2013lokaal02

Page 1

Nr 2 | Lokaal is het maandblad van de lokale besturen en verschijnt 11 x per jaar | VVSG vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746

Lokaal

Blijven dansen in de buurt

40 jaar lokale dienstencentra

Vragen stellen in de raad

Het sociale luik van de Eurometropool

Functioneel groen



opinie

Niet besparen op de strijd tegen kinderarmoede

S

inds 2003 krijgen de OCMW’s van de federale overheid een budget om de culturele, sportieve en sociale participatie van mensen in armoede te bevorderen. In het kader van de besparingsmaatregelen om de begroting 2013 rond te krijgen zou daar 972.000 euro of bijna tien procent af gaan.

stefan dewickere

De OCMW’s zijn altijd grote voorstanders geweest van de subsidie socio-culturele en sportieve participatie. Deze middelen bieden de OCMW’s de mogelijkheid mensen in armoede te stimuleren opnieuw deel te nemen aan de samenleving. Het lidmaatschap van een sportclub, een uitstap naar een pretpark, het opzetten van een theaterstuk: het zijn maar een paar voorbeelden van initiatieven die een bijzonder groot effect hebben in de bestrijding van armoede. OCMW’s zetten deze middelen sterk in om kinderarmoede te bestrijden en ook de kosten te drukken die verwant zijn aan onderwijs, zoals warme maaltijden op school, schoolvervoer en voor- en naschoolse kinderop-

Een besparing op de subsidie voor participatie valt niet te rijmen met het federale plan armoedebestrijding dat van het terugdringen van kinderarmoede een van de prioriteiten maakt.

vang. Het gaat dus in geen geval om luxe-uitgaven maar om uitgaven die nodig zijn om mensen opnieuw een beetje perspectief te bieden en zeker kinderen meer kansen te geven. Dankzij deze subsidie zijn ook vele lokale partnerschappen ontstaan met armenverenigingen. Dat er in tijden van budgettaire krapte bespaard moet worden is logisch. Maar toch niet ten nadele van mensen die al op vele terreinen uitgesloten zijn! OCMW’s hebben niet zomaar de financiële middelen in huis om deze nuttige projecten op dezelfde schaal voort te zetten met een lagere federale subsidie. Mensen die met veel moeite en met ondersteuning van het OCMW allerlei drempels hebben weten te overwinnen om lid te worden van een sportclub of deel te nemen aan een project, riskeren daardoor dit jaar van een kale reis thuis te komen. Bovendien valt een besparing op deze subsidie niet te rijmen met het federale plan armoedebestrijding dat van het terugdringen van kinderarmoede een van de prioriteiten maakt. We hopen daarom dat de staatssecretaris voor armoedebestrijding deze besparing uiteindelijk toch niet doorvoert en alternatieven kan vinden om het budget ook zonder deze ingreep in evenwicht te houden. Niemand in onze maatschappij is gebaat bij nog meer ongelijkheid. Piet Van Schuylenbergh is directeur afdeling OCMW’s

Lokaal 1 februari 2013

3


inhoud • 1 januari 2013 • nummer 1

special

22 Interview Nicole Neutjens, Nin Raeymaekers, Frank Vervaet De lokale dienstencentra bestaan veertig jaar

Van badgelegenheid en een lokaal voor haarverzorging tot draaischijf in de buurt waardoor ouderen zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Op veertig jaar tijd is de functie en de werking van het lokale dienstencentrum enorm veranderd. Afhankelijk van de buurt varieert het aanbod maar elk dienstencentrum werkt buurtgericht, heeft aandacht voor diversiteit en kansarmoede.

24 De stelling van Lokaal Vrijwilligers zijn de toekomst van de ouderenzorg

27 Praktijk uit Zeebrugge Tablet, ideaal communicatiemiddel voor oudere buurtbewoners

28 Lokale dienstencentra draaien op vrijwilligers

30 Dienstencentrum en adviesraad: een ontmoeting

32 Woonzorgzones en woonzorgnetwerken

34 Naar een leeftijdsvriendelijke gemeente

36 Honderd jaar Vereniging en zorg voor ouderen

Lokaal is het maandblad van de lokale besturen Contact lokaal@vvsg.be, T 02‑211 55 44 Hoofdredacteur Marlies van Bouwel marlies.vanbouwel@vvsg.be Werkten mee aan dit nummer Redactie Johan Ackaert, Pieter Bos, Marleen Capelle, Pieter Plas, Inge Ruiters, Jan Van Alsenoy, Bart Van Moerkerke Beeld Layla Aerts, Stefan Dewickere, Bart Lasuy, Nix, Uli Schillebeeckx, Karolien Vanderstappen, Vorm Ties Bekaert Druk Schaubroeck Met de steun van Belfius en Ethias, partners van de VVSG

4 1 februari 2013 Lokaal

Advertenties Peter De Vester media@cprojects.be T 03 326 18 92 Vacatures en abonnementen Nicole Van Wichelen nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 Prijs abonnement VVSG-leden: 68 euro VVSG-leden vanaf 10 ex. 55 euro Niet-leden: 125 euro Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • www.vvsg.be VVSG-bestuur Luc Martens, voorzitter, Sabine Van Dooren, voorzitter raad van bestuur, en Theo Janssens, voorzitter afdeling OCMW’s

Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG

6

22

In maart wordt Kristiana Bauwens 76 jaar. Al vijftien jaar is ze vrijwilliger om het salondansen voor te doen. Op opendeurdagen geeft ze ook demonstraties linedansen om de activiteiten van De Waterspiegel te promoten.

stefan dewickere

De lokale dienstencentra bestaan veertig jaar


waterbeheerder

3 opinie Niet besparen op de strijd tegen kinderarmoede 62 column Niet van iedereen

56

stefan dewickere

52

VVJ

17

stefan dewickere

38

50 Praktijk uit regio Aalst Gemeenten strijden samen tegen drugprobleem 52 Kindvriendelijk of mensvriendelijk? De categoriale jeugdreflex.

bestuurskracht

6 De installatie van gemeente- en OCMWraadsleden 8 Durf alles te vragen

beweging

55 Klaar voor beleidsvorming

10 Kort print & web, perspiraat, Nix

56 Netwerk InterRio verwoordt het standpunt van de rioolbeheerders

14 Eurometropool heeft ook sociaal luik

58 Kort de laureaat, perspiraat

17 ICT verbindt gemeente en OCMW

60 agenda

20 Een beetje verkeersbelasting gaat ook naar gemeente mens

& ruimte

38 Zet bomen en groen aan het werk

In 2050 wonen zeven van de tien mensen in de stad. Groenstructuren kunnen bijdragen aan een betere luchtkwaliteit, klimaatadaptie en sociale, economisch gewenste ontmoetingsplaatsen.

42 Praktijk uit GOAZ Inwoners stimuleren zo doordacht mogelijk duurzaam te investeren 43 Kort nieuws, geregeld, oproepen 47 Lokale raad Over de opleidings- en omkaderingspremie in het kader van artikel 61 OCMW-wet 48 De Frontlijner Hilde Tytgat en Yolande Braeckman – dienst opvanggezinnen Asse

Lokaal verschijnt maandelijks. In de tussentijd volgt u dagelijks de actualiteit over en voor de lokale besturen op www.vvsg.be. Op www.deraad.be vinden raadsleden nieuws en achtergrondinformatie die ze nodig hebben voor een sterke lokale democratie. Dit icoontje betekent dat u de pagina met de gratis Layar-app van de App Store of Google play kunt scannen om een filmpje te bekijken, meer achtergrondinformatie te vinden of rechtstreeks op een site te komen. Meer informatie op www.layar.com.

Lokaal 1 februari 2013

5


bestuurskracht installatie van gemeente- en OCMW-raadsleden

In Vlaanderen legden op 2 januari bijna 7500 gemeenteraadsleden en op 7 januari meer dan 3000 OCMW-raadsleden iets na 20 uur de eed af. Bekende en onbekende Vlamingen, de ene resoluut, de andere aarzelend en met een trillende stem, zeiden: ‘Ik beloof dat ik de verplichtingen van mijn mandaat trouw zal nakomen.’ Even later volgde in de respectieve raden nog eens de eed van 1594 schepenen en 307 OCMW-voorzitters. De Lokaal-fotografen Stefan Dewickere en Daniël Geeraerts trokken naar de installatie van de gemeenteraad in Edegem (boven) en Mechelen (links), en naar de eerste OCMW-raad van deze beleidsperiode in Zoersel (pagina rechts). Let ook op het welkomstpakket voor de raadsleden, de witte doos mooi op de voorgrond. 6 1 februari 2013 Lokaal


Lokaal 1 februari 2013

7


bestuurskracht de werking van de OCMW-raad

OCMW-raadsleden moeten met kennis van zaken beslissen en zich dus uitgebreid informeren.

Durf alles te vragen Een maatschappelijk engagement en een sociale feeling, dat typeert het OCMW-raadslid volgens ervaren OCMW-voorzitters. In de OCMW-raad vallen de grenzen tussen de partijen voor een groot stuk weg, omdat de raadsleden zich begaan voelen met mensen die het moeilijk hebben. Maar er komt ook het nodige studeerwerk bij kijken. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere

‘Het belangrijkste verschil tussen een gemeente- en OCMW-raadslid is toch de bezorgdheid om de zwakkere in de maatschappij. Buiten de politiek om bindt ons dat in de OCMW-raad. Die bezorgdheid heeft niets met politiek te maken,’ zegt Marc Van Gils, OCMW-voorzitter in Wuustwezel. OCMW-voorzitter Koen Anciaux deelt die ervaring in Mechelen: ‘De vorige zes jaar dachten alle OCMW-raadsleden in functie van de doelgroep, de ouderen, de sociaal zwakkeren. Over de partijgrenzen heen zie je in de OCMW-raad mensen met een sociale feeling zitten. Van eender welke partij sturen raadsleden me mails omdat ze een Mechelaar met 8 1 februari 2013 Lokaal

een of ander probleem hebben ontmoet. We hebben afgesproken dat ze mij of de secretaris mailen en dat wij die vragen bundelen en behandelen. Een raadslid dat enkel naar de OCMW-raad komt, wordt niet op straat aangesproken, het zijn dus echt mensen met een breed netwerk die

De raadsleden vormen een spiegel van de Mechelse bevolking: ‘Evengoed een acteur, een jurist als een ambtenaar bij de Vlaamse overheid: echt een doorsnee van de bevolking.’ Toch noemt de Zwijndrechtse OCMWvoorzitter Chris Vermeulen het een voordeel wanneer een OCMW-raadslid uit de sociale sector komt: ‘Dat helpt, dan ken je het jargon en ben je het gewend vanuit een sociale reflex te denken. Je kunt je gemakkelijker inleven. Maar ook al kom je uit de sociale sector, toch moet je met een open geest blijven kijken en breder kijken. Bovendien spelen er dikwijls zo veel andere dingen mee of zijn er andere

Chris Vermeulen: ‘Je legt de nodige discretie aan de dag, gaat omzichtig te werk. Maar vooral ben je een goed raadslid als je onbevooroordeeld naar dossiers kunt kijken.’ open genoeg zijn zodat mensen naar hen toe durven stappen. Zelfs van de nieuwe raadsleden heb ik al dossiertjes gekregen.’

invalshoeken waaraan je zelfs niet denkt. Daarom moet je proberen heel onbevooroordeeld naar elk dossier te kijken, ook al


ken je de mensen heel persoonlijk, want dat gebeurt zo in een kleinere gemeente. Vanuit je deontologische code ga je om met mensen met problemen, je legt de nodige discretie aan de dag, gaat omzichtig te werk. Maar vooral ben je een goed raadslid als je onbevooroordeeld naar dossiers kunt kijken.’

‘Ze appreciëren het dat we veel informatie geven, zo kunnen ze hun deskundigheid verder opbouwen en meedenken vanuit hun bezorgdheid om mensen die het moeilijk hebben.’ In Mechelen krijgen de raadsleden in de comités veel uitleg: ‘Ook over de juridische spelregels,’ zegt Koen Anci-

Koen Anciaux: ‘De druk wordt groter, op het schepencollege wordt gediscussieerd over de beschikbare middelen voor het OCMW. Maar we moeten alle mogelijke sporen durven bekijken.’ Goed geïnformeerd Voor Chris Vermeulen is het niet zo evident dat mensen voor het OCMW kiezen want heel veel mensen kennen het OCMW niet goed: ‘Ze weten niet wat het OCMW allemaal doet, ze weten niet dat het veel meer is dan beslissen over iemands leefloon.’ Daarom lijkt het hem voor nieuwelingen fijn werken als ze goed omringd zijn door raadsleden die al langer bezig zijn. Maar ook van de ambtenaren valt volgens hem heel veel te leren: ‘Zeker als je nieuw bent in de raad, moet je hun vragen alles uit te leggen. Neem daar gerust de tijd voor. Natuurlijk studeer je de dossiers op voorhand in, maar kun je iets niet tot in de details volgen, vraag dan verduidelijking. Wees niet bang om vragen te stellen, zeker niet als nieuw raadslid, vooral niet als nieuw raadslid van een eenmansfractie dat niet door partijgenoten is omringd.’ Om de raadszittingen zo goed mogelijk voor te bereiden vraagt Marc Van Gils van de Wuustwezelse raadsleden hun dossiers goed in te studeren voor de aanvang van de raad: ‘Daar krijgen ze dan bijkomende uitleg over het woonzorgcentrum, handicar of arbeidstrajectbegeleiding. Vooral in de beginperiode is er veel studeerwerk, want hoe kun je nu een beslissing nemen als je er niet genoeg van af weet? Je hebt informatie nodig om naar een oplossing te zoeken. Je merkt het meteen als ze bijvoorbeeld stukken over de lokale diensteneconomie hebben gelezen.’ De meeste raadsleden zijn gemotiveerd genoeg om zich in te werken:

aux die de raadsleden ook aanmoedigt om naar de opleiding van de VVSG te gaan. ‘We dragen de kosten en schrijven de raadsleden gemeenschappelijk in. We gaan nog veel verder: als een werkgever in de privé het politiek verlof terugvordert van een raadslid, zullen wij dat op ons conto nemen.’ Zo kunnen de Mechelse raadsleden degelijk werk leveren en dat is nodig, want volgens het Mechelse bestuursakkoord moet er iets gedaan worden aan de toenemende armoede. ‘In de komende periode wil ik samen met de raad nadenken over de armoede in onze samenleving. En dan heb ik het niet alleen over de groep mensen die recht heeft op leefloon, maar ook over die mensen

en er na een echtscheiding geen extra werkloosheidsuitkering bij krijgen.’ Toch ook politiek OCMW-raadsleden buigen zich vooral over individuele dossiers. Maar ze moeten dus ook verder denken. Zo heeft Mechelen twee grote woonzorgcentra. Koen Anciaux: ‘Eentje is net afgewerkt, het andere moet worden herbouwd. We zullen moeten beslissen of we meer zorg willen geven, of meer wonen en zorg op maat leveren. We zullen tot een standpunt moeten komen en dat dan samen uitdragen.’ De raadsleden blijven ook vertegenwoordigers van politieke partijen, naast de individuele dossiers maken ze ook politieke keuzes. ‘De organisatie van het OCMW, het personeel, eventuele bouwdossiers, sociale woningen, het oprichten van diensten, het budget, daar spelen partijstandpunten natuurlijk wel een rol,’ zegt Chris Vermeulen. Ook op de OCMW-raad van Wuustwezel worden krijtlijnen getrokken, voor Marc Van Gils is het belangrijk dat ze eensgezind naar buiten treden: ‘We dragen een maatschappijbeeld uit. Daarom is het belangrijk dat de OCMW-raadsleden over de partijen heen een gezamenlijk standpunt verdedigen. Ze kunnen het OCMW mee profileren. Zo bemanden zij het OCMWstandje bij de opening van het lokale dien-

Marc Van Gils: ‘Als we over de partijgrenzen heen gezamenlijk een standpunt verdedigen, werken we aan een positief imago van het OCMW.’ die daar net boven zitten en het daardoor echt moeilijk hebben. We hebben helaas geen ezeltje dat geld produceert. De druk wordt groter, op het schepencollege wordt gediscussieerd over de beschikbare middelen voor het OCMW. Maar we moeten alle mogelijke sporen durven bekijken: zo kunnen we met de stad en het OCMW bepaalde toelagen ook voor die groepen openstellen. Of misschien moeten we samen met de armoedeorganisaties projecten starten voor mensen die structureel arm zijn maar toch een inkomen hebben omdat ze altijd halftijds hebben gewerkt

stencentrum of verzorgden zij het onthaal in het woonzorgcentrum op de Zorgdag. Zo kom je ook als een ploeg naar buiten en werk je mee aan een positief imago van het OCMW.’ Dat ligt hem na aan het hart, want hoe zichtbaarder het OCMW, hoe lager de drempel voor mensen die bijstand nodig hebben: ‘Daarom starten we in februari ook met de bouw van een nieuw sociaal huis, vlak aan de Bredabaan in het centrum.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

Lokaal 1 februari 2013

9


bestuurskracht kort lokaal nieuws

Veel gemeentebesturen vernieuwd

daniel geeraerts

780 leden van de Vlaamse gemeentecolleges zijn een neofiet: dat is een op de twee schepenen. Ook veertig procent van de gemeenteraadsleden en zestig procent van de OCMW-raadsleden zijn nieuw in de gemeentepolitiek. Er is dus in de Vlaamse gemeente- en OCMW-besturen veel meer veranderd dan verwacht, dat is de duidelijke conclusie van een korte bevraging van de VVSG bij de secretarissen van gemeente en OCMW.

De VVSG wilde graag weten in welke mate het politieke personeel is vernieuwd. Hoeveel gemeenteraadsleden zijn er die voor de eerste keer in de gemeenteraad zetelen? Van de 7464 gemeenteraadsleden is veertig procent nieuw. Voor de OCMW-raadsleden gaat het om een nog hoger percentage: 60 procent is nieuw. Van de OCMW-raadsleden maakt een klein aantal (7,7 procent) deel uit van de gemeenteraad. Opvallend is dat bijna een op twee schepenen voor het eerst deel uitmaakt van het college. Het gaat om zo’n 780 schepenen. Het aantal schepenen dat voor het eerst deel uitmaakt van het college en voorheen nog geen raadslid was, is bijna een op vier. Nog een verrassend cijfer: 40 procent van de OCMW-voorzitters maakt voor het eerst deel uit van de OCMW-raad. Het gemeentebestuur kan minder schepenen aanduiden dan het toegelaten maximum. Dat gebeurt maar in 5,8 procent van de gemeenten.

Twee op drie burgemeesters niet langer voorzitter van de gemeenteraad Had in de vorige bestuursperiode ongeveer een gemeente op drie een andere voorzitter dan de burgemeester, nu is dat omgekeerd: in twee op de drie gemeenten. De positieve ervaring uit de vorige periode zowel voor de burgemeesters als voor de raadsleden heeft ongetwijfeld bijgedragen tot deze zeer sterke stijging. Ook de verdeling van de mandaten – een functie meer – speelt zeker een rol. De nieuwe gemeenteraadsvoorzitters, meestal raadsleden uit de meerderheid, beginnen zeer gemotiveerd aan hun functie. Dat blijkt ook uit de vele vragen die de VVSG krijgt. Gemeenteraadsvoorzitters zijn verantwoordelijk voor het vlotte en ordelijke verloop van de vergaderingen. Het huishoudelijke reglement van de gemeenteraad, het gemeentedecreet en de secretaris zijn daarbij een belangrijke houvast. Ze zorgen ervoor dat de gemeenteraad 10 1 februari 2013 Lokaal

alle punten op de agenda behandelt, leiden de discussies in goede banen en laten iedereen aan bod komen. Hiervoor krijgen ze maximaal een dubbel presentiegeld voor de gemeenteraadszittingen. Sommige voorzitters hebben een eigen sjerp. Ervaring is voor de voorzitters de beste leerschool en daarom zal de VVSG in het verlengde van de vorige bestuursperiode ook dit jaar de collegagroepen gemeenteraadsvoorzitters bijeenroepen. Geroutineerde en nieuwe voorzitters kunnen immers veel van elkaar leren. Net zoals zes jaar geleden zijn er ook enkele schepenen-gemeenteraadsvoorzitter maar dit is een heel kleine minderheid.

Een op zeven besturen met mandatarissen op straat De vraag luidde of leden van het vorige college in moeilijkheden waren gekomen doordat ze nu geen uitvoerend mandaat meer bekleden. In bijna een op zeven gemeenten is dat het geval. Het gaat om zo’n zeventig mensen die ofwel geen inkomen meer hebben, werk moeten zoeken, werkloos zijn, problemen hebben met hun statuut in de sociale zekerheid of die hun zelfstandige activiteit hadden afgebouwd en voor wie het moeilijk is om die opnieuw op te starten. De zoektocht naar werk wordt bemoeilijkt door de leeftijd, het voorbije politieke mandaat en de zware psychologische belasting. Bij de OCMW’s liggen de cijfers anders omdat alleen de OCMW-voorzitter een uitvoerend mandaat heeft. Een op twintig OCMW’s heeft een voorzitter die op een of andere manier in moeilijkheden kwam. Vanaf de volgende beleidsperiode (2019-2025) hebben volgens het gemeente- en OCMW-decreet uittredende burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters recht op een uittredingsvergoeding als ze niet kunnen terugvallen op een inkomen.

Verkiezing van de OCMW-raadsleden kafkaiaans In 45 gemeenten waren er moeilijkheden met de procedure van de verkiezing van de OCMW-raadsleden. Dat is dus in 14,5 pro-


print & web

cent van de raden. Er kwamen fouten voor in de voordrachtakte: ofwel werden de opvolgers niet op de voordrachtakte aangeduid ofwel werd de genderbepaling niet gerespecteerd. Er waren hertellingen van de stembiljetten nodig. De verkiezingswijze was onduidelijk zodat een dissident binnen een fractie van de oppositie anders had gestemd, iemand fout had gestemd, het geheim van de stemming in het gedrang was gekomen of er problemen waren geweest met de reststemmen en de voorrangsregel. Volgens de secretarissen had het Agentschap Binnenlands Bestuur foute modellen van de voordrachtakte doorgegeven en tegenstrijdige adviezen verleend. Verschillende gemeentesecretarissen zijn

niet te spreken over de procedure die ze ronduit kafkaiaans, veel te ingewikkeld en een grote rompslomp noemen. Ook bij de installatie van de OCMW-raad waren er moeilijkheden maar niet zo veel. Onduidelijke bepalingen bij de verkiezing van het vast bureau als beide geslachten niet vertegenwoordigd waren, en de korte tijd tussen de verkiezing van de raadsleden en de installatievergadering van de OCMW-raad zijn belangrijke oorzaken. De VVSG zal op basis van deze ervaringen een reeks verbeterpunten uitwerken en voorstellen aan de Vlaamse overheid. En zwaar investeren in de politieke academie. marian verbeek en jan van alsenoy

Niet vergeten voor 1 april: mandatenlijst en vermogensaangifte Burgemeester, schepen, OCMW-voorzitter, lid van de raad van bestuur of directiecomité intercommunale of parlementslid: ieder die vorig jaar een aangifteplicht mandaat uitoefende moet voor 1 april een mandatenlijst indienen bij het Rekenhof. Hierin vermelden ze alle functies, mandaten en dergelijke die ze in 2012 hebben uitgeoefend. Daarnaast moet al wie in 2012 minstens één aangifteplichtig mandaat opnam of stopzette, ook voor 1 april een stand van zijn vermogen op 31 december 2012 aan het Rekenhof bezorgen. Maar let op: burgemeesters die nu met hun mandaat zijn gestopt, dienen voor 1 april 2013 een vermogensaangifte in, schepenen en OCMW-voorzitters die stoppen, doen dit pas in 2014. De anderen wachten beter niet te lang, niet-naleving wordt tegenwoordig streng gestraft.

Eerste hulp bij Personeelszaken Diensthoofden en medewerkers van de personeelsdiensten in lokale besturen krijgen dagelijks vragen over rechtspositierege‑ ling, salaris, arbeidsduur, evalu‑ atie. Deze handige uitgave biedt een eerste antwoord op deze soms heikele kwesties. Auteur Aanje Kints volgt de chronolo‑ gie van een tewerkstelling en belicht alle relevante aspecten vanuit een praktijkgerichte invalshoek. Praktijkvoorbeelden, tips en tricks helpen de lezer een efficiënt en motiverend perso‑ neelsbeleid op te zetten. A. Kints, Eerste hulp bij personeelszaken, uitgeverij Vanden Broele, Brugge, 42 euro

david vanholsbeeck

www.ccrek.be, knop mandaten

36,1% Van 27,6 over 34 tot 36,1%. Het aandeel vrouwelijke gemeenteraadsleden bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2000, 2006 en 2012. De vrouwelijke gemeenteraadsleden zijn gemiddeld vier jaar jonger dan de mannelijke. Tussen de verschillende gemeenten is er een grote verscheidenheid. Er zijn zeven gemeenten waar minder dan 20% van de verkozenen vrouwen zijn, namelijk Steenokkerzeel, Hoeilaart, Zele, Bever, Nieuwerkerken, Heuvelland en Pepingen. In deze laatste gemeente zijn slechts 13,3% van de verkozenen vrouwen. In 15 gemeenten zijn de vrouwen in de meerderheid in de gemeenteraad. Uitschieters (+ 55%) zijn Leuven, Overpelt, Ingelmunster, Kapellen en Kortenberg.

www.vlaanderenkiest.be

Maatschappelijk verantwoord ondernemen: het DNA van de politiezorg? Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en duur‑ zame ontwikkeling zijn contai‑ nerbegrippen die te pas en te onpas worden gehanteerd. Aan de hand van cases, interviews en MVO-instrumenten maakt u in dit boek kennis met deze begrippen en met wat ze voor de politie kunnen betekenen. U kunt ook inzicht verwerven in methoden en technieken die een MVO-strategie mogelijk maken. M. Crispel, L. Avaux, J-M. Van Branteghem, Maatschappelijk verantwoord ondernemen: het DNA van de politiezorg?, uitgeverij Kluwer, Mechelen, 55,25 euro

Lokaal 1 februari 2013

11


bestuurskracht kort lokaal perspiraat

“Laat ons eerst reorganiseren bij de provincies en de intercommunales. Ik wil morgen aan tafel gaan zitten om te praten over een fusie, maar de anderen moeten ook willen. En ik ken geen enkele politicus die zijn eigen job afschaft. Daarom geloof ik niet in vrijwillige fusies. Als er een schaalvergroting komt - en we zullen er niet aan ontsnappen - zal ze opgelegd moeten worden.” Peter Reekmans (LDD), burgemeester van Glabbeek - De Standaard 3/1 “In Vlaanderen is de stadsplanning geweldig verbeterd. De publieke ruimte in de meeste centrumsteden is erop vooruitgegaan. Maar het heeft niet geleid tot een grotere sociale gelijkheid.” Eric Corijn, hoogleraar emeritus sociologie en sociale en culturele geografie (VUB) – Knack 2/1 “De verkiezingen van 14 oktober hebben ook in de Vlaamse rand rond Brussel een kleine revolutie blootgelegd. In plaats van een verfransing blijkt er een ontfransing gaande.” Taalgrenskenner Guido Fonteyn De Morgen 8/1 “Het feit dat we onze kabinetten kwijt zijn, dwingt ons om onze netwerken weer te activeren. Dat zie ik veel breder dan alleen de werking van de eigen partijafdelingen. Politiek doe je niet alleen in de gemeenteraad maar ook op straat: in een buurtcomité, een oudervereniging of een actiegroep.” SP.A-fractieleidster in Antwerpen Yasmine Kherbache – Knack 9/1 “Wonen in de Rand wordt als prestigieus gezien. Het is een teken van succes en zelfstandigheid. En dat gaat niet alleen over het bezitten van een eigen huis. De kinderen naar een Nederlandstalige school sturen, hoort daar evengoed bij.” Hugo Van Daele, burgemeester van Beersel De Standaard 12/1

12 1 februari 2013 Lokaal

Veranderingen rechtspositieregeling gemeente- en OCMW-personeel Op 1 februari veranderen de competentiegerichte aanwervingen (afwijken diplomavereiste), een salariscomplement voor secretaris en financieel beheerder OCMW van wie het takenpakket uitgebreid wordt naar de gemeente (of omgekeerd), een verplichte fietsvergoeding (minimaal 0,15 euro/km) en bijsturingen in de regelingen betreffende een bloedgift. Maar de minimale salarisverhoging bij bevordering telt pas mee voor het pensioen vanaf 1 januari 2008 voor gemeenten en 1 januari 2011 voor OCMW’s (de datum van inwerkingtreding van beide Rechtspositiebesluiten). Vanaf 1 juli 2011 krijgen de begeleiders in de erkende kinderdagverblijven en de begeleiders in de initiatieven voor buitenschoolse kinderopvang (in gemeenten) met verloning C1-C2 bij een gunstig evaluatieresultaat hun tweede salarisschaal C2 na vier jaar schaalanciënniteit in C1. In de OCMW’s is deze nieuwe functionele loopbaan al langer van toepassing. marijke de lange en katleen janssens

stefan dewickere

“De komende maanden gaan we het systeem van de vrijwillige fusiebonus evalueren. Is de bonus hoog genoeg? Zijn er misschien andere maatregelen nodig? Een verplichte fusieronde voor gemeenten zoals in 1976 lijkt ons niet aangewezen.” Kris Snijkers, woordvoerder van Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Geert Bourgeois – De Standaard 3/1

Gemeentepersoneel krijgt minstens 15 cent per kilometer fietsvergoeding.

Besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2012 tot wijziging van het besluit rechtspositieregeling gemeente- en provinciepersoneel van 7 december 2007 en van het besluit rechtspositieregeling OCMW-personeel van 12 november 2010, BS van 24 december 2012, Inforumnummer 269877 Voor het verslag aan de regering en een PowerPointpresentatie met de belangrijkste veranderingen: www.vvsg.be/werking_orga‑ nisatie, kies ‘personeel’ en ‘rechtspositie’.

Hulp bij omgevingsanalyse en meerjarenplanning integratie De Lokale Inburgerings- en Integratiemonitor (LIIM) brengt per gemeente een set van omgevingsindicatoren in kaart. Zo geeft hij demografische indicatoren en inzicht in de omvang en de samenstelling van de doelgroep van het lokale inburgerings- en integratiebeleid. Daarnaast besteedt de monitor aandacht aan de maatschappelijke positie van deze groep wat betreft

tewerkstelling, onderwijs, huisvesting, welzijn en armoede en maatschappelijke participatie. De monitor is een uitstekend instrument om de lokale besturen met betrouwbare cijfergegevens te ondersteunen bij de planning en ontwikkeling van hun beleid. Naast een kant-en-klaar cijferrapport per gemeente kunt u voortaan voor een beperkt aantal reeksen van de LIIM ook zelf

een rapport maken met cijfers van de door u gewenste gemeenten en groepen van gemeenten (per provincie, per arrondissement, voor de dertien centrumsteden, voor de gemeenten van de Vlaamse Rand, per groep van gemeenten in de VRIND- en Belfius-classificatie). sabine van cauwenberge

www.lokalestatistieken.be


Copernicuspremie definitief afgewezen voor 84 politiezones

Voorlopig is er dus nog geen enkele rechtbank die de eisers gelijk geeft, behalve initieel in Brussel (aangespannen door Sypol). Het beroep

Tot 12 april Europese prijs voor inspirerende publieke dienstverlening stefan dewickere

Zoals bekend hebben in het kader van de dagvaardingen uitgaande van de ACV-leden ondertussen al twaalf rechtbanken van eerste aanleg (Mechelen, Tongeren, Turnhout, Oudenaarde, Brugge, Leuven, Antwerpen, Dendermonde, Gent, Kortrijk, Ieper en Veurne) geoordeeld dat de vordering van de operationele politieambtenaren niet gegrond is. Volgens deze rechtbanken hebben de eisende politieambtenaren van het operationeel kader dus geen recht op de Copernicuspremie. De rechtbanken van Hasselt en Brussel hebben nog geen vonnis geveld. In WalloniĂŤ hebben de rechtbanken van eerste aanleg te Luik, Aarlen en Nijvel de vorderingen ook afgewezen.

Door de Copernicushervorming krijgen personeelsleden van de federale overheid dubbel vakantiegeld. Ook vele politieambtenaren willen deze premie.

tegen dit vonnis moet nog behandeld worden. In het kader van de ACV-procedure zijn de vonnissen ondertussen betekend. Het goede nieuws is dat op drie zones na de eisers niet in beroep gaan. De steden Leuven, Mechelen en Brugge hebben ondertussen wel een verzoekschrift hoger beroep neergelegd, wellicht uit principe om zo voor ieder Nederlandstalig hof van beroep (Brussel, Gent en Antwer-

pen) nog een procedure te hebben. Voor de andere 84 zones betekent dit dat de vonnissen definitief zijn en dat de eisers nu nog rechtsplegingsvergoedingen moeten betalen aan de zones of aan de verzekeraar. Dit wordt afgehandeld door de aangestelde advocaten en zij zullen de zones hiervan op de hoogte brengen.

Met de European Public Sector Award wil de Europese Commissie overheden aanmoedigen die ondanks de financiĂŤle druk op een innovatieve en inspirerende manier met hun dienstverlening omgaan. Voorstellen die in aanmerking komen voor de prijs, moeten aantonen hoe structurele hervormingen tot stand zijn gekomen, hoe de dienstverlening is verbeterd, hoe de inspraak van de burgers wordt gegarandeerd en hoe er samenwerking tussen overheden en/of met de private sector tot stand komt. Details over de selectiecriteria vindt u op onderstaande website. www.epsa2013.eu.

koen vanheddeghem

nix

Lokaal 1 februari 2013

13


bestuurskracht territoriale samenwerking

Eurometropool heeft ook sociaal luik Economie, cultuur, toerisme, het zijn de bekendste actieterreinen van de Eurometropool RijselKortrijk-Doornik, maar enkele partners hebben ook een sociaal luik opgezet. Het project SAM-E is een platform voor overleg tussen de OCMW’s van Kortrijk en Menen en hun zusterorganisaties van Moeskroen, Doornik, Rijsel, Roubaix en Tourcoing. Medewerkers en cliënten kijken over het muurtje en leren van elkaar. tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere, gfs

D

e Eurometropool Rijsel-KortrijkDoornik is een Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking, ze telt 147 Franse en Belgische gemeenten. In 2011 ging een grensoverschrijdend project voor sociale actie van start onder de naam SAM-E. Het letterwoord staat voor Solidariteit, Activering, Mobiliteit in de Eurometropool. ‘Er was al langer een sociale werkgroep binnen de Eurometropool, maar die hield zich vooral bezig met het feit dat er nogal wat Fransen naar Belgische woonzorgcentra komen. Wij vonden die focus te beperkt, en bovendien zetelden de OCMW’s niet in de werkgroep,’ zegt Philippe Awouters, OCMW-secretaris van Kortrijk. ‘We hebben toen aangeklopt bij de voorzitter van de werkgroep, toenmalig West-Vlaams gouverneur Breyne, om die insteek te verbreden. We kwamen tot de vaststelling dat de Vlaamse OCMW’s hun zusterorganisaties in Wallonië en

14 1 februari 2013 Lokaal

Frankrijk eigenlijk niet kennen, en omgekeerd. Er zijn grote verschillen in bijvoorbeeld wetgevend kader, in structuur en cultuur, maar eigenlijk hebben we ongeveer met dezelfde problematiek te maken en werken we voor nagenoeg dezelfde doelgroep. Het zou heel goed zijn om elkaar beter te leren kennen en expertise uit te wisselen. Dat is de insteek geworden voor het Interreg-project dat we hebben uitgeschreven.’ Negen leden, vier acties Aan Vlaamse zijde zijn de OCMW’s van Kortrijk en Menen volwaardige partners. Van Waalse kant stapten het Centre Public d’ Aide Sociale (CPAS) van Doornik en dat van Moeskroen in. Uit Frankrijk komen vijf leden: het Centre Communal d’Action Sociale (CCAS) van Tourcoing, van Rijsel en van Roubaix, de stad Rijsel en de departementale CCAS-koepel. In juni 2011 werd Pieter Lietaer aangetrok-

ken als projectcoördinator. Bij de verschillende partners zijn ook een of meer medewerkers op zijn minst tijdelijk vrijgesteld om aan SAM-E te werken. Het project is toegespitst op vier inhoudelijke acties: de inschakeling in activeringstrajecten aan de andere kant van de grens; de verkenning van andere professionele werkwijzen; het voeren van een grensoverschrijdend onderzoek naar sociale behoeften; de uitwisseling van goede praktijken voor vrijwilligerswerk. Activering over de grens Tussen 2011 en 2014, de looptijd van het project, zal een veertigtal cliënten van de deelnemende organisaties gedurende twee tot zes maanden over de (taal)grens werkervaring opdoen. Voor de Vlaamse OCMW’s gaat het om leefloners die met een artikel 60-contract worden aangeworven. ‘Dikwijls zijn het anderstaligen die het Frans beter beheersen dan


het Nederlands,’ zegt Claire Blondiau, hoofdmaatschappelijk werker van het OCMW Menen. ‘Ze kunnen in Wallonië of Frankrijk professionele competenties verwerven in een taal die ze goed kennen. Als ze bij ons terugkomen, zetten we voor de rest van de contractduur extra in op de kennis van het Nederlands via een intensieve taalcursus. Voor mensen uit Wallonië of Frankrijk die naar hier komen, ligt het natuurlijk nog wat moeilijker. We proberen hun werk te bezorgen bij de groendienst of in werkplaatsen waar de taalkennis niet zo belangrijk is. Maar we geven hun ook een taalcursus Nederlands.’ Angelique Declercq van de dienst activering van het Kortrijkse OCMW vult aan: ‘Onlangs hebben we twee mensen uit Rijsel uitgezwaaid, we hebben hun toch een notie van het Nederlands kunnen meegeven.’ Bij het eerste contact gaan de cliënt en een werkervaringscoach samen naar de partnerorganisatie. Er wordt veel aandacht besteed aan het matchen van de vaardigheden van de cliënt en de behoeften op de werkvloer bij de zusterorganisatie. Dat is maatwerk. De twee organisaties en de cliënt maken goede afspraken over de coaching en de begeleiding. De ontvangende organisatie staat in voor de begeleiding, maar er is regelmatig een evaluatiemoment met het zend-OCMW. ‘Door cliënten iets verderaf te laten werken wordt ook aan een van de pun-

ten gewerkt die activering kunnen vergemakkelijken: de mobiliteitscompetentie,’ zegt Angelique Declercq. ‘Cliënten uit Kortrijk of Menen leren het openbaar vervoer naar Rijsel of Doornik nemen, hun actieradius wordt uitgebreid. Het maakt het makkelijker om later in een

beeld heeft in de wintermaanden vaak moeite om cliënten in het tuinproject aan voldoende werk te helpen. In Doornik vangen ze dat op door de cliënten in te zetten bij het kweken van witloof en champignons in een kelder.

Angelique Declercq: ‘Door cliënten iets verderaf te laten werken wordt ook aan een van de punten gewerkt die activering kunnen vergemakkelijken: de mobiliteitscompetentie.’ bredere regio werk te zoeken, niet alleen richting Frankrijk of Wallonië maar ook bijvoorbeeld in de streek van Roeselare of Waregem.’ Een neveneffect van de samenwerking over de grens is dat de organisaties er veel van opsteken. Dat kan gaan over vrij structurele zaken. In Frankrijk is er in het activeringstraject bijvoorbeeld veel meer aandacht voor groepswerk in ateliers dan in Vlaanderen: er wordt in groep gewerkt aan onderwerpen zoals mobiliteit of gezondheid. Het kan ook over zeer praktische, verfrissende ideeën gaan. Het OCMW van Kortrijk bijvoor-

Onderdompeling In de tweede SAM-E-actie draaien medewerkers van het OCMW twee tot vijf dagen mee in een partnerorganisatie. Vaak zijn dat maatschappelijk werkers en personeelsleden van woonzorgcentra, maar iedereen komt in aanmerking voor zo’n onderdompeling. ‘Concrete resultaten komen daar meestal niet uit, het gaat eerder over een verrijkende reflectie voor die personen zelf en voor de dienst waar ze werken,’ zegt Lieselot De Vlieger, SAM-E-projectcoördinator bij het OCMW van Kortrijk. ‘De verschillende organisaties hebben hetzelfde doel-

advertentie

Absoluut schoon, zelfs voor het milieu

DAT IS ONS ULTIEME DOEL

WWW.WMPROF.COM Lokaal 1 februari 2013

15


bestuurskracht territoriale samenwerking

Er is eigenlijk geen informatie of cijfermateriaal over de sociale behoeften in de Eurometropool. Nu worden die in eerste instantie vergaard voor de thema’s activering en opvang van ouderen met een psychisch probleem.

sche problemen. De woonzorgcentra zijn niet uitgerust om dat goed te doen. We willen een duidelijk beeld krijgen van de behoeften en de opvangmogelijkheden aan beide kanten van de grens en daar beleidsaanbevelingen uit puren.’ publiek, ze staan voor heel gelijkaardige problemen, maar toch hebben ze vaak een andere kijk, zoeken ze andere oplossingen. Als je daarin ondergedompeld wordt, zet dat iets in gang dat misschien op langere termijn ook tot veranderingen in de eigen organisatie leidt.’ Soms zijn er zelfs directe resultaten. Pieter Lietaer haalt een voorbeeld aan van Moeskroen, waar in de woonzorg-

geen cijfermateriaal is over de sociale behoeften in de Eurometropool. Een volledige analyse over alle thema’s heen was financieel niet haalbaar, daarom wordt nu in eerste instantie werk gemaakt van de thema’s activering en opvang van ouderen met psychische problemen. Binnenkort begint een studiebureau met het onderzoek op die twee punten. Pieter Lietaer: ‘We willen een goed zicht krijgen

Pieter Lietaer: ‘Het zou goed zijn dat we op termijn tot een grensoverschrijdende werkwijze kunnen komen zodat we enerzijds iets tegen sociale shopping kunnen doen en anderzijds de cliënten makkelijker kunnen stimuleren om de grens over te steken voor werk.’ centra gewerkt wordt met zoötherapie om het isolement van mensen met dementie te doorbreken. Medewerkers van het CCAS van Tourcoing leerden er die methode kennen en nu zal ook in het woonzorgcentrum daar een project met dieren van start gaan. Onderzoek sociale behoeften De partnerorganisaties stelden bij de start van het project niet alleen vast dat ze elkaar niet goed kennen, ze ondervonden ook dat er eigenlijk geen informatie,

16 1 februari 2013 Lokaal

op het activeringsbeleid aan beide kanten van de grens. Het zou goed zijn dat we op termijn tot een grensoverschrijdende werkwijze kunnen komen zodat we enerzijds iets tegen sociale shopping kunnen doen – die ontstaat doordat de hoogte van de uitkeringen in België en Frankrijk verschillend is –, en anderzijds de cliënten makkelijker kunnen stimuleren om de grens over te steken voor werk. Het tweede thema is gekozen omdat alle partnerorganisaties problemen hebben met de opvang van ouderen met psychi-

Rondetafels vrijwilligers Een laatste project is het uitwisselen van goede praktijken in het werken met vrijwilligers. Alle organisaties schakelen vrijwilligers in, maar ze hebben ook allemaal moeilijkheden om mensen te vinden, om ze te houden, om ze goed in de structuur van de organisatie te plaatsen enzovoort. Daarom organiseren de partners regelmatig rondetafels over de vrijwilligerswerking, waaraan niet enkel professionals deelnemen maar ook vrijwilligers. Het thema van de laatste bijeenkomst was de werving van vrijwilligers, het opstellen van een communicatieplan. De organisatie die de rondetafel opzet, stelt telkens ook een goede praktijk voor. Lieselot De Vlieger: ‘In Kortrijk was dat Buren voor Buren. In dat project gaan vrijwilligers regelmatig langs bij 80-plussers die nog thuis wonen. Zo wordt het mogelijke isolement van die mensen een beetje doorbroken en worden ook eventuele problemen geregistreerd en doorgegeven aan de OCMW-diensten.’ SAM-E loopt nog tot april 2014. Over een eventuele opvolger is er nog niets beslist. Of die er komt, zal ook afhangen van de mogelijkheid tot cofinanciering via Interreg. Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal Pieter Lietaer, projectcoördinator SAM-Eurometropool, T +33 6 29 26 00 47, pieter.lietaer@ccas-tourcoing.fr www.sameurometropool.eu


bestuurskracht samenwerking gemeente en OCMW

ICT verbindt gemeente en OCMW De aandacht voor samenwerking tussen gemeente en OCMW neemt toe. Uit onderzoek van de Hogeschool Gent blijkt dat lokale besturen al intens samenwerken op het vlak van ICT. Dat levert vooral efficiëntievoordelen op. Bovendien is het een opstap naar samenwerking op andere domeinen. tekst pieter sellenslagh beeld stefan dewickere

H

et onderzoek van de Hogeschool Gent in samenwerking met CORVE, de VVSG en V-ICT-OR bestond uit een enquête bij gemeentelijke ICT-medewerkers waaraan meer dan 90 procent van alle lokale besturen deelnam. Daarnaast sloten we aan bij het onderzoek van de Universiteit Antwerpen betreffende de samenwerking tus-

sen beheersdiensten van gemeenten en OCMW’s. In zes gemeenten vonden visitatiegesprekken met de leidinggevende ambtenaren van de beheersdiensten plaats. Het valt op dat er voor ICT veel samenwerking bestaat. Meer dan zes van de tien lokale besturen werken samen op dit domein. Bijna de helft van de overige

besturen heeft vage of concrete plannen om daar in de toekomst mee te beginnen. De minderheid van de lokale besturen die aangeven dat ze geen samenwerking wensen, zegt dat er gewoon geen behoefte is om samen te werken of dat de wil daartoe ontbreekt. De intensiteit van samenwerking verschilt sterk. In een derde van de gemeenten blijft ze beperkt tot één deelaspect. Er is bijvoorbeeld een dataverbinding tussen gemeente en OCMW maar verder wordt er niets samen gedaan. Aan de andere kant gaat 16% van de besturen voor ‘the full monty’: er is één gezamenlijke ICT-dienst die instaat voor het volledige ICT-beheer en de ondersteuning van zowel het gemeentebestuur als het OCMW. Eén gemeente wil vanaf 2013 zelfs werken met een gezamenlijk bud-

Gemeente en OCMW werken vooral samen voor het beheer van de ICT-infrastructuur en de ondersteuning van de gebruikers. get voor beide besturen. Tussen die twee uitersten vinden we allerlei gradaties en vormen van samenwerking voor ICT.

Het belangrijkste voordeel van samenwerking is meer efficiëntie en de kans om meer te doen met bestaande middelen.

Infrastructuur en ondersteuning Lokale besturen werken vooral samen voor het beheer van de ICT-infrastructuur en de ondersteuning van de gebruikers. Bijna alle samenwerkende besturen investeerden in de aanleg van een dataverbinding. Steeds meer beslissen gemeenten daarbij een glasvezel aan te leggen die de verschillende vestigingen verbindt. Die aansluiting op elkaars netwerk is de opstap naar andere vormen van samenwerking op het vlak van ICTLokaal 1 februari 2013

17


bestuurskracht samenwerking gemeente en OCMW

infrastructuur: het organiseren van een wederzijdse back-up, de gezamenlijke aankoop van servers en netwerkcomponenten, het gezamenlijk beheren en delen van servers. Hier kan het lokale bestuur op korte termijn vaak besparen omdat het materiaal of licenties niet dubbel hoeft aan te kopen. Ook voor de ondersteuning van medewerkers werken de meeste lokale bestu-

gebracht. Enkele steden besteden hun ICT-beheer uit aan zogenaamde sharedservicecentra of aan opdrachthoudende verenigingen zoals Digipolis voor Gent en Antwerpen. Olievlek Samenwerking ontstaat erg organisch. Er is meestal een concrete aanleiding: er moet een nieuwe ICT-medewerker

Een formeel document zoals een beheersovereenkomst wordt enkel gemist als er problemen opduiken en dat is nog niet het geval geweest. ren samen. 70% beschikt over maximaal één (50%) of twee (20%) ICT-medewerkers. In de meeste van deze gemeenten zien we dat de gemeentelijke ICT-medewerker de verantwoordelijkheid krijgt voor de ondersteuning van het OCMW. Soms gaat het dan enkel om ondersteuning bij complexere opdrachten zoals het onderhoud van de servers. In andere gevallen neemt de ICT-medewerker het volledige ICT-beheer over. In grotere gemeenten zien we gedeelde ICT-diensten ontstaan waarin ICT-medewerkers van gemeente en OCMW worden samen-

aangesteld worden, er wordt een nieuw administratief centrum gebouwd of er zijn werken gepland aan enkele straten waardoor het mogelijk is tegelijk glasvezel aan te leggen. Ook nieuwe regelgeving is soms de aanleiding. Gemeenten verwijzen bijvoorbeeld naar de verplichting van het sociaal huis of de invoering van BBC. Deze kansen worden aangegrepen om voor dat thema een politiek draagvlak te creëren om samen te werken. Die eerste stap vormt dan de aanleiding om stilaan meer samen te werken. Die uitbreiding verloopt zelden planmatig. Naarmate

De aansluiting op elkaars netwerk is meestal de opstap naar andere vormen van samenwerking op het vlak van ICT-infrastructuur.

18 1 februari 2013 Lokaal

de samenwerking groeit en succes heeft, wordt dit een vanzelfsprekende keuze. Bijna alle lokale besturen die samenwerken, hebben plannen om die samenwerking in de toekomst te versterken. Samenwerking voor ICT is dan vaak het smeermiddel om ook op andere domeinen samen te werken. Die trend valt zeer sterk op bij de invoering van BBC. Veel lokale besturen willen kiezen voor dezelfde BBC-toepassing zodat ze sterker kunnen samenwerken aan het financieel beleid. Ook lokale besturen die een gezamenlijke personeelsdienst opzetten, wijzen op het belang van dezelfde software om vlot te kunnen samenwerken. De gemeente leidt de dans Het gemeentebestuur neemt het initiatief bij de opbouw van de samenwerking voor ICT. Niet enkel wat betreft ICT-personeel zien we dat. Het is voor een deel ook het geval bij de afspraken over financiën. Lokale besturen kiezen voor heel verschillende formules om de kosten te verdelen, maar het gemeentebestuur draagt iets vaker een groot deel ervan. Een vierde van de gemeentebesturen neemt bijvoorbeeld de kosten voor de aanleg van dataverbindingen of de aankoop van centrale ICT-infrastructuur voor zijn rekening. In 10% van de gevallen treedt de gemeente op als aankoopcentrale voor het OCMW. Dat gemeentebesturen meestal meer middelen en personeel hebben is daar vermoedelijk de verklaring voor. Informeel De organische manier waarop samenwerking ontstaat en groeit in lokale besturen is weerspiegeld in het informele karakter ervan. Meer dan een derde van de respondenten weet niet of er formele afspraken tussen het gemeentebestuur en het OCMW bestaan en in 40% van de gevallen is er geen enkele overeenkomst. Minder dan een kwart van de lokale besturen heeft de onderlinge afspraken vastgelegd in een beheersovereenkomst of samenwerkingsprotocol. Dat zelfde beeld zien we ook bij de inzet van personeel in het andere bestuur. In een derde van de gevallen ontbreken


afspraken of is dit informeel geregeld. Dit blijkt voor de meeste besturen trouwens goed te werken. Het rapport van de Universiteit Antwerpen raadt lokale besturen aan om zodra de samenwerking een structureel karakter heeft, werk te maken van de formele afspraken. Het bevat een goede samenvatting van de juridische mogelijkheden. Samenwerken loont De tevredenheid over de samenwerking blijkt uit de grote eensgezindheid om ze te behouden of nog uit te breiden. Lokale besturen zien als belangrijkste voordeel de verhoging van de efficiëntie en de kans om meer te doen met bestaande middelen. De samenwerking maakt het mogelijk de ICT-infrastructuur van de ge-

meente en het OCMW sterker op elkaar af te stemmen. Dat vereenvoudigt het beheer en onderhoud van de ICT-systemen. Bovendien kunnen dubbele investeringen vermeden worden. Door de krachten te bundelen versterkt de expertise zeker bij grotere ICT-diensten. Daardoor kunnen ICT-medewerkers meer tijd in andere opdrachten steken, bijvoorbeeld in een uitgewerkt ICT-beleid. Uit de visitatiegesprekken blijkt wel dat het gevaar bestaat dat samenwerking een te grote afstand tussen medewerkers en de ICT-dienst creëert. De ICT-medewerkers zitten – soms letterlijk – niet meer om de hoek en worden minder aanspreekbaar. Dat neemt niet weg dat de meerderheid van gemeenten en OCMW’s de voordelen van samenwerking voor ICT ontdekt

heeft. Ze verhoogt niet alleen de efficiëntie van het ICT-beleid maar lijkt ook een belangrijke hulp om samenwerking tussen gemeente en OCMW op andere domeinen mogelijk te maken. Pieter Sellenslagh is onderzoeksmedewerker I-scan

Het volledige rapport kunt u vinden op www.iscan.be. De formele afspraken die terug te vinden zijn in het rapport van de Universiteit van Antwerpen staan op http://binnenland.vlaanderen.be/ verzelfstandiging-en-samenwerking/praktischhandboek-voor-samenwerking-gemeente-enocmw

advertentie

People Planet Pleasure Vicente Cordoba is een van Puro’s koffietelers. Bekijk zijn getuigenis op www.purocoffee.com/film

Puro werkt samen met het World Land Trust om bedreigde stukken tropisch regenwoud duurzaam te beschermen

Puro: Max Havelaar kwaliteitskoffie en koffiesystemen op maat

Tel: 0800-44 0 88 - info@purocoffee.com - www.purocoffee.com Lokaal 1 februari 2013

19


bestuurskracht financieel beleid

Een beetje verkeersbelasting gaat ook naar gemeente De aanvullende belastingen zijn het belangrijkste deel van de gemeentelijke ontvangsten uit belastingen. Een van die aanvullende belastingen zijn de opdeciemen op de verkeersbelasting. Die brengen de gemeenten jaarlijks ongeveer 90 miljoen euro op. tekst ben gilot beeld stefan dewickere

D De gemeentelijke opdeciemen komen boven op de verkeersbelasting. Veel beslissingsbevoegdheid hebben de gemeenten echter niet. Zijn deze opdeciemen dan een aanvullende belasting of een subsidie?

20 1 februari 2013 Lokaal

e opdeciemen op de verkeersbelasting zijn een aanvullende belasting, dat wil zeggen dat de gemeente er niet over beslist. De Vlaamse overheid heft een verkeersbelasting op voertuigen. Zij staat dus in voor het vestigen van de aanslagen, de inning en de behandeling van bezwaarschriften. Op deze Vlaamse belasting wordt dan een aanvullende belasting ten voordele van de gemeenten geheven in de vorm van opdeciemen. Naast deze opdeciemen op de verkeersbelasting behoren ook de opcentiemen op de onroerende voorheffing en de aanvullende personenbelasting tot de aanvullende belastingen. De verkeersbelasting is een belasting op (motor)voertuigen. Ze wordt wel eens verward met de belasting op inverkeerstelling (BIV). Die wordt echter slechts één keer geheven, namelijk bij de inschrijving van het voertuig na aankoop. De verkeersbelasting daarentegen wordt jaarlijks geheven. De heffing hangt af van het type voertuig: geautomatiseerd en niet-geautomatiseerd. Tot de eerste soort behoren de meest courante voertuigen, namelijk personenauto’s, motorfietsen en lichte vrachtauto’s. De belastingen op deze categorie van voertuigen brengen meer geld in de gemeentelijke lade dan die van de tweede categorie. Die bestaat voornamelijk uit autobussen en vracht-

auto’s. Naast deze twee soorten zijn er ook voertuigen die niet belast worden. Denk maar aan borstelwagens, kermiswagens of tractors. De gemeentelijke opdeciemen komen boven op de verkeersbelasting. Veel beslissingsbevoegdheid hebben de gemeenten echter niet. Eigenlijk krijgen de gemeenten maandelijks één elfde (één opdeciem op het basisbedrag) van het door Vlaanderen geïnde bedrag van de ingeschreven voertuigen op het gemeentelijke grondgebied. Zijn deze opdeciemen op de verkeersbelasting dan wel een aanvullende belasting of eigenlijk een subsidie? De doorstorting van de opdeciemen gebeurt normaal drie maanden nadat de belastingplichtige het aanslagbiljet heeft ontvangen. De belastingplichtige krijgt twee maanden tijd om te betalen. Tot voor kort stond de federale belastingadministratie in voor de inning van de verkeersbelasting. Sinds 1 januari 2011 regelt het Agentschap Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) dit. Inwoners van het Waalse en Brussels Hoofdstedelijk Gewest daarentegen moeten hun verkeersbelasting nog altijd bij de FOD Financiën betalen. Ben Gilot is VVSG-stafmedewerker gemeente- en OCMW-financiën


special

40 jaar lokale dienstencentra

Brussel, 1 maart 2013

40 jaar lokale dienstencentra, een congres met blik op de toekomst Op 1 maart vieren de lokale dienstencentra hun veertigste verjaardag. Reden tot feesten want deze centra vormen een kloppend hart in de lokale samenleving. Op 1 maart verzamelen de sleutelfiguren in het Vlaams Parlement niet alleen om terug te blikken op het verleden, maar vooral om het lokale dienstencentrum van de toekomst te verbeelden. Dit congres biedt u enerzijds inspiratie vanuit de theoretische kaders van de professoren Dominique VertĂŠ en Filip de Rynck. Anderzijds is het feestelijke congres een plaats van ontmoeting en gesprek tijdens interactieve dialoogtafels waarin actuele vraagstukken uit de werking van lokale dienstencentra aan de orde zijn: een dienstencentrum oprichten in tijden van financiĂŤle krapte, een dynamische vrijwilligersploeg uitbouwen, omgaan met de diversiteit van doelgroepen en generaties ouderen, strategieĂŤn in de strijd tegen vereenzaming, slim samenwerken met diverse partners, gebruikersparticipatie stimuleren en de plaats van een lokaal dienstencentrum binnen het lokale sociale beleid en de beleids-en beheerscyclus. Deelnameprijs: 85 euro per persoon Inschrijven op congrescentrum.vvsg.be tot en met 22 februari 2013

Lokaal 1 februari 2013

21


Een filmpje vindt u ook op www.vvsg.be.


special

interview Nicole Neutjens, Nin Raeymaekers, Frank Vervaet

De lokale dienstencentra bestaan veertig jaar Een ontmoetingsplaats, een badgelegenheid, een lokaal voor haarverzorging, zo zag het lokaal dienstencentrum er veertig jaar geleden uit. Intussen is het uitgegroeid tot een draaischijf in de buurt, een soort mini sociaal huis. Naast de eigen activiteiten en dienstverlening probeert het alle krachten in een wijk te bundelen zodat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere

I

n 1973 openden de eerste lokale dienstencentra in Vlaanderen de deuren. Brugge, Gent en Mechelen waren de pioniers. In De Waterspiegel, het lokale dienstencentrum dat anderhalf jaar geleden de deuren opende in de Gentse wijk Meulestede, zitten drie ervaren rotten aan de tafel. Nicole Neutjens stond veertig jaar geleden aan de wieg van het eerste Mechelse dienstencentrum in de Colomawijk, ze is al vijftien jaar op pensioen. Nin Raeymaekers begon in 1977 als ergotherapeut in dienstencentrum De Balsemboom, nu is ze diensthoofd van alle Brugse dienstencentra. Ook Frank Vervaet startte als ergotherapeut, in dienstencentrum Ten Hove in 1982, en staat nu aan het hoofd van de Gentse dienstencentra. Nicole Neutjens: ‘In 1973 voerde de sociale dienst van het Mechelse OCMW een beperkt onderzoek naar de behoeften van ouderen in de wijk rond de Tervuursesteenweg, de Colomawijk. Daarop werd beslist om mij twee dagen per week aan het werk te zetten in een gebouw in de wijk. Voor de rest van de tijd bleef ik werken op de sociale dienst. Het was een zeer primitieve locatie, er was een haarverzorgingslokaal, een ontmoetingsruimte en een badgelegenheid. Je moet weten dat veel hoogbejaarden in de wijk geen eigen badkamer hadden. We verspreidden een folder in alle brievenbussen in de buurt. De eerste dag kwamen er zeven bejaarden opdagen. Stilaan groeide dat. Op vraag

van de bezoekers kwam er een kaartclub, een hobbyclub, een biljartclub. Die laatste bracht ook de mannen naar het dienstencentrum. Raymond Ceulemans schonk een biljarttafel. Geleidelijk aan kwamen er ruimtes bij, zoals een polyvalente zaal.’ Nin Raeymaekers: ‘De Balsemboom was het eerste lokale dienstencentrum in Brugge. Nu hebben we zes erkende centra en er zijn nog twee erkenningen op komst. Verder hebben we drie kleinere ontmoetingscentra die ook als aanspreekpunten fungeren. Veel centra in West-Vlaanderen zijn destijds door de provincie gebouwd, met alles erop en eraan. Het OCMW leverde het personeel. Na verloop van tijd gingen ook de gebouwen naar het OCMW.’ Frank Vervaet: ‘Dat bouwen door de provincie is een West-Vlaams verhaal, elders investeerden de lokale besturen in de gebouwen.’ Wat was de rol van die eerste dienstencentra? Frank Vervaet: ‘In 1973 bestond het OCMW nog niet, we vielen onder de Commissie van Openbare Onderstand. Er was ook nog geen wetgeving voor lokale dienstencentra. Dat wil zeggen dat vooral de toenmalige centrumleiders invulling hebben gegeven aan de opdracht van de dienstencentra. De ideeën daarvoor haalden ze in Nederland en Denemarken. Preventie speelde een zeer belangrijke rol: ouderen actief houden zodat ze langer zelfstandig konden blijven wonen. Daar kwam snel het competentieLokaal 1 februari 2013

23


special

interview Nin Raeymaekers, Nicole Neutjens, Frank Vervaet

Frank Vervaet: ‘In 1973 was er nog geen wetgeving voor lokale dienstencentra. De centrumleiders lieten zich inspireren door Nederland en Denemarken.’ denken bij: ervoor zorgen dat ouderen kunnen realiseren wat ze in zich hebben en dat ze een plek krijgen in de samenleving. Dat ging in tegen de toen overheersende opvatting dat koffie en koeken bij wijze van spreken al voldoende waren. Waarom zou een gepensioneerde nog Engels moeten leren of yoga doen?’ Maar ook de ouderen zelf hadden een inbreng in de taak van de dienstencentra. Nicole Neutjens: ‘Absoluut. Zeker wat de activiteiten betreft kwam de aanzet vaak van hen.’ Frank Vervaet: ‘Dienstencentra zijn voor een groot stuk vraaggestuurd maar het is belangrijk om ook aanbodgestuurd te werken. Je moet mee zijn met de tendensen en niet altijd wachten op een vraag. Denk aan de vorming over alles wat met nieuwe media te maken heeft. Onlangs hadden we bijvoorbeeld een voordracht over het werken met tablets. Als je wilt dat de mensen mee zijn, moet je soms een voorzet geven. Je mag niet blijven steken bij kaarten en biljarten.’ Wat is nu de taak van een dienstencentrum? Frank Vervaet: ‘Ik zie vijf pijlers. De eerste is een aanspreekpunt zijn, mensen informatie geven over wonen en welzijn en alles in verband met zelfstandig thuis wonen. De tweede poot zijn de recreatieve en ontmoetingsgerichte activiteiten zoals kaarten of fietsen. De derde pijler zijn de vormingen. De vierde is de dienstverlening zoals het serveren van warme maaltijden. We verzorgen ook dienstverlening aan huis met onze boodschappendienst, onze vervoerdienst en maaltijden aan huis. En ten slotte is er de vrijwilligerswerking die door de vier andere domeinen heen loopt. Mensen die niet meer actief zijn op de arbeidsmarkt kunnen zich inzetten voor de samenleving en tegelijk ook zelf betrokken blijven.’

Nin Raeymaekers: ‘Daarnaast zijn er de accenten die elk dienstencentrum legt: de buurtgerichte werking, de aandacht voor diversiteit, voor kansarmoede.’ Hoe belangrijk zijn de vrijwilligers? Frank Vervaet: ‘Zeer belangrijk. Door het thuiszorgdecreet en later het woonzorgdecreet is een dienstencentrum verplicht om een zekere dienstverlening aan te bieden. De omkadering is minimaal, je bent verplicht om vrijwilligers in te schakelen. Maar dat past ook in de visie van de dienstencentra. We richten ons tot de kwetsbare mensen. Je zou veel personeel kunnen inschakelen om die doelgroep te bereiken, maar de methodiek van het dienstencentrum bestaat er net in om een pool van minder kwetsbare ouderen te vormen die de meer kwetsbaren ondersteunt. Ik krijg soms het verwijt dat ik oude methodieken blijf gebruiken maar onze troef voor de toekomst is dat mensen andere mensen helpen, zonder dat je altijd professionele krachten moet inzetten.’ Nin Raeymaekers: ‘We zullen niet anders kunnen als we het betaalbaar willen houden. Maar de inzet van vrijwilligers is ook zeer belangrijk voor de kwaliteit van samenleven. Als de stoepen er door het winterweer slecht bij liggen, is het niet de bedoeling dat wij die overal gaan vegen. Neen, wij kijken wat en wie er in de buurt aanwezig is, zodat de stoepen sneeuwvrij gemaakt worden en de boodschappen van minder mobiele mensen gedaan worden. De lokale dienstencentra zijn ideaal geplaatst om dat aan te sturen. Ze zijn een trefpunt waar mensen elkaar vinden via de activiteiten en de vormingen. Als een van de biljarters ziek wordt, weet je dat de anderen eens bellen of op bezoek gaan. Het grote verschil met vroeger is dat die vrijwilligerswerking er toen spontaan was. Nu is de reflex om elkaar te helpen er niet meer automatisch. Je moet die activeren en daar methodieken voor ontwikkelen.’

Vrijwilligers zijn de toekomst van de ouderenzorg. 24 1 februari 2013 Lokaal

stefan dewickere

de stelling: vrijwilligers kunnen hoop betekenen in de mantelzorg, ook voor jongeren goede leerschool om beeld op werkveld te krijgen. Tess Minnens

jazeker, meer vrijwilligers inzetten voor ouderenzorg! Maar zet er alsjeblief geen leeftijdsgrens op: dat is discriminatie. Marco Van Haegenborgh


Nin Raeymaekers: ‘Nu is de reflex om elkaar te helpen er niet meer automatisch. Je moet die activeren en daar methodieken voor ontwikkelen.’ Frank Vervaet: ‘Het vrijwilligerswerk in de dienstencentra is ook sterk geëvolueerd. Vroeger waren vrijwilligers de hulpjes van de professionelen, nu is het omgekeerd: de beroepskrachten ondersteunen de vrijwilligers en scheppen een kader voor de vrijwilligerswerking. En aansluitend bij wat Nin zegt, de sterkte van het lokale dienstencentrum is dat het met één voet in de buurt staat en met de andere voet individuele zorg op maat geeft. We kijken naar het verenigingsleven en de dienstverlening in de buurt en gaan die ondersteunen. Met dat netwerk helpen en steunen we de oudere inwoners.’ Nin Raeymaekers: ‘In het nieuwe dienstencentrum Ter Leyen proberen we overkoepelend te werken met het woonzorgcentrum, de assistentiewoningen, de aanleunwoningen en we brengen alle diensten, ook die van andere organisaties, in kaart. Het lokale dienstencentrum wordt dan een soort mini sociaal huis dat mensen niet enkel doorverwijst maar ook zoekt naar oplossingen. Als een oudere dagelijks gewassen wordt door een thuisverpleegkundige maar toch graag nog eens een bad zou nemen, dan kijken we of dat niet mogelijk is in het woonzorgcentrum. Een assistentiewoningbewoner moet in het weekend gebruik kunnen maken van de wasmachine en de droogkast van het dienstencentrum. Als er geen andere oplossing is in de buurt, moet het kapsalon van het woonzorgcentrum ook openstaan voor assistentiewoningbewoners. We zullen wat er is maximaal moeten gebruiken zodat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen.’ De babyboomgeneratie bereikt de pensioengerechtigde leeftijd, de vergrijzingsgolf komt eraan. Zijn er voldoende lokale dienstencentra? Nicole Neutjens: ‘In Mechelen zijn er vijf erkende lokale dienstencentra. Met het erkenningscriterium van één

vrijwilligers, maar ook buurten zijn zeker een meerwaarde voor het werk, maar wel geen vervanging van professionele krachten. Jonathan Vandervale

centrum per 15.000 inwoners hebben we recht op nog een zesde. Maar de voorbije 25 jaar is er niet één meer bijgekomen, dat is een beleidskeuze. En ook de spreiding van de centra is niet ideaal, ze liggen te dicht bij elkaar.’ Nin Raeymaekers: ‘Bij ons is die spreiding vrij goed.’ Frank Vervaet: ‘Dat is een positief gevolg van het kiezen voor nieuwbouw door de provincie West-Vlaanderen. Elders keek het lokale bestuur waar het een gebouw had, daar kwam dan het dienstencentrum. De inplanting en de spreiding waren niet altijd optimaal. Hoewel ook daarin verandering komt. Onlangs zaten we samen met de GIS-cel van de stad om te kijken wat in de toekomst de optimale plaatsen zijn. Je moet er ook rekening mee houden dat ouderen vroeger vooral in het stadscentrum woonden, maar dat nu ook de veroudering van de rand in volle gang is. We zullen moeten kiezen voor een nog meer uitgesproken decentralisering van de dienstverlening. Ik zie voor elk dienstencentrum twee, drie bijkantoren. Die evolutie is al aan de gang. In Sint-Kruis-Winkel en in Moscou bijvoorbeeld hebben we al een bijkantoor, straks komt er ook een in Nieuw Gent.’ Vlaanderen betaalt voor elk erkend dienstencentrum een halftijds centrumleider. Volstaat dat? Frank Vervaet: ‘Als je alleen maar doet wat de regelgeving oplegt, dan kom je er misschien wel met een halftijdse medewerker, maar wat hebben de ouderen dan aan dat dienstencentrum? Nu, ik vind niet dat Vlaanderen maar alles moet betalen. De regel die ooit naar voren werd geschoven – een derde door Vlaanderen, twee derde door het lokaal bestuur – zou me billijk lijken. Nu is de lokale inspanning zeer groot. In Gent zijn er voor de tien dienstencentra honderd VTE’s aan het werk.’ Nin Raeymaekers: ‘Lokale dienstencentra zijn altijd heel creatief moeten omspringen met de schaarse Vlaamse

uiteraard. Maar: waar vind je ze, voor welke taken zet je ze in en hoe verhouden ze zich tot professionele medewerkers? Bram Verschuere

“meer vrijwilligers in de ouderenzorg heeft de toekomst” NEE! Hoog opgeleide verpleegkundigen biedt een betere basis. Marcel Reinhoudt

Lokaal 1 februari 2013

25


special

interview Nicole Neutjens, Nin Raeymaekers, Frank Vervaet

Nicole Neutjens: ‘Op vraag van de bezoekers kwam er een kaartclub, een hobbyclub, een biljartclub. Die laatste bracht ook de mannen naar het dienstencentrum.’ en lokale middelen. We werken zeer oplossingsgericht, dat is onze sterkte. We hebben ons leren verkopen aan het lokale bestuur aan de hand van duidelijke doelstellingen en harde cijfers. Maar we hebben nog steeds een probleem met het aantonen van wat we allemaal doen. We zijn doeners, geen zeggers. Al moet het gezegd dat het Brugse stadsbestuur gelooft in het nut van lokale dienstencentra en investeert in nieuwe initiatieven en het vernieuwen van oude gebouwen.’ Vindt het dienstencentrum aansluiting bij ouderen van andere origine? Nicole Neutjens: ‘In mijn tijd was dat zeer moeilijk. We hebben veel pogingen ondernomen maar dat is nooit echt gelukt.’ Frank Vervaet: ‘Dat gaat ook in Gent heel moeilijk. Zeker de moslims bereiken we niet. Je kunt je de vraag stellen of die gemeenschap wel behoefte heeft om te participeren aan wat wij aanbieden. Mijn gevoel zegt dat die behoefte klein is, ze hebben hun eigen sociale netwerken en vzw’s. Maar ik denk wel dat die behoefte zal groeien. De moslimgemeenschap heeft nog het oude beeld van de kinderen die zorgen voor de ouderen, maar dat zal in de toekomst vervagen. Bovendien zijn er nu nog niet zoveel moslims ouder dan 65 jaar, 80-plussers zijn er nagenoeg niet. In de wijk Brugse Poort bijvoorbeeld zijn er 267 allochtone 65-plussers maar er zijn bijna duizend mensen tussen 55 en 65 jaar. Diversiteit heeft natuurlijk niet alleen te maken met origine, de verschillen tussen ouderen worden in het algemeen veel groter. Er zijn grote verschillen in leeftijd, in scholingsgraad. Ook de

instroom van mensen met een psychiatrisch ziektebeeld, met een mentale beperking neemt toe. Wat kan een lokaal dienstencentrum voor die mensen betekenen? Want als wij het niet doen, zijn er niet veel alternatieven. Ik heb daar geen sluitend antwoord op.’ Nin Raeymaekers: ‘In Brugge zijn er niet zoveel mensen van allochtone afkomst, maar we hebben wel al enkele samenwerkingen georganiseerd. Een Afrikaanse groep geeft in Het Reitje kooklessen voor de buurtbewoners. Een Tibetaanse groep vergadert in dit centrum. In de verschillende centra bereiken we ook mensen met een psychiatrische problematiek of mentale beperking. Daarom hebben we dit jaar geïnvesteerd in vorming van het personeel, om te verduidelijken dat diversiteit veel meer betekent dan “van vreemde origine”. Dit jaar komen er vormingssessies omtrent diversiteit voor alle vrijwilligers. Als alle medewerkers inzicht hebben in en openstaan voor diversiteit in al haar vormen, dan is het veel gemakkelijker om nieuwkomers te verwelkomen.’ Mevrouw Neutjens, u bent al vijftien jaar op pensioen. Gaat u zelf naar een dienstencentrum? Nicole Neutjens: ‘Ja, ik heb er al computerlessen gevolgd en lessen Engels. En ik ga er regelmatig eten, toen ik mijn duim gebroken had zelfs dagelijks. Ik ben als vrijwilliger ingeschreven bij dienstencentrum De Schijf. Ik houd er af en toe de bar open. Ik heb ook tien jaar lang mensen begeleid die naar het ziekenhuis moesten. Het lokale dienstencentrum laat me niet los.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal

de stelling voor maart: slim samenwerken: cliënt en huidige (in)formele zorg kan voldoende zijn #vvsgstelling #zorggemeenschap Mark Janssens

26 1 februari 2013 Lokaal

als je uitgaat van het burgerschapsmodel, mag je dat ook vragen van de samenleving. Sita Vreeling

De tijd van koning auto is definitief voorbij. Leve de elektrische fiets! Twitter uw mening hierover met #vvsgstelling


special

40 jaar lokale dienstencentra praktijk

ZEEBRUGGE – Met het proefproject Ziezoc maken de lokale diensten van het OCMW het tablet toegankelijk voor oudere buurtbewoners. Ze introduceren het als een handig ding waarmee eenzame ouderen zelf contacten kunnen leggen.

gf

Tablet, ideaal communicatiemiddel voor oudere buurtbewoners

‘Ziezoc is een samentrekking van Zie (kijk) en zoc (het Zeebrugs Ontmoe‑ tingscentrum)’, zegt Ilse Coene, coör‑ dinator van zoc@home. ‘Het project is een initiatief van de lokale diensten zoc en de dienstverlening aan huis zoc@ home. Dit innovatieve project liep van november 2011 tot oktober 2012 en maakte moderne technologie toegan‑ kelijk voor ouderen onder begeleiding van mensen uit de kansengroepen. Het project kwam tot stand, toen de buurtwerker en de medewerkers van de lokale dienstencentra vaststelden dat de meeste oudere buurtbewoners zeer eenzaam zijn. We hebben dan samen met het kennis- en adviescentrum voor assistieve technologie vzw In-HAM naar een middel gezocht om de oude‑ ren aan te moedigen zelf iets aan hun eenzaamheid te doen. Met het tablet stimuleren we het beeldbellen waar‑ door ze gemakkelijk met elkaar en met familie en vrienden in contact komen. Het OCMW ontwikkelde een digitaal dienstenplatform waarmee de ouderen van thuis uit diensten zoals vervoer, gezelschap, klussen- of boodschappen‑ diensten kunnen aanvragen.’

De deelnemers waren bijzonder enthousiast over het geduld van hun begeleiders en ook verbaasd dat ze zo snel met het tablet hadden leren werken.

Groepssessies Op een verrassingskoffiemiddag demon‑ streerden twee medewerkers van zoc@ home het beeldbellen aan zeventig ou‑ deren. Vijftien geïnteresseerden wilden onmiddellijk meedoen aan het proef‑ project. Het groepje telde maar twee mannen, de meeste deelnemers waren 75-plussers. Zes proefpersonen waren al vertrouwd met een pc en het internet. Ze wilden allemaal graag met hun tijd mee zijn. Leren skypen, de krant lezen en foto’s nemen waren hun belangrijkste interessepunten. ‘Om de gebruikers van de pilotgroep optimaal te trainen en te ondersteunen organiseerden we groepssessies en persoonlijke thuisbegeleiding,’ vertelt Ilse Coene. ‘In de groepssessies kregen ze van een medewerker van de dienst informatica van het OCMW de basis om de applicaties te gebruiken. Elke sessie belichtte een thema of een deelaspect zoals fotografie of surfen op het inter‑ net. De groepssessies waren ook sociale en gezellige activiteiten, zo raakten de groepsleden al vanzelf aan het netwer‑ ken. Daarnaast individualiseerden we het tablet zoveel mogelijk per deelnemer.

Elke proefpersoon ontving een persoon‑ lijke map met een eenvoudige handlei‑ ding die stap voor stap uitlegt hoe elke toepassing werkt. Daarnaast kreeg elke deelnemer een individuele begeleider die hem tijdens huisbezoeken adviseerde en bijstond om de handelingen te leren en in te oefenen. Begeleiding door kansengroepen ‘Voor de thuisbegeleiding leidden we vier medewerkers van zoc en zoc@Home op. Ze kregen vooraf tien uur opleiding van de vzw In-HAM over de rol van de technologie in de ouderenzorg en de kenmerken van het ouder worden. In de opleiding zat ook een bespreking van hun eerste ervaringen als Ziezoc-begeleider. Elke thuisbegeleider moest vier proef‑ personen individueel begeleiden. Tijdens de thuisbezoeken ondersteunden ze niet alleen de ouderen met de bediening van hun tablet, ze luisterden ook naar hun verhalen. Ze namen bovendien aan alle groepssessies deel.’ De deelnemers waren bijzonder enthou‑ siast over hun begeleiders die zo veel geduld hadden om hun alles aan te leren. Anderzijds waren ze allemaal verbaasd dat ze zo snel met het tablet hadden leren werken. Gezien de goede resultaten van Ziezoc en het enthousiasme van alle betrok‑ kenen zet Zeebrugge het project voort. In februari start er een nieuwe groep ouderen. Het OCMW onderzoekt welke aanpassingen nodig zijn om het project naar andere dienstencentra in de regio uit te breiden. inge ruiters

Ilse.Coene@ocmw-brugge.be, T 050-55 01 31, www.zoc.be

Op www.ziezoc.be kunt u kennismaken met Ziezoc en het dienstenplatform.

Lokaal 1 februari 2013

27


special

40 jaar lokale dienstencentra

Lokale dienstencentra draaien op vrijwilligers Vrijwilligerswerk is een van de zes pijlers waarop de werking van een lokaal dienstencentrum (LDC) rust. Een zeer reële pijler, want omdat de subsidie maar met één halftijdse centrumleider rekening houdt, hebben de meeste dienstencentra hun vrijwilligers broodnodig om ook maar iets te kunnen verwezenlijken. tekst melanie demaerschalk beeld isabelle pateer

V

rijwilligers voeren heel uiteenlopende taken uit: zowel beleidsmatige taken zoals in de centrumraad zetelen en het LDC vertegenwoordigen in de seniorenraad als puur praktische zoals de cafetaria beheren en activiteiten begeleiden. Het programmaboekje opmaken, het onthaal verzorgen en mensen thuis bezoeken, zijn meestal vrijwilligerstaken. In het ideale geval gebeurt de taakinvulling in twee richtingen: enerzijds zoekt het LDC een vrijwilliger voor een bepaalde taak, anderzijds zet het de capaciteiten en wensen van zijn vrijwilligers in om zijn werking bij te schaven. Er kan bijvoorbeeld bij het begin van het vrijwilligerswerk gepolst worden naar vaardigheden die iemand wil en kan inzetten. Zo is er in LDC Seniorama te Leuven een ex-boekhoudster verantwoordelijk voor het opvolgen van en de communicatie over de boekhouding. Er is ook een cel vrijwilligersbeleid, bestaande uit vrijwilligers en personeelsleden, en voorgezeten door een vrijwilliger. Deze cel denkt na over de vrijwilligerswerking in het lokale dienstencentrum en legt de beleidsmatige prioriteiten wat betreft vrijwilligerswerking vast. Momenteel werkt ze aan betere interne en externe communicatie, nadat uit een enquête bij de vrijwilligers gebleken was dat ze dat nodig vonden. Dienstencentra werken ook samen met andere diensten om vrijwilligers voor bepaalde taken te vinden. LDC Sprankel in Vorselaar werkt bijvoorbeeld samen met een gezinsvervangend tehuis. Mensen

28 1 februari 2013 Lokaal

met een verstandelijke beperking bereiden samen met hun begeleider het bakatelier van het LDC voor. Als vrijwilligers dan toch zo’n breed takenpakket kunnen verzorgen, waarom dan nog mensen betalen? Uitsluitend met vrijwilligers werken zou een goed antwoord op besparingen kunnen zijn. Op zich kan een LDC zonder betaalde medewerkers draaien, mits een ‘supervrijwilliger’ kosteloos als coördinerende

vaak een signaalfunctie, zijn ze erg toegankelijk voor de bezoekers en zij zorgen mee voor een aangename sfeer. Voor de vrijwilligers kan de meerwaarde zingeving zijn, een zinvolle dagbesteding

Sommige LDC’s betalen hun vrijwilligers een kostenvergoeding. Ze beslissen dit zelf, ze kunnen hier niet toe verplicht worden. centrumleider optreedt: nagenoeg dagelijks in het LDC aanwezig zijn en de eindverantwoordelijkheid dragen. De realiteit leert echter dat net dit liever wordt overgelaten aan de professionele medewerkers. Betalen of niet? Het grootste aantal uren in lokale dienstencentra die verricht worden door vrijwilligers is van onbezoldigde aard. Het LDC streeft naar een gezonde inschakeling van vrijwilligers, waarbij een winwin situatie wordt gecreëerd voor beide partijen. De meerwaarde voor het LDC kan de mogelijkheid zijn om het LDC en zijn netwerk breder uit te bouwen en verder te ontwikkelen. Ook hebben vrijwilligers

hebben die hun terug een plaats geeft in de maatschappij en wat structuur geeft aan de week. Ook de mogelijkheid tot inspraak, verantwoordelijkheid, engagement en sociaal contact motiveren vrijwilligers zich in te zetten voor het lokaal dienstencentrum. Een goed vrijwilligersbeleid is echter niet kosteloos, en vraagt soms ook financiële investeringen. Dit kan verschillende vormen aannemen. Sommige LDC’s betalen hun vrijwilligers een kostenvergoeding. Ze beslissen dit zelf, ze kunnen hier niet toe verplicht worden. Wel zijn ze verplicht een vrijwilligersregister bij te houden indien ze zulke vergoedingen uitkeren. De vergoeding kan forfaitair of reëel zijn. De


Naast sympathisanten en gebruikers van het dienstencentrum die graag hun steentje bijdragen, zijn er ook organisaties die voor de tijdsbesteding van hun cliënten naar het LDC kijken.

maximale forfaitaire kostenvergoeding die een vrijwilliger mag ontvangen, is 31,71 euro per dag en 1308,38 euro per jaar. Anders is ze niet meer belastingvrij. Op de reële kostenvergoeding staat geen maximum, al mogen de kosten niet buitensporig zijn. De vrijwilliger bedanken kan ook op een andere manier dan met geld, al is ook dit zelden gratis. Een goede opleiding en een goede sfeer tussen vrijwilligers, bijvoorbeeld door een feestje of een uitstap, zijn dingen die de meeste vrijwilligers erg appreciëren. Ook een regelmatig persoonlijk contact van het personeel met de vrijwilligers en expliciete waardering voor hun inspanningen helpt om hen te motiveren het vrijwilligerswerk te blijven doen. In LDC ’t Plein in Dendermonde wordt een onkostenvergoeding voorzien voor externe begeleiders van activiteiten, waar de nadruk ligt op een leerproces en er diploma en/of ervaring van de vrijwilliger gevraagd wordt. De andere 95% van de vrijwilligers doen hun taken onbezoldigd, maar worden uitgebreid en expliciet gewaardeerd en bedankt. ‘Maar de kost van zo’n bedankingfeestje of een vorming is niets in vergelijking met de meerwaarde die een vrijwilliger aan je dienstencentrum biedt,’ benadrukt centrumleidster Cindy Vanhoomissen.

Wie is de vrijwilliger? Vrijwilligers zijn, net als de gebruikers van het dienstencentrum, een zeer diverse groep mensen. Iedereen vanaf zestien jaar kan vrijwilligerswerk doen, maar het is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Sommige mensen moeten toelating vragen, willen ze wettelijk in orde zijn. Werklozen en bruggepensioneerden moeten hun vrijwilligerswerk aangeven aan de RVA; mensen met een uitkering van het ziekenfonds of arbeidsongeschikten moeten toestemming vragen aan hun adviserend geneesheer. Leefloners vragen dan weer het best toestemming aan hun dossierbeheerder. Documenten en meer informatie vindt u op www.vrijwilligerswetgeving.be. Naast sympathisanten en gebruikers van het dienstencentrum die graag hun steentje bijdragen, zijn er ook organisaties die voor de tijdsbesteding van hun cliënten naar het LDC kijken. Deze mensen hebben vaak een iets intensere begeleiding nodig, hetzij van het personeel hetzij van hun collega-vrijwilligers. LDC Seniorama probeert het aantal vrijwilligers die extra begeleiding nodig hebben, op tien procent van het totale vrijwilligersaantal te houden. Zo bewaart het een gezond evenwicht.

Vrijwilligers vinden Om vrijwilligers te vinden is het eerst en vooral belangrijk de taak af te bakenen waarvoor er iemand nodig is. Vrijwilligers komen bij voorkeur uit het eigen dienstencentrum: het LDC kent hen al en zij weten ongeveer wat ze kunnen verwachten. Het verdient de voorkeur gebruikers of huidige vrijwilligers die hiertoe capabel lijken, persoonlijk naar hun interesse voor een bepaalde taak te polsen. Wie in de eigen werking geen vrijwilligers vindt, kan een oproep publiceren in het lokale krantje (van het LDC, de gemeente, het OCMW) of een berichtje ophangen bij lokale handelaren. Ook een vacature op de websites www.vrijwilligerswerk.be en www.11.be kunnen helpen in de zoektocht naar een vrijwilliger. Verzekering Iedere vrijwilliger die voor het LDC werkt, moet verzekerd zijn voor burgerlijke aansprakelijkheid. Een aanvullende ongevallenverzekering en een verzekering voor rechtsbijstand zijn aan te raden, maar niet verplicht. Het is mogelijk een gratis vrijwilligersverzekering aan te vragen bij de provincie of de VGC (Brussel). Deze polis dekt honderd vrijwilligersdagen – dus honderd keer één vrijwilliger voor één dag – per kalenderjaar en is vooral bedoeld voor occasionele en tijdelijke initiatieven, die meestal buiten de gewone wettelijke verzekering vallen. Informatieplicht Het LDC is verplicht zijn vrijwilligers te informeren over zijn sociale doelstelling en juridisch statuut, over de afgesloten verzekering Burgerrechtelijke Aansprakelijkheid en eventuele andere verzekeringen, over een eventuele kostenvergoeding en over de geheimhoudingsplicht. Het is voldoende een nota hierover uit te hangen of bijvoorbeeld op de website te publiceren. Ook hierover vindt u meer informatie op de website www.vrijwilligerswetgeving.be. Melanie Demaerschalk is VVSGstafmedewerker vorming

Lokaal 1 februari 2013

29


special

40 jaar lokale dienstencentra

Dienstencentrum en ouderenadviesraad: een ontmoeting In april 2012 ging het lokale dienstencentrum De Ontmoeting in Beerse open. Het is gevestigd in het complex met de assistentiewoningen en het woonzorgcentrum op een steenworp van het sociaal huis. Bij de opening kwam toevallig ook de oprichting van een ouderenadviesraad ter sprake. Voor de centrumleider van het lokale dienstencentrum Tinne Peeters was dat een kans uit de duizend. tekst tim reddé beeld layla aerts

T

oen het gemeentebestuur voorstelde een seniorenraad op te richten, ging Tinne Peeters daar gretig op in. Ze nam de verantwoordelijkheid om met de raad te beginnen zodat ouderen in Beerse echt gehoord zouden worden. ‘Voor onze eerste algemene vergadering kregen de “oudere” mensen van Beerse een persoonlijke uitnodiging, niet alleen de 65-plussers, maar ook mensen die al over hun oude dag nadachten,’ vertelt ze. Schoonheidsfoutje: de redenering dat in een kleine gemeente de opkomst bescheiden zou zijn, klopte helemaal niet. Maar liefst tachtig mensen accepteerden de uitnodiging. Op de vergadering schetsten de bestuursleden het doel van de raad: voor de ouderen uit de gemeente een aanspreekpunt vormen dat het lokale bestuur degelijke adviezen geeft, rekening houdend met de behoeften die de raad kan waarnemen. ‘Toen kwam de vragenronde. Daar zaten die mensen echt op te wachten. Maar doordat we met zovelen waren, moesten we die echt wel in goede banen leiden,’ zegt Tinne Peeters. Er waren zo veel vragen dat ze in categorieën moesten worden opgedeeld. Meestal leg je zulke categorieën vooraf vast, maar hier gebeurde dat pas achteraf: kansarmoede, vrije tijd, levenslang leren, veiligheid, mobiliteit, zorg, wonen en communicatie. Elk van die acht thema’s kreeg een eigen werkgroep met een bestuurslid en geïnteresseerde deelnemers. De bestuursleden De ouderenraad wil graag over vrije tijd en mobiliteit standpunten bepalen en advies geven aan het lokale bestuur.

30 1 februari 2013 Lokaal

zouden er onderling voor zorgen dat de groepen op elkaar afgestemd werden. Zo konden de groepen vrije tijd en levenslang leren samensmelten omdat ze grotendeels dezelfde vragen behandelden. Verder werd de werkgroep wonen ontbonden wegens te weinig participanten. Natuurlijk was het dan wel belangrijk dat de vragen over dit thema elders werden opgenomen. In de werkgroepen wordt er gewerkt aan de inspiratielijst, een posi-

tieve kijk op problemen. Zo worden de deelnemers verleid niet in ‘gezeur’ te vervallen, maar creatief over oplossingen en initiatieven na te denken. Netwerken van hedendaagse ouderen Een sterke raad heeft zeer diverse deelnemers nodig die je allemaal op een andere manier moet aanspreken. Informatieboekjes waren geen sterk medium in Beerse, een informatiesessie bij de ouderenverenigingen werkte al beter. ‘Maar we wilden ook onafhankelijke ouderen bereiken,’ zegt Tinne Peeters en dus trok ze met haar ploeg naar de markt om de werking van het dienstencentrum bekend te maken. Daar zagen ze bekende gezichten vergezeld van mensen die nauwelijks van een dienstencentrum hadden gehoord. ‘Wie op deze manier te werk


gaat, ontdekt het grote netwerk van de hedendaagse oudere.’ Tinne Peeters is secretaris van de ouderenadviesraad die maandelijks samenkomt in het dienstencentrum om aan de inspiratielijst te werken. Tussendoor komen voorzitters van werkgroepen bij haar langs om te overleggen: ‘Zo heb ik

van de inspiratielijst eigenlijk vragen naar wat er al bestaat, daar, in het sociale huis of ergens anders in de gemeente. ‘Ik zou dat dan gewoon kunnen zeggen. Dat bespaart de seniorenraad tijd. Maar ik heb ook al gemerkt dat het een signaal is en dus luister ik goed. Soms bereikt een bestaand initiatief zijn doel helemaal

Een sterke raad heeft zeer diverse deelnemers nodig die je allemaal op een andere manier moet aanspreken. een zicht op de gang van zaken en kan ik de boel coördineren maar ook verbanden leggen en openheid creëren tussen de werkgroepen.’ En tegelijkertijd laat ze de anderen voelen dat de punten op de inspiratielijst serieus genomen worden, dat er geluisterd wordt naar de vragen van deelnemende ouderen. Ook al kennen de leden van de seniorenraad het dienstencentrum, toch merkt Tinne Peeters dat sommige items

niet. Misschien moet het dan wel aangepast worden zodat het effectiever of efficiënter wordt.’ De aanwezigheid van de centrumleidster is een pluspunt voor de ouderenraad, maar ze is niet zo evident als het lijkt: ‘De kunst zit hem in het bepalen van je positie als ambtenaar in dit adviesorgaan. Natuurlijk vragen mensen mij om raad. En al even vanzelfsprekend wil ik hen helpen, maar we hebben goed nagedacht over de manier waarop ik dat doe. We geven de seniorenraad de kans om een eigen visie op te bouwen, zijn eigen ding

Maar soms is de brandstof ontvlambaar en kan de empowerment omslaan in de drang gehoord te worden. Stel dat er een tekort is aan haltes voor lijnbussen en dat op herhaalde vragen bij de gemeenteraad geen reactie komt. De ouderenadviesraad voelt zich genegeerd en wil een kwade brief schrijven naar de dienst mobiliteit. Zo’n actie kan een omgekeerd effect hebben: er is altijd wel een reden waarom een vraag of advies geen gevolg krijgt. Hier kan de centrumleider opnieuw een belangrijke rol spelen als punt van aarding: ‘Als frustraties onnodig hoog dreigen op te lopen, kan het volstaan de vragende partij eenvoudig samen te brengen met iemand van de betrokken afdeling.’ Volgens Tinne Peeters is dat de grote waarde van haar aanwezigheid in de raad: ze kan de mensen letterlijk en figuurlijk bijeenbrengen en frustraties omzetten in constructieve energie om extra creatief over een probleem na te denken, zonder aan de doorn van de frustratie te blijven haperen. Op andere momenten zet ze de raad aan tot kritische reflectie op basis van een open dialoog. Dit kan nodig zijn als hij een initiatief wil lanceren waarvan de doelstellingen gelijklopen

Tinne Peeters: ‘Help de adviesraad een zelfstandig en onafhankelijk orgaan te zijn.’ te doen en zijn eigen weg te vinden. Hij moet elk voorstel kunnen behandelen en uitwerken tot concrete vragen die hij dan bijvoorbeeld aan het OCMW kan stellen; dit proces mag ik niet onderbreken. Help de adviesraad een zelfstandig en onafhankelijk orgaan te zijn,’ zo luidt volgens Tinne Peeters de boodschap. Punt van aarding in de seniorenraad De ouderenadviesraad is een plek waar ouderen als ouderen erkenning krijgen, hier worden hun vragen gerespecteerd. Dit is de sterkte van de raad. De empowerment van de oudere is hier aan het werk. Die empowerment is als het ware de brandstof die de motor (de raad) doet draaien (vragen en initiatieven uitwerken).

met een bestaande dienst die niet specifiek voor ouderen werkt. Dan zoeken ze naar de tekortkomingen in het bestaande initiatief en naar een manier om die weg te werken. Wat we in Beerse zien gebeuren is een intrigerende samenwerking tussen een kersverse ouderenadviesraad en een splinternieuw lokaal dienstencentrum. De band kwam op een bijna organische wijze tot stand. De spontaniteit en gedrevenheid van beide partners maken dat de ouderen in de gemeente echt een stem krijgen. Tim Reddé is VVSG-stafmedewerker lokaal ouderenbeleid

Lokaal 1 februari 2013

31


special

40 jaar lokale dienstencentra

Woonzorgzones en woonzorgnetwerken Hoe kan een lokaal bestuur de levensvoorwaarden van ouderen verbeteren? Hoe kan het zorgbehoevende inwoners een goed woonaanbod garanderen? Eén ding is zeker: alleen lukt het niet. Het bestuur moet bruggen bouwen: tussen wonen en zorg, tussen thuiszorg en residentiële ouderenzorg. tekst tine de vriendt beeld wervik gf

E

en gemeente moet samenwerking zoeken met alle lokale partners op het gebied van wonen, zorg en welzijn, zowel met de zorgaanbieders als met de zorgontvangers. Woonzorgzones en woonzorgnetwerken zijn instrumenten voor een lokaal integraal woonzorgbeleid en voor een zorgvriendelijke gemeente. Woonzorgzones Het concept van de woonzorgzone is ontstaan in Denemarken en verbindt welzijn, zorg en wonen. Het is een integraal concept dat zich aanpast aan de zorgbehoeften van de bewoners. In een woonzorgzone kunnen ouderen zo lang mogelijk thuis in de vertrouwde woonomgeving blijven wonen en streeft men naar een levensloopbestendige buurt of wijk. In Vlaanderen is het OCMW Wervik pionier op dit vlak. Bijna tien jaar geleden ontstond het idee om in het centrum van Wervik een woonzorgzone uit te bouwen. Bezoekers uit de hele wereld, van Australië tot Finland, kwamen ermee kennismaken. Het OCMW richtte een Bijzonder Comité Woonzorg op om

Een woonzorgzone is een afgebakend gebied, een wijk of dorp tot 10.000 inwoners waar ook ouderen en mensen met een beperking zich volwaardig kunnen bewegen. Er is een ruim aanbod speciale woonvormen voor zorgbehoevende mensen.

32 1 februari 2013 Lokaal

oplossingen op maat te zoeken voor knelpunten in woonzorg. In het centrum van Wervik is het concept nu op kruissnelheid en in deelgemeente Geluwe krijgen de plannen vorm om een tweede woonzorgzone te ontwikkelen. Ondertussen zijn er ook voorbeelden en experimenten in andere Vlaamse gemeenten, zoals het Gentse Ledeberg en Genk. Een woonzorgzone is een afgebakend ge-

bied, een wijk of dorp tot 10.000 inwoners waar ook ouderen en mensen met een beperking zich volwaardig kunnen bewegen. Er is een ruim aanbod speciale woonvormen voor zorgbehoevende mensen. Het OCMW van Wervik heeft een actieprogramma om leegstand tegen te gaan en verouderde woningen tot levensloopbestendige woningen te renoveren. In de woonzorgzone Wer-


vik zijn 3,5 % woningen nu aangepast. ‘Nog te weinig,’ vindt Myriam Deloddere, OCMW-secretaris en drijvende kracht achter de woonzorgzone in Wervik. Deze werkwijze is immers een goede hefboom tot stadsvernieuwing. Op die manier wordt Wervik ook voor jongere gezinnen weer aantrekkelijk. Zorgknooppunt Een woonzorgzone heeft een zorgknooppunt dat binnen een straal van 750 meter dag en nacht hulp biedt, met het woonzorgcentrum als uitvalsbasis. In Wervik ontvangt het callcenter de noodoproepen: bewoners binnen de woonzorgzone wordt gegarandeerd dat hulp binnen tien minuten ter plaatse is. Daarnaast heeft Wervik ook een centraal loket woonzorg, op een aparte locatie, los van andere OCMW-diensten, waar iedereen terecht kan voor alle mogelijke informatie over woonzorg, voor persoonlijk advies en voor een begeleidingstraject om passende zorg te verkrijgen. In de woonzorgzone is er bovendien een verhoogd

aanbod aan diensten aan huis: van mindermobielencentrale, wasserij, schoonmaak- en strijkdienst tot gezinszorg. Een veilige en sociale woonomgeving met voldoende ontmoetings- en rustplaatsen is cruciaal voor een geslaagde woonzorgzone. De voetgangerscirkel is

arts of huisartsenkring, minstens de volgende voorzieningen aanwezig zijn: een woonzorgcentrum, een centrum voor kortverblijf, een groep van assistentiewoningen, een erkende dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg of een andere erkende thuiszorgvoorziening die zorg aan huis levert. Een woonzorgnet-

Het lokale bestuur kan de toegankelijkheid van de zorg in het oog houden, enerzijds door zelf leemtes in het aanbod in te vullen, anderzijds door de coördinatie te verzorgen en samenwerking te stimuleren. een aaneengesloten wandelroute van ongeveer twee kilometer die voetgangers en in het bijzonder ouderen en mensen met een beperking in staat stelt zelfstandig hun doel te bereiken. Dagelijkse voorzieningen zoals bakker, slager, post, kapper, winkels, openbaarvervoerhalten bevinden zich op de voetgangerscirkel. Samenwerking met de gemeentediensten en de plaatselijke handelaars om de trottoirs vrij te houden en te repareren is erg belangrijk. In Gent levert het lokale dienstencentrum een flinke bijdrage aan de ontwikkeling van de woonzorgzone en woonzorgnetwerken. Niet verwonderlijk, want lokale dienstencentra hebben een belangrijke preventieve functie. Ze stimuleren de zelfredzaamheid, de participatie en emancipatie van mensen die het thuis moeilijker krijgen. De lokale dienstencentra zijn verankerd in de buurt, creëren ontmoetings- en vormingsmomenten en bieden thuiszorgdiensten en hulp bij activiteiten van het dagelijks leven. Woonzorgnetwerken Een woonzorgnetwerk is een buurtgericht functioneel samenwerkingsverband waarin de in de buurt actieve erkende voorzieningen uitgenodigd worden tot participatie en waarin naast een huis-

werk heeft als opdracht de ouderenzorg te optimaliseren door samen te werken en het aanbod van de leden op elkaar af te stemmen. Bij de ontwikkeling van een woonzorgnetwerk of woonzorgzone kan een gemeente of OCMW een belangrijke rol spelen. Het lokale bestuur kan de toegankelijkheid van de zorg in het oog houden, enerzijds door zelf leemtes in het aanbod in te vullen, anderzijds door de coördinatie te verzorgen en samenwerking te stimuleren. De succesfactoren zijn vertrouwen, motivatie en voldoende draagvlak. Sectoroverschrijdend werken is noodzakelijk. Eén model formuleren om de doelstellingen van zorggarantie en zorgcontinuïteit te bereiken is onmogelijk. De aangewezen formule hangt immers af van het bestuur zelf, zijn grootte en middelen, maar ook van de andere aanwezige partners. De lokale besturen moeten dus samen met de verschillende partners op zoek gaan naar een model dat voor hen werkt. Maar één ding is duidelijk: met de nodige wil slagen de lokale besturen er wel degelijk in de zorgtoegankelijkheid voor hun inwoners te garanderen. Tine De Vriendt is VVSG-stafmedewerker thuiszorg

Lokaal 1 februari 2013

33


special

40 jaar lokale dienstencentra

Naar een leeftijdsvriendelijke gemeente Gemeenten leeftijdsvriendelijk maken is een van de uitvoerigste manieren om antwoord te bieden op alle gevolgen van de toenemende vergrijzing. Dat kan door prioriteiten te kiezen in acht domeinen waarvoor gemeenten verantwoordelijk zijn.

transport publieke ruimte en gebouwen

tekst veerle baert beeld layla aerts

H

et concept ‘leeftijdsvriendelijke gemeente’ komt van de Wereldgezondheidsorganisatie. Het bouwt voort op het idee dat actief ouder worden leidt tot optimaal ouder worden en dat de kwaliteit van leven daardoor verhoogt. Het vertrekpunt is positief: alle ouderen hebben recht op een actieve rol in de samenleving. Maar het hangt van de fysieke en sociale omgeving af of burgers lang gezond blijven en onafhankelijk en autonoom ouder kunnen worden. Een leeftijdsvriendelijke gemeente legt zich toe op acht domeinen (zie schema) waarvoor ze verantwoordelijk is. Gemeenten kunnen dus prioriteiten kiezen in deze acht domeinen, het liefst natuurlijk in samenspraak met hun oudere inwoners.

34 1 februari 2013 Lokaal

gezondheid en diensten

De ‘groep’ ouderen is zeer heterogeen. Het is essentieel dat alle ouderen in de gemeente hun zeg kunnen doen, en niet alleen degenen die het hardste roepen. Bijzondere aandacht zal moeten uitgaan naar kwetsbare ouderen: ouderen in armoede, ouderen met een beperking… Een eerste stap kan de opmaak van een omgevingsanalyse zijn: wat is er allemaal aanwezig in onze gemeente om tegemoet te komen aan de behoeften van ouderen? Het is belangrijk dat ouderen in diverse domeinen van het gemeentebeleid betrokken worden. Door de plannen van een nieuw administratief centrum voor te leggen aan een groep ouderen kunnen ze samen met de architecten kijken of het nieuwe gebouw wel geschikt is om hen te

wonen

Leeftijdsvriendelijke gemeente

communicatie en informatie participatie en tewerkstelling

sociale, culturele, politieke participatie

respect en sociale inclusie

ontvangen. In elke gemeente zullen er andere accenten gelegd en andere prioriteiten gesteld worden. Doe het niet alleen: kijk wie of welke organisaties aanwezig zijn op uw grondgebied, gebruik bestaande samenwerkingsverbanden. Een gemeente zal nooit tijdens één legislatuur helemaal leeftijdsvriendelijk worden. Er zullen prioriteiten gekozen moeten worden in samenspraak met de oudere burgers. Begin beschei-


den en put energie en inspiratie uit kleine projecten.

1

Hun eigen publieke ruimte Een leeftijdsvriendelijke gemeente is een gemeente die actief ouder worden ondersteunt en bevordert. Uit onderzoek blijkt dat de buurt almaar belangrijker wordt naarmate iemand ouder wordt. Ouderen brengen meer tijd in hun buurt door dan jongeren. Ze wonen meestal ook gedurende een langere periode in dezelfde buurt en hoe ouder mensen worden, hoe meer ze zich eraan hechten. Ze willen ook zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving blijven wonen. Sociale buurtnetwerken zijn van vitaal belang om mensen actief in hun eigen buurt ouder te laten worden. Ouderen houden van een propere buurt, zonder geur- of lawaaihinder, met plaatsen waar ze kunnen schuilen als het regent, met voldoende openbare toiletten en punten waar ze kunnen rusten tijdens een wandeling. Stoepen zijn obstakelvrij en worden niet glad als het regent. Maar ouderen hebben ook behoefte aan voorzieningen in hun buurt: een bakker, een postkantoor of een bank.

2

Toch op stap Bijna vier van de tien 80-plussers hebben vervoersproblemen. Voor de zwakste groep van ouderen zou het lokale bestuur collectief gepersonaliseerd vervoer (mindermobielentaxi’s) kunnen aanbieden. Ook het openbaar vervoer kan toegankelijker worden voor ouderen door bijvoorbeeld de instaphoogte van de bus te compenseren met verhoogde opstapplaatsen. Om ouderen te ondersteunen bij het gebruik van het openbaar vervoer publiceerde de stad Sint-Truiden informatie daarover in het gemeenteblad.

3

Thuis wonen Het overgrote deel van de ouderen (95,2%) woont zelfstandig thuis. Maar 2,5% van de 60-plussers woont in een alternatieve woonvorm. De woning van ouderen is vaak niet aangepast, vooral bij 80-plussers is die ernstig onaangepast. Bij drie

op vier ouderen is er geen rookdetector in de woning. 17,8 procent van de oudere Vlamingen heeft zelfs geen centrale verwarming. Een beleid dat ouderen zo lang mogelijk in hun eigen woning kan laten wonen, sluit aan bij hun wensen. De gemeente zou kunnen instaan voor een gediversifieerd aanbod van geschikte woningen of zou het levensbestendig wonen kunnen promoten.

4

Culturele, politieke en sociale participatie De helft van de Vlaamse ouderen participeert nooit aan cultuur. Ouderen vinden het belangrijk dat er een gevarieerd cultureel aanbod is dat overdag plaatsvindt. Een derde van de ouderen komt ’s avonds nooit buiten. Ouderen zijn over het algemeen geïnteresseerd in politiek maar hun participatie eraan is eerder laag. In de maatschappelijke positie van ouderen zit een politieke paradox: groot in aantal, maar beperkt in invloed. 80% van de ouderen vindt dat ze vertegenwoordigd moeten zijn op het lokale bestuursniveau. Het bestaan van een ouderenadviesraad garandeert immers onvoldoende dat hun belangen in het gemeentelijk beleid effectief verdedigd worden. Bijna 16% van de ouderen doet aan vrijwilligerswerk. Veel meer ouderen zouden dat wel willen doen, maar laten het omdat het hun niet wordt gevraagd of omdat ze financiële of mobiliteitsproblemen hebben.

5

Participatie en tewerkstelling Armoede treft een op de vijf ouderen. De economische crisis zet nog extra druk op de reserves die ouderen opgebouwd hebben. Een goed inkomen is vaak verbonden met een goede levenskwaliteit. Ouderen kunnen hun inkomen maximaliseren als ze goed op de hoogte zijn van alle mogelijke voordelen. Goed en gratis financieel advies kan hen helpen hun toekomst optimaal voor te bereiden. Oudere werknemers staan vaker in de wind bij ontslagen naar aanleiding van faillissementen. Opnieuw werk vinden na je vijftigste is niet eenvoudig. Leef-

tijdsvriendelijk personeelsbeleid wordt onontbeerlijk.

6

Respect en sociale inclusie Er is nog veel werk aan positieve beeldvorming van ouderen in onze maatschappij. Ouderen komen al te vaak negatief of op een stereotiepe manier in beeld. Hoe ouder mensen worden, hoe minder sociale contacten ze hebben. 80-plussers hebben beduidend minder frequent contact met anderen. Enkel het aantal contacten met kinderen en buren neemt niet af. Ouderen met een hoger maandinkomen zijn minder sociaal geïsoleerd. Ouderen die minder dan tien jaar in hun gemeente wonen, hebben een veel beperkter sociaal netwerk dan leeftijdsgenoten die er al langer dan tien jaar wonen.

7

Communicatie en informatie Het is belangrijk dat een lokaal bestuur helder en effectief communiceert met alle inwoners in de gemeente, ook met ouderen. Voor ouderen is het niet evident om alle informatie online te zoeken. Niet alle ouderen zijn vertrouwd met computers of hebben toegang tot het internet. Kwetsbare ouderen die sociaal geïsoleerd zijn, hebben face-to-face-informatie nodig.

8

Gezondheid en diensten Ouderen zullen veel langer dan vroeger thuis blijven wonen. Dit wordt onmogelijk als we niet kunnen rekenen op extra mantelzorgers of andere vormen van informele zorg. Het is voor ouderen ook belangrijk dat er in hun buurt toegankelijke en betaalbare welzijnsvoorzieningen zijn. Veerle Baert is VVSG-stafmedewerker ouderenbeleid Bronnen: De Witte, N., e.a., Een huis? Een thuis! Over wonen en ouderen, 2012 Lambert, L., e.a., Ouderen werken aan duurzame mobiliteit. Succesvol ouder worden in een duurzaam transportsysteem, 2009 Verté, D., e.a., Doe mee! Over ouderen en maatschappelijke participatie, 2011

Lokaal 1 februari 2013

35


terugblik op 100 jaar Vereniging van Belgische, 20 jaar Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten

2

Z 1

org dragen voor ouderen en behoeftigen is al sinds het concilie van Tours in 567 een lokale taak, waarvoor tot de late Middeleeuwen vooral de parochies instonden. In de godshuizen namen kloosterlingen vanaf de dertiende eeuw – soms in opdracht van de gemeente – zieken en ouderen op en verschaften ze onderdak aan behoeftigen. Pas na de Franse Revolutie werd de hulpverlenging geseculariseerd en bij wet toegewezen aan de gemeenten. De wet op de Openbare Onderstand van 1891 stipuleerde bovendien de verplichtingen van de gemeenten om de tekorten van de onderstandscommissies te dekken. In 1976 werden de Commissies Openbare Onderstand omgevormd tot OCMW’s die volgens de specifieke lokale behoeften een takenpakket uitvoeren.

Honderd jaar vereniging 4

3

36 1 februari 2013 Lokaal

5


6

en zorg voor ouderen

7

1 1915 - Sint-Niklaas – Portret van mijnheer en mevrouw Vercauteren-Engels ter gelegenheid van hun gouden bruiloft. © Particuliere collectie Walther Moerdyck 2 1950 - Trouwfoto van Josephine Wels en Norbert Everars met hun familie. © Stadsarchief Tongeren 3 1951 - In Gooik klinken notaris Wielant en landbouwer Wannes op zijn honderdste verjaardag onder het toeziend oog van Anna Van der Kelen bij wie Wannes inwoont. © Fotoarchief Heemkundige Kring Gooik 4 1955 – In de feestzaal van het klooster van Berlaar vieren de gepensioneerden feest. © Historisch archief Berlaar 5 1981 - In Wechelderzande poseert het viergeslacht Van Echelpoel met de geboorte van de tweeling Filip en Guy. © Heemkring Norbert de Vrijter 6 1950 - Tijdens de processie wachten de zieke ouderen op hun ziekenzalving voor het OCMW-rusthuis van Halle. © Zuidwestbrabants museum Halle 7 1950 – In het ouderlingentehuis Godshuis Speecq van Mechelen lunchen de bejaarden samen in de eetzaal. - © Stadsarchief Mechelen

Lokaal 1 februari 2013

37


mens & ruimte groenbeleid

38 1 februari 2013 Lokaal


Zet bomen en groen aan het werk Almaar meer mensen verkiezen de dorpskern of stad boven het platteland. Naar schatting wonen in 2050 zeven van de tien mensen in steden. Tegelijk dagen de klimaatveranderingen ons duidelijk uit. Hoe houden we de stad gezond en leefbaar? En welke rol kan vegetatie daarin spelen? Het Vlaams-Nederlandse project Functioneel Groen zocht vier jaar lang naar de antwoorden op die vragen. tekst tina stroobandt beeld functioneelgroen.nl, gfs

D

e snelle verstedelijking confronteert gemeenten en metropolen met een behoorlijke uitdaging. De oude structuren volstaan niet meer om tijdig om te schakelen. Groenbeheer, stedenbouw en waterbeheer moeten eerder en intensiever samenwerken om tijdig duurzame oplossingen te realiseren. EĂŠn toveroplossing bestaat er niet, maar maatwerk doet wel wonderen. De luchtkwaliteit, waterkwaliteit ĂŠn leefkwaliteit profiteren van een goed doordacht groenplan. Bovendien willen bedrijven en bewoners best meewerken om groen in hun omgeving te installeren en te onderhouden.

Strategisch groen vangt tot 25 procent van de effecten van de klimaatverandering op en dient zo als koelkast voor de binnenstad.

Het Vlaams-Nederlandse Interreg-project Functioneel Groen verenigde veertien partners. Concrete herinrichtingsen verkavelingsprojecten testten en bewezen hoe groenstructuren kunnen bijdragen aan een betere luchtkwaliteit, klimaatadaptatie en sociale, economisch gewenste ontmoetingsplaatsen. Alles op zijn plaats Alles begint met een goed doordacht ontwerp. Groen kan verschillende functies vervullen, maar elke vegetatievorm heeft zijn specialiteit. Zet de juiste boom op de juiste plaats en de zaak komt in orde. Op www.functioneelgroen.nl vindt u een brochure en handboeken die de baten van elk type vegetatie uit de doeken doen. Strategisch groen vangt tot 25 procent van de effecten van de klimaatverandering op en dient zo als koelkast voor de binnenstad. Op wijk- en stadsniveau verlaagt het juiste groen de temLokaal 1 februari 2013

39


mens & ruimte groenbeleid

Huidig en toekomstig zicht op de Westlaan/Noordlaan

Vrij ademen in Roeselare Roeselare, Ingelmunster, Izegem, Oostrozebeke en Wielsbeke bonden samen met Functioneel Groen de strijd aan tegen fijn stof. Roeselare legde de nieuwe West- en Noordlaan aan volgens het STOP-principe. Stappers en trappers krijgen bredere trottoirs, veilige oversteekplaatsen en vrije fietspaden. Het openbaar en privévervoer worden geordend met de aanleg van busbanen en slechts één rijstrook in elke richting. Zo moedigt de stad haar reizigers

peratuur met zo’n twee graden. Plaatselijk kan het zelfs tot negen graden koeler zijn. Bovendien filteren vegetatiestructuren CO2 uit de vervuilde lucht, dempen ze (verkeers)lawaai en absorberen ze water. Het rustgevende karakter van

Eindconferentie 7 februari Deskundigen lichten de cases toe in de voormiddag, in de namiddag zijn er klimaat- en luchtworkshops. Er zijn tien gratis toegangskaarten voor wie als eerste de VVSG ver‑ meldt bij de inschrijving bij annette.vanbrenk@belw.nl www.functioneelgroen.nl of fleur.schilt@platform31.nl

40 1 februari 2013 Lokaal

aan het centrum te ontlasten. De luchtkwaliteit verbetert ook door de hagen, ‘dustkillers’ (metalen structuren met klimop) en bloemtorens. Ze dempen de verkeersoverlast en zuiveren het rondvliegend stof uit de lucht. De olmen en haagbeuken in de middenberm versterken de plantendiversiteit en houden ook de fauna in evenwicht. De blaadjes van de haagbeuk zijn namelijk de lievelingssnack van de lokaal bedreigde meikever.

de natuurlijke wind- en zonneschermen trekt zowel mensen als dieren aan. Die positieve eigenschap verhoogt de economische waarde van omliggend vastgoed. Behoorlijk wat voordelen dus. Maar het groene denken vereist wel een ommezwaai in de huidige omgang met stadsontwikkelingsprojecten. Om een goede samenwerking tussen de verschillende sectoren mogelijk te maken ontwikkelde Functioneel Groen verschillende instrumenten die planners vrij mogen gebruiken als startpunt voor hun ontwerp. De ontwerpprincipes voor gebouwen, straten en gebieden werden goed geïllustreerd, voorzien van duidelijke stroomschema’s en gratis ter beschikking gesteld. Omwonenden enthousiast maken Een vaak gehoord minpuntje is dat de onderhoudskosten van groen hoger lig-

gen dan die van beton of steenstructuren. Maar daarvoor kunnen slimme oplossingen met buurtwerk en bedrijven worden bedacht. In Maastricht wist het gemeentebestuur bij de heraanleg van een wijk een onverwacht groot aantal mensen te interesseren voor een workshop over functioneel groen. Om de baten van groen te verduidelijken produceerde het project een ludieke brochure, waarin vacatures worden uitgeschreven voor elke ‘functie’ die groen in het straatbeeld opneemt. Zo werd meteen duidelijk wat bewoners precies van elke ‘groenarbeider’ kunnen verwachten. Een aanvullende folder geeft tips in verband met wateropvang, hittebestrijding, luchtkwaliteit, dieren en insecten. Verschillende bewoners testen nu deze oplossingen in hun tuin. Tina Stroobandt is freelance redacteur


Plankaart woongebied Sledderlo

Oosterring en ‘groene’ berm

Genk bant verontreinigde lucht Eind 2010 stapte Genk in het Functioneel Groen-project en concentreerde zich daarbij hoofdzakelijk op de luchtkwaliteit. De stad plant de aanleg van een 685 meter lange groene berm naast de vernieuwde Oosterring. De natuurlijke buffer zal als scherm tussen het woongebied Sledderlo en de industrie van Genk Zuid dienen. Op het bovenvlak vangt een gordel wintergroene bomen (hulst,

De Vaartkom

taxus, sparren en dennen) de geluidshinder en de vervuilde industrielucht op. Samen met het gras en de struiken op de zijwanden van de vijf meter hoge berm voorkomen ze dat zowel grof als fijn stof de regio in waait. De stedenbouwkundige vergunning is toegekend, de werken gaan binnenkort van start.

Engelsplein Nieuw Leuven

Kuieren in Leuven Leuven bouwt sinds 2009 aan een nieuw stadsdeel, waar een oude industriële site plaats ruimt voor een blauwgroen netwerk. Zoals vastgelegd in het Masterplan Publieke Ruimte, moeten de stukken natuur bij elkaar aansluiten zodat wandelaars het centrum op een groene manier kunnen verkennen. Vooral de Vaartkom zal een gedaantewisseling ondergaan. De industriële site rond de Vaart en de Dijle wordt door de aanleg van vier parken omgetoverd tot een bruisende stadswijk. De bomen zijn

niet alleen mooi, ze leveren ook verkoeling in warme periodes en zullen de Leuvenaars van de drukke verkeersassen afschermen. Samen met het nieuwe park op de Keizersberg zal de oprukkende natuur rond de Vaartkom als groene buffer in de Leuvense binnenstad dienen. De inwoners dragen hun steentje bij door geveltuintjes en groendaken aan te leggen, en ook langs de Dijle komt een gloednieuw wandelpad.

Lokaal 1 februari 2013

41


mens & ruimte woonbeleid

‘Een van de doelstellingen binnen de intergemeentelijke samenwerking tussen Genk, As, Opglabbeek en Zutendaal is de gemeentelijke premies en subsidies op elkaar af te stemmen. Zo hebben wij een intergemeentelijk reglement duurzaam wonen opgesteld,’ zegt Fabio Amorosi die als architect-projectcoördinator Lokaal Woonbeleid GAOZ dagelijks aan degelijk woonbeleid in de vier gemeenten werkt. Lokaal Woonbeleid GAOZ zet daarbij sterk in op initiatieven die duurzaam wonen ondersteunen.

Inwoners stimuleren zo doordacht mogelijk duurzaam te investeren Genk 22 februari Naar lagere energiekosten voor het huishoudbudget

Onbegrensd wonen

Op 22 februari 2013 organiseert de VVSG het laatste van vijf ateliers over in‑ tergemeentelijk samenwerken in verband met wonen. Alex Verhoeven, staf‑ medewerker duurzaam beleid, schetst eerst het kader voor duurzaam en ener‑ gievriendelijk woonbeleid. Stebo vzw licht daarna toe hoe de gemeenten in haar werkgebied dit in de praktijk organiseren. In de werkgroepen nadien gaan we dieper in op knelpunten die de aanwezigen ervaren. In de namiddag maken we kennis met een praktijkvoorbeeld. www.vvsg.be

www.woneningaoz.be De intergemeentelijke samenwerking van Genk, As, Opglabbeek en Zutendaal is heel waardevol omdat ze tot een uniforme werkwijze en premiebeleid leidt.

‘De GAOZ-gemeenten willen de inwo‑ ners stimuleren om niet langer ad hoc duurzame investeringen te realiseren, maar doordacht, in een breed kader. Daarom hebben we met Lokaal Woon‑ beleid GAOZ een subsidiereglement opgemaakt dat zeventien duurzame investeringen bevat,’ zegt Fabio Amo‑ rosi. Uniek aan dit reglement is dat aan elk van die zeventien investeringen een aantal punten is verbonden. ‘Inwoners worden gestimuleerd om in drie jaar zo veel mogelijk investeringen te realise‑

www.woneningaoz.be 42 1 februari 2013 Lokaal

gf

gf

gf

Dompel je onder in GAOZ

ren en punten te sparen. Vanaf zestien punten kun je subsidies aanvragen bij GAOZ Woonbeleid: dat minimum is goed voor 800 euro voor een woning. Hoe meer punten je spaart, hoe hoger het subsidiebedrag.’ Voor een beperkt aantal dringende investeringen is het ook mo‑ gelijk rechtstreeks subsidie te vragen. Lokaal Woonbeleid GAOZ werkt in alle gemeenten met een woonloket, daar kunnen de inwoners terecht voor alle informatie en de aanvraagformulieren voor premies en subsidies. Mensen die er niet in slagen de aanvraagformulieren zelfstandig in te vullen, krijgen hulp. Fabio Amorosi vertelt dat veel acties voor energiezuinigheid uitgewerkt wor‑ den in samenwerking met verschillende partners, zoals Stebo vzw en Infrax die energiescans uitvoeren: ‘Daarnaast is er ook een intense samenwerking met de GAOZ-OCMW’s, de diensten leefmilieu van de gemeenten en Dubolimburg, en promoten wij de Duwolim-lening, een voordelige lening voor energiebespa‑

rende maatregelen.’ Sinds de oprichting van Lokaal Woonbe‑ leid GAOZ is er tussen de vier gemeen‑ ten structureel overleg over wonen. ‘Wij trachten alle activiteiten die worden op‑ gezet, zo veel mogelijk open te trekken voor het hele werkingsgebied, maar om‑ dat Genk als centrumstad stedenfonds‑ middelen ontvangt, kan dat niet altijd.’ Fabio Amorosi benadrukt wel dat IGS GAOZ ernaar streeft in de vier gemeen‑ ten dezelfde werking te realiseren. ‘Zo onderzoeken we of we het thermoloket in Genk kunnen uitbreiden naar de an‑ dere gemeenten. Het thermoloket geeft inwoners energieadvies aan de hand van warmtebeelden van hun woning.’ Voor Fabio Amorosi is intergemeente‑ lijke samenwerking heel waardevol. ‘Ze leidt tot een uniformiteit in werkwijze en premiebeleid van de gemeenten. Voor inwoners van de gemeenten is het heel duidelijk dat zij zich tot één centraal aan‑ spreekpunt kunnen richten.’ joris de leenheer


mens en ruimte kort lokaal nieuws

print & web

sandy bogaerts

Synductis maakt openbare werken niet goedkoper

Doordat de domeinen wegenis en riolering ook worden opgenomen in Synductis, is het mogelijk dat gemeenten niet langer rechtstreekse zeggenschap zullen hebben over de planning van wegenen rioleringswerken op hun eigen grondgebied. Hierdoor dreigen ze hun regierol voor werkzaamheden in en inrichting van de publieke ruimte te verliezen. Daarom is het voor de VVSG cruciaal dat deze domeinen niet worden opgenomen in Synductis.

Besparing? De VVSG vraagt zich ook af of de oprichting van een nieuwe structuur wel nodig is om het vooropgestelde doel

De nutsmaatschappijen Eandis (gas en elektriciteit) en TMVW en IWVA (water) richtten op 18 december de cvba Synductis op om binnen het werkingsgebied van Eandis de planning en uitvoering van nutswerken beter op elkaar af te stemmen. De oprichters beweren ook dankzij de Synductis-structuur jaarlijks veel geld te kunnen besparen. De VVSG vindt het een goede zaak dat de partners in de publieke ruimte het belang van coördinatie en minder hinder inzien. Toch blijven enkele belangrijke bezorgdheden bestaan.

te bereiken. We zien meer heil in het zwaarder inzetten op bestaande instrumenten zoals GIPOD en coördinatievergaderingen op gemeentelijk niveau om de hinder in de publieke ruimte te beperken. Bovendien zijn we er niet van overtuigd dat openbare werken goedkoper zullen worden door de werkwijze die Synductis wil hanteren. Zoals de doelstellingen nu worden geformuleerd lijkt de kans groter dat de prijzen zullen stijgen. Synductis wil streven naar een bundeling van de diverse specialiteiten en zo een evolutie forceren naar één studiebureau, één aannemer enzovoort. Aanbesteding van zulke integrale projecten kan het

aanbod op de markt doen verschralen, omdat enkel grotere consortia nog in aanmerking zullen komen. Hierdoor dreigt een stijgende monopolisering van deze markt met daaraan verbonden stijgende prijzen. Bovendien beoogt Synductis niet alleen de bundeling van specialiteiten in de verschillende nutssectoren, maar ook in de domeinen wegenis en riolering. De praktijk wijst uit dat zo’n bundeling de prijzen net doet stijgen. De kwaliteitsvereisten aan wegenwerken zijn immers anders en duurder dan de kwaliteitsvereisten aan nutswerken. christophe claeys en erwin debruyne

Goede voorbeelden en projecten voor sociale cohesie bij senioren Met ondersteuning van de provincie Oost-Vlaanderen zetten de OCMW’s van Gent en Sint-Niklaas en de stad Eeklo een kenniscentrum over sociale cohesie op. Het centrum wil kennis over socialecohesieprojecten bij senioren delen. Het kenniscentrum roept sociaal-culturele organisaties en lokale overheden op de methodieken te delen waarmee ze thuiswonende senioren stimuleren hun netwerken te behouden. Voorbeelden van zulke methodieken zijn buurthulp, het dichten van de digitale kloof of cursussen voor slechthorenden en hun familie. sociale.cohesie@ocmwgent.be of T 09-266 95 39.

Palliatieve zorg en euthanasie in België Met de onderzoeksresultaten van het project Monitoring the Quality of End-of-Life Care in Flanders weten we meer over de levenseindezorg in Vlaanderen. Het boek evalueert het wettelijk kader in België, beschrijft de resultaten van verschillende empirische studies en gaat in op de kenmerken van zorg aan het levenseinde. De resultaten van het onderzoek naar kwaliteits‑ indicatoren in de palliatieve zorg komen ook aan bod. De auteurs slaan een brug tussen onder‑ zoek, praktijk en maatschappij door besluiten voor beleidsma‑ kers en zorgprofessionals te formuleren. L. Deliens e.a., Palliatieve zorg en euthanasie in België – Evaluatie van de praktijk en wetten, MELC consortium, uitgeverij ASP, Brussel, 26,95 euro

Nieuwe publiekswebsite geestelijke gezondheid ‘Mensen met psychische proble‑ men zijn gevaarlijk en onvoor‑ spelbaar.’ Zulke vooroordelen wil de Associatie Beeldvorming Geestelijke Gezondheid, een samenwerkingsverband tussen de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid en Te Gek!?, wegwerken met de website www.geestelijkgezond‑ vlaanderen.be. Deze nieuwe website levert informatie over ziektebeelden, oorzaken, be‑ handeling en mogelijke reacties van de omgeving. Daarnaast maakt hij de bezoekers wegwijs in het complexe aanbod van de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen. www.geestelijkgezondvlaanderen.be

Lokaal 1 februari 2013

43


Winkelen in Vlaanderen 2.0 betekent vooral de kernen versterken in brede zin, maar ook specifiek subsidies voor lokale besturen om handelspanden aan te kopen of ze te renoveren.

daniel geeraerts

mens en ruimte kort lokaal nieuws

Winkelen in Vlaanderen 2.0 Op 21 december 2012 keurde de Vlaamse regering de nota Winkelen in Vlaanderen 2.0 goed. Deze nota presenteert gemeenten nieuwe mogelijkheden om een kernversterkend detailhandelsbeleid te voeren. De VVSG onthaalt de nota positief. Veel initiatieven uit de startnota van vorig jaar werden ondertussen gerealiseerd: op ruimtelijk-economisch vlak is er een wijziging doorgevoerd met betrekking tot het functiewijzigingsbesluit met de bedoeling detailhandel op bedrijventerreinen te beperken (juli 2011). Ook is er een rondzendbrief met een afwegingskader voor grootschalige detailhandel (december 2011). De startnota voorzag ook in enkele maatregelen om de sector van de detailhandel en de lokale besturen die een detailhandelsbeleid willen voeren, te versterken: de leidraad voor een strategisch commercieel

plan, die in september 2012 op de regionale overlegtafels van de VVSG werd toegelicht, moet de lokale besturen helpen een visie op detailhandel te ontwikkelen. Verder hebben 42 steden ingetekend op een EFRO-oproep voor gevelrenovatie. Ten slotte vermelden we de oproep Ondernemingsvriendelijke Gemeente met als thema kernversterkend beleid: hierbij werden negen projecten goedgekeurd waaronder het Platform Centrummanagement van de VVSG, dat in oktober 2012 een succesvolle startbijeenkomst kende. Nog in de winkelnota 2.0 worden ruimtelijk-economische nieuwigheden aangekondigd, met onder meer de krijtlijnen voor de regionalisering van de wet op de handelsvestigingen. Na de regionalisering zal de sociaal-economische vergunning gecontinueerd en maximaal in de stedenbouwkundige vergunning geïntegreerd worden.

Verder is er sprake van een stedenbouwkundige verordening waarmee bijvoorbeeld kernwinkelgebieden kunnen worden afgebakend, en die mogelijkheden biedt om functies te beperken/verbieden of functiewijzigingen uit te sluiten. Ook een handelsvestigingsconvenant vindt er zijn plaats in. Daarnaast bevat de nieuwe nota financiële stimulansen voor de gemeenten voor een totaal bedrag van 13 miljoen euro: subsidies voor kernversterkende maatregelen in de brede zin enerzijds (werkingsen investeringsprojecten) en specifiek voor handelspanden anderzijds (aankoop van handelspanden en renovatie van handelspanden). stefan thomas

www.vvsg.be, knop economie en werk, detailhandel, winkelen in Vlaanderen

Tot 22 februari Multimove voor Kinderen ook in uw gemeente? Het project Multimove voor Kinderen benadrukt het belang van een brede motorische ontwikkeling en een gevarieerd bewegingsaanbod voor kinderen van drie tot acht jaar. Vanaf september krijgen opnieuw zeventien lokale besturen en vijftig sportclubs de kans aan het project deel te nemen. Gemeenten krijgen een financiële tegemoetkoming van minimaal 1400 euro en een startpakket ter waarde van minimaal 300 euro. U kunt tot 22 februari bij het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid vzw een project voor een gevarieerd bewegingsaanbod voor jonge kinderen indienen. De samenwerking tussen verschillende lokale diensten en organisaties is cruciaal en de sportdienst moet een trekkersrol opnemen. www.isbvzw.be (zoek: multimove)

44 1 februari 2013 Lokaal


print & web

Burgemeester kan pand tijdelijk sluiten bij ernstige aanwijzingen van mensenhandel Sinds 7 januari 2013 kan een burgemeester een inrichting sluiten wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat ze gebruikt wordt voor mensenhandel of mensensmokkel. De wettelijke basis hiervoor is het nieuwe artikel 134 quinquies van de Nieuwe Gemeentewet. De burgemeester is wel verplicht vooraf overleg te plegen met de gerechtelijke instanties én de verantwoordelijke van de inrichting te horen

zodat deze zich kan verdedigen. De burgemeester bepaalt zelf hoe lang het pand gesloten wordt, met een maximum van zes maanden. Indien het besluit niet wordt nageleefd, kan de burgemeester het pand laten verzegelen. De burgemeester moet de gemeenteraad ook op de hoogte brengen van het sluitingsbesluit op de eerstvolgende zitting.

Wet van 1 juli 2011 tot invoeging van een artikel 134 quinquies in de Nieuwe Gemeentewet, met betrekking tot de poli‑ tionele bevoegdheid van de burgemeester in het kader van de strijd tegen netwerken van mensenhandel en mensen‑ smokkel, BS van 28 december 2012 (ed. 2), Inforumnummer 153646

koen vanheddeghem

Tot 22 februari Projecten Speelweefsel in landelijke woonkernen Heeft uw gemeente een landelijke woonkern waar kinderen en tieners wonen? Wilt u nadenken over de formele en informele speelkansen in die landelijke kern, over veilige en beleefbare doorsteken en verbindingen? Kind & Samenleving biedt aan vijf landelijke gemeenten een begeleidings- en inspraaktraject aan voor speelweefselplanning. Vanuit de inspraak en een ruimtelijke analyse van de bestaande toestand worden oplossingsscenario’s en beleidsacties uitgewerkt voor meer kindgerichte publieke ruimte. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de verschillende gemeentediensten en beleidsverantwoordelijken. Het project wordt opgezet en afgerond in 2013

Jong Geleerd - Nieuwsbrief onderzoek kinderen en jongeren in Vlaanderen Met de nieuwsbrief Jong Geleerd geeft het Agentschap Sociaal Cultureel Werk twee keer per jaar een overzicht van interes‑ sante onderzoeksprojecten en publicaties over kinderen en jon‑ geren, jeugdwerk, jeugdbeleid en kinderrechten in Vlaande‑ ren. De nieuwsbrief bevat een overzicht van nieuw opgestart onderzoek, afgerond onderzoek met onderzoeksrapporten, nieu‑ we publicaties en databanken en websites met data, cijfers en onderzoek over kinderen en jongeren in Vlaanderen. www.sociaalcultureel.be (Sociaal-cultureel werk voor jeugd, Onderzoek, Nieuwsbrieven jeugdonderzoek).

Wouter Vanderstede, T 02-894 74 62, wvanderstede@k-s.be

Wordt er in uw gemeente Goe Gespeeld!? inschrijven. Lees het charter ‘Spelen is een kinderrecht’ op www.goegespeeld.be om te weten aan welke criteria zo’n gemeente moet voldoen. Op zaterdag 1 juni worden alle Goe Gespeeld!-gemeenten met een nationale persactie in de kijker gezet. Veel succes! auteur

Goe Gespeeld! is een samen‑ werkingsverband tussen de Vlaamse Dienst Speelplein‑ werk (VDS), KLJ, Scouts en Gidsen Vlaanderen, KSJ-KSAVKSJ, Chirojeugd Vlaanderen, Karuur, Mediaraven, Vereniging Vlaamse Jeugddiensten (VVJ) en De Ambrassade. Meer informatie vindt u op www.goegespeeld.be. gf

Kinderen die in de bossen, op pleinen of gewoon op straat spelen: het lijkt tegenwoordig niet meer zo vanzelfsprekend. Moeten we daar blij mee zijn? Goe Gespeeld! vindt van niet en houdt daarom een pleidooi voor écht spelen. Want spelende kinderen zijn geen bedreigde soort: ze mogen wél lawaai maken, wél iets gevaarlijks doen, wél vuil worden. Het zijn in de eerste plaats de lokale besturen die een positief speelklimaat kunnen waarborgen. Daarom daagt Goe Gespeeld! alle Vlaamse gemeenten uit om een echte Goe Gespeeld!-gemeente te worden. Op de regionale congressen van VVJ kunt u uw gemeente daarvoor

Kapstokken voor een lokaal integratiebeleid: Inspiratieboek Vlaamse gemeenten en OCMW’s proberen al lang hun beleid af te stemmen op de veranderende bevolking. In deze publicatie staan er grote en kleine voorbeelden uit de prak‑ tijk, maar u leest er ook hoe u kunt omgaan met weerstanden, vooroordelen en ergernissen. De publicatie is tegelijk een handig opzoekboekje met informatie over partners en ondersteuners, cijfers en subsidiemogelijkheden voorl integratiebeleid. Kapstokken voor een lokaal integratiebeleid kunt u gratis bestellen of downloaden via www. inspiratievoorintegratie.be.

Lokaal 1 februari 2013

45


mens en ruimte kort lokaal nieuws

Nieuw wetsontwerp GAS goedgekeurd

Wildplassen kan lokaal met een gemeentelijke administratieve sanctie worden bestraft, jonge wildplassers krijgen bemiddeling opgelegd.

layla aerts

De federale regering heeft op 13 december het voorontwerp van de nieuwe GAS-wet goedgekeurd. In uitvoering van het regeerakkoord worden GAS-boetes mogelijk vanaf 14 jaar en kunnen boetes tot maximaal 350 euro worden opgelegd (voor minderjarigen maximaal 175 euro). Op een overleg met de VVSG heeft minister Joelle Milquet haar ontwerp uitgebreid toegelicht. Ze wees erop dat de GAS-wet een kaderwet is en dat de gemeenten autonoom kunnen beslissen of ze er gebruik van maken. De gemeenten bepalen zelf welke gemengde inbreuken ze willen bestraffen met GAS-boetes. Sommige gemengde inbreuken (zoals het dreigen met aanslagen op personen) worden uit de GAS-wet geschrapt. Parkeermisdrijven (zoals foutparkeren) zullen in de toekomst met GAS-boetes gesanctioneerd kunnen worden. Nieuw is dat gemeenschapsdienst en lokale bemiddeling als alternatieven voor een GAS-boete opgenomen en duidelijk omschreven zijn, voor minderjarigen

blijft bemiddeling verplicht en kan een gemeenschapsdienst van maximaal 15 uur worden voorgesteld. Een plaatsverbod door de burgemeester wordt ook mogelijk, hiervoor wordt een nieuw artikel 134 sexies in de Nieuwe Gemeentewet ingevoegd. De minister heeft ook geluisterd naar het standpunt en de opmerkingen van de VVSG over het ontwerp. Als gevolg daarvan is ze bereid het KB aan te passen zodat een sanctionerend ambtenaar via intergemeentelijke samenwerking zonder juridische problemen mogelijk is. Tegen eind januari werd het advies van de Raad van State en de Privacycommissie verwacht. Begin februari wil minister Milquet het ontwerp aan het federale parlement bezorgen. De stemming in het parlement wordt gepland voor de zomervakantie. Dit voorjaar zal de VVSG informatiesessies organiseren over de nieuwe GAS-wet. koen vanheddeghem en tom de schepper

Meer informatie: www.vvsg.be/ veiligheid, klik ‘GAS en handhaving’

Tot 30 april Projecten voor volkstuinen Volkstuinen verhogen de sociale cohesie, vormen een ontmoetingsplaats tussen generaties en culturen en creëren een groepsdynamiek met een zelfstandig voortbestaan als eindstreven. Om de vraag naar en behoefte aan volkstuinen te ondersteunen maakt de Vlaamse regering 300.000 euro vrij voor de aanleg van nieuwe volkstuinen en de uitbreiding of modernisering van bestaande. Projecten voor de afbouw van het pesticidegebruik en de evolutie naar ecologisch beheer, de ontwikkeling van de gemeenschappelijke delen, aandacht voor gezonde voeding en de uitbreiding van het aantal percelen komen in aanmerking. Kandidaten kunnen tot 30 april een project indienen via www.ipo-online.be. Een project ontvangt maximaal 15.000 euro, de uitvoeringstermijn is maximaal drie jaar. Vlaamse Landmaatschappij, T 02-543 69 44, siegi.absillis@vlm.be

46 1 februari 2013 Lokaal


lokale raad

stefan dewickere

Kan het OCMW de opleidings- en omkaderingspremie in het kader van artikel 61 OCMW-wet enkel aanvragen bij samenwerking met een private onderneming met winstoogmerk?

Ontwerpdecreet integratie- en inburgeringsbeleid goedgekeurd Het nieuwe ontwerpdecreet van de Vlaamse regering regelt de oprichting van een nieuw Extern Verzelfstandigd Agentschap (EVA) in de vorm van een private stichting. Dit EVA brengt de onthaalbureaus, integratiecentra, sociale tolk- en vertaaldiensten (behalve die van de steden Antwerpen, Gent en de provincie Limburg) samen onder één dak. Ook het Kruispunt Migratie-Integratie zal deel uitmaken van het nieuwe EVA. Met dit EVA streeft Vlaanderen naar een betere afstemming en samenwerking tussen de Vlaamse initiatiefnemers. Jammer genoeg leidt het nieuwe decreet niet tot een betere afstemming met het lokale beleid. Terwijl voor integratie resoluut de lokale kaart wordt getrokken – met weliswaar nog maar vijftig gesubsidieerde gemeenten –, houdt Vlaanderen het inburgeringsbeleid haast volledig in eigen handen. In de loop van 2013 volgt de bespreking en stemming over het ontwerpdecreet in het Vlaamse parlement. De VVSG hoopt dat dit rekening zal houden met de bedenkingen en opmerkingen van de lokale besturen. sabine van cauwenberge

Het Ontwerpdecreet en de memorie van toelichting betreffende het Vlaamse integratie- en inburgerings‑ beleid vindt u terug op www.integratiebeleid.be of via www.vvsg.ge, knop ‘sociaal beleid’, kies ‘etnischculturele diversiteit’.

Ja, want de basis van de toekenning is precies een samenwerkingsovereenkomst tussen het OCMW en een privéonderneming met winstoogmerk. Volgens artikel 61 van de OCMW-wet kan het OCMW om zijn doelstellingen te verwezenlijken een samenwerking opzetten met publieke of private instellingen. En daarop is de opleidings- en omkaderingspremie gebaseerd. Deze toekenning is aan enkele voorwaarden onderworpen. Het OCMW kan van de federale overheid via de POD Maatschappelijke Integratie een opleidings- en omkaderingspremie krijgen voor een OCMW-cliënt die recht heeft op een leefloon of equivalent leefloon, ook wanneer dat aanvullend is, en aan de slag gaat bij een privéonderneming met winstoogmerk. De OCMW-cliënt kan een arbeidsovereenkomst hebben met de privéonderneming met winstoogmerk of in dienst zijn van het OCMW maar door het OCMW in het kader van art.60 § 7 ter beschikking van de onderneming gesteld worden. Omdat de werknemer bij het begin van de maatregel recht moet hebben op maatschappelijke integratie, kan de opleidings- en omkaderingspremie samenvallen met een activering van (aanvullend) (equivalent) leefloon in een werkgelegenheidsmaatregel. Een werknemer die door tussenkomst van het OCMW aan de slag gaat in Activa of artikel 60, kan dus recht hebben op een opleidings- en omkaderingspremie. In elk van beide scenario’s moet het OCMW een samenwerkingsovereenkomst met de privéonderneming sluiten. Daarin bepalen de partijen welke inspanningen zij doen voor de opleiding en omkadering van de werknemer. Als de privéonderneming haar inspanningen en kosten daarvoor bewijst – dit kan bijvoorbeeld in een verklaring op eer –, dan stort het OCMW de premie aan haar door. Het kan de premie ook houden omdat het zelf instaat voor de begeleiding en omkadering van de cliënt-werknemer. De premie bedraagt 250 euro per maand. Ze wordt twaalf maanden toegekend binnen een periode van 24 maanden, de twaalf maanden hoeven dus niet aaneen te sluiten. KB van 11 juli 2002 tot vaststelling van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor de omkadering en opleiding van ge‑ rechtigden op maatschappelijke integratie die bij overeenkomst worden tewerk‑ gesteld bij een privéonderneming (Inforumnummer 178489) KB van 14 november 2002 tot vaststelling van de toelage, verstrekt aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, voor de omkadering en opleiding van rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp die bij overeenkomst worden tewerkgesteld bij een privéonderneming (Inforumnummer 181253), zo‑ als gewijzigd bij KB van 1 april 2004 (Inforumnummer 194379)

Mail uw vragen over maatschappelijke integratie en werk naar petra.dombrecht@vvsg.be

Lokaal 1 februari 2013

47


mens & ruimte de frontlijner

Almaar meer kindjes naar de opvang Hilde Tytgat en Yolande Braeckman bemannen samen de dienst Opvanggezinnen in Asse. Ze wisselen elkaar af in het werk maar ook als ze aan het vertellen zijn, vult Hilde Tytgat de zin van Yolande Braeckman aan. Ze zijn dan ook al twaalf jaar op elkaar ingespeeld in het begeleiden van de onthaalouders van Asse. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere

‘Het is een echte rampenweek. De moeder van een van onze onthaalmoeders is gestorven, twee collega’s vangen haar kindjes op. Toen kreeg een onthaalmoeder bronchitis en moesten er ook collega’s inspringen en uiteindelijk vielen er nog eens twee collega’s uit met griep. Gelukkig werken de onthaalouders goed samen. Ze hebben onderling een band, daar proberen we voor te zorgen door hen samen met hun partner jaarlijks uit te nodigen voor een barbecue, zo leren ze elkaar op een informele manier beter kennen. Daarnaast komt de Sint langs bij alle onthaalouders, zijn er vier vormingsavonden per jaar en is er één keer per jaar de dag van de onthaalouder, dan praten we bij met een drankje en is er een geschenk.’ ‘Onze dienst telt 29 onthaalouders, goed voor 130 kindplaatsen. Vorig jaar hadden we 376 kinddossiers, dat aantal blijft stijgen. We zien dat mensen door de crisis toch proberen hun kindje een paar dagen bij de grootouders te brengen, maar voor ons blijft het natuurlijk even veel werk of een kindje voltijds komt of maar een paar dagen.’ ‘Gelukkig blijven onze onthaalouders, we zijn er fier op dat er geen leegloop 48 1 februari 2013 Lokaal

is, vooral omdat het beroep zeer ondergewaardeerd is, we al wat oudere onthaalmoeders hebben en ze geen rechten opbouwen voor pensioen. Bovendien hebben ze lange werkdagen: van 7 tot 18 uur. We hebben ook een aantal onthaalouders die flexibele opvang willen aanbieden, dus voor half 7 ’s morgens en na half 7 ’s avonds, ook in het weekend en op feestdagen. En de Vlamingen in Asse zijn meestal inwijkelingen, hun ouders wonen ver in Vlaanderen en staan niet paraat om in te springen, daarom bieden we ook nachtopvang aan.’ ‘Voor kinderen met een of ander probleem zoals mucoviscidose of een motorisch of mentaal probleem bieden we inclusieve opvang aan. Nu hebben we een kindje met een enzymdeficiëntie, jaarlijks gaat het om een vijftal dossiers. Ook als een kindje kinesitherapie nodig heeft, overleggen we met de onthaalouder hoe ze hierop kan inspelen.’ ‘We hebben vier stellen samenwerkende onthaalouders: twee vriendinnen of een moeder en dochter. Zij kunnen dan maximaal veertien kinderen opvangen in het huis van een van beiden. In de deelgemeente Zellik hebben we sinds anderhalf

jaar twee Marokkaanse vriendinnen die opvang aanbieden. Ze kregen een goede evaluatie en zijn zeer enthousiast.’ ‘In Asse werken de diensten goed samen in het Centrum voor Kinderopvang Hopsasa. Ouders moeten zich maar één keer aanmelden voor drie kinderdagverblijven en onze dienst – goed voor negentig procent van de opvangplaatsen in Asse. Eén keer per maand komen we samen om de aanmeldingen te bespreken en te verdelen. Ook organiseren we samen vorming voor de onthaalouders en de verantwoordelijken voor de kinderdagverblijven.’ ‘In twee kribbes is er occasionele opvang: als jonge ouders Nederlandse les moeten volgen, dan kunnen ze hun kindje zes maanden naar daar brengen. Omdat het niet evident is op te volgen wie voorrang heeft, hebben we daarvoor een stappenplan ontwikkeld.’ ‘We hebben nu een nieuw project omdat er vooral moeilijkheden optreden met de culturele verschillen en de taal. We hebben aan de dienst Integratie en het Huis van het Nederlands een opleiding


‘Voor ons blijft het natuurlijk even veel werk of een kindje voltijds komt of maar een paar dagen.’

gevraagd voor ons en de andere leidinggevenden en later voor de onthaalouders en het personeel van de kinderdagverblijven. Zodra we de problemen hebben geïnventariseerd, zullen we een lijst met tips opstellen. We werken nu al wel met een pictogrammenblad waarmee de onthaalouders met de ouders kunnen communiceren over de voeding, het slapen, ziekte en medicatie of vakanties. Een derde van de kindjes is anderstalig.’ ‘We werken hier allebei al jaren, halftijds. We zijn het dus gewend om heel eerlijk en open met elkaar te communiceren. Elke dag maken we een kort verslag over de contacten en telefoontjes die we hebben gehad, zodat de ander ’s anderendaags het werk kan voortzetten.’ ‘Vorig jaar hebben we ons huishoudelijk reglement herschreven. Daarvoor is Yolande een jaar fulltime komen werken, we stonden zo achter met het werk dat we echt niet aan nieuwe taken toe kwamen. In het aangepaste huishoudelijk reglement geldt de afspraak dat een kind wekelijks minstens twee dagen en half naar de opvang komt. Dat is ook om te wennen. Als een kindje na de geboorte van een zusje of broertje een half jaar niet naar de opvang komt, heeft zo’n onthaalmoeder

achteraf meer werk met de gewenning van die kleuter dan met de baby.’ ‘Vroeger stonden we enkel in voor de begeleiding van de onthaalouders, maar nu ook voor die van de ouders die zo’n druk voelen in de samenleving. We leggen hun duidelijk uit wat ze van een onthaalouder kunnen verwachten. Want omdat voor veel ouders het familiekader is weggevallen, komen bepaalde taken, zoals zindelijkheidstraining, bij de onthaalouder terecht.’ ‘Om de vijf jaar worden we opnieuw erkend, dus willen we de dienst in orde houden. Gelukkig worden wij en onze onthaalouders logistiek goed ondersteund door het OCMW. Elke onthaalouder krijgt bij de start nieuw materiaal, de technische dienst haalt het op en levert het thuis: bedjes, matrassen, babyfoons, hoge stoelen, traphekjes en buggy’s. Dat is een luxe voor de onthaalouder en de ouders. De ouders krijgen ook een correcte factuur. Als wij problemen hebben met openstaande facturen, volgt het OCMW dit voor ons op, als het nodig is met juridische stappen. Ook voor ons is het een luxe om binnen een bestuur te zitten. Dat weten de onthaalouders ook. Alles is in orde, ook de verzekeringen.’ Lokaal 1 februari 2013

49


mens & ruimte praktijk

Sinds Aalst Carnaval 2011 vormen Zjangsken en Netjen het gezicht van de preventiecampagne tegen alcoholmisbruik. Op hun Facebookpagina en hun affiche en in een filmspot proberen ze iedereen, maar in het bijzonder jongeren, ervan te overtuigen dat je je heel goed kunt amuseren zonder overmatig alcoholverbruik. Het is maar één van de campagnes waaraan Integrale Drugaanpak Regio Aalst, kortweg INDRA, meewerkt.

gf

gf

Gemeenten rond Aalst strijden samen tegen drugprobleem

De intergemeentelijke samenwerking die preventieve drugacties voor de hele regio uitwerkt, is ontstaan op initiatief van toenmalig schepen van jeugd en integraal drugsbeleid Iwein De Koninck van de stad Aalst. Jongeren kunnen er terecht voor alle informatie en ondersteuning, maar INDRA gaat ook vergevorderde verslaving tegen en zorgt ervoor dat de politie in de hele streek delinquenten met een verslavingspro‑ blematiek doorverwijst naar de meest gepaste hulpverlening. Aalst, Lede, Erpe-Mere, Denderleeuw en Haaltert werken zo intergemeentelijk en intersectoraal samen aan oplossingen voor het drugprobleem. Sinds 2010 ont‑ wikkelen de vijf gemeenten een geïnte‑ greerd drugbeleid en dienstverlenings‑ aanbod op het gebied van preventie en vroege interventie, hulpverlening en handhaving. Ze hebben twee perso‑ neelsleden in dienst die zich toespitsen op preventie en hulpverlening. Een

politiemedewerker is verantwoordelijk voor de handhaving. Liesbeth Noens is casemanager binnen INDRA: ‘Het unieke van INDRA ligt in de samenwerking van de verantwoordelij‑ ken. We ondernemen elk op ons terrein acties die complementair zijn aan elkaar en aan de activiteiten van de bestaande instellingen en organisaties. Op die manier bieden we een strategie op maat van de aangesloten gemeenten. De dienst neemt ook het drugbeleid in de verschillende gemeenten onder de loep: Waar zijn er tekorten? Wat kan beter? Welke aanpassingen zijn er noodza‑ kelijk? Op basis van de antwoorden proberen de medewerkers samen met de belanghebbende diensten wijzigingen in het beleid door te voeren.’ Preventie en vroege interventie Preventie is de taak van Laura Leroux. Zij geeft informatie over allerlei legale en illegale genotsmiddelen. ‘Iedereen die

vragen heeft over drugs, kan bij mij aan‑ kloppen,’ vertelt ze. ‘Scholen kunnen ook rekenen op mijn steun bij de organisatie van preventieve activiteiten. Tijdens een informatieweek over alcohol en drugs in de secundaire school van Erpe-Mere bijvoorbeeld boden we voor elke leef‑ tijdsgroep een activiteit die aansloot bij hun leefwereld: een quiz voor de eerste graad, een toneelstuk en een educatief spel voor de tweede graad, verkeers- en rijbewijsinformatie en een tuimelwa‑ gen van de politie voor de derde graad.’ Laura Leroux breidt bestaande gemeen‑ telijke preventieve acties uit tot interge‑ meentelijke activiteiten. Zo ondersteunt ze bestaande initiatieven van de vijf gemeenten en ze vult die ook aan met nieuwe acties. De preventiecampagne voor het jaarlijkse carnavalsfeest van de stad Aalst is hiervan een voorbeeld. Als vroeginterventiebegeleider is Laura Leroux het centrale aanspreekpunt voor jongeren die sinds kort problemen

Liesbeth Noens, casemanager/bestuurssecretaris INDRA, T 053-73 24 45, M 0470-92 15 51, liesbeth.noens@aalst.be, www.aalst.be

50 1 februari 2013 Lokaal

Tijdens de preventieweek over alcohol en drugs in de secundaire school van Erpe-Mere ontwikkelde INDRA samen met de school activiteiten voor elke leeftijdsgroep zoals een quiz, een educatief spel of een demonstratie met een tuimelwagen.


hebben met alcohol, drugs, gamen en internet. Ze levert aangepaste en indivi‑ duele begeleiding en werkt op maat van de betrokkene aan bewustwording en ondersteuning. ‘Meestal zijn het de ouders die hulp komen zoeken omdat hun zoon of dochter drugs gebruikt,’ benadrukt Laura Leroux. ‘Ik bied enkel hulp bij beginnend gebruik en als de jongere hierin toestemt. Bij ernstige verslavingsproblemen verwijs ik de betrokkene door naar de hulpverle‑ ning binnen INDRA.’ ‘De cliënt komt dan bij mij terecht,’ ver‑ volgt Liesbeth Noens. ‘We bekijken samen wat de mogelijkheden zijn binnen de gespecialiseerde hulpverlening.’ Als inter‑ gemeentelijke preventiedienst en centraal aanspreekpunt voor druggebruikers en hun omgeving ontvangt INDRA subsidies van de provincie Oost-Vlaanderen. Hulpverlening Liesbeth Noens is verantwoordelijk voor de hulpverlening binnen INDRA. ‘Ik werk met (ex-)gebruikers die een ernstige verslaving hebben (gehad) en pas daarbij de metho‑ diek van casemanagement toe. Dit vult de ambulante dienstverlening voor deze

doelgroep aan. In een ambulante set‑ ting wordt voornamelijk gewerkt aan de drugproblematiek zelf en aan het streven naar een clean leven. Als casemanager ben ik bezig met de bijkomende problemen van mijn cliënt en probeer ik opnieuw structuur in zijn leven te brengen. Mensen met een vergevorderde verslaving zien zelf dikwijls geen uitweg meer. Ze hebben niet alleen lichamelijke en psychische problemen maar ze zijn ook op zoek naar een woning, ze zit‑ ten zonder werk, ze hebben geen inkomen of hebben weinig contacten met familie en vrienden. Mijn taak bestaat erin om alle levensterreinen waar er problemen zijn, in kaart te brengen en met de cliënt op zoek te gaan naar oplossingen. Voor iemand met schulden ligt een oplossing bijvoorbeeld in de toetreding tot collectieve schuldenrege‑ ling of in budgetbeheer. Ik maak dan een afspraak met een advocaat of het OCMW en ga met mijn cliënt mee. Dit behoort niet tot de mogelijkheden van een ambulante hulpverlener. Ik bouw zo een zorgnetwerk uit voor mijn cliënt en blijf hem hierin on‑ dersteunen. Door naast de verslaving ook de bijhorende problemen te behandelen, reduceren we het risico op herval.’

Handhaving Marlies Owel van de politiezone Dender‑ leeuw/Haaltert zorgt voor de handhaving. INDRA streeft ernaar politie, justitie en parket op beleidsmatig niveau beter te laten samenwerken met de hulpverlening. ‘We beogen een grotere aandacht en zorg voor mensen met een verslaving die bij politie- en justitiediensten verzeild gera‑ ken doordat ze criminele feiten gepleegd hebben,’ benadrukt Marlies Owel. ‘De politiediensten zullen op de eerste plaats een gepaste straf opleggen, afhankelijk van het gepleegde feit. Maar omdat de verslaving aan de basis van hun criminele feiten ligt, moeten we ook naar gepaste ondersteuning en hulpverlening voor hun drugprobleem zoeken. Politie- en justi‑ tiediensten zijn niet op de hoogte van het hele hulpverleningslandschap. INDRA heeft in 2011 een doorverwijzingsgids samenge‑ steld waardoor zij mensen die criminele fei‑ ten plegen, kunnen doorverwijzen naar de meest gepaste hulpverleningsinstanties.’ In 2013 zal INDRA het drugbeleidsplan evalueren en op basis van de ervaringen en de resultaten bijsturen. inge ruiters

Uw personeelsadvertenties in Lokaal, VVSG-week én op de VVSG-website inlevering personeelsadvertenties voor:

Lokaal 3 (1 tot 31 maart) – 5 februari 2013 Lokaal 4 (1 tot 30 april) – 7 maart 2013 informatie

nicole.vanwichelen@vvsg.be, T 02-211 55 43

Lokaal 1 februari 2013

51


mens & ruimte jeugdbeleid

Kindvriendelijk of mensvriendelijk? Met de categoriale jeugdreflex wordt jeugdbeleid meer dan een uitgekiend vrijetijdsbeleid voor kinderen en jongeren. Door deze reflex overstijgt het sectoren en domeinen. Dat is nu aan de orde van de dag want op dit moment maken de lokale besturen hun strategische toekomstplannen. Turnhout heeft al een deel van de weg afgelegd. tekst koen steuperaert beeld vvj

A

l vóór 2010 waren er in Turnhout ad-hocprojecten voor kinderen en jongeren. ‘Dat kwam onder meer door de verjonging van het ambtenarenkorps,’ weet Caroline Van Den Eynde van de Jeugddienst. ‘Die jonge papa’s en mama’s woonden in de stadsregio en wilden er een aangename, veilige en uitdagende omgeving voor hun kinderen.’ Omdat het stedenbeleid toen ook de nadruk legde op wonen om jonge gezinnen aan te trekken, kwamen er kindvriendelijke ideeën voor het ontwerp van de openbare ruimte. ‘Een stafmedewerker van de dienst mobiliteit had ervaring als ontwerper van publieke speelruimtes, hij ontwikkelde een model voor veilig bereikbare speelruimtes, aangepast aan verschillende leeftijdsgroepen.’ Ook kregen kinderen en jongeren inspraak bij de inrichting

52 1 februari 2013 Lokaal

van openbare plaatsen of werd de jeugdraad nauw betrokken bij de bouw van de nieuwe fuifruimte. ‘Toch bleef het allemaal beperkt tot specifieke projecten. Een stadsbrede visie, strategie en structuur ontbrak,’ zegt Caroline Van Den Eynde. ‘Totdat het college in 2010 besliste om, ter voorbereiding van de visitatiecommissie van het stedenfonds, kindvriendelijkheid als een van de prioritaire thema’s uit te werken.’ Een werkgroep van stafmedewerkers uit verschillende sectoren stelde de paper Kindvriendelijkheid als toetssteen voor een open, toegankelijke en aangename stad voor iedereen op. De werkgroep gaf ook een eerste aanzet om op basis van deze uitgangspunten zowel de interne als de externe stedelijke organisatie te screenen, weliswaar zonder inspraak en participatie van kinderen en jongeren.


De visitatiecommissie waardeerde de paper maar formuleerde ook enkele aanbevelingen zoals het opwaarderen van kindvriendelijkheid tot een horizontale beleidsprioriteit, het verankeren in het bestuur en de organisatie, het structureren van een samenwerkingsverband kindvriendelijkheid en ideeën uitwisselen met andere (centrum)steden. ‘De paper gaf een stadsbrede visie op Turnhout als kindvriendelijke stad: waar willen we naartoe? Maar de strategie ontbrak nog: hoe kunnen we in die richting werken? We hebben dan ook niet lang getwijfeld om aan het pilotproject kindvriendelijke steden – gecoördineerd door de VVJ – deel te nemen.’ De doelstellingen van dit project sloten perfect aan bij de aanbevelingen van de visitatiecommissie: een stads-

Als het schepencollege en de gemeenteraad het VVJ-eindrapport goedkeuren en het bestuur aan de uitvoering begint, zal Turnhout het label kindvriendelijke stad mogen dragen. breed draagvlak creëren met stimulansen voor verankering en structurele samenwerkingsverbanden, de uitdagingen op het gebied van kindvriendelijkheid in kaart brengen door een uitgebreid participatieluik en de aanbevelingen om een strategie ‘kindvriendelijke stad’ te ontwikkelen. Van bij het begin kreeg Caroline Van Den Eynde het mandaat om het traject te begeleiden, ze kreeg er ook genoeg tijd en ruimte voor. Naast Turnhout namen ook Sint-Niklaas, Mechelen en Hasselt deel aan het project. Een stuurgroep leidde alles in goede banen, input kwam er van de reflectiegroep met daarin het Kenniscentrum Vlaamse Steden, afdeling Jeugd, Unicef, Karuur, Kinderrechtencoalitie, Kenniscentrum Kinderrechten en Kind en Samenleving. Elke fase werd samen geëvalueerd. Ondertussen is het eindrapport met aanbevelingen voor een strategie ‘kindvriendelijke stad’ van de VVJ klaar. Als het schepencollege en de gemeenteraad het goedkeuren en het bestuur deze aanbevelingen in zijn meerjarenplan opneemt, zal Turnhout het label kindvriendelijke stad mogen dragen. Alle doelgroepen inbegrepen Natuurlijk kwam Caroline Van Den Eynde allerlei drempels en valkuilen tegen: ‘Voor sommige ambtenaren en raadsleden staat een kindvriendelijk beleid gelijk aan een doelgroepenbeleid. Zij willen ook inspanningen leveren voor andere doelgroepen, de allochtonen, de senioren, de personen met een handicap. Voor ons overstijgt kindvriendelijkheid een doelgroepenbeleid. Kindvriendelijkheid is een goede toets-

Wat na het jeugdbeleidsplan? Het lokale jeugdbeleid in Vlaanderen staat op de drempel van een nieuw tijdperk. De fundamentele veranderingen op lokaal bestuursniveau, wat betreft planning, rapportering en structuur, voorspellen ook een impact op het jeugdbeleid. Kinderen en jongeren maken ongeveer een derde van de bevolking uit, maar ze hebben minder mogelijkheden dan volwassenen om hun belangen bekend te maken. Ze heb‑ ben als omvangrijke bevolkingscategorie recht op beleid op hun maat. Hoe hun leefomgeving er het best uitziet is niet enkel de zaak van experts, maar in de eerste plaats die van kinderen en jongeren zelf. Zij zijn ervaringsdes‑ kundige en expert voor hun leefwereld, hun beleving, hun eigenheid. In goed jeugdbeleid erkennen en respecteren we kinderen en jongeren in hun manier van zijn en in hun leeftijdsgebonden gedragingen. Lokaal jeugdbeleid omvat alle beleidsmaatregelen die effect hebben op de leefomgeving en leefwereld van kinderen en jongeren. Het doorkruist beleidsdomeinen zoals sport, cultuur, sociaal beleid, ruimtelijke planning en mobiliteit, integrale veiligheid en zoekt naar samen‑ hang en dwarsverbindingen. Nadenken over de toekomst van lokaal jeugdbeleid start bij nadenken over de plaats van kinderen en jongeren in de samenleving. Goed jeugdbeleid gelooft in de kracht en de dynamiek van ‘jong zijn’ en in de waarde van jon‑ geren voor de samenleving. Goed jeugdbeleid vertrekt niet vanuit acute, vaak extern gedefinieerde problemen. Het vertrekt vanuit een offensieve, positieve kijk op wat kinderen en jongeren voor een samenleving kunnen be‑ tekenen en wat ze nodig hebben. Door de planlastvermindering verdwijnt ook het jeugd‑ beleidsplan. Hoe zal lokaal jeugdbeleid dan nieuwe im‑ pulsen krijgen? Wat wordt de plaats en opdracht van de jeugddienst? Krijgt hij een uitvoerend label opgespeld of krijgen jeugdambtenaren een specifieke rol in de beleids‑ voorbereiding? Maakt jeugd kans om als bevolkingscate‑ gorie op te boksen tegen andere zware belangen en om ‘prioritair’ behandeld te worden? Wie let erop dat de vlam blijft branden? Het lokale jeugdbeleid in Vlaanderen is sterk, en dat is niet enkel de verdienste van een Vlaams impulsenbeleid. De praktijk leert dat lokale besturen nu al bezig zijn met jeugdwerkondersteuning, speelweef‑ sel, diversiteit, tienerbeleid, fuifbeleid. Maar we moeten alert blijven voor vanzelfsprekendheden en ‘verworven’ zekerheden. Jeugdbeleid valt niet te herleiden tot enkele welgemikte acties. Er is en blijft permanente reflectie en visieontwikkeling nodig om het jeugdbeleid ook daad‑ werkelijk op zijn doelgroep te enten.

Lokaal 1 februari 2013

53


mens & ruimte jeugdbeleid

De categoriale jeugdreflex in uw lokale context? Kom in februari naar het congres in uw regio. Lokale besturen staan voor de uitdaging jeugdbeleid in hun strategisch meerjaren‑ plan te verankeren. Schepenen van jeugd en jeugddiensten zijn van harte welkom op de regionale congressenreeks die de VVJ, de VVSG, afdeling Jeugd en een re‑ sem partners daarover in februari organi‑ seren. Maak kennis met collega’s uit uw regio en denk mee over het jeugdbeleid van de toekomst. Alle informatie op www.vvj.be.

steen voor een open, toegankelijke en aangename stad, voor iedereen.’ Dit bleek ook zo tijdens de raadpleging van kinderen en jongeren: zij hechten vooral belang aan een publieke ruimte die groen en goed onderhouden is en waar er zitmeubilair aanwezig is. Hun vereisten voor een aangename publieke ruimte

Kindvriendelijkheid overstijgt een doelgroepenbeleid. Het is een goede toetssteen voor een open, toegankelijke en aangename stad, voor iedereen. worden ook door andere groepen sterk gewaardeerd. Ook qua mobiliteit hebben kinderen en senioren dikwijls dezelfde belangen. Bovendien willen kinderen en jongeren meer evenementen in de publieke ruimte. ‘Ook dat kwam in die enquête bovendrijven. Zulke initiatieven verhogen de algemene leefbaarheid van de stad. En publieke ruimte die ingericht wordt met participatie van verschillende doelgroepen, kent overwegend een intenser gebruik en een grotere betrokkenheid op die ruimte,’ zegt Caroline Van Den Eynde vol overtuiging. ‘Vooral ook in functie van de opmaak van het strategisch meerjarenplan. Verschillende stakeholders – collega-ambtenaren, ouders, leerkrachten, jeugd(welzijns)werkers en niet het minst de kinderen en jongeren zelf – zijn intensief bij het pilotproject kindvriendelijke steden betrokken. Collega-ambtenaren verwierven meer inzicht in het containerbegrip kindvriendelijk54 1 februari 2013 Lokaal

heid, in de prioriteiten die kinderen en jongeren stellen en hoe we hier als stad mee aan de slag kunnen. Er zijn 35 gedragen voorstellen voor een strategie kindvriendelijke stad die hopelijk worden uitgevoerd.’ Omdat er een duidelijke behoefte aan bestond, werd alvast met twee prioriteiten gestart: publieke ruimte en mobiliteit. Hiervoor voert Kind en Samenleving een studie uit samen met medewerkers van de jeugddienst, dienst mobiliteit en projectmanagement om een kinder- en tienerweefsel te ontwikkelen. Ook het nieuwe college staat achter het concept kindvriendelijkheid: ‘Het is opgenomen in het nieuwe bestuursakkoord, als toetssteen van het beleid,’ zegt Hannes Anaf, schepen van jeugd. Maar het is nog niet duidelijk hoe het structureel in de stedelijke organisatie zal worden ingebed. Als schepen beschouwt Hannes Anaf het als zijn taak om een politiek draagvlak te creëren: ‘Kindvriendelijkheid gaat over verschillende beleidsdomeinen. Andere schepenen moeten er zich ook in kunnen vinden. Het managementteam kan ruimte creëren bij de diensten om kindvriendelijkheid op de agenda te plaatsen. Zij hebben ook een helikopterzicht en zijn dus goed geplaatst om dwarsverbindingen met verschillende diensten te maken. Het college kan op zijn beurt een consistent en stadsbreed verhaal van kindvriendelijkheid schrijven voor het publiek.’ In elk geval hoopt Anaf dat er in 2020 een continue dialoog met kinderen en jongeren bestaat over wat zij nodig hebben: ‘Dan kunnen alle kinderen en jongeren de effecten van het kindvriendelijk beleid ervaren en wordt het voor jonge gezinnen een valabele keuze om in Turnhout te gaan wonen.’ Koen Steuperaert is stafmedewerker bij de Vereniging Vlaamse Jeugddiensten


beweging bij de installatievergadering

Klaar voor beleidsvorming

Beleidsvorming is visie willen ontwikkelen op lange termijn terwijl het probleem van de dag niet kan wachten

Beleidsvorming is in groep consensus proberen te vinden zonder je eigen gedacht volledig op te geven

Beleidsvorming is dus proberen denken aan morgen terwijl men vandaag aan jouw mouw trekt

Beleidsvorming is balanceren tussen constructief zijn waar het kan en kritisch zijn waar het moet

Beleidsvorming is vasthouden aan de criteria van een reglement terwijl iemand jou om een uitzondering verzoekt

Beleidsvorming is dringend nota’s moeten lezen terwijl je alweer op een receptie wordt verwacht

Beleidsvorming is grenzen moeten trekken en dus ook eens ‘neen’ durven zeggen

Beleidsvorming is een teveel aan eten en drinken terwijl je eigenlijk moet vermageren

Beleidsvorming is vernieuwing willen brengen terwijl anderen vasthouden aan traditie

Beleidsvorming is weer eens weg moeten terwijl je eigenlijk thuis wilt zijn

Beleidsvorming is dus evenwicht pogen vinden tussen behouden en veranderen

Beleidsvorming is vandaag in de schijnwerpers staan om morgen misschien al vergeten te zijn

Beleidsvorming is proberen het algemeen belang voor ogen houden terwijl je individueel wordt aangeklampt

Beleidsvorming is je ook wel eens afvragen waarvoor je dit allemaal blijft doen

Beleidsvorming is pogen je onbaatzuchtig op te stellen terwijl jouw ijdelheid continu wordt gestreeld

Kortom,

Beleidsvorming is jouw maatschappijvisie rigoureus willen volgen terwijl het partijbelang strategisch andere keuzes suggereert

Beleidsvorming is een permanente evenwichtsoefening Aan beleidsvorming doen… is niet gemakkelijk !

tekst peter ameel is financieel beheerder van het ocmw -maldegem, hij schreef dit stukje ter gelegenheid van de installatie van de ocmw -raad. beeld stefan dewickere

Lokaal 1 februari 2013

55


beweging netwerk

Op 4 mei 2011 werd InterRio opgericht, gegroeid uit het klankbord Water. Sindsdien komen gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die riolen beheren, om de twee maanden op de VVSG samen om gezamenlijke standpunten te formuleren. Raf Bellers is vanuit Infrax voorzitter van InterRio. VVSG-stafmedewerker Christophe Claeys is secretaris en coördineert de activiteiten. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere

56 1 februari 2013 Lokaal

InterRio verwoordt het standpunt van de gemeentelijke rioolbeheerders Raf Bellers, voorzitter van InterRio, Manager Kenniscentrum Rioleringen Infrax

Voor 2005 beheerden alle gemeenten zelf hun riolen en was er een andere speler voor de aanleg van de bovengemeentelijke collectoren en waterzuivering: Aquafin. In 2005 zag je nieuwe spelers op de markt komen, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden werden actief. Voor de verschillende overheden was het niet evident meer wie waarvoor verantwoordelijk was. Er waren gesprekken met de drinkwatermaatschappijen en hun koepel Aquaflanders. Maar we wilden een onafhankelijke vertegenwoordiging van de rioolbeheerders. Samen met de VVSG hebben we dan InterRio opgericht, de leden zijn zowel gemeenten die zelf voor hun rioleringen instaan als intergemeentelijke samenwerkingsverbanden actief in riolenbeheer. Hoe meer leden we hebben, hoe interessanter: ons klankbord op het terrein wordt groter en tegenover het Vlaamse Gewest kunnen we breed gedragen standpunten formuleren en die gelijktijdig aftoetsen met de visie van de ledenvereniging van alle gemeenten. De VVSG vertegenwoordigt immers alle gemeenten onder meer als de beheerders van het openbare domein. Als rioolbeheerders willen we deze band niet doorknippen. Integendeel, we zijn in InterRio gestapt omwille van dat voordeel: je zit met gelijkgestemden aan tafel en er is een koppeling met de VVSG die feedback geeft tot op het niveau van alle gemeenten. Bovendien is de VVSG bekend om haar communicatiekanalen en kunnen we van de voordelen van haar structuur gebruik maken. Ook op de Vlaamse kabinetten is de VVSG gekend, dat maakt het makkelijk om met InterRio een voet tussen de deur te krijgen. Op onze plenaire vergadering kloppen we de standpunten af. Ons doel is altijd om

een beleidsstandpunt in te nemen. Welke technische mogelijkheden er zijn, dat vragen we liever aan Vlario, het overlegplatform voor de sector waarvan ook de Vlaamse Milieumaatschappij, Aquafin, de drinkwatermaatschappijen/ AquaFlanders, onderzoeksinstellingen en de privésector lid zijn. Over juridische en financiële mogelijkheden kunnen we specifieke kennis opvragen bij Vlario, maar ook bij de VVSG en de leden. Elk standpunt toetsen we af: wat is voor de gemeenten en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden haalbaar, tegen welke problemen lopen zij aan? Dat geeft aanleiding tot interessante discussies met een kruisbestuiving van diverse invalshoeken. In de discussie over een sluitende financiering voor het rioolbeheer bepalen wij de randvoorwaarden die voor gemeenten en intergemeentelijke rioolbeheerders van belang zijn. Vlario levert ons hierbij heel wat cijfermateriaal en concrete voorbeelden van oplossingen in het buitenland. Voor de gemeenten en gemeentelijke rioolbeheerders bestaat er veel onzekerheid over welke investeringen ze wanneer zullen moeten doen en welke financiering daar tegenover staat. Ze vragen ons om een voorstel. Het zou de prioriteit moeten zijn voor het Vlaams Gewest om hier duidelijkheid rond te verschaffen. We hebben dit al dikwijls bij het kabinet en de Vlaamse Milieumaatschappij aangekaart. Hopelijk komt hier in 2013 meer duidelijkheid. Blijvende onduidelijkheid zou immers wel eens verlammend kunnen werken en daar is niemand bij gebaat.


Christophe Claeys, coördinator InterRio en VVSG-stafmedewerker waterbeleid

Er bestaat een sterke interactie tussen het beheer van de riolering en dat van de weg want wie aan de riolering werkt, moet ook het wegdek en de publieke ruimte erboven vernieuwen en betalen. Dus willen we als gemeentelijke sector mee aan visievorming doen. Bovendien beheren een redelijk grote groep gemeenten zelf hun riolen. We vinden het belangrijk dat gemeenten die zelf hun riolen beheren mee hun stem kunnen laten horen in InterRio en zo een gezamenlijk standpunt kunnen bepalen. De VVSG is heel duidelijk de ledenvereniging van alle gemeenten, onafhankelijk van de manier waarop ze hun riolen beheren. De VVSG vertegenwoordigt de gemeenten binnen InterRio in hun algemeenheid, de vertegenwoordiging van de individuele gemeenten als rioolbeheerder gebeurt door de leden-gemeenten zelf. Als neutrale instantie verzorgt de VVSG het secretariaat van InterRio. Gemeenten die lid zijn van InterRio krijgen vanaf de ontwerpfase inzicht in nieuwe evoluties in het rioolbeleid en kunnen standpunten meesturen. We houden wel alle gemeenten op de hoogte van definitieve beslissingen. Bovendien kunnen we in InterRio de kennis bundelen. Er zit onnoemelijk veel kennis bij de gemeenten en er wordt veel kennis opgebouwd in de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. InterRio heeft een eigen beslissingsorgaan, eigenlijk is het een broertje van de VVSG, net zoals Interafval. We kunnen een standpunt combineren, maar we kunnen ook met zuivere InterRio-standpunten afkomen. Het geeft aan twee kanten slagkracht. We proberen continu onderwerpen op de agenda te plaatsen zoals voldoende middelen voor alle rioleringen die dringend aangelegd en vervangen moeten worden. In de nieuwe gemeentelijke meerjarenplanning en de beleids- en beheerscyclus moet je de investeringen in rioleringen en wegenis inplannen. Onze VVSG-directeur Jan Leroy gaf daarover op de Plenaire Vergadering een toelichting en de leden wisselden hun ervaringen uit. InterRio zal hierover verder voorbeelden uitwerken. De agenda van de Plenaire Vergaderingen zit altijd tjokvol. Het Vlaamse Gewest produceert veel regelgeving – ook dingen waarvoor wij vragende partij zijn. Meer en meer willen we ook proactief optreden. We zetten zelf onderwerpen op de agenda of we krijgen informatie en ontwerpteksten binnen via onze leden, de Vlaamse overheid, de Coördinatiecommissie Integraal waterbeleid, de Minaraad… Ondertussen breiden onze communicatiemiddelen uit, we hadden al www.interrio. be, nu beginnen we ook met een extranet zodat we vertrouwelijke documenten met de leden kunnen uitwisselen via een beveiligde site. Ter voorbereiding van de verkiezingen in 2014 bekijkt het Vlaamse Gewest verschillende scenario’s die als basis voor een volgend regeerakkoord kunnen dienen. We moeten erop toezien dat in die scenario’s onze standpunten en de randvoorwaarden die voor onze leden belangrijk zijn terug te vinden zijn. Tegelijkertijd willen we de partijen met informatie voeden zodat ze een goede rioleringsvisie in hun programma zetten. Lokaal 1 februari 2013

57


“Is het niet raar dat het starterspakket van de VVSG gesponsord is door Belfius? En wat is dit? Een sleutelhanger met een winkelwagenmuntje? Dat zet aan tot consumeren!” Groen-gemeenteraadslid Steven Vromman tijdens de installatievergadering van de gemeenteraad te Gent - Het Laatste Nieuws 3/1

“Dat u uw stoep moet proper houden - iets wat veel gemeenten in hun gemeentereglement hebben opgenomen - is geen wet van Meden en Perzen. U kunt op reis zijn, in bed liggen of op uw werk zitten als het sneeuwt. Het hangt er ook van af of het om een drukke plek gaat of op de buiten. Overigens, soms is een slecht geveegde stoep gladder dan een laagje sneeuw.” Koen Van Heddeghem, stafmedewerker Veiligheid van de VVSG – Het Belang Van Limburg 15/1

“In ongeveer twee gemeenten op drie is de voorzitter van de gemeenteraad niet langer de burgemeester. In de vorige bestuursperiode had ongeveer één gemeente op drie een aparte voorzitter. De positieve ervaring uit de vorige periode zowel voor de burgemeesters als voor de raadsleden heeft ongetwijfeld bijgedragen tot deze zeer sterke stijging.” Marian Verbeek, VVSGstafmedewerker bestuurszaken – Belga 15/1

58 1 februari 2013 Lokaal

De Groene Lente bekroont gemeentelijke groenprojecten In 2012 organiseerde de Vereniging voor Openbaar Groen voor de 33ste keer de wedstrijd De Groene Lente voor gemeentelijke groenvoorziening. Tijdens de finale op 13 december vielen 54 besturen in de prijzen en werden de beste projecten voorgesteld.

Strooibos Hasselt In het wedstrijdonderdeel Groene gemeente werden de projecten ingedeeld in zes categorieën: park, begraafplaats, landschapsgroen, speelgroen, omgevingsgroen en buurtgroen. Naast de titel van eerste laureaat in de categorie begraafplaatsen ontving Hasselt ook nog de publieksprijs voor het Strooibos. Op deze begraafplaats wordt de as van de overledene in de buurt van een boom verstrooid. De begraafplaats ligt binnen de Grote Ring van Hasselt en grenst aan enkele dichtbevolkte woonwijken. Omdat er in de buurt geen stadspark is, ontstond het idee om een begraafplaats met een stadspark te combineren. De inkleding van het Strooibos is geïnspireerd op de Vier Jaargetijden van Antonio Vivaldi. Het hele jaar door staan tal van elementen zoals verwilderde boshyacinten, nestkastjes, heesters voor zangvogels en een bloemenweide symbool voor de mooie herinneringen die de overledenen hebben nagelaten. gf

“Uit een onderzoek van de VVSG blijkt dat de gemeenteraad democratischer werkt, er een beter debat kan ontstaan en de voorzitter onafhankelijker is, als de voorzitter van de raad niet de burgemeester is. Er is ook meer orde en structuur tijdens de vergaderingen en meer wederzijds respect tussen coalitie en oppositie.” Wim Raman, N-VA-fractieleider in de gemeenteraad van Destelbergen – Het Laatste Nieuws 7/1

beweging in de prijzen

Remi Van Brabandtpark Eeklo Het project Remi Van Brabandtpark van Eeklo was niet alleen eerste laureaat in de categorie buurtgroen maar ontving ook de speciale ereprijs voor Beter Buurtgroen die voor de eerste maal werd uitgereikt. Deze prijs beloont een groenproject dat met de expertise van een buurtgroenspecialist is gerealiseerd en brengt het maatschappelijk belang van buurtgroen onder de aandacht. Het Remi Van Brabandtpark is gelegen bij de bibliotheek, het cultureel centrum en de academie. Het was een wat verwaarloosde parkzone met oude bomen die toegang tot de achterliggende garageboxen gaf. Bij de herwaardering werd rekening gehouden met de bestaande beplanting maar er kwamen ook jonge bomen en heesters bij. De toegankelijkheid werd verbeterd en de bestaande beelden kregen een nieuwe plek. Op basis van de principes van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan werden met alle betrokkenen voorstellen uitgewerkt. gf

perspiraat


kies nu voor de

Groen- en bloemenstad Sint-Niklaas

agenda

2013

Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9 • 1030 Brussel • T 02 211 55 00 info@vvsg.be • www.vvsg.be

solidariteitsagenda 2013

gf

VVSG solidariteitsvoor een sterk lokaal bestuur

Sint-Niklaas is uitgeroepen tot Groen- en bloemenstad 2013 omdat de stad in alle wedstrijdonderdelen van de Groene Lente voorbeeldstellende projecten heeft gerealiseerd. Met deze titel is Sint-Niklaas ook Vlaams afgevaardigde voor de Europese leefmilieuwedstrijd Entente Florale 2013. Met zijn groenplan wil Sint-Niklaas waardevolle groenelementen integreren in het stedelijk weefsel. De stad zal de principes van harmonisch parken groenbeheer toepassen op het openbaar domein. In 2013 start ze een communicatieproject omtrent harmonisch beheer om meer draagvlak voor deze werkwijze te creëren. Op die manier streeft de stad naar een duurzame en dynamische leefomgeving waar natuur, mens en milieu hand in hand gaan en waar plaats is voor diversiteit.

• een agenda met de correcte gegevens van meer dan duizend federale, Vlaamse en provinciale diensten die te maken hebben met het lokale bestuur • een agenda met de data die belangrijk zijn voor lokale besturen, zoals wanneer u welke vlag moet uithangen • een agenda in handig formaat (17,5 op 22,5 cm) met overzicht per week en een leeslint • een Solidariteitsagenda ten voordele van Oxfam-Solidariteit. • een agenda die zijn prijs meer dan waard is, en met korting voor groepsaankopen van meer dan vijf stuks: - 15,99 euro voor VVSG-leden, met korting: 13,11 euro - 18,49 euro voor niet-leden, met korting: 15,61 euro Btw en verzending inbegrepen.

inge ruiters

Viviane Arents, T 02-211 55 19, viviane.arents@vvsg.be Ingrid Vankelecom, T 02-211 55 20, ingrid.vankelecom@vvsg.be VVSG vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel

www.vvog.info voor alle wedstrijdresultaten.

Plaats vandaag nog uw bestelling

Lokaal 1 februari 2013

59


beweging agenda

studiedagen Brussel 19 februari

BBC en nieuw impulsbeleid ontwikkelingssamenwerking

Brussel 19 en 20 februari

De materiële biografie van erfgoed Interdisciplinair bruggen bouwen tussen erfgoedpraktijk en exacte wetenschappen/natuurwetenschappelijk onderzoek voor erfgoedwerkers en exacte wetenschappers. www.faronet.be/kalender Kortrijk 21 en 28 februari Mechelen 14 en 28 maart

Wegwijzer naar een passende hulpverlening Vorming voor maatschappelijk werkers over de sociale rechten van hun cliënten. www.vvsg.be (kalender)

floris

Studiedag voor ambtenaren en schepenen ontwikkelingssamenwerking en voor geïnteresseerde vrijwilligers van de gemeentelijke raden voor ontwikkelingssamenwerking. www.vvsg.be (kalender) Op 13 plaatsen in Vlaanderen, vanaf 4 februari

OCMW-raadslid: straks aan de slag Het werk als OCMW-raadslid begint met de eedaflegging op 7 januari. Raadsleden die beslagen op het ijs willen komen, kunnen een reeks van drie introductiedagen volgen, waar ze de basiskennis verwerven en alle belangrijke punten gepresenteerd krijgen. Wat doet een OCMW, wat is de missie van elk OCMW? Hoeveel beleidsruimte heeft het OCMW? Hoe is de relatie met andere partners zoals de gemeente? Hoe werkt de OCMW-raad precies? Uiteraard vernemen ze er ook alles over hun statuut, rechten en plichten. Hoe wordt het OCMW praktisch bestuurd? De opleiding is een initiatief van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, het Expertisecentrum van Gemeentesecretarissen, de Vlaamse Vereniging van OCMW-secretarissen en de Vlaamse Lokale Ontvangers. www.vvsg.be (kalender)

Mechelen 6 maart

Hasselt 21 februari Affligem 26 februari Antwerpen 28 februari Gent 7 maart Brugge 5 maart

De eerste honderd dagen Omdat burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters de eerste honderd dagen bakens uitzetten voor een sterk bestuur, organiseert de VVSG voor u inspiratie- en bijscholingsdagen. Geconcentreerd op een dag verzamelt u alle actuele informatie en inspiratie om alle uitdagingen waarvoor u staat te lijf te gaan. Tegelijk legt u contacten met collega-bestuurders. U stelt zelf uw programma samen uit een aanbod van 24 workshops. www.vvsg.be (kalender)

Conferentie ‘Jong in de Stad’ Honderd verhalen van honderd jongeren uit kleinere en grotere steden als inspiratie-, uitwisselings- en kennisdelingsmoment voor beleidsmakers op het lokale en Vlaamse niveau. www.sociaalcultureel.be (jong in de stad) Hasselt 14 maart

Groen speelweefsel Studiedag over het project Spelen en ravotten in Limburgs groen met instru‑ menten voor gemeenten om een goed netwerk van groene speelplekken te realiseren. www.groenspeelweefsel.be

opleidingen Harelbeke vanaf 8 februari Aarschot vanaf 4 maart Puurs vanaf 14 maart

Intervisie voor animatoren Vierdaagse intervisie als systematische

60 1 februari 2013 Lokaal

vorm van collegiale uitwisseling en ondersteuning voor animatoren. www.vvsg.be (kalender) Leuven 17 februari

Weerwerk bieden aan weerstanden binnen de animatiewerking Vorming in verbaal en non-verbaal weerwerk voor animatoren in de woonzorgcentra. www.vvsg.be (kalender) Brugge vanaf 19 februari De Pinte vanaf 21 februari Mechelen vanaf 26 februari Leuven vanaf 28 februari Hasselt vanaf 5 maart

HRM-scan als leidraad voor een sterk HRM-beleid Driedaagse vorming voor personeelsverantwoordelijken, secretarissen, kwaliteitscoördinatoren, beleids- en/of stafmedewerkers. www.vvsg.be (kalender)


evenementen

Sint Niklaas 5 maart

Seminarie voor verantwoordelijken dienstverlening en loketwerking: klantgerichtheid Hoe ontwikkelt u een visie op klantgerichte dienstverlening? Kiest u voor een fysiek of een virtueel loket? Wat hebben onthaalmedewerkers nodig om goed werk leveren? Dit seminarie zet u al een heel eind op weg! www.vvsg.be (kalender) Genk 5 maart

De werking van het OCMW Deze vierdaagse praktijkgerichte opleiding helpt u snel wegwijs te geraken in uw OCMW. www.vvsg.be (kalender)

lokale dienstencentrum van de toekomst te verbeelden. www.vvsg.be

Gent 6 februari

Trefdag Innovatie in de stad Voor een staalkaart van boeiende stadsprojecten en een platform om te netwerken. www.thuisindestad.be Brussel 1 maart

Congres 40 jaar lokale dienstencentra: een blik op de toekomst

België 24 maart

Dag van de Ambachten

j

Politici, secretarissen, beleidsme‑ dewerkers welzijn en medewerkers van lokale dienstencentra zijn van harte welkom. Niet alleen om terug te blik‑ ken op het verleden, maar vooral om het

Nationaal evenement waarop ambachtslieden hun passie en realisaties aan het brede publiek tonen. www.dagvandeambachten.be Vlaanderen 27 maart

Buitenspeeldag 2013 Hoogtepunt van een campagne om kinderen buiten te doen spelen en sporten in de onmiddellijke woonomgeving. buitenspeeldag.vvj.be

Gent 21 en 22 februari

Aan de balie in het sociaal huis Training in sociale en communicatieve vaardigheden voor loketmedewerkers. www.vvsg.be (kalender) Mechelen 21 maart

Projectmatig werken in lokale overheden Drie dagen interactief aan de slag met een projectmethodologie op maat van lokale overheden. Inclusief de nieuwe Politeia-pocket Projectmatig werken in lokale besturen. www.vvsg.be

Gent 19 maart

Tweede energiedag voor lokale besturen

Met spraakmakende lezingen, presentaties die de actuele ontwikkelingen vertalen naar de lokale bestuurspraktijk, met concrete voorbeelden van wat in voortrekkersgemeenten al gerealiseerd is wil de tweede energiedag andermaal inspireren en ideeën aanreiken om in de nieuwe beleidsperiode nog beter werk te maken van een duurzaam energiebeleid. www.vvsg.be

De sterkte van de opleiding is de binding met de praktijk. Ruimte voor eigen inbreng en voorbeelden. Leuk om eens in een opleiding te zitten met niet alleen mensen van je eigen team. Je leert ook de taak en persoonlijkheid van collega’s een beetje kennen. Op theoretisch vlak interessant, ik heb hierdoor een beter zicht gekregen op evaluatie- en functioneringsgesprekken. Deelnemer van programma functioneringsgesprekken op maat

Lokaal 1 februari 2013

61


column Pieter Bos

Z

al ik het maar meteen toegeven? Toen Patrick Janssens jaren geleden op de proppen kwam met de slogan ‘’t Stad is van iedereen’, vond ik die maar niks. ’t Stad van iedereen? Natuurlijk is ’t stad, zoals alle andere steden en gemeenten, van iedereen! Mijn God, van wie anders? Hallo, kan iemand een nog grotere open deur intrappen? Vrienden brachten mij vriendelijk het bestaan onder de aandacht van mensen die vonden dat ’t Stad niet van iedereen was. Maar zelfs dat argument kon mij niet van gedachten doen veranderen. We riepen toch ook niet voortdurend dat alle mensen gelijk zijn? En we titelden toch ook niet op ons briefpapier dat zwarten, homo’s en zélfs homoseksuele zwarten ook mensen zijn, alleen maar omdat een stuk of wat weirdo’s enkele eeuwen hebben gerateerd? De vanzelfsprekendheid was trouwens zo overrompelend groot dat we dat stelletje atavisten vakkundig aan de kant hadden gezet. Cordon sanitaire heette dat toen. (Franstalige termen konden toen nog zonder dat iemand naar de kliklijn belde.) Het betekende dat onze maatschappij niet bereid was te onderhandelen over basisbeginselen, laat staan er compromissen over te sluiten. We hadden beter naar Bob Dylan geluisterd, want de tijden, ze zijn inderdaad veranderd. Een maand of drie, vier geleden meer bepaald, al lijkt het vandaag een eeuwigheid. Toen verloor een kandidaat-burgemeester even zijn geduld met een zootje ongeregeld en verklaarde de slogan ‘’t Stad is van iedereen’ gedateerd ende voorbijgestreefd. Het was onverstandig en naïef, zei hij, een stad te delen met mensen die zich niet aan de wetten, normen en waarden van die stad hielden. Velen knikten: daar zat iets in. Al rees op het tweede gezicht wel de vraag hoe strikt een en ander geïnterpreteerd moest worden. Te snel rijden, foutparkeren, een bouwmisdrijf achter in de tuin, het rookverbod overtreden, viel dat ook onder die wetten, normen en waarden? Sociologen stelden likkebaardend vast dat dit weer een typisch voorbeeld van een selfdenying prophecy was, ofwel een voorspelling die zodra ze wordt uitgesproken, zichzelf onderuit haalt. Door de slogan passé

62 1 februari 2013 Lokaal

te verklaren was hij juist brandend actueel geworden. Plots was hij z’n vanzelfsprekendheid verloren, en daarmee z’n nietszeggendheid. Bevorderd van ‘boven elke discussie verheven’ tot inzet van het debat. De kandidaat-burgemeester realiseerde zich dit ook en slikte zijn woorden half in. Maar het kwaad was geschied. Hoe meer hij verzekerde dat ook hij vond dat ’t stad van iedereen was, hoe minder geloofwaardig dat werd. Het was een beetje zoals met de Volksunie destijds, die met elke verklaring dat ze springlevend was een beetje dieper in haar graf zakte. Tot overmaat van ramp werd de deur definitief dichtgetrapt door de kandidaat-burgemeester zelf. Meer bepaald met de enthousiaste uitroep dat ’t stad van iedereen was, ‘maar vandaag toch iets meer van ons’. Niet letterlijk bedoeld natuurlijk, net zo min als dat iemand er een verwijzing naar Orwells ‘All pigs are equal, but some pigs are more equal than others’ in moest horen. Maar u weet hoe sommige varkens zijn. Zo dicht als de deur was, zo open de doos van Pandora. Sindsdien is het debat niet meer geluwd: van wie is ’t stad nu eigenlijk? En van wie niet? Op verkeersborden wordt spuitbusgewijs een antwoord gesuggereerd: ‘Nie van A.’ Overigens is vandaag wel duidelijk dat ook in de tijd dat ’t stad officieel van iedereen was, velen het gevoel hadden dat het in ieder geval niet van hen was. Pas nu realiseer ik me dat de slogan meer een ambitie uitdrukte dan een feit. Dat heeft zelfs Janssens nu pas beseft, wed ik. Door zich ver te houden van ideologische discussies dacht hij dat ideologische tegenstellingen niet meer zouden bestaan. Een illusie, vergelijkbaar met denken dat de zwaartekracht opgeheven wordt door haar te negeren. Janssens is niet de eerste die door deze fout een onzachte landing maakt. Terugblikkend blijkt ’t stad inderdaad niet van iedereen te zijn geweest. Het was van mensen die ideologieloosheid claimden. Zo hard dat ze zelf geloofden dat hun visie op de toekomst van de stad zo niet de enige dan toch de enig juiste en valabele was. Politieke keuzes werden zo technische en wetenschappelijke keuzes, kille kosten-batenanalyses van Saint-Simonistische technocraten. Burgers keken er met onbegrip naar. Zij hadden het gevoel dat ’t stad van de gespecialiseerde ambtenaren was. En die hadden dan weer het gevoel dat het van de managers was. Zo dacht iedereen dat ’t stad van iemand anders was. Behalve ik. Ik dacht al die tijd dat ’t Stad van iedereen was. Maar ik ben dan ook niet iedereen natuurlijk.

karolien vanderstappen

NIET VAN IEDEREEN



Laten we samen de uitdagingen van morgen aangaan. Public & Social Banking

Door luisterbereidheid, wederzijds respect en vertrouwen is Belfius Bank er met de jaren in geslaagd een bevoorrecht partnership met de lokale overheden en instellingen tot stand te brengen. Een partnership dat zich uit in producten en diensten op maat. In de realisatie van maatschappelijke projecten zoals bibliotheken en ziekenhuizen. En in analyse-instrumenten en innovatieve oplossingen waarmee de uitdagingen van de vergrijzing kunnen worden aangegaan en die bijdragen tot een duurzame ontwikkeling. Die expertise bieden we u dagelijks aan via ons netwerk van relatiebeheerders. Zo kunt u altijd terecht bij een specialist Public & Social Banking in uw streek. Meer informatie vindt u ook op www.belfius.be

Belfius Bank NV, Pachecolaan 44, 1000 Brussel – IBAN BE23 0529 0064 6991 – BIC GKCC BE BB – RPR Brussel BTW BE 0403.201.185 – FSMA nr. 19649 A.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.