VOORUITOPIA ZOEK/ACTIE Simone Atangana Bekono Juni 2020
VOORUITOPIA Kunstencentrum Vooruit wil de vinger aan de pols houden van een veranderende samenleving en zichzelf blijven heruitvinden. Maar welke koers moet ze precies varen? Hoe moet ze omgaan met een wereld die steeds diverser en kleurrijker wordt? Om een antwoord te vinden op die vragen, krijgen verschillende artiesten en schrijvers de opdracht om gedurende een jaar mee na te denken over de toekomst en verantwoordelijkheid van Vooruit. Het resultaat pennen ze neer in een inspirerend essay onder de noemer ‘Vooruitopia’.
JUNI2020: ZOEK/ACTIE George Floyd is dood en de eerste golf van besmettingen in de coronapandemie in Europa lijkt te zijn gebroken. Dat zijn de omstandigheden waaronder ik dit essay schrijf, de omstandigheden waar we in juni 2020 allemaal van op de hoogte zijn. Ik vind het belangrijk die omstandigheden aan te kaarten, omdat deze het schrijven van dit essay diep heeft beïnvloed. Niet alleen omdat mijn woede en verdriet over zowel de Nederlandse politieke omgang met de pandemie als de nieuwe confrontatie met bruut, racistisch geweld me overweldigen, maar ook omdat de daad van het schrijven zo schril afsteekt tegen de werkelijkheid waar ik mee moet omgaan. Niks lijkt zo futiel als een essay schrijven over de toekomst van een kunstencentrum, toch zit ik dat hier, nu, te doen. De eerste Vooruitopia werd geschreven door filosoof Hind Fraihi en heette Verbinding in
verwarring (2017), een oproep die sinds het uitkomen van haar essay alleen maar noodzakelijker is gaan klinken. Fraihi kaart in haar essay aan hoe er een “zandkorrel” terecht is gekomen in “de machine die de eeuwigdurende cyclus gaande houdt” 1 van witte, hoogopgeleide mensen die naar door witte programmeurs geselecteerde witte makers kijken met een boodschap die hen goed (en wit genoeg?) in de oren klinkt. Dat laatste is uiteraard mijn eigen parafrasering van wat Fraihi zegt.
1
Fraihi, Hind, Verbinding in verwarring, Uitgeverij Academia Press, Gent, 2017. (p7-9)
Er moet een interne verandering plaatsvinden in de kunstwereld, zegt Fraihi. Een verandering die, wil ik hieraan toevoegen, misschien wel tot op het bot moet gaan, wil een instelling als Vooruit niet alleen spreken over diversiteit, inclusie en verandering, maar ook vanuit het belang van die drie termen handelen. Dit vraagt een verandering van perspectief, of misschien eerder een onderzoek naar het eigen perspectief, wat voor mij duidelijk wordt als ik kijk naar de volgende zin die als vraag voor de schrijver van de Vooruitopia wordt geformuleerd: ‘Hoe moet [de Vooruit] omgaan met een wereld die steeds diverser en kleurrijker wordt?’
“Kleurrijker wordt”. Wordt? De vraag die Vooruit aan in 2017 aan Fraihi, in 2018 aan Laura van Dolron en in 2019 aan mij stelde, insinueert dat de wereld niet al heel lang kleurrijk en divers was, dat er pas sinds een aantal jaren überhaupt makers van kleur zijn, makers die vanuit een andere traditie dan de Westerse, binnen witte, heteronormatieve kaders, kunst (moeten) maken. Het insinueert dat de kunstwereld nu pas geconfronteerd wordt met het feit dat er mensen zijn die kunst maken en die er niet hetzelfde uitzien als de mensen die die kunst kopen, tentoonstellen, subsidiëren. Het insinueert daar bovenop dat men nu pas wakker wordt en het belang van die makers durft te erkennen. Nu ga ik ervan uit dat de Vooruit dit ook wel weet. Of misschien hoop ik dit vooral. Ik hoop het ook omdat ik niet de zoveelste maker van kleur wil zijn die vanuit de positie van relatieve buitenstaander het witte instituut op de vingers tikt, waarna zowel ik als instituut onzes weegs gaan, moe en naast het belang erkennend van de correctie niet veel wijzer wat dan wel te doen. Vooruit doet een poging iets wezenlijks te veranderen. Men moet ergens vanuit starten. Dat weet ik ook. Laat Vooruit dan dus vooral die stuntelige vraag stellen. De reden waarom ik die vraag ook aanhaal, is omdat ik hem symptomatisch vindt voor een veel groter en structureel aanwezig probleem binnen (niet alleen) de cultuursector, namelijk het probleem van de aanname dat makers van kleur pas net zijn gearriveerd in dit landschap. Dat ze dit landschap niet eigenlijk al intens en veelvuldig geïnspireerd en gevormd hebben. Dat ze sinds kort pas de waardige blik van een wit publiek verdienen. Maar ook dat omdat ze van kleur zijn, ze ook direct als experts gezien en ingezet kunnen worden op het gebied van diversiteitsen inclusiviteitsbeleid van de kustinstellingen die zo graag willen veranderen. Fraihi eindigt haar essay hoopvol, met de droom van een kunstkaravaan die langs alle lagen van de bevolking trekt. Ik ben vooral uitgeput van het aanschuiven aan ‘diversiteitstafels’ en daarnaast, bovenop het maken van mijn autonome werk, gebombardeerd worden tot adviseur van culturele
instanties die in hun plannen aangeven dat ze radicale veranderingen willen aanbrengen in hun doelgroepen en programma-aanbod. Nu kan ik natuurlijk zeggen: ik brand mijn vingers niet, mijn Vooruitopia gaat over iets anders. Ik was van plan te schrijven over de functionaliteit van het gebouw, over hoe het socialistische bolwerk dat Kunstencentrum Vooruit jarenlang representeerde in de toekomst een andere vorm van inclusiviteit kan waarborgen, dat de woorden KUNST VEREDELT die in gouden letters boven het podium in de grote zaal hangen iets heel belangrijks in die toekomst kunnen betekenen. Een beetje wegblijven van het vingertikken en zuchten. Maar zoals ik al zei in de eerste regels van deze tekst: de tijd leent zich niet voor ontwijken van de feiten. Ik moet omgaan met wat er is. Ik ben er echter wel van overtuigd dat Vooruit op de hoogte is van de termen intersectionaliteit en solidariteit. Ik ben ervan overtuigd dat er veel mensen met Vooruit gesproken hebben over het belang van inclusiviteit, van het betrekken van andere bevolkingsgroepen dan de gebruikelijke bij het werk dat daar wordt tentoongesteld, gemaakt, opgevoerd. Ik zou dus de zoveelste kunnen zijn, maar ik zie het nut dan weer niet in van een extra stem te zijn op de correctionele stapel. Ik kan, zoals eerder gezegd, ook een ander onderwerp kunnen aansnijden om een toekomstbeeld te schetsen van Vooruit als inclusief instituut, maar mijn ervaringen op die plek zijn te exemplarisch voor het ongemak dat ik ervaar bij die specifieke vraag die ze zichzelf stellen. Om hem maar even terug te halen: ‘Hoe moet ze omgaan met een wereld die steeds diverser en kleurrijker wordt?’ Alle functionaliteit van het gebouw daargelaten (het is en blijft een prachtig staaltje architectuur) kan ik alleen maar zeggen dat ik me erger. Niet specifiek aan Vooruit maar aan de luiheid waarmee kunstinstellingen zich hullen in een jasje van radicaal klinkende termen zonder de machine daaronder te veranderen. Dat jasje kan bestaan uit een festival in het kader van dekoloniale kunst vanuit de Afrikaanse en Aziatische diaspora, een literaire avond waarin, in tegenstelling tot de andere literaire avonden, plots drie boeken worden besproken van schrijvers van kleur, het uitnodigen van een vrouwelijke writers in residence die de toekomst van de instelling moeten voorspellen. Ik apprecieer de poging maar ben ontevreden met het resultaat. Ik apprecieer de handreiking maar ben sceptisch over de afstand die de gekleurde maker moet afleggen om die hand vervolgens te kunnen schudden. Hoe prachtig ik het ook vond dat festival Same Same But Different een kaleidoscopische verzameling makers Vooruit liet overspoelen, feit blijft dat na die hoge golf het water het
gebouw weer uit sijpelde. Het meemaken en participeren aan dat infarct van gemarginaliseerde kunst, hoewel wonderschoon en gevarieerd en een prachtig statement op zich, leek na het initiële gevoel van empowerment ook op een gemiste kans. Wie de bewuste dagen van het festival wegbleef heeft niets gemerkt van de kortstondige impact van al die verschillende soorten lichamen en stemmen op die specifieke plek. Als Fraihi het heeft over zandkorrels in een machine, en hoop uitspreekt voor een disruptie van de werking van de mechaniek van die machine, dan wil ik graag, niet vanuit hoop maar reagerend op de uitgesproken noodzaak van Vooruit, pleiten voor niet een zandkorrel maar een bak kiezelstenen tussen de draaiende radars van de machine, van die plek. En iemand die die kiezelstenen doorlopend tussen de radars blijft gooien, als het even kan. Laat de machine niet haperen, maar uit elkaar donderen, wil ik zeggen, en niet alleen omdat ik dan eindelijk een vooruitblikkende zin zal hebben geformuleerd, zoals van mij wordt verwacht of omdat diep van binnen mijn hart sneller gaat kloppen van de collectieve verwarring waar Fraihi het eerder over had. De nette afbakening van diverse programmeringen voor de “anderen” als korte onderbreking van traditionele avonden voor het witte kunstpubliek, is een schijnvervulling van de behoefte naar inclusiviteit. Dus laat de machine uit elkaar vallen, laat er dan chaos zijn, verwarring, voor we spreken over verbinding, inclusie, diversiteit. Durf dat aan. Zoals Samuel Beckett zei: The confusion is not my invention… It is all around us and our only chance is to let it in. The only chance of renovation is to open our eyes and see the mess… This only means that there will be a new form, and … this form will be of such a type that it admits the chaos and does not try to say that it is really something else. 2
Beckett weet als geen ander te verwoorden waarom het toelaten van (eventueel tijdelijke) chaos noodzakelijk is voor we kunnen spreken van verandering. Waarom een nieuwe vorm niet mogelijk is zonder de chaos zijn werk te laten doen. Ik kan niet met mijn aanwezigheid alleen die verandering verzorgen, niet als die aanwezigheid er een van enkel mijn fysieke vorm is in een machine die werkt op uitsluitng. Eerlijk gezegd kan één festival vol dekoloniale kunst dat in mijn ogen ook niet, ondanks de verscheidenheid van de makers en de boodschappen die in hun kunst verweven zitten. Als maker verzet ik me tegen het idee dat ik het veranderen van Stanley A. Clayes, ed., Drama and Discussion, Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall, 1967. (p604-607). Origineel gepubliceerd in Columbia University Forum 4, Summer 1961. (p21-25). Te lezen op: http://rickontheater.blogspot.com/2018/01/beckett-by-madeleine.html 2
de kunstwereld op me moet nemen, omdat het impliceert dat ik bovenop de tijd die ik besteed aan het maken van mijn werk, ook nog arbeid moet verrichten voor de cultuursector, met inclusiviteit als eventueel gevolg. Dat vraagt te veel verantwoordelijkheid van makers die al ontzettend hard moeten werken om hun stem te laten gelden in de kunsten, die vanuit posities werken die significant minder comfortabel zijn dan die van de mensen die het zich kunnen veroorloven slechts met hun kunde bezig te zijn omdat ze tot een meerderheid behoren 3. Het vraagt bovendien, en dat is het allerbelangrijkste, te weinig arbeid van de cultuursector zelf. Kritiek op het wereldbeeld dat doorsijpelt in de vraag die Vooruit stelt is al door Fraihi en vele anderen geuit. Deze vormen van kritiek zijn zeker nodig, maar ik ben sceptisch over het idee dat het herhaaldelijk vragen om oplossingen van makers zandkorrel voor zandkorrel tot een verandering van een kunstinstelling zou leiden. Bovendien creëert het een herhaaldelijk doorschuiven van die verantwoordelijkheid naar hen die al heel lang tegen dezelfde muren aanlopen in de kunstwereld, naast het maken van hun werk. De Afro-Amerikaanse dichteres Morgan Parker schijft in haar gedicht WHITE WALLS WHITE PEOPLE, in de nasleep van de dood van George Floyd vertaald in een instagram-post door de Curaçaos-Nederlandse dichteres Radna Fabias: Ik ben hier niet om te doceren maar jawel kijk mij naar kunst kijken de lokale opening steunend de ogen
van het publiek
kijk als ik zwart aan mijn witte muur hang
is het prima4
Er spreekt een cynisme uit Parkers zinnen over zwarte kunst en diens problematische aanwezigheid in de white cube van de witte kunstwereld. De “ik” is multi-interpretabel. Spreekt ze hier over de ambtenaar die diversiteit als bullet point op de agenda zet? De al dan niet witte programmeur? Of is dit de stem van een bezoeker, die zich op de borst klopt omdat hij zwarte kunst tot zich neemt? In een doodeng scenario is het de zwarte kunstenaar zelf die hoopt met dat beetje zwart aan een witte muur plotsklaps een “prima” oplossing te hebben
https://thehomeythugscholar.weebly.com/blog/the-white-art-world-killed-basquiat https://www.instagram.com/p/CA5QFidl81zCK3Ev-3w4nkFmHbvhIrJ6txkBAQ0/ uit Parker, Morgan, Other People’s Comfort Keeps Me Up At Night, Switchback Books, 2015. 3 4
gevonden voor het diversiteitsvraagstuk waar menig kunstinstelling, en de kunstenaar zelf, mee worstelt. In de periode dat ik door de gangen van Vooruit mocht wandelen zag ik in menig van de vele ruimtes van het gebouw activiteiten plaatsvinden die wel degelijk een ander perspectief uitten en onderzochten. Op zeer specifieke momenten, zoals tijdens het Same Same But Differentfestival in februari 2019, was het gebouw doorleefd van kunst gemaakt door ge-anderden. Maar vindt er verandering plaats als er meer lichamen met een bruine huid, met een beperking, een fluïde voorkomen, een niet-heteronormatieve seksualiteit rondlopen tussen de muren van een kunstinstelling? Ik denk dat het vruchtbaar is om als kunstinstelling die vraag aan jezelf te stellen. Als Vooruit een festival in het kader van dekolonisatie organiseert, betekent dat dan immers dat Vooruit het eigen instituut wil dekoloniseren? Zo ja, wat houdt dat dan in, en hoe? Wat wil Vooruit naar de zwarte maker, de zwarte bezoeker, uitstralen en verwachten ze in ruil daarvoor terug? Is de aanwezigheid van ge-anderde lichamen een garantie voor het veranderen van een systeem waarin van de ambtenarij tot aan de programmeurs van kunstinstellingen iedereen wit is of in ieder geval niet ge-anderd wordt? Wacht, dat bedoel ik eigenlijk niet. Wat ik bedoel is: is de aanwezigheid van ge-anderde lichaam hetzelfde als verandering van het systeem van de kunstinstelling? Ik neig ernaar nee te antwoorden. Toch, de literaire avond waarin door vrouwen geschreven zwarte en migrantenliteratuur wordt besproken, en die wordt bezocht door een zee van witte mensen, op een enkel gekleurd persoon na, is uiteindelijk alsnog een poging. Het festival dat een verklarende woordenlijst aanbiedt die ervoor zorgt dat artiesten en gasten begrijpen welke woorden worden gebezigd door de activisten en makers die daar met elkaar op podia in gesprek zijn, doet een poging 5. Een writer in residence de mogelijkheid bieden om achter de schermen te komen kijken, te discussiëren, te participeren op een manier die zij zelf nodig vindt, is een poging. Hier stuiten we ook op het verschil tussen de ideeën achter bepaalde pogingen tot inclusivering en vervolgens de uitwerkingen ervan. Om verschillende reden ben ik op literaire podia gevraagd in het kader van diversiteit. Soms als dichter, soms als spreker, altijd omdat ik een zwarte vrouw ben, onderdeel van de Afrikaanse diaspora. Als ik als spreker participeerde
https://www.vooruit.be/nl/pQnaKu3/same-same-but-different---verklarende-woordenlijst aan de hand van het nummer ‘Dekoloniseer’ van tijdschrift Rekto:Verso, mei 2018, te vinden op: https://www.rektoverso.be/dossier/C2Xp2dLPh5y3jqw39 5
aan een avond was dit altijd vol ongemak: ik ben, zoals eerder gezegd, zwart, geen diversiteitsexpert. Maar ook als dichter, voordragend, heerst de schroom: wat voor beeld ontstaat er van mij als maker als ik met mijn werk wordt uitgenodigd voor specifiek gekaderde programma’s over dekolonisatie, inclusiviteit, de “zwarte” stem? Wat wordt er precies van mij verwacht als ik als zwarte dichter een essay moet schrijven over de toekomst van Vooruit? Het is niet aan mij, of welke andere schrijver dan ook, om constant te moeten onderzoeken wat de intentie van de instelling is die hen vraagt hun kunst aan het publiek te introduceren. Gaat het om het afvinken van de bullet points? Heeft de instelling een ideologische overtuiging waardoor zij deze thema’s aan de kaak willen stellen? Zijn ze simpelweg geïnteresseerd in andere stemmen, wat die dan ook mogen inhouden? Het zou er niet toe moeten doen. De vraag “Wat wordt er van mij verwacht?” zou simpelweg beantwoord moeten worden met “Het laten zien, voorlezen, uitbeelden, doen van mijn werk”. Wat op de loer ligt is dat het jasje van termen die de makers en instellingen bezigen voorbij gaat aan de verandering die eventueel wordt beoogd. In een artikel van online tijdschrift
Glamcult wordt het werk van de in New York woonachtige Juliana Huxtable besproken en daarmee vooral haar relatie tot wat online aesthetics (de esthetiek van online) en protest
aesthetics (protestethetiek) wordt genoemd. Huxtable maakte het multimediale werk A Split During Laughter at the Rally nadat zij tijdens het zoveelste protest tegen beleid van de Trumpregering en alle fake news, correcties op dat nieuws, essays over de correcties en correcties op die essays, ad infinitum, met een vriendin in lachen uitbarstten terwijl zij met hun borden op straat stonden te protesteren. Niet alleen de absurditeit van onze huidige, neoliberale maatschappij maakte de kunstenaar aan het lachen, maar ook de manier waarop ze zich constant begaven in een context die niet alleen uitputtend was, maar ook de esthetiek van verzet, de protestesthetiek die gepaard gaat met het strijden tegen onderdrukkende systemen, perpetueert. Dit concept van een protest aesthetics, het idee dat door een voorkomen te construeren dat een bepaalde boodschap uitstraalt die boodschap ook wordt beoefend, is precies waar dat jasje van radicale termen me aan doet denken. Huxtable: There are certain markers that you accumulate through navigating life and there’s an idea that there is, in fact, an aesthetic that represents what it means to be radical or leftist or Marxist. Any sort of signifiers that, at least at one point, I was searching for in the world. And then I realized that was impossible in a lot of ways. Especially in the meme-era context, aesthetics are really easily co-opted and that’s happening constantly. And so, the idea that you could identify or promote an aesthetic and assume that it carries some sort of radical message is maybe
impossible. So I started thinking, What was the last time that you could look at something and identify it has a clear sort of ethical, social or political intent behind it? 6
Ik kan hier in mijn eigen woorden een mijn duit in het zakje doen, simpelweg omdat het me wordt gevraagd en omdat ik heus wel het een en ander te zeggen heb over hoe een perfecte toekomst er in mijn ogen uit zou zien. Ik kan persoonlijke anekdotes en quotes uit cultuurtheoretische werken, krantenartikelen en artist statements van makers van verschillende identiteit aanhalen om mijn punt duidelijk te maken. Ik kan een oproep doen tot dat waartoe Fraihi een oproep doet: een in een utopische toekomst rondrijdende kunstkaravaan. Ik kan met mijn vinger wijzen en huiswerk opgeven en goede voorbeelden aankaarten, op basis van wat ik heb meegemaakt en heb gezien, hopend dat het wordt begrepen, opgepikt. Ik kan zelfs literair programmateur Peter van de Eede persoonlijk aanspreken en zeggen dit en dit en dit is verkeerd, doe er in godsnaam wat aan! Ik ben echter bang dat het uit zal nodigen tot een soort passiviteit, het stilletjes aanhoren van de boze maker, zodat na minimale, symbolische veranderingen in het systeem aan te brengen, men zich op de borst kan kloppen met de gedachte dat men heeft gedaan wat men vanuit hun comfortabele positie kon doen, zonder dat er werkelijk iets verandert. En juist die reactie riekt naar wat in Glamcult’s artikel benoemd wordt als “memefication”, en de valkuil waarin …labels [are] used as much on the right as they are on the left, devoid of meaning while looking for the most self-righteous explanations of good politics. And—not unimportantly— they generate clicks. 7
Die memefication zien we terug in de zwarte vierkanten die op 2 juni in het kader van de hashtag #blackouttuesday Instagram overspoelden: een symbool van solidariteit van de online gemeenschap met de protestanten die op de barricades stonden om voor de zoveelste keer tegen politiegeweld en institutioneel racisme te protesteren. Niet alleen normale mensen, maar ook grote bedrijven die in het verleden hadden bijgedragen aan dat institutioneel racisme postten die zwarte vierkanten. Ook kunstintellingen als Vooruit. Het cynisme dat dit, naast een gevoel van steun, op kan roepen, is denk ik belangrijk om aan te kaarten. Het gaat er mij hier niet om of mensen of bedrijven niet van hun fouten kunnen of mogen leren, dat vind ik namelijk absoluut wel, maar eerder om het gemak waarmee bedrijven en kunstinstellingen dergelijk statement maken. Hoewel het een symbolische daad van solidariteit is, heeft het 6 7
https://www.glamcult.com/articles/juliana-huxtable-and-the-desire-to-be/ https://www.glamcult.com/articles/juliana-huxtable-and-the-desire-to-be/
immers geen concrete consequentie. Bovenal gaat het mij om hoe die overspoeling van symboliek vervolgens een eigen leven gaat leiden, af gaat leiden van het zwarte gat van geweld, ongemak, onderdrukking en marginalisering waar dat vierkant aan refereert, ondanks het feit dat het met de beste bedoelingen is gepost. In het geval van de cultuursector lijkt het (re)produceren van het symbool van het zwarte vierkant eerder zo snel mogelijk iets positiefs over een instelling zelf te willen zeggen, in plaats van te refereren aan de manier waarop die instelling zich feitelijk verbindt met de zaak die ze zeggen te steunen. Dit vind ik belangrijk om te noemen, niet omdat ik claim te weten wat de intentie van Vooruit en andere mensen en bedrijven was om het zwarte vierkant te posten, maar omdat dit voor mij in het verlengde staat van waar ik het eerder over had, namelijk de manier waarop de passiviteit die zo’n symbolische post lijkt te verraden, een passiviteit is die het vervolgens alsnog aan een ander, een geanderde, laat om met het eigen lichaam, de eigen stem, verandering aan te brengen in het systeem waarvan de Vooruit in de #blackouttuesday-port erkent dat deze racistisch is. Die passiviteit schemert namelijk ook door in de manier waarop ambtenaren, beleidsmedewerkers op programmeurs van kunstinstellingen hameren op een productie van kunst die past binnen de kaders van hun inclusiviteitsdoelen, maar vervolgens ook slechts in die kaders wordt geduid. Inclusiviteit mag in mijn ogen niet symbolisch zijn. Verandering gebeurt altijd alleen concreet. Een zwart vierkant is geen lichaam. Waak voor die passiviteit, het gemak van een post, die de jas vormt waar de machine zich onder verschuilt. Laat makers die al ontzettend hard moeten werken om hun stem te laten gelden in de kunsten, die vanuit posities werken die significant minder comfortabel zijn dan die van de mensen die het zich kunnen, niet genoegen nemen met een symbool en een statement, om ze vervolgens te vragen hun eigen problemen voor jou op te lossen. Dat vraagt om een constante reductie van hun identiteit tot niets meer dan de trauma’s die ze met zich meedragen. Hoe moet het dan wel? is de logische vraag die men vervolgens kan stellen na zoveel uiteenzettingen goedbedoelde schijoplossingen. En ook over die vraag heb ik al gezegd dat ik het niet weet, dat ik het gevaarlijk en uitputtend vind degene te zijn die een andere toekomst moet formuleren. De Amerikaanse dichteres en academica Juliana Spahr onderzoekt in het bijzondere werk Everybody’s Autonomy manieren waarop literair werk, avantgardistisch, activistisch, marginaal, experimenteel, zich verhoudt tot collectieve, overlappende identiteiten en wat zij “connective reading” noemt:
…I am interested in works that encourage communal readings. I would include identificatory moments in this, but I would also want to include moments that are non-identificatory: moments when one realizes the limits of one’s knowledge; moments of partial or qualified identification; moments when one realizes and respects unlikeness (…) I am interested in works that use reading to contribute to, contest, and expand how we think of public (and this cultural spheres). 8
Misschien is het nadenken over een andere toekomst vanuit dat wat Spahr unlikeness noemt wel een goed startpunt. De kunstkaravaan zal niet door al onze buurten rijden als niet wordt erkend dat men simpelweg niet weet, niet begrijpt, niet doorvoelt, wat door de ge-anderde maker wordt begrepen, gevoeld en vervolgens tot kunst wordt gemaakt. Maar de verbinding tot hun werken, ook vanuit die unlikeness, en het respect daarvoor, kan leiden tot een solidariteit met hun positie en vanuit die solidariteit zou de verwarring, hapering, uit elkaar dondering en uiteindelijke verandering van een kunstinstelling als Vooruit, in mijn ogen, hopelijk(!), kunnen plaatsvinden. Sterker nog: zoals ik het zie kan alleen vanuit die unlikeness solidariteit ontstaan, en kan alleen vanuit die solidariteit op een actieve manier de verbinding gevonden worden die nodig is om de aanwezigheid, zowel in het verleden als het heden en de toekomst, van ge-anderde makers op een inclusieve manier te respecteren en bewerkstelligen in de cultuursector. Te handelen vanuit unlikeness, maar in solidariteit, is op zichzelf al een werkwijze die haaks staat op de overtuiging waarmee de huidige machine functioneert. Het vraagt namelijk een zoektocht naar een plaats die er nu nog niet is vrijgemaakt, ondanks alle zandkorrels tussen de vele radars, en dat is iets actiefs, iets destructiefs, iets creatiefs. Zoals Spahr ook zegt over het “connective” lezen van werk dat van de lezer een andere verhouding vraagt tot het materiaal van de maker: It might be time, in other words, for us to question our pedagogies, the complicity between normative reading and passivity of thought, rather than to keep insisting that these works are too difficult for some imagined general public. Similarly, the tendency of much criticism concerned with the political ramifications of works is to assume that some undefined concept of the people requires a simple literature.9
8 9
Spahr, Juliana. Everybody’s Autonomy, The University of Alabama Press, 2001. (p5) Spahr, Juliana. Everybody’s Autonomy, The University of Alabama Press, 2001. (p159)
Tot slot wil ik terugkeren naar de Lage Landen. De Nederlandse schrijver Bert Schierbeek sprak in een interview voor tijdschrijft Raster met John Vandenbergh over zijn boek
Gebroken Horizon en hoe hij daarin bezig was met …het zoeken naar een andere stijl van schrijven, d.w.z. naar een andere realiteitsbenadering en vormgeving daarvan. Want ‘le style c’est l’homme’ en de mens is zijn wijze van ageren en reageren op zijn milieu, zijn problemen, kortom op zijn wereld.10
Veel makers zijn constant bezig met hun eigen werk en de ervaring van dat werk te vernieuwen, uit te diepen, uit te kristalliseren, zich te verhouden tot de wereld, om te gaan met de pijn en de ontwrichting die daarbij hoort. Of, zoals Schierbeek mooi zegt “een andere realiteitsbenadering en vormgeving daarvan” te bewerkstellingen. Spahr wijst ons op de mogelijkheid bewust te worden van de kracht van de erkenning van onze unlikeness, het nietbegrijpen, het samen niet begrijpen, samen in gesprek te gaan over wat Beckett “the form that
accommodates the mess” 11 noemt, als ik zo vrij mag zijn die schrijvers en hun wereldbeelden in één zin te proppen. Als ik dan toch een toekomstbeeld voor Vooruit moet schetsen, in deze chaotische tijden, deze tijden waarin de “messiness” onder onze structuren zichtbaarder lijkt dan ooit, dan zou dat een toekomst zijn waarin Vooruit blijft zoeken naar manieren waarin ze met een ander zelfbewustzijn verandering aanbrengt, haar plaats bepaalt en kritisch naar de eigen beloftes en structuren kijkt, zodat er actief wordt gecommuniceerd met die mess. Actief in de zin van bewust, actief in de zin van reflecterend, actief in de zin van draaiend, haperend, stroef, moeizaam, frustrerend, uit elkaar vallend, confronterend en uiteindelijk opkrabbelend, zoals elk werkelijk belangrijk en transformatief proces verloopt. Actief ook vanuit het idee dat woorden wel degelijk betekenis hebben en dat die betekenissen intenties blootleggen maar actie in zich dragen en uit kunnen dragen, en niet alleen middels het uitputtende werk van anderen, maar juist (gelukkig!) ook door Vooruit zelf.
Uit Tijdschrift Raster, nummer 76, 1996: https://tijdschriftraster.nl/hommage-aan-bert-schierbeek/bomengesprek-met-schierbeek-fragmenten/ 11 Stanley A. Clayes, ed., Drama and Discussion, Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall, 1967. (p604-607). Origineel gepubliceerd in Columbia University Forum 4, Summer 1961. (p21-25). Te lezen op: http://rickontheater.blogspot.com/2018/01/beckett-by-madeleine.html 10