nerveuze activiteit en de vogel zoekt die gelegenheden actief op. Dat maakt wel dat hij zelden op het eigen nest te zien is. Het gedrag van boturs leidt tot conflicten met vogelsoorten die het liever wat rustiger hebben. Zo is er de ministrator die elke dag hetzelfde doet en buiten de tijd van de terts tot de vespers geen drukte duldt, of de polticus die nerveus wordt als zeer verschillende vogels het samen vinden. Beide concurrenten maken dat boturs, die eens via de kruisvaarders tot in de binnenlanden van Anatolia verspreid raakte, tegenwoordig steeds minder te zien is in de ons gekende wereld. Dat is een droevige zaak want zoals de oude schrijvers al stelden: “Diversiteit kent geen spijt”. 49
ES_april 2022_special.indd 49
14/04/22 09:10
SLOT BESCHOUWING
Indiana Luc
an vervliet, gedeputeerde van de provincie oost-vlaanderen, bevoegd voor erfgoed
De gevangenis! Dat is waar Indiana Jones eigenlijk thuishoort. Of men zou die onverlaat op zijn minst toch eens flink de les moeten spellen. En hij zou er al zeker niet moeten aan denken om voor het provinciebestuur te komen werken! Nochtans blijft ook vandaag die Indiana Jones bij heel wat mensen vaak nog de eerste waar ze aan denken bij het woord ‘archeoloog’: een onverschrokken avonturier die zich met lijf en leden in de strijd werpt om ons erfgoed bloot te leggen en te beschermen. Het probleem met Indiana is dat daar ook al eens iets bij sneuvelt. Of ontploft. En dat hij ook niet te beroerd is om waardevolle artefacten simpelweg illegaal te ontvreemden en het land uit te smokkelen. Ook échte archeologen zijn zo’n onverschrokken avonturiers. Maar ze kijken wel wat beter uit hun doppen, en dat is nog zacht uitgedrukt. ‘Zorgzaamheid’: dat tekent een echte archeoloog. Die ‘zorg’ voor ons erfgoed kent een lange traditie binnen ons provinciebestuur. Als sinds 1952 is de Provincie Oost-Vlaanderen onder één of andere vorm bezig met dat erfgoedbeleid. Vanaf 1992 werd daarbij ook bewust ingezet op
archeologische monumentenzorg met de aanstelling van provinciaal archeoloog Luc Bauters. Het is onder zijn impuls dat deze archeologische monumentenzorg geen eiland op zich bleef, maar steeds geïntegreerd werd in een ruimer kader, bouwkundig en landschappelijk. Wellicht is dat talent van Luc om die brede linken te leggen en buiten de vaste hokjes te denken, ook de reden waarom hij er steevast in slaagde de zaken behapbaar voor te stellen aan een breder publiek. Vandaag, dertig jaar na het aanstellen van onze eerste provinciaal archeoloog, is archeologie al lang geen zaak meer van Indiana Jonesfilms. Het speelt zich ook al lang niet enkel meer af in eerder sporadische of ver afgelegen sites. We zien het overal rondom ons. Bij onze vergunningverlening, bij onze ruimtelijke planning, bij onze landschapszorg… Telkens worden archeologen betrokken: hetzij als adviesverlener, hetzij met de voeten in het veld. Vandaag breng ik dus graag een saluut aan onze eigen ‘Indiana Luc’, die mee vorm heeft gegeven aan die voorbije dertig jaar. Met raad en daad, maar vooral met heel veel zorg. En zonder al te veel ontploffingen. Dankjewel Luc.
50
ES_april 2022_special.indd 50
14/04/22 09:10
ES_april 2022_special.indd 51
14/04/22 09:10
ontdek
Oost-Vlaanderen opnieuw
met de
erfgoedsprokkels bekijk ze allemaal op www.oost-vlaanderen.be/erfgoedsprokkels
2208_53010_erfgoed_advertentie-erfgoed_21x26.indd 1
ES_april 2022_special.indd 52
22/02/2022 08:45
14/04/22 09:10