23 aanbevelingen voor bijzonder goed onderwijs
2
Vrije Universiteit Amsterdam
Inhoud Introductie 4 Overwegingen van de jury
5
De lijst van 23
6
Reactie voorzitter Onderwijsraad
8
Deelnemers aan de ronde tafels
10
Programmaleiding
11
Samenstelling van de jury
11
23 aanbevelingen voor bijzonder goed onderwijs
3
Introductie Abraham Kuyper was niet alleen de stichter van de Vrije Universiteit Amsterdam, maar ook de architect van de onderwijsvrijheid. Hij wilde meer betrokkenheid van ouders en verschillende mens- en wereldbeelden de school inhalen. In 1917 werd zijn vurig pleidooi voor onderwijsvrijheid verankerd in artikel 23 van de Grondwet, waarmee vrijheid van onderwijs een gelijk recht werd. Hoe kijken wij meer dan een eeuw later naar dit grondwetsartikel? Hoe staat het met de betrokkenheid van de overheid en ouders bij onderwijs? In deze tijd mengt het digitaal onderwijs zich met de huiselijke routine. Hoe gaan we daarmee om? Welke rol hebben onderwijsinstellingen in het burgerschapsvraagstuk? Welke inspraak heeft de onderwijsinspectie en de ouderraad op het bestuur van een school? In hoeverre kunnen we spreken van gelijke kansen in het onderwijs? Kortom: welke rol heeft het onderwijs in onze samenleving 100 jaar na Kuyper en hoe kunnen we deze rol het beste invullen? In het kader van het Kuyperjaar hebben we issues en aanbevelingen verzameld waarmee het onderwijs in Nederland verbeterd kan worden. Dit hebben we in het voorjaar van 2021 gedaan door middel van online talkshows, onder leiding van presentator Karim Amghar.
4
Vrije Universiteit Amsterdam
Aansluitend heeft een jury onder voorzitterschap van hoogleraar Onderwijsrecht Renée van Schoonhoven de punten van gesprek geselecteerd en gebundeld tot 23 items. Deze zijn eind april 2021 bij een slotbijeenkomst aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, geleid door Paul Rosenmöller, overhandigd aan de voorzitter van de Onderwijsraad Edith Hooge. Hierna treft u de overwegingen van de jury bij de 23 aanbevelingen aan. Uit de punten komt naar voren dat we aan het begin staan van het doorbreken van zones van stilzwijgen in het onderwijs. Op diverse punten moet het gesprek de komende tijd echt gevoerd gaan worden. Voor bijzonder goed onderwijs.
Overwegingen van de jury De jury heeft als opdracht meegekregen de online talkshows over burgerschap, goed besturen en gelijke kansen te volgen en vanuit de veelheid van punten die daarbij ter sprake komen, 23 aanbevelingen te distilleren die bij kunnen dragen aan bijzonder goed onderwijs.
In het licht van de opdracht heeft de jury geconstateerd dat het pittige gespreksthema’s waren. Ook omdat het nu eens niet ging over een concreet beleidsplan van OCW of over een actueel agendapunt in de Haagse politiek, maar vooral over wat de gespreksdeelnemers zélf van belang vinden bij deze onderwerpen. Dat heeft sowieso mooie gezichtspunten opgeleverd. Maar ook, en dat vindt de jury een belangrijke opbrengst, dat we eigenlijk nog maar aan het begin staan van het voeren van het gesprek. Logischerwijze was er in de talkshow niet altijd de ruimte om goed door te praten over een gezichtspunt, hoe waardevol ook. En, belangrijk is dat we als jury constateerden dat de deelnemers aangaven dat die ruimte er in het normale dagelijkse ritme van het onderwijs ook lang niet altijd is. Of niet wordt genomen, want dóórpraten over kwesties is soms best wel ingewikkeld. We hebben dit als jury voor nu aangeduid als ‘zones van stilzwijgen’ in het onderwijs: deze zones vinden we daar waar gezichtspunten verschillen, maar er nog geen ruimte is - of: niet wordt gezocht - om die perspectieven met elkaar uit te wisselen. Dit speelt volgens ons bij alle drie de thema’s.
De jury markeert met deze selectie van controverses en aanbevelingen de hoofdpunten die door de deelnemers aan de talkshows zijn ingebracht. Zij wil met deze selectie onderstrepen dat het eigenlijke gesprek in het onderwijs zelf nog moet beginnen. Want het onderwijs van morgen kan verbeteren als we actiever met elkaar in gesprek te gaan over deze drie thema’s. En dat laatste betekent niet dat we het eens moeten worden. Maar wel dat we elkaars gezichtspunten uitwisselen en daardoor leren van elkaar. We moeten dat immers ook aan onze leerlingen en studenten leren. Dus laten we er vooral zelf ook mee beginnen. De Onderwijsraad kan als constructief geweten van het onderwijsbestel hierin een zeer belangrijke rol spelen. De jury is dan ook blij met de reactie van de voorzitter van de Onderwijsraad, om het gesprek over deze thema’s de komende tijd actief op te pakken en voort te zetten. Prof. dr. Melanie Ehren Prof. dr. Sietske Waslander Prof. dr. Renée van Schoonhoven (vz.)
De overkoepelende aanbeveling van de jury is dan ook om over deze stiltezones, of controverses, de komende tijd actief met elkaar in debat te treden. En dan ook te spreken over de concrete tips of aanbevelingen die tijdens de talkshows naar voren zijn gekomen en die goed passen bij deze controverses. In het overzicht hierna ziet u dit onderscheid ook terug. We hebben controverses aangewezen daar waar uit de ronde tafels naar voren is gekomen dat het gesprek hierover de komende tijd zeker verder gevoerd moet worden. En we hebben aanbevelingen geselecteerd die door gespreksdeelnemers zijn benoemd als punten waar we in en rond de school direct mee aan de slag kunnen.
23 aanbevelingen voor bijzonder goed onderwijs
5
De lijst van 23 Algemene aanbeveling Breng de kwesties waar nu liever niet met elkaar over wordt gesproken – ‘de zones van stilzwijgen in het onderwijs’ – en die gaan over goed onderwijs, juist in debat: dé burger bestaat niet, de leider evenmin en gelijke kansen vraagt om variatie en relevant verschil in onderwijsaanbod.
Burgerschapsonderwijs Controverses • Burgerschap moet wereldburgerschap zijn, en niet alleen Nederlands burgerschap. • Burgerschapsonderwijs kan niet uitgaan van één set aan waarden, bijvoorbeeld de mainstream cultuur van de gemiddelde burger. • Burgerschapsvorming is alleen mogelijk als we homogene bijzondere scholen afschaffen. • Burgerschapsonderwijs moet verwachtingen hebben van leerlingen en hen óók handelingsperspectief bieden; dat kan door ‘klein’ te beginnen en dit uit te bouwen naar ‘groot’, zodat voor leerlingen inzichtelijk wordt wat je zelf kunt doen aan grote problemen.
Aanbevelingen • Laat kinderen elkaars perspectief nemen in burgerschapsonderwijs, bijvoorbeeld door uitwisselingsprojecten met gezinnen met andere religies. • In het onderwijs moet de schurende dialoog van samenleven worden voorgeleefd, dus inclusief meningsverschillen, conflicten en gedoe. • Álle leerkrachten moeten opgeleid worden in het geven van burgerschapsonderwijs, ongeacht hun vakgebied zoals maatschappijleer.
6
Vrije Universiteit Amsterdam
Goed besturen
Gelijke kansen
Controverses
Controverses
• Goed onderwijsbestuur betekent uitgaan van het beginsel dat onderwijs de samenleving bouwt. • Goed bestuur stelt het algemeen belang van goed onderwijs op landelijk niveau boven de autonomie van de eigen school. • Besturen moeten zich vooral laten leiden door de waarden en visies van partners in de omgeving, zoals ouders, ander onderwijs en het bedrijfsleven in de regio. Dit is nodig omdat bestuurders anders hun legitimiteit verliezen en dan kan maar beter de overheid de bestuurder zijn. • Goed bestuur stelt de leerkracht centraal en toont dit door de professional een goede rechtspositie te geven en door te zorgen voor kleinere klassen. Goed bestuur gaat tegelijkertijd ook uit van een sterke beroepsgroep die vanwege het belang van onderwijskwaliteit tegenspraak geeft en dult.
Aanbevelingen • Goed onderwijsbestuur is democratisch; de bestuurder leeft dit voor. • Zorg voor versterking van maatschappelijke worteling van schoolorganisaties, bijvoorbeeld door een bewuste keuze voor het verenigingsmodel, voor meer ouderparticipatie of door intensivering van netwerkrelaties in de regio. • Leerkrachten moeten met elkaar een professionele standaard maken over wat zij zelf zien als goed onderwijs.
• De inrichting van het Nederlandse onderwijsstelsel legitimeert ongelijkheid in kansen als meritocratische uitkomst. • Voor gelijke kansen is een ander paradigma nodig: minder formele leer- en onderwijscultuur en meer gericht op spelend leren. • Zorg voor meer tijd voor leerlingen in het onderwijs: vroeger naar school, meer uren op school, uitstel van de overgang tussen primair en voortgezet onderwijs. Dit bevordert gelijke kansen. • Je moet leerlingen en studenten ongelijk behandelen om te zorgen dat ze daadwerkelijk dezelfde kansen krijgen.
Aanbevelingen • De aanhoudende druk op meetbare prestaties staat in de weg van de waardering voor alle talenten en kwaliteiten die kinderen hebben en die een samenleving ook allemaal nodig heeft. • Zorg ervoor dat je de individuele student op maat bedient. Inmiddels is er zoveel data over studenten en leerlingen beschikbaar, dat dat in beginsel ook kan. • Houd leerlingen in het voortgezet onderwijs qua niveau langer bij elkaar, scheid ze niet te vroeg. Kinderen leren veel van andere kinderen. • Vergroot de diversiteit in het personeelsbestand van scholen. Zorg voor rolmodellen waarin leerlingen en studenten zich kunnen herkennen.
23 aanbevelingen voor bijzonder goed onderwijs
7
Reactie voorzitter Onderwijsraad De aanbevelingen zijn tijdens de slotsessie op 21 april 2021 aangeboden aan prof. dr. Edith Hooge, voorzitter Onderwijsraad. Daarbij heeft zij het volgende naar voren gebracht.
“Dank dat ik vandaag hier op de Vrije Universiteit, de 23 aanbevelingen voor ‘bijzonder goed onderwijs’ in ontvangst mag nemen. Met het getal 23 als verwijzing naar het 103-jarige grondwetsartikel over onderwijs, waarin de Vrije Universiteit haar bestaansrecht vindt; en ook de Onderwijsraad, die een eeuw geleden werd opgericht om – onder andere – artikel 23 te ‘hoeden’. Beste Renée, Sietske, Melanie – en via jullie iedereen die heeft meegewerkt aan dit stuk –, veel dank voor deze aanbevelingen en voor het organiseren van zo’n breed debat over dit belangrijke thema. ‘Artikel 23’ leeft en de geesten lopen zeer uiteen. Precies dat is een reden om het erover te hebben. Artikel 23 ‘hoeden’ betekent voor de Onderwijsraad: er aandacht aan geven en steeds kijken welke invulling past bij de tijd waarin we leven. Dat vraagt om een aanhoudend gesprek. De controverses en aanbevelingen zijn zeer veelzijdig en veelomvattend. Ik kan dan ook niet op alles reageren; hoe belangrijk elk van de drie thema’s ook is. Ik wil er 2 zaken uitlichten.
Burgerschap In de eerste plaats burgerschap. De Onderwijsraad maakt zich zorgen over het burgerschapsonderwijs op onze scholen. Dat kan en moet echt beter. Burgerschapskennis en -vaardigheden horen wat de raad betreft bij de kern van goed onderwijs, net zo zeer als taal en rekenen. Ze zijn immers essentieel om deel te nemen aan de samenleving. In de controverses zit de aanname dat het daarbij een kwestie van het een of het ander is: of vorming van burgers voor de samenleving, of onderwijs uit een specifieke overtuiging; de mainstream of iets eigens. Maar dat hoeft niet. Juist bij het thema burgerschap past het om te denken in termen van gelaagdheid. In zijn boek The New Golden Rule heeft de Amerikaanse socioloog Amitai Etzioni het over ‘pluralism within unity’, eenheid in verscheidenheid. Hij zegt daarbij dat een pluriforme samenleving een gedeeld kader nodig heeft. Dat is van hogere orde, maar laat verscheidenheid wel
8
Vrije Universiteit Amsterdam
bestaan. Dat is een interessante gedachte om te kijken naar burgerschapsonderwijs en wat daarvan voor alle scholen verplicht zou moeten zijn. Er zijn uitgangspunten, kenniscomponenten, vaardigheden die zo essentieel zijn voor met elkaar samenleven binnen een vrije democratische samenleving, dat elke leerling aan elke school ermee in aanraking hoort te komen. Dan heb je het over de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat. Die vormen dat gedeelde kader en daarmee de verplichte kern van burgerschapsonderwijs aan elke school. Er zijn ook veel aspecten van burgerschap waar waardenpluriformiteit speelt en legitiem is. Die pluriformiteit mag in het onderwijs weerspiegelen. Scholen hebben ook de ruimte om burgerschap vanuit een eigen visie en waarden in te vullen; zolang, dat zeg ik er wel bij, ze daarbij niet gaan over de grenzen die de democratische rechtsstaat stelt, zoals niet discrimineren of haatzaaien, geen geweld of andere dwang. Dit onderstreept meteen het belang van de aanbeveling over de ‘schurende dialoog’. Wrijving, botsing van waarden, het met elkaar oneens zijn over morele kwesties; dat hoort bij de democratische rechtsstaat, is er inherent aan. Daar hoort in het onderwijs plaats voor te zijn. Sterker nog, een belangrijk doel van burgerschapsonderwijs is leren hoe je het op een beschaafde manier met elkaar oneens kunt zijn en leren hoe je met wrijving en onenigheid om kunt gaan. Dat vraagt om een veilig klimaat waarin alles, na ja, bijna alles besproken en bevraagd kan worden, ter discussie mag staan.
Gesprek met elkaar Het tweede punt. Die term ‘zones van stilzwijgen’ intrigeert. Inderdaad, goed onderwijs – en de bedoeling en functie van onderwijs – vraagt om een stevig gesprek over moeilijke kwesties. Hoe verschillend mogen we denken over ‘goed onderwijs’ binnen het publiek bekostigde onderwijs? Een van de redenen waarom artikel 23 zo is als het is, ligt erin dat
weliswaar niet eenduidig en objectief vaststaat wat ‘goed onderwijs’ is, maar we als samenleving ook hierin wel een gedeelde basis willen. De overheid geeft aan wat deugdelijk is, waaraan het onderwijs op elke school moet voldoen en wat niet mag. Daarnaast is er ruimte om van mening te verschillen over wat ‘goed onderwijs’ is en welke inhoud, didactiek, pedagogisch concept, profiel, mensbeeld etc. daarbij past. Dat vraagt om een eigen visie van de school. Ruimte daarvoor – bovenop de gemeenschappelijke kern – is misschien wel de essentie van de vrijheid van onderwijs in deze tijd. Ook hier geldt: onenigheid vraagt om een gesprek met elkaar. Dat waar niet over gesproken wordt, of mag worden, vraagt er juist om aangeroerd te worden. Als Onderwijsraad zien we daar ook een rol voor onszelf. Juist als onafhankelijk adviescollege horen we alert te zijn op ‘zones van stilzwijgen’.
binnen één publiek bekostigd onderwijsbestel. Dat loopt als een rode draad door de aanbevelingen voor ‘bijzonder goed onderwijs’ heen. En die vraag speelt al sinds lang voor ons onderwijs en ons onderwijsbeleid. En zal in de toekomst nog lang blijven spelen; zij het steeds in andere tijden, met andere vraagstukken, die vragen om andere accenten en ander reliëf in ons onderwijs. Laten we voor nu ons voordeel doen met deze 23 aanbevelingen. Dank u wel.”
Ik noem drie voorbeelden: 1. Het functioneren en de structuur van ons onderwijsstelsel. Op 15 april 2021 hebben we het advies Later selecteren, beter differentiëren uitgebracht. Het taboe op, of de angst voor, of de tegenzin in aanpassingen in de structuur van ons onderwijsstelsel is blijkbaar zo groot dat velen het niet willen hebben over de inrichting van het voortgezet onderwijs. Terwijl er toch echt prangende redenen zijn om daar verbeteringen in aan te brengen. 2. Inclusiever onderwijs. Hoe inclusief willen dat ons onderwijs echt is voor leerlingen of studenten met een beperking, met een ‘andere’ sociale achtergrond? Hier speelt het taboe om te spreken over wensen en behoeften van ouders – of de samenleving – om die leerlingen en jongeren niet samen onderwijs te laten volgen. 3. De vrijheid van onderwijs. Uit angst aan de vrijheid van onderwijs te komen, gaan we het gesprek uit de weg over wat wel of niet tot de gemeenschappelijke kern van onderwijs behoort, wat moet op scholen, en wat niet mag. Dat leidt tot onbegrip over en weer en tot grote terughoudendheid bij partijen zoals de wetgever en de externe toezichter om, als nodig, te acteren op de overheidszorg, die ook bij artikel 23 hoort. Zulke moeilijke kwesties aanboren en een afwijkend perspectief of andere opvatting inbrengen, vergt moed. Dat heeft iedereen wel eens ervaren. Mensen zijn sociale dieren. Groepsdruk kan groot en overweldigend zijn. Het is dan letterlijk ‘eng’ om een minderheidsstandpunt of -overtuiging te hebben en te uiten. Omdat je de morele plicht voelt om standvastig te zijn en ruimte voor jouw overtuiging te vragen. Maar ook omdat je weet dat je je open moet stellen voor ‘de andere kanten van de zaak’, bereid moet zijn je mening bij te stellen op basis van argumenten en belevingen van anderen. De vraag hoe om te gaan met die variatie aan opvattingen en onenigheid en verschil, maar wel binnen één samenleving,
23 aanbevelingen voor bijzonder goed onderwijs
9
Deelnemers aan de ronde tafels Burgerschap
Gelijke kansen
Ewald van Vliet Bestuurder Lucas Onderwijs
Leonard Geluk Algemeen directeur VNG
Anne Bert Dijkstra Hoogleraar Universiteit van Amsterdam
Geleyn Meijer Rector Hogeschool van Amsterdam
Kamel Essabane Promovendus burgerschapswaarden in islamitisch godsdienstonderwijs Radboud Universiteit
Louise Elffers Lector Kansrijke Schoolloopbanen HvA/UvA
8 maart 2021
Gespreksleider: Karim Amghar Auteur en Docent
22 maart 2021
Dave Ensberg-Kleijkers Directeur-bestuurder Jantje Beton Gespreksleider: Karim Amghar Auteur en Docent
Governance
Slotbijeenkomst
Tamar van Gelder Bestuurder Algemene Onderwijsbond
Don Ceder Raadslid Amsterdam; lid Tweede Kamer Christen Unie
Theo Rietkerk Bestuurder ROC Landstede
Berend Kamphuis Bestuurder Verus
Hartger Wassink Onderzoeker governance
Kathleen Ferrier Voorzitter Nederlandse Unesco Commissie; voorzitter Kuyperjaar VU
15 maart 2021
René ten Bos Hoogleraar Radboud Universiteit Gespreksleider: Karim Amghar Auteur en Docent
10
Vrije Universiteit Amsterdam
21 april 2021
Edith Hooge Voorzitter Onderwijsraad Gespreksleider: Paul Rosenmöller Voorzitter VO Raad
Samenstelling van de jury Prof. dr. Melanie Ehren Hoogleraar Educational Governance, tevens directeur onderzoeksinstituut LEARN! Vrije Universiteit Amsterdam Prof. dr. Sietske Waslander Hoogleraar Sociologie TIAS School for Business and Society, Tilburg Prof. dr. Renée van Schoonhoven (voorzitter) Hoogleraar Onderwijsrecht Vrije Universiteit Amsterdam
Programmaleiding Jacob Bouwman Senior programmaregisseur Vrije Universiteit Amsterdam Auley Boermann Student-assistent; master Business Administration Vrije Universiteit Amsterdam
23 aanbevelingen voor bijzonder goed onderwijs
11