2009Lokaal16

Page 1

Halfmaandelijks magazine van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw - Paviljoenstraat 9 - 1030 Brussel | verschijnt 20 x per jaar | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746

NR 16 VAN 16 oktober 2009

VVSG-MAGAZINE VOOR GEMEENTE EN OCMW

Een mandaat te veel?

Blind saneren niet risicoloos

Riolen: na zoneringsplannen, nu uitvoeringsplannen

Windenergie als duurzame energiebron


Van boeken over ballen tot boeken met ballen. Je vindt het allemaal in de bib bij jou in de buurt. Meer weten? www.bibliotheek.be


NR 16 VAN 16 oktober 2009

VVSG-MAGAZINE VOOR GEMEENTE EN OCMW

Halfmaandelijks magazine van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw - Paviljoenstraat 9 - 1030 Brussel | verschijnt 20 x per jaar | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746

BART LASUY

INHOUD

LOKAAL NUMMER 16 15 VAN 16 oktober OKTOber 2009

12

Een mandaat te veel?

Interview met Fons Van Dyck

Blind saneren niet risicoloos

Citymarketing: op lange termijn denken en op korte termijn scoren

Riolen: na zoneringsplannen, nu uitvoeringsplannen Windenergie als duurzame energiebron

STEFAN DEWICKERE

Hoeveel mandaten iemand torst, maakt hoedenspeciaalzaak Gelaude in de Gentse Normaalschoolstraat niet uit. Wel of de hoed past.

‘Als centrumstad mag je niet te bescheiden zijn,’ zegt marketeer en trendwatcher Fons Van Dyck. Maar na grootse en mooie infrastructuurwerken ontbreekt de kers op de taart nog te dikwijls. ‘Dat moet je zelf sturen door het te benoemen.’

5 Opinie: Tweede pensioenpijler contractanten in de maak

KORT LOKAAL 6 Nieuws, print & web, perspiraat, column

ORGANISATIE

20 Een mandaat te veel? 24 De schatkamer van Marc Gybels 25 Lokale raad

WERKVELD 26 Interview met Wim Distelmans Nog altijd een taboe: zelf beslissen over je levenseinde 30 Wat ruikt het hier goed… 32 Na de zoneringsplannen, de uitvoeringsplannen 34 Hoge molens vangen veel wind 36 Collectief verwarmingsnet in Aalst 37 Praktijk in Deinze 38 Ronse strijdt tegen drugs 39 Klare kijk 40 De creativiteit in een gemeente: niet te onderschatten, maar hoe te ondersteunen?

WETMATIG

43 Berichten, boekbesprekingen 46 Agenda & Triljoen

Een mandaat te veel? De Nieuwe Politieke Cultuur zorgde vooral voor regeltjes waardoor de kranten jaarlijks een hitparade van vlot cumulerende mandatarissen brengen. Maar wat zijn de voor- en nadelen van cumulatie? Tijd voor een nieuwe visie.

bart lasuy

FORUM

20

26 Interview met Wim Distelmans

Nog altijd een taboe: zelf beslissen over je levenseinde

STEFAN DEWICKERE

12 Interview met Fons Van Dyck Citymarketing: op lange termijn denken en op korte termijn scoren 16 Blind saneren niet risicoloos 19 De Grondvesten: de milieuvergunning

‘Zelfs als ze volkomen pijnvrij zijn, wensen sommige mensen euthanasie. Ik vind dat je daar respect voor moet opbrengen,’ zegt Wim Distelmans. Dikwijls praten patiënten en hulpverleners over verschillende zaken, daarom is overleg noodzakelijk. 16 oktober 2009 LOKAAL 3


IEF INCLUSGE HANDI M! CD-RO

Handboek manifestaties en evenementen

Het onbetwiste standaardwerk

Ivan Saerens (Ed.)

Elke Vlaamse gemeente heeft wel zijn jaarlijks terugkerend muziekfestival, sportevenement, stadsfeest… De organisatie van dergelijke evenementen is een complexe en soms risicovolle onderneming, waarbij alle betrokken partijen rekening moeten houden met tal van (on)voorziene omstandigheden. Veiligheid Bij het organiseren van een evenement gaat de aandacht in de eerste plaats uit naar de programmatie, public relations, sponsoring… Nochtans verdient het aspect integrale veiligheid minstens een evenwaardige aanpak. Een degelijk veiligheidsplan, correcte (juridische) informatie en goed gebriefte veiligheidsdiensten kunnen - in geval van nood - heel wat leed voorkomen. Het “Handboek manifestaties en evenementen” is voor elke betrokken partij (organisator, lokale overheid, politie- en hulpdiensten…) een leidraad in de concretisering van de veiligheidsaspecten in de ruimste zin van het woord.

Bestelkaart

Organisatie en structuur Naast het veiligheidsaspect behandelt het handboek tevens items waar elke organisator en lokale overheid vroeg of laat mee te maken krijgt. Is het aangewezen een protocol af te sluiten met de gemeente? Hoe werk ik correct met vrijwilligers? Welke verzekering is aangewezen? Hoe moet worden omgegaan met de media? Moet er een vzw worden opgericht? Wat met geluidsoverlast? Het “Handboek manifestaties en evenementen” is dé praktijkgerichte gids die elke betrokkene bij de organisatie van een evenement doorheen het kluwen van wettelijke bepalingen en verplichtingen loodst. Voor wie is dit handboek bestemd? Dit handboek is bestemd voor iedereen die betrokken is bij de organisatie van een evenement: organisatoren, burgemeester, schepenen van cultuur en feestelijkheden, politie- en hulpdiensten, bewakings- en beveiligingsfirma’s, verzekeringsmaatschappijen, bovenlokale overheden, evenementenbureaus, socio-culturele organisaties, zaaleigenaars, beursorganisatoren…

Stuur of fax deze strook naar: Uitgeverij Politeia, Ravensteingalerij 28, 1000 Brussel, fax 02 289 26 19

JA, ik bestel … ex. van Handboek manifestaties en evenementen (Het handboek bestaat uit twee kaften) o Mijn bestuur is lid van de VVSG dus ik betaal 99 euro per uitgave*. o Ik behoor niet tot een organisatie die lid is van de VVSG dus ik betaal 119 euro/uitgave*.

Naam Functie Bestuur/Organisatie E-mail

Tel.

Adres

* Het ‘Handboek manifestaties en evenementen’ is een losbladige uitgave van de VVSG, de vzw Onder de draak en Politeia en wordt meermaals per jaar aangevuld. Bestellen kan op www.politeia.be, door te mailen naar info@politeia.be of te faxen naar 02 289 26 19. De prijs bedraagt 99 euro, niet VVSG-leden betalen 119 euro. De bijwerkingen worden u automatisch toegestuurd aan 0,46 euro per pagina tot schriftelijke wederopzegging. Deze prijzen zijn inclusief btw maar exclusief verzendkosten. Prijzen geldig tot 31/12/2009. Check voor actuele prijzen steeds onze website www.politeia.be.

BTW Datum Handtekening

Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.


opinie mark suykens

Stefan Dewickere

Tweede pensioenpijler contractanten in de maak e vertegenwoordigers van de werkgevers van de lokale bersturen en de vakbonden van het overheidspersoneel zijn in het sectorale akkoord voor de lokale sector overeengekomen om vanaf 1 januari 2010 een aanvullende pensioenregeling op te starten Mark Suykens is directeur van de VVSG voor de contractuele personeelsleden bij de lokale besturen. De achterliggende filosofie is dat de privépensioenen toegekend door de Rijksdienst van de Pensioenen voor deze personeelsleden zeer laag liggen. Vooral de vergelijking met het overheidspensioen van de vastbenoemde ambtenaren in dezelfde lokale besturen toont aan dat de verschillen onverantwoord groot zijn. Op het einde van de loopbaan kan het pensioen van een vastbenoemde ambtenaar twee tot drie maal hoger liggen dan dat van een contractueel personeelslid dat dezelfde functie heeft vervuld in hetzelfde bestuur. Omdat de privépensioenen in ons land erg laag liggen is in vele andere sectoren Op het einde van de loopbaan kan het werk gemaakt van een aanvullend pensioen. Het is maatschappelijk niet pensioen van een vastbenoemde ambtenaar meer te verantwoorden dat de vele tienduizenden contractanten in de twee tot drie maal hoger liggen dan dat van gemeenten en OCMW’s verstoken blijven een contractueel personeelslid dat dezelfde van een tweede pensioenpijler en met zeer lage pensioenen geconfronteerd functie heeft vervuld in hetzelfde bestuur. worden. De voorbije maanden overlegde de VVSG met diverse instanties om op Vlaams niveau een collectief systeem op te zetten van een tweede pensioenpijler waartoe alle Vlaamse lokale besturen op vrijwillige basis kunnen toetreden. De VVSG zal een modelreglement voor een aanvullend pensioenstelsel van het type vaste bijdrage opstellen: het gaat dus om een vast bijdragepercentage op de lonen van de contractanten dat elk jaar bepaald kan worden. We willen een lage drempel voor de toegang tot het stelsel en dus starten we met een laag bijdragepercentage als een minimumsokkel. Het staat elk bestuur vrij om voor zijn contractanten een hogere bijdrage vast te stellen en/of een inhaalbijdrage te bepalen voor de gehele of gedeeltelijke regularisatie van de loopbaan. Na een marktbevraging wordt een pensioeninstelling aangeduid die zal instaan voor het gezamenlijke beheer van de pensioenstelsels van de betrokken lokale besturen. Het aanvullend pensioenstelsel is vanaf 2010 operationeel. I

LOKAAL is het magazine en ledenblad van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw en verschijnt tweemaal per maand Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • F 02-211 56 00 lokaal@vvsg.be www.vvsg.be Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG

D

Bladmanagement Jan Van Alsenoy Abonnementen VVSG-leden: 80 euro, vanaf 10 ex. 67 euro; niet-leden: 150 euro VVSG, Nicole Van Wichelen T 02-211 55 43 Regie vacatures Nicole Van Wichelen, nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43

Regie advertenties Cprojects&Advertising, Peter De Vester, T 03 326 18 92, media@cprojects.be

Kernredactie Pieter Plas, Inge Ruiters, Jan Van Alsenoy, Marlies van Bouwel, Bart Van Moerkerke

Hoofdredactie Marlies van Bouwel, T 02-211 55 46

Columnisten Johan Ackaert, Pieter Bos

Redactiesecretariaat Inge Ruiters, T 02‑211 55 44 Eindredactie Marleen Capelle

Illustraties Bart Lasuy, Stefan Dewickere, Layla Aerts (fotografen), Nix (cartoonist) Vormgeving Ties Bekaert

Drukwerk Schaubroeck (Nazareth) Lokaal wordt gedrukt op het kringlooppapier Cyclus

VVSG-bestuur Jef Gabriels, voorzitter Sas van Rouveroij, voorzitter raad van bestuur Theo Janssens, voorzitter afdeling OCMW’s

Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/ of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Met de steun van Dexia en Ethias, partners van de VVSG

16 oktober 2009 LOKAAL 5


KORT LOKAAL NIEUWS

1

2

3

4

5

Park Spoor Noord Antwerpen kreeg van de jury de Prijs voor de geïntegreerde opdracht, het project integreerde ten minste drie categorieën in het zeer langgerekte maar smalle park op het vroegere spoorwegemplacement. (1) De prijs voor de categorie Nieuwbouw ging naar het Sportcentrum De Boerekreek van de provincie Oost-Vlaanderen in Sint-Laureins waar de manege en groepsverblijven mooi geïntegreerd werden in een kwetsbaar krekengebied. (2) Het psychiatrische ziekenhuis Sint-Norbertus in Duffel ging met de prijs voor de categorie Kunst in opdracht naar huis voor een glazen restpaviljoen in het park van het ziekenhuis. (3)

De reconversie van de Picanolsite in Ieper kreeg de prijs in de categorie Hergebruik en herbestemming. Deze oude weefgetouwenfabriek is een zeer moderne bibliotheek, academie, conservatorium en gemeentelijk archief geworden. (5)

Prijzen Bouwheer voor Spoor Noord in Antwerpen maar ook voor Ieper en Diksmuide Op 25 september werd voor de derde keer de tweejaarlijkse Prijs Bouwheer uitgereikt. ‘Ik ben verheugd dat steeds meer kleine Vlaamse steden en gemeenten hun eigen ambities ontwikkelen en goed opdrachtgeverschap tentoonspreiden. Laureaten als Ieper en Diksmuide tonen aan dat het niet langer enkel grote steden zijn die hoogstaande, duurzame en geïntegreerde projecten realiseren,’ zegt Vlaams Bouwmeester Marcel Smets.

B

ij de Prijs Bouwheer staat goed opdrachtgeverschap centraal: de kwaliteit van de opdracht over proces tot resultaat. ‘De kwaliteit van de ingediende nieuwbouwprojecten ligt zeer hoog, maar dat geldt niet voor de zorgsector,’ stelt minister Geert Bourgeois vast. ‘Dat komt door de vele procedures en regeltjes die het VIPA, of het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, de zorgsector oplegt. Toch is het belangrijk dat de woonzorgcentra en de ziekenhuizen op een zinvolle manier in het stedelijke weefsel en de

6 LOKAAL 16 oktober 2009

gemeenschap worden geïntegreerd.’ Ook vindt hij het jammer dat ondanks enkele pareltjes de kwaliteit voor hergebruik laag lag: ‘Het is nochtans belangrijk om de schaarse ruimte niet verder aan te tasten. Voor mij is herbestemming een speerpunt van het erfgoedbeleid zodat ook niet beschermde gebouwen een hedendaagse bestemming krijgen.’ Alle genomineerden en laureaten ontvangen een speciaal voor deze gelegenheid ontworpen kunstwerk van Johan De Wilde en een driedaagse buitenlandse studiereis naar Madrid. Het logo Prijs Bouwheer

2009 kunnen ze gebruiken als keurmerk en herkenningsteken voor hun project. Bovendien worden alle genomineerde projecten voorgesteld in een speciale publicatie. Er waren 76 inzendingen waarvan twee derde van lokale besturen. Het merendeel van de kandidaturen kwam uit de provincies Oost- en West-Vlaanderen en Antwerpen. Omdat niet alle potentiële kanshebbers hun kandidatuur hebben ingediend wil de Bouwmeester de jury de volgende keer de kans geven ook zelf projecten in te dienen. Bovendien wil Marcel Smets de prijs opentrekken tot Goed Opdrachtgeverschap. Zo kunnen de sectoren onderwijs en gezondheidszorg waarvan de gebouwen ook voor zestig procent worden gesubsidieerd, naar de prijs meedingen, net als de ontwikkelaars van kantorengebouwen waarin ook de overheid betrokken partij is. Marlies van Bouwel

STIJN BOLLAERT

Voor de categorie Publieke ruimte kreeg de stad Diksmuide de prijs voor de dorpskernherwaardering van Nieuwkapelle en de integratie ervan in het omliggende polderlandschap. (4)


PRINT & WEB

Brugge kiest een BedrijfsAmbassadeur Op 30 oktober wordt in de Belforthallen van Brugge voor het eerst een BedrijfsAmbassadeur verkozen. Brugge heeft als eerste ingetekend op dit lokale economische project. Het netwerkevenement tussen lokale overheid en bedrijfswereld wil bedrijven inspireren om ook aan het lokale bestuur te denken als partner voor projecten.

B

rugge telt 8730 ondernemingen die bijna 60.000 mensen werk geven. Voor hen heeft de stad de voorbije jaren een goed werkende dienst Lokale Economie uitgebouwd die via het KMO-loket een antwoord biedt op alle vragen en suggesties van handelaars en ondernemers. Ze kunnen er ook terecht voor de opvolging van hun dossiers en vergunningsaanvragen die bij andere stadsdiensten in behandeling zijn. Daarnaast organiseert en ondersteunt de dienst Lokale Economie tal van acties om handel en ondernemen te promoten in Brugge. Zo sloegen de stad, De Lijn en het Brugs Handelscentrum de handen in elkaar voor het bekroonde citymarketingproject Bijzonder Brugge, een winkelstad vol souvenirs dat Brugge als winkelstad promoot. Brugge heeft ook al jaren een Open-Bedrijvendagtraditie. Om met haar ondernemingen in contact te komen en te blijven, organiseert de stad in 2010 voor de derde maal de Brugse Bedrijvenbeurs, een B2B-evenement voor alle ondernemers uit de regio Noord-West-Vlaanderen. De dienst nodigt de Brugse ondernemers ook geregeld uit voor ontbijtsessies om met andere organisaties over economische thema’s van gedachten te wisselen.

BedrijfsAmbassadeur mag noemen. Met de BedrijfsAmbassadeur wil de stad de banden aanhalen met de bedrijven uit de regio en tegelijkertijd de kans benutten om de structuur en de werking van de stadsdiensten op een transparante manier aan de ondernemers voor te stellen. Met een expo voor mandatarissen, ambtenaren en bedrijfsmensen, een walking dinner en de verkiezing van de BedrijfsAmbassadeur wil Brugge de samenwerking met de bedrijfswereld in de regio versterken. Zowel de stadsdiensten als de bedrijven die voor bepaalde projecten hebben samengewerkt konden zich kandidaat stellen. Zo werd dankzij de tussenkomst van de stad bij de Vlaamse overheid voor een uniforme signalisatie van de Brugse bedrijventerreinen gezorgd waardoor buitenlandse chauffeurs en leveranciers ze makkelijker kunnen vinden. De stad bouwt ook aan een digitaal infopunt voor bestaande en potentiĂŤle ondernemers in Brugge en de regio, en voor kandidaat-investeerders uit binnen- en buitenland. Algemene informatie, economische actoren, een pandenbestand, cijfers en statistieken voor de regio zullen worden weergegeven op een hedendaagse, efficiĂŤnte, gebruiksvriendelijke en meertalige website.

Netwerkevenement Vanaf dit jaar organiseert de dienst Lokale Economie ook de BedrijfsAmbassadeur, een netwerkevenement voor bedrijfsleiders, politici en stadspersoneel met de prijsuitreiking voor een Brugse onderneming die zich

Leen Van Der Meeren

55.644

ĂŽĂŽWie interesse heeft kan een kijkje gaan nemen op vrijdag 30 oktober in de Belforthallen van Brugge: www.bedrijfsambassadeur.be/brugge, alain.lambert@brugge.be (dienst Lokale Economie)

In 2007 overleden 55.644 Vlamingen, dat is minder dan 1% van het totaal aantal inwoners. Toch is er veel verschil tussen de steden en gemeenten. In De Panne, Wachtebeke en Herstappe overleden maar liefst anderhalf procent van de inwoners. Terwijl in Zuienkerke, Oud-Heverlee en Meeuwen-Gruitrode minder dan een half procent van de inwoners overleden. Wilt u weten hoe het in uw gemeente gesteld is met de overlijdens, surf dan snel naar www.lokalestatistieken.be.

Groene kantoormaterialen: vernieuwde databank Milieukoopwijzer Met de Milieukoopwijzer wil Bond Beter Leefmilieu iedereen helpen die milieuverantwoord wil aankopen: scholen, lokale overheden, sociaal-culturele verenigingen, maar ook particuliere gebruikers. Op de website wordt concrete informatie (criteria, merken en leveranciers van milieuverantwoorde producten) gegeven over waar op te letten bij de aankoop van milieuverantwoord materiaal. De Bond Beter Leefmilieu vernieuwt regelmatig zijn criteria en productendatabank. Momenteel is dit het geval voor de productgroep kantoormateriaal. De criteria werden vernieuwd en de merken en leveranciers geĂźpdatet. Daarnaast geeft de Milieukoopwijzer ook informatie over drank en dranktoestellen, papierwaren, maaltijden en tussendoortjes, schoonmaak, duurzaam watergebruik en verlichting. www.milieukoopwijzer.be

Infomap: verblijfsstatuten en gezondheidszorg voor vreemdelingen De infomap Verblijfsstatuten en gezondheidszorg voor vreemdelingen is een nieuwe publicatie van het Vlaams Minderhedencentrum, het Ondersteuningspunt Medische Zorg, het OriĂŤntatiepunt Gezondheidszorg Oost-Vlaanderen en Medimmigrant. De map geeft een duidelijk en praktisch overzicht van de medische kostenregeling van vreemdelingen, rekening houdend met de verschillende verblijfsstatuten. Ze is bedoeld voor welzijns- en gezondheidswerkers die regelmatig vragen krijgen over de betaling van medische zorg voor vreemdelingen. De infomap is voor slechts 5 euro te verkrijgen bij het Vlaams Minderhedencentrum of een van de andere partners van de uitgave. Verblijfsstatuten & gezondheidszorg voor vreemdelingen, VMC et al., 5 euro, www.vmc.be, ellen.druyts@vmc.be

16 oktober 2009 LOKAAL 7


KORT LOKAAL NIEUWS

Haaltert Internationaal viert Verenigde Naties Over heel de wereld wordt elk jaar op 24 oktober de Dag van de Verenigde Naties gevierd. Haaltert organiseert voor de tweede keer ‘De Verenigde Naties in Haaltert’.

D

e Verenigde Naties werden in 1945 opgericht om door meer samenwerking en overleg oorlogen en conflicten te voorkomen. Vertegenwoordigers van de vijftig deelnemende landen, waaronder België, ondertekenden in het Amerikaanse San Francisco het Handvest van de Verenigde Naties. Polen deed kort nadien hetzelfde. De Verenigde Naties gingen officieel van start op 24 oktober 1945. Sindsdien werden onze Europese gemeenten opvallend internationaler. Zo ook het Oost-Vlaamse Haaltert. In deze gemeente, met ongeveer 18.000 inwo-

ners, wonen op dit ogenblik meer dan veertig verschillende nationaliteiten. De vele reizen naar en relaties met verre landen maken dat ook deze gemeente manifest aanwezig is in de wereld. Daarom organiseerde de adviesraad Haaltert Internationaal vorig jaar op vrijdag 24 oktober een ontmoeting met als thema De Verenigde Naties in Haaltert, om zoveel mogelijk inwoners van verschillende nationaliteiten en inwoners met belangstelling voor internationale contacten bijeen te brengen. Het werd een succes.

De bovenzaal van het administratieve centrum werd aangekleed met de vlag van Haaltert en zijn deelgemeenten naast de nationale kleuren van vele landen. Een kort internationaal muzikaal gastoptreden en een kleine receptie met Vlaamse hapjes, Marokkaanse snoepjes, Haalterts bier, Chileense wijn en multinationale frisdrank zorgden voor een bijzonder gezellige sfeer onder de meer dan honderd aanwezigen. Onder hen niet minder dan 22 verschillende nationaliteiten vertegenwoordigden spontaan hun land van herkomst. Schepen voor Internationale Aangelegenheden Peter de Smet schetste in zijn toespraak het belang van de doelstellingen van de Verenigde Naties voor vrede, verstandhouding en vriendschap, die ook gelden voor de in onze steden en gemeenten verenigde naties. Ook dit jaar nodigt Haaltert op 24 oktober de verschillende naties in de gemeente uit. Het initiatief wordt al overgenomen door Steenokkerzeel en het verdient ook navolging bij andere besturen. Paul Ghijsels

ÎÎVoor inlichtingen en documentatie kunt u terecht bij de Vereniging voor de Verenigde Naties: info@vvn.be, T 09-264 91 81, of bij ann.debouvere@haaltert.be, T 053-85 86 36.

Nieuw typebestek voor leningen De Vlaamse Lokale Ontvangers (VLO) en de VVSG werkten de voorbije maanden samen aan een nieuw typebestek voor het afsluiten van leningen door lokale besturen. De vorige versie was al enkele jaren oud en moest ten gevolge van allerlei ontwikkelingen worden aangepast.

O

p vraag van verschillende banken werken we niet langer met Gottex maar met Icap als referentiebasis voor de rentevoeten. Daardoor moest ook het elektronische rekenblad dat het bestek ondersteunt, veranderen. Icap heeft immers meer rentenoteringen dan Gottex. Voorts hebben we in het be-

8 LOKAAL 16 oktober 2009

stek een module ingebouwd voor langetermijnkredieten die gebaseerd zijn op kortetermijnrentevoeten. Hier en daar werken er al besturen met deze vorm, die zeker in periodes van lage intresten op korte termijn interessant kan zijn. De werkgroep ging ook op zoek naar administratieve

vereenvoudiging. We suggereren de besturen om het bestek niet meer te verkopen maar het gewoon gratis en elektronisch ter beschikking te stellen aan wie erom vraagt. Voorts werd het lijstje van ondersteunende documenten voor het budget of de jaarrekening dat de banken verplicht moeten leveren, ingekort.

Nog dit: de werkgroep heeft alleen een bestek gemaakt voor aanbestedingen. Besturen die voor hun leningen liever werken met een offertevraag, kunnen er zich uiteraard op baseren en er de door hen gewenste meer kwalitatieve criteria aan toevoegen. Jan Leroy

ÎÎHet bestek en de toelichting zijn beschikbaar op: www.vvsg.be, knop werking en organisatie, overheidsopdrachten.


PRINT & WEB

Hasselt en Gent testen stadsdistributie Steden leefbaar en veilig houden door goederenstromen te bundelen en vrachtverkeer efficiĂŤnter te organiseren, dat is de doelstelling van D-via. Dit project zet in op de economische haalbaarheid voor alle betrokkenen. Het zwaartepunt ligt op de belevering van de kleinhandel.

Verschillende vensteruren, niet gebundelde leveringen en steeds kleinere en frequentere zendingen veroorzaken overlast in de steden. ‘Maar stedelijke distributie is pas succesvol als er een realistisch businessmodel aan wordt gekoppeld en er effectief marktvraag ontstaat voor de aangeboden diensten,’ zegt Marc Schepers, projectmanager bij het Vlaams Instituut voor Mobiliteit (VIM). Een gekende vorm van stadsdistributie is deze waarbij de goederen aankomen in een distributiecentrum, waar ze gebundeld worden in functie van plaats en tijd van levering aan de winkelier. Zo besparen leveranciers op transportkosten en handelaars op opslagruimte. De leveringen vanuit het distributiecentrum tot bij de kleinhandelaars gebeuren met kleine, milieuvriendelijke voertuigen. In de eerste fase van D-via wordt een monitor stedelijke distributie voor groot- en kleinstedelijke gebieden in Vlaanderen ontwikkeld. Het gaat om een digitale kaart waarop de geldende reglementeringen voor de belevering van de betrokken steden in beeld worden gebracht. Marc Schepers: ‘Op basis van deze kaart kan doelgericht gewerkt worden aan een integrale lokale beleidsvoering betreffende stedelijke distributie in Vlaanderen. Via proefprojecten in Hasselt en Gent ontwikkelen we vervolgens een logistiek en

economisch haalbaar businessmodel voor de slimme bevoorrading van steden. Het VIM werkt hiervoor samen met de VVSG, Unizo, Fedis en Logistra.’ Winkelier als vertrekpunt Slimme stadsdistributie moet beginnen bij de winkelier. Het uiteindelijke doel is een voor alle partijen haalbaar systeem dat zelfbedruipend is en voordeel oplevert voor zowel kleinhandelaars en leveranciers als inwoners en lokale besturen. Hasselt besliste in mei als eerste ­deel te nemen als pilotstad. ‘Als we leveringen kunnen bundelen, rijden er minder vrachtwagens rond in de stad. Dit is niet alleen economisch interessant maar ook positief voor de verkeersveiligheid en het milieu,’ zegt Rob Beenders, schepen van Verkeer. Ook Gent doet ondertussen mee. Mathias De Clercq, schepen van Middenstand: ‘Als stadsbestuur zetten we maximaal in op duurzame stadsdistributie. Belangrijk hierbij is dat er een draagvlak wordt gecreĂŤerd bij vervoerders en toeleveranciers en uiteraard bij de handelaars zelf. Hiertoe wordt een platform opgericht met alle belanghebbenden.’ Sarah Boni, Vlaams Instituut voor Mobiliteit

ĂŽĂŽwww.d-via.be of bart.palmaers@vvsg.be

27 oktober – 26 november > POLITIEKE ACADEMIE prangende actualiteit in het lokale bestuur De VVSG-Politieke academie nodigt mandatarissen en medewerkers van gemeente en OCMW uit op de Ronde van Vlaanderen in Malle (27/10), Heusden-Zolder (12/11), Vilvoorde (17/11), Torhout (24/11) en Temse (26/11). Op deze vijf avonden worden negen workshops aangeboden waaruit u er twee kunt kiezen. 1. Decreet grond- en pandenbeleid: wordt betaalbaar wonen beter mogelijk? 2. Uitdagingen voor het lokale kinderopvangbeleid: welke rol voor uw bestuur? 3. Evaluatie decretale graden: hoe aanpakken? 4. Een lokaal mandaat: loont het nog de moeite? 5. Kost ons rusthuis te veel? 6. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening: oude wijn in nieuwe zakken? 7. Activeringsbeleid in het OCMW: naar een brede, gemeenschappelijke invulling 8. Tweede pensioenpijler voor contractuele medewerkers 9. Het decreet toeristische samenwerkingsverbanden: hoe het best samenwerken? ÎÎwww.vvsg.be (agenda). Inschrijven via congrescentrum.vvsg.be

10000 stappen Onderzoek wijst uit dat meer dan 50% van de bevolking onvoldoende fysiek actief is om gezond te blijven. De Vlaamse overheid wil mensen ertoe aanzetten om dag in dag uit op een eenvoudige manier meer te bewegen. Ze lanceert daartoe het project ‘10.000 stappen Vlaanderen’, met bijhorende website. Een gemiddeld persoon zet nu ongeveer 6000 stappen per dag. Doet men daar 4000 stappen bij, dan heeft dit hetzelfde gezondheidsvoordeel als een half uur extra bewegen per dag. De extra stappen haal je door te wandelen maar ook door andere bewegingsvormen zoals fietsen of zwemmen, of zelfs door dagdagelijkse activiteiten zoals tuinieren. De website bevat tal van tips en een opbouwschema om de 10000 stappen per dag te zetten. www.10000stappen.be

Themawetboek Milieuvergunningen 2009 Sinds de vorige editie van het Themawetboek Milieuvergunningen in 2007 werd de reglementering inzake milieuvergunningen ingrijpend gewijzigd en aangevuld. Naast het decreet van 28 juni 1985 op de milieuvergunning en de uitvoeringsbesluiten Vlarem I en II bevat dit wetboek het besluit over de milieueffect­beoordeling van hinderlijke inrichtingen (MER), evenals het recente uitvoeringsbesluit inzake bestuurlijke milieuhandhaving. De nieuwe gecoÜrdineerde tekst van de milieureglementering is bijgewerkt tot 1 mei 2009. Met zijn kruisverwijzingen en annotaties uit de arresten van de Raad van State en het Hof van Cassatie vormt het boek een onmisbaar werkinstrument voor openbare besturen, politiediensten en magistraten, privÊ-instellingen, bedrijven en hun adviseurs, en advocaten. P. Flamey, P.J. Vervoort, Milieuvergunningen: Vlarem I en II e.a. 2009, Larcier Themawetboeken, uitgeverij Larcier, Gent, 129 euro

16 oktober 2009 LOKAAL 9


PERSPIRAAT

KORT LOKAAL NIEUWS

“ Om mijn activiteit in het be-

drijfsleven te behouden, kies ik bewust voor een functie in de lokale politiek. (…) Mijn persoonlijke deontologie zorgt ervoor dat de scheiding politiek-privé strikt nageleefd wordt. Lokale politiek is overigens niet verenigbaar met de privésector. Marc De Pauw (Open VLD), burgemeester van Destelbergen, met 19 bezoldigde en 15 onbezoldigde mandaten de grootste ‘cumulard’ van Vlaanderen – De Morgen 18/8

“ Een gemeentelijke volksraad-

pleging mag wettelijk slechts betrekking hebben op aangelegenheden van gemeentelijk belang. Is dat voor de Oosterweelverbinding wel het geval? Patrick Peeters, professor publiek recht (KUL) – De Morgen 24/9

“ We zullen er in Antwerpen – zo-

als in alle West-Europese steden – mee moeten leren leven dat er meer en meer kleur zit in onze medemensen. Walter Nonneman, voorzitter van de Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen – De Standaard 25/9

Meer bewegen inpassen in dagelijks leven

“ Bij de lokale besturen zou het

meest kunnen worden bespaard. Maar in het nieuwe Vlaamse regeerakkoord staat dat het Gemeentefonds ook in de komende jaren zal blijven groeien. De lokale besturen zullen dus niets hoeven te besparen. Het Vlaams Parlement zal hen evenmin saneringen opleggen, want veel volksvertegenwoordigers zijn ook burgemeester of schepen. Herman Matthijs, professor publieke financiën (VUB) – Knack 16/9

“ Echt sexy kan je de rustoord-

branche niet noemen, maar een doordachte investering is het wel. Bejaarden die een onderkomen zoeken om er de laatste jaren van hun leven door te brengen, zullen er altijd zijn. De vraag is groter dan het aanbod en dat zal met de toenemende vergrijzing nog een hele poos zo blijven. Zelfs de banken hebben de weg gevonden naar de seniorenmarkt. Olivier Remy van de vakbond LBCNVK – De Morgen 19/9.

10 LOKAAL 16 oktober 2009

Bewegen is gezond, maar de meerderheid van de Vlamingen doet het niet of veel te weinig. Veel mensen denken bij bewegen ook meteen aan sporten terwijl activiteiten zoals stevig wandelen, tuinieren en de ramen wassen ook prima zijn voor de gezondheid. Activiteiten die je kunt inpassen in je dagelijkse leven, zijn gemakkelijker vol te houden dan de wekelijkse afspraak in het fitnesscentrum, en ze zijn bovendien goedkoop.

Joke Opdenacker (KULeuven) onderzocht in opdracht van het Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid het leren inpassen van meer beweging in het dagelijkse leven. Het onderzoek bestond uit drie deelstudies. Bewegingscoach voor senioren loont Aan de eerste deelstudie namen 186 gezonde senioren deel, verdeeld over drie groepen. Een eerste groep trainde een jaar lang driemaal per week in het fitnesscentrum. De tweede groep leerde meer beweging inpassen in het dagelijkse leven. Zo werden de deelnemers aangemoedigd om kleine boodschappen te voet of met de fiets te doen. Ze kregen regelmatig een telefoontje van hun bewegingscoach die hen motiveerde

om actief te blijven. De derde groep kreeg geen programma, maar nam enkel deel aan de metingen. Na een jaar viel alle begeleiding weg en waren de senioren op zichzelf aangewezen. Na nog een jaar bleek dat enkel de groep die had geleerd om meer beweging in te passen in het dagelijkse leven dit ook had volgehouden. Dat gebeurt het best met hulp van een bewegingscoach. Of de opvolging telefonisch of in levende lijve gebeurt, blijkt niets uit te maken. Dit bewees een tweede deelstudie bij 66 werknemers van de KULeuven, verdeeld over een groep met telefonische opvolging en een groep waarbij de coach persoonlijk langsging. Alle deelnemers hadden met behulp van hun coach geleerd om meer

beweging in te passen in hun dagelijkse leven. Na drie maanden bleek dat de deelnemers uit beide groepen actiever waren dan voor de studie en zich beter voelden. Beter bewegen via sociaal-culturele vereniging Het kan ook lukken zonder de opvolging van een persoonlijke bewegingscoach mits je voldoende steun krijgt via andere kanalen. Zo blijkt het inpassen van een bewegingsprogramma in een sociaal-culturele vereniging goed te werken. Het opstellen van het bewegingsschema kan dan in groep gebeuren, wat tijd en kosten spaart. De leden motiveren elkaar om in beweging te blijven. Bovendien zorgen de bestaande structuren en communi-


PIETER BOS column

stefan dewickere

Television reality

catiekanalen voor een gemakkelijke verspreiding. Dit bewees een derde luik van de studie. Zes afdelingen van de KAV namen hieraan deel. De leden van vier afdelingen volgden een informatieavond waarin ze leerden hoe ze meer beweging konden inpassen in hun dagelijkse leven. Ze kregen ook een brochure en vijf herinneringsbrieven. In de twee andere afdelingen namen de leden enkel deel aan de metingen. Uit de metingen na zes maanden bleek dat de leden die de informatieavond hadden gevolgd, inderdaad meer waren gaan bewegen in vergelijking met de leden uit de afdelingen waarin er geen bewegingsprogramma plaatshad. Bovendien voelden ze zich ook beter. Deze positieve resultaten waren voor de KAV de aanzet om het programma te verspreiden over al hun afdelingen in Vlaanderen. Ondertussen hebben daardoor meer dan 20.000 vrouwen het programma gevolgd. Sabine Van Cauwenberge

Iedereen kent het. Je bent in een gesprek verwikkeld. Je zegt iets. Een ander zegt iets terug. Een derde voegt iets toe. Dan ben jij weer aan de beurt en je reageert op wat er werd gezegd. Zo gaat het voort. Ping-pong-ping. Er zit logica in. Het gaat ergens over. Tot plots iemand, een van de twee anderen, over iets totaal anders begint. Out of the blue, geen touw aan vast te knopen. Het gesprek is naar een ander kanaal gezapt. Daar sta je dan, eventjes met de mond vol tanden. Dan herpak je je en je neemt de nieuwe draad op, flexibel zoals 21steeeuwse mensen moeten zijn. Maar je ruikt onraad en besluit tot een experiment. Je zegt iets wat je al eens gezegd hebt, nog maar enkele minuten geleden. Gewoon om te kijken wat er gebeurt. Er gebeurt niets. Er is niemand die het merkt. Of er zich aan stoort. Kennelijk doet het er niet echt toe en kan een beetje herhaling geen kwaad. Zappen en herhalen. Net als op televisie. Volgens mij zit het zo. Eerst was er de realiteit. Toen kreeg de realiteit het gezelschap van de televisie. Daarna dook de reality television op. En nu zijn we bij television reality aanbeland. Ook op gemeenteraden laat het fenomeen zich voelen. Steeds vaker, als je het mij vraagt. Er wordt iets gezegd over een agendapunt. Iemand zegt iets terug, maar het is geen antwoord. En al evenmin een aanvulling. Een volgende zegt ook iets, zij het zonder verband met de vorige spreker, laat staan met de agenda. Toch luisteren vele raadsleden geboeid. Ze hebben het dossier niet gelezen, dus denken ze dat het daarover gaat. Nu willen ze van de oppositie wel eens vernemen wat ze zo dadelijk zullen goedkeuren. Dat die oppositie het niet goed vindt, doet daar geen afbreuk aan. Daar is het ook de oppositie voor. Zoveel besef van het sociologische onderscheid tussen positie en rol hebben ze wel. Maar over het dossier gaat het dus niet. Het gaat ergens helemaal anders over, onmogelijk te zeggen waarover precies. Tegen dat je het denkt te weten, is het onderwerp alweer verdampt.

Je zoekt de rode draad, maar die is er niet. Samenhang schijnt geen vereiste te zijn. De ene zegt dit, de andere dat. Ieder zijn mening. Vrijheid, blijheid, verdraagzaamheid! Ook de lui van de pers storen zich er niet aan. Zij zeker niet. Ze zijn verlekkerd op quotes en meer nog op korte quotes die ook zonder context begrepen kunnen worden. Liefst zelfs, want voor context is er toch geen plaats. Zeker niet zo lang Britney Spears haar leven en de kolommen vult met ledigheid. De gemeenteraad dus. Hij kabbelt voort. Blabla hier. Blabla daar. Je hebt het gevoel dat je de enige bent die in de gaten heeft dat er voortdurend van onderwerp gewisseld wordt. Of die er graten in ziet. Eenzaamheid overmeestert je. De anderen luisteren geïnteresseerd en knikken of schudden naar gelang van hun groepsaanhorigheid. Er iets van zeggen zou pedant zijn. Of belachelijk, want stel dat er wél een samenhang is, één die jou compleet ontgaan is? Maar een ‘ooit gemist’-knop is er niet. Voorlopig nog niet. Dus zwijg je en knik je of schud je of doe je iets onduidelijk diagonaals, zoals hier en daar nog een enkeling. Zou het kunnen dat die ook…? Ja dus. Na de gemeenteraad zegt een collega: ‘Waarover hadden ze het eigenlijk? Ik kon niet volgen.’ Je bent blij dat je niet alleen bent. Dat er tenminste toch die gemeenschappelijkheid was dat je alvast met twee was om het niet te hebben begrepen. Je stort dus je hart uit, laat hem delen in je onbegrip, betrekt hem in je ergernis. Over de zenuwachtig makende wispelturigheid. Over de oppervlakkige gewoonte om van de hak op de tak te springen. Het is sterker dan jezelf. Je weidt uit. Over het belang van de context. Over de verschuiving van syntaxis naar parataxis. Over los zand ook. Je weidt uit en je weidt te lang uit. Te laat merk je dat de spanningsboog gebroken is. Er valt een stilte en je collega zegt: ‘Enfin, waarover hadden we het ook alweer?’ Hij zegt het argeloos, zonder ironie. Frustrerend, jawel. Maar het is tenminste een bevestiging dat je gelijk had. I

ÎÎJoke.Opdenacker@faber.kuleuven.be, T 016-32 90 47

16 oktober 2009 LOKAAL 11


12 LOKAAL 16 oktober 2009

stefan dewickere

Fons Van Dyck: ‘Bij de nieuwe consument zien we twee polen, vooral bij de twintigers die meestal de spiegel van de tijdsgeest zijn: ze willen de hele wereld ontdekken en tegelijkertijd zijn ze Limburger of Antwerpenaar.’


ORGANISATIE INterview FONS VAN DYCK

Citymarketing: op lange termijn denken en op korte termijn scoren ‘Als een stad heel zwaar investeert in de infrastructuur en het culturele weefsel, moet ze dat ook benoemen en claimen. Anders riskeert ze een versnipperd imago en problemen in de toekomst. Een merk helpt daarbij, dan kun je een focus leggen in je communicatie,’ zegt Fons Van Dyck, die niet alleen voor De Standaard columns over consumententrends schrijft, auteur is van de boeken Het merk mens en De kracht van wit en aan de VUB merk- en communicatiestrategie doceert maar die ook aan het hoofd staat van think.BBDO. Marlies van Bouwel

V

oor Fons Van Dyck zijn er zowel gelijkenissen als verschillen tussen de branding en marketing van publieke of commerciële organisaties: ‘Elk product is anders, elk bedrijf is anders. In de contacten merk ik wel dat de publieke sector de voorbije jaren een professionele inhaalbeweging maakt op het vlak van imagovorming en merkenstrategie. Op basis van grondig onderzoek formuleren steden communicatiestrategieën waaraan ze concrete acties en campagnes koppelen. Vooral de laatste tien jaar zie je bij de lokale overheid een groeiende bewustwording voor het imago en de reputatie van de stad. Dat geldt zowel voor de eigen bewoners als voor het aantrekken van nieuwe bewoners maar ook voor het aantrekken van investeerders en bedrijven, voor de culturele infrastructuur en het onderwijs. Ze laten het niet meer op zijn beloop, ze willen er vat op krijgen in een meerjarenperspectief.’ ‘Je moet natuurlijk wel een onderscheid maken tussen branding, marketing – zeg maar het vormelijke met het nieuwe logo en de baseline op de vlaggen die in de stad hangen – en de inhoudelijke en structurele invulling ervan. Op basis van een geïntegreerd plan maakt de stad maatschappelijke keuzes voor de infrastructuur en de investeringen. De A-campagne is dan de kers op de taart, het topje van de ijsberg, eronder schuilt een nieuwe aanpak van de stad Antwerpen. In essentie richt de A-campagne zich tot de Antwerpenaars zelf om hen meer vertrouwen te doen krijgen in de stedelijke instellingen. Het is geen campagne voor de buitenwereld. Een ander klassiek voorbeeld is ondertussen Bilbao, de stad in noordelijk Spanje die haar industrieel verleden achter zich heeft gelaten en zich met het Guggenheimmuseum, een van de meest spraakmakende projecten in Europa, heeft ge

profileerd. Dat is meer dan een slogan, dat is een economische, sociale en culturele ingreep die structureel is en blijft. Steden die al langer aan die weg timmeren zijn New York, maar ook Amsterdam met I am Amsterdam. Dit zijn maar spontane voorbeelden van steden die hun totale branding verzorgen.’ En elders in Vlaanderen? Leuven heeft een maand geleden een gloednieuw museum laten openen door de kroonprinsessen van België en Nederland. ‘Het Museum past in een lange rij van grote infrastructuurwerken aan het station en nadat het stadscentrum verkeersluw is geworden. Leuven heeft een totale metamorfose ondergaan, het Museum past daarbij, maar ik heb nog niet het gevoel dat er een kers op de taart staat. Toegegeven, alleen op de vorm werken is slechts een façade, een ballon. Maar als je heel zwaar investeert in de infrastructuur en het culturele weefsel van je stad, moet je dat ook benoemen en claimen. Anders riskeer je een versnipperd imago. Een merk helpt dan, dan kun je een focus leggen in je communicatie.’ Is het te laat voor Leuven? ‘Het is nooit te laat. Leuven heeft gezorgd voor inhoud. Het is tijd om een bovenlaag creëren, met een merk. Alle voorwaarden zijn er om er een succesverhaal van te maken, het is meer dan een logo, het is meer dan een baseline. Als burger kan ik het nu moeilijk in één woord of idee samenvatten. Volvo staat voor veiligheid, Coca Cola voor open happiness, de A van Antwerpen staat voor de trots van de Antwerpenaar. Het hangt ook van stad tot stad af. De prioriteit van Antwerpen was de eigen burgers te 16 oktober 2009 LOKAAL 13


ORGANISATIE INterview FONS VAN DYCK

doen geloven in het project, om hen weer van hun stad te doen houden. Over een aantal jaren moet dat extern verzilverd worden in de rest van de wereld. In Leuven zijn de bewoners mee met het verhaal, maar de rest van de wereld of Vlaanderen nog niet. Je consumeert er nog te veel à la carte: de universiteit of het Museum. Je voelt nog niet meteen het verband. Volgens mij ontbreekt de holistische benadering. Prinses Máxima uitnodigen is leuk, maar er zat volgens mij meer potentieel in, het is tot nog toe te provincialistisch gebleven. Als die Nederlandse prinses zich daartoe leent, haal dat er dan ook voor 200 procent uit.’

ten zoals Bilbao, maar promoten we onze troeven goed? Zijn we soms niet te bescheiden? Voor de branding van Brussel lijkt het museum van Magritte me het grootste uithangbord, maak dus van Brussel de meest surrealistische stad van de wereld. Jammer natuurlijk dat het museum van Kuifje zich in Louvain-la-Neuve bevindt, maar voor het magische en wonderlijke vind je genoeg in dit land. Je hoeft het niet te faken, je moet het alleen aanboren. Parijs is al honderd jaar Lichtstad. Je moet een focus leggen en niet het hele verhaal willen vertellen. Maak een keuze. Apple is al dertig jaar creatieve eigenzinnigheid, en je krijgt er nog een goede computer bij ook.’

STEFAN DEWICKERE

Die branding schijnt belangrijk te zijn in de concurrentieslag tussen de steden. Waarom is dat zo? U bent ook trendwatcher. Welke trends zijn belang‘Steden willen inwoners, consumenten aantrekrijk voor steden en gemeenten? ken, maar evengoed handelszaken. In de krant ‘In mijn vorige boek Het merk mens beschrijf ik las ik over de toenemende concurrentie tussen de belangrijkste drijfveren aan het begin van de Mechelen en Lier om de boodschappen van de 21ste eeuw, onrechtstreeks heeft dit alles ook bewoners van de randgemeenten. Zo concreet is met steden te maken. Die drijfveren zijn belevecitymarketing. Ook Mechelen heeft geweldige nissen, de experience marketing, de empowerinvesteringen gedaan in de historische sites, het ment van de consument en de burger die zelf verkeersluw maken van de binnenstad, de Lamotaan de slag willen gaan, die hun eigen stad wilsite. Maar Mechelen staat voor dezelfde uitdalen maken. Er is de notie van verbondenheid, ging als Leuven. Het geheel moet meer zijn dan de stad is een sociaal weefsel dat mensen bij elde som van de individuele delen. Die individukaar brengt. In mijn nieuwe boek De kracht van ‘Leuven heeft een totale ele delen zijn goed in Mechelen en Leuven, maar wit bekijk ik het effect van de crisis tegen een een en een moet meer zijn dan twee. Barcelona achtergrond van een globale wereld. Die wemetamorfose ondergaan, heeft dat gerealiseerd. Barcelona heeft bij de 18reld is volatiel, de veranderingen gebeuren in het Museum past daarbij, tot 30-jarigen het imago een bruisende en open schokken, er zijn hoge pieken en diepe dalen, stad te zijn. Voor hen is Barcelona de ultieme city we zijn afhankelijk van elkaar als we duurzaam maar ik heb nog niet het experience. Je gaat er ook naartoe voor de Ramwillen groeien. Een aantal dingen zijn interesblas en de tapas, Miró en Picasso, maar het is sant voor de steden zoals het begrip heimat of gevoel dat er een kers op samen ook zoveel meer als ultieme belevenisstad. proximiteit. Het lokale, het dicht bij huis vinden Er plakt een eenduidig concept boven. Het is een de taart staat. Het is tijd om we belangrijk. Het is niet tegengesteld aan de dynamische ontmoetingsplaats waar je moet zijn globaliserende wereld, het is yin en yang. Bij de een bovenlaag creëren, voor energie en bruisende cultuur.’ nieuwe consument zien we twee polen, vooral ‘In Vlaanderen zie ik enkel Gent in de buurt kobij de twintigers die meestal de spiegel van de met een merk.’ men. Er zijn de mooie initiatieven van Flikken tot tijdsgeest zijn: ze willen de hele wereld ontdekhet Smak en de Vooruit. Gent heeft zo het imago ken en hebben op hun twintigste meer van het gecreëerd van de gezelligste stad van Vlaanderen, buitenland gezien dan eender welke generatie Gent komt het dichtst bij het Barcelonagevoel. Brussel slaagt ooit en tegelijkertijd zijn ze Limburger of Antwerpenaar. Ik heb daar helemaal niet in, Brussel moet keuzes maken. Gent had het hier gemakshalve over de brede middenklasse, goed voor ook voor de haven of de technologie kunnen kiezen. Nu is Gent zeventig procent van de bevolking. De stad is het ankerpunt waar de gezellige, vriendelijke stad voor de eigen bevolking, maar ook we graag naartoe komen, dat is een heel belangrijk fenomeen voor de rest van Vlaanderen en voor de buurlanden. Dit voorjaar waarin de authenticiteit meespeelt.’ kwam er een nieuw logo, maar dat viel niet in goede aarde. Ook ‘De tweede tendens is de nieuwe familie als surrogaat van het voor mij verdient Gent een betere kers, het was te weinig ambitraditionele gezin. Die nieuwe familie zijn ook de vrienden, coltieus, het had te weinig internationale uitstraling. Gent is een lega’s, buren en het facebooknetwerk. Het zijn de mensen die ons open, gastvrije stad, Gent is kosmopolitisch.’ helpen omgaan met onzekerheden. In die beweging zie ik een ‘Tegenwoordig is iedereen mobiel en internationaal georiënwedergeboorte van de steden of heel concreet: de herontdekking teerd, mensen vergelijken steden internationaal met elkaar. Als van het stadspark. Zo werd in Los Angeles vorige zomer voor je de ambitie hebt een centrumstad te zijn, mag je niet te bescheihet eerst in honderd jaar een nieuw stadspark geopend: in een den zijn. Als je het meer doet voor de eigen bewoners en voor multiculturele buurt kunnen mensen nu naar buiten komen en de volgende verkiezingen, ben je fout bezig. Na de Japanners elkaar herontdekken. Ook het Vondelpark in Amsterdam werd komen de volgende tien jaar de Chinezen massaal naar Westopnieuw aangelegd, zo kan er nieuw leven ontstaan. Deze zomer Europa. Verkoop je dan Vlaanderen of Brugge, Gent en Antwerhebben ze een gooi gedaan naar het wereldrecord picknicken.’ pen apart? Chinese toeristen zullen maar 24 uur hebben. Als je ‘Die gigantische investeringen en infrastructuurwerken bepalen als Chinees naar West-Europa vertrekt, dan wil je naar Rome, mee de inhoud. Als je meer wilt doen dan bankjes vervangen, Florence, Parijs, Londen, misschien Amsterdam. Kom je dan plan je dit vijf of tien jaar op voorhand. Citymarketing is op lange ook naar Vlaanderen? Je hoeft geen Guggenheim neer te potermijn denken en op korte termijn scoren.’ 14 LOKAAL 16 oktober 2009


Antwerpen, 20 oktober: congres ‘De stad als merk’ Het Eerste Congres City- en Regiomarketing heeft plaats op dinsdag 20 oktober in Antwerpen met als thema ‘De stad als uitdagend merk! Naar strategische partnerships’. Citymarketing of de strijd om de gunst van toeristen, bewoners, bezoekers en bedrijven is brandend actueel.

De inzet is hoog: economische ontwikkeling, werkgelegenheid, (inter)nationale uitstraling. Om vandaag uw regio, stad of gemeente te positioneren als uitdagend merk moet u investeren in citymarketing. Tijdens dit congres stellen ervaren marketingpractici, beleidsverantwoordelijken en topsprekers uit

En als ik u goed heb begrepen, moet je dat als stad internationaal vertalen? ‘Als je iets in petto hebt, moet je het internationaal durven doen. Het station van Luik werd tien jaar geleden gepland. Wat een lef van de NMBS om de Spaanse architect Santiago Calatrava aan te trekken. Dat station grijpt in het wezen van de stad in, conceptueel past het perfect in de visie van mijn boek waar ik het station een belangrijke plaats toewijs in de stad. Kijk ook naar het station van Gent dat een knooppunt van openbaar vervoer wordt, maar in Luik opent het station zich ook naar de stad. In kleinere mate heb je dat ook in Leuven waar je de ring niet meer moet oversteken, en je ziet het ook in Brugge, Oostende of Kortrijk. Als je door het station loopt, kom je van het centrum van de stad in de buitenwijken. Ook in Mechelen krijgt het station meer verbinding met het centrum. Bovendien kun je je er internationaal mee op de kaart zetten. Moet de TGV in Leuven stoppen? Ja, als je Leuven internationaal op de kaart wilt plaatsen en een tussenstop wilt zijn tussen Berlijn en Londen. In Amsterdam hebben ze dat beseft: als ze geen TGV-station hebben, dan lopen ze de volgende vijftig jaar achter. Die keuzes zijn er wel degelijk en om het met een boutade te zeggen: 25 jaar geleden wou Louis Tobback de aanleg van de TGV tegenhouden door op de sporen te gaan liggen, terwijl hij nu vraagt dat hij er stopt. Anders wordt Leuven een plaatsje zoals Haacht of Diest, een stip waar je voorbijraast.’ ‘Kortom, de inhoud moet eerst komen, maar als je het niet zelf stuurt of als je niet de ambitie hebt om deel te nemen aan de

de academische wereld hun vernieuwende inzichten over citymarketing voor. VVSG-leden krijgen een korting van 20 procent. Op www.city-sportmarketing.eu vindt u het gedetailleerde programma en een inschrijvingsformulier.

Europese concurrentiestrijd voor nieuwe bewoners, studenten, bedrijven en de toeristische sector, zit je morgen met problemen.’ Gelden die tendensen ook voor de kleinere gemeenten? ‘Voor de gemeenten telt ook de heimat, de stek. Bewoners willen er ook infrastructuur, onderwijs en cultuur dicht bij huis. Voor sommige diensten verplaatsen we ons graag vijftig tot honderd kilometer, andere dingen willen we dicht bij huis. In mijn gemeente zijn de creatieve ateliers booming business, zowel voor kinderen als voor volwassenen. Daar wil je met de fiets naartoe kunnen.’ Welke specifieke vaardigheden heb je als stadsbestuurder nodig om de goede keuze te maken? ‘De steden die een langetermijnkeuze maken en verder denken dan een legislatuur, die in de 21ste eeuw de plaats willen krijgen die hun toekomt, hebben radicale keuzes gemaakt en rekening gehouden met de kritiek. Wie twaalf jaar vooruit denkt wint ook over zes jaar de verkiezingen. Grotere steden hebben een internationale roeping door de concurrentiestrijd op vele domeinen, denk maar aan onderwijs, cultuur maar ook industrie en zo verder. Het gaat dus om veel meer dan een logo, baseline of campagne.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal Fons Van Dyck, De kracht van wit, 2009, 272 blzn, Uitgeverij Lannoo

advertentie

Snel ruimte nodig??

Snel nood aan ruimte? Op zoek naar een snelle, flexibele oplossing? Een duidelijke, gedetailleerde offerte binnen de 48u? Verifieerbare kwaliteit, niet enkel in België maar wereldwijd? Frisomat ontwerpt, produceert en bouwt reeds 30 jaar innovatieve gebouwen uit koudgewalst, verzinkt staal. Een juiste prijs en korte levertijd voor elk project. Just in time, in overeenstemming met lokale statische normering.

Snel ruimte nodig, praat met ons. Lokaal08_nl_sept08.indd 1

www.frisomat.be

10/03/2009 15:17:23

16 oktober 2009 LOKAAL 15


stefan dewickere

organisatie FINANCIËN

Blind saneren niet risicoloos De gewesten, de gemeenschappen en de lokale besturen moeten de komende jaren 35 procent van de sanering van de Belgische overheidsfinanciën voor hun rekening nemen, zo is afgesproken met de federale overheid. Alleen zaten de gemeenten niet mee aan tafel en houdt een dergelijke afspraak ook een pak risico’s in. Jan Leroy

B

ij de toetreding tot de euro ondertekenden de deelnemende landen het Stabiliteitspact (1997). Ze verbonden zich ertoe om ook na de invoering van de eenheidsmunt hun overheidsfinanciën onder controle te houden, met normen voor de overheidsschuld en voor het jaarlijkse tekort. Tegelijkertijd werden er afspraken gemaakt over de wijze waarop de naleving van die criteria zou worden berekend. Dat werd het Europees Systeem van Rekeningen 1995 (ESR 95). Elke lidstaat moet aan Eurostat gegevens over de economie en de overheidsfinanciën rapporteren volgens die ESR 95-regels. De aandacht voor het ESR 95-saldo van de (Belgische) overheden steeg de voorbije maanden door de oplopende tekorten en de sterke stijging van de overheidsschuld 16 LOKAAL 16 oktober 2009

ten gevolge van de financieel-economische crisis. Iedereen is het erover eens dat we voor een zware sanering van de over-

geïnteresseerd in de schulden en saldi van de diverse onderdelen ervan. De cijfers Regelmatig publiceren het Planbureau en de Hoge Raad van Financiën gegevens over het huidige en verwachte ESR 95-saldo van alle deelentiteiten van de overheid, dus ook van de lokale besturen. De recentste gegevens wijzen op een tekort (volgens ESR 95) voor de lokale sector van -0,1%

Bij de sanering van de overheidsfinanciën blijven de lokale besturen niet buiten schot. De normen voor de overheidsschuld en het tekort gelden immers voor de overheid als geheel.

heidsfinanciën staan, en daarbij zullen en kunnen ook de lokale besturen niet buiten schot blijven. De normen voor de overheidsschuld en het tekort gelden immers voor de overheid als geheel. Europa is niet

van het BBP in 2007 en 2008, van -0,5% in 2009 en 2010 en van -0,7% in 2011. Uitgedrukt in geld zou het gaan om een tekort van circa 300 miljoen euro in 2007 dat in 2011 zou stijgen naar ruim 2 miljard euro.


Het blind toepassen van een verplicht ESR 95-evenwicht voor individuele lokale besturen lijkt zware gevolgen te zullen hebben.

Deze alarmerende cijfers roepen een pak vragen op. Het ESR 95-tekort of -overschot stemt immers niet overeen met het saldo dat voortvloeit uit de aan de lokale besturen opgelegde begrotingsregels (zie kaderstukje). Een gemeente die de eigen begrotingsregels respecteert (en dit wordt ook gecontroleerd door de toezichthoudende overheid), kan moeilijk verweten worden mee aan de basis te liggen van een tekort dat totaal anders wordt berekend. Bovendien maken de gegevens nooit een onderscheid tussen de types lokale besturen (gemeenten, OCMW’s, politiezones, provincies), of tussen de besturen in de drie gewesten. Nochtans is de situatie van elk van die groepen wellicht sterk uiteenlopend. Verder weten we eigenlijk niet of de gepubliceerde gegevens wel correct zijn. In ons land lopen de cijfers over de lokale overheidsfinanciën ver achter op de feiten. Het gaat vaak niet of nauwelijks om echte begrotings- of boekhoudgegevens, maar wel om extrapolaties van steekproeven van jaren terug, aangevuld met enkele bekende gegevens en met verwachtingen over de investeringsevolutie. Vooral over de fincanciële toestand van de Waalse lokale overheid tast men eigenlijk in het duister, omdat het Waalse Gewest nauwelijks over een georganiseerde elektronische gegevensverzameling van budgetten en rekeningen beschikt. In Vlaanderen is de situatie iets beter, maar ook hier heeft het Agentschap Binnenlands Bestuur vandaag (september 2009) nog steeds niet alle rekeningcijfers betreffende 2007 van de Vlaamse gemeenten. Het is dan ook bijzonder gevaarlijk om beleidsmaatregelen voor het ‘terugdringen van het tekort van de lokale besturen’ te nemen, zonder te weten of er wel een tekort is, hoe groot het is, in welk(e) gewest(en) of bij welke lokale overheden het zit. ESR 95: een goede maatstaf? Er is met de toepassing van ESR 95 voor lokale overheden echter nog een ander, meer inhoudelijk probleem. Een gemeente mag vandaag lenen om te investeren, maar de gevolgen van die lening (aflossingen en intresten) moeten kunnen worden gedragen door de ontvangsten van

de gewone dienst (belastingen, Gemeentefonds…). ESR 95 stelt dat alle uitgaven (inclusief investeringen en intresten, maar zonder aflossingen en aankoop van financiële activa) moeten worden gefinancierd door alle ontvangsten (inclusief verkoop van patrimonium, maar exclusief nieuwe leningen of de verkoop van financiële activa). Volgens de eigen regels kan een gemeente zich permitteren om eens een jaar in het rood te gaan, op voorwaarde dat dit tekort kan worden gedragen door de gecumuleerde positieve saldi uit het verleden. ESR 95 laat dit niet toe: elk jaar staat op zich. Door deze afwijkende regels krijgen de investeringen in ESR 95 een grote impact: ze tellen mee zoals de andere uitgaven, en de financiële gevolgen ervan moeten in één keer worden gedragen. (In een gemeente gebeurt dat gespreid in de tijd via de aflossing van de lening.) Het gevolg hiervan is dat gemeenten met veel schulden (die dus ook veel aflossingen betalen) wellicht minder problemen zullen hebben om het ESR 95-evenwicht na te leven, dan gemeenten met weinig of geen schulden. Die schuldenrijke gemeenten hebben vandaag immers ook veel gewone ontvangsten om de hoge aflossingen te financieren. Die ontvangsten (subsidies, belastingen…) blijven ook onder ESR 95 meetellen, terwijl de aflossingen als uitgaven wegvallen. Gemeenten met weinig of geen schulden echter zien bij de overgang van hun eigen systeem naar ESR 95 nauwelijks uitgaven (aflossingen) wegvallen, maar moeten plots wel andere uitgaven (investeringen) volledig en in een jaar ten laste nemen, wat doorgaans onmogelijk is. Dit conceptuele probleem wordt nog versterkt door twee bijkomende aspecten, die typisch zijn voor de lokale besturen. Het gewicht van de investeringen binnen de totale uitgaven is in een gemeente groter dan bij de andere overheden. Dat blijkt ook uit het feit dat de lokale besturen goed zijn voor zowat de helft van de overheidsinvesteringen (tegenover slechts 5% van de overheidsschuld!). Verder kennen de lokale overheden veel kleine besturen, waarvan het investeringsniveau een zeer onregelmatig verloop kent. Als er eens een investering van 10 miljoen euro gebeurt (een nieuw gemeentehuis), dan zal dat investeringsniveau de eerste twintig jaar wellicht niet meer worden gehaald. Door ESR 95 zouden eerder eenmalige

Wat is ESR 95? De berekening van het zogenaamde vorderingensaldo (tekort of overschot) volgens ESR 95 verloopt anders dan wat geldt voor de gemeentelijke begroting: • ESR 95 kent geen verschil tussen de gewone en de buitengewone dienst, een gemeente wel. • ESR 95 maakt geen onderscheid tussen het saldo van het jaar zelf en het algemene saldo (inclusief overschotten of tekorten van vorige jaren), een gemeente wel. • Investeringen zijn voor ESR 95 uitgaven zoals andere. In een gemeente zijn investeringen uitgaven van de buitengewone dienst. • De verkoop van (niet-financieel) patrimonium (gronden, gebouwen…) is volgens ESR 95 een ontvangst als een andere, voor een gemeente is het een buitengewone ontvangst die alleen mag worden ingezet voor de financiering van buitengewone uitgaven (zoals nieuwe investeringen). • Gemeenten mogen lenen om hun investeringen (en andere buitengewone uitgaven) te financieren, maar niet voor de financiering van de gewone uitgaven. ESR 95 spreekt zich niet uit over de toegelaten wijze van financiering. Lenen voor het dekken van lopende uitgaven (personeel, aflossingen…) kan dus perfect. • Aflossingen van leningen horen voor de gemeenten bij de gewone uitgaven, die dus moeten worden gefinancierd met gewone ontvangsten. Die laatste kunnen geen nieuwe leningen zijn. Voor de berekening van het saldo volgens ESR 95 tellen de uitgaven voor aflossingen niet mee. • Nieuwe leningen zijn voor gemeenten buitengewone ontvangsten (ter financiering van buitengewone uitgaven), voor ESR 95 tellen nieuwe leningen niet mee bij de ontvangsten. Uiteraard hebben ze wel een invloed op de overheidsschuld. • De aan- en verkoop van financiële activa (zoals participaties) tellen voor ESR 95 niet mee bij de uitgaven en ontvangsten van een overheid. In een gemeente gaat het om buitengewone uitgaven en dito ontvangsten. • Het moment van registratie van een transactie verschilt tussen ESR 95 en de gemeenteboekhouding. Dit heeft echter alleen een tijdelijk effect op de resultaten of saldi (verschuiving in de tijd), en is niet fundamenteel voor het verklaren van de verschillen. We houden er dus voor de rest ook geen rekening mee. Door deze verschillen qua boekhouding en registratie is het perfect mogelijk dat een gemeente een (volgens de haar opgelegde regels) begroting in evenwicht indient, en volgens ESR 95 toch een tekort boekt. Ook het omgekeerde kan: een overschot volgens ESR 95 maar een tekort volgens de gemeentelijke begrotingsregels. In dat laatste geval zal de gemeente echter geen budget indienen, want de toezichthoudende overheid laat alleen maar budgetten in evenwicht toe. JL

16 oktober 2009 LOKAAL 17


organisatie FINANCIËN

grote projecten ofwel onmogelijk worden, ofwel in één keer integraal moeten worden gefinancierd door een eenmalige maar spectaculaire verhoging van de belastingen.

federale en gewestelijke niveau waren de ervaringen met dit soort transacties zeker niet altijd positief, integendeel. Gemeenten kunnen ook op zoek gaan naar alternatieve financieringsvormen

Lokale besturen hebben een schuldaandeel van slechts vijf procent. Het zou ongepast zijn dat een bovenproportioneel aandeel van de saneringsoperatie op hun schouders terecht komt. Het blind toepassen van een verplicht ESR 95-evenwicht voor individuele lokale besturen lijkt dus zware gevolgen te zullen hebben. We vrezen dat de investeringen in dat geval sterk teruggeschroefd zullen worden. Dit zou op zijn beurt zeer belangrijke conjuncturele effecten sorteren, gezien het aandeel van de lokale investeringen in de totale overheidsinvesteringen in ons land. Bovendien dreigt al na enkele jaren een sterke veroudering van hele stukken overheidspatrimonium, wat nadien extra kosten meebrengt om alles weer op peil te krijgen. We laten de vraag naar de maatschappelijke wenselijkheid van stilvallende lokale investeringen in bijvoorbeeld waterzuivering, verkeersveiligheid of ouderenzorg dan nog buiten beschouwing. Een ander risico zit in het ongebreidelde (uit)verkopen van het eigen patrimonium, puur uit financiële druk. Op zich is er niets verkeerd aan een overheid die een deel van haar patrimonium te gelde maakt, maar als dat alleen gebeurt vanuit budgettair oogpunt, is er wel een probleem. Op het

waardoor de investeringen worden gedebudgetteerd, lees ESR 95-neutraal gemaakt. We denken dan vooral aan allerlei vormen van PPS, waartoe ook de Vlaamse overheid voor de inhaaloperatie scholenbouw of voor de financiering van nieuwe gemeentelijke sportinfrastructuur zijn toevlucht nam. PPS kan een goed spoor zijn, voor zover hiervoor wordt gekozen na het zorgvuldig afwegen van alle vooren nadelen en alternatieven. PPS dreigt echter meer nadelen dan voordelen te genereren wanneer het niet langer een positieve keuze is, maar een door budgettaire normen opgelegde verplichting, wanneer met andere woorden ook de privépartner van meet af aan zeker is dat de lokale overheid voor (zijn) PPS zal kiezen. Maar daarmee zijn nog niet alle problemen van de baan. Hoe zal elk gewest als toezichthouder immers dat evenwicht operationaliseren? Zal het ene bestuur een tekort mogen hebben, als er ergens anders voldoende overschotten zijn, of moet iedereen op zich een evenwicht bereiken? En wat als het geen opgelegd

evenwicht (een vorderingensaldo van 0% van het BBP) wordt, maar een opgelegd overschot of een toegestaan tekort? Wie zal dan welke norm opgelegd krijgen, rekening houdend met het feit dat er geen ‘bruto lokaal product’ bestaat? Hoe zal men dat saldo trouwens verdelen over de verschillende gewesten en de verschillende types lokale besturen binnen één gewest? Bij al het voorgaande rijst er in de komende periode nog een bijkomend probleem. Traditioneel stijgt het niveau van de lokale investeringen in de tweede helft van de legislatuur. Pas dan komen de meeste geplande projecten immers in de fase van uitvoering. Ook het Planbureau en de Hoge Raad van Financiën gaan voor de jaren 2010-2012 uit van een toename van de lokale investeringen. De saneringsoperatie waar de verschillende Belgische overheden voor staan, valt in dezelfde periode. Het kan uiteraard niet dat de lokale besturen het slachtoffer worden van een toevallig samenvallen van hun investeringspiek met het moment waarop het meest moet worden bespaard. In die context brengen we nog eens in herinnering dat de slechte toestand van de Belgische overheidsfinanciën absoluut niet in de eerste plaats te wijten is aan de lokale besturen (met een schuldaandeel van slechts 5%). Het zou dan ook ongepast zijn dat een bovenproportioneel deel van de saneringsoperatie wel op hun schouders terecht komt.

Jan Leroy is VVSG-stafmedewerker financiën

advertentie

Dé referentie in overheidsopdrachten en de lokale sector www.overheidsopdrachten.info

www.publius.be

18 LOKAAL 16 oktober 2009


200 jaar afwegen van de industrie tegen haar omgeving

D

e omgeving beschermen tegen de gevaren van de industrie lijkt een recente zorg. Maar dat je voor het openen van een ‘gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichting’ een exploitatievergunning moet aanvragen, dat is al bijna twee eeuwen het geval. Het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (Vlarem I) heeft een lange rij voorgangers, met als eerste een decreet van Napoleon uit 1810. Dat diende in de eerste plaats om ‘het veld te bezetten’ tegen nieuwe fabrieken, maar ook tegenover de gemeenten die tot dan fabrieken op hun grondgebied konden reglementeren of verbieden. De centrale overheid wilde de ontluikende Industriële Revolutie aanmoedigen, maar tegelijk ook burenruzies vermijden. Het opnemen van een bedrijfstak in deze reglementering is dan ook een tweesnijdend zwaard: enerzijds moet je je onderwerpen aan het oordeel van de overheid die een vergunning kan weigeren of voorwaarden kan opleggen, anderzijds ben je verlost van de reglementerende bevoegdheid van de gemeente. Summier vinden we in dit decreet al de ideeën terug die in een opeenvolging van wijzigingen de essentie van het milieuvergunningenstelsel zullen vormen. Wijzigingen zijn dan meestal een stapsgewijze verfijning van de bestaande regels. Vrij herkenbaar voor ons nu is overigens dat die wijzigingen verantwoord werden als administratieve vereenvoudiging. Twee krachtlijnen lagen al van 1810 vast. Ten eerste bevatte Napoleons decreet eigenlijk alleen een lijst met enkele soorten fabrieken en een bevoegdheidsverdeling. Welke bedrijven onderworpen zijn, wordt vastgelegd in een nauwkeurige lijst van bedrijfstakken en fabrieksonderdelen. Een abstracte definitie van wat vergunningsplichtig is, zoals bij de bouwvergunning, is er niet. Deze ‘ingedeelde inrichtingen’ worden dan opgedeeld in klassen naar gelang van hun potentiële impact. De indeling komt overeen met de verschillende overheidsniveaus: hoe zwaarder een inrichting, hoe verderaf de beslissingsbevoegdheid ligt. Doorheen de vele wijzigingen van die indelingslijst vallen twee trends op: de lijst werd enerzijds almaar langer en gedetailleerder; anderzijds werden al eerder opgenomen bedrijven van een hogere naar een lagere klasse opgeschoven. Inhoudelijk moest de overheid van in het begin ook de belangen van de buren opnemen in haar beoordeling van de aanvraag. Een essentieel onderdeel van de vergunningsprocedure is dan ook altijd het openbare onderzoek (‘enquête de commodo et incommodo’) geweest. De aanvraag wordt dan voorgelegd aan de

omwonenden: zij kunnen bezwaren indienen die de overheid moet beantwoorden in haar beslissing. De omwonenden kunnen ook telkens administratief beroep aantekenen tegen die beslissing. In de loop van die tweehonderd jaar is de focus op wat de overheid precies moest beschermen, wel verschoven. Het decreet van 1810 wilde in de eerste plaats de buren beschermen: als hinderlijke bedrijven uit de buurt van de bewoning worden ingeplant, zou er geen probleem meer mogen zijn. Zo mocht je alleen nog buiten de stadscentra varkens kweken. Tegen het einde van de negentiende eeuw werd de exploitatievergunning steeds meer gebruikt om de arbeiders te beschermen die in de fabriek moesten werken. Machines werden gereglementeerd om de werkplek veiliger te maken. De onmiddellijke voorganger van Vlarem heette dan ook het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB, 1946). Vanaf de jaren zeventig verscheen milieubescherming stilaan in de exploitatievergunning. Hiermee werd ook weer aangesloten bij de oorspronkelijke bedoeling, al werd de te beschermen ‘omgeving’ nu ruimer ingevuld. Momenteel zijn milieubescherming en arbeidsbescherming losgekoppeld: de milieuvergunning is een gewestelijke bevoegdheid geworden, arbeidsbescherming is federaal gebleven. In die twee eeuwen is ook de controle en sanctionering verder uitgewerkt. Lange tijd beperkte de overheid zich tot de klassieke strafrechtelijke weg: de politie stelde vast, de strafrechter strafte. Als een snellere reactie nodig was, dan kon de burgemeester het bedrijf volledig laten sluiten, veelal een te drastische sanctie. Voorlopig eindpunt in deze evolutie is het milieuhandhavingsdecreet met Vlaamse en gemeentelijke administratieve boetes en een uitgebreider gamma aan dwangmaatregelen die de burgemeester en de toezichthouders kunnen opleggen. En hoe dachten politici vroeger over handhaving? In 1888 zat een parlementslid in de Kamer met een prangende vraag. Zoals danszalen en bioscopen vandaag, waren theaters toen vergunningsplichtig. Inspecteurs – er waren er toen drie voor heel België – mochten altijd in de betrokken gebouwen binnengaan. Dus vroeg het parlementslid zich af of die inspecteurs dan gratis naar alle theatervoorstellingen in het land mochten gaan kijken. Steven Verbanck In De Grondvesten van Lokaal 17 leest u over ‘Lokale financiën’

De Grondvesten belicht de kernbegrippen uit de werking van de lokale besturen in hun historische evolutie.

De milieuvergunning

08

De grondvesten

16 oktober 2009 LOKAAL 19


FORUM STATUUT VAN DE MANDATARIS

Een mandaat te veel? Op 7 juni kozen we onze nieuwe Vlaamse volksvertegenwoordigers. Nu duidelijk is wie wel en wie niet gaat zetelen, is het tijd om een balans op te maken. Hoeveel mensen cumuleren hun mandaat van parlementslid met een lokaal mandaat? Is dit een goede zaak of moet er, zoals momenteel aan Franstalige zijde, opnieuw nagedacht worden over cumulatie van politieke mandaten en – breder – ethiek in de politiek? Hoe valt dit te rijmen met het statuut van de mandatarissen? Hieronder behandelen we enkele hete hangijzers van de cumulatie van mandaten. David Vanholsbeeck

V

erkiezingen zijn relatief. Dat is nog maar eens gebleken na 7 juni, toen niet minder dan (voorlopig) achttien verkozenen (op 124, ofwel 14,5%) afzagen van een Vlaams mandaat en de eer aan opvolgers lieten (vervangers van ministers niet meegerekend). De reden lag meestal voor de hand: een ander mandaat, federaal, Europees, lokaal of provinciaal, kreeg de voorkeur. 20 LOKAAL 16 oktober 2009

Nochtans blijkt dat cumuleren veel Vlaamse parlementsleden niet stoort. 22 van hen zijn ook burgemeester, 23 zijn schepen, er zijn twee OCMW-voorzitters (één van beiden is ook schepen) en één gedeputeerde. Daarnaast hebben we nog vijftig gemeenteraadsleden (onder wie drie voorzitters van de gemeenteraad), één districtsraadslid en vijf provincieraadsleden. Hiervan zal een tiental zich,

al dan niet noodgedwongen, (tijdelijk) laten vervangen gedurende zijn parlementaire loopbaan. Kortom: met meer dan honderd lokale of provinciale mandatarissen in het parlement is het meer dan ooit een forum voor de verdediging van de lokale belangen. De vorige legislatuur toonde jammer genoeg aan dat die lokale kennis niet steeds wordt vertaald in werkbare (of minder) regels of in meer dan oplapwerk. Uiteraard vertellen deze cijfers niet alles. Veel Vlaamse politici hebben naast hun parlementair mandaat ook een gewone baan. De gegevens daarvan konden we niet achterhalen, maar uiteraard beoefenen ook zij een vorm van cumulatie. Of dat een goede of een slechte zaak is, is een andere kwestie. We zetten hieronder even een paar mogelijke voor- en nadelen van cumulatie op een rijtje, met aandacht voor het statuut van de betrokkenen.


bart lasuy

Cumulatiegrenzen De eerste algemene regel voor de cumulatie van mandaten voor parlementsleden (ingevoegd bij de wetten van 4 mei 1999) is dat zij naast hun parlementair mandaat maar één ander bezoldigd uitvoerend mandaat mogen uitoefenen. Zulke mandaten zijn: het ambt van burgemeester, schepen of OCMW-voorzitter, óf een belangrijk mandaat in een openbare of particuliere instelling, uitgeoefend als vertegenwoordiger van de staat, een gemeenschap, een gewest, een provincie of een gemeente. Doorslaggevende criteria bij die laatste categorie zijn het belang van de functie en het inkomen dat eruit voortvloeit. Het belang van de functie betekent meer dan een louter lidmaatschap van de algemene vergadering of de raad van bestuur van die instelling (zoals een directeur, een afgevaardigd bestuurder, of een lid van het

hoogste orgaan van een instelling). Voor het inkomen volstaat een maandelijks bruto belastbaar inkomen van minstens 615,33 euro (cijfers 2009). Of iemand zich echt laat vergoeden, doet er niet toe. Het feit dat de functie doorgaans bezoldigd is, volstaat. De keuze van de mandaten is vrij. Er is ook nog een tweede (financiële) beperking bij de cumulatie van publieke mandaten (zie ook artikel 70 van het Gemeentedecreet en artikel 68 van het OCMW-decreet). Immers, de inkomsten die voortvloeien uit de cumulatie van

Zolang de regelgeving niet wordt uitgeklaard en opgekuist, zullen de misverstanden en problemen blijven.

een lokaal uitvoerend mandaat, een parlementair mandaat en eventuele andere openbare, politieke functies (zoals presentiegelden in een intercommunale of een socialehuisvestingsmaatschappij) mogen niet meer bedragen dan anderhalve maal de parlementaire vergoeding. (Voor 2009 komt dit neer op in totaal 165.763,62 euro.) Bij cumulatie van een lokaal mandaat met dat van parlementslid en bij overschrijding van dat maximum, wordt de lokale wedde afgetopt. Een probleem bij de toepassing van deze regels is dat het nog steeds niet helemaal duidelijk is welke mandaten voor beide beperkingen worden meegerekend. Het voorzitterschap van een parlementaire commissie zou bijvoorbeeld niet in aanmerking worden genomen voor de financiële beperking, evenmin als het lidmaatschap van het bureau van het parlement. En wat met bestuurders of leden van het 16 oktober 2009 LOKAAL 21


FORUM STATUUT VAN DE MANDATARIS

directiecomité van bijvoorbeeld de VVSG? Bijkomend probleem: vorig jaar werd een OCMW-voorzitter door de voorzitter van de Kamer gevraagd om drie van zijn vier bezoldigde uitvoerende mandaten te laten vallen. Daarbij zat onder meer ook het mandaat als toegevoegde schepen. Redelijk absurd, wetende dat OCMWvoorzitters-schepenen (en vanaf de volgende legislatuur wordt deze combinatie in de meeste Vlaamse gemeenten een verplichting) hierdoor in de feiten geen parlementair mandaat meer zouden mogen uitoefenen. Conclusie: de iets meer dan veertig Vlaamse parlementsleden die hun lokale uitvoerende mandaat behouden, kijken maar beter na of zij geen andere bezoldigde uitvoerende mandaten hebben die onder de bovenstaande regel vallen. Daarnaast moeten zij ook alle relevante gegevens aan de administratie van hun lokaal bestuur bezorgen, zodat eventuele financiële beperkingen toegepast kunnen worden. Zolang de regelgeving niet wordt uitgeklaard en opgekuist, zullen de misverstanden en problemen blijven. Nieuwe Politieke Cultuur? Onlangs werden de jaarlijkse mandatenlijsten weer in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd, een duizend pagina’s tellend overzicht van politieke en andere mandaten en functies van regeringsleden, parlementsleden, gedeputeerden, burgemeesters, schepenen, OCMW-voorzitters en ambtenaren-generaal. De bedoeling van deze publicatie is transparantie creëren en belangenvermenging voorkomen. Een en ander is een uitloper van de Nieuwe Politieke Cultuur en de daarbij horende regels die de politiek transparanter moesten maken en die misbruiken moesten voorkomen. Deze verplichting leidt echter tot weinig of niks, behalve dan tot een jaarlijks weerkerende hitparade van vlot cumulerende mandatarissen in de kranten. De voorspelbare lezersreacties kunt u er zo bij denken. Niettemin illustreert deze verplichting treffend dat de Nieuwe Politieke Cultuur wel veel nieuwe regeltjes heeft opgeleverd, maar dat er intussen alweer weinig van de oorspronkelijke boodschap overblijft. Of beter: dat het misschien hoog tijd is om eens na te denken over een nieuwe visie op de cumulatie van mandaten. De hamvraag is of die cumul een goede zaak is of niet. In Wallonië en Brussel werd het een acute vraag na enkele nieu22 LOKAAL 16 oktober 2009

we schandalen over belangenvermenging. Het tussentijdse resultaat van dat debat lijkt te zijn dat nog maximaal een derde van de Waalse en Brusselse parlementsleden een parlementair mandaat mag cumuleren met een lokaal (uitvoerend?) mandaat. Deze maatregel geldt ook per fractie en zou ingaan op 1 januari 2013, bij de start van de volgende gemeentelijke bestuursperiode. Nu valt er veel te zeggen over dit voorlopige akkoord aan Franstalige zijde. Zo lijkt de 1/3-regel bijvoorbeeld een mossel-noch-vis-oplossing. Bovendien is hij moeilijk objectief toepasbaar. Maar dát het debat wordt gevoerd is in elk geval meer dan momenteel aan Vlaamse zijde kan worden gezegd. In 2002-2003 waren er wel plannen om de cumulatie van een parlementair mandaat met een lokaal uitvoerend mandaat te verbieden, maar deze werden weer afgevoerd in de daaropvolgende legislatuur. Dit verbod heeft dan ook nooit het Gemeentedecreet gehaald.

De verplichting tot publicatie van mandaten in het Staatsblad leidt tot weinig meer dan een jaarlijks weerkerende hitparade van vlot cumulerende mandatarissen. Voltijdse cumul In economisch moeilijke tijden, waarin iedereen wordt aangespoord langer (en meer) te werken, bestaan er ook nog steeds allerlei anachronistische financiële en andere beperkingen. Een gepensioneerde mag sinds enkele jaren wel wat meer bijverdienen, maar elke min of meer actieve gepensioneerde weet dat het nog altijd om peanuts gaat. Ook mandatarissen worden daarmee geconfronteerd, vooral dan op lokaal vlak. Iemand die zich na een lange loopbaan in de privésector of bij de overheid voltijds wil bezighouden met zijn mandaat als lokaal (uitvoerend) mandataris, stuit op verschillende financiële grenzen en riskeert (een deel van) zijn zuurverdiende pensioen te verliezen. Nog lastiger wordt het voor wie op brugpensioen is gegaan en een lokaal mandaat opneemt. Daar rijst niet alleen de vraag naar de beperking van het brugpensioen, maar bovendien kan een dergelijke mandataris ook geen beroep doen op de regels voor compensatie van inkomensverlies,

die bij verlies van rustpensioen wel van toepassing kunnen zijn. Die inkomenscompensatieregeling is overigens redelijk absurd. Enerzijds biedt zij de mogelijkheid mooi om alle beperkingen heen te fietsen die wél gelden voor de doorsneeburger. Of kunt ú als gewone gepensioneerde een verlies van pensioeninkomsten ten gevolge van een bijverdienste laten compenseren? Anderzijds kan ze niet gebruikt worden door mandatarissen die vrijwillig voor een vermindering van andere inkomsten hebben gekozen. Het omgekeerde lijkt nochtans veel aannemelijker. Een voorbeeld om dit te verduidelijken. Stel: u laat uw arbeidsovereenkomst in de privésector schorsen om u gedurende enkele jaren voltijds op uw schepenmandaat te storten. U verliest dan uiteraard de inkomsten die u uit uw niet-politieke beroep haalde en kunt die niet laten compenseren door de gemeente (wegens vrijwillig minder gaan werken). Meer nog: alleen al als schepen verdient u minder dan uw collega-schepen uit dezelfde gemeente die het gemeentehuis occasioneel met een bezoekje verwaardigt, na zijn drukke bezigheden als zelfstandige, ambtenaar of werknemer. Bovendien blijft die laatste uiteraard volop inkomsten genieten uit zijn hoofdberoep. De reden voor deze anomalie ligt in het sociale statuut: terwijl uw collega volledige sociale bescherming geniet dankzij zijn gewone baan, valt u onder het aanvullende sociale statuut van niet-beschermde mandataris. Dat heeft tot gevolg dat u ook nog eens 5,57 procent van uw brutowedde moet afdragen om bescherming te genieten. Gevolg: u wordt tweemaal gestraft omdat u uw mandaat op de eerste plaats zet. Bovenstaande voorbeelden tonen aan dat cumulatie (of juist het gebrek eraan) soms tot absurde situaties leidt. Maar hoeft dat een reden te zijn om het kind met het badwater weg te gooien? Niemand betwist dat een lokaal mandaat een nuttige aanvulling kan zijn van een parlementair mandaat. De wederzijdse kruisbestuiving kan beide niveaus immers ten goede komen. Maar moet een parlementslid ook een uitvoerend lokaal mandaat hebben? Kan die wisselwerking niet even goed met een lokaal mandaat van raadslid? Met een dergelijk mandaat kan men perfect op de hoogte blijven van de lokale gang van zaken. Idem dito voor functies binnen diverse organisaties, als gewoon lid en niet noodzakelijk als bestuurder of lid van het directiecomité. Om de hoek loert immers steeds het


Een lokaal mandaat kan een nuttige aanvulling zijn van een parlementair mandaat. Maar moet dat een uitvoerend mandaat zijn?

tijdgebrek. Een goed parlementslid hoeft niet altijd met zijn parlementair mandaat bezig te zijn. Een goede kok moet na zijn werkuren immers ook niet voortdurend in zijn eigen keuken staan. Maar een parlementair mandaat is wel een volwaardige functie, waar dus ook ettelijke uren in kruipen, en waar (eerlijk is eerlijk) ook een meer dan behoorlijke verloning tegenover staat. De burger mag dan verwachten dat deze vertegenwoordiger van het volk dit mandaat niet louter als een bijzaak of een lucratieve bijverdienste beschouwt. Maar aangezien er geen werkuren bestaan voor parlementsleden, staat het de betrokkenen behoorlijk vrij om hun tijd als parlementslid in te delen zoals zij dat zelf wensen. (Hetzelfde geldt overigens voor lokale mandatarissen.) Naast een hoogst uitzonderlijke weddevermindering voor mandatarissen die zelden of nooit in het parlementaire halfrond en de aanpalende zaaltjes verschijnen, zijn er niet echt veel sancties tegen aanmodderende parlementsleden. Toch bestaan zulke parlementsleden wel degelijk. De reden is vrij simpel: het is vaak lonender de lokale basis te bewerken of de eigen gemeente te bevoordelen dan in Brussel op de langere termijn te werken. Waarbij sommigen vergeten dat zij Vlaams volksvertegenwoordiger zijn en niet de vertegenwoordiger van hun gemeente of kieskring. Anderzijds zou het natuurlijk ook niet fair zijn tegenover de lokale kiezer om zich zelden of nooit op het gemeentehuis of in het OCMW-gebouw te vertonen, maar het grootste deel van de tijd door te brengen in Brussel, al dan niet om daar de lokale belangen te behartigen. Bovendien stopt het daar vaak niet: het volstaat een blik te werpen op de mandatenlijsten in het Belgisch Staatsblad om je af te vragen waar sommige mensen in hemelsnaam de tijd halen. Een parlementair en een lokaal mandaat, een niet-politiek beroep, bestuursfuncties allerhande… de lijst is soms onmenselijk lang. Maar vóór iemand postjespakkerij of zelfverrijking roept: de verloning en de (al dan niet reële) macht vormen maar een deel van het ver

haal. Niet alleen omdat er hoe dan ook financiële (cumulatie)beperkingen zijn (zie hierboven, maar ook via het Decreet Intergemeentelijke Samenwerking, zie hiervoor artikel in Lokaal van 16 maart 2009). Ook omdat de tijdsbesteding van de mandataris uiteraard veel relevanter is voor de kiezer, die zijn aandeel in een cumulerende schepen, burgemeester of OCMW-voorzitter geleidelijk aan ziet verwateren. Dat een verkozene bijkomende mandaten opneemt om dat ene hoofdmandaat beter te kunnen uitoefenen, is begrijpelijk, maar loopt alles wel zo logisch in mekaar over? En hoeft het wel zo veel te zijn? Anderzijds: soms moedigt de wet- of decreetgever als het ware zelf de cumulatie door politieke mandatarissen aan. De nieuwe regeling betreffende het voordrachtrecht van de politieke fracties voor bestuursorganen van gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen is een schoolvoorbeeld van zulke wetgeving. Zou de inbreng van externen (met meer tijd of specifieke expertise) soms niet beter worden aangemoedigd? Hoe moeten een- of tweemansfracties dit allemaal oplossen?

Het voordrachtrecht van de politieke fracties voor bestuursorganen van verzelfstandigde agentschappen is een schoolvoorbeeld van wetgeving die cumulatie aanmoedigt.

Ethisch debat Het wordt dus hoog tijd om de hierboven vermelde regels in verband met cumulatie grondig onder de loep te nemen. Het volstaat daarbij niet om ze hier en daar wat bij te schaven, zonder een bijkomende visie op de politiek van de toekomst. Moeten we onze mandatarissen aanmoedigen tot het opnemen van een voltijds mandaat, al dan niet met een bijkomende vergoeding? In ieder geval kan het niet langer zo zijn dat

wie een politiek mandaat opneemt daar financieel slechter van wordt. Een mandataris heeft een essentiële maatschappelijke rol en daar hangt nu eenmaal een prijs aan vast. Alleen mag je daar dan wel de nodige return van verwachten. Dat is momenteel niet altijd zo. Tegelijk moet dringend nagedacht worden over een herschikking van het politieke niveau. Schuilt er achter de veelvoudige cumulatie geen dieperliggend probleem van politieke bloedarmoede, zoals recent ook socioloog Luc Huyse betoogde (De Morgen van 24 juli 2009)? Dit kan opgevangen worden door bepaalde bestuursniveaus en -organen eens grondig tegen het licht te houden op het vlak van efficiëntie, nut, grootte en aantal bestuurders. De verrommeling in het intermediaire gebied tussen het Vlaamse en het lokale niveau is een reëel probleem waarvan tijdens deze Vlaamse legislatuur dringend werk gemaakt moet worden. Ook partijbelangen kunnen zo’n probleem vormen. Niet zelden komen bepaalde personen enkel maar op bij de verkiezingen in het belang van de partij. Of moeten er regionale evenwichten nagestreefd worden. Of worden goudhaantjes in verschillende ovens tegelijk gestoken, zodat het risico op een snelle verbranding des te groter wordt. Een debat over ethiek in de politiek (niet alleen over cumulatie) vergt dus een open geest en de bereidheid af te stappen van vastgeroeste tradities. De voorbije maanden is duidelijk geworden dat de politiek steeds vaker in een slecht daglicht komt te staan door misbruiken en dubieuze praktijken allerhande. Dit is een slag in het gezicht van alle welmenende en hardwerkende mandatarissen die zich wel ten volle inspannen voor hun mandaat (mandaten). Hoog tijd dat het werk van deze mensen dan ook op een passende wijze gewaardeerd wordt, door op een grondige manier over hun statuut na te denken. David Vanholsbeeck is VVSG-stafmedewerker statuut van de lokale mandataris Reacties welkom bij david.vanholsbeeck@vvsg.be

De VVSG/Politeia-pocket Het statuut van de lokale mandataris wijdt een volledig hoofdstuk aan de cumulatie van een lokaal politiek mandaat met andere openbare mandaten. Komen verder aan bod: de bezoldiging en vergoedingen van lokale mandatarissen, mandatenlijsten en vermogensaangiften, het politiek verlof, de pensioenregeling, eretitels en de tuchtregeling voor mandatarissen. Half oktober verschijnt de tiende, herziene editie van deze pocket. U kunt hem bestellen op www.politeia.be, via info@politeia.be of per fax naar 02-289 26 19.

16 oktober 2009 LOKAAL 23


DE SCHATKAMER VAN MARC GyBELS

‘Een burgemeester moet zeer gedisciplineerd Marc Gybels stapte als scoutsleider in de Wetterse politiek omdat de jeugdbeweging dringend nieuwe lokalen nodig had. Nu, 33 jaar later, staat hij aan de vooravond van zijn burgemeesterspensioen. Hij wil meer tijd voor zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen.

Eind augustus, op haar zestigste verjaardag, sloeg mevrouw De Schrijver bij het ontbijt de krant open. Ze las tot haar grote verbazing dat haar man Marc Gybels de vorige avond in de gemeenteraad had aangekondigd dat hij op 1 januari afscheid neemt als burgemeester van Wetteren. Uit liefde voor haar, om meer tijd samen te kunnen doorbrengen. ‘Bij de coalitievorming in 2006 was afgesproken dat ik nog maximaal vier jaar zou blijven maar ik wist toen al dat ik het bij drie jaar zou houden,’ zegt burgemeester Gybels. ‘Mijn vrouw vroeg me al negen jaar te stoppen, ik kon haar geen mooier cadeau geven voor haar zestigste verjaardag. Maar het moest een totale verrassing zijn. Daarom heb ik drie jaar gezwegen. Alleen mijn opvolger was al een tijdje op de hoogte van de beslissing.’ ‘Ik werd in 1976 politiek actief. Ik was scoutsleider en we hadden nieuwe lokalen nodig: bouwgrond was veel te duur en op landbouwgrond mochten we niet bouwen. Ik ging bij alle lokale politici langs maar

niemand kon of wilde me helpen. Er was maar één oplossing: deelnemen aan de verkiezingen en het zelf doen. Ik werd meteen verkozen. Helaas zaten we toen in de oppositie. Het waren zes moeilijke, ondankbare jaren: je werkt keihard zonder dat je weegt op het beleid. Toch was het een leerrijke periode. Het woord nemen in de gemeenteraad, spreken in het openbaar, dat was nieuw voor mij.’ ‘Na de verkiezingen van 1982 werd ik OCMW-voorzitter. Dat is een heel mooi ambt. Je kunt een vraag onmiddellijk behandelen, je werkt rechtstreeks voor de inwoners. In de gemeente kan het best vijf jaar duren voordat je het resultaat van je werk ziet. Aan de andere kant heb ik het voorzitterschap als zeer eenzaam ervaren. In een OCMW waar het vast bureau maar eens om de drie, vier weken samenkomt, heb je weinig politiek overleg. Bij de burgemeester lopen de schepenen af en aan, en is er elke week college. Een OCMW-voorzitter krijgt wel steun van de administratie maar hij staat er politiek alleen voor. Daarom hebben we in Wetteren ook gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de OCMW-voorzitter toe te voegen aan het college. Zo heeft hij voeling met wat er gebeurt en leeft in het gemeentehuis. En hij weet dat hij niet alleen staat met zijn beslissingen.’ ‘Ik werd in 1991 burgemeester. Ik heb het ondanks de bewogen verkiezingen van 2000 en 2006, toen de verkiezingen zelfs overgedaan werden, negentien

Ik moest burgemeester worden om te kunnen realiseren waarvoor ik in de politiek was gestapt. 24 LOKAAL 16 oktober 2009


leven.’ jaar gedaan. Ik combineerde de functie tot enkele jaren geleden met een baan als leraar godsdienst. Dat was lastig, zeker met een gezin met drie kinderen. Ik heb zeer gedisciplineerd moeten leven, anders had ik het niet overleefd. Na een vergadering ging ik altijd recht naar huis, ik bleef nooit hangen. Dan nog zat ik vaak tot ’s avonds laat op het gemeentehuis. Nu ik op pensioen ben, heb ik wat meer tijd. Gelukkig, want de functie van burgemeester wordt steeds zwaarder. Ik denk eigenlijk niet dat ze nu nog te combineren is met ander werk.’ ‘Uiteindelijk ben ik burgemeester moeten worden om te realiseren waarvoor ik in de politiek was gestapt. We hebben een nieuw subsidiereglement voor de jeugdbewegingen uitgewerkt, er kwam een jeugdontmoetingscentrum, we zetten een samenwerking met de vzw Habbekrats op. Ook op andere domeinen hebben we veel gerealiseerd: de centrumstraten zijn vernieuwd, het inwonersaantal steeg, we hebben meer industrie, er kwam een nieuw RVT, een cultuurcentrum, een nieuwe bibliotheek. Al die zaken waren vastgelegd in ons structuurplan van 1984, een andere burgemeester had die ook uitgevoerd. Als u me dus vraagt op welke realisaties ik bijzonder trots ben, dan kom ik tot een op het eerste gezicht vreemde top drie. De eerste is dat alle aanwervingen en bevorderingen in de gemeente gebeuren via vergelijkende examens. De tweede dat we de zigeunerfamilies die al sinds de jaren twintig in Wetteren verblijven, eindelijk een goed onderkomen gaven. Vroeger moesten die mensen letterlijk van vuilnisbelt naar vuilnisbelt verhuizen. Ten slotte zijn we erin geslaagd om de overstromingsproblemen in de gemeente op te lossen.’ ‘Ik kom nog elke dag met plezier naar het gemeentehuis. Natuurlijk zal ik het missen vanaf 1 januari maar ik krijg er ongetwijfeld andere dingen voor in de plaats. Ik neem ook ontslag uit de gemeenteraad, ik wil niet als een schoonvader toezien op het werk van mijn opvolger.’ I BVM

STEFAN DEWICKERE

LOKALE RAAD ?

Wat valt onder dagelijks bestuur?

!

Het gemeente- en het OCMW-decreet zeggen dat de gemeenteraad (OCMW-raad) het begrip dagelijks bestuur bepaalt. Het gaat om een niet-delegeerbare bevoegdheid. De decreten bevatten hierover geen nadere bepalingen, zodat de besturen hieraan zelf een belangrijke invulling kunnen geven. Maar Vlaanderen zou Vlaanderen niet zijn als het de definitie helemaal aan de gemeenten of OCMW’s zou overlaten. In de rondzendbrief van 5 juni 2009 over het OCMW-decreet staat hierover het volgende: ‘De OCMW-raad vult de inhoud van het begrip dagelijks bestuur in. Volgens de memorie van toelichting kan er onder dagelijks bestuur worden verstaan die beheersdaden die geboekt worden op het exploitatiebudget of die in normale omstandigheden het lokaal bestuur niet voor meer dan een jaar binden. De gewone leveringen en diensten die voldoen aan bovenvermelde voorwaarde vallen dus onder dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan tot slot ook investeringen omvatten voor zover deze binnen hetzelfde financiële boekjaar gerealiseerd of geleverd worden in normale omstandigheden. Grote investeringsprojecten behoren, zelfs als ze binnen het jaar gerealiseerd worden, niet tot het dagelijks bestuur. Daden van beschikking in verband met onroerende goederen behoren niet tot het dagelijks bestuur.’ Ook deze tekst laat nog voldoende ruimte voor een lokale invulling. Waarom is de definitie van het dagelijkse bestuur zo belangrijk? Voor zaken die in een gemeente behoren tot het dagelijkse bestuur, is het college van burgemeester en schepenen automatisch de budgethouder. Bovendien kan het college deze bevoegdheden delegeren naar de secretaris, die ze op zijn beurt naar andere personeelsleden kan doorschuiven. Voor wat niet behoort tot het dagelijkse bestuur, ligt het budgethouderschap in eerste instantie bij de gemeenteraad, die het onder bepaalde voorwaarden wel kan delegeren. OCMW’s kennen een gelijkaardige regeling, al blijft het budgethouderschap over het dagelijkse bestuur ook na de definiëring door de OCMW-raad toch in eerste instantie bij die raad liggen. Zaken van dagelijks bestuur zijn wel delegeerbaar naar het vast bureau of bijzonder comité (die ze kunnen delegeren naar de secretaris) of rechtstreeks naar de secretaris. Die laatste kan dit weer verder doorschuiven naar personeelsleden. In gemeenten en OCMW’s heeft de definitie van het dagelijkse bestuur nog een tweede gevolg. De secretaris kan immers, na advies van de financieel beheerder, aan personeelsleden een provisie ter beschikking stellen voor kleine exploitatie-uitgaven die behoren tot het dagelijkse bestuur, maar niet voor andere zaken. In OCMW’s kunnen provisies ook worden aangewend voor de hulpverlening. Nog dit: in een vorige versie van het Gemeentedecreet kon de gemeenteraad alleen zaken van dagelijks bestuur vrijstellen van het verplichte voorafgaande visum door de financieel beheerder. Sinds het hersteldecreet is die beperking weggevallen. Ook het OCMW-decreet kent dit systeem niet.

Mail uw vraag over de financiële werking van gemeente en OCMW naar jan.leroy@vvsg.be 16 oktober 2009 LOKAAL 25


stefan dewickere

Wim Distelmans: ‘Ik ga uit van het respect voor de zelfbeschikking van mensen’.


WERKVELD INterview WIM DISTELMANS

Nog altijd een taboe: zelf beslissen over je levenseinde Volgens het Woonzorgdecreet geven woonzorgcentra vanaf 1 januari 2010 bij de inschrijving van nieuwe bewoners ook informatie over de palliatieve zorg en hun beleid over het levenseinde. Voor Wim Distelmans is dit een goede zaak: ‘We moeten er vooral voor zorgen dat de bewoner van het woonzorgcentrum er beter van wordt en meer betrokken is bij het einde van het eigen leven.’ Maar eenvoudig is het niet. Marlies van Bouwel

V

lak bij de Brusselse ring tussen de rijpe maïsvelden hebben we in Wemmel een afspraak met kankerspecialist en professor in de palliatieve geneeskunde Wim Distelmans in het Levenseinde informatieforum (LEIF). Hij is nog even bezig in het dagverzorgingscentrum terwijl we de laatste versie van het Leif blad doornemen. Op de kaft staat: ‘Iedereen heeft recht op een waardig levenseinde’ en ‘Wist je dat het tijdstip van overlijden bij vier op de tien mensen bepaald wordt door een (medische) beslissing? Met andere woorden dat hun overlijden medisch gestuurd wordt en niet meer natuurlijk is?’ Drie wetten spelen een belangrijke rol voor het levenseinde: een stukje van het patiëntenrecht, de wet op de palliatieve zorg en de euthanasiewet. Over de wet betreffende de palliatieve zorg is Wim Distelmans heel kort: ‘Het is eigenlijk een lege doos. Er staat in dat iedereen recht heeft op palliatieve zorg. Punt.’ Wat zegt het patiëntenrecht dan over het levenseinde? ‘In je levenstestament kun je voorafgaand richtlijnen neerschrijven voor wanneer je niet meer wilsbekwaam bent. Levenstestament is de vroegere naam, volgens juristen dekt de term negatieve wilsverklaring de lading beter, een positieve wilsverklaring zou zijn als je euthanasie zou eisen, maar dat kan niet volgens de wet. In je negatieve wilsverklaring kun je weigeren gereanimeerd of kunstmatig gevoed te worden op het moment dat je een bepaald stadium van dementie hebt bereikt. Die negatieve wilsverklaring is wel afdwingbaar, je kunt zelfs curatieve zaken weigeren zoals

een borstamputatie. Naast vermelding van de dingen die je niet meer wilt als je niet meer wilsbekwaam bent, kun je er ook een vertrouwenspersoon of vertegenwoordiger in aanstellen. Dat kun je zelfs als je nog wilsbekwaam bent. Een patiënt kan zijn dochter meenemen omdat hij de capaciteiten niet meer heeft om al het jargon te volgen.’ ‘Door die negatieve wilsverklaring kun je in de toekomst miserie vermijden en net zoals in de Angelsaksische wereld kun je dat in overleg met je hulpverlener doen. Veel mensen denken nu eenmaal in doeleinden: “ik wil niet afzien,” terwijl hulpverleners denken in richtlijnen. De hulpverlener kan dat “niet afzien” vertalen in niet meer reanimeren, niet meer kunstmatig in leven houden. Dat vraagt overleg want patiënten denken niet aan alles wat mogelijk is, ze weten niet hoe zij hun doeleinden kunnen verwoorden in richtlijnen. Natuurlijk is de hulpverlener beïnvloed door zijn eigen wereldbeeld en zijn standpunt tegenover euthanasie. Als een patiënt er nooit over heeft gehoord, gebeurt het dat de hulpverlener er niet over praat. Vanaf het moment dat er sprake is van overleg, is er beïnvloeding, maar zonder overleg krijg je een wilsverklaring waar niemand uit wijs geraakt.’ Kennen de hulpverleners de richtlijnen? Ook al breekt u hiervoor al jaren een lans? ‘Neen. Er is sprake van een collectieve onwetendheid.’ Wim Distelmans zucht. ‘Dit leidt tot een zekere metaalmoeheid, maar het is ook begrijpelijk want het is een complexe materie. Daarom 16 oktober 2009 LOKAAL 27


WERKVELD INterview WIM DISTELMANS

STEFAN DEWICKERE

moeten we met initiatieven naar buiten blijven komen zoals de advance care planning.’ ‘Bovendien, om terug te keren naar het vorige, een wilsverklaring is geen one shot, het is een proces. Een wilsverklaring kan veranderen in functie van de evolutie van de aandoening of ziekte. Dat gebeurt het liefst in overleg, ondanks het gevaar van de beïnvloeding. Die advance care planning of voorafgaande zorgplanning is in voege getreden in de Verenigde Staten sinds de goedkeuring van de Patient Self Determination Act in 1991 waarbij het verplicht is je bij opname in een zorginstelling op je rechten als patiënt te wijzen. Dat is natuurlijk ook om de hoeveelheid schadeclaims tegen artsen te beperken. We moeten dus kritisch blijven: overleg is altijd gekleurd, maar het is wel het beste. Verplicht overleg is delicaat omdat mensen er soms niet aan toe zijn, je hoeft mensen geen schade te berokkenen als ze nog hoop hebben.’

maar dat doe je het best in overleg met de hulpverlener, daarvan staat een redelijk volledige leidraad afgedrukt. De wilsverklaring euthanasie hebben we volgens het KB opgesteld. Daarnaast is er de verklaring orgaandonatie die je kunt laten registreren bij de burgerlijke stand. Het voorkomt dat er bij een ongeval een vertragingseffect optreedt waardoor je organen verloren gaan. Ten vierde is er een verklaring over de wens tot teraardebestelling, crematie en/of je uitvaart die je ook kunt registreren bij de gemeente. Het vijfde document is bestemd om je lichaam aan de wetenschap te schenken, daarvoor kun je met de medische faculteit naar keuze een afspraak maken, zij sturen dan een contractje op. Net zoals de negatieve wilsverklaring kun je dit niet registreren op het gemeentehuis.’ In sommige woonzorgcentra krijgen bewoners de verschillende formulieren, in andere een geïntegreerd formulier. Hoe organiseer je dit in een woonzorgcentrum het best? ‘Het is redelijk gevoelige materie, zeker die advance care planning. Anderzijds is het ook moeilijk je op te dringen en je persoonlijk mens- en wereldbeeld op de achtergrond te houden. Een document met alles erin, een all-inpackage, vind ik wat te veel. Bovendien blijkt dat je er voor de registratie van de wilsverklaring euthanasie op het gemeentehuis een stuk uit moet knippen, waardoor de rest niet meer rechtsgeldig is. Ik ga uit van het respect voor de zelfbeschikking van mensen. Geen enkel document is perfect. Soms staat het woord vertrouwenspersoon er niet in of verandert de term in bepaalde wetten in vertegenwoordiger. Ik zou voorstellen om je te houden aan wat wettelijk mogelijk is. Een aantal mensen denken ten onrechte dat ze op alles voorzien zijn nadat ze een geïntegreerd document hebben ingevuld. Maar zo gauw ze het deel voor de gemeente eruit halen is de rest niets meer waard.’

En de euthanasiewet dan? ‘De negatieve wilsverklaring is het belangrijkste omdat je eender wat kunt weigeren in een bepaald stadium. Volgens de euthanasiewet kun je niet voorafgaand een wilsverklaring opstellen voor als je wilsonbekwaam bent geworden zoals bij dementie. Via je ne‘Vanaf het moment gatieve wilsverklaring kun je zeggen dat je dat er sprake is van overleg, in een bepaald stadium van dementie voeding weigert zodat je sterft, terwijl je op het is er beïnvloeding, moment dat je dement bent geen euthanasie meer kunt krijgen. Dat is onlogisch. Daardoor maar zonder overleg koos Hugo Claus voor euthanasie omdat hij niet als een plant wilde eindigen. Hij had op krijg je een wilsverklaring een goede manier een aantal maanden langer waar niemand kunnen leven als hij via een wilsverklaring euthanasie had kunnen vastleggen voor op uit wijs geraakt.’ een bepaald moment in het dementieproces. Vaak zeggen mensen dat ze niet willen sterven zoals hun vader, maar dan kun je enkel vragen om uitgehongerd te worden. Het is een complexe materie want een wilsverklaring euthanasie is maar vijf jaar gelEr wordt ook vaak gesproken over de palliatieve filter. Wat is dat en dig terwijl de negatieve wilsverklaring onbeperkt geldig blijft.’ hoe staat u er tegenover? ‘Sinds september 2008 is de wilsverklaring euthanasie ook regis‘Als ik van een filter, een stappenplan of een procedure hoor, treerbaar op de gemeenten terwijl de negatieve wilsverklaring, huiver ik. Meestal zijn dit vertragingsmanoeuvres om de euthadie volgens mij kwantitatief en kwalitatief belangrijker is, niet nasieaanvraag weg te kanaliseren. Door een stappenplan riskeregistreerbaar is. Zowel de zorgverlener als de gemeenteambren alle mogelijkheden van de palliatieve zorg ingezet te wortenaar moet dus weten wat wettelijk is. Er doen allerlei cowboyden vooraleer de vraag om euthanasie aan bod komt. Maar een verhalen de ronde: zo eiste een ambtenaar de aanwezigheid van patiënt die een ongeneeslijke kanker heeft en goed gepamperd twee getuigen om een wilsverklaring euthanasie te registreren, wordt door uitstekende hulpverleners kan toch met de euthanaterwijl die twee getuigen het document enkel moeten ondertekesievraag blijven zitten omdat hij volledig afhankelijk is van dernen. Het is eveneens bij wet geregeld dat je er een vertrouwensden. Die mensen hoor je zeggen: “Ik ben volledig pijnvrij, maar persoon bij kunt vermelden en dat als je het document zelf niet het is afgelopen.” De hoofdreden waarom mensen euthanasie kunt schrijven er een medisch attest bij moet zitten.’ vragen is precies dat volledige verlies van zelfredzaamheid. Ik vind dat je daar respect voor moet opbrengen.’ Het is dus niet allemaal heel erg duidelijk. Hoe kun je daar wat aan doen? ‘Eigenlijk gaat het om vijf beschikkingen in verband met het leWelke knelpunten ervaart u nog in de woonzorgcentra? venseinde waarmee je aan advance care planning doet. We hebben ‘Het grote probleem blijft de onbespreekbaarheid van de zaak. vier van de vijf documenten opgenomen in de laatste uitgave van Misschien is het stopzetten van zinloze medische handelingen ons Leifblad. De negatieve wilsverklaring moet je zelf opstellen, haalbaar, maar euthanasie is nog altijd een taboe. Er is de schrik 28 LOKAAL 16 oktober 2009


Wie naar het woonzorgcentrum gaat, behoudt toch de eigen huisarts? Is het dan niet logisch dat je met je huisarts afspreekt? ‘Patiënten vertrouwen hun huisarts en ze denken vaak dat hij met hun gedachten meegaat. Ze vragen hem ervoor te zorgen dat ze niet zullen afzien, zij praten over euthanasie maar hij kan dat interpreteren als pijnvrij houden. Patiënten moeten ook leren duidelijk te zijn. Zolang je gezond bent, denk je er niet aan, de dood is een ver-van-mijn-bedshow. Enkel als het minder goed gaat, bij een fatale diagnose, wordt het een prangende kwestie.’

STEFAN DEWICKERE

voor wat de buitenwereld over het woonzorgcentrum gaat zeggen als er euthanasie gebeurt. Dat is althans wat ik op het terrein hoor en via de Leiflijn. Op die telefoonlijn krijgen we tot 25 oproepen per dag. Ze is bedoeld voor de particulieren, maar steeds meer krijgen we ook hulpverleners en ambtenaren van gemeenten aan de lijn. Ook dat is prima.’

zen, dat is minder bedreigend. Het geeft hun ook aanleiding om vragen te stellen. Het best gebeurt dit samen met de huisarts, hij is de spil, maar hij moet tijd hebben en erover willen spreken.’

Zijn er ook aparte opleidingen? ‘We leiden artsen op tot Leifarts, ze zijn goed gevormd in al die beslissingen die aan het levenseinde te pas komen. Veel artsen hebben nog foute informatie over euthanasie. Onze Leifartsen kunnen ook als verplichte tweede arts optreden, ze kennen ook de mogelijkheden van palliatieve zorg. Van de 20.000 artsen in Vlaanderen en Brussel zijn er nu 300 in opleiding of anderhalve procent. Ze kunnen (huis)artsen goed ondersteunen. Deze Leifartsen zijn bij meer dan de helft van alle euthanasieën aanwezig en bij nog veel meer ethische vragen betrokken. Meer dan de helft van hen zijn huisartsen en er zitten ook CRA’s tussen (coördinerende artsen van woonzorgcentra). De opleiding duurt vijf zaterdagen en zou verplicht moeten zijn voor CRA’s.’ ‘Daarnaast bestaat er ook een vorming voor Leifnurses, verpleegkundigen dus. Wij vragen van iedereen die een Leifopleiding volgt dat ze euthanasie als evenwaardige optie voor het ‘De wilsverklaring euthanasie levenseinde beschouwen.’

Waaraan moeten woonzorgcentra denken in hun overeenkomst? ‘Alles begint vóór de opname in het woonzorgcentrum. De klassieke hulpverlener is de huisarts, hij verwijst de patiënt door naar een woonzorgcentrum. Al is dat ook vaak niet het geval, de meeste mensen worden door de sois registreerbaar op ciale dienst van een ziekenhuis geplaatst, het Wat heeft Amelie Van Esbeen losgeweekt? woord alleen al! Als ze in het woonzorgcen‘Haar verhaal brengt ons bij de kern: wat is de gemeenten terwijl trum terechtkomen, moet het verhaal nog beondraaglijk lijden voor iemand van 93 die dag de negatieve wilsverklaring, ginnen. In de loop van een opname kun je kapin dag uit in bed ligt? Wat is een ongeneeslijstokken gebruiken om de wensen en verwachke ziekte? Eerst hoorden we dat ze levensmoe kwantitatief en kwalitatief tingen van de bewoners in kaart te brengen. was, dat ze op haar 93ste klaar was met het Als de huisarts die niet vooraf heeft besproleven, maar ze leek niets te mankeren. Wetbelangrijker, niet ken, moet het woonzorgcentrum de huisarts telijk gezien kon je niet ingaan op haar euerop wijzen dat hij het gesprek moet voeren. thanasievraag. In de loop van de observatie registreerbaar is.’ De meeste huisartsen claimen dat ze het zelf bleek dat ze bedlegerig was, dat ze moeilijk willen doen. Patiënten kunnen ook afspreken kon horen of zien, krom was van de artrose met hun huisarts dat hij niet meteen een ziekenwagen bestelt en overal pijn had. Samen stond dat borg voor een ongeneeslijke als er wat gebeurt, dat er palliatieve zorg kan komen. De Leiflijn aandoening waarvoor de euthanasie dan ook werd goedgekeurd kan hen hierin ondersteunen, ook met documenten. Zo hebben door de commissie.’ we een soort overleginstrument opgesteld voor geïnteresseerde zorgverleners. We denken er nu een lightversie van te maken voor Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal de patiënten zelf. Educatieve middelen zijn belangrijk. Mensen hebben behoefte aan informatie, aan dingen die ze kunnen leLeiflijn: 078-15 11 55 of www.leif.be

Mechelen 27 oktober - studievoormiddag Registreren van de beslissingen aan het levenseinde

Brussel 13 november - congres Leidraden bij beslissingen aan het levenseinde

Studiedag voor diensthoofden en ambtenaren Bevolking en Burgerlijke Stand over wilsverklaringen: van euthanasie over donorschap van organen tot de teraardebestelling. www.vvsg.be (kalender)

VVSG-congres in samenwerking met Leif en het Palliatief netwerk BrusselHalle-Vilvoorde voor beleidsverantwoordelijken en mensen in het veld. Op dit congres wordt de regelgeving verduidelijkt en krijgen de deelnemers leidraden om de onderhandelde zorg bij het levenseinde vorm te geven. www.vvsg.be

16 oktober 2009 LOKAAL 29


WERKVELD KINDEROPVANGBELEID

Wat ruikt het hier goed… Lavendel, jasmijn, nieuwe meubeltjes of toch rozenzoet? Of neen, bespeurt mijn neus daar vuile luiers, luchtjes van gekookte groenten en spelende kinderen? Hoe het in het kinderdagverblijf ook ruikt, niets zegt dat het er ook fris is. Net die onzichtbare onfrisse lucht kan schadelijk zijn voor de gezondheid, zeker van kleine kinderen die extra gevoelig zijn. Maar hoe

STEFAN STEFANDEWICKERE DEWICKERE

realiseren we een gezond binnenhuisklimaat? Ann Lobijn

In kinderdagverblijven is reinigen met zeep, water en allesreiniger meestal voldoende.

N

iet enkel de staat van het gebouw bepaalt de kwaliteit van het binnenmilieu. Ook het onderhoud, het aantal aanwezige mensen en het ventilatie- en verluchtgedrag beïnvloeden de gezondheid van de binnenhuislucht sterk. Nieuwe, goed geïsoleerde gebouwen doen de energiekosten dalen, maar het belang van goed ventileren en verluchten stijgt. In 23 van de 25 gecontroleerde kinderdagverblijven was het CO2-gehalte te hoog. CO2 is niet levensgevaarlijk, maar een verhoogde concentratie kan wel hoofdpijn, irritatie van de slijmvliezen, ogen, neus en keel, luchtweginfecties, allergische of astmatische reacties of klachten veroorzaken. 30 LOKAAL 16 oktober 2009

Wanneer er onvoldoende toevoer van verse lucht is, neemt bovendien de concentratie aan bio-aërosolen toe. Dat zijn minuscule druppeltjes met bacteriën en virussen die door de lucht zweven. Daardoor wordt bijvoorbeeld griep of een verkoudheid snel doorgegeven tussen baby’s en peuters. De oplossing blijft ventileren en verluchten. Ventileren is de voortdurende instroom van verse lucht en afvoer van vocht, geurtjes en schadelijke stoffen, bijvoorbeeld via een ventilatierooster in de muur, of door dag en nacht een raam op een kier of op kiep te laten staan. Verluchten is dan weer op korte tijd veel frisse lucht binnenbrengen door een raam wijd open te zetten.

Verluchten is belangrijk wanneer er extra vocht in de kamer is gekomen, door bijvoorbeeld schoonmaken, koken of slapen, of wanneer er extra veel verontreiniging wordt verspreid, bijvoorbeeld tijdens het stofzuigen, opmaken van bedjes of bewegingsspelletjes. Alleen verluchten, en dus niet ventileren, is niet voldoende. Uit onderzoek blijkt dat na een half uur alle frisse lucht alweer is opgebruikt. Omgekeerd wordt het verluchten in de winter in kinderdagverblijven wel eens achterwege gelaten om niet te veel te moeten stoken. De warme binnenlucht wordt immers vervangen door verse, koudere buitenlucht. Uiteraard vraagt het verwar-


men van deze koude lucht energie. Maar wanneer het verluchten goed en evenwichtig gebeurt, vallen de energiekosten best mee, onder andere omdat droge lucht opwarmen minder kost dan vochtige lucht opwarmen. Goed verluchten in de winter betekent dat er meerdere keren per dag maximaal 15 minuten een raam wordt opengezet (bij voorkeur niet het raam aan een drukke straat). Te kort verluchten haalt te weinig frisse lucht binnen, te lang verluchten is af te raden, omdat dit de muren doet afkoelen en condensatie veroorzaakt.

Sommige kinderen zijn gevoelig voor de uitwerpselen van de huisstofmijt en krijgen als gevolg daarvan last van niezen, geïrriteerde slijmvliezen, verstopte neus en prikkelende ogen. Vermijden van de huisstofmijt kan door het beddengoed wekelijks te wassen op 60 graden, het bed open te laten liggen en de slaapkamer goed te verluchten en niet te veel te verwarmen (ideale temperatuur voor de ontwikkeling van de huisstofmijt is 25°C).

Te veel VOS In 22 op de 25 kinderdagverblijven was de Europese richtwaarde voor VOS overschreden. VOS is een verzamelnaam voor een groep van vluchtige of snel verdampende producten die één of meer koolstofatomen bevatten. Meestal zijn ze synthetisch aangemaakt op basis van aardolieproducten. VOS worden vaak gebruikt als oplosmiddel in verf, schoonmaakmiddelen, lijmen, drijfgas voor spuitbussen van haarlak of parfum. Ze komen echter ook voor in verfrissers, mottenballen, bouwmaterialen en sigarettenrook. Een verhoogde concentratie van deze stoffen kan ademhalingsklachten, hoofdpijn of duizeligheid veroorzaken. Afhankelijk van de samenstelling kunnen die VOS zelfs kankerverwekkend zijn. VOS totaal vermijden is onmogelijk, ze komen vrij bij schoonmaakactiviteiten – in het bijzonder met geparfumeerde reinigingsproducten –, bij gebruik van insecticide, verven of bouwmaterialen, uit nieuwe spaanplaatmeubelen (in dit geval betreft het zelfs het kankerverwekkende formaldehyde) en luchtverfrissers. In kinderdagverblijven wordt het gebruik van luchtverfrissers in welke vorm ook en van geparfumeerde schoonmaakmiddelen daarom afgeraden. Ook het gebruik van lijmen, verven, cosmetica en andere producten die formaldehyde bevatten is te mijden. Reinigen met zeep, water en allesreiniger is voldoende en veel gezonder. Gebruik van Dettol wordt afgeraden. Ontsmetten met alcohol of geconcentreerd bleekwater is enkel noodzakelijk bij ziekte, diarree, braken en bloeden en om thermometers te reinigen.

Luchtverfrissers vormen een mogelijke bron

Strijd tegen huisstofmijt In bijna de helft van de gecontroleerde kinderdagverblijven was er te veel huisstofmijt aanwezig. Die zit uiteraard in het beddengoed, maar ook in knuffels of tapijten.

verblijven. Nochtans vormen deze luchtverfrissers een mogelijke bron van vervuiling door vluchtige organische stoffen (VOS) waarvan de gevolgen nog nauwelijks gekend zijn. Tot slot zijn slechts 47% van de deelnemers er zeker van dat de temperatuur van de boiler 60°C of meer bedraagt. Bij 13% van de kinderdagverblijven was er sprake van een geur van sigarettenrook. In een tweede fase bezochten experts in binnenmilieu 25 crèches om de antwoor-

van vervuiling door vluchtige organische stoffen

Toolbox – zelf meten en weten Het project in verband met het binnenklimaat voor de kinderopvang kaderde in het Nationaal Actieplan voor Milieu en Gezondheid en was een samenwerking tussen de gewesten, de gemeenschappen en de federale overheid. Het was gericht op de allerjongste kinderen tot drie jaar, omdat zij het gevoeligst zijn voor luchtverontreiniging binnenshuis. Met de steun van het Office de la Naissance et de l’Enfance, Kind & Gezin en de Dienst für Kind und Familie hebben 433 Belgische kinderdagverblijven meegewerkt aan een enquête om gegevens over de verschillende vormen van binnenhuisvervuiling in te zamelen en de vervuiling te reduceren. In een eerste fase hebben ze zelf de kwaliteit van hun binnenmilieu gemeten aan de hand van een vragenlijst gebaseerd op elementen die door het personeel konden worden waargenomen. Het doel van deze vragenlijst was de potentiële risico’s te identificeren. Bijna 33% van de deelnemers vermelden vochtproblemen en 25% de aanwezigheid van schimmels. In de meeste kinderopvangvoorzieningen zijn de verluchtingsperiodes niet aangepast, vooral in de winter. Daarnaast gebruiken 72% luchtverfrissers in de vorm van sprays of elektrische toestellen, soms ook in kamers waar kinderen

den op de enquête te valideren en om te sensibiliseren voor potentiële risico’s die niet met het blote oog kunnen worden waargenomen aan de hand van fysische, chemische en biologische analyses. De kwaliteit van het binnenmilieu was in alle crèches aanvaardbaar, al waren er hier en daar kleinere punten voor verbetering vatbaar. Om hieraan te werken, om de impact van dit project op lange termijn te vergroten en om de actie een duurzaam karakter te geven werden in de eindfase toolboxen uitgewerkt. Deze bevatten meettoestellen voor de temperatuur, de relatieve vochtigheid en de CO2-concentratie, controlelijsten voor mogelijk te ondernemen acties, thematische fiches alsook de vragenlijst en de verklarende gids aangepast aan de resultaten van de statistische analyse. Deze laatste zouden regelmatig kunnen worden gebruikt om een stand van zaken op te maken over de kwaliteit van het binnenmilieu in elke opvangvoorziening. De toolboxen worden gratis uitgeleend. Reserveren gebeurt via de provinciale afdelingen van Kind & Gezin. Ann Lobijn is VVSG-stafmedewerker kinderopvang en coördinator Ondersteuning Dienst Opvanggezinnen

Antwerpen, 26 november Onder de slogan (G)een vuiltje aan de lucht zal het thema binnenhuisvervuiling en vooral de aanpak ervan aan bod komen op een informatie-, inspiratie- en ontmoetingsdag. Noteer die dag alvast in uw agenda, een uitgebreid programma mag u via mail verwachten.

16 oktober 2009 LOKAAL 31


Na de zoneringsplannen, de uitvoeringsplannen Een half miljoen Vlaamse woningen lozen het afvalwater van toilet, douche en wastafel nog rechtstreeks in de beek of het grondwater. De zoneringsplannen tonen ondertussen waar er riolering ligt, waar er riolering zal komen en waar er individuele zuiveringsinstallaties (IBA’s) komen. Met de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen (GUP’s) wil de Vlaamse overheid aangeven wie wat wanneer moet realiseren. De gemeente Maldegem startte al eerder met de opmaak van een uitvoeringsplan. Christophe Claeys

D

e ontwikkeling van het rioolstelsel, het collectorennet en de waterzuiveringsinstallaties kwam in Vlaanderen pas begin jaren negentig goed op gang. De zoneringsplannen tonen dat de gemeenten nog grof geschat voor een budget van 6,5 miljard euro aan nieuwe riolen moeten aanleggen. De website van VMM http://geoloket.vmm.be/zonering is heel handig om de goedgekeurde zoneringsplannen te raadplegen. Je kunt er zelfs zoeken op straatnaam en huisnummer. De verdere timing van de aanleg van gemeentelijke riolen en IBA’s wil de Vlaamse overheid vastleggen in de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen (GUP’s). Deze GUP’s zijn bindende plannen voor de gemeenten. Vlaanderen onderzoekt op welke manier het dat bindende karakter zal invullen. Projecten en prioriteiten In eerste instantie zullen de Vlaamse overheid en de gemeenten vastleggen 32 LOKAAL 16 oktober 2009

welke projecten in het GUP thuishoren. De eerste basis is de grove af bakening in de zoneringsplannen. Riolen die de gemeenten nog moeten aanleggen, worden zeker opgenomen. Daarnaast kunnen

als riolen beschouwd te worden. Vervolgens zal een rekenmodel de verschillende projecten rangschikken in volgorde van belangrijkheid. Een rioolnetwerk loost op verschillende plaatsen vuilvracht in de omgeving (lozing van de zuiveringsinstallatie, vuiluitworp via overstorten, lozingspunten van niet aangesloten riolen). Verschillende soorten projecten (aansluiten riool op een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI), afkoppelen regenwater, vergroten berging riool…) kunnen de vuiluitworp naar de omgeving verminderen. Het rekenmodel bepaalt welke projecten de vuiluitworp het snelst doen

De VVSG vraagt voldoende rekening te houden met de gemeentelijke prioriteiten. de gemeenten ook gekende belangrijke werken aan het bestaande rioolnet laten opnemen in de projectenkorf. De zoneringsplannen zullen soms bestaande riolen aanduiden als nog onbestaande. Waarschijnlijk omdat de Vlaamse overheid geen bewijs heeft dat ze van goede kwaliteit zijn. Het is de taak van de gemeente om te bewijzen dat deze inbuizingen wel degelijk goed genoeg zijn om

dalen. In combinatie met de kostprijs en de milieu-impact van het project worden de verschillende projecten geordend. De VVSG vraagt voldoende rekening te houden met de gemeentelijke prioriteiten. De Vlaamse Milieumaatschappij is zich bewust van het belang hiervan en zal geen rigide lijst van projecten hanteren. Hoe dit concreet zal gebeuren, wordt nog bestudeerd.

stefan dewickere

WERKVELD waterbeleid


Zekerheid over de beschikbare subsidies is belangrijk voor de gemeenten.

Wie doet wat? De uitvoeringsplannen zullen ook de locaties aanduiden waar de gemeentelijke riool eindigt en de gewestelijke collector begint. Deze zogenaamde overnamepunten staan nu al indicatief in de voorontwerpen van zoneringsplannen, maar zullen voor het gebied waar er nog riolen moeten komen, definitief vastgelegd worden in de uitvoeringsplannen. Los van het GUP vraagt de VVSG ook zo vlug mogelijk werk te maken van de bevoegdheidsverdeling in het bestaande rioolstelsel. Vroegere collectoren werden bijvoorbeeld aangelegd door de gemeenten, maar zijn nu eigenlijk een gewestelijke bevoegdheid. Als de gemeente in het kader van geplande werken aan de VMM vraagt of een gemeentelijke collector eigenlijk gewestelijke bevoegdheid is, wordt deze vraag wel al bekeken. Gescheiden stelsel en optimale afkoppeling De eerste riolen werden in de grote stedelijke centra aangelegd als gemengde stelsels. Een gemengd rioolstelsel transporteert afvalwater en regenwater van de verhardingen door één buis. Door regenwater en ander ‘proper water’ op rioolstelsels aan te sluiten ontstonden er meer problemen met overstorting van vuil water in de waterlopen en verdunning van afvalwater op de RWZI’s. Dat leidde tot het inzicht dat het beter was het afvalwater zoveel mogelijk van het regenwater te scheiden en het regenwater waar mogelijk te gebruiken en ter plaatse vast te houden. Het gescheiden rioolstelsel werd geboren. Al sinds 1995 is het een van de beleidstaken van de overheden in het Vlaamse Gewest om riolen zo te ontwerpen en te bouwen dat verontreiniging van de ontvangende wateren door overstorting van hemelwater volgens de best beschikbare technieken beperkt wordt. Ondertussen werd de verplichte aanleg van gescheiden stelsels wettelijk sterker verankerd in het Drinkwaterdecreet, de Gewestelijke Stedenbouwkundige Regenwaterverordening en Vlarem II. Sinds 1 augustus 2008 is de aanleg van een gescheiden stelsel algemeen geldend (bij nieuwe riolen en bij heraanleg) tenzij een uitzondering wordt toegestaan in de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen. Momenteel loopt hierover een onderzoek in opdracht van de VMM.

Rioolplanning in Maldegem 27 jaar geleden startte de gemeente Maldegem met de structurele aanleg van haar riolering. Nochtans ligt er nog steeds veel werk op de plank. De rioleringsgraad in de gemeente ligt nu op 69 procent, dus bij 31 procent van de inwoners waar riolering gepland is, is ze er nog niet. De grote oppervlakte van de gemeente en de lintbebouwing zijn hier niet vreemd aan. De zoneringsplannen waren voor Maldegem het sein om de verdere aanleg van zijn

immens groot bedrag overblijven dat de gemeente zelf zal moeten begroten. Luc Herpelinck stelt dat zekerheid over de beschikbare subsidies belangrijk is voor de gemeenten. De Vlaamse overheid is van oordeel dat niet alle projecten zullen kunnen rekenen op subsidies. Zij wil zich wel engageren om zekerheid te geven over het budget waarop de gemeente de eerstvolgende jaren zal kunnen rekenen. Behalve voor de uitbreiding van het rioolnet moet de gemeente ook jaarlijks een

Maldegem maakte vooraf al een planning. Grote delen kwamen overeen met de berekeningen van het GUP. rioolstelsel concreter te plannen. Maldegem maakte in nauwe samenwerking met Aquafin een eerste planning op. Het basisidee was om met zo weinig mogelijk geld zoveel mogelijk mensen aan te sluiten. De dichtst bebouwde gebieden zonder riolering kregen de hoogste prioriteit. Ondertussen was Maldegem ook testgebied voor de opmaak van de GUP’s door Aquafin en VMM. 75 à 80 procent van de oorspronkelijke rangschikking van projecten die Maldegem zelf opmaakte, bleef gelijk na de rangschikking met de methode van het GUP. Luc Herpelinck, hoofd van de dienst infrastructuur van de gemeente Maldegem, stelt dat het advies van Aquafin en de VMM bij de opmaak van een eerste planning belangrijk is. Hij raadt ook aan de gemeentelijke politici onmiddellijk bij de planningsopmaak te betrekken. De volledige afwerking van het rioolnet zal in Maldegem nog een bom geld kosten: - 31,6 miljoen euro voor gemeentelijke riolen (zuivere rioolkosten) - 26,0 miljoen euro voor wegherstel (opwaardering van de weg is hier niet inbegrepen) - 4,7 miljoen euro voor afkoppelingskosten op het privéterrein - 6,0 miljoen euro voor Aquafincollectoren - 4,5 miljoen euro voor het wegherstel boven de Aquafincollectoren. De Aquafincollectoren en het wegherstel erboven worden betaald door de Vlaamse overheid. De gemeente Maldegem wil zich engageren om het rioolnet uit te voeren tegen 2027 in de hoop dat het gewest bereid is voldoende kredieten ter beschikking te stellen om alle projecten te kunnen subsidiëren. Er zal dan nog een

budget reserveren voor onderzoek, onderhoud, renovatie en vervanging van het bestaande rioolnet. Om dit bedrag te schatten heeft Maldegem zijn rioolnet digitaal geïnventariseerd en is het begonnen met een onderzoek van de ‘kritieke’ rioolleidingen. Wacht niet op de GUP’s De Europese kaderrichtlijn water eist een goede toestand van het watersysteem tegen 2015 met mogelijk twee keer zes jaar uitstel tot 2027. De Vlaamse overheid gaat ervan uit dat de goede toestand op vele plaatsen niet gehaald wordt tegen 2015 en vraagt uitstel tot 2021 of 2027. Wat er precies nodig is om die goede waterkwaliteit te halen wordt verder onderzocht en geëvalueerd. Ook tegen 2027 is de volledige aanleg van het rioolnet in veel gemeenten nog een zware opdracht. Hoe langer men wacht, hoe moeilijker de financiering. Gemeenten die al in 1991 (Europese richtlijn stedelijk afvalwater) of vroeger een planning opmaakten voor de uitbreiding van hun rioolnet, hebben nu bijna al hun riolen aangelegd. Daarom raden de Vlaamse overheid en de VVSG de gemeenten aan niet op de GUP’s te wachten om projecten te plannen en uit te voeren. Het verhaal van Maldegem bewijst dat vooraf plannen en deze planning achteraf aan het GUP toetsen mogelijk is. Op basis van de woondichtheid en het aantal woningen in de donkergroene clusters van het zoneringsplan heeft de gemeente al een eerste zicht op de belangrijkste projecten. Christophe Claeys is VVSG-stafmedewerker waterbeleid 16 oktober 2009 LOKAAL 33


WERKVELD WINDENERGIE

Hoge molens vangen veel wind

Wind is een duurzame vorm van energie: bij de productie ervan komt geen CO2 vrij en wind is gratis. De plaatsing van windturbines kan een deel van het antwoord zijn in het streven naar een duurzame samenleving. Een streven waartoe ook de lokale besturen zich hebben geëngageerd. Xavier Buijs

emeenten zijn verantwoordelijk voor de beoordeling van stedenbouwkundige aanvragen voor de plaatsing van kleine windturbines. Dat zijn windturbines die op masten van minder dan 15 meter hoog staan. Dergelijke installaties dienen vooral voor particuliere energievoorziening. Toch zijn er nog maar weinig kleine windmolens in Vlaanderen vergund. En dat heeft zo zijn redenen. Ann Hermans, schepen Ruimtelijke Ordening van Arendonk: ‘Wij zijn voor groene energie en benaderen zo’n aanvraag dus positief. Toch moeten we ook rekening houden met elementen als slagschaduw, geluidshinder en het visuele aspect. Dat maakt dat het vergunnen van een windmolen alleszins niet evident is.’ De huiver kleine windturbines toe te staan wordt versterkt door de prestaties ervan. Uit studies blijkt dat de rendabiliteit van zo’n kleine windturbine twijfelachtig is. Met uitzondering van de kuststreek waait het laag aan de grond onvoldoende hard om een acceptabel rendement te halen. Daarnaast liggen de aanschafkosten van mast en turbine erg hoog, waardoor andere investeringen in energiebesparing (betere isolatie van het gebouw, energiebesparende apparaten, zonneboilers) of het participeren in de bouw van grootschalige windturbines eigenlijk interessanter zijn. Mensen of bedrijven die informatie vragen over de mogelijkheden om een kleine windturbine te bouwen, worden door de gemeente vaak op deze beperkingen gewezen. Symboolwaarde Niettemin hebben veel burgers interesse om een kleine windturbine te plaatsen. Op de markt worden er diverse kant-enklare bouwpakketten voor aangeboden. 34 LOKAAL 16 oktober 2009

Dat spreekt veel mensen aan. Voor hen telt niet enkel het rendement, maar ook de symboliek die achter de plaatsing van zo’n vrolijk draaiend molentje schuilgaat: ‘Ik heb aandacht voor duurzaamheid.’ Bovendien evolueren de technieken snel. Kleine windmolens zijn nu misschien nog niet rendabel, over een paar jaar kunnen ze dat wél zijn. Als het uiteindelijk tot een aanvraag komt, kan de gemeente ze natuurlijk niet botweg weigeren omdat zij dit (nog) niet de meest zinvolle investering in duurzame energie vindt. Het college zal de aanvraag enerzijds moeten beoordelen op basis van de juridische regels die op het perceel van toepassing zijn, en anderzijds een uitspraak moeten doen over de concrete ruimtelijke impact die de windturbine heeft. Juridisch gezien zal er meestal geen probleem zijn, omdat een kleine windturbine te beschouwen is als een ‘ondergeschikte aanhorigheid’ van een woning of (bedrijfs)gebouw. Dergelijke bijkomende constructies kunnen in alle bestemmingsgebieden worden gerealiseerd, tenzij de stedenbouwkundige voorschriften op het perceel het anders zouden bepalen. Bij zonevreemde gebouwen kan een kleine windturbine enkel worden vergund als de mast aan het gebouw wordt bevestigd. Een vrijstaande kleine windturbine kan niet, tenzij de stedenbouwkundige voorschriften op het perceel het anders zouden bepalen. Het tweede element is dus de verenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening. Met andere woorden: tast de plaatsing van een kleine windmolen de ruimtelijke kwaliteit aan? Luc Van Damme,

bart lasuy

G


Tips voor de inplanting van kleine en middelgrote windturbines > De ruimtelijke integratie van de turbine in de omgeving De rondzendbrief geeft aan dat windturbines niet, slechts bij uitzondering of enkel als ‘totaalproject’ in of nabij woonkernen mogelijk zijn. Op ‘hoogdynamische locaties’ zoals bedrijventerreinen kan de plaatsing van windturbines dan weer wel gepast zijn. Voor de meer landelijke gebieden stelt de rondzendbrief een ‘eerder terughoudend beleid’

voor. Wel in de onmiddellijke nabijheid van woningen of andere gebouwen, géén solitaire windturbines waar geen andere gebouwen bij in de buurt staan en alleen bij uitzondering in gebieden met belangrijke natuurwaarden.

> De geluidsoverlast van de turbine

Afhankelijk van het bestemmingsgebied waarin de aanvraag ligt, mag de geproduceerde geluidssterkte hoger of lager zijn.

schepen van Ruimtelijke Ordening in Langemark-Poelkapelle: ‘Samen met andere gemeenten uit onze streek hebben we afgesproken nog even de kat uit de boom te kijken. Wij vrezen dat de ruimtelijke kwaliteit van onze streek erop achteruit gaat indien overal kleine windmolens worden geplaatst.’ In de loop van dit jaar verscheen het beoordelingskader voor de inplanting voor kleine en middelgrote windturbines in de vorm van een gezamenlijke rond-

Voor middelgrote en grote windturbines geeft de gemeente een advies, maar de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar beslist. zendbrief van de Vlaamse ministers van Ruimtelijke Ordening en Energie. Dit beoordelingskader moet een hulpmiddel zijn voor gemeenten om over de plaatsing van een kleine windmolen te oordelen (zie kader). De gemeenten kunnen daarnaast zelf, op basis van de specifieke lokale karakteristieken, dit kader aanvullen en verfijnen. Ann Hermans: ‘Over de kleine windturbines kunnen we zelf beslissen. Als de belangstelling voor de plaatsing ervan de komende jaren toeneemt, moeten we daar als gemeente een antwoord op hebben.’ Maal zes in tien jaar Een behoorlijk genuanceerd verhaal dus voor de plaatsing van kleine windturbines. Voor middelgrote en grote windturbines ziet het verhaal er helemaal anders uit. In de hogere luchtlagen waait het immers harder. Daardoor is vrijwel het hele Vlaamse grondgebied geschikt voor de plaatsing van dergelijke turbines. Bovendien is de opbrengst van zo’n grote turbine een stuk hoger. De grotere windturbines dienen dan ook niet voor individueel gebruik, maar ze leveren energie aan het openbare stroomnet. De middelgrote turbines leveren energie voor een tachtigtal gezinnen, de grote voor meer dan duizend. Tegen volgend jaar zouden we zes procent van de energie uit hernieuwbare en schone energiebronnen halen en het is de bedoeling om tegen 2020 zes keer meer windenergie op te wekken in Vlaanderen dan nu. De exploitatie van dergelijke parken levert een fikse bijdrage om die doelstelling te halen. De energieproducenten, maar soms ook grote bedrijven kloppen dan ook bij de gemeente aan op zoek

> De slagschaduw van de wieken

De rondzendbrief raadt de plaatsing van een kleine windturbine met draaiende wieken af, indien nabij de windmolen woningen of gebouwen staan waar mensen kunnen verblijven die niet betrokken zijn bij de aanvraag.

> De veiligheid

De turbine moet aan een bepaalde veiligheidsnorm voldoen. Of ze dat doet, blijkt uit een attest.

naar geschikte locaties om een windmolen of windmolenpark te plaatsen. Ann Hermans: ‘In Arendonk liepen twee aanvragen voor de realisatie van een windmolenpark. Uiteindelijk is er daarvan één vergund. Een andere energieproducent toonde ook al interesse.’ Luc Van Damme signaleert dat juist de landbouwers interesse voor een (middel)grote molen tonen: ‘Voor de grote landbouwbedrijven is de plaatsing van een windturbine een interessante manier om over voldoende energie te beschikken om de exploitatie van hun bedrijf te verzekeren.’ Bij de beoordeling van de aanvragen voor middelgrote en grote windturbines is de gemeentelijke rol beperkter. De gemeente geeft een advies over de stedenbouwkundige aanvraag, maar de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar beslist uiteindelijk. Net zoals het college zal ook hij de aanvraag aan de geldende juridische voorschriften toetsen. Door de recente wijziging van het Decreet Ruimtelijke Ordening naar de Vlaamse Codex RO is het voortaan mogelijk om ook in agrarisch gebied en op regionale bedrijventerreinen grote windturbines toe te laten. Vroeger vereiste dit eerst de opmaak van een kostbaar en tijdrovend ruimtelijk uitvoeringsplan. Dat hoeft dus niet meer. De Vlaamse overheid beveelt wel aan om bij de opmaak van ruimtelijke plannen, verordeningen en de afgifte van verkavelingsvergunningen zoveel mogelijk rekening te houden met de problematiek van energievoorziening. Naast deze juridische toets oordeelt de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar ook over de ruimtelijke impact van de vergunningsaanvraag. Een rondzendbrief van 2006 legt de belangrijkste principes vast wat betreft de grote molens. De rondzendbrief van dit jaar geeft een aantal richtlijnen mee voor middelgrote molens. De provincie Oost-Vlaanderen heeft bovendien het Vlaamse kader verder uitgewerkt door in een eigen plan potentiële inplantingslocaties voor grote masten aan te duiden. Andere provincies staan (nog) niet zo ver. Gemeenten kunnen natuurlijk ook zelf een visie ontwikkelen op de ruimtelijke inpassing van middelgrote en grote windturbines. Aan de hand van de principes in het ruimtelijke structuurplan kan bijvoorbeeld concreet worden verwoord waar wél en waar niet windturbines overwogen kunnen worden. Gent werkt daar bijvoorbeeld aan. Een gemeente kan zo gemakkelijker een onderbouwd advies geven aan de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar. Xavier Buijs is VVSG-stafmedewerker ruimtelijke ordening en huisvesting 16 oktober 2009 LOKAAL 35


In plaats van tientallen kleinere verwarmingsketels kwam er in Aalst een milieuvriendelijke, centrale verwarmingsketel voor de VMM, het OCMW en 90 appartementen.

MIROM levert warmte en elektriciteit Ook in de regio Roeselare is er een gesloten warmwatercircuit, verbonden aan de verbrandingsinstallatie van MIROM (Milieuzorg Roeselare en Menen). De installatie verwerkt per uur gemiddeld acht ton restafval. De warmte die daarbij vrijkomt, wordt omgezet in oververhit water dat in een ondergronds, gesloten buizencircuit van 7,5 kilometer lang wordt gepompt. Dat net levert al 23 jaar warmte aan 22 grote klanten. Dat zijn land- en tuinbouwers die er hun serres mee verwarmen, maar ook scholen, ziekenhuizen, het zwembad, het cultuurcentrum De Spil en de veiling nemen warmte af. ‘Onze energie is voor de klant goedkoper dan de traditionele verwarmingsbronnen,’ zegt Koen Van Overberghe van MIROM. ‘Bovendien heeft hij geen zorgen, wij staan in voor het onderhoud van het net. De klant hoeft ook geen klassieke verwarmingsketel meer te plaatsen. We beschikken over twee ovenlijnen die ieder 7,5 megawatt produceren. Als back-up hebben we een aardgasketel van 7 megawatt die kan worden ingeschakeld als een van de twee lijnen stilligt voor onderhoud.’ Uiteraard leidt het systeem van warmterecuperatie ertoe dat er minder stookolie wordt verbrand, ongeveer vier miljoen liter per jaar. Maar MIROM Roeselare raakt niet alle warmte die ze produceert kwijt. Op jaarbasis wordt ongeveer 30 procent nuttig aangewend. Tot vorig jaar ging de overige 70 procent verloren. Nu niet meer: een ORC-installatie met een maximaal vermogen van 3 megawatt zet het overschot aan warm water om in elektriciteit. De helft gebruikt MIROM voor het elektrische verbruik van de verbrandingsinstallatie. De andere helft wordt op het elektriciteitsnet gezet. BVM

36 LOKAAL 16 oktober 2009

Collectief verwarmingsnet in Aalst In mei nam de Vlaamse Milieumaatschappij een nieuw datacenter in gebruik in Aalst. In de kelder van het gebouw staat een stookinstallatie op aardgas. Ze verwarmt niet enkel het datacenter maar ook het administratieve gebouw van het Aalstse OCMW en negentig sociale appartementen. Bart Van Moerkerke

A

alst beschikte sinds de jaren vijftig over een uitgebreid net van stadsverwarming via stoom. De stoom was afkomstig van de turbines van de Aalstse elektriciteitscentrale. Het net leverde warmte aan de textiel- en voedingsnijverheid en aan de meeste appartementsgebouwen en veel eengezinswoningen in de stadskern. In 2006 zegde Electrabel alle klanten op. Door de evolutie in de elektriciteitsproductie, de toenemende energieprijzen en vooral de sterk dalende industriële activiteit in de stad was het net van afstandsverwarming niet langer rendabel. Daarop schakelden de klanten massaal over op aardgas. De Vlaamse Milieumaatschappij, het OCMW en de stad Aalst sloegen de handen in elkaar. OCMW-voorzitter Patrick De Smedt: ‘Op een perceel van de VMM besloten we samen een nieuwe stookplaats te bouwen voor de warmtevoorziening van de twee gebouwen van de VMM, het administratieve gebouw van het OCMW en negentig appartementen

die eigendom zijn van het OCMW maar beheerd worden door de stad. We stelden samen een bestek op, we verdeelden de taken en de kosten.’ Zo kreeg het bestaande warmwaternet een tweede leven. In plaats van tientallen kleinere verwarmingsketels kwam er een milieuvriendelijke, centrale installatie die zeer goed onderhouden wordt. Het delen van de vaste kosten levert de verschillende partners ook een financieel voordeel op. De nieuwe installatie heeft een capaciteit van 2 megawatt. De investering van 400.000 euro wordt gespreid over twintig jaar afbetaald. Eind dit jaar wordt een eerste grondige evaluatie gemaakt. ‘We hebben nog geen gedetailleerde exploitatiecijfers,’ zegt Patrick De Smedt. ‘De prognoses wat betreft energieverbruik zijn wel positief. We houden de verbruiken zeer nauwlettend in de gaten zodat we snel kunnen ingrijpen en bijsturen.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal

VMM

WERKVELD DUURZAME ENERGIE


PRAKTIJK

DEINZE - Op de Open Monumentendag in Deinze verzorgen leerlingen van het Koninklijk Atheneum Erasmus het onthaal en de rondleidingen. Bezoekers uit de regio waarderen deze unieke jeugdige ontvangst. Ze zijn aangenaam verrast dat de jongeren hun historische wortels nog kennen en het erfgoedidee met zorg voor de monumenten enthousiast uitdragen.

Leerlingen ontvangen en gidsen op Open Monumentendag

De Open Monumentendag is uitgegroeid tot een jaarlijks massa-evenement met een door de Vlaamse Gemeenschap opgelegd thema. ‘De nadruk ligt niet meer uitsluitend op de leerstof kunstgeschiedenis met zijn stijlkenmerken uit de architectuur,’ licht Johan Block toe. ‘Samen met collega Joris Hoerée, leraar cultuurwetenschappen, toerisme en public relations, en het lokale ad-hoccomité Open Monumentendag stippelen we een parcours te voet en per fiets uit langs waardevolle gebouwen en andere bezienswaardigheden. De locaties hebben allemaal betrekking op het thema van de Open Monumentendag. Met Zuil en zorg voor mens en dier selecteerden we dit jaar locaties die de verzuiling en de gewijzigde visie door de eeuwen heen op de zieken- en woonzorg in Deinze illustreren.’ Sinds 2005 gidsen niet enkel de leerlingen uit de richting toerisme maar alle leerlingen van de laatste twee jaren ASO, BSO en TSO. Het gegidste onderwerp hangt altijd samen met hun opleiding. Zo verzorgen studenten sociale wetenschappen een gidsbeurt in een rustoord, terwijl studenten houtbewerking instaan voor technische uitleg over de bouw van een meesterbank in een kerk. Elke leerling krijgt een onthaal- en een gidsopdracht. De leerlingen toerisme zijn de eindverantwoordelijken voor het goede verloop van de ontvangst en het gidsen per bezienswaardig-

GF

heid. Ze nemen de leiding over het onthaal, ze verdelen de bezoekers in groepjes en geven praktische uitleg over onder meer de fietsenstalling en de EHBO-post. Er ontstaat een leerproces waarbij de leerlingen van elkaar leren en voor elkaar verantwoordelijk zijn.

Voorbereidingen

Voor de organisatie van de Open Monumentendag stelt het stadsbestuur van Deinze een lokaal OMD-comité samen. Daarin zetelen ook Johan Block en Joris Hoerée. Tijdens hun vergaderingen maakt het lokale OMD-comité een monumentenselectie, beslist het over de te bezoeken locaties, en stippelt het een begeleide fietstocht uit. Om alle informatie bijeen te krijgen werkt het comité met ankerpersonen. Dit zijn vaak bewoners of direct betrokkenen bij wie de leraars informatie inwinnen en deze per locatie bundelen. Johan Block steekt vervolgens een documentatiebundel voor de leerlingen ineen. Daarin staat achtergrondinformatie, een regietabel met een overzicht van het beschikbare didactische materiaal per locatie en informatie over elke gidsbeurt. In september vindt de briefing en de begeleiding van de leerlingen plaats. De voorbereidingstijd voor de leerlingen is kort maar zeer intens. Op basis van de documentatiebundel stellen de leerlingen een scenario op van wat ze waar vertellen. Ze ontwerpen hun parcours, studeren hun tekst in en oefenen hun gidsbeurt en onthaaltaak ter plaatse. En dit allemaal in het bijzijn van medeleerlingen die elkaar evalueren en eventueel bijsturen. De bezoekers uit de regio en het bestuur vinden de medewerking van de jongeren met hun sprankelende onthaal- en gidscapaciteiten hartverwarmend. Het oudere publiek

GF

‘In 2000 fungeerden de laatstejaarleerlingen van de afdeling Toerisme voor het eerst als gids op de Open Monumentendag,’ legt Johan Block uit. Hij is leraar cultuurgeschiedenis, geschiedenis en Spaans en een van de bezielers van dit project. ‘Van bij het begin was deze gidsopdracht bedoeld als een good practice die de leerlingen de kans bood om voor kleine groepjes en tegelijk voor een breed publiek te spreken. Intussen is zowel de opdracht als de groep leerlingen die hiervoor in aanmerking komt, fors uitgebreid.’

Behalve voor de gidsbeurten staan de leerlingen ook in voor het onthaal van de bezoekers.

waardeert de wisselwerking met de jongeren en de informele praatjes over hun anekdotes. De leerlingen beschouwen deze opdracht als een zeer stresserende maar heel verrijkende ervaring. Door deze uitdaging leren ze omgaan met stresssituaties en spreken in het openbaar. De gespannen leerlingen zijn na afloop steeds gelukkig en verrast over de massa’s lof die ze van organisatoren en bezoekers krijgen. Inge Ruiters

ii Johan Block, leraar cultuurgeschiedenis Koninklijk Atheneum Erasmus Deinze, T 09-374 14 21

16 oktober 2009 LOKAAL 37


WERKVELD VEILIGHEIDSBELEID

Ronse strijdt tegen drugs Op 5 oktober opende De Kiem in Ronse een ambulant centrum voor volwassen druggebruikers. Het is de recentste realisatie van het Drugoverleg Ronse, een overlegorgaan waar stad, politie en alle diensten die met middelengebruik in aanraking komen elkaar vinden. Bart Van Moerkerke

D

e geschiedenis van het Drugoverleg Ronse gaat terug tot 2001 maar pas in 2003 begon het op volle toeren te draaien. In de stuurgroep van het lokale drugoverleg zetelen de schepen van Jeugd van Ronse, de jeugddienst, de preventieambtenaar van de stad, de drugcel van de politie en het Pisad, voluit het provinciaal interbestuurlijk samenwerkingsverband voor de aanpak van drugmisbruik. Sinds begin 2009 zijn ook de apothekers en De Kiem vertegenwoordigd. De stuurgroep komt minstens één keer per maand samen. De algemene vergadering komt twee keer per jaar bijeen. Daar maken onder meer ook het OCMW, het CAW en de schooldirecties deel van uit. ‘Iedereen die te maken heeft met het aanpakken van het drugprobleem in Ronse is betrokken bij het overleg,’ zegt preventieambtenaar Hilke Van Gijsel. ‘Waar verschillende diensten vroeger al eens naast elkaar werkten, is er nu een gezamenlijk beleid met oog voor zowel het welzijns- als het veiligheidsaspect. Natuurlijk zullen we het drugprobleem niet uit de stad helpen, dat is een utopie, maar we willen het wel beheersbaar houden. De jongste cijfers wijzen op een stagnatie of zelfs een lichte daling van het druggebruik.’ School en vrije tijd Binnen het Drugoverleg Ronse zijn verschillende werkgroepen actief die concrete preventieacties organiseren. Een project dat al geruime tijd loopt is MEGA, wat staat voor mijn eigen goede antwoord. In alle zesde leerjaren van het lager onderwijs geeft de politie drugpreventielessen. De weerbaarheid, neen leren zeggen is de rode draad doorheen de lessen. De leerlingen gaan ook naar een toneelvoorstelling over hetzelfde thema en ze worden uitgenodigd op een alcoholvrije fuif. In de secundaire scholen biedt vooral het 38 LOKAAL 16 oktober 2009

Pisad vormingspakketten aan. Op beide niveaus, lager en secundair onderwijs, is er regelmatig overleg tussen de schooldirecties, de centra voor leerlingenbegeleiding, het Pisad en de politie. Andere acties zijn gericht op de invulling van de vrije tijd van jongeren. Zo mochten leerlingen van het secundair onderwijs zich een dag creatief uitleven en bijvoorbeeld kennismaken met het in elkaar steken van filmpjes. Daar werd dan een tentoonstelling aan gekoppeld. Ook de stedelijke sportdienst is via de algemene vergadering betrokken bij het lokale drugoverleg. Ambulant centrum De werkgroep volwassen verslaafden wordt getrokken door de stedelijke preventiedienst en de politie. Uit een enquête bij de leden van de algemene vergadering in 2003 bleek dat er in Ronse geen dienst was waar volwassen druggebruikers terecht konden voor ondersteuning of begeleiding. Hilke Van Gijsel: ‘Jaren van voorbereiding en vooral van veel lobbywerk hebben nu tot resultaat geleid. Op 5 oktober opende De Kiem in Ronse een ambulant centrum voor de begeleiding en opvolging van volwassen druggebruikers door een dokter en psychosociale hulpverleners. Het centrum zal zeer nauw samenwerken met andere partners in het lokale drugoverleg. Het OCMW bijvoorbeeld zal een belangrijk aanspreekpunt zijn omdat druggebruikers meestal ook op andere levensvlakken problemen hebben: inkomen, huisvesting, tewerkstelling. Ook met de apothekers zullen goede afspraken worden gemaakt om bijvoorbeeld het shoppen voor methadon tegen te gaan.’ Dezelfde werkgroep zette ook verschillende projecten op in verband met alcohol, wat lang een verwaarloosd probleem was binnen het lokale drugoverleg. Voor alle hulpverleners in Ronse werden twee

vormingssessies georganiseerd over het omgaan met agressie ten gevolge van alcohol. Een andere actie liep in samenwerking met de Responsible Young Drivers, overdag voor de scholen en ’s avonds voor het brede publiek. Iedereen kon plaatsnemen in een wagen die zodanig was aangepast dat de bestuurder het gevoel kreeg als had hij te veel gedronken. ’s Avonds deden vier cafés een gooi naar de titel van beste alcoholvrije cocktail van de stad. Iedereen kon proeven aan een kiosk van het Drugoverleg Ronse en daarna zijn stem uitbrengen. Horeca Een andere werkgroep brengt het lokale drugoverleg en enkele café-uitbaters samen en werkt acties op maat van de horeca uit. Zo verzorgde de politie een vormingssessie over de verschillende soorten drugs voor de uitbaters in de belangrijkste uitgaansbuurt van de stad. Nog een sessie, in samenwerking met Horeca Vlaanderen, ging over het omgaan met agressieve klanten. De werkgroep Horeca stelde ook een huishoudelijk reglement op, in de vorm van een reeks cartoons die in de cafés wordt opgehangen. Het reglement maakt bijvoorbeeld duidelijk dat er geen alcohol geschonken wordt aan jongeren onder de zestien jaar, dat handel en gebruik van illegale drugs verboden zijn. ‘Op vraag van de café-uitbaters kwam er ook een regel dat er geen drank mag worden meegebracht,’ zegt Hilke Van Gijsel. ‘Zij hebben af en toe problemen met jongeren die sterkedrank meebrengen en die mengen met de frisdrank die ze in het café kopen. Met als gevolg dronken en soms agressieve klanten zonder dat de uitbater er iets aan kan doen.’ Uit het reglement groeide een convenant dat wordt ondertekend door de uitbater, de burgemeester, de zonechef en de procureur des Konings. Het convenant bevat geen nieuwe regelgeving voor cafés, het is een opfrissen van de bestaande wetgeving, vooral gericht op het voorkomen van overlast. Op dit ogenblik is de werkgroep bezig met het opstellen van een fuif- en evenementenreglement. Daarin zullen voor de hand liggende zaken worden opgenomen zoals het verbod op drugs en op sterkedrank. Or-


KLARE KIJK ganisatoren zullen ook op voorhand moeten melden dat ze een evenement plannen. Serviceclubs sponsoren Preventieambtenaar Hilke Van Gijsel is tevreden over de werking van het Drugoverleg Ronse. De preventieve aanpak botst niet met het soms noodzakelijke repressieve optreden van de politie, daarover zijn goede afspraken gemaakt. ‘Als een school bijvoorbeeld vaststelt dat een leerling drugs gebruikt, dan wordt het Pisad op de hoogte gebracht. Dat zorgt voor de begeleiding. De politie wordt pas ingelicht als het Pisad vaststelt dat de jongere zich niet aan de gemaakte afspraken houdt.’ Ronse ondersteunt het lokale drugoverleg logistiek en via de inzet van personeel. De werkingsmiddelen worden bijeengebracht door de serviceclubs van Ronse. Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal

?

Hoe vinden lokale besturen een partnergemeente in het buitenland?

!

De afgelopen jaren smeedden nogal wat Vlaamse besturen stevige banden met collega’s uit andere regionen, in de vorm van jumelages en stedenbanden.

De perfecte match www.twinning.org kan de zoektocht naar de juiste zustergemeente vergemakkelijken. Toch kun je er ook daar niet blindelings eentje uit pikken. Een stevige relatie staat of valt met de betrokkenheid van de politici, de ambtenaren en de vrijwilligers. Maar ook gemeentelijke zelfkennis en het uitzoeken welke doelstellingen centraal staan in de relatie zijn van cruciaal belang.

Plaatselijke kennis Connecties in het eigen bestuur, overleg met andere ervaren lokale besturen... kunnen eventuele kandidaat-partners opleveren. Het is vooral belangrijk na te gaan wat de verwachtingen zijn. Aan de hand van die criteria kun je gerichter screenen. Als de keuze gemaakt is, begint het werk in feite pas goed. Hoe de concrete samenwerking er verder uitziet, ligt volledig in handen van beide partners. Als alle afspraken rond zijn, worden ze in een samenwerkingsovereenkomst bezegeld. Warm houden Ook al hoeft de samenwerking niet voortdurend even intens te zijn, een goede voorbereiding is cruciaal om de partnergemeente niet kwijt te spelen. Beide besturen moeten zich daarom blijven engageren om de band in stand te houden. Maar al wie er al aan begonnen is, is het erover eens: een buitenlandse zusterband is een verrijking voor de eigen cultuur en werking! www.twinning.org Decreet betreffende het beleid inzake convenant gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking (2 april 2004). Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere bepalingen inzake het beleid convenanten gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking (2005). Noord-Zuidhandboek voor lokale besturen. Jumelages in de 21e eeuw: Europa van onderuit Vragen over internationale samenwerking stuurt u naar christophe.ramont@vvsg.be

advertentie

De Group Janssens is uitgegroeid tot een service bedrijf dat een totaalpakket kan aanbieden op vlak van wegsignalisatie en verkeerveiligheid

16 oktober 2009 LOKAAL 39


MARC RAS

STEVEN MEERT

CAROLINE DANNEELS

WERKVELD VRIJETIJDSBELEID

Amateurkunstenaars hebben creatie- en presentatieruimte nodig. Geschikte ruimte vinden is dikwijls moeilijk.

De creativiteit in een gemeente: niet te onderschatten, 37% van de Vlamingen boven de veertien jaar heeft minstens één creatieve hobby. De meerderheid oefent ze ter ontspanning uit of om iets bij te leren. Maar ook sociale

de bestaande ondersteuning een aanrader, net als het promoten van het aanbod van de lokale amateurkunstenaars.

motieven, zoals vrienden ontmoeten en interesses delen, spelen een grote rol. De term amateurkunsten roept associaties op als enthousiasme en creativiteit. Genoeg redenen dus om op lokaal vlak een gericht beleid voor amateurkunstenaars uit te stippelen. Elke Verhaeghe

O

nderzoek heeft ruimschoots aangetoond dat amateurkunsten goed zijn voor de samenleving. Ze creëren een groepsgebeuren, vaak een mix van personen van diverse pluimage, bij wie het actieve engagement niet ontbreekt. Bovendien brengen artistieke projecten sfeer in de gemeenschap en liggen ze aan de basis van persoonlijke ontplooiing. Dit is absoluut een doordacht beleid waard. Uit navraag bij dertig gemeenten kwam een duidelijke top drie in de ondersteuningsbehoeften naar voren. Infrastructuur staat met stip bovenaan. Daarna volgt financiële ondersteuning. Op drie staat logistieke ondersteuning. Er is geen zaligmakend systeem om lokale amateurkunstenaars te ondersteunen. Het is maatwerk, afhankelijk van de aanwezige kunstenaars, de culturele spelers en het bredere sociaal-culturele veld in de gemeente. Bij reflectie kan alvast met volgende aspecten rekening worden gehouden. Iedereen beroemd Veel gemeentebesturen hebben contact met koren, fanfares en theatergezelschappen. Heel fijn, maar daarnaast zijn 40 LOKAAL 16 oktober 2009

er ook veel amateurkunstenaars die hun hobby niet in een klassieke vereniging beoefenen, zoals jonge muzikanten die in een bandje spelen of beeldende kunstenaars die op hun zolder aan creaties werken. Een eerste stap in een goed gefundeerd ondersteuningsbeleid is de nietprofessionele kunstenaars in de gemeente

Waar moet dat heen Amateurkunstenaars hebben twee soorten ruimtes nodig: creatieruimte (atelier, repetitieruimte, donkere kamer) en presentatieruimte (podium- en tentoonstellingsruimte). Veel kunstenaars hebben het moeilijk om een geschikte ruimte te vinden. Enerzijds door de huurprijs en anderzijds door de vereisten van de kunstdiscipline en kunstenaar. Denk maar aan geluidsisolatie, stockeerruimte, toegankelijkheid en beschikbaar materiaal. Behalve publieke ruimtes (cultuurcentrum, jeugdhuis, gemeenschaps- en ont-

Artistieke projecten brengen sfeer in de gemeenschap en liggen aan de basis van persoonlijke ontplooiing. zo volledig mogelijk in kaart te brengen. Om hun behoeften te achterhalen is inspraak en overleg onontbeerlijk. Inspraak biedt ook kansen om kruisverbanden te leggen tussen verschillende kunstenaars en kunstenaarsorganisaties. Dat kan tot nieuwe projecten leiden. De cultuur- en jeugdraad zijn mogelijke inspraakorganen (let erop ook afgevaardigden van amateurkunstverenigingen en solokunstenaars op te nemen), naast specifieke werkgroepen voor bepaalde projecten. Verder is voldoende communiceren over

moetingscentrum, parochiezalen, musea, kerken en pleinen) zijn er ook allerlei mogelijkheden in private ruimtes (privé-uitbaters van repetitieruimtes, cafés, leegstaande winkelpanden of fabriekshallen). Ook scholen bieden kansen. Voldoende zicht hebben op alle geschikte infrastructuur is een belangrijke stap in de ontwikkeling van ondersteuning op maat. Vzw Repetitieruimtes beschikt over een uitgebreide database met repetitieruimtes voor podiumkunstenaars en muzikanten in Vlaanderen. Zie www.repetitieruimtes.be.


GUUSPIE

ROBERT BOONS

de gemeente, tussen amateurkunstenaars onderling of samen met (jeugd)verenigingen, met gemeentelijke diensten, deeltijds kunstonderwijs of professionele artiesten. Binnen eenzelfde kunstdiscipline of disciplineoverschrijdend. Ook landelijke organisaties (Centrum voor Beeldexpressie, Creatief Schrijven, Danspunt, Kunstwerk(t), Koor & Stem, Muziekmozaïek, Opendoek, Poppunt en Vlamo) kunnen een partner zijn in het project. De taak van de gemeente is vooral op te treden als stimulator om mensen samen te brengen. Inhoudelijk bepalen de artiesten zelf graag wat ze doen.

maar hoe te ondersteunen? Financiële of logistieke ondersteuning Financiële steun kan vele vormen aannemen. In de eerste plaats denken we aan subsidies. Projectsubsidies die nieuwe initiatieven stimuleren (ook voor jongeren en individuele kunstenaars), kunnen minstens even waardevol zijn als de jaarlijkse werkingstoelagen voor amateurkunstenverenigingen. Daarnaast helpen gunsttarieven de prijs van een artistiek project te drukken. Voorbeelden zijn voordeeltarieven bij het huren van lokalen of materiaal, kopiëren van programmaboekjes, afsluiten van tijdelijke verzekeringen of tussenkomst in de Sabamkosten. De meest voor de hand liggende vorm van logistieke ondersteuning is het ter beschikking stellen van materiaal, zoals tentoonstellingspanelen, verlichting, audiomateriaal of projectoren. Kostuums of

muziekinstrumenten uitlenen is een andere optie. Een gemeente kan ook personeel ter beschikking stellen voor de opbouw

Tijdens de Week van de Amateurkunsten kunnen de plaatselijke initiatieven extra in de schijnwerpers worden geplaatst. In heel Vlaanderen worden er eind april, begin mei gedurende tien dagen activiteiten georganiseerd rond een wisselend thema. Steden en gemeenten zijn vaak initiatiefnemer. In 2010 zal het Festival van de

Projectsubsidies die nieuwe initiatieven stimuleren, kunnen minstens even waardevol zijn als de jaarlijkse werkingstoelagen voor amateurkunstenverenigingen. van een voorstelling, vervoer van materiaal of administratieve ondersteuning bij de opmaak van een subsidiedossier. Netwerken en samenwerken Netwerking en samenwerking kan op vele manieren, zowel binnen als buiten

Amateurkunsten op 2 mei in Gent unieke kansen bieden aan amateurkunstenaars uit heel Vlaanderen om hun kunnen aan het grote publiek te tonen. Elke Verhaeghe is stafmedewerker bij vzw Forum voor Amateurkunsten

Trajectbegeleiding op maat Uit contacten met verschillende gemeenten blijkt dat steden en gemeenten zelf meer en diepgaandere ondersteuning nodig hebben voor de lokale ondersteuning van amateurkunstenaars. Daarom bieden vzw Repetitieruimtes en het Forum voor Amateurkunsten gratis en vrijblijvend trajectbegeleiding aan. Die bestaat uit een analyse van de lokale, huidige situatie aan de hand van gegevens die de gemeente hierover zelf verzamelt (overzicht amateurkunstenaars, voorhanden zijnde financiële en logistieke ondersteuning, infrastructuur, andere ondersteuningsvormen en FAQ), een intakegesprek met bespreking van de eerste bevindingen en mogelijkheid tot feedback door cultuurbeleidscoördinator en jeugdconsulent, een schriftelijk adviesrapport en een afrondend gesprek met het oog op concrete afspraken en bijbehorende timing. Geïnteresseerde gemeenten kunnen vanaf december 2009 via www.amateurkunsten.be inschrijven voor deze trajectbegeleiding. Over de rol die steden en gemeenten kunnen spelen in de ondersteuning van hun amateurkunstenaars, inclusief uitleg over de individuele trajectbegeleiding, zijn gratis informatiesessies gepland. Alle geïnteresseerden zijn welkom in Brugge op 10 november, Antwerpen op 12 november, Gent op 17 november, Leuven op 23 november en Hasselt op 30 november. www.amateurkunsten.be/1op3doethet

16 oktober 2009 LOKAAL 41


10 goede redenen om

te kiezen

voor de

VVSG solidariteitsagenda

2010

1. 32 pagina’s extra met

2. 3.

4. 5. 6. 7.

8.

9.

10.

meer dan 1000 data van federale, Vlaamse en provinciale diensten die te maken hebben met het lokale bestuur. Bijvoorbeeld: welke nuttige gegevens heeft een schepen van cultuur, een secretaris, een stedenbouwkundige of een personeelsverantwoordelijke nodig? Correcte gegevens: adres, telefoon, fax, e-mail en website Nuttig: met belangrijke data voor het lokale bestuur. Bijvoorbeeld: wanneer moet welke vlag buiten hangen? Veel overzicht: een weekplanner met leeslint Handig formaat: 17,5 x 22,5 cm Mooi afgewerkt: met rode linnen band en het nieuwe logo van de VVSG Solidariteitsagenda: ten voordele van Oxfam-Solidariteit. U werkt zo mee aan meer kansen voor het Zuiden en minder onrecht. Eerlijke prijs: - 15.99 euro voor VVSG-leden - 18.49 euro voor niet-leden Btw en verzending inbegrepen. Korting voor groepsaankopen van 5 tot 20 exemplaren: - 13.11 euro per exemplaar voor VVSG-leden - 15.61 euro voor niet-leden Btw en verzending inbegrepen Gewaardeerde nieuwjaarsattentie voor: - leden van het college - raadsleden - personeel.

Bezorg de strook aan de VVSG Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel tel. 02-211 55 19/20 fax 02-211 56 57 viviane.arents@vvsg.be

Ja, ik bestel

ex. van de VVSG solidariteitsagenda 2010

VVSG-lid geen VVSG-lid Naam Functie Gemeente/Organisatie Adresgegevens Facturatieadres indien verschillend van leveringsadres

Datum

Handtekening

Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overenkomstig de wet op de privacy, heeft u inzage- en correctierecht in ons bestand.


wetmatig berichten

Verkeersveiligheidsfonds 2009: zones ontvangen binnenkort eerste schijf

D

oor de gecoördineerde wet verkeersveiligheidsfonds (programmawet van 8 juni 2008) wijzigde de federale overheid de principes van het verkeersveiligheidsfonds grondig. Voortaan bestaat het verkeersveiligheidsfonds uit twee luiken: enerzijds een recurrent trekkingsrecht dat de zones in de loop van juli-augustus 2009 hadden moeten ontvangen en anderzijds de bijkomende middelen (= aangroei van de beschikbare middelen tegenover 2007) die de zones normaal in januari 2010 zouden moeten ontvangen. Over de exacte verdeling van de twee luiken van het fonds voor 2009 was tot voor kort enkel geweten dat dit jaar ongeveer 109 miljoen euro beschikbaar zou zijn voor onder andere de lokale politiezones (= het niet-geïndexeerde bedrag van 2007, dit is ongeveer 12% meer dan in 2008). Met wat vertraging verscheen op 21 september 2009 het Ministerieel Besluit in het Staatsblad dat de exacte verdeling van de eerste schijf uit het fonds vastlegt. In totaal werd er dit jaar 88.115.698 euro uit het verkeersveiligheidsfonds toegewezen aan de lokale zones en aan de federale politie. De Vlaamse politiezones ontvangen in 2009 samen 48.365.4020 euro (of

2006

2007

2008

2009

TOTAAL

89.812.798

96.151.437

74.366.392

88.115.698

Lokale politie

75.537.158

83.709.912

70.648.072

83.709.913

Wallonië

29.534.689

31.897.387

26.920.216

31.729.403

Brussel

3.286.796

3.536.092

2.984.331

3.615.097

42.715.673

48.276.433

40.743.525

48.365.402

Vlaanderen

Verdeling eerste schijf verkeersveiligheidsfonds 2009, VVSG

57% van het lokale fonds), dit betekent voor de meeste zones gemiddeld 18,7% meer dan vorig jaar. De federale politie ontvangt dit jaar 4.405.785 euro uit het fonds (18,5% meer dan in 2008). Vier politiezones (PZ Montgomery, PZ Voorkempen, PZ Heist en PZ Kanton Borgloon) kregen dit jaar bovendien meer middelen uit het fonds wegens een aanpassing van de categorie van het organieke kader waarbij zij ingedeeld werden. Verder staat in het Ministerieel Besluit te lezen: ‘een tweede aanvullende schijf zal, zo nodig, later in de loop van het jaar

2009 bepaald worden’. Een KB dat de verdere voorwaarden van de gewestelijke verdeling moet regelen, laat nog steeds op zich wachten. Wordt vervolgd. Koen Van Heddeghem en Tom De Schepper ÎÎMeer informatie en overzicht verdeling fonds 2004-2009: www.vvsg.be, knop veiligheid, lokalepolitie, financiering MB van 8 september 2009 betreffende de toekenning van de financiële hulp van de Staat in het kader van de verkeersactieplannen 2009, Inforumnummer 206256

LAYLA AERTS

Elke rusthuisbewoner is altijd 65 jaar

Het woonzorgdecreet verlegt ook de leeftijdsgrens van ouderen die een beroep kunnen doen op ouderenzorg van 60 naar 65 jaar.

Het woonzorgdecreet zal van kracht zijn op 1 januari 2010. Woonzorgcentra zijn momenteel druk bezig om de overgang van de oude naar de nieuwe regelgeving voor te bereiden. Ze krijgen daarvoor vijf jaar, tenzij hun erkenning voordien afloopt of wordt ingetrokken. Het woonzorgdecreet verlegt ook de leeftijdsgrens van ouderen die een beroep kunnen doen op ouderenzorg van 60 naar 65 jaar. Alle rusthuisbewoners of serviceflatbewoners die op 1 januari 2010 echter jonger zijn dan 65, worden van rechtswege geacht ouderen te zijn. De voorziening moet voor deze bewoners dus geen administratieve procedures volgen. Deze overgangstermijnen zijn echter niet te vinden in de uitvoeringsbesluiten, maar in het decreet zelf (artikel 88 §1 en artikel 88 §4). elke.vastiau@vvsg.be

16 oktober 2009 LOKAAL 43


Storage & Security s 3!. .!3 STORAGE s 6IRTUALISATIE s "LADES s $ISASTER RECOVERY s 3ECURITY PACK s -ONITORING DASHBOARD s 3INGLE 3IGN /N OPLOSSINGEN

&INANCIÑN 0ERSONEEL

#OMMUNICATIE /RGANISATIE

s "OEKHOUDING s &ACTURATIE s +ASSA s "ELEID EN BUDGET s 0AYROLL EN PERSONEELSBEHEER

s )NTERNET )NTRANET WEBSITES s $IGITAAL ,OKET s $IGITALE )NFORMATIE 3CHERMEN s !DMINISTRATIEF (ANDBOEK PROCESSEN s 4AAKPLANNER WORKmOW s $OSSIERBEHEER s )NTERNE CONTROLE s -ANAGEMENTRAPPORTING s %ENMANSLOKET s +ENNISCENTRUM

.ETWERK 3ERVICES s "EKABELINGSWERKEN s !CTIEF NETWERKMATERIAAL s $RAADLOZE VERBINDINGEN s !SSISTENTIE ONDERHOUD s #ONSULTANCY s /UTSOURCING SYSTEEMBEHEERDERS

44 LOKAAL 16 oktober 2009 3TEENWEG $EINZE \ .AZARETH \ 4 \ & \ FS SCHAUBROECK BE \ WWW SCHAUBROECK BE


LAYLA AERTS

wetmatig berichten

Zowel molens als stadhuizen, herenwoningen of arbeidershuisjes kunnen erfgoedwaarde hebben.

Vlaanderen telt 66.000 gebouwen met erfgoedwaarde Sinds 14 september 2009 heeft Vlaanderen een eenduidige en overzichtelijke lijst vastgesteld van het in Vlaanderen gebouwde patrimonium met erfgoedwaarde. De vaststelling heeft juridische consequenties. De lijst bevat 66.000 zowel beschermde als niet-beschermde gebouwen.

Aan de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed wordt al sinds 1972 gewerkt. Tot 2005 werd de inventaris in een boekenreeks uitgegeven, maar sinds kort wordt hij online ontsloten door het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE). Uit de bestaande inventaris met 72.000 items is de lijst afgeleid die nu juridisch is vastgesteld. De vaststelling betekent dat de inventaris als beleidsinstrument wordt ingezet voor het behoud van het bouwkundige erfgoed want alle erfgoedobjecten die erin zijn opgenomen, genieten een vorm van vrijwaring voor de toekomst. De lijst omvat een diverse waaier aan gebouwen: zowel boerderijen, woonhuizen, kerken en pastorieën als moderne architectuur. De erfgoedwaarde kan te maken hebben met de historische of volkskundige waarde, de bewoner(s) of de architect. Achter de inventaris schuilt de beleidsfilosofie dat een gebouw met erfgoedwaarde het waard is beschermd te worden.

Gevolgen niet beschermd waardevol erfgoed

Een opname in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed heeft zowel gevolgen voor gebou-

wen die reeds beschermd zijn als monument als – en vooral – voor het niet-beschermde waardevolle patrimonium. Zodra een gebouw op de Inventaris staat zijn er specifieke regels van toepassing op het vlak van onroerend erfgoed, ruimtelijke ordening, wonen en de energieprestatie. Doel is het gebouw zoveel mogelijk te vrijwaren. Zo is voor het slopen van een gebouw dat op de inventaris voorkomt altijd een stedenbouwkundige vergunning nodig. Het bestuur dat over een aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning oordeelt, weegt de erfgoedwaarde af via een expliciete onroerend-erfgoedtoets. Het plaatsen van zonnepanelen of zonneboilers is veelal vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning, maar nooit als ze geplaatst worden op een gebouw dat voorkomt op de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. De opname van een gebouw op de Inventaris zorgt ervoor dat meer functies vergund kunnen worden. Bovendien mogen gebouwen die voorkomen op de Inventaris afwijken van de geldende normen op het gebied van energieprestatie en binnenklimaat, voor zover die afwijking nodig is om de erfgoed-

waarde van het pand in stand te houden. In de sociale woningbouw geldt de regel dat kosten voor renovatie maximaal 80 procent mogen bedragen van de prijs voor een nieuwbouw van dezelfde omvang. Als de renovatiekosten meer bedragen, moet het gebouw worden gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Voor gebouwen uit de lijst geldt die 80 procentregel niet. Op die manier wordt sociale huisvesting in deze gebouwen door renovatie gestimuleerd.

Beschermd waardevol erfgoed

Voor de monumenten die zijn opgenomen in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed gelden behalve de bovenstaande bepalingen dat zij aan alle juridische bepalingen uit het Monumentendecreet dienen te voldoen. hilde.plas@vvsg.be en xavier.buijs@vvsg.be

De vastgestelde inventaris is voor iedereen beschikbaar op www.inventaris.vioe.be Besluit van de administrateur-generaal van het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed van 14 september 2009 houdende vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed, BS van 25 september 2009, Inforumnummer 241490

Uw personeelsadvertentie in Lokaal, VVSG-week én op de VVSG-website Inlevering advertenties: Lokaal 18 (16 tot 30 november): 26 oktober Lokaal 19 (1 tot 15 december): 16 november Informatie: Nicole Van Wichelen • T 02-211 55 43 • nicole.vanwichelen@vvsg.be

16 oktober 2009 LOKAAL 45


AGENDA

Gent 20 oktober Hasselt 22 oktober Aan de balie van het sociaal huis Praktijkgericht seminarie voor loketverantwoordelijken. www.vvsg.be (kalender) Antwerpen 20 oktober De stad als merk Eerste congres city- en regiomarketing met als thema ‘De stad als uitdagend merk! Naar strategische partnerships’. www.city-sportmarketing.eu Gent 21 oktober Ethisch verantwoorde zorg Workshop over een moreel stappenplan als referentiekader om verantwoorde beslissingen bij ethische dilemma’s te nemen. www.vvsg.be (kalender) Brussel 22 oktober Interculturele competenties voor OCMW’s en LOI Basistraining voor maatschappelijk werkers die de OCMW-dienstverlening aan vreemdelingen en nieuwe Belgen verzorgen. www.vvsg.be (kalender) Schaarbeek 23 oktober Vergrijzing: actief of passief besturen - Hoe anticiperen als lokaal bestuur op het welzijn van ouderen? VVSG-studiedag over acht vernieuwende projecten over vereenzaming, veiligheid, mobiliteit en diversiteit. www.vvsg.be (kalender) Antwerpen 27 oktober Inspiratiedag stedelijke distributie Dagsessie over een scenario voor het slim bevoorraden van steden. www.vim.be (evenementen)

NIX TrIljoen

46 LOKAAL 16 oktober 2009

Malle 27 oktober Heusden-Zolder 12 november Vilvoorde 17 november Torhout 24 november Temse 26 november Ronde van Vlaanderen 2009 Vijf avonden over actuele dossiers van het lokale bestuur www.vvsg.be (kalender) Mechelen 27 oktober Registreren van de beslissingen aan het levenseinde Studiedag voor diensthoofden en ambtenaren Bevolking en Burgerlijke stand over wilsverklaringen: van euthanasie over donorschap van organen tot de teraardebestelling. www.vvsg.be (kalender) Leuven 27 oktober Digitale Kloof, niet in mijn gemeente? Provinciale praktijk- & infodag in het kader van de digitale week 2010. www.vvsg.be (kalender) Brussel 28 oktober Trage wegen, snel getoetst Studiedag over het belang van stedelijke en rurale blauwgroene netwerken zoals trage wegen en hun rol in de lokale mobiliteit en verkeersveiligheid. www.tragewegen.be Sint-Niklaas 29 oktober Lokale Openbare Sector Studiedag van BDO Atrio Public Sector en Dexia voor professionelen uit de publieke sector over het Gemeente- en OCMWdecreet, financiële effecten van de vergrijzing, organisatiedoorlichting van gemeente en OCMW. www.bdo.be

Mechelen 29 oktober Scoor met communicatie Jaarlijks symposium Gezondheidspromotie van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie over communiceren van gezondheidsprojecten. www.vigez.be Brussel 26 en 27 oktober EDL GeoCommunity Days Tweejaarlijks event voor alle geo-gerelateerde activiteiten bij lokale besturen, georganiseerd door Eurotronics NV, producent van het geoloket EDL en marktleider in geo-informatica bij lokale besturen in Vlaanderen. www.edlsite.be Brugge 14 november Hasselt 18 november Gent 26 november Malle 5 december Leuven 9 december Trip Lokaal Interactieve workshops over de opmaak van een activiteitenplanning gemeentelijk jeugdwerk 2010 en een jeugdbeleidsplan 2011-2013. www.jeugdbeleid.be/triplokaal Oostkamp van 16 tot 19 november Ontwikkelingsmanagement bij lokale besturen Residentieel seminarie met bijzondere aandacht voor kritische succesfactoren voor het management en voor het functioneren als leidinggevende. www.vvsg.be (kalender) Toulouse 19 en 20 november Europese coalitie van steden tegen racisme Jaarlijkse algemene vergadering met een jeugdforum en verscheidene workshops zoals deze van Gent over het spanningsveld tussen het (lokale) beleid gericht op sociale cohesie en het (nationale) veiligheidsbeleid. www.vvsg.be (kalender)


NIEUW !

PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR GEÏNTEGREERD MANAGEMENT RUUD BOURMANNE

BRENG GEÏNTEGREERD MANAGEMENT IN DE PRAKTIJK DANKZIJ DE politeia 2 ‘PRAKTISCHE HANDLEIDING VOOR of Agenda?? GEÏNTEGREERD MANAGEMENT’ Het professionaliseren van de interne werking en dienstverlening van lokale besturen is steeds meer een noodzaak. Geïntegreerd management is dé manier om daaraan te werken. Vanaf nu is er een handleiding beschikbaar om geïntegreerd management stap voor stap in de praktijk te brengen. Lokale besturen voelen steeds meer de noodzaak tot het professionaliseren van hun interne werking en dienstverlening. • Ze worden geconfronteerd met steeds meer uiteenlopende en complexe regelgeving (cfr. Gemeente- & OCMW-decreet). • De burgers worden steeds mondiger en veeleisender. • Er is de verplichting om steeds efficiënter om te springen met de financiële middelen. • Ze hebben nood aan een echt HRM-beleid, dat toelaat dat medewerkers optimaal functioneren. • Er is een tendens naar duurzame ontwikkeling, met aandacht voor kwaliteitszorg, milieuzorg, veiligheid en gezondheid van de medewerkers en, tot slot, integriteitsbeleid. Werken met een geïntegreerd managementsysteem dat gebaseerd is op internationale kwaliteitsstandaarden zorgt ervoor dat dit alles overzichtelijk, beheersbaar en werkbaar blijft.

}

POCKETS LOKALE BESTUREN | PROFESSIONELE VAARDIGHEDEN | 1STE EDITIE

Deze pocket is een praktische handleiding voor geïntegreerd management die aantoont dat: • alle initiatieven die te maken hebben met organisatieontwikkeling, kwaliteitszorg, interne controle, beheerscontrole e.d. kunnen geïntegreerd worden in één overzichtelijk, beheersbaar en transparant systeem; • administratieve handboeken en kwaliteitshandboeken een uitstekende startbasis vormen; • de implementatie een geleidelijk en continu proces is, eventueel startende vanuit een ‘light versie’; • de uitwerking een ideaal kader creëert en instrumenten aanreikt om zelfevaluaties te realiseren. Bij de pocket hoort een cd-rom met een schat aan documenten. U vindt er een uitgebreide demonstratie van een geïntegreerd managementsysteem, een vijftigtal werkdocumenten waarmee u zelf aan de slag kunt en heel wat verduidelijkende schema’s en illustraties. Auteur van de pocket is Ruud Bourmanne (BDO Atrio Adviseurs). Het boek verschijnt in de pocketreeks ‘Professionele vaardigheden’. De tekst is ook opgenomen in het losbladig werk ‘Professionele vaardigheden’. Zie ommezijde voor de inhoudsopgave en voor meer info over het losbladig handboek.

Bestelkaart Politeia // Ravensteingalerij 28 // 1000 Brussel // Fax: 02 289 26 19 // Tel: 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be // e-mail: info@politeia.be

Ja, ik bestel … ex. van Praktische handleiding voor geïntegreerd management (inclusief cd-rom), VVSG-leden € 25*, niet-leden € 29* … ex. van het losbladig handboek Professionele vaardigheden** (4 ringmappen, inclusief cd-rom), VVSG-leden € 109*, niet-leden € 129*

❍ Ik wens de nieuwsbrief per mail te ontvangen - Mijn bestuur is lid van de VVSG: ❍ Ja ❍ Neen Naam: ................................................................................................................................................. Functie: ............................................................................................................................................... Organisatie/bestuur: ............................................................................................................................ E-mail: ................................................................................................................................................. Tel.: ..................................................................................................................................................... Adres: ................................................................................................................................................. BTW: ...................................................................................................................................................

Datum en handtekening

* Prijzen inclusief btw, exclusief verzendingskosten, geldig tot 31/12/2009. Check voor exacte prijzen steeds onze website www.politeia.be ** Het betreft hier een losbladig werk. De aanvullingen worden mij toegestuurd aan 0,46 euro/blz., de cd-updates aan 29 euro tot schriftelijke wederopzegging. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht


Wordt uw gemeente een Puro Fairtradegemeente? ECUADOR – Cerro Candelaria reserve De longen van onze Aarde, de regenwouden, worden nog altijd tegen een verschroeiend tempo kaalgekapt. Puro werkt samen met het World Land Trust om bedreigde stukken tropisch regenwoud duurzaam te beschermen.

NOORD-ZUID Een eerlijke prijs voor de kleine kofďŹ etelers in het Zuiden, een prijs die alle kosten dekt en hen een marge biedt om te investeren in een betere toekomst voor hun gezin, daar staat Max Havelaar garant voor.

CONGO - Mawuya CDI Bwamanda werkt in Congo al 40 jaar lang op lokaal niveau een toekomstgericht ontwikkelingsplan uit. Puro financiert de bouw van een koffieproductiecentrum in Mawuya. Door de koffiebessen lokaal te verwerken, is de kwaliteit gegarandeerd en ligt de opbrengst van de oogst een stuk hoger. Koffie wordt zo een belangrijke bron van inkomsten voor de Congolese gezinnen.

Meer weten? Bekijk de film op www.purocoffee.com

Puro Fairtrade koffie en cacao

Voorgedoseerde filters versgemalen Purokoffie

Puro Fairtrade Coffee - Tel: 0800-44 0 88 - info@purocoffee.com - www.purocoffee.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.