Halfmaandelijks magazine van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw - Paviljoenstraat 9 - 1030 Brussel | verschijnt 20 x per jaar | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746
NR 4 VAN 1 MAART 2010
VVSG-MAGAZINE VOOR GEMEENTE EN OCMW
De kloof tussen zelfstandige en OCMW
Te veel of te weinig gemeentepersoneel?
Raadsleden geen hoeksteen van de lokale democratie
Interview over lokaal woonbeleid
G
HUISVESTIN
Modellen en tips voor de organisatie van tijdelijke huisvesting door het OCMW Geert De Bolle I Erna Poesmans
I Lut Verbeeck
NIEUW!
SOS HUISVESTING
Modellen en tips voor de organisatie van tijdelijke huisvesting door het OCMW Auteurs: Geert De Bolle (OCMW Kortrijk), Erna Poesmans (OCMW Hasselt), Lut Verbeeck (OCMW Puurs) Elk OCMW krijgt te maken met mensen die in woonnood verkeren. Het is dan ook een noodzaak om zich zo te organiseren dat men een antwoord kan bieden op acute vragen naar onderdak. Een mogelijk antwoord is het zelf organiseren van tijdelijke opvang – in deze publicatie ‘doorgangswoning’ genoemd. Terwijl de bewoners in een doorgangswoning verblijven, begeleidt het OCMW hen bij het zoeken naar een betere huisvestingssituatie. “SOS Huisvesting” is gebaseerd op de ervaringen van talrijke OCMW’s. In het eerste deel van de publicatie bekijken de auteurs op welke wijze tijdelijke opvang van mensen met acute woonproblemen door het OCMW kan georganiseerd worden: drie concrete deelmodellen en de bijbehorende keuzes worden voorgesteld. Het tweede deel richt zich tot de begeleiders van de bewoners. De auteurs bespreken het proces van intake tot toewijzing van de woning, de begeleiding tijdens de bewoning en de nazorg. Goedlopende projecten, concrete tips, verhalen van woonbegeleiders, maatschappelijk werkers en ondersteunende diensten krijgen een plaats in dit boek.
LOKALE BESTUREN EN WONEN Het handboek “Lokale Besturen en Wonen” informeert de lokale overheden over alle instrumenten die voorhanden zijn tot uitvoering van een ‘lokaal woonbeleid’. De helder geschreven en praktijkgerichte teksten zijn erop gericht de verantwoordelijken binnen het OCMW, het gemeentebestuur en de huisvestingsmaatschappij te helpen bij de uitvoering van hun ‘woonopdracht’. Het handboek bevat een cd-rom met modelovereenkomsten en modelformulieren. Daarnaast vindt u ook praktijkvoorbeelden en een verwijzing naar nuttige basiswerken en websites. Het handboek voor de OCMW-verantwoordelijke In “Lokale Besturen en Wonen” krijgt u een uitgebreide bespreking van de beschikbare instrumenten voor individuele ondersteuning van OCMWcliënten. Ook de wettelijke verplichtingen en mogelijkheden ten aanzien van daklozen en asielzoekers worden in dit handboek behandeld. Lut Verbeeck, voormalig VVSG-stafmedewerker sociale huisvesting en huidig diensthoofd sociale zorg van het OCMW in Puurs draagt de fakkel over aan Nathalie Debast, VVSG-stafmedewerker armoede, energie en wonen en vakspecialist inzake ‘OCMW en wonen’ die vanaf 2010 zal optreden als auteur van het handboek. Het handboek voor de gemeentelijke verantwoordelijke Het handboek brengt u ook op een complete en overzichtelijke manier de gehele regelgeving inzake huisvesting en maakt de verbanden tussen huisvesting en andere beleidsterreinen duidelijk. Kortom, u vindt er alle informatie voor de organisatie van een lokaal woningbeleid. Auteur is Xavier Buijs, VVSG-stafmedewerker en specialist ‘Gemeente en wonen’. Het handboek voor de sociale huisvestingsmaatschappij “Lokale Besturen en Wonen” beschrijft ook de opdrachten en werking van de sociale huisvestingsmaatschappijen. Naast deze praktijkgerichte informatie wordt dan ook aandacht besteed aan de samenwerkingsvormen met de lokale besturen en de deelname aan het ‘lokaal woonbeleid’. Auteur is Marc Putman, ex-directeur WoninGent.
Bestelkaart Politeia // Ravensteingalerij 28 // 1000 Brussel // Fax: 02 289 26 19 // Tel: 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be // e-mail: info@politeia.be
Ja, ik bestel ........
ex. van SOS HUISVESTING, ISBN 9782509003287, prijs: 35 euro* (VVSG-leden), 39 euro* (niet-leden)
........ ex van LOKALE BESTUREN EN WONEN (4 ringmappen, incl. cd-rom)**, ISBN 9057180626, prijs: 109 euro* (VVSG-leden), 129 euro* (niet-leden) Bestuur/Organisatie: ........................................................................................................................... Naam: ................................................................................................................................................. Functie: ............................................................................................................................................... E-mail: ................................................................................................................................................. Tel.: ..................................................................................................................................................... Adres: ................................................................................................................................................. BTW: ...................................................................................................................................................
Datum en handtekening
* Prijzen inclusief BTW en exclusief verzendingskosten. Prijzen geldig tot 30-06-2010. Consulteer www.politeia.be voor actuele prijzen. ** Het betreft hier een losbladig werk. De bijwerkingen worden automatisch opgestuurd tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement. Prijs: 0,46 euro/blz. (29 euro per cd-update).Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.
NR 4 VAN 1 MAART 2010
VVSG-MAGAZINE VOOR GEMEENTE EN OCMW
Halfmaandelijks magazine van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw - Paviljoenstraat 9 - 1030 Brussel | verschijnt 20 x per jaar | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746
BART LASUY
INHOUD
LOKAAL NUMMER 4 VAN 1 maart 2010
De kloof tussen zelfstandige en OCMW
14 Interview
Regierol in woonbeleid: samenspel van vele partners
Te veel of te weinig gemeentepersoneel? Raadsleden geen hoeksteen van de lokale democratie Interview over lokaal woonbeleid
2010Lokaal04_1102.indd 1
11/02/10 10:25
stefan dewickere
In Kuurne kunnen zelfstandigen in moeilijkheden wel op het OCMW terecht. Het OCMW volgt er samen met de vzw Efrem de moeilijkere dossiers op.
De Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, de koepelvereniging van de Vlaamse socialehuisvestingsmaatschappijen uit de huursector, de koepelvereniging erkende vennootschappen uit de koopsector en de voorzitter van de VVSG zien het samenspel van alle partners in het lokale woonbeleid stilaan groeien.
5 Opinie: Het kan wel!
KORT LOKAAL 6 Nieuws, print & web, perspiraat, column
ORGANISATIE
FORUM 26 Politici zijn altijd samen met het personeel aan zet 28 Het raadslid is niet de hoeksteen maar een brokstuk van de lokale democratie 30 De schatkamer van Jean-Pierre De Clercq 31 Lokale raad
21
Vlaamse begroting door lokale bril (2) De welzijnssector is grotendeels ontsnapt aan de besparingen in de Vlaamse begroting. Cultuur en erfgoed zien hun betoelaging verminderen, sport blijft status quo. Milieu moet het onderspit delven: er is minder geld voor rioleringen en er schiet nog maar de helft over van het geld voor gemeentelijke milieuprojecten.
32
WERKVELD 32 De kloof tussen zelfstandige en OCMW 34 Klare kijk: Heeft een OCMW-cliënt het recht zijn eigen dossier in te zien? 35 Praktijk in Oost-Brabant: In Café Combinne spreek je Nederlands 36 Parlement op stap in lokale woonzorg 38 Praktijk in Leuven: Discriminatie aan de deur 39 Achter de schermen: Rattenvanger
De kloof tussen zelfstandige en OCMW
WETMATIG
41 Berichten en publicaties 46 Agenda & Triljoen
Bart lasuy
daniel geeraerts
14 Interview over lokaal woonbeleid Lokaal woonbeleid nog niet op kruissnelheid 18 Werken er te veel of te weinig mensen bij de lokale besturen? 21 De Vlaamse begroting 2010 door een lokale bril (2) 25 De Grondvesten: Intergemeentelijke samenwerking
Het schaamtegevoel van zelfstandigen in moeilijkheden is zo groot dat ze veel te laat op zoek gaan naar hulp. Ook het OCMW weet niet goed hoe het moet omgaan met zelfstandigen in financiële moeilijkheden. Bovendien staat de wereld van de maatschappelijk werker erg ver af van die van de zelfstandige. 1 maart 2010 LOKAAL 3
LANCEERAANBOD
49 EURO*
ORGANISATIE VAN DE ARBEID EN HRM IN DE PRAKTIJK
Hoe zit het met terbeschikkingstelling van lokaal
Het antwoord op deze en nog veel andere vragen vindt
overheidspersoneel naar andere werkgevers?
u in “Personeel en Organisatie in Lokale Besturen�.
Hoe kunnen besturen samenwerken rond personeelsbeleid? Hoe organiseert men uitzendarbeid en studentenarbeid in lokale besturen? Quid met vrijwilligerswerk en monitorenarbeid? Wat zijn de basisregels inzake het arbeidsreglement? Wie moet er in een managementteam zitten? Hoe werken aan een divers personeelsbeleid?
Dit unieke naslagwerk uit het VVSG-fonds is het werk van een uitgebreide waaier van deskundigen onder leiding van Kris Dehamers (OCMW-Antwerpen). Het werk werd onlangs heruitgegeven in een gebruiksvriendelijk A5-formaat.
Met cd-rom Bij het boek hoort een cd-rom met formulieren en modellen waarmee u onmiddellijk aan de slag kan.
Steeds actueel Het werk is losbladig en wordt regelmatig aangevuld en bijgewerkt. Zo blijft het steeds actueel.
Hoe onthaal ik nieuwe medewerkers? Hoe bouw ik goede relaties op met de vakbonden?
Speciaal aanbod U kan dit boek tijdelijk bestellen tegen de prijs van 49 euro.*
Bestelkaart Politeia // Ravensteingalerij 28 // 1000 Brussel // Fax: 02 289 26 19 // Tel: 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be // e-mail: info@politeia.be
Ja, ik bestel
....... ex. van Personeel en organisatie in lokale besturen aan het tijdelijke lanceringsaanbod van 49 euro* per exemplaar
Bestuur/Organisatie: ........................................................................................................................... Naam: ................................................................................................................................................. Functie: ............................................................................................................................................... E-mail: ................................................................................................................................................. Tel. : .................................................................................................................................................... Adres: ................................................................................................................................................. BTW: ................................................................................................................................................... * Het betreft hier een losbladige publicatie met abonnementsformule. De bijwerkingen worden u automatisch toegezonden tegen 0,46 euro/blz en dit tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement. Prijzen btw inclusief en exclusief verzendingskosten. Prijzen geldig tot 31.03.2010. Consulteer www.politeia.be voor actuele prijzen. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.
Datum en handtekening
opinie MARK SUYKENS
Stefan Dewickere
Het kan wel! Mark Suykens is directeur van de VVSG
O
p 6 mei is het opnieuw Trefdag, het tweejaarlijkse grote ontmoetingsmoment voor de lokale besturen, georganiseerd door de VVSG met als thema ‘innovatie en creativiteit’: ‘het kan wel!’ De VVSG en haar partners bieden een rijk programma aan waarin dit thema uitvoerig aan bod komt. Om maar enkele zaken te noemen: innovatie in de werking van de gemeenteraad, in hrm-of ict-beleid, in duurzame ontwikkeling, in omgaan met armoede, in het zorgbeleid, in samenwerking tussen diensten en besturen. Het kan wel! Het is een oproep aan de lokale besturen om in deze crisistijd die enige voorzichtigheid vraagt, toch innovatief aan de slag te gaan in het beleid van vandaag en morgen. Laat ons niet bang zijn om nieuwe gedachten en nieuwe praktijken op het spoor te zetten, om maatschappelijke en bestuurlijke uitdagingen waarmee burgers en lokale besturen te maken krijgen op een creatieve manier aan te pakken. Laat ons ruimte zoeken buiten en tussen de vele regels die centrale overheden opleggen. Laat ons in samenwerking met het verenigingsleven, het bedrijfsleven, andere overheden en burgers zoeken naar nieuwe strategieën die een antwoord bieden op maatschappelijke kwesties. Dat het kan bewijst ondermeer de mooie en uitgebreide lijst van inspirerende praktijken die de lokale besturen zelf ondertussen op www. trefdag.be hebben geplaatst. Altijd al hebben lokale besturen nieuwe maatschappelijke problemen creatief en innovatief aangepakt. Wie bouwde er voor het eerst scholen voor iedereen; wie ontwikkelde – twintig jaar vooraleer de Vlaamse overheid het woord in een decreet gebruikte – al het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan om orde te brengen in de leefomgeving? Wie werkt er vandaag – zonder echte steun van de Vlaamse overheid – het lokaal sociaal beleid uit? Wie werkt er trajecten voor integrale veiligheid uit? Wie zet er in op innovatieve zorg voor een steeds grotere groep ouderen. Als eerstelijnsoverheid, dicht bij de burger, ziet het lokale bestuur vaak het eerst welke maatschappelijke antwoorden er nodig zijn. Investeren in een slagkrachtig lokaal bestuur is daarom ook voor de Vlaamse overheid een van de beste garanties om Vlaanderen duurzaam te ontwikkelen. I
LOKAAL is het magazine en ledenblad van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw en verschijnt tweemaal per maand
Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG Bladmanagement Jan Van Alsenoy Hoofdredactie Marlies van Bouwel, T 02-211 55 46
Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • F 02-211 56 00 lokaal@vvsg.be www.vvsg.be
Kernredactie Pieter Plas, Inge Ruiters, Jan Van Alsenoy, Bart Van Moerkerke Columnisten Johan Ackaert, Pieter Bos
Redactiesecretariaat Inge Ruiters, T 02‑211 55 44
Illustraties Bart Lasuy, Stefan Dewickere, Layla Aerts (fotografen), Nix (cartoonist)
Eindredactie Marleen Capelle
Vormgeving Ties Bekaert
Abonnementen VVSG-leden: 80 euro, vanaf 10 ex. 67 euro; niet-leden: 150 euro VVSG, Nicole Van Wichelen T 02-211 55 43 Regie vacatures nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 Regie advertenties Cprojects&Advertising, Peter De Vester, T 03 326 18 92, media@cprojects.be
Drukwerk Schaubroeck (Nazareth) Lokaal wordt gedrukt op het kringlooppapier Cyclus
VVSG-bestuur Jef Gabriels, voorzitter Sas van Rouveroij, voorzitter raad van bestuur Theo Janssens, voorzitter afdeling OCMW’s
Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/ of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Met de steun van Dexia en Ethias, partners van de VVSG
1 maart 2010 LOKAAL 5
stefan dewickere
KORT LOKAAL NIEUWS
Gemeentefonds blijft voorlopig bij het oude Het Gemeentefonds zal de eerstkomende jaren niet grondig worden aangepast. De middelen ontbreken immers om te vermijden dat gemeenten bij een herverdeling zouden moeten inleveren. Die boodschap gaf minister Geert Bourgeois op zijn Ronde van Vlaanderen voor lokale besturen.
I
n een Vlaamse begroting waarin sterk wordt gesnoeid, is het al een hele prestatie dat de groei van het Gemeentefonds met 3,5% per jaar overeind is gebleven. Ondanks de grote nood aan een grondige herfinanciering van de lokale besturen, moeten we ook de komende jaren niet rekenen op meer. Minister van Binnenlands Bestuur Geert Bourgeois was hierover duidelijk bij zijn Ronde van Vlaanderen voor lokale besturen. Dat betekent meteen dat een grondige hervorming om bepaalde scheeftrekkingen weg te werken, uitgesloten is. De minister beseft dat het Gemeentefonds herverdelen alleen kan met bijkomende middelen, zodat
geen enkel bestuur moet inleveren. Hij wil die hervorming deze bestuursperiode voorbereiden en eventueel laten goedkeuren in het Parlement, maar de uitvoering moet wachten op meer budget. Intussen zouden kleinere aanpassingen wel mogelijk zijn. Concreet denkt de minister aan een uitvlakking van het effect van het aantal geboorten in kansarme gezinnen over verschillende jaren, zodat al te grote schommelingen van jaar tot jaar kunnen worden vermeden. Eind januari maakte het Agentschap Binnenlands Bestuur ook de definitieve verdeling van het Gemeentefonds 2009 bekend. Die levert enkele interessante
Grote verschillen per inwoner Niet alleen de groeicijfers van het Gemeentefonds lopen sterk uiteen per gemeente, ook de be‑ dragen per inwoner. Gemiddeld krijgen de Vlaamse gemeenten ruim 307 euro per inwoner uit het Gemeentefonds. De hoogste bedragen gaan naar Gent en Antwerpen, met respectievelijk 1068 en 1048 euro per inwoner. Daarna volgen Brugge (489), Oostende (430) en Leuven (393). De laagste bedragen gaan naar Sint-Martens-Latem (98 euro per inwoner), Zwijndrecht (101), De Pinte (104), Keerbergen (107) en Aartselaar (107). Een deel van het Gemeentefonds is voor het OCMW, maar om welk deel het gaat bepalen beide besturen in onderling overleg. Komen ze er niet uit of laten ze niets weten aan de Vlaamse overheid, dan krijgt het OCMW 8%. In 2009 kozen 213 besturen (69,2%) voor die 8%-regeling. In 53 gevallen kreeg het OCMW minder, waarvan 23 keer zelfs helemaal niets. Uiteraard kennen die besturen dan een hogere gemeentelijke dotatie ter financiering van de OCMW-werking. Er zijn ook 42 gevallen waarin er meer dan 8% van het Gemeentefonds naar het OCMW gaat, met als hoogste aandelen de 50% in Holsbeek, de 46% in Zoersel en de 35% in Blankenberge. JL
6 LOKAAL 1 maart 2010
vaststellingen op. Het fonds groeide ook in 2009 met 3,5%, en door de lage inflatie bleef hiervan een reële stijging van 3,23% over, het hoogste cijfer in jaren. Sinds 2002 (het laatste jaar van het oude fonds) is het Gemeentefonds met 30% gestegen, of 12,63% in reële termen. Door de speling van de verdeelcriteria kunnen de groeicijfers per bestuur sterk uiteenlopen. De hoogste stijging sinds 2002 was voor enkele kleine landelijke gemeenten: Lo-Reninge (+ 109,1%), Zuienkerke (+ 104,2%), Alveringem (+ 97,25%), Herstappe (+ 91,5%) en Voeren (+ 84,1%). Aartselaar, Beveren, Koksijde en Zwijndrecht krijgen minder dan in 2002, maar dat komt omdat ze volgens de Vlaamse overheid een te laag tarief hanteren voor de aanvullende personenbelasting. Daarnaast zijn er nog 17 gemeenten die in 2009 net hetzelfde bedrag ontvingen als in 2002. Bij een volledige toepassing van de verdeelcriteria zouden die minder moeten krijgen, maar de garantieregeling belet dat. Het aantal 0-groeiers neemt door de stijging van het Gemeentefonds elk jaar af. In 2008 waren er nog 27 en in 2007 38 gemeenten in dat geval. In koopkracht (dus na aftrek van de inflatie) halen 233 Vlaamse gemeenten (75,6%) nu meer uit het Gemeentefonds dan in 2002. Dus hebben 75 besturen te maken met een reële daling. Jan Leroy
ÎÎGegevens over het Gemeentefonds 2009 per gemeente op www.binnenland.vlaanderen.be/ financien/gemeentefonds.htm
PRINT & WEB
Stad Gent heeft OOG voor ondernemers
Wonen op wielen
Op 22 januari lanceerde de stad Gent haar gloednieuwe Ondersteuningspunt Ondernemers Gent (OOG). Gentse ondernemers kunnen er terecht voor alle vragen en advies. Het centrale aanspreekpunt zorgt voor een gevoelige administratieve vereenvoudiging en maakt ondernemers wegwijs in alle stedelijke diensten en procedures.
Snelle antwoorden Voor vragen over alle stedelijke steunmaatregelen, vergunningen en reglementeringen die voor ondernemers van belang zijn, kunnen ze bij het OOG terecht. Het steunpunt verzamelt informatie van andere overheden en privĂŠ-initiatieven om de ondernemers al een eerstelijnsuitleg te kunnen verschaffen. Het helpt hen met hun vacatures, van de opmaak van de vacature tot de zoektocht naar de juiste wervingskanalen en de gepaste steunmaatregel. Complexe kwesties en vragen in verband met ruimte, investeringen en uitbreidingen, worden deskundig opgevolgd door de accountmanagers van de dienst Economie. Administratieve vereenvoudiging De stad Gent wil met het OOG de administratieve last voor ondernemers verlagen en
1/5
LAYLA AERTS
Het OOG is het centrale aanspreekpunt voor ondernemers bij de stad Gent. Het bundelt informatie van de eigen stadsdiensten, maar verwijst ook door naar andere overheden en privĂŠ-initiatieven zoals de sociale secretariaten of ondernemingsloketten. Dat gaat van informatie over steunmaatregelen en vergunningen tot informatie over tewerkstellingsmaatregelen of vragen voor ruimte of uitbreiding.
Met het aanspreekpunt OOG wil Gent nog meer een ondernemingsvriendelijke gemeente worden.
van Gent nog meer een ondernemingsvriendelijke gemeente maken. Het aanspreekpunt moet de ondernemers snel wegwijs maken in de stedelijke diensten, procedures en regelgeving. Het OOG, mede mogelijk gemaakt door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, is niet alleen een fysiek loket. Het kan ook telefonisch, per mail en via de website gecontacteerd worden. Bart Palmaers
ĂŽĂŽondernemen@gent.be, www.oogent.be
Als zelfstandige beschouwen we elke persoon die een beroepsbezigheid uitoefent zonder arbeidsovereenkomst, als hoofdberoep of als bijberoep. Ook de helpers tellen we mee. Een op vijf van de Vlaamse beroepsbevolking is zelfstandige. In drie gemeenten is het aandeel zelfstandigen
dubbel zo hoog: Lo-Reninge, Sint-Martens-Latem en Herstappe. In Lo-Reninge zijn de zelfstandigen vooral actief in de landbouw, in Sint-Martens-Latem eerder in de handel en de vrije beroepen. Wilt u weten hoe het gesteld is met het aantal zelfstandigen in uw eigen gemeente, surf dan naar www.lokalestatistieken.be.
Wonen op wielen is een praktische handleiding voor wie een woonwagen‑ terrein wil aanleggen en beheren. Deze brochure is onmisbaar voor lokale en provinciale besturen en socialehuisves‑ tingsmaatschappijen. Ook woonwagen‑ bewoners vinden er nuttige informatie. Wat is een woonwagen? Wie woont in een woonwagen? Wie legt een woonwagenter‑ rein aan? Hoe vraag je subsidies aan? Hoe richt je een woonwagenter‑ rein in? Hoe beheer je het? De brochure Wonen op wielen geeft een antwoord op al deze vragen. De stappenplannen en de checklists vormen een overzichtelijk en gebruiksvriendelijk instrument. De vorige versie van de brochure verscheen in 2001. Voor deze nieuwe editie 2010 is de inhoud volledig herwerkt, geactualiseerd en aangevuld. U kunt de brochure downloaden of gratis bestellen via de website www.vlaanderen.be/publicaties (zoek op trefwoord: woonwagen) www.vlaanderen.be/publicaties
De Grond-wet: lokale gemeenschappen en duurzame ontwikkeling Iedereen heeft recht op de bescherming van een gezond leefmilieu. Maar wan‑ neer alle natuurlijke bronnen zijn opge‑ bruikt, stort onze samenleving in. Het nieuwe cahier in de reeks WisselWERK van SoCiuS vzw focust op de verander‑ kracht van lokale ge‑ meenschappen in het kader van duurzame ontwikkeling en vanuit het perspectief van het sociaal-cultureel volwassenenwerk (maatschappelijke gemeenschaps‑ vorming, activering, educatie, cultuur maken en beleven). Het onderzoekt de gevaren die de natuurlijke bronnen van de ‘grond’, de aarde bedreigen, en behandelt het wat en waarom van een duurzame transitie: welke mechanismen spelen er een rol in, in welk kader kan duurzame transitie zich afspelen? Het boek beschrijft ten slotte modellen en instrumenten die kunnen worden ingezet voor duurzame transitie. J. Devriendt (red.), De Grond-wet: Verander‑ kracht van lokale gemeenschappen in het licht van duurzame ontwikkeling, Wisselwerk Cahier ’09, SoCiuS vzw, 10 euro, www.socius.be
1 maart 2010 LOKAAL 7
KORT LOKAAL NIEUWS
Lokale besturen realiseren ruimtelijke projecten sneller
H
et Vlaamse Parlement buigt zich momenteel over de vraag hoe maatschappelijk belangrijke projecten sneller dan nu kunnen worden gerealiseerd. Luc Martens, burgemeester van Roeselare en toekomstig voorzitter van de VVSG, gaf namens de lokale besturen in een hoorzitting in het Vlaamse Parlement aan dat juist ook ‘kleinere’ projecten erg belangrijk zijn voor de lokale gemeenschap. Als voorbeelden noemde
hij de aanleg van een nieuw fietspad of een bedrijventerrein, of de bouw of verbouwing van een woonzorgcentrum. De doorlooptijd van die projecten is vaak erg lang. Zo duurt de bouw van een sociale woning met alles wat daarbij komt kijken minstens vijf jaar. Het Vlaamse Parlement moet dus niet alleen voorstellen doen om de doorlooptijd van megaprojecten te versnellen, maar ook van maatschappelijke projecten van lokaal
belang. De lokale besturen zien concrete kansen om projecten sneller te realiseren. Sleutelwoorden zijn daarbij vertrouwen en subsidiariteit. Wat betreft ruimtelijke ordening moet werk gemaakt worden van één geïntegreerd advies van de Vlaamse overheid bij plannen en vergunnen. Xavier Buijs ÎÎPresentatie Luc Martens en VVSG-nota op www.vvsg.be
Lokaal grondbezit niet zo groot als gedacht
De lokale overheid kan het tekort aan bouwgronden niet oplossen.
ISABELLE PATEER
B
ij sommigen leeft het idee dat lokale besturen erg veel onbebouwde bouwgronden bezitten en daardoor zelf de sleutel in handen hebben om bouwgrond betaalbaarder te maken. Dat is jammer genoeg niet het geval, zo blijkt uit een recente studie. Slechts 10% van alle percelen is in handen van de overheid, 84% is in handen van particulieren en bij 6% van de percelen is het onduidelijk van wie ze zijn. Qua oppervlakte gaat het om 14% in overheidsbezit, terwijl maar liefst 83% in eigendom is van particulieren.
Xavier Buijs ÎÎmeer informatie op www.vvsg.be
Tot 7 april Dien uw paper in voor de Plandag 2010 De Plandag 2010 stelt ruimtelijke ordening centraal in tijden van crisis en zoekt naar antwoorden, aanknopingspunten en kansen. De organisatoren roepen op tot dialoog en debat tussen vakgenoten. Zij nodigen u uit om een paper in te dienen met uw ervaringen en gedachten en mee te dingen naar de Plandagprijs, de Prijs voor Jonge Planoloog, of de prijs voor het beste ontwerp. Onafhankelijke jury’s bepalen de prijswinnaars. Papers worden beoordeeld op hun wetenschappelijk niveau, het belang voor de planologische praktijk, hun originaliteit en hun toekomstwaarde. Door de nieuwe opzet van de Plandag is, in tegenstelling tot voorgaande jaren, de onderwerpkeuze vrij en dus niet gebonden aan het overkoepelende thema. Ontwerpen worden beoordeeld op analyse en onderzoek van de bestaande situatie en context, concept- en visievorming, en uitwerking van het concept met het consequent doortrekken van de opties tot op de lagere schaalniveaus. Elke prijs wordt beloond met een bedrag van 1000 euro. ÎÎwww.plandag.org, knop awards
8 LOKAAL 1 maart 2010
PRINT & WEB
GF
Brochures ‘Redelijke aanpassingen voor personen met een handicap’
De reizigers worden bij het besparingsplan van De Lijn maximaal ontzien.
Evenwichtig besparingsplan bij De Lijn De Lijn moet net zoals alle Vlaamse overheidsinstellingen de buikriem aanhalen. De Lijn heeft hiervoor een evenwichtig besparingsplan uitgewerkt waarin zowel de reizigers als het personeel maximaal worden ontzien.
I
n de eerste plaats bezuinigt De Lijn op algemene werkingskosten en interne projecten, dan door de exploitatie te verbeteren en pas in laatste instantie door het aanbod aan te passen. In dat laatste geval brengt De Lijn de betrokken gemeente(n) hiervan schriftelijk of in een mondeling overleg op de hoogte. Afhankelijk van de impact van de maatregel organiseert De Lijn een beperkte Openbaarvervoercommissie (OVC) (auditor, voorzitter, programmacoĂśrdinatie
departement Mobiliteit en Openbare Werken met schriftelijk advies lokale overheid). Elke gemeente kan haar opmerkingen op de aanpassingen van het aanbod overmaken aan de beperkte OVC. Deze commissie zal alle concrete besparingsmaatregelen en schriftelijke feedback van de gemeenten aftoetsen en een advies formuleren. Na de vergadering van de beperkte OVC brengt De Lijn de betrokken gemeente(n) op de hoogte van de definitieve beslissing. Op
dat moment licht De Lijn ook de reizigers in over de wijzigingen in het aanbod. Voor maatregelen met een ruimere impact organiseert De Lijn een Openbare Vervoercommissie met alle partners. De gemeente geeft geen schriftelijke reactie, maar neemt deel aan de bespreking van de OVC. Na de OVC (volledige samenstelling) of beperkte OVC stelt De Lijn de informatie ter beschikking om de reizigers in te lichten over deze wijzigingen. Erwin Debruyne
VVSG-advies handhavingsbeleid RO
D
e Vlaamse regering werkt momenteel aan de opmaak van een Vlaams handhavingsplan ruimtelijke ordening. Dit plan moet de bakens uitzetten voor een slagkrachtigere vervolging van stedenbouwkundige overtredingen. Gemeenten kunnen natuurlijk een belangrijke rol spelen bij de handhaving in de ruimtelijke ordening. Daarom werd onder andere de VVSG gevraagd advies te geven over het ontwerp van Vlaams handhavingsplan. De VVSG gaf tien aanbevelingen om het
plan te verbeteren. Zo vinden we het belangrijk dat het plan erkent dat preventie door voorlichting een belangrijke rol speelt in het handhavingsbeleid. Wat betreft het repressieve luik van handhaving vinden we dat gemeenten en de Vlaamse bouwinspectie daadwerkelijk gelijkwaardige partners moeten zijn, die samen afspreken wat de prioriteiten zijn en wie deze concreet opvolgt. Xavier Buijs ĂŽĂŽVolledig advies op www.vvsg.be
Het Centrum voor Gelijkheid van Kan‑ sen en voor Racismebestrijding ontwik‑ kelde een reeks van tien brochures over redelijke aanpassingen voor personen met een handicap in verschillende domeinen van het dagelijkse leven: cultuur, horeca, openbare dienstverle‑ ning enzovoort. Hiermee wil het Centrum leveranciers van goederen en diensten in ver‑ schillende sectoren sensibiliseren voor ‘redelijke aanpassing’. Een redelijke aanpassing is een concrete maatregel die de negatieve invloed van een on‑ aangepaste omgeving op de deelname aan het maatschappelijke leven voor een persoon met een handicap zoveel mogelijk neutraliseert. De brochure die specifiek werd gemaakt voor de open‑ bare diensten, verstrekt praktische en nuttige tips aan aanbieders van open‑ bare diensten om redelijke aanpassin‑ gen door te voeren, zodat de contacten met de gebruikers vlotter verlopen en de dienstverlening voor iedereen toegankelijker wordt. De brochures zijn te bestellen of te downloaden via www.diversiteit.be. www.diversiteit.be, knop publicaties
Behoorlijk notuleren Het handboek Behoorlijk notuleren vormt een praktische leidraad voor de ambtenaren van de verschillende lokale besturen die wel eens een besluit of een reglement moeten opstellen. De tweede editie werd grondig geactualiseerd op basis van het Gemeentedecreet, de nieuwe rondzendbrief van de Raad van State en de rond‑ zendbrief van de Vlaamse overheid met betrekking tot wetgevings‑ techniek. Boven‑ dien behandelen de auteurs vele nieuwe actu‑ ele thema’s, zoals administratieve en juridisch-technische vereenvoudiging, reguleringsimpactanalyse (RIA), de dienstenrichtlijn en het hergebruik van overheidsinformatie. E. Vermeiren, W. Rasschaert, Behoorlijk notu‑ leren, uitgeverij Vanden Broele, Brugge, 59 euro
1 maart 2010 LOKAAL 9
PERSPIRAAT
KORT LOKAAL NIEUWS
“ Tussen droom en daad staan
in Vlaanderen ongelooflijk veel praktische bezwaren. Dat je binnen een legislatuur zoiets belangrijks als een fietspad niet kan realiseren, dat is onaanvaardbaar.
”
Burgemeester Piet Buyse (CD&V/ NV-A) van Dendermonde – Editie (Dendermonds stadsmagazine) 27/1
“ We hebben echt geen moment
spijt gehad van onze verhuizing. Waar vind je nog een dorp waar de burgemeester zelf zout strooit?
“Onze schaal is ideaal. We zijn
een provinciestad, geen grote wereldstad. Maar dat heeft als voordeel dat veel mensen elkaar kennen. Door de schaal zijn de contacten tussen de mensen ook vruchtbaar.
”
Burgemeester Daniël Termont (SP.A) over het creatieve potentieel van Gent – Het Nieuwsblad 26/1
“ Voor mij is de veiligheid belang-
rijker dan mijn eigen ijdelheid als burgemeester, maar als je 19 gemeenten fuseert, dan gooi je 19 problemen op één hoop. En als je de politiezones fuseert, dan raakt de politie nog verder van de lokale bevolking verwijderd, is er minder democratische controle en krijgen we een loggere structuur.
”
Gaetan Van Goidsenhoven (MR), burgemeester van de Brusselse gemeente Anderlecht – De Standaard 1/2
“
Bij grote infrastructuurprojecten moet de overheid de oppositie tegen haar eigen plannen organiseren. Protest komt er toch, je kunt het dus maar beter zelf in de hand houden en burgers daarin begeleiden.
”
Tom Coppens, intredend voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP) – De Standaard 29/1
“ Ik heb soms het gevoel dat al
die planningstaken voor de gemeenten enkel bedoeld zijn om de draagkracht van de bureaus in Brussel te testen.
”
Jef Gabriels, gewezen burgemeester van Genk – De Standaard 3/2
10 LOKAAL 1 maart 2010
LAYLA ERTS
”
Robin van Gelder, inwoner van de kleinste Vlaamse gemeente Herstappe – Het Belang van Limburg 3/2
Een VG-netabonnement wordt 5 euro duurder, maar kan gecombineerd worden met een derdebetalerssyteem.
Busabonnement OCMW-cliënten duurder
V
anaf 1 februari 2010 moeten OCMW-cliënten 30 euro betalen voor een VG-netabonnement van De Lijn in plaats van 25. Het abonnement kan voortaan wel gecombineerd worden met een veralgemeend derdebetalerssysteem. Dat heeft De Lijn beslist. Voor het overige wijzigt er niets. Zowel leefloners (en bepaalde ge-
zinsleden), vreemdelingen van wie de financiële steun wordt terugbetaald door de federale overheid als asielzoekers in een lokaal opvanginitiatief komen in aanmerking. Het OCMW vraagt het abonnement aan. Het is geldig voor één jaar. Wanneer een OCMW gebruik wil maken van het derdebetalerssysteem, dan moet de gemeente of
het OCMW een bijkomend contract afsluiten met De Lijn. Het systeem geldt dan voor alle inwoners van de gemeente en kan dus niet individueel worden toegepast. Nathalie Debast ÎÎwww.vvsg.be, knop sociaal beleid, OCMW-dienstverlening, attesten.
Groenafval: let op voor lage tarieven
G
emeentebesturen krijgen soms het aanbod om het door hen ingezamelde groenafval voordelig te laten ophalen door een transportbedrijf. De gangbare prijzen voor de (wettelijk verplichte) compostering van dit afval liggen vaak hoger, en het aanbod lijkt dus zeer attractief. Maar zoals dat gaat met dergelijke op het eerste gezicht aanlokkelijke aanbiedingen, er zit een addertje onder het gras. Lage tarieven voor groenafval kunnen enkel voor die verwerkers die er zich toe beperken het hout uit het groenafval te halen en te verkopen als biomassa. Dankzij het succes van groenestroomcertificaten zijn verwerkers bereid om te betalen voor deze fractie waarmee ze vervolgens groene energie produceren. Die houtige fractie is echter ook noodzakelijk om het overschot van het
groenafval, het zachte en natte gedeelte zoals bladeren en gras, gecomposteerd te krijgen. Wat met deze overblijvende problematische stromen gebeurt zodra de krenten uit de pap gepikt zijn, is zeer onduidelijk. De uiteindelijke bestemming van het groenafval is in veel gevallen onbekend, en dat betekent concreet voor het gemeentebestuur dat er geen bewijzen zijn van een legale verwerking. Hetzelfde geldt voor gemeenten die snoeiafval scheiden van gras en bladeren en het als biomassa verkopen. Dat lijkt financieel voordelig, maar het wegleiden van de houtige fractie maakt de verwerking van het overige groenafval alleen maar evenredig moeilijker en duurder. De gemeente zal ook hier geen financieel voordeel uit halen. Lieselot Decalf
Van serviceflat naar assistentiewoning: de cijfers
101 lokale besturen, of de helft van onze erkende serviceflats, gaven hun antwoorden. Ongeveer de helft (46%) van de huidige serviceflats ligt in de buurt van het eigen woonzorgcentrum. Nog zo’n 14% daarbovenop ligt ook in de buurt van een woonzorgcentrum dat wordt uitgebaat door een andere initiatiefnemer. 32% van de serviceflats sluit aan bij een lokaal dienstencentrum. Bijna 20% van de serviceflats zijn zogenaamde alleenstaande serviceflats, los van enige andere voorziening. Acht op de tien serviceflats hebben een eigen noodoproepsysteem, al dan niet in combinatie met het woonzorgcentrum. Zo’n 15% heeft geen eigen noodoproepsysteem, maar maakt gebruik van dat van het woonzorgcentrum. De andere
noodoproepsystemen werken in samenwerking met de thuisverpleging. Meer dan de helft (57%) beantwoordt de noodoproepen zelf. Zo’n 15% heeft daar afspraken over met het nabijgelegen woonzorgcentrum. 10% doet een beroep op thuisverpleging. De andere vormen van noodoproepsystemen zijn structuren van zelf antwoorden in combinatie met het woonzorgcentrum of met de thuisverpleging. De bevraagden geven aan gemiddeld 0,4 voltijds equivalent dagelijks verantwoordelijke in dienst te hebben. Omdat de personeelsleden deze taak meestal combineren met andere taken, is dit cijfer eerder een raming dan een meting. Of de initiatiefnemers hun serviceflats al dan niet zullen laten erkennen als
ISABELLE PATEER
In de loop van 2010 wordt gewerkt aan de uitvoeringsbesluiten van de assistentiewoningen. Hierdoor zal bekend zijn aan welke voorwaarden de huidige serviceflats moeten voldoen om als assistentiewoningen erkend te worden. Om de onderhandelingen in dat dossier gefundeerd te kunnen voeren, deed de VVSG onderzoek bij de huidige erkende serviceflats, uitgebaat door de lokale besturen.
Zowat 60 % van de serviceflats ligt nu in de buurt van een woonzorgcentrum.
assistentiewoning is nog moeilijk in te schatten. Ze wachten op de uitvoeringsbesluiten om knopen door te hakken. Elke Vastiau en Evi Beyl
laams minister Jo Vandeurzen wil dit jaar het tweede Vlaams ouderenbeleidsplan 2010-2014 opbouwen rond de betekenis van ouder worden in Vlaanderen. De komende maanden organiseert hij een brede consultatieronde bij de Vlaamse ouderenraad, de provinciale en lokale ouderenadviesraden, en ouderenorganisaties om te peilen naar de behoeften van ouderen. Minister Vandeurzen nodigt de VVSG uit om mee in de stuurgroep van dit Vlaamse ouderenbeleidsplan te zetelen. De stuurgroep moet het hele proces bewaken en vormt de link met de lokale ouderenadviesraden. Begin juli wordt het Vlaamse ouderenbeleidsplan aan de Vlaamse regering voorgesteld en in oktober wordt het ter bespreking en ter goedkeuring voorgelegd aan het Vlaamse Parlement. Dit jaar wil minister Vandeurzen ook een voorstel doen om artikel 9 van het decreet houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen te wijzigen. Dit artikel, dat nooit is uitgevoerd, bepaalt onder meer dat lokale besturen jaarlijks een subsidie ontvangen om de werking van lokale adviesraden te ondersteunen en nieuwe initiatieven te nemen. De minister erkent de dynamiek die het decreet in de lokale besturen heeft ontketend, maar vindt de huidige bepalingen te stringent en te bureaucratisch om een beleid te kunnen voeren dat aangepast is aan de specifieke lokale eisen. Hij wil de autonomie van deze lokale initiatieven respecteren en de Vlaamse voogdij over de lokale
STEFAN DEWICKERE
Wat betekent ouder worden in Vlaanderen? V
Een steungroep zal tegen de zomer een nieuw ouderenbeleidsplan opstellen.
invulling van de ouderenparticipatie aan het beleid zo beperkt mogelijk houden. De VVSG stelt een stuurgroep Lokaal Ouderenbeleid samen met lokale coördinatoren ouderenbeleid die op een constructieve wijze de dialoog over de realisatie van een modern en efficiënt lokaal ouderenbeleid voeren. Geïnteresseerden kunnen hun kandidatuur mailen naar robert.geeraert@vvsg.be. Robert Geeraert 1 maart 2010 LOKAAL 11
PERSPIRAAT
KORT LOKAAL NIEUWS
“ Veertig procent van de verkeers-
problemen in Brussel wordt niet veroorzaakt door de vele pendelaars, maar wel door het vervoer van de zogenaamde ‘achterbankkinderen’, die door hun moeders naar verder gelegen scholen worden gebracht. Daardoor krijg je concentratiescholen in achtergestelde buurten.
” Professor Eric Corijn (VUB) – De Morgen 3/2
“ We gaan ons richten op onze
twee kernmetiers: de financiering van lokale besturen en bancaire activiteiten. Nu kunnen we weer een normale bank worden.
”
Dexia-voorzitter Jean-Luc Dehaene over de afslanking van Dexia – De Morgen 6/2
“ Het was boeiend om in het hart
van de democratie te zitten, maar het is aangenamer om met concrete realisaties bezig te zijn.
” Gewezen Vlaams parlementslid Flor
Koninckx, sinds 2007 OCMW-voorzitter en mobiliteitsschepen te Diest – Gazet van Antwerpen 6/2
“ We zijn een toevluchtsoord voor
een hele hoop mensen die het alleen niet redden en die trouwens ook niet geholpen worden door de Vlamingen. Vlaanderen is zeer rijk, maar ook zeer egoïstisch. Ze weigeren asielzoekers, ze weigeren de regularisatie van mensen zonder papieren, ze weigeren een daadkrachtig woonbeleid. Als Vlaanderen niet oplet, zal de situatie in Gent of Antwerpen binnenkort ook uit de hand lopen.
”
Yvan Mayeur, al vijftien jaar OCMWvoorzitter van Brussel – Metro, 8/2
“ De Vlaamse overheid kan veel
papier, tijd en geld besparen door de uitwisseling van informatie met de lokale besturen elektronisch te laten verlopen. Met digitale bouwvergunningen besparen we jaarlijks zowat 3 miljoen euro.
”
Vlaams minister van Bestuurszaken Geert Bourgeois (N-VA) . – Het Laatste Nieuws 3/2
“Onze gemeente krijgt maar wei-
nig met criminaliteit te maken. Daardoor vallen de kinderen S. en hun vrienden ook zo op. Onze criminaliteitscijfers dalen trouwens flink zodra we enkele van hen even kunnen vasthouden.
”
Ingrid Pira, burgemeester van Mortsel – De Standaard 7/2
12 LOKAAL 1 maart 2010
Gezondheidsbevordering op het werk In augustus 2007 startte Move Europe een Europese campagne over gezondheidsbevordering op het werk. Om organisaties en bedrijven te ondersteunen bij een adequate gezondheidsbevordering lanceert Move Europe de Company Health Check.
G
ezondheidsbevordering of gezondheidsmanagement op het werk heeft de afgelopen jaren haar nut bewezen als strategie die bijdraagt tot het succes van een onderneming of organisatie. Zeker in onze huidige economische context die gekenmerkt wordt door razendsnelle evoluties in de arbeidswereld – het toenemende gebruik van informatietechnologie, de vergrijzing van de actieve bevolking en flexibele uurroosters – biedt
gezondheidsbevordering op het werk perspectieven. Ze werpt niet alleen vruchten af op het vlak van persoonlijke gezondheid maar ook op het gebied van sociale relaties, imagobuilding en op financieel vlak. De Move Europe-campagne focust vooral op roken, voeding, beweging en stress. Deze onderwerpen zijn niet lukraak gekozen, het zijn leefstijlfactoren die een grote impact hebben op gezondheidsrisico’s. De Company Health Check
is een vragenlijst als hulpmiddel om organisaties en bedrijven te ondersteunen bij een adequate gezondheidsbevordering. Hij bevat enkel vragen met een ja/ nee-antwoord, hem invullen duurt maar een kwartier. Na inlevering ontvangt u meteen per mail een evaluatie over het beleid inzake mentaal welzijn van uw organisatie en aangepaste tips om deze bij te sturen. Sabine Van Cauwenberge ÎÎwww.move-europe.be
Praktijkenbank: gelijke kansen op gezondheid
G
ezondeinspiratie.be is een interactieve website die u informeert over initiatieven van Vlaamse organisaties en lokale besturen die gericht zijn op een gezond aanbod of een gezonde leefstijl voor mensen met een sociaal zwakke positie. Van doecursussen om betaalbaar, lekker en gezond te koken tot een wijkgerichte aanpak om peuters beter hun tanden te doen poetsen, de initiatiefnemers vertellen over hun concrete manier van werken, de knelpunten en de resultaten. De praktijkenbank is een initiatief van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie vzw (VIGeZ). In
de eerste plaats richt de bank zich op de thema’s van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen: infectieziekten en vaccinatie, borstkankeropsporing, tabak, ongevallen in de privésfeer en in het verkeer, (gezonde) voeding en beweging, geestelijke gezondheid. Maar ook andere gezondheidsthema’s krijgen een plaats in de praktijkenbank. Heeft uw gemeente of OCMW ervaring met een soortgelijke actie, vul dan uw reactie op de fiche aan. Sabine Van Cauwenberge ÎÎwww.gezondeinspiratie.be
Tot 30 april avontuurlijker en natuurrijker terreinen van jeugdverenigingen De Vlaamse overheid geeft jeugdverenigingen die hun terrein avontuurlijk en natuurrijk willen inrichten, een flinke duw in de rug. Met de campagne Speelgroen: tover jouw terrein om tot een groen avontuur nodigt de overheid elke Vlaamse jeugdvereniging met een lokale werking en een buitenterrein uit om een projectaanvraag in te dienen. Vijftien projecten worden geselecteerd, de winnaars worden eind juni bekendgemaakt. Voor de uitvoering van het ontwerp krijgt de jeugdvereniging gratis plantgoed van het Agentschap voor Natuur en Bos. ÎÎspeelgroen.lne.be
PIETER BOS column
GF
Gratis infobox voor diabetici
V
ijfhonderdduizend Belgen kampen met diabetes, in de volksmond suikerziekte. En dat cijfer stijgt onrustwekkend. Toch weten veel mensen bitter weinig over deze aandoening. Om patiënten goed en helder te informeren verdeelt de organisatie Sweetbee sinds 2007 gratis informatieboxen aan diabetici. Een Sweetbeebox bevat onder meer een lijvige Diabetes Voedingsatlas en een Medisch Handboek Diabetes. Deze leggen wetenschappelijke informatie op een bevattelijke manier uit. De Sweetbee-box werd onmiddellijk een succes bij patiënten en zorgverstrekkers. Hun reacties waren unaniem positief, al meer dan 100.000 burgers hebben hun box ondertussen afgehaald. Maar er zijn zeker 500.000 Belgen met diabetes. Gemeenten kunnen op sweetbee.be per mail gratis affiches en folders aanvragen, die burgers attent maken op de Sweetbee-box en vertellen waar ze deze kunnen afhalen. De Sweetbee-boxen zijn verkrijgbaar in hospitalen en in ziekenfondskantoren.
Jan De marketingjongens noemen me een medioor. Zelf houd ik het liever op meer dan 25 jaar ervaring in achttien zijn. Wijsheid is er vooralsnog alleen bij vlagen en de verwondering heeft me nog niet geheel verlaten. Neem bijvoorbeeld Jan Peumans’ uitspraken over de Antwerpse gemeenteraad. Oeverloos gekibbel, zei hij, uitgerekend over het debat dat gewijd was aan de verbinding van twéé oevers. En waarin een partijgenoot van hem meermaals de ene kant voor de andere verwisselde. Maar Peumans zei nog meer. Bijvoorbeeld dat het niveau van de Antwerpse gemeenteraad dat van een dorp Bachten de Kupe niet oversteeg. Niet de uitspraak verwonderde me, wél dat alleen die van Bachten de Kupe zich beledigd voelden. De Antwerpenaren vonden blijkbaar dat die kwalificatie nog meeviel. Die van aan de IJzer daarentegen eisten genoegdoening. Met minder dan een persoonlijke boetebedevaart namen ze geen genoegen. En opnieuw tot mijn verwondering ging de voorzitter van het Vlaamse Parlement erop in. Al werd die verwondering er wel een stuk minder op toen ik vaststelde dat de hellevaart geschiedde op de lederen achterbank van een handgemaakte VW Phaeton. Dat weet ik omdat ik toevallig naast hem in de file stond op de E313, zonder chauffeur en zonder gezellig leeslampje weliswaar. Maar het leverde me wel de eerder zeldzame ervaring op van een radio-uitzending mét beeld. Op dat eigenste moment werd Peumans namelijk opgebeld door De Ochtend op Radio Eén. (De namen dateren onmiskenbaar uit de tijd dat men bij de VRT nog geld had voor originaliteit.) Of hij iets tegen de Westhoek had? Voor ik nog maar kon beginnen me te ergeren aan dit soort journalistiek van – eh – getelefoneerde vragen,
sneed Peumans me de adem af. Van de weeromstuit liet ik een gat van enkele honderden meters vallen. De verkeersredacties zouden zich nog de hele verdere dag verwonderen over de hierdoor in gang gezette harmonicafile. Maar Jan was zich van geen kwaad bewust. ‘Natuurlijk heb ik niks tegen die van de Westhoek,’ zong hij, ‘integendeel zelfs: als ik naar de Kust ga trek ik altijd naar de Westhoek, want de Kust zelf is afschuwelijk.’ Hoe ontwapenend eerlijk ook, het was een voltreffer: alle kustburgemeesters midscheeps geraakt door een lijzige Limburgse vlaai. Pas de volgende dag zou het afweergeschut in werking treden, gaande van een ongeloofwaardig ‘Ons kan hij niet raken’ over een vilein ‘Hij hengelt weer naar een uitnodiging’ tot een geraffineerd ‘Je moet naar de zee kijken, niet naar de gebouwen, sufferd!’ Maar voorlopig was er van weerwoorden geen spoor in de ether. Dus haalde de goedmoedige Vlaams-nationalist zijn goedendag boven. Op de vraag of ze hem in Alveringem wel zouden verstaan, zei hij te hopen op één of meer aanwezigen die de Nederlandse taal machtig zouden zijn. Met al mijn jeugdige onbevangenheid zou het me de dagen daarna verwonderen dat geen enkele West-Vlaming, zelfs geen Bavikhovenaar, zich hierdoor geschoffeerd voelde. Niet alleen de Sinjoren beschikken over zelfkennis, zo moest ik erkennen. Overigens ging het radiopraatje nog verder. Over Hugo Camps die in De Morgen lelijke dingen had geschreven over de Parlementsvoorzitter. Wat hij daarvan vond? ‘Ach,’ zei Jan Peumans, ‘daar reageer ik niet op. Die man is ziek. Die beledigt iedereen.’ I
Sabine Van Cauwenberge ÎÎgeert.egghe@sweetbee.be
1 maart 2010 LOKAAL 13
Regierol in woonbeleid: samenspel van vele partners Het woonbeleid moet ervoor zorgen dat iedereen betaalbaar en prettig kan wonen. Tegen 2020 wil Vlaanderen 43.000 sociale huurwoningen meer dan nu. Niet alleen socialehuisvestingsom dat gerealiseerd te krijgen ligt bij de gemeenten. Hoe kunnen gemeenten dat doen en kunnen ze nog meer sociale huisvesting realiseren dan wat ze opgelegd krijgen? Xavier Buijs en Marlies van Bouwel
14 LOKAAL 1 maart 2010
stefan dewickere
maatschappijen moeten die realiseren, maar ook promotoren moeten daarvoor zorgen. De regie
ORGANISATIE interview over lokaal woonbeleid
H
et lokale woonbeleid kreeg het afgelopen decennium vorm. In de Wooncode van 1997 stond de gemeentelijke regierol al vermeld, maar door het sociale huurbesluit, het grond- en pandendecreet en de intergemeentelijke samenwerking wordt die rol van het lokale bestuur ook steeds concreter gemaakt. Dat is allemaal mooi en wel, maar hoe ver staan de Vlaamse gemeenten daar nu al in en wat betekent dat? Lokaal vroeg het aan Hubert Lyben, gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, Jo Bollen, directeur van de sociale huisvestingsmaatschappij Kempisch Tehuis en secretaris van de Raad van Bestuur van de VVH, de koepelvereniging van de Vlaamse socialehuisvestingsmaatschappijen uit de huursector, Marc Olivier, voorzitter van de VLEM, de koepelvereniging van de erkende vennootschappen uit de koopsector, en Jef Gabriels, voorzitter van de VVSG en tot voor kort burgemeester van Genk. Hubert Lyben: ‘Sinds 1997 zitten we in een groeipad dat nog verder zal evolueren. Over het algemeen nemen zeker de Vlaamse centrumsteden hun rol op, ook al omdat in het stedenbeleid wonen een cruciaal element is. Ze hebben meerdere huisvestingsmaatschappijen op hun grondgebied, ze hebben dikwijls een ouder patrimonium dat aan renovatie toe is, ze doen aan nieuwbouw en aan stadskernvernieuwing, met andere woorden: de woonnoden zijn daar het meest zichtbaar.’ Jef Gabriels: ‘Ook ik zie een positieve evolutie. Gemeenten nemen steeds meer hun regisseursrol op omdat ze het woonbeleid ook daadwerkelijk een warm hart toedragen. Toch wil ik een kritische kanttekening plaatsen. De Wooncode stelt enkel coördinatie door de gemeente verplicht als de betrokkenen er op het terrein niet uitkomen. De laatste jaren komt er almaar regelgeving bij die de gemeenten opeens verplicht om eerst een overleg te organiseren met de betrokkenen. Zo moet de behoefte aan sociale koopwoningen of koopkavels per se via het lokaal woonoverleg worden bepaald. Dat is een sluipende verzwaring van het gemeentelijk takenpakket. Bovendien werken veel kleine gemeenten met informele overlegstructuren. Daar is niets mis mee en dat kan de vaart in de ontwikkeling van sociale projecten houden. Een formeel lokaal woonoverleg werkt verstroppend, en dat enkel omdat Vlaanderen zicht wil houden op wat er op het lokaal niveau allemaal gebeurt. Ik hoor nu zelfs dat je eigenlijk als gemeente maar goed bezig bent als je ook woonplannen opmaakt. Prima om een visie te hebben, maar alsjeblieft géén bijkomend plan. Ik heb geen probleem met het feit dat je een resultaat moet bereiken maar ik heb wel moeite met de weg die we moeten volgen.’ Hoe ervaart Genk de regisseursrol in het lokale woonoverleg? Jef Gabriels: ‘In Genk zijn twee huisvestingsmaatschappijen actief: een die huurwoningen en een die koopwoningen bouwt. De samenwerking met het gemeentebestuur loopt goed. We hebben op ons grondgebied al voldoende sociale huurwoningen en sociale kavels. De komende jaren moeten we ons concentreren op bijkomende sociale koopwoningen. Ik stel vast dat we met de huisvestingsmaatschappijen op één lijn zitten. We kennen elkaar en plegen regelmatig overleg. Natuurlijk worden de maatschappijen ook politiek aangestuurd, dat helpt. Meer moeite hebben we met de Vlaamse overheid. Ondanks het feit dat we enkel bijkomende sociale koopwoningen moeten realiseren ging het
Vlaamse Agentschap Ruimte en Erfgoed in beroep tegen onze vergunning voor de bouw van twintig woongelegenheden, omdat er geen sociale huurwoningen in zaten. Mogen we als gemeente nog zelf bepalen hoe en waar we wat doen? We kunnen niet regisseren als er een superregisseur over onze schouders meekijkt, die bovendien geen kaas heeft gegeten van de plaatselijke toestand.’ Jo Bollen: ‘In kleinere gemeenten is er dikwijls nog geen woonvisie. Wel zie je her en der een woonoverleg opstarten. Ze verzamelen cijfers, zijn aan het studeren. Voor de woonvisie klaar is, zijn we al gauw twee jaar verder. Regelmatig is er dubbel overleg. Het lokale woonoverleg verloopt nogal formeel om zowel projecten en initiatieven van de publieke als van de privésector te adviseren. In een doorsnee gemeente worden we als socialehuisvestingsmaatschappij eerst informeel gepolst en zitten we dus al eens samen met de burgemeester, de OCMW-voorzitter en de schepen van huisvesting, en dikwijls is er ook een vakambtenaar Wonen bij. We vinden elkaar en geven een formeel advies of een akkoord over de prijs van een grond van de gemeente.’ Marc Olivier: ‘Ook als koopmaatschappij hebben we veel overleg met de gemeenten: burgemeester, schepen, een ambtenaar van huisvesting of ruimtelijke ordening, voorbereid door de huisvestingsambtenaar. Het overleg verliep vroeger veel vlotter, de gemeente was er gevoelig voor. Bijna altijd werd de privé buiten schot gelaten. Nu worden alle mogelijke partijen uitgenodigd voor een soort plenaire vergadering, maar wat zie je dan gebeuren? De bijeenkomst wordt goed bijgewoond tot stellingen moeten worden ingenomen. Zo stropte in Kortrijk het overleg omdat eerst gewacht werd op een uitspraak van het Grondwettelijk Hof.’ Volgens het grond- en pandendecreet moeten gemeenten werk maken van de bouw van sociale woningen. Elke gemeente krijgt daarvoor een bepaalde taakstelling, het bindend sociaal objectief genoemd. Hoe gaat dat in zijn werk? Hubert Lyben: ‘Volgens het decreet moeten er 43.000 sociale huurwoningen bij komen, 21.000 sociale koopwoningen en 1000 sociale kavels. Hoe de sociale huurwoningen over de gemeenten worden verdeeld, is bekend. De verdeling van de bijkomende sociale koopwoningen en koopkavels gebeurt momenteel door de provincies, op basis van de gemeentelijke voorstellen die trouwens ook op het lokaal woonoverleg moeten zijn geweest. Met gemeenten die hun bindend sociaal objectief al hebben gerealiseerd, gaan we woonconvenanten afsluiten.’ Jef Gabriels: ‘De Genkse gemeenteraad wil naast de 250 koopwoningen tegen 2020 nog extra 225 sociale huurwoningen en twintig sociale kavels realiseren. We willen daarvoor zo spoedig mogelijk een woonbeleidsconvenant afsluiten. Maar we willen natuurlijk ook een absolute waarborg dat het realistisch is en dat het wordt gefinancierd. Hoe zal dat lopen?’ Hubert Lyben: ‘Wie een convenant wil afsluiten moet bij de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen zijn. Wij overlopen dan het voorstel en vragen uitdrukkelijk naar een woonoverleg met alle betrokkenen in de woonsector, ook de sociale verhuurkantoren die nu een inhaalbeweging maken. We willen ook jaarlijks een overleg, al kan dat ook per brief zijn, en een duidelijke planning tot 2020. Voor de financiering en het reserveren van middelen is ook een voortgang van de planning nodig.’ 1 maart 2010 LOKAAL 15
ORGANISATIE interview over lokaal woonbeleid
Hubert Lyben: ‘Een convenant geldt enkel voor gemeenten die al boven de negen procent zitten. Finaal is het niet aan de VMSW maar aan de minister om over een convenant te beslissen. Laten we ook niet enkel kijken tot 2020 maar al in 2014 een tussentijdse evaluatie houden.’ Sinds het decreet grond- en pandenbeleid is niet alleen het overleg met de socialehuisvestings- en koopmaatschappijen van belang, maar evengoed dat met de privésector. Hoe gaat dat? Jef Gabriels: ‘Ook private projectontwikkelaars kunnen, of sterker nog, moeten voortaan sociale woningen realiseren. Dat maakt dat we als regisseur ook geïnteresseerd zijn in hun projecten. Dat betekent een ware cultuuromslag. Zullen private ontwikkelaars een constructieve bijdrage willen leveren op een lokaal woonoverleg bij het uittekenen van een visie op wonen? En wie kan de private ontwikkelaars vertegenwoordigen bij het uittekenen van onze algemene visie op wonen? Voor een gemeente wordt het steeds relevanter te weten wat de plannen van de privésector zijn, om een goede woonvisie te kunnen schrijven.’ Hubert Lyben: ‘De private ontwikkelaars moeten inderdaad evengoed sociale woningen realiseren. Ook zij moeten ze digitaal aanmelden op www.vmsw.be, voor projecten voor het uitvoeringsprogramma 2011 moet dat gebeuren vóór 31 mei 2010. De bedoeling is dat ook hun projecten eerst op het lokaal woonoverleg komen, voor ze kunnen worden opgenomen in het jaarlijks uitvoeringsprogramma, het programma dat concreet aangeeft welke socialehuisvestingsprojecten in een jaar zullen worden betoelaagd. Zullen projectontwikkelaars dat doen of dienen zij hun voorgenomen projecten direct in, zonder die besproken te hebben in het lokaal woonoverleg of met de gemeente?’ Jo Bollen: ‘Degelijk overleg is noodzakelijk. We steken als socialehuurmaatschappijen enorm veel tijd en energie in het keurig voorleggen van onze plannen en het aanpassen ervan, terwijl tegelijkertijd een private projectontwikkelaar projecten voor subsidiëring indient. De markt is volkomen 16 LOKAAL 1 maart 2010
STEFAN DEWICKERE
veranderd. Zullen er nog voldoende middelen zijn voor onze eigen projecten als deze initiatieven als paddenstoelen uit de grond rijzen?’
Jo Bollen: ‘Meer vertrouwen in de
Marc Olivier: ‘Sommige verkavelaars bieden hun bouwgronden aan omdat ze in financiële moeilijkheden komen. De tijd dat alles toch wel werd verkocht is voorbij of er is minstens onzekerheid of er wel voldoende belangstelling is. We krijgen nu hele verkavelingen aangeboden. Die weigeren we uiteraard niet. Maar we zitten wel in de rats met de financiering als we zelf al die projecten moeten gaan realiseren binnen de gestelde termijnen. De bouw van sociale koop of huurwoningen duurt nog echt te lang. De koopsector heeft dan ten opzichte van de huursector nog het voordeel van de rotatie. Met de opbrengst vna de verkoop van de woningen kopen we nieuwe gronden in.’
huisvestingsmaatschappijen
Jef Gabriels: ‘Eigenlijk biedt zo’n aanbod tot koop van gronden van of samenwerking met de private ontwikkelaars een kans die een huisvestingsmaatbevoegdheid voor het schappij of een gemeente niet mag laten lopen. Zo heb je een grotere vinger in de pap op de ontwikkelokale niveau zijn nodig ling van je gemeente. Nu zijn gemeenten maar een voor een administratieve kleine speler op het vlak van het grondbezit: 84% vereenvoudiging en tot een echt van de bouwgronden is in handen van de privé. Je moet echt werk maken van een actief grond- en kaderbesluit sociale huur.’ pandenbeleid. Het kopen en verkopen van gronden en panden kost veel energie, maar als je het goed en gedreven doet, levert het ook echt wat op. Je moet het zo zien: als gemeente koop je grond Marc Olivier: aan in het kader van de eeuwigheid. Het biedt je als bestuur de kans om echt mee vorm te geven ‘We krijgen nu hele aan het woonbeleid.’ verkavelingen aangeboden. Jo Bollen: ‘Sociale woningen kun je op verschilDie weigeren wij uiteraard lende manieren bouwen: minimalistisch of als een niet. Maar we zitten wel in de stedenbouwkundig of architecturaal hoogstandje. rats met de realisatietermijn en We vrezen dat de prijs-kwaliteitverhouding bij de private ontwikkelaars minder zal zijn dan wat wij met de financiering als aanbieden.’ en de nodige appreciatie-
we zelf die projecten gaan realiseren.’
STEFAN DEWICKERE
Jo Bollen: ‘Er bestaat vooral veel onzekerheid voor de grote groep die nog veel sociale huurwoningen moeten realiseren. De meeste gemeenten zullen tegen 2020 echt een flinke tand moeten bijsteken. Het is niet duidelijk of gemeenten met pakweg vier procent sociale huurwoningen nu een woonconvenant kunnen afsluiten indien ze meer willen doen dan het bindend sociaal objectief. Zullen er budgetten zijn voor gemeenten die iets meer van hun achterstand inzake sociale huurwoningen willen inhalen of zijn deze extra budgetten alleen voor die gemeenten die al meer dan negen procent sociale huurwoningen hebben?’
De gemeenten hebben een regierol op het vlak van het woonbeleid. Maar in de raden van bestuur van de huisvestingsmaatschappijen zetelen lokale politici. Wat is de inbreng van deze bestuurders? Jo Bollen: ‘Wij pleiten ervoor om elke zes jaar die vertegenwoordigers aan te duiden die sterk genoeg staan, de materie kennen en een opdracht hebben van de gemeenten om mee te praten. De teneur keert stilaan, we zien opnieuw burgemeesters en schepenen in de raden van bestuur, een tijd geleden was dat niet het geval.’ Marc Olivier: ‘Het gevaar bestaat dat ze het laken naar zich toe trekken en zich te sterk bemoeien.’ Jef Gabriels: ‘Maar dat is toch juist ook de taak van een raad van bestuur? Ikzelf ben voorstander van
lige psychiatrische patiënten of gedetineerden zijn er nauwelijks.’
Wat betekent de regierol op vlak van regelgeving? Jo Bollen: ‘Dat is een gevoelig thema. De huurregelgeving is verre van eenvoudig. We proberen de VVH-leden wegwijs te maken in de doolhof, maar krijgen weinig ondersteuning van het departement dat ook onderbemand is. Dat is een hiaat in de regelgeving. Door uitwisseling van ervaringen leren we onze leden zelf te interpreteren.’
Jef Gabriels: ‘Het is ook in de huidige regelgeving nog altijd mogelijk om één procent buiten het sociaal huurstelsel te verhuren. Wij willen dit uitbreiden omdat er zich regelmatig schrijnende of onvoorziene situaties voordoen. Zo was er laatst bij ons een imam op zoek naar een woning. Zo iemand blijft maar tijdelijk in Genk en dus had inschrijven op de lange wachtlijsten geen zin. Toch was zijn aanwezigheid in de wijk erg belangrijk. We hebben hem kunnen helpen dankzij deze regeling, maar er zijn nog andere gevallen denkbaar.’
Hubert Lyben: ‘Bij het VMSW hebben we een helpdesk ingericht om de huisvestingsmaatschappijen en gemeenten daarbij te helpen, maar dat is niet onze corebusiness. We doen dat enkel omdat de regelgeving zo complex is.’
STEFAN DEWICKERE
een wisselwerking tussen college en de raad van bestuur van een socialehuisvestingsmaatschappij.’
Hubert Lyben: ‘De private ontwikkelaars
Jo Bollen: ‘De overregulering is ontstaan vanuit een wantrouwen ten aanzien van de socialehuisvestingsmaatschappijen. Meer vertrouwen in de huisvestingsmaatschappijen en de nodige appreciatiebevoegdheid voor het lokale niveau zijn de voorwaarden om te komen tot een administratieve vereenvoudiging en tot een echt kaderbesluit sociale huur.’
moeten evengoed sociale woningen realiseren. Ook hun projecten komen eerst op het lokale woonoverleg, voor ze kunnen worden opgenomen in het jaarlijks
Jef Gabriels: ‘Dat is ook wat wij als steden en gemeenten voelen. In het administratieve middenveld zie je door de vele bomen het bos niet meer. In het regeerakkoord heet dat de bestuurlijke verrommeling. Het gedepartementaliseerde Vlaanderen – of alternatief verzuilde Vlaanderen – creëert op die manier veel hindernissen.’
uitvoeringsprogramma.’
Jef Gabriels: ‘In het administratieve middenveld zie je door de
Sommige gemeenten of OCMW’s hebben een eigen patrimonium dat ze verhuren of overwegen woningen bij te bouwen in eigen beheer. Is dat verstandig? Marc Olivier: ‘De ervaringen met de eigen initiatieven zijn niet schitterend. Als gemeenten een regierol willen vervullen kunnen ze dat perfect doen met hun bevoorrechte partners: de sociale huur- en koopmaatschappijen. We moeten bij een aantal besturen nog doorbreken. Maar dan gaat het niet over koop- of huurwoningen, maar wel over de vrees voor overlast bij deze projecten. Die vrees is dikwijls onterecht.’
vele bomen het bos niet meer. Het gedepartementaliseerde Vlaanderen – of alternatief verzuilde Vlaanderen – creëert op die manier veel hindernissen.’
Hubert Lyben: ‘In het programma voor 2010 zit dertig procent renovatie. Bij de renovatie wordt behalve aan woonkwaliteit zeker ook aandacht besteed aan energiezuinigheid. De bewoners voelen een lage energierekening direct in hun portemonnee.’ Jo Bollen: ‘Onze doelgroep heeft het toch al niet breed, dus een lage energierekening is voor hen meer dan welkom. Maar nu is het voordeel enkel voor de huurder. De verhuurder ziet daar niets van terug, terwijl energiezuinig renoveren of bouwen toch wel meer kost. Dat kan onmogelijk worden terugverdiend via de huidige huurprijsberekening, er moet extra Vlaamse subsidie komen voor de bouw van sociale woningen met een laag energieverbruik.’ Jef Gabriels: ‘En dan hebben we het nog niet eens gehad over al die huurders die privé moeten blijven huren omdat hun inkomen net te hoog is om in aanmerking te komen voor een sociale woning. De huursubsidie is al lang aangekondigd, maar ze is er nog steeds niet.’
STEFAN DEWICKERE
Jef Gabriels: ‘Ik vind het niet de taak van lokale besturen te bouwen en te verhuren, als je als coach mee moet voetballen, is er iets aan de hand met je ploeg. Het probleem is dat je weinig rekening kunt houden met specifieke situaties.’ Hubert Lyben: ‘Sociale huurwoningen worden toegewezen volgens twee systemen: chronologisch of op basis van een puntenstelsel. Gemeenten kunnen perfect bepaalde doelgroepen naar voren schuiven, zoals ouderen. Lokale toewijzingsreglementen die iets doen aan de opvang van voorma-
Hoe zit het met de renovatie van het oudere patrimonium sociale woningen? Jef Gabriels: ‘Gemeentebesturen brengen dit uitdrukkelijk mee naar het overleg. We hebben engagementen afgesloten om tegen 2020 twintig procent minder energie te verbruiken en twintig procent minder CO2 uit te stoten. Sociale huisvesting was lange tijd een opeenstapeling van woonhokjes, ik ben blij dat er ondertussen een heel andere visie is. Bij de thermografische luchtopname werd pas duidelijk hoe slecht geïsoleerd de oudere sociale wijken waren. De bewoner betaalt het gelag.’
Xavier Buijs is VVSG-stafmedewerker ruimtelijke ordening en huisvesting en Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal 1 maart 2010 LOKAAL 17
STEFAN DEWICKERE
ORGANISATIE PERSONEELSBELEID
Werken er te veel of te weinig mensen bij de lokale besturen? Het is crisis en dan klinkt alweer de roep om de overheid te ontvetten. Gaat dat ook op voor de lokale overheid? Per honderd inwoners zijn er gemiddeld 2,57% arbeidsplaatsen in een lokaal bestuur. Waar werken ze? Wat is hun statuut? Lokaal zoekt de cijfers achter de mensen. Marijke De Lange
T
ussen 1995 en 2008 zijn er in de lokale besturen in België ruim 51.000 medewerkers bijgekomen. In arbeidsvolume uitgedrukt gaat het naar schatting om bijna 49.000 voltijds equivalenten (zonder de federale oud-rijkswachters). Dat is een stijging van 26,6% mensen en 22,4% voltijds equivalenten (VTE). Daarvan nemen de Vlaamse lokale besturen bijna 31.000 medewerkers voor hun rekening of ongeveer 19.500 VTE (cijfers zonder rijkswacht). De stijging in Vlaanderen is dus minder groot (23,1%) dan in de andere twee gewesten (26,6%). In tabel 1 lezen we dat de stijging van personeelsleden sinds 1995 het minst groot is in de laatste drie jaar (2005-2008): ruim 12.000 medewerkers, verdeeld over 5700 in Vlaanderen, 4200 in Wallonië en, opvallend, ruim 2200 in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. 18 LOKAAL 1 maart 2010
Tussen 2001 en 2004 noteren we de grootste stijging: bijna 29.000 extra aanwervingen. Maar in arbeidsvolume gaat het ‘slechts’ om een stijging van ruim 18.000 eenheden. De grote stijging van het aantal personeelsleden vertaalt zich dus niet in een evenredige toename van het arbeidsvolume. Anders gezegd: er zijn meer personeelsleden bijgekomen, maar meer mensen zijn ook deeltijds gaan werken. De stijging van het aantal personeelsleden in die periode is vooral voelbaar in Wallonië (ruim 13.000) en Brussel (ruim 6000), tegenover ruim 9500 in Vlaanderen. Ook tussen 1998 en 2001 is er flink wat volk bijgekomen: ruim 20.000 medewerkers of 17.750 VTE. Het arbeidsvolume is zelfs meer gestegen (7,8%) dan het aantal personeelsleden (7,1%). In de Vlaamse lokale besturen zijn er in deze periode het grootste aantal personeelsleden bijgeko-
men (ruim 10.500), tegenover ruim 6500 medewerkers extra in het Waalse Gewest en ruim 2700 medewerkers extra in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In 1998 waren er ruim 14.000 mensen meer in dienst dan in 1995 (ongeveer 9000 VTE). Dat is een stijging van 5,3%. Dit is vooral te merken in Wallonië (6634) tegenover 6627 in Vlaanderen en ruim duizend medewerkers in Brussel. Herstructurering in de zorgsector en politiehervorming In 2001 zien we tegenover 1998 een zeer grote toename van het Vlaamse OCMWpersoneel (7,9%), zowel in absolute (ruim 4500 personeelsleden) als in relatieve cijfers (7,9%), zoals blijkt uit tabel 2. Procentueel is de stijging nog groter in de Vlaamse intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (9,9%) en vooral in de Vlaamse provincies (11,2%). Over de drie gewesten heen bedraagt de gemiddelde stijging overigens 7,1% tussen 1998 en 2001. Het Vlaamse gemeentepersoneel is in relatieve termen de minst forse stijger (6,2%), maar in absolute aantallen blijft de gemeente de grootste werkgever en is de
Bij de lokale besturen werken veel mensen in deeltijdse statuten.
stijging daar ook het grootst (ruim 4600 personeelsleden). Ook tussen 2001 en 2004 blijft het aantal OCMW-personeelsleden in Vlaanderen met 9,4% fors stijgen, al moeten we vaststellen dat de stijging van het lokale overheidspersoneel nog groter is in de andere gewesten (gecorrigeerd gemiddelde over de drie gewesten: +9,5%). In 2001 werden de politiezones opgericht. Sindsdien wordt het politiepersoneel in de statistieken van de RSZPPO onder een aparte categorie opgenomen. De stijging van het politiepersoneel tussen 2001 en 2004 compenseert enerzijds de daling van het gemeentepersoneel in die periode en anderzijds de overdracht van bijna 4000 federale ex-rijkswachters naar de lokale politiezones. Naast de politiehervorming van 2001 wordt de periode 1995-2008 gekenmerkt door herstructureringen in de zorgsector: steeds meer OCMW-personeel wordt ondergebracht in verzelfstandigde entiteiten. Een deel daarvan is terug te vinden in de publiekrechtelijke OCMW-verenigingen, opgericht volgens hoofdstuk XII van de OCMW-wet: tussen 2004 en 2005 werden bijna 13.500 medewerkers overgeheveld
naar een publiekrechtelijke OCMW-vereniging. Maar een belangrijk deel van het vroegere OCMW-personeel is zelfs niet meer terug te vinden in de statistieken van de RSZPPO, omdat ze overgedragen werden naar privaatrechtelijke organisaties (vzw’s). De privatisering van de OCMWziekenhuizen en OCMW-rust- en verzorgingstehuizen heeft onder andere belangrijke gevolgen voor de financiering van
OCMW-rust- en verzorgingstehuizen heeft belangrijke gevolgen voor de financiering van de ambtenarenpensioenen. de ambtenarenpensioenen, aangezien de pensioenuitgaven voor de gepensioneerde lokale ambtenaren gefinancierd worden met een bijdrage op de loonmassa van de actieve ambtenaren die tot de lokale overheidssector behoren. Private werkgevers behoren niet tot de (lokale) overheidssector en dragen dus niet meer bij in de financiering van de pensioenen van hun voormalige personeelsleden, terwijl de pensioenuitgaven van deze oud-perso-
Gewest/jaartal
1995
1998
2001
2004
2005
2008
Vlaams Gewest
138.398
145.025
155.688
168.995
168.465
174.165
Waals Gewest
94.718
101.352
108.028
124.342
121.844
126.045
Brussels H.G.
35.758
36.805
39.548
46.305
45.454
47.666
TOTAAL
268.874
283.182
303.264
339.642
335.763
347.876
(berekeningen op grond van statistieken RSZPPO, cijfers inclusief provincies, brandweer en lokale politie maar exclusief gesubsidieerd onderwijspersoneel)
Tabel 2: Evolutie aantal personeelsleden per type werkgever in Vlaanderen 1995-2008
Gesco, onder contract of voor het leven benoemd? Tussen 1995 en 2008 lijkt het aantal vastbenoemde statutaire personeelsleden in Vlaanderen te stijgen, maar als we abstractie maken van de overgehevelde federale ex-rijkswachters gaat het om een
De privatisering van de OCMW-ziekenhuizen en
Tabel 1: Evolutie aantal personeelsleden lokale overheidssector per gewest 1995-2008
Gewest/jaartal
1995
1998
2001
2004
2005
2008
Gemeente en AGB
72.963
75.268
79.911
70.054
72.083
74.729
OCMW
53.706
57.504
62.072
67.889
52.408
54.070
/
/
/
/
13.475
13.655
Intercommunale
6.297
7.143
7.850
8.347
8.397
8.557
Provincie en APB
5.337
5.645
6.278
6.497
6.054
6.507
Politie
/
/
/
16.033
15.843
16.513
Diversen
/
/
/
175
205
134
TOTAAL
138.398
145.025
155.688
168.995
168.465
174.165
OCMW-vereniging
neelsleden wel nog door de lokale overheidssector gedragen worden.
lichte daling van ruim 71.000 naar bijna 70.000 personeelsleden. In het Waalse en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest is die daling overigens nog meer uitgesproken. In die periode daalt het aantal Vlaamse gesco’s (gesubsidieerde contractuele personeelsleden) lichtjes (net geen 30.000 mensen). In Wallonië daarentegen stijgt het aantal gesco’s met ruim de helft (ruim 27.000 mensen) en ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is er een toename te zien van 13,9% (ruim 2500 mensen). De verschillende evolutie van het aantal gesco’s in de drie gewesten vraagt enige toelichting. De gesco’s zijn personeelsleden waarvoor het lokale bestuur een dubbele subsidie ontvangt: een premie van het gewest en een ruime korting op de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen ten laste van de federale staatskas. De voorwaarden om een gesco aan te werven worden bepaald door de gewesten. Het aantal gesco’s is in Vlaanderen nagenoeg constant gebleven omdat de voorwaarden ongewijzigd bleven. Van in het begin van het gescostelsel betaalt het Vlaamse Gewest aan de lokale besturen een nietgeïndexeerde premie van bijna 11.000 euro per aangeworven personeelslid. Het Waalse Gewest daarentegen heeft de voorwaarden voor het gesco-statuut versoepeld zonder aan het budget te raken. Met hetzelfde (Waalse) budget worden dus meer mensen aangeworven. De federale overheid moet van haar kant wel meer financiële middelen inzetten om deze extra (Waalse) gesco’s socialezekerheidsbescherming te bieden. Het Waalse Gewest realiseert hiermee een aanzienlijke 1 maart 2010 LOKAAL 19
ORGANISATIE PERSONEELSBELEID
besparing ten laste van de federale schatkist. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft door de jaren heen ook meer gesco’s aangeworven, maar hier kunnen we spreken van een inhaaloperatie. In 1995 had Brussel verhoudingsgewijs minder gesco’s in dienst dan de twee andere gewesten.
Verder is de periode tussen 1995 en 2008 enigszins woelig verlopen door de vele herstructureringen: de oprichting van de politiezones en de toegenomen vormen van verzelfstandiging van gemeente- en OCMW-diensten, in het bijzonder de oprichting van publieke en private OCMW-
De toename van het aantal gewone contractanten en op proef benoemden in Vlaanderen is spectaculair: op dertien jaar tijd is het aantal bijna verdubbeld. De schommelingen in het aantal gesco’s zijn opmerkelijk, maar helemaal spectaculair is de toename van het aantal gewone contractanten (personeelsleden met een arbeidscontract) en op proef benoemden in Vlaanderen: op dertien jaar tijd is het aantal bijna verdubbeld (97,4%). De toename is het sterkst tussen 1998-2001 en 20012004 (telkens ruim 20%). De evolutie in Brussel is ongeveer gelijklopend: 95,59%. In Wallonië is de stijging met 62,6% ook nog altijd bijzonder groot, maar toch niet zoals in de andere gewesten. Dit heeft uiteraard te maken met de verdubbeling van het aantal gesco’s in dat gewest. Specialisten aan het werk Hoe is de toename met ruim 51.000 medewerkers (26,6%) bij de Belgische lokale besturen te verklaren? In de eerste plaats is er meer personeel in dienst gekomen, maar het werk werd ook over meer hoofden verdeeld door deeltijds werk en door de vele verlofstelsels in de lokale besturen (volledige loopbaanonderbreking, deeltijdse loopbaanonderbreking, halftijdse uittreding, vrijwillige vierdagenweek, arbeidsduurvermindering…). Volgens de VVSG zijn er ook meer specialisten aangeworven voor nieuwe maatschappelijke behoeften: schuldbemiddeling, milieuambtenaren, stedenbouwkundigen, duurzaamheidsambtenaren, stadswachters, ouderenanimatoren, personeelsleden gemeentelijke administratieve sancties en zo verder. Verder worden, zeker in Vlaanderen, de gevolgen van de vergrijzing weerspiegeld in het toegenomen aantal OCMW-personeelsleden. Het is echter niet duidelijk of het om meer zorgpersoneel gaat (verpleegkundigen en zorgkundigen) of om nieuwe behoeften (schoonmaak-, strijken boodschaphulp). 20 LOKAAL 1 maart 2010
verenigingen. Het wordt hierdoor erg moeilijk het aantal personeelsleden over de jaren heen te vergelijken. In een breder perspectief Het is opvallend dat de grote vlucht die het aantal lokale overheidspersoneelsleden de laatste dertien jaar genomen heeft, ook op langere termijn bevestigd wordt: uit de studie De lokale overheidssector in perspectief van Jozef Pacolet en Véronique Coudron van 2004 blijkt dat de lokale overheidssector gegroeid is van 125.000 in 1975 naar 326.000 personeelsleden in 2002 (factor 2,5). Het gaat in die
geen 180.000 personeelsleden (156.000 VTE) in dienst voor 16,5 miljoen inwoners. We weten wel dat een internationale vergelijking – ook deze – mank loopt als ze te oppervlakkig gebeurt, maar we houden toch een warm pleidooi voor (inter) nationale benchmarking met de nodige zorgvuldigheid. België kent een uitgebreide private (of quasi-publieke want sterk gesubsidieerde) socialprofitsector, in tegenstelling tot de Scandinavische landen, waar de socialprofitsector enkel van publieke aard is (met uitzondering van enige commerciële initiatieven). Zonder te willen raken aan de diversiteit van de initiatieven in de openbare en quasi-publieke sector, menen we toch dat er meer efficiëntiewinsten (synergieën) geboekt zouden kunnen worden. We moeten daarbij kritisch nagaan of sommige verschillen objectief verantwoord zijn (zoals de verschillen in sociaaloverlegstructuren). De omvang van de lokale overheidssector kun je doorheen de tijd of met de omliggende landen vergelijken, maar ook in verhouding tot het inwonersaantal of in het totaal van alle arbeidsplaatsen (publiek + privaat) in België. Per honderd inwoners zijn er gemiddeld 2,18 arbeidsplaatsen in een lokaal bestuur in Vlaanderen, 2,57%
Zonder te willen raken aan de diversiteit van de initiatieven in de openbare en quasi-publieke zorgsector, menen we toch dat er meer efficiëntiewinsten geboekt zouden kunnen worden. ruime kwarteeuw om een verdubbeling in Vlaanderen, een stijging met 80% in Wallonië en met 20% in Brussel. Verder onderzoek is nodig om te achterhalen wat hiervan de oorzaken zijn. We menen dat het hierbij nuttig is om, zoals Pacolet en Coudron deden, de hele socialprofitsector in België onder de loep te nemen, of hij nu van publieke of van private aard is. Zo kan nagegaan worden waar het extra personeel aan de slag is: in de administratie (professionalisering, specialisatie, complexere samenleving met mondigere burgers), voor de vergrijzing of voor nog andere maatschappelijke behoeften. Wat is het verschil tussen Vlaanderen en Nederland? In Vlaanderen werken 174.000 lokale overheidsmedewerkers (134.000 VTE) ten bate van 6,2 miljoen inwoners. In Nederland heeft de lokale overheid net
in Brussel en 2,86% in Wallonië. Onze eigen berekeningen anno 2009 komen overeen met de resultaten van 2002 uit de hierboven aangehaalde studie van Pacolet en Coudron. Uit die studie blijkt dat in 2002 één arbeidsplaats op tien zich in de lokale overheid situeert. Het aandeel arbeidsplaatsen bij lokale besturen in het geheel van arbeidsplaatsen in België is gestegen van 4% in 1973 naar 10% in 2002 (ook hier x 2,5). Per gewest ging het in 2002 om 7% van de arbeidsplaatsen in Brussel, 13% van de arbeidsplaatsen in Wallonië en 8% van de arbeidsplaatsen in Vlaanderen.
Marijke De Lange is VVSG-stafmedewerker gemeentepersoneel
De Vlaamse begroting 2010 door een lokale bril (2) Voor de ondersteuning van de musea is er dit jaar minder geld beschikbaar.
In het vorige nummer van Lokaal kon u al lezen dat de besparingen in de Vlaamse begroting een aantal subsidiestromen richting lokale besturen hebben aangetast, terwijl andere (zoals het Gemeentefonds) overeind bleven. In deze tweede bijdrage komt u te weten of de crisis ook heeft toegeslagen in de middelen voor sectoren zoals welzijn, cultuur, milieu of ruimtelijke ordening. Jan Leroy
V
laanderen heeft enkele jaren geleden beslist geen investeringssubsidies meer toe te kennen voor de bouw van woonzorgcentra en ziekenhuizen, maar wel gedurende twintig jaar een deel van de leninglasten te financieren. Dat betekent natuurlijk wel dat de initiatiefnemers, zoals OCMW’s, voortaan zelf een lening moeten afsluiten voor de volledige investering, waardoor de schulden naar het lokale niveau verschuiven. De subsidies komen niet rechtstreeks uit de Vlaamse begroting, maar verlopen via het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). Dat trekt voor de alternatieve financiering in 2010 31,2 miljoen euro uit voor ouderenvoorzieningen (+128%) en 29,1 miljoen euro (+66%) voor ziekenhuizen. Daarmee komt het nieuwe systeem stilaan op kruissnelheid. Van de klassieke investeringssubsidies blijft er voor de ouderensector nog 4 miljoen euro over (idem als 2009) en voor de ziekenhuizen 12 miljoen euro (-8%).
Uit de VIPA-cijfers kunnen we nog steeds niet afleiden welk deel van de middelen voor de publieke sector (de OCMW’s) is bestemd, en wat naar de vzw’s gaat. Nochtans leggen de Europese begrotingsregels dit onderscheid eigenlijk wel op. Een zelfde informatiegebrek zien we bij
centra en centra voor kortverblijf is er 5,8 miljoen euro beschikbaar (+3%). OCMW’s die via het Bevak-systeem in de bouw van serviceflats investeren, krijgen hiervoor ook subsidies van de Vlaamse overheid. In 2010 bedragen die 2,1 miljoen euro, wat 60% meer is dan in 2009. Dat heeft te maken met drie nieuwe projecten en met een verhoging van het subsidiebedrag per flat per jaar. Verder bevat de Vlaamse begroting nog middelen voor lokaal sociaal beleid (690.000 euro, -1,4%; hiervan gaat 62.000 euro naar de ondersteuning door de VVSG), voor prijzen die te maken hebben met lokaal sociaal beleid (50.000, -50%),
De beschikbare subsidies voor erfgoedconvenants zijn ontoereikend om de engagementen die Vlaanderen op zich heeft genomen, na te komen. Bovendien hadden ze de weggevallen subsidiëring voor lokale musea moeten opvangen. de middelen voor thuiszorgdiensten, die voor alle initiatiefnemers samen in 2010 kunnen rekenen op 524,9 miljoen euro (+3,3%). Naar de animatiewerking in ouderenvoorzieningen gaat 40,6 miljoen euro (+2%) en voor dagverzorgings-
voor de bevordering van de seniorenparticipatie aan het lokale beleid (148.000 euro; ook dat geld wordt momenteel door de VVSG gebruikt), voor het Vormingscentrum voor OCMW’s van de VVSG (220.000 euro) en voor het Vlaams Cen1 maart 2010 LOKAAL 21
daniel geeraerts
ORGANISATIE FINANCIEEL BELEID
ORGANISATIE FINANCIEEL BELEID
cultuurbeleid, te honoreren. Het aantal aanvragen is immers opnieuw gestegen. Voor de aparte subsidie van 1 euro per inwoner trekt Vlaanderen in 2010 5,8 miljoen euro uit (+1%). Dat geld moet naar zogenaamde gemeenschapsvormende initiatieven gaan. Sinds 2009 bevat de cultuurbegroting ook een apart krediet om vrijetijdsparticipatie te stimuleren. Het is in 2010 net als vorig jaar 1,9 miljoen euro groot. Gemeenten kunnen op dat geld een beroep doen voor projecten van gemeenschapscentra voor
Het was de bedoeling de aanleg van de eerste kunstgrasvelden al in 2009 te gunnen, maar dat is niet gebeurd. Nu zou dat midden 2010 moeten gebeuren. om de grootte van de middelen te berekenen de toegekende subsidies verminderen met de ouderbijdragen die terugvloeien naar Kind & Gezin. Op die manier gaat er in 2010 netto 159,2 miljoen euro naar kinderdagverblijven (+6%), 68,1 miljoen euro naar diensten voor opvanggezinnen (-0,4%) en 16,5 miljoen euro naar andere opvangvormen (+6,8%). Verder trekt Kind & Gezin ook 389.000 euro uit voor de ondersteuning van de opvoedingswinkels. Een deel van dat bedrag gaat naar de gemeenten. Het is eigenlijk te laag om alle bij decreet opgelegde taken uit te oefenen en ligt ook nauwelijks hoger dan vorig jaar. Over het algemeen kunnen we besluiten dat de welzijnssector grotendeels is ontsnapt aan de besparingen in de Vlaamse begroting. Cultuur In de cultuursector moeten de verschillende steunpunten wat inleveren. Locus krijgt in 2010 1,6 miljoen euro (-2%) en Bibnet moet het met 2,8 miljoen euro doen (-5%). De subsidies voor integraal gemeentelijk cultuurbeleid nemen wel nog toe met 2,1%, maar de beschikbare 80,7 miljoen euro volstaan niet om alle engagementen ten aanzien van de gemeenten die voldoen aan de voorwaarden van het decreet lokaal De restauratiepremies dalen. Sommige dossiers zijn dringend, gemeenten zullen zelf de kosten moeten dragen.
22 LOKAAL 1 maart 2010
moeilijk bereikbare doelgroepen, voor het ontwikkelen van lokale netwerken met betrokkenheid van het OCMW en de cultuursector of voor de bibliotheekwerking in gevangenissen. Oostende krijgt als cultuurgemeente van Vlaanderen in 2010 200.000 euro op de bankrekening. We weten nu al dat Gent in 2011 de titel van sportgemeente zal dragen, en dat Turnhout in 2012 cultuurgemeente wordt. De toelichting bij de begroting geeft aan dat Gent in 2010 ook al 200.000 euro krijgt (voor de voorbereidingen), maar hiervoor is het krediet niet
groot genoeg. Mogelijk wordt dat bij de begrotingscontrole nog aangepast. Verder zijn er via het Fonds voor Culturele Infrastructuur ook nog enkele investeringssubsidies. Het gaat enerzijds om de afhandeling van oude dossiers (zoals de Museumsite Leuven en de Bijloke Gent), maar ook om een nieuw krediet van 25 miljoen euro voor de Waalse Krook in Gent. Musea, monumenten en erfgoed Voor de ondersteuning van musea is er in 2010 minder geld beschikbaar. Ze krijgen 7,6 miljoen euro of ruim 2% minder. Dat geld gaat alleen naar landelijk erkende musea. Een kleine helft van die musea is gemeentelijk. Door de besparingen zal het bedrag per museum evenredig moeten worden verminderd. Hetzelfde geldt trouwens voor de middelen voor musea van het lokale niveau. Als overgangsmaatregel krijgen die nog tot en met 2014 een ondersteuning. In 2010 gaat het om 102.000 euro (-23%). De erfgoedconvenants die de Vlaamse overheid intussen met achttien (groepen van) gemeenten heeft afgesloten, zien hun subsidiĂŤring eveneens lichtjes verminderen. Ze krijgen 5,8 miljoen euro, maar ook dat bedrag is ontoereikend om de engagementen die Vlaanderen op zich heeft genomen, na te komen. Momenteel zijn er achttien dergelijke convenantsafgesloten, en er staan er nog enkele op de wachtlijst. Bovendien hadden die convenantbudgetten moeten dienen om het wegvallen van de subsidiĂŤring voor loka-
daniel geeraerts
trum voor Schuldbemiddeling (374.000 euro). De kans is groot dat een deel van de bovenstaande stromen in de loop van 2010 zullen worden gehergroepeerd in een algemeen welzijnsconvenant dat tussen de Vlaamse overheid en de VVSG zou worden afgesloten voor een periode van vijf jaar. De beoordeling van de budgetten voor Kind & Gezin voor kinderopvang is alweer niet eenvoudig. De eerste reden ligt in het feit dat ook Kind & Gezin geen onderscheid maakt op basis van de begunstigde (publiek of privaat). Bovendien moeten we
le musea op te vangen. De subsidies voor projecten die te maken hebben met cultureel erfgoed zakken met ruim 2% naar 2,1 miljoen euro en ook voor de organisatie van de Erfgoeddag is er wat minder geld beschikbaar. Vanuit een integrale benadering is het vreemd dat de middelen voor onroerend erfgoed en monumenten voor Vlaanderen in een totaal ander departement thuis horen. Beter bestuurlijk beleid leidt soms tot vreemde kronkels. Wat de besparingen betreft, is er duidelijk wel eenvormigheid. De intergemeentelijke archeologische diensten die de voorbije jaren hier en daar werden opgericht, zien hun subsidies dalen met 5% naar 522.000 euro. Voor restauratiepremies in de openbare sector blijft er ongeveer 16,4 miljoen euro beschikbaar. Hoewel de middelen de voorbije jaren werden opgetrokken, is er nog steeds een erg lange wachtlijst
euro. Daarbij is er natuurlijk de hoop dat de middelen niet weer worden verlaagd bij de budgetcontrole in de loop van het jaar, zoals in 2009 is gebeurd. Daarnaast zien we in de sector jeugd een nieuw krediet van 20.000 euro. Dat geld is bestemd voor de jeugdraad van de gemeente of gemeenten die Jeugdstad van Vlaanderen wordt of worden. De voordracht voor die titel moet van de plaatselijke jeugdraad komen. De subsidies voor de gemeentelijke sportdiensten zijn de voorbije jaren sterk gestegen. In 2010 heeft Bloso hiervoor net geen 14,8 miljoen euro veil; dat is 1,3% meer dan vorig jaar. Daarnaast is er ook 665.000 euro (ruim 120.000 euro minder dan vorig jaar) voor de subsidiëring van een deel van de beschikbaarheidsvergoeding die gemeenten zullen moeten betalen voor sportinfrastructuur die zal worden gerealiseerd via publiek-private
Hoewel de noden bijzonder groot blijven, snoeit Vlaanderen ook in de subsidies voor de aanleg van rioleringen. Meer uitleg over deze opmerkelijke ingreep krijgt de lezer van de begrotingsdocumenten niet. met momenteel 23 dossiers die nog eens goed zijn voor een totaal aan restauratiepremies van ruim 10 miljoen euro. Ook de onderhoudspremies voor de openbare sector zakken dit jaar, en wel met 30% naar nog 1,8 miljoen euro. Vlaanderen trekt in 2010 ook fors minder geld uit voor restauratiepremies voor beschermde kerken. Die subsidies zakken naar 18,7 miljoen euro (-33%), hoewel er op de wachtlijst nog 69 dossiers staan die samen goed zijn voor een gewenste premie van 25,1 miljoen euro. De kans is reëel dat sommige renovatiedossiers zo dringend zijn dat de gemeenten uiteindelijk de kosten zullen moeten dragen. Minister Geert Bourgeois heeft ook aangekondigd dat hij het debat over de bestemming en de toestand van de (beschermde en niet beschermde) kerkgebouwen in Vlaanderen opent. Jeugd en sport De middelen voor de financiering van de gemeentelijke jeugdbeleidsplannen stijgen met 0,3% naar 20,5 miljoen
samenwerking. Deze alternatieve financiering heeft al een pak vertraging opgelopen in vergelijking met de oorspronkelijke plannen. Het was de bedoeling de aanleg van de eerste kunstgrasvelden al in 2009 te gunnen, maar dat is niet gebeurd. Nu zou dat midden 2010 moeten gebeuren. Het grootste deel van het krediet van 2010 (500.000 euro) zal trouwens niet naar de gemeenten gaan, maar naar vijf proefprojecten van Bloso zelf. Milieu De besparingen in de Vlaamse begroting blijken wellicht het best bij de middelen die voor het gemeentelijke omgevingsbeleid zijn bestemd, met als duidelijk voorbeeld het zogenaamde Rubiconfonds voor de uitvoering door gemeenten en andere lokale overheden van dringende maatregelen tegen wateroverlast. In 2009 stortte de Vlaamse overheid nog een dotatie van 2,6 miljoen euro in het Rubiconfonds. Die valt dit jaar gewoon weg. Ook de inkomsten van planbaten uit gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, die nor-
maal ook naar het Rubiconfonds vloeien, zouden in 2010 nihil zijn. Mogelijk komen die eind dit jaar wel weer op gang. Voor kleinschalige erosiebestrijding is er wel 1,4 miljoen euro beschikbaar, maar ook dat is ongeveer 2% minder dan vorig jaar. Lokale besturen kunnen verder rekenen op 10.000 euro voor de aankoop van geluidsmeetapparatuur (-5000 euro) en op 1,4 miljoen euro voor werken in natuuren bosgebieden (-7%). Hoewel de noden bijzonder groot blijven, snoeit Vlaanderen ook in de subsidies voor de aanleg van rioleringen. Die dalen van 116 naar 110 miljoen euro. Meer uitleg over deze opmerkelijke ingreep krijgt de lezer van de begrotingsdocumenten niet. Ook aan de financiering van de milieuconvenants wil de Vlaamse overheid in 2010 minder middelen besteden. De subsidies dalen met 5% naar 23,8 miljoen euro. Omdat een reeks deelbedragen echter vastliggen in de overeenkomsten die tussen de Vlaamse overheid en de gemeenten zijn gesloten, is het eigenlijk de projectenpot (voor initiatieven die de gemeenten zelf voorstellen) die 55% moet inleveren. In de afvalsector zien we een gemengder beeld. De subsidies voor afvalpreventie dalen van 600.000 naar 561.000 euro, terwijl die voor de financiering van investeringen in selectieve inzameling (containerparken of ondergrondse containers) stabiel blijven op 6,7 miljoen euro. Tot slot trekt het Minafonds net als vorig jaar 934.000 euro uit voor de financiering van landinrichtingsplannen. Mobiliteit Gemeenten die naar een eigen ontwerp een schuilhuisje voor bus of tram willen bouwen, moeten het dit jaar doen met 7% minder subsidies. Er blijft nog 203.000 euro over. Het bedrag voor de financiering van de mobiliteitsconvenants blijft constant op 1,1 miljoen euro. Voor verkeer en mobiliteit zijn de omvangrijkste kredieten echter bestemd voor de realisatie van zogenaamde doortochtenprogramma’s en de aanleg van fietspaden langs gewestwegen. Hiervoor staat in 2010 ongeveer 52 miljoen euro in de Vlaamse begroting, maar ook dat is 2% minder dan vorig jaar. De nieuwe Vlaamse regering lijkt intussen ook van plan om af te stappen van de toch wel vreemde praktijk dat de fietspaden langs haar eigen gewestwegen er alleen kunnen komen wanneer de betrokken gemeenten (weliswaar door1 maart 2010 LOKAAL 23
ORGANISATIE FINANCIEEL BELEID
2009*
2010
Subsidies opmaak ruimtelijk structuurplan
1.935.000
1.000.000
Subsidies eerste vergunningen- en plannenregister
1.170.000
900.000
Subsidies opleiding en betaling stedenbouwkundigen
949.000
699.000
Subsidies ruimtelijke uitvoeringsplannen e.d.
528.000
798.000
Subsidies opmaak inventaris onbebouwde percelen
250.000
237.000
Subsidies opmaak en actualisatie leegstandsregister
316.000
0
Kredieten voor uitvoering decreet ruimtelijke ordening
* Oorspronkelijke begroting
gaans voor 100% gesubsidieerd) hiervoor instaan. Zowel de minister als het Agentschap Wegen en Verkeer kondigde al meer eigen initiatief voor de aanleg van fietspaden langs gewestwegen aan. Ruimtelijke ordening en wonen Terwijl de regelgeving op de ruimtelijke ordening in 2009 grondig werd gewijzigd, waren de gemeenten de vorige aanpassingen nog volop aan het verteren. Voor een deel van de inspanningen die ze moeten doen om ruimtelijk ‘ontvoogd’ te worden (55 gemeenten zijn intussen in dat geval), trekt Vlaanderen ook middelen uit. We hebben ze opgenomen in een overzichtje. Daaruit blijkt dat de meeste kredieten fors lijden onder de besparingen. De 316.000 euro die in 2009 nog naar de financiering van het leegstandsregister gingen, worden vanaf 2010 overgeheveld naar een krediet voor de subsidiëring van het lokale woonbeleid. Ondanks die overdracht blijft dat krediet in 2010 behouden op 4,8 miljoen euro. Voor de uitvoering van strategische projecten binnen het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen kunnen de gemeenten verder rekenen op 2,3 miljoen euro. Gemeenten kunnen hiervoor nog tot 1 april projecten indienen. Voorts is er 4,3 miljoen euro beschikbaar voor de sanering van verlaten en verwaarloosde bedrijfsruimten (-1%). Het gaat om de derde daling op rij. Wel meer geld is er voor het personeel en de werking van de socialeverhuurkantoren, nl. 7,5 miljoen euro (+18%). Conclusie Uit deze en de vorige bijdrage over de Vlaamse begroting is gebleken dat de besparingen duidelijk niet aan de lokale besturen zijn voorbijgegaan. De groei van het Gemeentefonds werd gevrijwaard – en dat siert de Vlaamse overheid – maar de 24 LOKAAL 1 maart 2010
lokale besturen zullen het in 2010 (en wellicht ook nog de daaropvolgende jaren) met minder middelen moeten doen uit een hele reeks sectorale subsidiestromen. Vandaag is het te vroeg om te weten wat hiervan het effect zal zijn. In vele gevallen zullen gemeenten en OCMW’s de gemiste financiering wellicht met eigen middelen aanvullen. Op andere plaatsen zullen er initiatieven sneuvelen of op een lager pitje worden gezet.
ren stuurt, als er al een volledig zicht op bestaat. Er liggen grote efficiëntiewinsten te rapen in het bundelen van een aantal van die stromen, zeker wanneer die gaan naar zaken die al lang tot het reguliere beleid van lokale besturen behoren en dus nauwelijks nog een impulskarakter hebben. Door deze sectorale middelen onder te brengen bij de algemene financiering via het Gemeentefonds (weliswaar met specifieke afspraken over de verdelingswijze) kan er een heel pak decreten en besluiten verdwijnen, en kunnen wellicht tientallen (of honderden?) Vlaamse personeelsleden die vandaag lokale plannen en afrekeningen zitten te controleren, een veel nuttiger taak krijgen. We weten dat dit politiek niet gemakkelijk zal liggen, want Vlaanderen houdt graag een greep op de beleidsvoering in de gemeenten en OCMW’s, waarbij het vaak vergeet dat ook die besturen politiek verkozen zijn (en dus beleidskeuzes mogen en moeten maken). Bovendien verkeert Vlaanderen in de waan dat het
Een groot probleem blijft dat Vlaanderen niet over een officiële meerjarenbegroting beschikt. Daardoor moeten de lokale besturen elk jaar weer afwachten welke nieuwe ingrepen er zullen gebeuren. Een groot probleem blijft echter dat Vlaanderen, in tegenstelling tot de meeste gemeenten en OCMW’s, zelf niet over een officiële meerjarenbegroting beschikt. Daardoor wordt het voor de lokale besturen elk jaar weer afwachten welke nieuwe ingrepen er zullen gebeuren. Die informatie is bovendien vaak pas beschikbaar wanneer het eigen budget van een gemeente of OCMW al is opgesteld. In het kader van een volwassen partnerschap tussen de overheden pleiten we er dan ook voor werk te maken van afspraken op een wat langere termijn. Bovendien zou het onmogelijk moeten worden op toegezegde engagementen terug te komen, zoals in 2009 is gebeurd met de middelen uit het Rubiconfonds. Maar er zijn nog mogelijkheden om de financiële relaties te optimaliseren. Ook in deze artikelenreeks is weer gebleken hoe sterk versnipperd de financiële stromen zijn die Vlaanderen naar de lokale bestu-
met de financiering van vaak slechts een fractie van de kostprijs van een bepaald initiatief, toch het recht heeft alle regels vast te leggen. Een dergelijke sanering van financiële stromen richting lokale besturen is ruim twintig jaar geleden al eens gebeurd, toen de vele, vooral partijpolitiek aangestuurde investeringssubsidies van 60% opgingen in het veel objectievere Investeringsfonds. Sinds 2003 werden die middelen vervolgens opgenomen in het Gemeentefonds, wat een bijkomende administratieve vereenvoudiging betekende. Deze crisistijd lijkt ons het geschikte moment voor een nieuwe operatie in die zin.
Jan Leroy is VVSG-stafmedewerker gemeenteen OCMW-financiën
‘Verlengd’, niet ‘verlegd’ lokaal bestuur
D
e vrijwillige samenwerking tussen twee of meer
gemeenten om een gemeenschappelijke doelstelling van gemeentelijk belang te realiseren, kent in Vlaanderen en België een lange voorgeschiedenis. Toen de eerste kaderwet van 1 maart 1922 op ‘de vereniging van gemeenten tot nut van het algemeen’ er kwam, waren er al diverse intercommunales opgericht. Deze wet, die de algemene juridische regels voor zulke verenigingen vastlegde, bekrachtigde in feite een ingeburgerde lokale praktijk. Al snel na de Belgische onafhankelijkheid – tijdens de Franse periode was elke vorm van intergemeentelijke vereniging categoriek verboden – hadden gemeenten in onderlinge samenwerkingsverbanden een aangewezen manier gezien om, inspelend op wisselende sociale en economische omstandigheden, efficiënter het hoofd te bieden aan specifieke bestuurlijke en infrastructurele problemen. Het Gemeentekrediet werd in 1860 op aansturen van de regering gesticht als vennootschap die uitsluitend het openbare belang mocht dienen, met de lokale besturen als aandeelhouders en gebruikers. Het kan in zekere zin worden beschouwd als de eerste intercommunale van België en zelfs van de wereld. Dringende noden op het vlak van de aanleg van waterbedelingsnetten, de exploitatie van buurtspoorwegen, maar ook het beheer van ziekenhuizen leidden in de daaropvolgende jaren tot de eerste wettelijke bepalingen ter bevordering en bekrachtiging van specifieke intercommunale samenwerkingsverbanden (wetten van 1897, 1899, 1907). De gemeenten organiseerden vanaf 1905 ook intercommunale werklozenfondsen (in 1934 vervangen door de diensten voor arbeidsbemiddeling en werkloosheid). En in 1919 richtten enkele lokale besturen uit het Luikse, gebruik makend van een wet uit 1874, een intercommunale verzekering tegen brand op, die zich al snel zou ontwikkelen onder de naam Onderlinge Maatschappij der Openbare Besturen (het latere Ethias). Het toenemende belang van rationele samenwerking voor een groeiend aantal nieuwe taken voor lokale besturen maakte een algemene wettelijke regeling voor intercommunales onontbeerlijk. Met de grondwetswijziging van 1921 (huidig artikel 162) en de kaderwet van 1 maart 1922 kregen de gemeenten voor de oprichting van intercommunales de vrije keuze onder de wettelijk erkende vormen van handelsvennootschap, ook gemengde intercommunales (met deelname van private maatschappijen) werden toegelaten. Het aantal samenwerkingsverbanden is sindsdien gestaag toegenomen. Omstreeks 1950 was meer dan de helft van de Belgische
gemeenten vertegenwoordigd in één of meer intercommunales, met vooral de activiteiten in het domein van de infrastructuur (energie- en drinkwatervoorziening, openbare werken, huisvuil, maar evengoed slachthuizen, melkerijen). Vanaf 1960 kwam daar ook sociaaleconomische streekontwikkeling bij, aanvankelijk gericht op de ontwikkeling van industrieterreinen in het grotendeels agrarische Vlaanderen, later ook op planologische dienstverlening, met sociale verkavelingen en huisvestingsprojecten. In de periode 1965-1983 kenden vooral de intercommunales voor afvalverwijdering en teledistributie een sterke groei; ook de eerste intercommunale crematoria deden toen hun intrede. De voorbije twee decennia breidde het actieterrein van de intergemeentelijke samenwerking zich onder meer uit naar cultuur, welzijnsoverleg, financiering (door het streven van gemeenten naar een grotere participatie in het kapitaal van de gemengde intercommunales voor distributie van elektriciteit en gas) en informatisering. Tegelijk veroorzaakten de liberalisering van de energiesector, de veranderde regelgeving over waterbeheer en de evoluties in de telecomsector en de kabelmaatschappijen een grondige herstructurering van de intergemeentelijke verenigingen. Na de wet van 22 december 1986, die een aantal wijzigingen doorvoerde in de vennootschapsregeling voor intercommunales, verhuisde eerst het toezicht (1987) en dan ook de bevoegdheid (1993) op het vlak van de intergemeentelijke samenwerking (IGS) naar het Vlaamse Gewest. Vandaag wordt de IGS in Vlaanderen geregeld door het decreet van 6 juli 2001. Het decreet onderscheidt vier verschillende vormen van samenwerking, onder meer naar gelang van het feit of er sprake is van bevoegdheidsoverdracht en/of een eigen rechtspersoonlijkheid. Daarbij wordt op langere termijn ook gestreefd naar ‘zuivere’ IGS – waarin dus prioritair enkel gemeenten deelnemen. Momenteel gaan weer stemmen op om private deelname toch mogelijk te maken. Daarnaast zorgde de proliferatie van intergemeentelijke initiatieven, in combinatie met het gepercipieerde ‘gebrek’ aan democratische terugkoppeling tussen intercommunales en gemeenten, al meermaals voor discussie. Nochtans zijn het bij IGS wel verkozen lokale bestuurders die de beslissingen nemen; en een vermindering van het aantal samenwerkingsverbanden lijkt in de hedendaagse netwerksamenleving eerder onwaarschijnlijk. Pieter Plas In de Grondvesten van Lokaal 5 leest u over ‘De secretaris’.
De Grondvesten belicht de kernbegrippen uit de werking van de lokale besturen in hun historische evolutie.
Intergemeentelijke samenwerking
16
De grondvesten
1 maart 2010 LOKAAL 25
STEFAN DEWICKERE
forum RELATIE BESTUUR EN PERSONEEL
Politici zijn altijd samen met het personeel aan zet Lokale politici en gemeentepersoneel zijn tot elkaar veroordeeld, soms zorgen ze samen voor vuurwerk, voor een machtige vermenigvuldiging. Dat maakt de lokale overheid uniek. Marlies van Bouwel
I
n de pocket Politici en personeelsleden: samen aan zet. Een inspiratieboek voor samenwerking zien Wivo-directeur Catherine Ruys en haar medewerkers Nele Hermie en Sabine Vermeire het proces van samenwerking als een kerntaak in het management van lokale besturen en als een sleutel tot succes en performantie. Ze kozen zes momenten waarop de samenwerking concreet gemaakt wordt, zichtbaar is of cruciaal kan zijn: de start van een bestuursperiode, de opmaak van beleid en begroting, de werking van het managementteam, de dagelijkse werking, de omgang met integriteit en ten slotte de evaluatie van topambtenaren. Lokaal vat enkele stukken samen uit het hoofdstuk over de start van een bestuursperiode en de omgang met integriteit. De rest leest u in Politici en personeelsleden: samen aan zet. Januari 2007: een nieuwe bestuursploeg treedt aan in Gistel In Gistel komt in 2007 heel verrassend een nieuwe coalitie aan de macht, met als nieuwe burgemeester Bart Halewyck: ‘Ik wist enkel in grote lijnen hoe een gemeentebestuur werkt en wat hier gebeurt. Ik dacht dat ik mijn gemeente kende, maar al gauw bleek dat ik ze maar heel onvolledig kende. Ik kreeg van onze secretaris een omgevingsanalyse en een sterkte-zwakte26 LOKAAL 1 maart 2010
analyse van de gemeente, een zeer goede eerste kennismaking met de leefwereld van de administratie.’ Voor secretaris Lieve Wydooghe is de bestuurswissel al even onverwacht: ‘Je weet dat het kan gebeuren, maar ik hield er niet echt rekening mee. Het vorige bestuur werkte goed, we wisten wat we aan elkaar hadden en we kenden elkaars stijl. Als secretaris stond ik uiteraard wel open voor nieuwe mensen en nu, als ik er drie jaar later op terugblik, ervaar ik die wissel als
tal accenten voor onze interne organisatie te leggen. Dus deze beide veranderingen – een nieuwe ploeg en een nieuw Gemeentedecreet – vielen voor ons mooi samen.’ Bij de start van deze beleidsperiode vinden de Gistelse politici en personeelsleden elkaar ook in het samenwerken aan kennisopbouw. Alle leidinggevenden en collegeleden nemen samen deel aan een opleiding over technieken om tot een strategisch beleidsplan te komen. De opleiding krijgt opvolging in werkgroepen waarvan de samenstelling telkens gemengd is: personeel én politici. ‘Dit traject is het fundament geweest om een goede samenhang en een ploeggeest te creëren. Tijdens die opleiding hebben we dat voor het eerst sa-
Bart Halewyck: ‘Ik kreeg van onze secretaris een omgevingsanalyse en een sterkte-zwakteanalyse van de gemeente, een zeer goede eerste kennismaking met de leefwereld van de administratie.’ een goede zaak. Door die verandering aan de top wordt je blik weer wat verruimd. We waren als administratie natuurlijk wel voorbereid op de nieuwe legislatuur. Er was vooraf een memorandum gemaakt dat een inhoudelijke aanbreng voor de nieuwe beleidsploeg bevatte. We hebben trouwens dankbaar gebruik gemaakt van het nieuwe Gemeentedecreet om een aan-
men kunnen ervaren,’ zeggen burgemeester en secretaris. Ook bij het werk aan de afsprakennota is het thema van de samenwerking in Gistel aan de orde. Hiervoor werken de schepenen en de leidinggevenden samen. Een thema dat aan bod komt, is het denken over waarden en normen. Deze twee sessies, onder begeleiding van een expert,
Het samen geschreven beleidsplan kan een echte leidraad vormen die helpt de waan van de dag te overstijgen.
zijn momenten die ze niet zomaar vergeten. En het was nog leuk op de koop toe! Het resultaat van dit werk is dat Gistel een beleidsplan heeft dat een echte leidraad vormt voor het bestuur. Deze output is tot op vandaag nuttig, het helpt de waan van de dag te overstijgen. Uiteraard dienen het jaarverslag, de rekening en de budgetvoorstellen daar ook voor, maar toch is een beleidsplan dat resulteert in gemeenschappelijke doelen echt een voedend document. Eigenlijk wil de secretaris daar nog meer gebruik van kunnen maken door er nog systematischer dan het vandaag gebeurt met het college en het managementteam naar terug te koppelen. ‘Misschien moeten we daar twee keer per jaar echt de tijd voor maken. Wat betreft evaluatie en bijsturing van onze output kunnen we er zeker nog op vooruitgaan,’ zegt Lieve Wydooghe. Zowel politici als personeelsleden maken bij de start van een bestuursperiode een leerproces door: wat verwacht de ander, waar liggen de ambities en de behoeften van de ander? Een open communicatieve houding aannemen is de sleutel om dit leerproces over elkaar vlot te laten verlopen. De komst van een nieuw college en een nieuwe gemeenteraad kan ook op een georganiseerde manier omkaderd worden door systematisch onthaal en kennismakingsactiviteiten waaraan zowel politici als personeelsleden deelnemen. Maar er was ook een uitgebreide presentatie van het Gemeentedecreet in de gemeenteraad waarbij de secretaris veel nadruk legde op het waarom van al die zaken, die anders als ver van het bed ervaren worden. ‘Dit informeren en uitleggen vergroot de zichtbaarheid en helpt ons als politicus het belang van die onzichtbare zaken in te zien,’ zegt Bart Halewyck. Daarnaast stellen zowel de burgemeester als de secretaris bijna in koor dat ze voor sommige
zaken wel degelijk dezelfde doelstellingen hebben. Deze zijn voornamelijk terug te vinden in de visie en strategie: het welzijn van de bevolking en een duurzame ontwikkeling van het grondgebied. Beiden beschouwen dit als een gemeenschappelijke kapstok waaraan ze veel kunnen ophangen. De budgetopmaak levert elk jaar opnieuw een concrete invulling. Integriteit staat in Oostkamp op de agenda van politici én personeelsleden In Oostkamp zijn de doelstellingen voor deze legislatuur geëxpliciteerd in het beleidsplan. Dit kwam volgens burgemeester Luc Vanparys en secretaris Jan Compernol tot stand in nauw overleg tussen de personeelsleden en de politici. Daardoor vormt het een solide basis voor de dagelijkse werking. Dit ervaren de burgemeester en de secretaris als ondersteunend voor integer handelen. Wanneer
basis daarvan een beslissing kan nemen. Van dit voorstel wordt verwacht dat het zowel financieel, juridisch als technisch voldoende gefundeerd is. Op deze manier hangen beslissingen niet af van de eerlijkheid en correctheid van één of enkele spelers, maar wordt er een neutrale en objectieve beslissingsbasis gecreëerd. Met duidelijke criteria worden beslissingen zorgvuldig genomen. Tot nog toe waren er in Oostkamp geen conflicten of situaties zoals fraude of verduistering die aanleiding gaven tot een diepgaande discussie over integriteit. Toch maakte de gemeente naar aanleiding van de verplichting in het Gemeentedecreet een deontologische code voor het personeel op. In deze code zijn vijf waarden opgenomen die volgens de burgemeester en de secretaris dicht aansluiten bij het principe van integriteit: loyaliteit, klantgerichtheid, correctheid, objectivi-
Jan Compernol: ‘Voor ons mocht de deontologische code geen gevangenisreglement zijn, maar moest het een stimulerend instrument worden.’ de krijtlijnen duidelijk zijn uitgetekend, weten de politici en personeelsleden ook binnen welke grenzen zij zich kunnen bewegen en is er minder ruimte voor verborgen agenda’s of persoonlijke invloeden. Dit werkt dan ook bevorderlijk in de samenwerking tussen politici en personeelsleden. Aansluitend bij de basis die het beleidsplan biedt, hechten de burgemeester en de secretaris belang aan de formele beslissingsstromen binnen de organisatie, ze vermijden parallelle circuits. De personeelsleden staan in voor de voorbereiding van beslissingen en doen dit bij voorkeur in overleg met de schepen. Vervolgens komt een voorstel, soms met verschillende opties en vooral met de nodige neutrale onderbouw, op het college, zodat dit op
teit en openheid. Sinds 1998 is er ook een deontologische code voor gemeenteraadsleden die op iets meer abstracte wijze het gewenste gedrag van het gemeenteraadslid omschrijft. ‘Integriteit en het volledige deontologische handelen zijn een kwestie van gezond verstand, een grote dosis normbesef en morele principes,’ zegt burgemeester Luc Vanparys. Ook secretaris Jan Compernol benadrukt dat integer handelen voor een groot stuk aanvoelen is: ‘Deontologie is een breed begrip dat nooit tot in het kleinste detail geëxpliciteerd en dus omschreven kan worden. Voor integriteit kan men de voorschriften uit het Gemeentedecreet nog zo strikt invullen, het zal toch steeds mensenwerk zijn en draaien om vertrouwen en wederzijds respect.’
Politici en personeelsleden: samen aan zet. Catherine Ruys, Nele Hermie en Sabine Vermeire van het Wivo schreven een inspiratieboek voor samenwerking tussen politici en personeelsleden. Het boek biedt een eerlijke inkijk in hoe het er in een bestuur aan toe gaat of kan gaan. Elk hoofdstuk bestaat uit praktijkbeschrijvingen, reflecties en concrete adviezen. Het uiteindelijke doel is de samenwerking te optimaliseren en er een sleutel tot succes van te maken. De pocket kost 25 euro voor VVSG-leden, niet-leden betalen 26,10 euro. Bestellen kan via info@politeia.be of op www.politeia.be
1 maart 2010 LOKAAL 27
forum RELATIE BESTUUR EN PERSONEEL
DE WERKING VAN DE RAAD
Anderzijds vinden ze het wel nuttig dat er afspraken zijn vastgelegd in een deontologische code voor het personeel en voor de gemeenteraadsleden zodat iedereen weet welk engagement er van iedereen in de administratie en in het beleid verwacht wordt. Het geeft aan onder welke voorwaarden de samenwerking verloopt en welke positie men daar van elke betrokkene verwacht. Maar de code moet voor hen ook verstaanbaar en praktijkgericht zijn. Daarom stelde Oostkamp de deontologische code voor het personeel op als een beknopte toelichting van de vijf waarden, aangevuld met gedragsregels tegenover bestuur, collega’s, medewerker en diensthoofd. Concrete voorbeelden en cartoons vertalen en verduidelijken de verwachtingen. Het werken aan integriteit in het lokale bestuur en in elke organisatie wordt bemoeilijkt door twee elementen. Ten eerste is integriteit een persoonsgebonden zaak. Iedereen heeft zijn kijk op integriteit, zijn eigen normering over wat wel en niet kan, en waarden en normen kunnen nog al eens uiteen liggen. Toch moet iedereen er zijn persoonlijke verantwoordelijkheid in dragen. Ten tweede is integriteit een moeilijk te definiëren begrip. Toch verwacht de burger van het openbare bestuur dat het een betrouwbare en integere organisatie is. Bij uitbreiding kun je stellen dat de burger ook verwacht dat de politicus en het personeelslid op integere wijze samenwerken. Voor de opmaak van de deontologische code heeft de gemeente Oostkamp de dialoog als methodiek gekozen. Compernol: ‘Voor ons mocht de deontologische code geen gevangenisreglement zijn, maar moest het een stimulerend instrument worden.’ De code is uitgewerkt in het managementteam en afgetoetst met testpersonen uit alle afdelingen en alle niveaus. Vervolgens is het voorstel doorgenomen op het college van burgemeester en schepenen. Alle personeelsleden zijn in het bezit van de code en in de toekomst wil men er in een aantal werkgroepen verder over discussiëren. Zo is de dialoog over integriteit belangrijker dan de afdwingbaarheid van de regels uit de code. Door het opzetten van deze dialoog worden mensen gesensibiliseerd en wordt hun gedrag aangestuurd. Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal 28 LOKAAL 1 maart 2010
Het raadslid is niet de hoeksteen Raadsleden vinden dat ze een hoeksteen van de lokale democratie moeten zijn, maar er gaapt een grote kloof tussen deze visie en wat ze in de gemeenteraad effectief kunnen doen. Zelfs raadsleden uit de meerderheid voelen het democratische deficit sterk aan. Marlies van Bouwel
E
en raadslid is een vertegenwoordiger van wat er leeft bij de bevolking, een raadslid bepaalt het beleid en controleert het. Voor deze drie aspecten van de rol van raadslid volgens de klassieke bestuursmix vergeleek doctoraatsonderzoeker Tom Verhelst de visie en het gedrag van raadsleden in 180 geselecteerde gemeenten in heel België. Het is het eerste onderzoek op zulke grote schaal in ons land. Tegelijkertijd gebeurt het ook in verschillende andere Europese landen zodat er in de toekomst een Europese vergelijking gemaakt kan worden van de macht van de gemeenteraad in de lokale democratie, de rol van de gemeenteraadsleden hierbij en hun sociale achtergrond en rekrutering. Het resultaat is opvallend. Tom Verhelst: ‘Er bestaat een grote kloof tussen de visie die een raadslid over zijn rol heeft en zijn feitelijke gedrag. In principe zien de raadsleden zichzelf als hoeksteen van de lokale democratie: 88 procent vond het belangrijk om de bevolking te vertegenwoordigen, 80 procent om het beleid te bepalen en eveneens 80 procent om dat beleid te controleren. Maar als we kijken naar hun effectieve bijdrage aan die taken, zegt 66 procent dat ze een grote bijdrage leveren aan die verte-
genwoordigende rol, 40 procent vindt dat ze het beleid mee bepalen en 52 procent oefent er daadwerkelijk controle op uit.’ In zijn onderzoek ging Tom Verhelst ervan uit dat het gemeentelijke niveau (de regio en de grootte van de gemeente), het individuele niveau (ervaring als raadslid, hun opleiding of beroep) en de informele besluitvormingscultuur (de invloed van politieke partijen en het college) bepalend zouden zijn voor de score die de respondenten aan de drie thema’s zouden geven. Maar het gemeentelijke en individuele niveau hadden niet zo heel veel invloed, de kloof bestaat evengoed ten zuiden als ten noorden van de taalgrens. ‘Al merkten we wel dat Vlamingen en meer ervaren raadsleden iets meer belang hechten aan het bepalen en controleren van het beleid. Daarnaast hechten raadsleden van de meerderheid meer belang aan het vertegenwoordigen en het bepalen van het beleid dan aan het controleren ervan, terwijl collegeleden minder belang hechten aan de vertegenwoordiging.’ Informele besluitvormingscultuur weegt door ‘Het is vooral de informele besluitvormingscultuur die een overweldigend
STEFAN DEWICKERE
maar een brokstuk van de lokale democratie effect heeft op het gedrag van de raadsleden,’ zegt Tom Verhelst. ‘Zo vinden raadsleden uit de meerderheid dat ze twee keer zoveel bijdragen tot de vertegenwoordiging en zes keer zoveel bij het bepalen van het beleid. Dat wordt nog sterker als het om leden van het college gaat, want zij hebben daarnaast ook nog een drie keer zo grote bijdrage op de controle van het beleid. Dit zijn sterke en significante cijfers die duiden op een democratisch deficit. Wie verantwoordelijk is voor het beleid, heeft meer controle dan de oppositie, terwijl het toch net de taak van de oppositie is om te controleren. Door de partijtucht en door het college voelt een gewoon raadslid zich machteloos en gefrustreerd en is hij een brokstuk geworden van de lokale democratie in plaats van een hoeksteen.’ In het lege vakje voor opmerkingen onder aan de vragenlijst las Tom Verhelst vooral dat
oppositieraadsleden weinig of niets te zeggen hebben. Dit gaat in tegen de theoretische en wettelijk bepaalde rol van de raadsleden. Volgens het Gemeentedecreet moet de raad domineren, maar in de praktijk ligt de macht bij de partij en het college. Die partijtucht zag Verhelst bevestigd in de vraag over het stemgedrag als er een conf lict optreedt tussen wat de kiezers willen, de eigen persoonlijke visie en de visie van de partij. 49 procent zegt dan dat ze stemmen volgens de partijtucht, 42 procent laat de eigen overtuiging doorwegen bij het stemgedrag en 9 procent de mening van de kiezer of de bevolking. De invloed van het college wordt gestaafd door een andere vraag. Zo liet Tom Verhelst een factor van 0 tot 4 toekennen aan de machtsdragers. Het resultaat: 3,55 voor de burgemeester, 3,45 voor het college, 2,77 voor de gemeentesecretaris,
2,25 voor de diensthoofden en 1,47 voor de individuele raadsleden. Ook peilde hij de invloed van de gemeenteraad in tien taken: ‘Die invloed werd zeer laag geschat.’ Volgens Tom Verhelst zijn dit sterke cijfers die aantonen dat het niet goed gesteld is met de rol van een raadslid. Mensen beginnen wel gemotiveerd aan hun taak als raadslid maar geraken gaandeweg gedemotiveerd. Is het dualisme in Nederland een antwoord op dit probleem? Moeten raadsleden meer democratiemanagers worden in een netwerkbestuur? Vooralsnog zet het Gemeentedecreet sterk in op de klassieke bestuursmix en de drie klassieke rollen van de raadsleden. De hamvraag luidt of dit voldoende is om de raadsleden te emanciperen in hun rol. Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
Gent, 16 maart 2010 De gemeente- en provincieraad: meer dan ritueel mopperen en legitimeren? Op het elfde congres van het Centrum voor Lokale Politiek van de vakgroep Politieke Wetenschappen van de Universiteit Gent wordt een eerste balans opgemaakt van deze beleidsperiode en van de uitvoering van het Gemeente- en Provinciedecreet. Naast een uiteenzetting van Tom Verhelst over de rol, visie en gedrag van het raadslid spreken Ellen Olislagers en Johan Ackaert over de gemeenteraad na het gemeentedecreet, Mark Suykens over de gemeenteraadsvoorzitters en Hilde Bruggeman over de provincieraden in Vlaanderen. Ook de nieuwe vergader- en werkvormen van de gemeenteraad van Almere komen aan bod, met tips en trucs voor aangenaam en ontspannen raadswerk. www.uitgeverij.vandenbroele.be, knop opleidingen
1 maart 2010 LOKAAL 29
DE SCHATKAMER VAN JEAN-PIERRE DE CLERCQ
‘Een gemeente leiden is teamwerk.’ ‘Ik had drie jaar geleden voor mezelf al uitgemaakt dat ik halfweg de legislatuur mijn burgemeesterssjerp zou doorgeven. Ik wilde mijn opvolger de kans geven in de functie te groeien zonder onmiddellijke verkiezingsdruk.’
J
ean-Pierre De Clercq is sinds 1 januari 2010 niet langer burgemeester van het West-Vlaamse Ingelmunster. Toen hij op 29 oktober van vorig jaar op een persconferentie bekendmaakte dat hij een stap opzij zou zetten, was dat een volslagen verrassing. ‘Mijn echtgenote, mijn opvolger en de plaatselijke partijvoorzitter waren al heel lang op de hoogte van mijn voornemen, aan de schepenen en de CD&V-fractie had ik het begin oktober meegedeeld. Ik heb van mijn voorganger Eric Vankeirsbilck de kans gekregen om halfweg de legislatuur als burgemeester te beginnen, in 1992 was dat. Toen al had ik mezelf voorgenomen hetzelfde te doen voor mijn opvolger. Als je drie jaar burgemeester kunt zijn zonder verkiezingsdruk, dan ben je echt helemaal klaar voor het lijsttrekkerschap.’ ‘De nieuwe burgemeester Yves Vercruysse is 39 jaar, de schepen die hem opvolgt heeft dezelfde leeftijd, de vrijgekomen plek in de gemeenteraad is ook ingevuld door een 39-jarige. Door mijn afscheid heb ik dus ook kunnen bijdragen aan de vernieuwing en de verjonging. Ik blijf actief in de partij maar ik neem geen
‘
enkele functie meer op. Tenzij als lid van de plakploeg bij de volgende verkiezingen.’ ‘Ik ben politiek actief sinds 1982. Ik had een verleden in de jeugdbeweging als groepsleider van de Chiro, ik was altijd al maatschappelijk geïnteresseerd maar de stap naar de politiek had ik nooit overwogen. Onder invloed van een goede vriend die gemeenteraadslid was en op vraag van de burgemeester stelde ik me toch kandidaat. Ik werd meteen verkozen in de gemeenteraad. Zes jaar later werd ik schepen, ik had onder meer sociale zaken in portefeuille. En nog eens drie jaar later vroeg burgemeester Vankeirsbilck me om hem op te volgen. Natuurlijk aarzelde ik op dat moment. Eric Vankeirsbilck was een monument in de gemeente, hij was volksvertegenwoordiger geweest en gedurende enkele maanden zelfs voorzitter van de Kamer. Hij had een enorme dossierkennis, hij was een begrotingsspecialist.’ ‘Ik ben toen burgemeester geworden, met succes want bij de verkiezingen in 1994 haalden we opnieuw 14 van de 21 zetels in de gemeenteraad. De oppositie had natuurlijk gehoopt van onze wisseling van lijsttrekker gebruik te kunnen maken om onze absolute meerderheid te breken. Er werd een klacht neergelegd tegen de verkiezingsuitslag omdat onze partij in aanloop naar de verkiezingen helikoptervluchten had verloot. De Bestendige Deputatie zag daar geen graten in maar de Raad van State oordeelde dat dit niet in overeenstemming was met de nieuwe wetgeving op de verkiezings-
Ik blijf actief in de partij maar ik neem geen enkele functie meer op. Tenzij als lid van de plakploeg bij de volgende verkiezingen. 30 LOKAAL 1 maart 2010
’
LOKALE RAAD ?
Hoe blijven de college- en gemeenteraadsleden op de hoogte van de financiële evoluties gedurende het jaar?
STEFAN DEWICKERE
!
uitgaven. Ik werd geschorst als gemeenteraadslid, eerste schepen Georges Defreyne werd burgemeester. Ik ben toen enkele jaren van het politieke toneel verdwenen, de ontgoocheling was te groot. Maar stilaan keerde de goesting weer. Op vraag van de partij en van Georges Defreyne was ik in 2000 weer lijsttrekker. We haalden weer veertien zetels, ik werd burgemeester. In 2006 verloren we twee zetels.’ ‘Ik heb het burgemeesterschap altijd gecombineerd met een carrière bij de spoorwegen. Ik was stationschef in Roeselare en Kortrijk, ik werd regiomanager van een stuk van de provincie West-Vlaanderen. Daarna werd ik in Gent adjunct-afdelingschef en later afdelingschef van de verkeersleiding of het dispatchingcentrum voor Oost- en West-Vlaanderen. Nu ben ik als afdelingschef bij Infrabel, samen met mijn collega’s en medewerkers, verantwoordelijk voor de stiptheid en de veiligheid van het treinverkeer in Oost- en West-Vlaanderen en sinds 1 september 2009 ook in de provincies Antwerpen en Limburg. Ik heb die laatste stap kunnen zetten omdat ik al beslist had te stoppen als burgemeester. De twee banen combineren is in de loop van de jaren steeds moeilijker geworden. Het burgemeesterschap is niet meer te vergelijken met wat het begin jaren negentig was.’ ‘Een gemeente leiden is natuurlijk altijd teamwerk, een burgemeester heeft het college, de gemeenteraad, de fractie, de secretaris en de administratie broodnodig. Zeker als je ernaast nog een baan hebt, moet je delegeren, goede afspraken maken, vertrouwen geven en krijgen. Ik ben vooral ook de bevolking heel dankbaar omdat ze me de kans heeft gegeven deze functie te bekleden. Maar ik mis het niet. Op 1 januari heb ik de knop omgedraaid. Ik ben nu meer thuis, vooral ’s avonds. Ik heb meer tijd voor mijn echtgenote, voor de gezinnen van onze zoon en dochter, en vooral voor onze kleindochter van twee. Ik ben altijd blijven sporten maar ook daarvoor heb ik nu toch wat meer tijd.’ I BVM
Het Gemeentedecreet geeft het politieke bestuur de mogelijkheid een deel van de dagelijkse beleidsvoering uit handen te geven aan de gemeentelijke administratie. Het hoofd van die administratie, de gemeentesecretaris, kan zelf ook verder bepaalde bevoegdheden delegeren. Het is dan ook logisch dat het Gemeentedecreet mechanismen vastlegt opdat de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen en de gemeentesecretaris regelmatig op de hoogte gehouden worden van wat er gebeurt.
Het college en de gemeenteraad
• Minstens één keer per jaar rapporteert de financieel beheerder over de voorafgaande krediet- en wetmatigheidscontrolevisum en over het debiteurenbeheer. • Jaarlijks rapporteert de gemeentesecretaris over de organisatie en de werking van het internecontrolesysteem. • Minstens één keer per jaar rapporteert de financieel beheerder over de thesaurietoestand, de liquiditeitsprognose, de beheerscontrole en de evolutie van de budgetten.
De gemeenteraad
• Minstens één keer per jaar rapporteert het college van burgemeester en schepenen over de uitvoering van het budgethouderschap. De gemeentesecretaris en de (nog niet bestaande) externe-auditcommissie krijgen hiervan een kopie. • De (nog niet bestaande) externe-auditcommissie bezorgt het proces-verbaal van de jaarlijkse controle van de kas van rekenplichtigen.
Het college van burgemeester en schepenen
• De gemeentesecretaris rapporteert over de uitvoering van zijn opdracht. • Minstens één keer per jaar rapporteert de gemeentesecretaris over de eigen uitvoering van het budgethouderschap en dat van de personeelsleden die hiermee door hem zijn belast. • Minstens één keer per jaar rapporteren de personeelsleden die rechtstreeks door het college van burgemeester en schepenen met het budgethouderschap zijn belast. • Minstens één keer per jaar rapporteert het personeelslid dat instaat voor de praktische uitvoering van het budgethouderschap dat is gedelegeerd aan een wijkcomité of burgerinitiatief.
De gemeentesecretaris
• Minstens één keer per jaar rapporteren de personeelsleden die door de gemeentesecretaris met het budgethouderschap zijn belast. Daarnaast kan de gemeente via het internecontrolesysteem uiteraard voorzien in bijkomende rapporteringskanalen. Het lijkt bovendien zeer wenselijk dat de minimale frequentie van de rapporten die het decreet oplegt in de gemeentelijke praktijk wordt opgetrokken. Raadsleden kunnen, op basis van hun inzagerecht, de rapporten voor het college en de secretaris inkijken. (art. 86, art. 94, art. 100, art. 101, art. 159, art. 165, art. 166, art. 167, art. 168 en art. 169)
Stel uw vraag over de financiën in de gemeente aan jan.leroy@vvsg.be
1 maart 2010 LOKAAL 31
De kloof tussen zelfstandige en OCMW
Zelfstandige ondernemers in armoede vinden niet of slechts in uiterste nood de weg naar het OCMW. Omgekeerd zijn bij het OCMW niet altijd het inlevingsvermogen en de kennis aanwezig om de zelfstandige te helpen. Van beide kanten wordt aan de brug gebouwd maar de kloof blijft breed. Bart Van Moerkerke
32 LOKAAL 1 maart 2010
WERKVELD ARMOEDEBELEID
O
ndernemers in armoede, 14% van de zelfstandigen ziet zwarte sneeuw. Het was enkele weken geleden het coververhaal van het weekblad Trends. Professor Johan Lambrecht (Hogeschool-Universiteit Brussel) voert al enkele jaren onderzoek naar armoede bij zelfstandigen. Volgens hem ligt het inkomen van een op vier of zelfs een op drie zelfstandigen onder de armoedegrens. ‘De kans dat een zelfstandige in armoede terechtkomt is veel groter dan voor een niet-zelfstandige,’ zegt hij. ‘Dat stemt helemaal niet overeen met het beeld dat de publieke opinie heeft over de zelfstandige. Toen we indertijd begonnen met ons onderzoek heb ik vaak moeten horen dat er toch niets te onderzoeken viel: alle zelfstandigen verdienen immers veel geld. En als ze officieel niet veel verdienen, dan hebben ze wel ergens een zwarte kas. Dat soort vooroordelen blijft hardnekkig voortleven. Maar je moet weten dat het globale inkomen van de hele groep zelfstandigen zeer ongelijk verdeeld is. Dertig procent neemt zeventig procent van het inkomen voor zijn rekening, de grootste groep moet het doen met dertig procent van de pot.’ Topje van de ijsberg En dus hoeft het niet te verwonderen dat een flink pak zelfstandigen in financiële moeilijkheden geraakt. Zij kunnen voor hulp terecht bij enkele gespecialiseerde vzw’s. De vzw Tussenstap is een initiatief van het sociaal verzekeringsfonds Zenito en de zelfstandigenorganisatie Unizo. Ze bestaat sinds 2007 en was aanvankelijk gericht op hulp aan failliete ondernemers. Intussen is er ook een aanbod voor zelfstandigen in de gevarenzone, die nog kans zien om hun zaak te redden. De vzw Efrem is al langer actief in de provincie WestVlaanderen. De vereniging biedt integrale hulp aan zelfstandigen en ex-zelfstandigen: psychosociale, administratieve, juridische steun, bemiddeling van een betaalplan bij schuldeisers, begeleiding naar of doorheen een faillissement. De vzw Boeren op een Kruispunt biedt gelijkaardige diensten aan land- en tuinbouwers in heel Vlaanderen. Al die verenigingen krijgen een toenemend aantal hulpvragen maar ze zijn er zeker van dat ze maar het topje van de ijsberg zien. Zelfstandigen zetten immers niet makkelijk de stap naar het vragen van steun. De drempel naar het OCMW is nog een stuk hoger. Dat heeft ook te maken met de OCMW’s zelf, die niet altijd openstaan voor de problemen
van zelfstandige ondernemers en vaak niet over de nodige kennis beschikken om hen te helpen. Groot schaamtegevoel Zelfstandigen gaan pas hulp zoeken als de crisis onoplosbaar lijkt, als een schuldeiser te kennen geeft dat hij echt zal doordrijven of als de deurwaarder letterlijk voor de deur staat. ‘Daar speelt de fierheid van de ondernemer,’ zegt Johan Lambrecht. ‘Het leiden van een eigen zaak was vaak
gelopen drie jaar heb ik 250 vergaderingen met boeren gehad. Telkens moet ik benadrukken dat het geen schande is om in de problemen te geraken. Wat de maatschappij van de boer vraagt is niet realistisch, het is logisch dat bedrijven in crisissituaties terechtkomen.’ De psyche van de ondernemer Voor professor Lambrecht is het belangrijk dat OCMW-medewerkers die leef-, denk- en ervaringswereld van zelfstan-
Johan Lambrecht: ‘Het globale inkomen van de zelfstandigen is zeer ongelijk verdeeld. Bij de zelfstandigen verdient 30 % wel 70 % van het inkomen.’ een droom. Niet slagen wordt niet enkel beschouwd als een falen van het bedrijf maar ook als een persoonlijk falen. Hulp inroepen is moeilijk, het schaamtegevoel is enorm groot. Het OCMW wordt echt gezien als “iets dat toch niet voor mij is”. Ik hoorde het verhaal van een ondernemer die absoluut niet naar het OCMW wilde gaan. Mensen van het OCMW mochten wel bij hem thuis langskomen, op voorwaarde dat op hun auto toch niet OCMW stond.’ Ook Dirk Verschoore van de vzw Efrem stelt vast dat ondernemers dikwijls te lang wachten om hulp te zoeken. ‘Bij veertig
digen begrijpen. Ze moeten alle vooroordelen opzijzetten en inzicht hebben in de psyche van de ondernemer. Een van de belangrijke aspecten is ook de verwevenheid van werk en privé. Die zitten vaak onder één dak. Echtgenoten, ouders, kinderen, allemaal zijn ze betrokken partij. Relationele problemen en problemen met de zaak hebben een weerslag op elkaar. De communicatie tussen zelfstandige en OCMW loopt dikwijls al onmiddellijk fout, bij het onthaal. Riccy Focke: ‘Zelfstandigen die aankloppen een warm onthaal geven zou al een grote stap vooruit
Dirk Verschoore: ‘Vaak zit ons telefoonnummer al maanden in hun portefeuille voordat zelfstandigen ons contacteren.’ procent van de hulpvragen slagen we erin de zelfstandige activiteit te redden. Dat percentage zou nog een stuk hoger zijn als mensen tijdig de stap naar ons zetten. Vaak zit ons telefoonnummer al maanden in hun portefeuille voordat ze ons contacteren. Het niet zoeken van hulp is typisch Vlaams en zeker typisch voor de zelfstandige. Een ondernemer heeft ook geen gesprekspartner in zijn directe omgeving. Bij klanten en leveranciers moet hij niet aankomen met zijn problemen. En bij de familie vaak ook niet, want die kijkt naar hem op als iemand die het gemaakt heeft.’ Riccy Focke, coördinator van Boeren op een Kruispunt, deelt die ervaring: ‘De af-
zijn. Nu worden ze nog te vaak wandelen gestuurd omdat de onthaalmedewerkers niet altijd inzien dat ook zelfstandigen recht kunnen hebben op de dienstverlening van het OCMW. Neem de boer ernstig, toon de mentale bereidheid om hem te helpen en kijk wat je kunt doen.’ Dirk Verschoore, in een vorig leven zelf maatschappelijk werker bij het OCMW van Ieper, bevestigt dat sommige OCMW’s de financiële problemen van zelfstandigen niet voldoende goed inschatten. En als ze het wel doen, is de bereidheid om er iets aan te doen niet altijd even groot. ‘OCMW’s staan vaak wat huiverig tegenover dossiers van zelfstandigen vanwe1 maart 2010 LOKAAL 33
KLARE KIJK
WERKVELD ARMOEDEBELEID
?
Heeft een OCMW-cliënt het recht zijn eigen dossier in te zien?
ge de complexiteit ervan. De wereld van de maatschappelijk werker staat heel ver van die van de zelfstandige.’
!
Het decreet van 26 maart 2004 over de openbaarheid van bestuur verleent aan een OCMW-cliënt het recht op inzage, uitleg of afschrift van zijn eigen dossier. Volgens dit decreet zijn alle bestuursdocumenten openbaar behalve documenten met informatie van persoonlijke aard. Deze persoonlijke informatie moet voor derden worden beschermd. De uitzondering geldt niet als het gaat om persoonlijke informatie van de aanvrager zelf, zoals het eigen hulpverleningsdossier bij het OCMW. Het bestuur moet het volledige dossier voorleggen met uitzondering van informatie over derden waarbij de openbaarmaking een schending van de persoonlijke levenssfeer van deze derde inhoudt. Ook informatie van derden die op vrijwillige basis of zonder enige verplichting werd verstrekt en die uitdrukkelijk als vertrouwelijk werd bestempeld, mag niet worden vrijgegeven. Een voorbeeld is een buurman die zwartwerk aangeeft en op de brief vertrouwelijk zet. Om zijn dossier te kunnen inzien moet de OCMW-cliënt een schriftelijke aanvraag doen bij het OCMW. In theorie kan hij steeds hulp vragen aan het OCMW om de schriftelijke aanvraag op te stellen. De aanvrager moet uitdrukkelijk vermelden of hij het dossier enkel wil inzien, ook uitleg wenst of zelfs een afschrift of een kopie wil. Als er in het dossier ook persoonlijke gegevens vermeld worden die niet op de aanvrager zelf betrekking hebben, moet hij het belang van deze informatie aantonen. In principe heeft het bestuur 15 dagen om te antwoorden en 30 dagen om de beslissing uit te voeren. Tegen de beslissing kan de aanvrager beroep aantekenen bij een speciale beroepsinstantie betreffende de openbaarheid van bestuur. Op www3. vlaanderen.be/openbaarheid vindt u informatie over de aanvraagprocedure en de procedureregels voor het bestuur. De rondzendbrief beschrijft onder meer een stappenplan voor het bestuur. Decreet van 26 maart 2004 over de openbaarheid van bestuur Rondzendbrief VR/2006/26 van 1 december 2006 over openbaarheid van bestuur Informatie over aanvraagprocedure en procedureregels voor het bestuur op www3.vlaanderen.be/openbaarheid
Mail uw vragen over OCMW-wetgeving naar eefje.vandenauwelant@vvsg.be
34 LOKAAL 1 maart 2010
Complexe dossiers En dat brengt ons bij een volgende vaststelling: niet alle OCMW’s hebben de kennis in huis om zelfstandigen te helpen. In de opleiding van maatschappelijk werkers is het hoofdstuk zelfstandigen minimaal. Dirk Vandekerkhove, hoofd van de sociale dienst van het OCMW Kuurne: ‘Voor een zelfstandige die zijn activiteit heeft stopgezet of die vragen heeft in verband met sociale zekerheid, kunnen we terugvallen op onze ervaring met de klassieke hulpverlening aan mensen met afbetalingsproblemen. Maar voor actieve zelfstandigen met problemen ligt dat veel moeilijker. Dat vraagt een heel ander soort kennis en inzicht, en die hebben wij niet in huis.’ Johan Lambrecht beaamt dat de dos-
kan terugvallen op enkele productspecialisten zoals een fiscalist en een jurist.’ Complementair Om dat gebrek aan kennis op te vangen hebben enkele West-Vlaamse OCMW’s een samenwerking opgezet met de vzw Efrem. Zo heeft de vereniging elke derde donderdag van de maand een zitdag in het sociale huis van Kuurne. Zelfstandigen kunnen er terecht met hun vragen en problemen. Het OCMW en Efrem volgen indien nodig het dossier samen op. Dirk Verschoore: ‘Het OCMW heeft veel kennis over problemen met bijvoorbeeld energielevering of huisvesting en volgt die zaken op. Wij houden ons bezig met btw-problemen, met achterstallige sociale bijdragen en belastingen, met handelshuur, met de reorganisatie of de heroriëntatie van een zaak, zelfs met de eventuele milieuproblematiek. We zijn heel complementair.’
Riccy Focke: ‘Onthaalmedewerkers zien niet altijd in dat zelfstandigen recht hebben op OCMW-dienstverlening.’ siers van zelfstandigen soms zeer complex zijn. De wetgevende, juridische, fiscale en financiële aspecten kunnen een echt kluwen vormen. Maatschappelijk werkers zijn niet vertrouwd met die technische materie. ‘Je kunt van hen niet verwachten dat ze experts worden. Als een dossier niet te complex is, moeten ze hulp kunnen bieden en de problemen verlichten. Maar ze moeten vooral weten wat kan en wat niet kan. Zo zijn er bijvoorbeeld nog steeds OCMW’s die zeggen dat een zelfstandige zijn activiteit moet stopzetten om een leefloon te kunnen krijgen. Dat is niet juist. Een ander voorbeeld: vaak weten zelfstandigen die failliet gaan niet dat ze in bepaalde gevallen kunnen terugvallen op een faillissementsverzekering, een uitkering voor een bepaalde periode. Een maatschappelijk werker moet weten dat die mogelijkheid bestaat. Hij moet ook de basiswetgeving onder de knie hebben. En als hij het zelf niet meer weet, moet hij kunnen doorverwijzen naar specialisten, intern of extern. In het ideale model heeft elk OCMW een cliëntenspecialist die vertrouwd is met de leefwereld van de zelfstandige en die
In elk geval, OCMW’s hebben een verantwoordelijkheid ten aanzien van zelfstandigen met problemen, op basis van artikel 1 van de organieke wet dat zegt dat iedereen recht heeft op maatschappelijke dienstverlening en op een menswaardig bestaan. ‘Dat betekent in de eerste plaats dat OCMW’s ervoor moeten zorgen dat zelfstandigen kunnen overleven en dat ze dus een leefloon moeten uitkeren,’ zegt professor Lambrecht. Hij benadrukt ook dat er echt wel OCMW’s zijn die prima werk leveren en zelfstandigen helpen waar ze kunnen. Dirk Verschoore illustreert dat met een mooi voorbeeld. ‘Ik ken een OCMW dat de opleiding van een vrouw tot vrachtwagenchauffeur prefinancierde. Haar man was zelfstandig chauffeur maar kon om medische redenen zijn beroep niet meer uitoefenen. Hij is nu huisman, zijn vrouw rijdt met de vrachtwagen.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal • Meer informatie: www.tussenstap.be, www.efrem.be, www.boerenopeenkruispunt.be
PRAKTIJK Wie het Nederlands onder de knie wil krijgen, vindt in Café Combinne geduldige en geïnteresseerde gesprekspartners. Dit interculturele taalproject biedt een ontmoetingsplaats waar Nederlands- en anderstaligen Nederlands spreken over dagelijkse dingen en actuele thema’s.
In Café Combinne spreek je Nederlands
Unieke aanpak voor elk project
Oost-Brabant telt vier Café Combinne-projecten. Elk project heeft een specifieke doelgroep en een eigen context. Het ene bezit een bonte mix aan nationaliteiten, bij een ander is één nationaliteit dominant vertegenwoordigd. Het project groeit altijd vanuit een lokale dynamiek met eigen accenten. Elk Café Combinne vraagt een specifieke manier van werken, met andere gespreksthema’s maar ook andere openingsuren, partners of promotie. Voor elk project stelt Vormingplus een stuurgroep van deskundigen en relevante partners samen die een actieve rol opnemen: meestal de sociale dienst of de integratiedienst van de gemeente, het Huis van het Nederlands, het centrum voor basiseducatie, de allochtone gemeenschappen of andere lokale partners. Elk project heeft een groepsleider die deel uitmaakt van de stuurgroep en de inhoudelijke ondersteuning van Café Combinne verzorgt. De groepsleider is de procesbegeleider die de avond stuurt en begeleidt, maar fungeert zeker niet als lesgever.
GF
‘Café Combinne is een aanvulling op de bestaande taallessen voor anderstaligen,’ legt Lies Pesic, projectmedewerker Vormingplus Oost-Brabant, uit. ‘We zijn hier in 2006 mee gestart op vraag van de centra voor volwassenenvorming en de centra voor basiseducatie die taalonderwijs geven in de omgeving van Leuven. Hun anderstalige studenten hadden buiten de lesuren weinig kans om Nederlands te oefenen. In Café Combinne praten of discussiëren anderstaligen en Vlamingen aan tafeltjes van vier of vijf in het Nederlands over een alledaags onderwerp, een opgelegd thema of een probleem. Bij deze praatcaféformule is iedereen welkom vanaf het openingsuur en kun je op gelijk welk moment vertrekken. Doorlopend is er voor iedereen gratis water, thee en koffie. Andere dranken zijn verkrijgbaar aan democratische prijzen. De woordspeling in de naam verwijst naar het laagdrempelige karakter van een ontmoetingsplaats waar iedereen welkom is. Dit project bevordert de integratie van anderstaligen omdat Nederlands- en anderstaligen elkaars taal en cultuur ontdekken en leren waarderen.’ Hij moet onopvallend in de groep opgaan. Aan het begin van elke bijeenkomst legt hij de betekenis van de formule uit aan de nieuwe bezoekers en wijst hij op het belang van naar elkaar te luisteren. De begeleider stelt een programma met gespreksonderwerpen en activiteiten samen op basis van de wensen en voorstellen van de deelnemers. De ene week is er ruimte voor vrije gesprekken, de volgende bijeenkomst wordt er thematisch gesproken over bijvoorbeeld maaltijden, rituelen voor doden, kunst of rolpatronen. Af en toe wordt een gastspreker uitgenodigd voor een toelichting over thema’s als gezondheid, opvoeding en eetcultuur. De keuze van de locatie is ook een belangrijke factor voor het welslagen van het project. De bijeenkomsten moeten niet alleen gezellig en laagdrempelig zijn, ook de ontmoetingsplaats moet heel herkenbaar zijn. Café Combinne in Leuven verhuist binnenkort van het Wereldcafé naar een lokaal van de Integratiedienst Leuven omdat de anderstaligen vertrouwd zijn met deze plaats en weten hoe ze de Integratiedienst kunnen bereiken. Inge Ruiters
Café Combinne is een gezamenlijk project van Vormingplus Oost-Brabant en van Arch’educ, die verantwoordelijk is voor de regio Halle-Vilvoorde. Wilt u zelf een Café Combinne in uw gemeente beginnen, neem dan contact op met deze volkshogescholen. Zij delen hun kennis en ervaring graag met u. Op www.cafecombinne.be vindt u gedetailleerde informatie en een draaiboek.
ii Lies Pesic, educatief medewerker Vormingplus Oost-Brabant, T 016-52 59 00, lies@vormingplusoostbrabant.be, www.cafecombinne.be
1 maart 2010 LOKAAL 35
LAYLA AERTS
WERKVELD OUDERENZORG
Parlement op stap in lokale woonzorg Hoe kun je een beleid ontwikkelen dat op praktijkkennis gestoeld is? Juist, door op bezoek te gaan bij de sector zelf. De VVSG liet Vlaamse parlementsleden kennismaken met de lokale woonzorg. Op 8 januari trotseerden acht leden van de Vlaamse Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid het gure weer om naar Gent af te zakken. Ze hoorden waar lokale woonzorg om gaat en bezochten een woonzorgcentrum en een lokaal dienstencentrum. Elke Vastiau en Elke Verlinden ’Hier wil ik later wonen,’ zegt Mieke Vogels in het woonzorgcentrum Het Heiveld. Helga Stevens vult haar aan: ‘Woonzorgcentra lijken gelukkig helemaal niet meer op die duffe rusthuizen van vroeger. Ik vind het ook heel positief dat Het Heiveld zich inspant om het woonzorgcentrum in te bedden in de buurt. Er is echt interactie, het woonzorgcentrum is geen op zichzelf staand eiland. Het is echt een mooie illustratie van oud maar niet out.’ Ook de andere Vlaamse parlementsleden zijn onder de indruk van Het Heiveld. Mia De Vits: ‘Het is geen rusthuis zoals we er zoveel kennen. Hier voel je je echt een stukje thuis.’ Het initiatief om bewoners kennis te laten maken met ICT, zodat ze hun kleinkinderen konden mailen, vindt ze heel sterk. Ook Katrien Schryvers, die naast parlementslid ook burgemeester van Zoersel is, vindt in Gent inspiratie 36 LOKAAL 1 maart 2010
voor de bouw van een woonzorgcentrum in haar eigen gemeente. Al deze parlementsleden zijn lid van de Commissie Welzijn, de parlementaire commissie die alle Vlaamse welzijnsdossiers bespreekt. Ze bereiden Vlaamse de-
gen en woonzorgnetwerken onder handen nemen, net als de verdere uitwerking van het hele woonzorgdecreet. De VVSG nodigde hen daarom uit kennis te maken met de eigenheden van de lokale woonzorg. Uitgangspunt is natuurlijk de wettelijke opdracht die de OCMW’s hebben: het garanderen van de menselijke waardigheid. Wat woonzorg betreft doen ze dat door toegankelijkheid – bereikbaarheid, betaalbaarheid, bekendheid, beschikbaarheid en zo verder – te garanderen. Die toegankelijkheid realiseren de lokale besturen vanuit hun positie binnen het lokale sociale beleid en als aanbieder van voorzieningen. Een manier om die toeganke-
Helga Stevens: ‘Woonzorgcentra lijken niet meer op die duffe rusthuizen van vroeger. Er is interactie, het woonzorgcentrum is geen op zichzelf staand eiland.’ creten voor, nemen resoluties aan en stellen de bevoegde minister Jo Vandeurzen (kritische) vragen over zijn beleid. Ze zullen in de toekomst onder andere de uitvoeringsbesluiten van de assistentiewonin-
lijkheid te realiseren is het aanbod op hun grondgebied bekend te maken, met een woonzorggids of een website zoals ’t Punt in Sint-Niklaas (www.tpunt.be). De toegankelijkheid wordt ook gegaran-
LDC Ten Hove maken vooral de vrijwilligers indruk op de parlementsleden. Mensen die zich al vijftien of zelfs twintig jaar inzetten als begeleider bloemschikken, begeleider pottenbakken..., het zijn gezichten die de parlementsleden onthouden. Helga Stevens: ‘Verrassend – of misschien toch niet – is het belang van vrijwilligers om de seniorenwerking mee draaiend te houden. Maar
Oud maar niet ‘out’.
deerd door zelf een betaalbaar aanbod van goede kwaliteit aan te bieden: de lokale besturen investeren immers veel in de woonzorg (zie kader). De parlementsleden kregen de lokale woonzorg geïllustreerd aan de hand van de dienstverlening van het OCMW van Gent. Een verrassing voor veel parlementsleden, zegt Helga Stevens: ‘Ik wist niet dat er zo’n groot en breed aanbod was voor senioren in Gent. Omdat ik ook Gents gemeenteraadslid ben, is dit een mooie ontdekking.’
Goede wil is niet genoeg Enkele parlementsleden maken kritische kanttekeningen bij de betaalbaarheid van de zorg, vooral voor de gebruikers en de bewoners, maar ook voor de initiatiefnemers. Het is uiteraard een thema waarover de VVSG graag verder met hen in debat gaat. Aan de hand van de praktijk wordt voor de parlementsleden ook duidelijk waarom de
Houd de lokale woonzorg voor een prisma en je ziet alle kleuren van de regenboog. Lokale besturen zijn bij uitstek pluralistisch
De witte zorg De pluralistische zorg die een lokaal bestuur biedt, kan nog het best vertaald worden als witte zorg. Houd de lokale woonzorg voor een prisma en je ziet alle kleuren van de regenboog. Lokale besturen zijn dan ook bij uitstek pluralistisch en staan open voor iedereen. De werking van het lokale dienstencentrum Ten Hove geeft een mooie illustratie van deze pluralistische laagdrempelige werking. De parlementsleden krijgen er het theoretische verhaal te horen van hoe een lokaal dienstencentrum zich tot ankerpunt in de buurt vertaalt. In
en staan open voor iedereen. dat kan niet zonder infrastructuur en ondersteuning vanwege de overheid. Dus de overheid heeft hierin een belangrijke ondersteunende, faciliterende rol. Ook duidelijk is dat het Gentse stadsbestuur veel inspanningen doet: de overheid kan en moet dus in dezen een grote rol spelen, om eenzaamheid en verzuring te bestrijden. En ook vooral om senioren actief en bij de maatschappij te houden zodat ze niet hele dagen thuis voor de tv zitten.’
Lokale woonzorg In 2009 waren lokale besturen in een groot deel van de woonzorg zeer actief. De 231 woonzorgcentra van de lokale besturen maken 31,1 procent van het totale aantal uit, de 24.082 woongelegenheden 36,7 procent. De lokale besturen hebben daarnaast ook 6470 woongelegenheden in serviceflats, dat is 47 procent van de plaatsen in alle serviceflats. De 31 openbare dagverzorgingscentra hebben 1502 erkende plaatsen en de 56 openbare centra voor kortverblijf 250 erkende plaatsen. 286 OCMW’s bieden schoonmaakhulp aan, goed voor de helft van de globale markt, de 108 diensten gezinszorg maken 18 procent van de sector uit. Daarnaast hebben lokale besturen 141 erkende lokale dienstencentra, goed voor 88 procent van alle erkende lokale dienstencentra. Daarnaast zorgen de lokale besturen ook voor mindermobielenvervoer, warme maaltijden, klusjesdiensten, bezoekteams, pedicurebonnen, telefooncirkels, telefoonsterren, telecare, ergotherapie en nog zoveel meer.
beleidsnota van minister Jo Vandeurzen bol staat van woorden als ontschotting en samenwerking. Naadloze zorg is en blijft immers een kwestie van goede wil van de initiatiefnemers op het terrein en van een lokaal bestuur dat zich engageert. Maar in de praktijk wordt veel van deze goede wil en dit engagement geblokkeerd door regelgeving en schotten tussen de zorg. Denk maar aan de schotten tussen gehandicaptenzorg en ouderenzorg: ook al worden ze met gelijkaardige uitdagingen geconfronteerd, ze kennen elkaars oplossingen niet. Het bezoek werd gesmaakt door de parlementsleden en zal hen in hun dagelijkse werkzaamheden inspireren. Commissievoorzitter Tom Dehaene kent als OCMWvoorzitter de praktijk zelf zeer goed: ‘Toch is het heel zinvol om als parlementslid niet alleen de regels te kennen maar ook te zien hoe anderen er in de praktijk mee omgaan.’ Elke Vastiau is VVSG-stafmedewerker ouderenzorg en Elke Verlinden is VVSG-stafmedewerker thuiszorg
GF
Innovatie en creativiteit in de praktijk staan centraal op de Trefdag 2010. Neem zelf actief deel: laat zien wat u in huis hebt en presenteer uw sterke projecten en praktijken. Stuur uw beste cases in op www.trefdag.be en deel zo uw ervaringen met alle lokale besturen.
1 maart 2010 LOKAAL 37
PRAKTIJK
LEUVEN – Met zijn campagne Discriminatie aan de deur! bindt het Meldpunt Discriminatie de strijd aan met onterechte weigering van klanten tot horecazaken. Folders en opleidingen informeren horeca-uitbaters, portiers, bewakingsfirma’s en klanten over de regelgeving en wijzen hen op hun verantwoordelijkheid bij individuele geschillen. Bierkaartjes met cartoons roepen alle partijen op tot wederzijds respect en samenwerking.
Discriminatie aan de deur
GF - Arnulf
‘Individuele klachten met een vermoeden van discriminatie komen in Leuven het meest voor in de horeca en in de huisvesting,’ zegt Lies Van Cleynenbreugel van het Meldpunt Discriminatie. ‘Een vermoeden van discriminatie ontstaat wanneer een persoon ergens vanwege zijn afkomst, nationaliteit, huidskleur of handicap geweigerd wordt. Het Meldpunt moet preventieve acties voor alle betrokken partijen opzetten en de individuele klachten behandelen. Het informeert en adviseert alle partijen maar tracht ook te verzoenen. Het Meldpunt neemt geen standpunt in maar wijst op de verantIn de folder en op bierwoordelijkheid van beide partijen. Om een viltjes staan cartoons die doen nadenken. efficiënte samenwerking met de verschillende instanties in Leuven te verzekeren organiseert het regelmatig een horecaoverleg. Dit overlegorgaan brengt advies uit over procedures voor de behandeling van klachtmeldingen, zoekt naar oplossingen voor structurele problemen en werkt mee aan de campagne. Alle verenigingen en overleginstanties die klachten van klanten en getuigen uit de horeca ontvangen, zetelen erin: het parket van Leuven, Horeca Leuven, vzw Oude Markt, het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding, de cel horeca en politie, de vereniging voor buitenlandse studenten Pangaea.’
Vooroordelen bestrijden
Met bierkaartjes, folders en vormingen richt de campagne zich zowel tot de horeca-uitbaters en portiers als tot de klanten. Beide acties zijn heel positief onthaald door de café-uitbaters en de portiers.
De folder Discriminatie aan de deur! Hoe voer ik een correct deurbeleid? zet uitbaters en portiers van horecazaken ertoe aan discriminatie te voorkomen en een correct deurbeleid te voeren. Hij werd voorgesteld tijdens een interactieve opleiding over de omgang met vooroordelen en over de intermenselijke aspecten die meespelen bij de weigering van de toegang aan klanten in een horecazaak. De opleiding kende een grote opkomst en wijzigde de beeldvorming bij beide partijen. De portiers en horeca-uitbaters zien het Meldpunt Discriminatie niet meer als boeman, het Meldpunt beschouwt de horecauitbaters en portiers niet meer als boosdoeners. In deze vorming hebben beide partijen een zicht op elkaars problemen gekregen, wat tot wederzijds respect heeft geleid. De sensibilisering van klanten gebeurt met een folder en bierkaartjes. De folder Niet welkom op café, restaurant of in de discotheek? wijst de klanten op hun eigen verantwoordelijkheid bij weigering van toegang. De klant krijgt inzicht in de wetgeving in verband met weigering, directe of indirecte discriminatie. De folder legt uit wat hij moet doen als hem de toegang tot een horecazaak geweigerd wordt. Hij roept op om bij een onterechte weigering contact op te nemen met het Meldpunt Discriminatie. De folder is verspreid via de vzw Oude Markt, de Horeca Leuven, Pangaea, allochtonenverenigingen en stadsdiensten zoals bibliotheken.
De verspreiding van 30.000 bierviltjes in de cafés op de Oude Markt in Leuven is een zeer bescheiden maar ludieke actie in de campagne. De Leuvense cartoonisten Bart Schoofs, Arnulf en Conz illustreerden ieder een gedragsregel waaraan klanten zich moeten houden.
Toekomstige acties
Lies Van Cleynenbreugel is tevreden over het effect van deze campagne en plant zeker nog meer acties voor de horecasector: ‘De grote opkomst en interesse van de caféuitbaters en de portiers op onze opleiding bewijst dat we de campagne moeten voortzetten. We willen de opleiding over omgaan met vooroordelen zeker herhalen en uitbreiden naar een bredere groep van het horecapersoneel. We moeten de horecauitbaters ertoe aanzetten om huisregels op te stellen die van toepassing zijn voor iedereen. Deze huisregels moeten ze duidelijk naast de deur van hun zaak afficheren zodat elke klant vooraf weet waaraan hij zich moet houden. Om de klanten te sensibiliseren plannen we activiteiten voor scholieren en allochtonenorganisaties.’ ‘Dankzij deze campagne blijkt nogmaals dat de politie een cruciale rol vervult in de strijd tegen discriminatie in de horeca. Zij moet erop toezien dat uitbaters en portiers het politiereglement toepassen zoals een logboek bijhouden en geen identiteitscontroles uitvoeren. Meldingen van weigeringen moeten de klanten niet alleen kunnen aangeven bij het Meldpunt. De klanten moeten ook de mogelijkheid krijgen om de uitbater per mail, telefonisch of persoonlijk om uitleg te vragen. Een nieuwe denkspoor is het inschakelen van susteams zoals in Nederland: teams van professionals en vrijwilligers die geschillen behandelen zoals discriminatie tijdens uitgaansavonden.’ Inge Ruiters
ii Lies Van Cleynenbreugel, projectmedewerker Meldpunt Discriminatie, T 016-27 26 33, lies.vancleynenbreugel@leuven.be, www.leuven.be 38 LOKAAL 1 maart 2010
ACHTER DE SCHERMEN
Rattenvanger Luc Geys combineert al vijftien jaar het onderhoud van
de gemeentelijke gebouwen van Malle met zijn baan als rattenvanger. Een niet alledaags beroep! Ratten zijn van alle tijden. Feit is wel dat ze meer voorkomen in de buurt van waterlopen, op onhygiënische plaatsen en waar voldoende eten beschikbaar is, zoals in de buurt van kippen- en hondenhokken. Hoewel de gemeente Malle gratis rattenvergif uitdeelt aan haar inwoners, blijkt dat niet altijd te volstaan. Als de nood écht hoog is, sturen ze de gemeentelijke rattenvanger erop af. ‘Vroeger ging ik dagelijks bij de mensen thuis en in de buurt van de waterlopen op zoek naar ratten,’ zegt Luc. ‘De muskusratten, herkenbaar aan hun grootte en aan hun platte staart, moest ik doorgaans vangen met fuiken of klemmen. Bij de gewone bruine ratten volstond meestal het strooien van vergif. Een zestal jaar geleden heeft de Vlaamse Gemeenschap de bestrijding van muskusratten overgenomen, sindsdien concentreren we ons bij de gemeente nog hoofdzakelijk op de bruine rat, wat aanzienlijk minder tijd in beslag neemt.’ De gemiddelde levensduur van een rat is twee jaar. Als ratten in gunstige omstandigheden leven, kunnen ze al na twee maanden zelf een nest werpen, vaak van wel tien tot vijftien jongen. Dit kunnen ze tijdens hun korte leven wel vijftien keer doen, zodat de rattenpopulatie op korte termijn explosief kan groeien. Het komt er dus op aan de ratten zo snel mogelijk te verdelgen, voordat ze beginnen te jongen. ‘In de trekperiode ben ik er extra veel mee bezig. Zeker in de periode maart-april zoeken de ratten massaal naar een nestplaats. In de maanden september, oktober, november zoeken ze dan weer naar een plek om te overwinteren. Tijdens die momenten zijn ze gemakkelijker benaderbaar, want doorgaans zijn het schichtige beestjes die bang zijn van alles wat beweegt en alles wat nieuw is. Maar al zijn ze nog zo schuw, ze zijn nog veel slimmer,’ weet Luc.
De opleiding Luc genoot enkele opleidingen bij de Provincie Antwerpen waarin hij kennismaakte met de bestaande rattensoorten en de verschillende bestrijdingsmiddelen die er op de markt zijn. Hij leerde er speciale buizen maken waarin je vergif voor de ratten verstopt, zonder dat je er andere diersoorten mee in verleiding kunt brengen. Voor het beroep van rattenvanger moet je verder vooral aandacht hebben voor een goede hygiëne. Uiteindelijk behoren ratten tot de categorie ongedierte en kunnen het dragers van tal van ziekten zijn. Beschermende kledij en ontelbaar veel je handen wassen is dus de boodschap! GF
Brenda Rosiers
1 maart 2010 LOKAAL 39
Gratis infosessie
Personeelsbeleid in de publieke sector: juridische nieuwigheden en opportuniteiten in 2010 Dinsdag 23 maart Samen met de VVSG organiseert SD Worx op dinsdag 23 maart een gratis infosessie over drie actuele juridische thema’s in het personeelsbeleid in de publieke sector: de Arbeidstijdwet, het aanvullend pensioen voor contractuelen en het RSZ(PPO) loonbegrip (over oa extralegale voordelen). Geïnteresseerd? Dan bent u van harte welkom. U krijgt tips en informatie die u ongetwijfeld kan gebruiken in uw organisatie. De infosessie vindt plaats op 23 maart. U wordt verwacht om 13u. De sessie eindigt om 16u en wordt gevolgd door een receptie.
Vooraf inschrijven is nodig. Surf hiervoor naar www.sdworx.be/infosessiepubliekesector. Op deze website vindt u ook meer informatie over de locatie en over het programma.
wetmatig berichten
De Raad van State vernietigde in een reeks arresten een aantal Koninklijk Besluiten over de bijkomende federale toelage aan de lokale politiezones. Het zijn de KB’s voor de jaren 2002, 2003 en 2004, 2005, 2007 en 2008. Wat was het probleem? In het kader van de tegensprekelijke debatten (over de bijkomende kosten van de politiehervorming) hadden 45 Vlaamse politiezones geen ‘dossier’ ingediend. In het KB van 15 januari 2003 was bepaald dat de zones ‘zonder dossier’ slechts 25% (in plaats van 100%) ontvingen van het bedrag dat voor hen berekend is op basis van een aantal algemene parameters. Hun bijkomende federale toelage was dus beperkt tot een kwart van de toelage die een gelijkaardige zone kreeg die wel een bezwaarschrift had ingediend (zogenaamde 25%-regel). 34 zones voelden zich hierdoor ongelijk behandeld en hebben in 2003 – met steun van de VVSG – een gezamenlijk verzoekschrift ingediend bij de Raad van State om het omstreden KB te laten vernietigen. Hetzelfde hebben ze gedaan met de navolgende KB’s. De Raad van State heeft de KB’s die deze bijkomende federale toelage regelen, nu vernietigd, althans
STEFAN DEWICKERE
Raad van State geeft 45 politiezones gelijk
De 45 politiezones die geen dossier hadden ingediend, hebben dank zij hun gezamenlijk verzoekschrift toch recht op meer dan 25 % van de bijkomende federale toelage.
voor zover ze betrekking hebben op de verzoekende partijen. Deze arresten hebben dus geen rechtsgevolgen voor de zones die geen verzoekschrift hebben ingediend.
Arrest van de Raad van State nr. 196.373 van 24 september 2009, BS van 10 december 2009 & Arresten van de Raad van State nrs. 198.866, 198.867, 198.868 van 14 december 2009, BS van 29 januari 2010; Inforumnummer 243948
koen.vanheddeghem@vvsg.be
advertentie
Group janssens en octopusplan slaan de handen in elkaar: Met een stevige uitbreiding van het Octopusgamma is een nieuwe samenwerking tussen Group Janssens en de voetgangersbeweging tot stand gekomen. Group Janssens is exclusief verdeler van het Octopusgamma. van o.a.: Octupustotem, affichebord, palen, mobiele verkeersparken enz...
Op de “Dag van de openbare ruimte” stellen we in première het nieuwe octopus gamma voor op de stand van Group Janssens en Steunpunt Straten Info en bestellingen: Nieuwe Dreef 17 9160 Lokeren
T.: 09/355 54 54 F.: 09/355 56 28
verkoop@groupjanssens.com www.groupjanssens.com
1 maart 2010 LOKAAL 41
De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw zoekt voor het team Welzijnsvoorzieningen op korte termijn een voltijdse
stafmedewerker thuiszorg (m/v) Functie • U volgt de regelgeving en evoluties inzake de thuiszorg (o.a. schoonmaakdienst,
gezinszorg, lokale dienstencentra) en de eerstelijnsgezondheidszorg (Sel’s en GDT’s) • U geeft advies aan de VVSG-leden omtrent alle aspecten van de thuiszorg (gemeenten en OCMW’s) • U schrijft regelmatig artikels en geeft toelichtingen over lokale thuiszorg • U bent kennismakelaar • U behartigt de belangen van de openbare thuiszorgvoorzieningen • U rapporteert aan de coördinator van het team welzijnsvoorzieningen
Profiel • U genoot een universitaire opleiding of heeft door ervaring een vergelijkbare
kennis opgebouwd • U kent de context waarin openbare welzijnsvoorzieningen werken, en u bent in staat om samen met de collega-stafmedewerkers en de directie een visie over de rol en de toekomst van de openbare welzijnsvoorzieningen te ontwikkelen • U bent sterk analytisch ingesteld • U kunt zelfstandig werken en in team • U bent klantgericht en omgevingsbewust • U kunt goed onderhandelen • U bent communicatief ingesteld en beschikt over een vlotte pen • U heeft een goede praktische kennis van de software nodig voor verwerking van statistische en financiële gegevens • U heeft een brede visie
gemeente & ocmw Zoersel administratief centrum Handelslei 167, 2980 Zoersel
is een creatieve, dynamische en zorgende gemeente waar 21.000 mensen graag leven, werken en samenkomen.
projectleider externe dossiers U bent verantwoordelijk voor de opvolging van de externe dossiers (dossiers die niet in eigen beheer uitgevoerd worden). in het bezit zijn van: een masterdiploma industriële wetenschappen, architectuur of gelijkwaardig ▪ een rijbewijs B wij bieden: contractuele aanstelling (A1a - A3a) ▪ geïndexeerd brutojaarsalaris: min. 32.466,92 euro - max. 57.132,29 euro ▪ bijkomende extralegale voordelen: maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering,...
deskundige beleidsondersteuning U bent verantwoordelijk voor de opvolging van de juridische dossiers, de begeleiding en administratieve opvolging van projecten, PPS-projecten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden,... diplomavereisten: master in de rechten; overheidsmanagement en -beleid; economie, recht en bestuurskunde; bestuurskunde en organisatiebeleid; politieke wetenschappen; organisatiebeleid of gelijkwaardig wij bieden: statutair aanstelling (A1a - A3a) ▪ geïndexeerd brutojaarsalaris: min. 32.466,92 euro - max. 57.132,29 euro ▪ bijkomende extralegale voordelen: maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering,...
interesse? Vraag de uitgebreide aanwervingsvoorwaarden en functiebeschrijving aan bij onze dienst personeel, 03 2980 7 40 of 41, personeel@zoersel.be. Inschrijven: ten laatste 26 maart 2010
42 LOKAAL 1 maart 2010
Voor meer informatie over de functie kunt u bellen naar Elke Vastiau T 02-211 55 70
Ons aanbod
Een functie in een omgeving waar een open geest, professionaliteit, realisme en idealisme samengaan. Een contract van onbepaalde duur, aangepast loonpakket en soepele werkregeling.
Interesse?
U solliciteert door uw sollicitatiebrief en cv voor 5 maart 2010 te mailen naar hildegarde.merckx@vvsg.be.
GEMEENTE WESTERLO
Parel van de Kempen
gemeenteontvanger/financieel beheerder Het gemeentebestuur zoekt een gemeenteontvanger/financieel beheerder. Het gaat over een voltijdse statutaire betrekking. Er wordt een werfreserve van twee jaar aangelegd. Taken je controleert de wettelijkheid van en adviseert het bestuur over financiële en bugettaire beleidsaspecten l je bent verantwoordelijk voor het opstellen van voorontwerp van financiële nota van het meerjarenplan, voor het jaarlijks budget en de budgetwijzigingen, en voor het houden van de boekhouding en de jaarrekeningen l je leidt (plannen, organiseren, opvolgen en coördineren) de activiteiten van de gemeentelijke financiële dienst l je bent verantwoordelijk voor de financiële verslaggeving en dit alles via een modern financieel management met toepassing van nieuwe financiële beheerstechnieken en interne controle l je maakt deel uit van het managementteam Voorwaarden ofwel een masterdiploma, ofwel een diploma van het universitair onderwijs, ofwel een diploma van het hoger onderwijs van twee cycli dat gelijkgesteld werd met universitair onderwijs l slagen voor een selectieprocedure Meer info: personeelsdienst - jef.janssens@westerlo.be - 014 53 91 74 gemeentesecretaris - leon.gielis@westerlo.be - 014 53 91 20 www.westerlo.be > actueel > vacatures
Hoe solliciteren? Stuur je sollicitatiebrief met cv en een kopie van het vereiste diploma ten laatste op 16 maart 2010 aangetekend naar het college van burgemeester en schepenen, Boerenkrijglaan 61 - 2260 Westerlo.
wetmatig berichten
Politiezones kunnen vrijwillig fuseren Het standpunt van de federale overheid is tot op heden dat zij geen schaalcorrecties wil opleggen aan de lokale politiezones. Maar zones die vrijwillig willen fuseren, konden dat niet omdat dit wettelijk niet mogelijk was. Zo willen de politiezones Lanaken en Maasmechelen samensmelten tot één politiezone. Nu reikt de federale overheid een wettelijk kader aan om dit mogelijk te maken. Hiervoor is de wet op de geïntegreerde politie aangepast. De gemeente- of politieraden van de betrokken politiezones kunnen tot 1 januari 2011 gezamenlijk een aanvraag tot vrijwillige samensmelting van hun bestaande politiezones indienen bij de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie. De Koning kan op voordracht van beide ministers het territoriale ambtsgebied van de nieuwe politiezone vastleggen. De gevolgen en de verdere modaliteiten zijn geregeld in de wet op de geïntegreerde politie. daniel geeraerts
koen.vanheddeghem@vvsg.be en tom.deschepper@vvsg.be
ISABELLE PATEER
Technisch gezien zijn deze wijzigingen opgenomen in de artikelen 192-194 van de Wet van 30 december houdende diverse bepalingen, BS van 31 december 2009 (Inforumnummer 243279). De artikelen 192 tot 194 wijzigen een aantal artikelen van de wet op de geïntegreerde politie.
Gemeenten kunnen zelf een extra heffing invoeren om verwaarlozing, verkrotting en leegstand tegen te gaan.
Grondwettelijk Hof duldt gemeentelijke naast gewestelijke leegstandsheffing Tot 1 januari 2010 bestonden er voor gemeenten verschillende manieren om leegstand te bestrijden. Een eerste manier was het leggen van opcentiemen op de gewestelijke leegstandsheffing, een tweede het invoeren van een eigen gemeentelijke leegstandsheffing. In dat laatste geval moest de gemeente wel afzien van opcentiemen op de gewestelijke heffing. Met name de steden deden dat. Dan was er ook nog een derde manier, die pas in 2004 werd ingevoerd. Bij die werkwijze zag (want de mogelijkheid bestaat nu niet meer) het gewest af van een gewestelijke heffing en daarvoor in de plaats kwam er een gemeentelijke heffing. Van deze mogelijkheid is in de praktijk door geen enkele gemeente ooit gebruik gemaakt, omdat er ingewikkelde voorwaarden aan verbonden waren. Niettemin leefde bij sommige burgers het idee dat door het invoeren van deze mogelijkheid de bevoegdheid om als gemeente een eigen leegstandsheffing in te voeren (dus volgens de tweede manier), niet langer bestond. Zij stapten hiervoor naar de rechter en die stelde de betrokkenen in het gelijk. De stad Oostende ging in beroep tegen deze beslissing.
In de loop van de procedure werd een prejudiciële vraag gesteld die een antwoord moest geven op de vraag of het sinds 2004 nog mogelijk is dat gemeenten een eigen heffing behouden, naast de gemeentelijke heffing. U vindt er meer over in een artikel dat in Lokaal 11 van 2009 verscheen. Intussen gaf het Grondwettelijk Hof een antwoord op deze vraag. Dit antwoord is positief voor gemeenten. Een gemeente kan op eender welk ogenblik een eigen leegstandsheffing handhaven en de gewestelijke leegstandsheffing blijft bestaan naast de lokale leegstandsheffing, stelt het Grondwettelijk Hof. Voor gemeenten is dit een belangrijk antwoord, omdat tussen 2004 en 2009 in veel gemeenten een eigen leegstandsheffing bestond naast de gewestelijke heffing én omdat in veel gemeenten nog steeds een gemeentelijke heffing op verwaarlozing en verkrotting bestaat, naast de gewestelijke heffing. xavier.buijs@vvsg.be ÎÎRolnummer 4679 op www.grondwettelijkhof.be
1 maart 2010 LOKAAL 43
Het gemeentebestuur van Brecht gaat over tot de aanwerving van volgende functies (m/v) met aanleg van een werfreserve voor een periode van één jaar:
1 VT stedenbouwkundig ambtenaar (A1a-A3a) in vast dienstverband • u bent houder van een diploma dat toegang geeft tot niveau A én u bent in het bezit van een diploma van een opleiding ruimtelijke ordening dat voldoet voor aanstelling in de functie van gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar (M.B. 04.06.2009) of behaalt deze binnen de proefperiode en uiterlijk vóór 01.05.2012; • u behandelt de dossiers voor stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning overeenkomstig de codex ruimtelijke ordening; • u staat in voor de opvolging van het ruimtelijk beleid en de ruimtelijke planning op hoger niveau, alsook van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan en uitvoeringsplannen; • u beschikt over de nodige organisatorische vaardigheden, werkt integer, klantgericht en nauwkeurig.
Eindejaarstoelagen mandatarissen: onduidelijkheid troef In Lokaal 2 van 1 februari berichtten we al over de cumulatiebeperking voor eindejaarstoelagen van mandatarissen. De vragen die hierover de afgelopen maand zijn binnengekomen, wijzen erop dat de oefening nog complexer is dan eerst werd gedacht. Voor alle duidelijkheid: wie als burgemeester, schepen of OCMW-voorzitter zijn eindejaarstoelage cumuleert met een eindejaarstoelage als personeelslid bij een gemeente- of provinciebestuur, kan dit sinds de inwerkingtreding van het Rechtspositiebesluit van 7 december 2007 probleemloos doen. Bij de Vlaamse overheid is er ook geen beperking (al sinds de bijsturing van het Vlaamse personeelsstatuut in 1993), maar bij de diensten van het Vlaamse Parlement bijvoorbeeld wél. Duidelijk is verder dat er wel een beperking is wanneer men bij de federale overheid werkt of wanneer men ook een parlementair mandaat heeft. Moeilijker ligt het voor wie in het onderwijs staat, aangezien de meningen
1 VT technisch medewerker gebouwen (C1-3) in vast dienstverband (meewerkend ploegbaas) • u staat samen met het personeel van de dienst gebouwen in voor de praktische uitvoering van het onderhoud, werken en herstellingen aan de gemeentelijke gebouwen en begeleidt hen in de uitvoering van de werken; • u bezit een diploma van hoger secundair technisch onderwijs; • u bent in het bezit van rijbewijs B of behaalt deze tijdens de proefperiode. De infobundel met vermelding van functiebeschrijving, toelatings- en aanwervingsvoorwaarden zijn te verkrijgen bij het gemeentebestuur (personeelsdienst), Gemeentepark 1, 2960 Brecht (T 03-317 17 72) of te bekijken op www.brecht.be, knop personeelsdienst. De schriftelijke kandidaturen dienen, samen met een kopie van het diploma en het gevraagde rijbewijs zoals vermeld in de bijzondere aanwervingsvoorwaarden, toe te komen bij het college van burgemeester en schepenen ten laatste op 10 maart 2010.
44 LOKAAL 1 maart 2010
De gemeente Sint-Pieters-Leeuw organiseert een aanwervingsselectieprocedure met aanleg van een werfreserve voor een voltijdse statutaire betrekking van een
stedenbouwkundig ambtenaar (A-niveau)
De informatiebundel kun je opvragen bij Sandra Vandevelde, sandra. vandevelde@sint-pieters-leeuw.be. Ook laatstejaarsstudenten kunnen worden toegelaten om deel te nemen aan de selectieprocedure. Voor je kandidaatstelling stuur je ten laatste op 26 maart 2010 je gemotiveerde kandidatuur samen met het inschrijvingsformulier, een kopie van het vereiste diploma, een uittreksel uit het gemeentelijke strafregister naar het college van burgemeester en schepenen, Pastorijstraat 21, 1600 Sint-Pieters-Leeuw of per e-mail naar personeel@sint-pieters-leeuw.be.
hierover uiteenlopen. De belangrijkste richtlijn hierbij lijkt te zijn dat de cumulatiebeperking van toepassing is op alle soorten (dus ook gemeentelijk!) onderwijspersoneel, behalve wanneer het bijvoorbeeld gaat om personeel van de gemeente zelf (en dus betaald door de gemeente) of om vrij niet-gesubsidieerd onderwijs (onderwijs dat bijvoorbeeld niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, zoals bepaald strengreligieus onderwijs). Een logica valt in al deze verschillen niet te ontdekken. Het gaat er telkens om of het eigen specifieke statuut (bijvoorbeeld in de VOI’s of de OCMW’s) de beperking nog van toepassing verklaart. U doet er dus goed aan telkens navraag te doen bij uw werkgever of bij de bevoegde diensten. david.vanholsbeeck@vvsg.be
Art. 133-137 Rechtspositiebesluit van 7 december 2007, Inforumnummer 224308
Uw personeelsadvertentie in Lokaal, VVSG-week én op de VVSG-website
Inlevering advertenties voor Lokaal 6 (1 tot 15 april 2010): 11 maart voor Lokaal 7 (16 tot 30 april 2010): 25 maart
Informatie Nicole Van Wichelen T 02-211 55 43 nicole.vanwichelen@vvsg.be
wetmatig berichten
Het decreet op de openbaarheid van bestuur van 26 maart 2004 verplicht enerzijds de verschillende bestuursinstanties in Vlaanderen om zelf actief hun doelgroepen te informeren over hun beleid, regelgeving en dienstverlening (actieve openbaarheid van bestuur). Dat moet systematisch, correct, evenwichtig, tijdig en op een verstaanbare manier gebeuren. Anderzijds regelt het openbaarheidsdecreet ook het recht van elke burger om documenten bij de diverse bestuursinstanties openbaar te laten maken (passieve openbaarheid van bestuur). Het decreet schreef zelf voor dat het na vijf jaar moest worden geÍvalueerd. Uit het evaluatierapport dat onlangs verscheen, blijkt dat er weinig problemen zijn bij de toepassing van het decreet. De uitzonderingsgronden bieden voldoende bescherming om bestuursdocumenten die geheim moeten blijven, niet openbaar te maken. De termijnen om te antwoorden zijn haalbaar, de beroepsprocedure levert geen moeilijkheden op. Voor de besturen is het echter niet altijd duidelijk welke aanvragen ze moeten registreren. De Vlaamse overheid zal daarom een modelregister ter beschikking stellen. Veel bestuursinstanties vragen ook naar advies bij het interpreteren van de uitzonderingsgronden met betrekking tot de passieve openbaarheid van bestuur in concrete gevallen. Als hulpmiddel zal de beroepsinstantie haar uitspraken beter ontsluiten op de website. Het decreet zal worden verduidelijkt, zodat er geen twijfel meer kan bestaan dat ook de OCMW-verenigingen onder het toepassingsgebied vallen. OCMW’s
STEFAN DEWICKERE
Decreet openbaarheid van bestuur krijgt positieve evaluatie
Alle overheden moeten aandacht blijven besteden aan de verstaanbaarheid van hun informatie.
zouden trouwens nog meer werk moeten maken van actieve openbaarheid, elk OCMW zou een communicatieambtenaar moeten hebben. Alle overheden moeten aandacht blijven besteden aan de verstaanbaarheid van hun informatie, en in het bijzonder van de correspondentie. Lagere sociale klassen, jongeren en vrouwen zijn doelgroepen waarvoor extra inspanningen nodig zijn. Het is niet voldoende basisinformatie ter beschikking te stellen. Besturen moeten informatiezoekers ook begeleiden tijdens het hele zoekproces.
Het evaluatierapport over de toepassing van het decreet openbaarheid van bestuur en de vergelijkende studie over de toepassing van passieve openbaarheid in onze buurlanden Nederland en Frankrijk van professor Frankie Schram kunt u raadplegen op www.vlaanderen.be/openbaarheid. marian.verbeek@vvsg.be
Decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur, Inforumnummer 195710
GF
Lokale politie moet niet meer helpen bij de betekening van dagvaardingen en vonnissen
Een grote administratieve last voor de lokale politiezones is het betekenen van deurwaardersexploten in strafzaken. Het principe is dat de deurwaarder een akte in strafzaken (bijvoorbeeld een dagvaarding of vonnis) aan de betrokkene betekent. Maar als de deurwaarder deze akte ter plaatse niet kon betekenen, dan moest hij ze afgeven bij de lokale politie (artikel 37 van het Gerechtelijk Wetboek). De lokale politie moest er dan voor zorgen dat de akte bij de betrokkene terechtkwam. Het spreekt voor zich dat dit veel administratieve last veroorzaakte voor de lokale politie (documenten inschrijven, wijkinspecteur inschakelen). Maar gelukkig ziet het ernaar uit dat dit verleden tijd wordt, want de Kamercommissie Justitie keurde op 3
februari de nieuwe regels voor de betekening van deurwaardersexploten in strafzaken goed. Het komt erop neer dat de betekening in strafzaken op dezelfde wijze gebeurt als de betekening in burgerlijke zaken. De betrokkene moet in de toekomst zijn akte afhalen op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. De VVSG heeft de voorbije weken de minister van Binnenlandse Zaken en ook de leden van de Kamercommissie Justitie in een brief gewezen op het belang van dit wetsvoorstel voor de lokale politie. koen.vanheddeghem@vvsg.be
Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de betekening in strafzaken betreft (nr. 1211/1 tot 6) 1 maart 2010 LOKAAL 45
AGENDA
Leuven 8 maart Symposium strategische ruimtelijke projecten Toelichting van Spatial Planning to Strategic Projects met binnen- en buitenlandse cases in stedelijke en nieuwe rurale contexten. www.vvsg.be (kalender) Malle 10 maart Lokaal jeugdbeleid: wat na 2013? Inspiratie-, denk- en uitwisselingsdag voor schepenen van jeugd. www.vvj.be Malle 10 en 12 maart VVJ Vormingsdriedaagse 2010 Uitwisseling, vorming en training voor jeugdconsulenten en medewerkers van jeugddiensten over de toekomst van het lokale jeugdbeleid en de jeugddienst na 2013. www.vvj.be Mechelen 10 en 11 maart Dag van de openbare ruimte 2010 Vakevenement met een beurs en lezingen door onafhankelijke experts voor wie te maken heeft met ontwerp, inrichting en beheer van openbare ruimten. www.openbareruimte.be Roeselare 11 maart Registratie, lust of last? Wat registreer je? Hoe registreer je? Wat doe je met de resultaten? Regionale studiedag voor animatoren in rusthuizen en woonzorgcentra. www.vvsg.be (kalender) Oostende 17 en 18 maart Lokaal sportbeleid Congres van het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid. www.isbvzw.be
NIX TrIljoen
46 LOKAAL 1 maart 2010
Vilvoorde 18 maart Wie wordt de slimste mens ter wereld? Hoe leren we? Hoe doen we kennis op? Wie vertrouwen we als bron van kennis? Kennisdag over informatie- en kennismanagement voor lokale besturen. www.vvsg.be (kalender) Gent 18 maart Leuven 25 maart Overheidsopdrachten – brandend actueel Studievoormiddag voor lokale ambtenaren over wijzigingen en de toekomstgerichte aanpak van overheidsopdrachten. www.vvsg.be (kalender) Bornem 18 maart Naar een nieuw imago voor het OCMW Studiedag voor alle medewerkers van lokale besturen die betrokken zijn bij het communicatiebeleid van OCMW’s en/of sociale huizen. www.vvsg.be (kalender) Gent 22 maart Hasselt 30 maart Leuven 1 april Torhout 21 april Antwerpen 22 april De gemeentelijke vzw: wat doen we ermee? Infosessie voor beleidsverantwoordelijken, bestuurders en medewerkers van lokale besturen en plaatselijke vzw’s. www.vvsg.be (kalender) Gent 22 maart Hasselt 30 maart Leuven 1 april Torhout 21 april Antwerpen 22 april Hoe werk ik als lokale mandataris? Infosessie met ervaringsuitwisseling. www.vvsg.be (kalender)
Europa van 22 tot 26 maart Europese week voor duurzame energie Initiatief van de Europese Commissie met acties van lokale besturen die energieefficiëntie of hernieuwbare energie promoten. www.eusew.eu Drongen 26 maart Het ecogram - Sociaal netwerk van mensen in kaart gebracht Workshop over de schematische weergave van het sociale netwerk van een cliëntsysteem en de krachten die erin werkzaam zijn. www.vvsg.be (kalender) Oostduinkerke van 21 april tot 23 april Coachend leiderschap: nieuwe modetrend of resultaatgerichte aanpak? Residentiële cursus voor directies en leidinggevenden van gemeenten en OCMW’s. www.vvsg.be (kalender) Mechelen vanaf 22 april Managen van veranderingen en processen Vierdaagse opleiding voor managers, leidinggevenden en stafmedewerkers die basisinzichten en vaardigheden verschaft om als organisatie beter om te gaan met verandering en vernieuwing. www.vvsg.be (kalender) Leuven 25 mei Grondverwerving en onteigening door lokale besturen Colloquium van het Centrum voor Recht, Onteigening en Waardering (CROW) en de VVSG. www.vvsg.be (kalender)
Ook klachten over u nemen wij vaak serieus
Bel gratis 0800 240 50 www.vlaamseombudsdienst.be - klachten@vlaamseombudsdienst.be
Luisterend leiderschap?
Bekijk het volledige programma op www.trefdag.be en schrijf nu in!