Nr 3 | Lokaal is het maandblad van de lokale besturen en verschijnt 11 x per jaar | VVSG vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746
Lokaal
Slim naar de afspraak Special mobiliteit
Externe audit in de startblokken Merksplas: energiebedrijf met mooie cijfers 50.000 Vlaamse gezinnen met budgetproblemen
17 & 18 APRIL 2013 - ANTWERP EXPO
ECOnext2013 WAAR ECOLOGIE EN TECHNOLOGIE ELKAAR ONTMOETEN
Up-to-date blijven is een absolute must in het steeds veranderende milieulandschap: innovaties ontdekken, kennis opdoen via seminars en contacten leggen tijdens netwerkmomenten; dat zijn de elementen waar ECOnext om draait. Alle info en gratis registratie op www.econext.be Main seminar partners:
opinie
Langzamer verkeer gaat ook vooruit
M
stefan dewickere
obiliteit is een verworvenheid. De mogelijkheid om zich snel in alle gewenste richtingen te verplaatsen staat gelijk met een ‘volwaardig’ leven. Iemand die minder dan één keer per jaar in het buitenland op vakantie gaat, wordt in België als kansarm beschouwd. Nabijheid speelt niet meer mee in de keuze van school, recreatie of winkelen. De toegenomen mobiliteit heeft het mogelijk gemaakt vanuit het eigen dorp als wereldburger te opereren. Een sterk toegenomen autobezit heeft daar een grote rol in gespeeld. In 1977 telde België één auto per 3,55 inwoners. Vandaag neigt dat cijfer naar één per twee inwoners. Er rijden bovendien meer dan 760.000 vrachtwagens, bestelwagens, tankwagens en trekkers op onze Belgische wegen. In het jaar 2000 waren dat er ongeveer 550.000; dit is een stijging met bijna 39% in tien jaar tijd. Mensen kiezen voor het snelste vervoermiddel. Werknemers met een redelijk inkomen nemen enkel het openbaar vervoer als dit sneller is dan de auto. En fietsen is vooral populair in dichtbebouwde centra waar het uren duurt om met de auto vooruit te komen en een parkeerplaats onvindbaar is. De snelheid van verplaatsen waaraan we gewend zijn is echter niet meer houdbaar. De wegen blijven dit niet slikken. Sedert eind jaren negentig leeft het besef dat de mobiliteitsgroei eindig is. Ondertussen zijn lange files gemeengoed en accepteren we lange en onzekere reistijden. Leidt de congestie op de wegen tot een keuze voor alternatieven? Kan comfortabel en stipt openbaar vervoer
Mobiliteitsbeleid maakt deel uit van een integraal beleid, vormt de onderbouw bij tal van andere beslissingen.
in combinatie met veilige fietsroutes het verschil maken? Sommigen blijven roepen om meer asfalt en wegen. Maar daarover beslist een lokaal bestuur niet alleen. Goede samenwerking met andere gemeenten en met de bovenlokale overheid is cruciaal. Mobiliteit is geen louter technische materie van doorstroming, verkeerstellingen, infrastructurele ingrepen… Het maakt deel uit van een integraal beleid, vormt de onderbouw bij tal van andere beslissingen. Het resultaat ervan uit zich ruimtelijk, vaak in de aanleg van de publieke ruimte. ‘Het beleid stimuleert de groei van de plaatselijke horeca en middenstand.’ Kiest het dan voor extra veel parkeermogelijkheden op het plein voor de deur of zet het in op leefbaarheid en ontmoeting met een plein dat ruimte biedt voor terrasjes, speeltuigen en rustbanken? ‘Het beleid zet in op veilige schoolomgevingen.’ Betekent dit dat het kiss & ride-zones voor de schoolpoort stimuleert zodat leerlingen zich tussen auto’s door moeten wringen of kiest het voor een herinrichting die de zwakkere weggebruiker de ruimte geeft en de auto naar de achtergrond en dus verder weg duwt? Het zijn belangrijke beslissingen, ze vergen visie op langere termijn en durf op de korte. Inzicht in tendensen en patronen die elders misschien al sterker leven dan in de eigen gemeente, kunnen helpen. Wij durven in deze ‘snelle’ maatschappij pleiten voor de tragere mobiliteit die ruimte biedt voor alternatieven. Langzaam verkeer gaat ook vooruit. Kiezen voor nabijheid, creatief en multifunctioneel ruimtegebruik en aanmoediging voor de eigen stap- en trapenergie, bieden het beste perspectief op een duurzame ‘mobiele’ toekomst. Annelies Van der Donckt is VVSG-directeur ruimte
Lokaal 1 maart 2013
3
inhoud • 1 maart 2013 • nummer 3
special
28 Interview Hilde Crevits ‘Het zwaartepunt van het mobiliteitsoverleg ligt bij de gemeenten.’
Met het nieuwe mobiliteitsdecreet wil minister Hilde Crevits grenzen verleggen: de klemtoon ligt bij het lokale overleg.
32 Op zoek naar een andere mobiliteit
34 De stelling van Lokaal De tijd van koning auto is definitief voorbij. Leve de elektrische fiets!
36 Gemeenten op één lijn met De Lijn?
38 Het verkeer moet zich aanpassen aan de straat, behalve als het om fietsers gaat
40 Met GIPOD minder hinder op de weg
42 Proeven van elektrisch rijden
44 Gent haalt de Fiets van Troje binnen
48 Het functietoekenningsplan voor landelijke wegen
50 En het goederenvervoer? Oeps, vergeten!
52 Honderd jaar Vereniging en mobiliteit
Lokaal is het maandblad van de lokale besturen Contact lokaal@vvsg.be, T 02‑211 55 44 Hoofdredacteur Marlies van Bouwel marlies.vanbouwel@vvsg.be Werkten mee aan dit nummer Redactie Johan Ackaert, Pieter Bos, Marleen Capelle, Pieter Plas, Inge Ruiters, Jan Van Alsenoy, Bart Van Moerkerke Beeld Layla Aerts, Stefan Dewickere, Bart Lasuy, Nix, Uli Schillebeeckx, Karolien Vanderstappen, Vorm Ties Bekaert Druk Schaubroeck Met de steun van Belfius en Ethias, partners van de VVSG
4 1 maart 2013 Lokaal
Advertenties Peter De Vester media@cprojects.be T 03 326 18 92 Vacatures en abonnementen Nicole Van Wichelen nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 Prijs abonnement VVSG-leden: 68 euro VVSG-leden vanaf 10 ex. 55 euro Niet-leden: 125 euro Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • www.vvsg.be VVSG-bestuur Luc Martens, voorzitter, Sabine Van Dooren, voorzitter raad van bestuur, en Theo Janssens, voorzitter afdeling OCMW’s
28
27
Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG
stefan dewickere
Mobiliteit
bestuurskracht
6 Externe audit in de startblokken 10 Praktijk uit Lokeren Sluikstorten snel gemeld 12 Ontwikkelingssamenwerking is geen kerntaak. Et alors? 14 Praktijk uit Leuven ‘Kom op voor je wijk’ stimuleert buurtinitiatieven 16 Kort print & web, perspiraat, Nix 22 De installatie van de politieraden 24 De gemeenteraad van Tielt mens
& ruimte
54 Interview Frank Wilryckx Gemeentelijk energiebedrijf levert mooie cijfers op
Merksplas heeft geen woonuitbreidingsgebied en kan maar een kleine KMO-zone aansnijden. Maar deze kleine gemeente heeft zich van andere inkomsten verzekerd door een eigen gemeentelijk energiebedrijf.
58 Zuid-West-Vlaanderen energieneutraal in 2050 60 Gemeenten meer stem in de strategische ruimtelijke planning 6 1 Lokale raad Kan een gemeente scholen in het kader van het flankerend onderwijsbeleid ondersteunen voor het onderhoud van hun infrastructuur? 64 De lastige weg naar het Bindend Sociaal Objectief
80
stefan dewickere
stefan dewickere layla aerts
stefan dewickere
72
3 opinie Langzamer verkeer gaat ook vooruit 86 column Het doel en het middel
bart lasuy
54
24
64 De voordelen van samenhuizen 68 Kort nieuws, geregeld, oproepen 72 50.000 Vlaamse gezinnen kunnen budget niet zelfstandig beheren 7 5 Praktijk uit Boom Spreekkamer inruilen voor de straat 76 De Frontlijner Astrid Roeges, jeugdambtenaar in Halle beweging
79 Vakbonden en VVSG tekenen nieuw sectorconvenant 80 Netwerk Geen gemeentelijk afvalbeleid zonder Interafval 82 Kort de laureaat, perspiraat 84 agenda
Lokaal verschijnt maandelijks. In de tussentijd volgt u dagelijks de actualiteit over en voor de lokale besturen op www.vvsg.be. Op www.deraad.be vinden raadsleden nieuws en achtergrondinformatie die ze nodig hebben voor een sterke lokale democratie. Dit icoontje betekent dat u de pagina met de gratis Layar-app van de App Store of Google play kunt scannen om een filmpje te bekijken, meer achtergrondinformatie te vinden of rechtstreeks op een site te komen. Meer informatie op www.layar.com.
Lokaal 1 maart 2013
5
bestuurskracht management
De audits zullen de werking op proces- en op managementniveau evalueren. Het gaat dus niet om controle op het functioneren van de politiek of om een evaluatie van het gevoerde beleid.
Disclaimer Deze tekst levert een stand van za‑ ken van het dossier ‘externe audit in lokale besturen’. Veel van de kwes‑ ties die erin zijn opgenomen, moeten nog in de voorwaardelijke wijs gele‑ zen worden. De tekst presenteert de zaken zoals ze er nu voorstaan, en zoals principieel goedgekeurd door de Vlaamse regering. Het Vlaams parle‑ ment moet zich wel nog over enkele punten uitspreken, en de Vlaamse Regering zal nog een oprichtingsbe‑ sluit uitwerken om tot een nieuwe, functionerende organisatie te ko‑ men. Ook het auditcomité, het on‑ afhankelijk orgaan dat de uitvoe‑ rende instantie aanstuurt, kan nog dingen wijzigen. Het consulteren en informeren van belanghebbenden is echter een essentieel onderdeel van elk verandertraject. Daarom werden de krijtlijnen van de externe audit al bediscussieerd op verschillende fora en willen we tijdig communiceren via onder meer dit artikel.
6 1 maart 2013 Lokaal
Externe audit in de startblokken Meer dan tien jaar wordt er al over gesproken audits in lokale besturen decretaal in te voeren. Als alles goed gaat, zou het eind dit jaar zo ver moeten zijn, en zullen de eerste audits worden uitgevoerd. Het concept van de audits verschilt echter grondig van wat ooit in het Gemeenteen OCMW-decreet is omschreven. Het nieuwe concept moet tot beter functionerende lokale besturen leiden. tekst steven van roosbroek beeld stefan dewickere
L
okale besturen zijn volop in beweging. De Vlaamse overheid heeft zich tot doel gesteld ze bij te staan in hun streven naar goed, effectief en efficiënt beheer van hun organisaties. Binnen dat kader zijn recent verschillende maatregelen genomen. Lokale besturen werken met de nieuwe beleids- en beheerscyclus met een uniform kader voor de planning (budget), de registratie (boekhouding) en de rapportering
(jaarrekening). Tegelijkertijd worden de plan- en rapporteringslasten verminderd en de sectorale controles vereenvoudigd. Het toezicht wordt afgeslankt. Globaal evolueren we dus van detailsturing en -controles naar sturing en controle op hoofdlijnen. Het Gemeente-, OCMW- en Provinciedecreet leggen als sluitstuk van deze hervorming een externe audit op. Die moet garanties bieden over de sterkte van het systeem van inter-
Interne controle ne controle en lokale besturen ook helpen het systeem te versterken. Op die manier wordt het vanzelf een belangrijke hulp in de evolutie naar sterkere lokale besturen. Hoewel er nog geen enkele in het decreet vermelde externe audit is uitgevoerd, kent het dossier al een relatief lange geschiedenis. Al bij de eerste voorbereidingen van het Gemeentedecreet begin jaren 2000 was er sprake van een – toen nog interne – audit. Uiteindelijk kwam in het Gemeente- (2005), OCMW(2008) en Provinciedecreet (2005) een bepaling die een zeer breed takenpakket oplegde aan een nog op te richten externe auditcommissie. Die moest zowel kassen gaan controleren als de wettigheid en regelmatigheid van de handelingen van het bestuur controleren of de jaarrekening nakijken. De commissie is er nooit gekomen. Verschillende adviesorganen gaven aan dat de externe audit zoals vermeld in de decreten conceptueel onwenselijk en praktisch onhaalbaar was. Conceptueel onwenselijk omdat de externe audit taken zou moeten uitvoeren die behoren tot het internecontrolesysteem (zoals systematisch kascontroles uitvoeren) en toezicht (zoals het nakijken van de jaarrekening). Praktisch onhaalbaar omdat er een legertje ambtenaren nodig zou zijn om alle opgelegde taken behoorlijk uit te voeren. Na consultatie van diverse adviesorganen en van de lokale besturen zelf besliste de Vlaamse regering de focus te leggen op de evaluatie van het systeem van interne controle. De opmaak van een systeem van interne controle is een verplichting volgens het Gemeente- en het OCMW-decreet. Wat er bedoeld wordt met het internecontrolesysteem is te lezen in het kaderstuk. De audits zullen de werking op procesen op managementniveau evalueren. Het gaat dus niet om controle op het functioneren van de politiek of om een evaluatie van het gevoerde beleid. Op dit laatste terrein geldt uiteraard de grondwettelijk verankerde lokale autonomie. Belangrijk is ook dat externe audit geen financiële kwestie is. Naast de in-
Het Gemeentedecreet (artikel 99) definieert interne controle als het geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te ver‑ schaffen over: 1. het bereiken van de doelstellingen 2. het naleven van wetgeving en procedures 3. de beschikbaarheid van betrouwbare financiële en beheersinformatie 4. het efficiënt en economisch gebruik van middelen 5. de bescherming van activa 6. het voorkomen van fraude De secretaris is hier in overleg met het managementteam verantwoordelijk voor (arti‑ kel 100 en 101). Maar ook de raad speelt een rol, hij moet het algemene kader van het internecontrolesysteem goedkeuren. De secretaris rapporteert jaarlijks aan het col‑ lege van burgemeester en schepenen en aan de gemeenteraad over de organisatie en de werking van het internecontrolesysteem. Voor OCMW’s geldt een analoge regeling. ‘Interne controle’ als begrip zorgt frequent voor verwarring. ‘Controle’ is hier afgeleid van het Engelse ‘to control’ (beheersen), en dus niet bedoeld als ‘nagaan’ of ‘inspec‑ teren’. Daarom is het beter de term ‘organisatiebeheersing’ te hanteren in plaats van ‘interne controle’.
terne controle op het vlak van financiën zullen ook ICT, personeelsmanagement en de andere elementen van een systeem van interne controle geëvalueerd worden. Dit is een duidelijke verschuiving ten opzichte van het oorspronkelijke concept van externe audit, waar de nadruk toch meer op het financiële lag.
monitoring, organisatiestructuur, HRmanagement, organisatiecultuur, informatie en communicatie, financieel management, facilitymanagement, ICT en veranderingsmanagement. Enkel al door deze opsomming wordt duidelijk dat het om zeer brede audits gaat. Het nadeel is dan dat dit type audits over het
Het is de bedoeling de organisatie-audit en de themaaudit te testen in enkele besturen die al vertrouwd zijn met de nieuwe beleids- en beheerscyclus. Eind 2014 wordt de evaluatie opgemaakt. Verschillende type van audits Grosso modo zijn er twee concepten mogelijk bij het evalueren van het internecontrolesysteem. Enerzijds zijn er globale organisatie-audits, waarbij de belangrijkste management- en de ondersteunende processen de focus vormen. Dit soort audits formuleert een algemene uitspraak over de opbouw van de belangrijkste componenten van het systeem van interne controle op organisatieniveau. Traditioneel komen hierin volgende elementen aan bod: management van doelstellingen, processen en risico’s, belanghebbendenmanagement,
algemeen minder diep ‘graaft’. Om deze globale organisatie-audits uit te voeren wordt momenteel een ‘leidraad interne controle / organisatiebeheersing’ uitgewerkt. Die moet een kader bieden voor interne controle bij lokale besturen, en om audits uit te voeren die dit controlesysteem evalueren. Anderzijds is er de tegenpool hiervan: de thema-audit. Die concentreert zich op één thema binnen de organisatie en gaat hier dus ook dieper op in. Voorbeelden van thema-audits bij lokale besturen zijn: de organisatie van de dienstverlening betreffende jeugd, cultuur, sociale Lokaal 1 maart 2013
7
bestuurskracht management
zaken, thuisbezorgde maaltijden of budgetbeheer. Daarnaast kan een thema-audit dieper ingaan op de management- en ondersteunende processen uit de hierboven vermelde leidraad (zoals debiteurenbeheer of de veiligheid van informatie). Het is de bedoeling beide concepten (organisatie-audit en thema-audit) te testen in enkele besturen die al vertrouwd zijn met de nieuwe beleids- en beheerscyclus (BBC). Eind 2014 zal de evaluatie worden opgemaakt. Welk type audits levert de zinnigste informatie? En onder welke omstandigheden? Afhankelijk hiervan zal de toekomstige strategie worden vastgelegd. Ook de vraag hoe vaak een audit zal plaatsvinden, kan pas hierna worden beantwoord. Een speciale categorie vormen de forensische audits. Forensische audits zijn audits die expliciet fraudeaangelegenheden onderzoeken in een bepaalde organisatie. De externeauditdienst zal ook dit soort audits kunnen uitvoeren. Daarvoor zal een taakafbakening opgemaakt
den ingezet. Een duidelijke procedure zal het onderscheid moeten maken tussen indianenverhalen en daadwerkelijke fraudegevallen. De verschillende audits moeten de werking van lokale overheidsorganisaties versterken. Dit zal gebeuren door rapporten per audit op te maken. Daarin zullen sterke punten staan, net als aanbevelingen om de werking van de organisatie te verbeteren. Het eindrapport zal ook aan de gemeente- of OCMW-raad overgemaakt worden. Zo kan de controlerende functie van de raad sterker worden. Bedoeling is evenwel ook om de gegevens uit de individuele rapporten te aggregeren. Ten eerste door te benchmarken en goede praktijken te verspreiden. Ten tweede zullen door het herhalen van audits vaststellingen komen bovendrijven die in verschillende organisaties terugkomen. In een aantal gevallen wordt dan een structureel probleem zichtbaar, waarop een structureel antwoord noodzakelijk is. Ook hierover zal aan de be-
De verschillende audits moeten de werking van lokale overheidsorganisaties versterken. Per audit komt er een rapport met sterke punten en aanbevelingen. worden met anderen (zoals toezicht). De impact van deze regeling is groot. Het betekent dat in principe iedereen een melding kan doen van fraudegevallen binnen een lokaal bestuur en dat de auditdienst dan de mogelijkheid heeft die te onderzoeken. Het Gemeente- en het OCMW-decreet bepalen dat wanneer een personeelslid een dergelijke melding doet, dit nooit aanleiding kan geven tot een tuchtsanctie of een ontslag tenzij er misbruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid. Dergelijke verklaringen vallen bovendien niet onder het inzagerecht. Het gaat hier met andere woorden om een soort van klokkenluidersregeling. Op Vlaams niveau bestaat op het vlak van forensische audit een expertise die de afgelopen tien jaar is opgebouwd. Die zal nu ook voor het lokale niveau wor8 1 maart 2013 Lokaal
trokkenen gerapporteerd worden. De audits moeten dus niet enkel de lokale organisatie versterken, ook de Vlaamse overheid zal er het lokale niveau beter door kunnen ondersteunen. Organisatie De nieuwe auditentiteit zal audits uitvoeren in de 308 gemeenten en OCMW’s en de vijf provincies. Daarnaast zullen ook een 200-tal verzelfstandigde entiteiten (AGB’s, APB’s en OCMW-verenigingen titel VIII hoofdstuk 1) periodiek geauditeerd worden. In totaal gaat het dus om meer dan 820 organisaties. De audits zullen normaal gezien uitgevoerd worden door een nog op te richten agentschap, Audit Vlaanderen. Deze nieuwe entiteit zal de audits bij lokale besturen en bij de Vlaamse administra-
tie uitvoeren. De bestaande interne audit van de Vlaamse administratie (IAVA) zal dus geïntegreerd worden in Audit Vlaanderen. Dit betekent dat er op de expertise binnen de Vlaamse overheid voortgebouwd kan worden. Een belangrijk voordeel van deze structuur is dat zij de mogelijkheid schept op termijn interbestuurlijke audits uit te voeren. Steeds meer wikkelen processen zich op verschillende bestuursniveaus af (gemeentelijk, provinciaal, Vlaams). Dat veroorzaakt soms problemen, conflicten. Een belangrijke reden om voor één auditorganisatie op de drie niveaus te opteren is dat het zo mogelijk wordt deze problemen in kaart te brengen en aanbevelingen ter verbetering te formuleren. Zo wordt er ook iets ondernomen tegen de kritiek die soms opduikt over de ‘ivoren toren in Brussel’. Lokale besturen zullen zelf voor 50% meebetalen aan de audits. Dit zal gebeuren door een afhouding van het Gemeente- en Provinciefonds. De andere 50% van de kosten betaalt de Vlaamse overheid. Tegenover die financiering staat uiteraard een vertegenwoordiging van lokale besturen in het auditcomité, het beheersorgaan van de nieuwe entiteit. Lokale besturen zullen via hun vertegenwoordigers de externe audit mee kunnen sturen. Dit neemt echter niet weg dat dit auditcomité voor een meerderheid uit onafhankelijken zal bestaan om de onafhankelijkheid van de nieuwe instantie te waarborgen. Responsabilisering De introductie van de externe audit past in een evolutie naar meer verantwoordelijkheid voor het lokale niveau. Dat blijkt (of zal nog blijken) uit verschillende zaken. Ten eerste worden de detailtaken voor externe audit die oorspronkelijk in het decreet zaten, geschrapt. Ten tweede kan de nieuwe externe audit geen maatregelen opleggen. Aanbevelingen formuleren kan uiteraard wel. Ook het opvolgen van die aanbevelingen komt in grote mate bij de raad te liggen. De raadsleden zullen hierin een controlerende rol moeten spelen. Ten derde zal de externe audit aanvullend werken. Op plaat-
sen waar er al een sterke interne audit bestaat, zal gestreefd worden naar een samenwerkingsmodel. Dit kan bestaan uit een ‘audit op audit’ (evalueren van
meld zal er een leidraad over interne controle worden opgemaakt. Verschillende auditoren zullen worden aangeworven. Het regelgevend traject moet
De nieuwe audit-entiteit zal audits uitvoeren in de 308 gemeenten en OCMW’s, de vijf provincies en een 200-tal verzelfstandigde entiteiten. In totaal dus meer dan 820 organisaties. de sterkte van de interne auditdienst) of het uitvoeren van audits op terreinen waarvoor de interne audit over te weinig expertise beschikt. De komende maanden staan verschillende acties op stapel. Zoals eerder ver-
worden gefinaliseerd. Dat leidt tot een wijziging van Gemeente-, OCMW- en Provinciedecreet. Voor de nieuwe entiteit zal daarna een oprichtingsbesluit moeten worden opgemaakt. Er zal een auditcomité worden aangesteld. Dit zal
de audit-entiteit aansturen en onder meer de strategie van de organisatie bepalen. Met anderen die audits uitvoeren, zal er een samenwerkingsprotocol worden afgesloten. Dit moet dubbele controles vermijden, het zogenaamde ‘single audit’-principe. Kortom: er moet nog een berg werk verzet worden, maar de externe audit is op komst. Meer dan tien jaar na de eerste denkoefeningen hierover bestaat er nu een gedragen visie over hoe hij eruit moet zien. Bij de verdere uitwerking zullen de lokale besturen betrokken worden. Steven Van Roosbroek is projectmanager implementatie externe audit voor lokale besturen bij de Vlaamse overheid
advertentie
IS DEZE ADVERTENTIE WEL LEGAAL? U staat er misschien niet bij stil, maar deze advertentie is onderhevig aan een pak wetgeving. Beeldmerken, auteursrecht, plaatsing, nanciën... Meer dan u op het eerste gezicht zou vermoeden. Dat geldt eigenlijk voor de wet in het algemeen. Alles hangt met elkaar samen, zeker bij steden en gemeenten. Dus kunt u maar beter samenwerken met een partner die alle kennis in één huis heeft. Zelfs als het gaat om een advertentie.
Speciek voor overheden: ruimtelijke ordening - overheidsopdrachten en pps personeelsbeleid - overheidsaansprakelijkheid - administratief recht - grondgebiedszaken - milieu Mechelsesteenweg 27 - 2018 Antwerpen - T +32 3 232 50 60 - E info@gsj.be - www.gsj.be
Lokaal 1 maart 2013
9
bestuurskracht praktijk
LOKEREN - In vijf eenvoudige stappen melden de Lokerse gemeenschapswachten met hun smartphone afval of vervuiling, een onregelmatigheid in het verkeer of op het openbare domein. Of ze maken meldingen van inwoners over aan hun coördinator op de dienst integrale veiligheid.
Sluikstorten snel gemeld
gf
Als een gemeenschapswacht iets te melden heeft, neemt hij zijn smartphone, met vijf toetsen brengt hij de bevoegde dienst op de hoogte van wat er in de Lokerse straten scheelt.
Door hun aanwezigheid op straat en in openbare gebouwen verhogen de Lokerse gemeenschapswachten het vei‑ ligheidsgevoel en zijn ze een aanspreek‑ punt voor burgers. Ze treden preventief op waardoor ze de overlast beperken, ze informeren en sensibiliseren de burgers. Omdat het stadsbestuur veel belang hecht aan de correcte verwerking van meldingen werd in samenspraak met de ICT-dienst van de stad besloten gebruik te maken van Citizen Relation‑ ship Management-software. Dat is een toepassing die horizontaal doorheen de verschillende stadsdiensten zal worden gebruikt, waarbij de burger centraal
staat. Tot voor kort hadden de gemeen‑ schapswachten altijd pen en papier, een fototoestel en een mobiel bij zich. Zodra ze weer op de dienst waren, brachten ze de melding dan in een computerpro‑ gramma in, waarna ze de registratie printten. Nu verloopt dit allemaal veel sneller en eenvoudiger. Meldingen kunnen nu in vijf eenvoudige stappen afgehandeld worden op het moment dat een situatie zich voordoet. Een gemeenschapswacht die iets te melden heeft, neemt zijn smartphone, start de applicatie ‘Mijn straat aan de beurt’ en neemt een foto. Bij stap twee selecteert hij een categorie zoals afval en vervuiling of verkeer en bestrating. Vervolgens kan hij nog aanvullende informatie ingeven. Stap vier is de aan‑ duiding van de plaats van de melding. Deze stap verloopt automatisch dankzij een ingebouwd gps dat bij de uiteinde‑
lijke melding ook een stratenplannetje opstuurt. In de laatste stap wordt nog de optie aangeboden om de melding effectief door te zenden of dat pas later te doen. De melding wordt in de vorm van een afgewerkte meldingskaart al‑ tijd op het moment van de vaststelling doorgestuurd naar de coördinator. Deze kan de meldingskaart op zijn beurt via het centrale registratiesysteem van de stad eenvoudig voor opvolging aan de bevoegde dienst toewijzen. Bijkomend voordeel is dat de gemeenschapswach‑ ten steeds de actuele stand van zaken aan de burgers kunnen meedelen. De smartphone, waarmee sinds eind 2012 gewerkt wordt, is een innovatieve ondersteuning van de zes Lokerse gemeenschapswachten en versterkt de jarenlange ervaring en deskundigheid waarmee zij hun functie uitoefenen. filip van duysen
Filip Van Duysen: T 09-340 95 06 www.lokeren.be, en timothy.vancleemput@orbitgis.com 10 1 maart 2013 Lokaal
DEZE GEMEENTEN EN STEDEN GINGEN U REEDS VOOR: Antwerpen, Dendermonde, Edegem, Gavere, Genk, Gent, Halle, Hamme, Houthalen-Helchteren, Lokeren, Maldegem, Roeselare, Tienen, Willebroek, Zaventem en Zele.
Met ons klantbegeleidingssysteem kiest u voor tevredenheid Klanttevredenheid is een groot goed. Niet alleen in commerciĂŤle omgevingen, maar ook als het gaat om de manier waarop gemeenten omgaan met hun burgers. Met het oog hierop biedt JCC Software een beproefd en zeer efficiĂŤnt klantbegeleidingssysteem: G-BOS.
Klantbegeleidingssysteem G-BOS G-BOS is erop gericht bezoekers van het gemeentehuis te begeleiden van het onthaal tot en met de afhandeling aan het loket. Het systeem stroomlijnt het hele proces. Wachtrijen worden tot een minimum gereduceerd en bezoekers krijgen vanaf hun binnenkomst via narrowcasting heldere informatie, zodat eventuele wachttijden ook echt als minimaal worden ervaren. Met als gevolg: tevreden klanten en minder werkdruk (dus meer werkplezier) voor uw onthaal- en loketbedienden. Daar kiest u toch ook voor?
Uitgebreide informatie en klantverhalen? Kijk op www.jccsoftware.be
De voordelen op een rij Snellere en professionelere dienstverlening Minimale wachtbeleving Hogere klanttevredenheid Meer werkplezier Overzichtelijke rapportages en processtatistieken
bestuurskracht internationale relaties
Ontwikkelingssamenwerking is geen kerntaak. Et alors? Waarom je blik op de wereld richten? Het is crisis. Burgers plooien zich sneller terug op hun vertrouwde omgeving. De solidariteit met andere gemeenschappen staat wereldwijd onder druk. Inzetten op ontwikkelingssamenwerking is kiezen voor een open, solidaire en duurzame samenleving. Het mag dan wel geen kerntaak zijn, het was zelden zo relevant als vandaag. Gelukkig staat een gemeentebestuur hier niet alleen voor. tekst jan verschueren beeld marlies van bouwel
O
mdat gemeentebesturen als overheid het dichtst bij de bevolking staan, hebben ze een belangrijke signaal- en voorbeeldfunctie. Zij kunnen aan de hand van sensibiliserende activiteiten internationale thema’s duiden en ‘vertalen’ naar het lokale niveau, maar ook zelf een voorbeeld stellen door zich bijvoorbeeld te engageren voor een duurzaam gemeentelijk aankoopbeleid. Bovendien is investeren in ontwikkelingssamenwerking een blijk van erkenning aan de inwoners die de gemeente om solidariteit vragen met mensen aan de andere kant van de wereld. Uit onderzoek naar het maatschappelijke middenveld in Vlaanderen bleek immers dat de participatie bij verenigingen voor ontwikkelingssamenwerking de meest intense is van alle organisaties die in het midden-
veld actief zijn. Ontwikkelingssamenwerking leeft dus bij de burger. Een gemeentebestuur mag hier niet blind voor zijn. Zo organiseerde het gemeentebestuur van Brasschaat van 15 tot 30 januari al voor de achtste keer de Wereldmeerdaagse. Een werkgroep van lokale vrijwilligers binnen de Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking neemt hierin telkens het initiatief. Het evenement richt zich op de leerlingen van de eerste graad van het secundair onderwijs van de Brasschaatse scholen, maar ook van scholen uit de buurgemeenten. Dit jaar was het centrale thema de klimaatverandering. Via allerlei opdrachten werden de kinderen hierin wegwijs gemaakt. Tijdens deze meerdaagse bereikte het gemeentebestuur van Brasschaat maar liefst een zesduizendtal leerlingen.
In veel landen in het Zuiden krijgen lokale besturen nieuwe bevoegdheden doorgeschoven vanuit centrale bestuursniveaus. Vlaamse gemeenten kunnen hun kennis en expertise aanwenden om hun collega’s in het Zuiden te ondersteunen.
12 1 maart 2013 Lokaal
Bestuurskracht delen Vlaamse gemeenten beschikken ook over specifieke kennis en expertise wat betreft gemeentelijke dienstverlening aan burgers. In veel landen in het Zuiden krijgen lokale besturen nieuwe bevoegdheden doorgeschoven vanuit centrale bestuursniveaus. Vlaamse gemeenten mogen en kunnen verder kijken dan hun eigen kerktoren en hun kennis en expertise aanwenden om hun collega’s in het Zuiden te ondersteunen. En hiervan kunnen ze dan weer zelf leren. Momenteel hebben een dertigtal Vlaamse gemeenten een stedenband lopen met een partnergemeente in het Zuiden. Het gemeentebestuur van Harelbeke is er daar een van. Het sloot in 2007 een stedenband af met het gemeentebestuur van Eenhana in Namibië. De beleidsmatige samenwerking zit op verschillende domeinen: milieu, lokale economie, HRM en toerisme. Daarnaast zetten de besturen externe samenwerkingsverbanden op zoals uitwisselingen tussen scholen en een samenwerking tussen de Rode Kruis-vrijwilligers van beide gemeenten. De stedenband is bovendien een handige kapstok om de Harelbeekse inwoners bewust te maken van mondiale thema’s en de uitdagingen in het Zuiden. In de wereld sta je niet alleen Via het ‘impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking’ geeft de Vlaamse overheid vanaf 2014 subsidie om lokaal beleid voor ontwikkelingssamenwerking op te zetten. De drempel om
een aanvraag in te dienen is heel laag. In de loop van 2013 formuleren alle Vlaamse gemeenten hun meerjarenplan voor zes jaar volgens de principes van de BBC. De subsidieaanvraag gebeurt door in dit meerjarenplan aan de acties die aansluiten bij de Vlaamse beleidsprioriteit voor gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking de ‘deelrapportagecode’ GOSVBP01 toe te kennen. Het gemeentelijke meerjarenplan wordt begin 2014 digitaal ingediend bij de Vlaamse overheid. De Vlaamse beleidsprioriteit voor gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking formuleerde de Vlaamse regering als volgt: ‘de opname van ontwikkelingssamenwerking in het reguliere lokale beleid en de verdere professionalisering van de lokale besturen op het vlak van gedecentraliseerde ontwikkelingssamenwerking, zowel op het vlak van eigen acties als op het vlak van coördinatie van lokale initiatieven’. Ze is opgesplitst in twee re-
sultaatsgebieden. Bijdragen aan het eerste resultaatsgebied is verplicht, aan het tweede optioneel. Dat komt neer op de verplichte versterking van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in de eigen gemeente en zo mogelijk de
bovenop zelf 3/5 van het gekregen subsidiebedrag te investeren in ontwikkelingssamenwerking. Bij deze eigen bijdrage mogen ook de subsidies aan lokale organisaties of de verloning van een (deeltijdse) ambtenaar gerekend worden.
Een gemeente kan deze subsidies enkel via het meerjarenplan in het begin van 2014 aanvragen. versterking van de bestuurskracht van een partneroverheid in het Zuiden, zodat die haar kerntaken zo goed mogelijk kan uitvoeren. De subsidies worden toegewezen voor een periode van zes jaar, onder voorbehoud van wijzigingen na drie jaar. De hoogte van het jaarlijkse subsidiebedrag ligt tussen 15.000 en 50.000 euro. Aan de gemeente wordt het engagement gevraagd gedurende deze zes jaar daar
Opgelet: Een gemeente kan deze subsidies enkel via het meerjarenplan in het begin van 2014 aanvragen. Pas bij de volgende legislatuur zal er een nieuwe mogelijkheid komen om subsidies aan te vragen. De opmaak van een degelijk, geëngageerd meerjarenplan in de loop van 2013 is dus cruciaal! Jan Verschueren is VVSG-stafmedewerker team internationaal
advertentie
’Detailhandel in de kern versus periferie: een delicaat evenwicht!’ Pascal Steeland, senior consultant WES
Vraag onze gratis INSPIRATIEGIDS ‘toepassing afwegingskader grootschalige detailhandel’ op via info@wes.be
www.wes.be www.wes.be pascal.steeland@wes.be rik.dekeyser@wes.be 050 36 7 050 36 71 47
Lokaal 1 maart 2013
13
bestuurskracht praktijk
LEUVEN – Een gezellige ontmoetingsplek op een verbrede stoep, een petanquebaan of een kunstwerk in de straat zijn maar enkele van de vele initiatieven waarmee bewoners hun buurt en het buurtleven opvrolijken. Met de actie Kom op voor je wijk stimuleert Leuven actief burgerschap. Buurtbewoners doen een voorstel, de stad helpt het realiseren. Deze actie maakt kleinschalige initiatieven mogelijk.
gf
gf
gf
‘Kom op voor je wijk’ stimuleert buurtinitiatieven
De zeer uiteenlopende projecten van Kom op voor je wijk hebben telkens een ander effect.
‘Kom op voor je wijk is een van de acties voor actief burgerschap in Leuven. Daarnaast biedt de stad logistieke ondersteuning aan 150 buurtfeesten per jaar, organiseert ze peter- en meterschap van 60 speelstraten, opruimacties, de Dag van de Buren, en de culturele Carroussel,’ zegt wijkmanager Ann Coolen van de afdeling gebiedsge‑ richte werking, het aanspreekpunt voor Leuvenaars met ideeën voor hun buurt. Sinds 2000 daagt Leuven buurtbewoners uit om hun leefomgeving en het samenleven te verbeteren. Elk buurtproject krijgt maximaal 18.600 euro projecttoelage en/of materiële en logistieke ondersteuning of
advies. Tweemaal per jaar, vóór 15 februari en vóór 15 september, kunnen buurtbewoners een project bij de stad indienen. Ann Coolen: ‘Bij de eerste aanvraag moeten ze een ruw idee schetsen van een initiatief zoals een boekje over de geschiedenis en de huidige bewoners van de buurt. Dit idee beoordelen we met de aanvra‑ gers en de betrokken stadsdiensten. Als er geen structurele obstakels zijn, vragen we de aanvragers om hun pro‑ ject gedetailleerder te beschrijven op een standaardaanvraagformulier: wat zal er concreet gebeuren, wat willen ze bereiken, hoeveel gaat het kosten, wat is de inbreng van de buurt en wat verwachten ze van de stad.’ Om er ze‑ ker van te zijn dat het idee voldoende draagvlak heeft en het samenleven versterkt, moeten minstens twaalf buurtbewoners en/of lokale vereni‑ gingen het idee ondersteunen. Na‑ tuurlijk moet het project van toepas‑ sing zijn op het Leuvense grondgebied en mag het geen deel uitmaken van de reguliere werking van de betrok‑ ken stadsdiensten. ‘Dan werken we het voorstel concreet uit,’ zegt Ann Coolen. ‘We passen de uitvoering ervan in de planning van de betrokken stadsdiensten. Vervolgens leggen we deze voorstellen ter goedkeuring voor aan het college van burgemeester en schepenen. Die laten zich op hun beurt adviseren door een externe beoordelingscommissie waarin ook
Ann Coolen, wijkmanager dienst gebiedsgerichte werking stad Leuven,
ann.coolen@leuven.be, T 016-27 26 16, www.leuven.be/komopvoorjewijk
14 1 maart 2013 Lokaal
de VVSG-stafmedewerker cultuur en erfgoed zetelt. Als het college de beoordeling van projecten door de commissie bekrachtigt, is de selectie definitief en begint de uitvoering. Ik verzorg het contact tussen beide partijen, zodat de stad echt naar de ideeën van de bewoners luistert, en de bewoners de uitvoeringsexpertise van de stad respecteert.’
Inspiratieboek De stad Leuven besteedt jaarlijks tussen 25.000 en 40.000 euro aan Kom op voor je wijk, geld vanuit het Vlaams Stedenfonds. Om Leuvenaars te stimuleren in hun buurt aan de slag te gaan, hangt de stad affiches op en zet aankondigingen in de eigen media. Vorig jaar werd een inspiratie‑ boekje samengesteld met 35 realisa‑ ties. De zeer uiteenlopende projecten hebben telkens een ander effect: de buurtzithoek Triangel vermeerdert en verbreedt de burencontacten, de tij‑ delijke wijktuin Klein-Rijsel heeft een braakliggend lapje grond omgevormd tot een echte ontmoetingsplaats in afwachting van een stadsontwik‑ kelingsproject, de grauwe muur in de Groefstraat is opgevrolijkt met kunstwerken van het buurtcentrum en de buurtschool. Tegenwoordig leeft vooral het idee om volkstuintjes aan te leggen en zo groen in de wijk te brengen.’ inge ruiters
OOK WIE ZELF GEEN GASLEIDINGEN LEGT, KAN ZORGEN VOOR WARME CONTACTEN. Goede, betrouwbare nutsvoorzieningen zijn van onschatbare waarde voor onze moderne samenleving. Maar zorg voor het milieu is dat evenzeer. Daarom investeren we voortdurend in innovatieve, technologische oplossingen. En lanceren we regelmatig initiatieven rond rationeel energieen watergebruik. Want Infrax is meer dan ooit een netbedrijf met een groot maatschappelijk nut. Paul Lion Infrax-medewerker
www.infrax.be
bestuurskracht kort lokaal nieuws
stefan dewickere
Verdeling Gemeentefonds 2012: alle details ontleed Onlangs maakte de Vlaamse overheid de definitieve verdeling van het Gemeentefonds 2012 bekend. Het Gemeentefonds is voor gemeenten en OCMW’s een algemene financieringsbron van circa 2,1 miljard euro.
Het aandeel dat elke gemeente eruit ontvangt, is van verschillende factoren afhankelijk: de totale dotatie (2,098 miljard euro), het gewicht van elk verdeelcriterium, de score van de gemeente op die verdeelcriteria en de score van alle andere gemeenten. Zo zien we bijvoorbeeld dat Mesen en Baarle-Hertog per inwoner de hoogste bedragen voor fiscale armoede krijgen toegekend en Sint-Martens-Latem en Knokke-Heist de laagste, of dat Lo-Reninge voor open ruimte ruim 222 euro per inwoner krijgt en Mortsel slechts 0,97 euro. Verder moesten in 2012 negen Vlaamse gemeenten een bijpassing krijgen omdat ze door de pure toepassing van de verdeelcriteria anders onder het niveau van 2002 zouden blijven, wat niet kan. De hele berekening levert de stad Antwerpen 555 miljoen euro op en Herstappe 30.000 euro. Per inwoner krijgt Gent met 1139 euro het meest, en Sint-MartensLatem met 97 euro het minst.
Groei-evoluties en aandeel OCMW’s Het huidige Gemeentefonds bestaat sinds 2003. Over die periode is het ruim 44% gestegen, maar die groei is door de speling van de verdeelcriteria ongelijk gespreid. Herstappe, Baarle-Hertog, Lo-Reninge, Zuienkerke, Mesen, Alveringem, Turnhout en Voe-
ren zagen hun aandeel meer dan verdubbelen, terwijl Aartselaar, Beveren en Zwijndrecht zelfs minder krijgen dan in 2002. Dat heeft dan weer te maken met het feit dat ze volgens de Vlaamse overheid te lage belastingen heffen (minder dan 5% aanvullende personenbelasting). Het OCMW krijgt in 214 van de 308 gevallen (69,5%) 8% van het gemeentelijke aandeel in het Gemeentefonds, het standaardpercentage wanneer gemeente en OCMW geen andere regeling afspreken. Op 51 plaatsen is dat minder (wat uiteraard gecompenseerd wordt via de gemeentelijke dotatie), en in 43 gevallen meer dan 8%.
Maak de analyse voor uw gemeente De VVSG presenteert op haar website twee tabellen waarmee elke gemeente de eigen situatie in detail kan analyseren. Met de eerste tabel kan elke gemeente narekenen hoe het eigen aandeel uit het Gemeentefonds voor 2012 is opgebouwd. De tweede tabel schetst de evoluties van het aandeel per gemeente over de periode 2002-2012. jan leroy
De tabellen staan op www.vvsg.be, knop werking en organisatie, financiën
Special Olympics European Summer Games 2014 zoekt gaststad Special Olympics brengt sport binnen het bereik van jongeren en volwassenen met een verstandelijke handicap, in België telt de organisatie 12.000 actieve leden. Van 13 tot 20 september 2014 zullen 2000 atleten van elf verschillende sporten uit 58 landen van Europa en Eurazië naar gaststad Antwerpen trekken voor de ‘Games of the Heart’. De atleten worden vergezeld door 2000 familieleden en 1000 coaches en er zullen meer dan 4000 vrijwilligers, 300 officials en 300 me-
16 1 maart 2013 Lokaal
dische coaches nodig zijn om alles in goede banen te leiden. Belgische gemeenten krijgen de gelegenheid om een delegatie uit een van de deelnemende landen te verwelkomen om zo de atleten vanaf 9 september te laten acclimatiseren in hun nieuwe omgeving, zich te ontspannen en zich voor te bereiden op de wedstrijden. De gaststad zal hen ook onderdompelen in de Belgische cultuur. Het belooft een bijzondere ervaring te worden die mensen uit verschillende culturen dichter
bij elkaar zal brengen. Het is de bedoeling dat elke gaststad een lokaal organisatiecomité opricht dat verantwoordelijk is voor elk aspect van het vierdaagse verblijf: van de huisvesting, het transport en de catering, tot het organiseren van culturele activiteiten en uiteraard ook de trainingsmogelijkheden. www.specialolympics.be dirk.verhofstadt@so2014.com, T 03-220 25 00 annelies.matthe@so2014.com, T 03-201 73 82
print & web
Meer gemeentelijk initiatief voor kerken Overheidsopdrachten
Naast het eredienstbestuur of het bisdom, moeten gemeenten meer dan nu het initiatief nemen in het zoeken naar oplossingen om het beheer van de kerkgebouwen betaalbaar te houden. Het wijzigingsdecreet van 6 juli 2012 heeft het overleg tussen gemeente en centraal kerkbestuur wel versterkt, maar gemeenten beschikken over de administratieve of technische expertise en logistiek om de eredienstbesturen bij te staan. De visie op de toekomst van de kerkgebouwen – met functies waar alle partners wel bij varen – is vooral een lokale aangelegenheid. Dit is een van de besluiten van de studiedag ‘Kerk zoekt toekomst’ die de VVSG in samenwerking met het Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur organiseerde op 16 januari. De opkomst en belangstelling waren groot. De meeste presentaties van de studiedag zijn nu beschikbaar op www.vvsg.be, knop werking en organisatie, erediensten
3.223.690 Vlaanderen telt 3.223.690 personenauto’s (2011). De gemeenten met het grootste aantal auto’s zijn Antwerpen (192.115), Zaventem (111.001 – leasingwagens!) en Gent (103.265). Het kleinste aantal auto’s vinden we in Herstappe (45) en Mesen (435). Kijken we naar het aantal auto’s per duizend inwoners, dan zijn de verschillen tussen de gemeenten een stuk kleiner. Er moet een kanttekening gemaakt worden voor de invloed van leasingfirma’s. Hun hele wagenpark wordt immers in hun vestigingsgemeente ingeschreven en niet in de gemeente van de persoon die de wagen gebruikt. Daardoor tellen Zaventem (3553), Aartselaar (2512) en Bornem (1168) veruit het grootste aantal auto’s per duizend inwoners. Het laagste aantal per duizend
inwoners vinden we in Blankenberge (383), Oostende (385) en Antwerpen (389). www.lokalestatistieken.be
stefan dewickere
katrien colpaert-arickx
In deze pocket bespreekt Steven Van Garsse het KB plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren van 15 juli 2011 per arti‑ kel met de relevante passages uit het verslag aan de Koning. Het boek bevat ook een handige inhoudstafel, de adviezen van de Raad van State, de bijlagen, de verwijzingen naar andere relevante bronnen en een tref‑ woordenregister. S. Van Garsse, KB plaatsing overheidsopdrachten en klassieke sectoren met annotaties uit het verslag aan de Koning, Uitgeverij Politeia, Brussel, 39 euro
Artikelsgewijze commentaar op de wetgeving overheidsopdrachten Dit losbladige boek geeft gron‑ dige commentaar op de nieuwe reglementering. Vertrekkend van de wet van 15 juni 2006 ver‑ melden de auteurs de verschillen en overeenkomsten tussen de huidige en de nieuwe wetge‑ ving. Het boek wordt gradueel aangevuld. S. Van Garsse (ed.) e.a., Artikelsgewijze commentaar wetgeving overheidsopdrachten, Wet van 15 juni 2006, Uitgeverij Politeia, Brussel, 99 euro
Overheidsopdrachten bij defensie en veiligheid In de pocket geven de auteurs per artikel commentaar op de nieuwe wet en de KB’s over defensie en veiligheid. Sinds fe‑ bruari 2012 geldt totaal nieuwe wetgeving voor de aankoop en aanbesteding van overheidsop‑ drachten in de sector defensie en veiligheid ten gevolge van de Europese regelgeving. S. Van Garsse, B. Heuninckx, M. De Groot, M. Stinissen, Artikelsgewijze commentaar wetgeving overheidsopdrachten Defensie en veiligheid, Uitgeverij Politeia, Brussel, 79 euro
Lokaal 1 maart 2013
17
bestuurskracht kort lokaal perspiraat
“Termont en De Wever hebben allebei veel voeling met de concrete problemen in hun stad. Dat is wezenlijker dan de tegenstelling links-rechts.” Communicatieadviseur Jan Callebaut – De Morgen 15/2 “Ik maakte de beginnersfout elke e-mail persoonlijk en uitgebreid te beantwoorden. Dat niemand mij nog komt zeggen dat het burgemeesterschap een bij-jobke is.” Franki Van de Moere, de nieuwe burgemeester van Sint-Laureins, belandde na amper drie weken uitgeput in het ziekenhuis – Het Laatste Nieuws 29/1 “We waarschuwden alle burgemeesters. Doorgaans krijgen de Vlaamse gemeenten samen 32,5 miljoen euro binnen via Electrabel. Voor 2011 bedroeg de opbrengst nog 31 miljoen. Voor 2012 verwachten we echter geen winst. De inkomsten worden, bijna zeker, herleid tot nul.” De woordvoerder van Intermixt, organisatie voor gemeentelijk energiebeleid – De Morgen 14/2 “Niemand zal ontkennen dat de instroom van buitenlanders onevenredige last legt op de grote steden. Maar niemand kan ook betwijfelen dat het invoeren van deze lokale financiële drempel effecten kan hebben buiten Antwerpen. Coördinatie is dus aangewezen. Het is wenselijk dat de belangrijkste centrumsteden de hoofden bij elkaar steken om deze kwestie structureel aan te pakken. Als niemand precies weet wie er aan zet is, dan is het een restbevoegdheid en waarom zou Vlaanderen die niet naar zich toetrekken?” Redacteur Bart Sturtewagen – De Standaard 11/2 “Stedelijke en regionale overheden zijn cruciaal voor de toekomstige economische ontwikkeling. (…) Burgemeesters kunnen en zullen de wereld besturen.” De Amerikaanse urbanist Richard Florida – De Morgen 9/2 “Als mijn kinderen voor de politiek kiezen, zou ik hen adviseren om zich vooral lokaal of supranationaal te engageren, omdat daar de belangrijkste hefbomen liggen.” Belgisch minister van Landsverdediging Pieter De Crem (CD&V) – Knack 30/1
18 1 maart 2013 Lokaal
Europese Opendeurdag op 4 mei Op zaterdag 4 mei openen de Europese instellingen in Brussel hun deuren weer voor het grote publiek. De Opendeurdag is een unieke gelegenheid om kennis te maken met de Europese besluitvorming. Bezoek het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad van de Europese Unie, de Commissie, het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de Ombudsman, en ontdek hoe deze instellingen uw dagelijks leven bepalen. U kunt interactieve
stands bezoeken, aan debatten deelnemen, uw Europarlementsleden privé ontmoeten en zelfs met hen op de foto gaan. Groot en klein kan op 4 mei alle facetten van Europa ontdekken. Het thema van deze dag en van 2013 (Europees jaar van de Burger) luidt: ‘Het gaat om Europa, het gaat om u!’ Speciale aandacht wordt besteed aan kinderanimatie en omkadering voor kinderen. betty de wachter
europa.eu/opendoors
Vrouwendag zoekt gaststad Het Vrouwen Overleg Komitee (VOK) organiseert jaarlijks op 11 november de Nationale Vrouwendag met workshops en debatten, muziek en kunst. Elke vrouwendag staat in het teken van een specifiek thema en vindt plaats in een andere stad. Het VOK start een lokaal platform op om de dag vorm te geven. Wilt u als gaststad de Vrouwendag 2013 mee vorm geven? Neem dan contact op met Sofie De Graeve van VOK op T 02-229 38 73 of mail naar vrouwendag@amazone.be, www.vrouwendag.be
advertentie
Een App voor uw Gemeente? Geef alle info over uw Stad of Gemeente in handen van uw inwoners en toeristen via uw eigen SmartPhone App!
Toerisme Een overzicht van bezienswaardigheden, wandel- en fietsroutes, beschikbare hotels en B&B’s, lekkere restaurants en gezellige cafe’s.
Actualiteit Hou de burgers op de hoogte van de laatste nieuwtjes en de komende activiteiten. Wil je ze snel bereiken? Maak gebruik van push notificaties.
Stadsdiensten Toon openingsuren en contactgegevens van de gemeentediensten en maak een meldpunt voor de burger in de applicatie.
Interesse? www.GemeenteApp.be
TrendsCo. bvba
info@GemeenteApp.be
Meulesteedsesteenweg 396
tel.: 09/218 76 10
9000 Gent
Nog een initiatief dat opgeborreld is bij
print & web
GF
Het KB plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren toegelicht
De puzzel van het Europese budget Na een marathonzitting van de Europese Raad kwam eindelijk het verlossende bericht: er is een akkoord over het Europees meerjarig financieel kader 2014–2020. Voor de eerste keer met een vermindering van meer dan 3%: er wordt 960 miljard euro vastgelegd als plafondbedrag, maar in de feiten zullen de reële uitgaven rond de 908 miljard euro liggen. De traditionele fondsen zoals het landbouwfonds (-11%) en het cohesiebeleid (-8,4%) leveren in, maar innovatie en onderzoek krijgen meer middelen. Anderzijds moeten recentere initiatieven zoals de Connecting Europe Facility (infrastructuur, breedband) de ambities bijschaven. Het nieuwe programma tegen jeugdwerkloosheid, met 6 miljard euro, wordt voornamelijk
gefinancierd uit het Europees Sociaal Fonds. De grondige discussie over een hervormd Europees budget is ook deze keer uitgebleven. De vraag om eigen Europese middelen te genereren zodat de druk op de nationale bijdragen verlaagt, blijft op hevig verzet stoten, onder andere van Groot-Brittannië. Voor België komt er belangrijke steun voor Limburg en Luik, maar de structuurfondsen zullen het met ongeveer 12% minder moeten stellen. Voor plattelandsontwikkeling komen er dan weer meer middelen. Het Europees Parlement moet zijn zeg nog doen over dit akkoord. Het heeft al laten weten flink weerwerk te zullen bieden.
Het KB plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren van 15 juli 2011 omvat de nieuwe regels die slaan op de plaatsing, de bekendmaking, de selectie, de gunning en de sluiting van overheidsopdrachten. Overzich‑ telijk opgebouwd volgens de structuur van het KB licht dit boek er de meest vernieuwende elementen uit. M. De Caster, A. Eeckhout, J. Geerts, J. Honnay, F. Judo, G. Laenen, S. Logie, S. Taelemans, S. Van Geeteruyen, K. Wauters, Overheidsopdrachten. Het KB plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren toegelicht, Uitgeverij Vanden Broele, Brugge, 95 euro
betty de wachter
www.consilium.europa.eu
nix
Lokaal 1 maart 2013
19
bestuurskracht deontologie
Integriteit berust niet alleen op gezond verstand In de nasleep van de Visa-affaire van 2003 werd in Antwerpen een onafhankelijk bureau voor integriteit opgericht. Huidig voorzitter Ivo Moyersoen is stellig: met gezond verstand alleen kom je er niet, integriteit moet je trainen. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere
‘Morele oordeelvorming, dat moet je trainen en blijven trainen,’ zegt Ivo Moyersoen, voorzitter van het Antwerpse bureau voor integriteit. Op 22 januari kregen de nieuwe raadsleden een eerste infosessie. De medewerkers van de stad hebben tijdens de voorbije jaren een opleiding gevolgd, voor de medewerkers van het OCMW loopt ze nu en dit jaar maakt het stedelijk onderwijs ook een planning op. Antwerpen was de eerste stad van het land (gevolgd door Charleroi) die zo’n bureau oprichtte, een beslissing van burgemeester Patrick Janssens na de Visa-affaire. De eerste voorzitter was erevoorzitter van het Hof van Beroep te Antwerpen Armand Vandeplas. Hij gaf het bureau vorm. Ivo Moyersoen, erevoorzitter van de Antwerpse Rechtbank van Eerste Aanleg, volgde hem op 1 april 2011 op nadat hij de werking van het bureau al een half jaar had gevolgd. Fraude- en corruptieonderzoeken zijn hem niet vreemd. In het begin van de jaren negentig onderzocht hij een groot fraudedossier. Het ging om een zeer grote zwendel met valse facturen die dienstig waren om politieke partijen illegale fondsen te bezorgen. Verschillende Antwerpse politici en bedrijven waren hierin betrokken. Sinds dan is er volgens Moyersoen heel veel veranderd. Als voorbeeld geeft hij meteen de professionalisering van het ambtenarenkorps: ‘Vroeger kwam je aan de stad via de vakbond of via voorspraak van een politicus. Dat is nu al jaren niet meer het geval. Elke aanwerving of bevordering gebeurt via objectieve criteria in examen- en selectiecomités waarin politici zich niet kunnen mengen.’ Volgens Moyersoen is de muur die tussen administratie en politiek werd opgetrokken van groot belang voor de goede werking van een overheid. ‘Dat ligt nog wel moeilijk bij een aantal mensen want hij is op vrij korte termijn opgetrokken, zeg maar in twintig jaar. Dit heeft tot gevolg dat politici geen vat hebben op de benoemingen en dat is een zeer goede zaak. Om fraude en misbruiken te voorkomen werden in Antwerpen destijds de Visakaarten ingevoerd omdat de uitgaven zo gemakkelijker konden worden gecontroleerd. Maar die maatregel is zijn doel voorbijgeschoten, er werd toch misbruik van gemaakt maar dat werd blootgelegd.’
We beoordelen niet, we nemen geen bevoegdheden over van de stad. We nemen wel meldingen aan, kijken na of ze ernstig zijn en geven er een passend gevolg aan. 20 1 maart 2013 Lokaal
Nu worden de ambtenaren en deels de politici opgeleid in morele oordeelsvorming. Zij weten hoe zij mogelijke misbruiken moeten melden en met problematische zaken moeten omgaan. Integriteit is een bespreekbare waarde. Een belangrijke stap voorwaarts werd vorig jaar nog gezet toen ook de kabinetten van de burgemeester en de schepenen een opleiding kregen in morele oordeelsvorming. Ook de huidige burgemeester heeft beslist die opleiding door te voeren, over een paar maanden, zodra de kabinetsleden enige ervaring hebben opgedaan. Klokkenluiden Het bureau is een autonoom orgaan, door iedereen gerespecteerd, met vier mensen uit de administratie, twee mensen uit het bedrijfsleven, de vroegere Vlaamse ombudsman Bernard Hubeau en professor ethiek Petra Van Brabandt. De samenstelling gebeurt op voorstel en in overleg met het bureau zelf, de aanstelling door de gemeenteraad. Het mandaat is niet aan een termijn gebonden. Jaarlijks zijn er tien bijeenkomsten. ‘We beoordelen niet, we nemen geen bevoegdheden over van de stad. We nemen wel meldingen aan, kijken na of ze ernstig zijn en geven er een passend gevolg aan. Onderzoek doen we niet. Daartoe hebben wij geen bevoegdheid en zeker van zware zaken, die tuchtrechtelijke of strafrechtelijke tussenkomsten vergen, blijven we af. We werken samen met de stadsdiensten die ons kunnen informeren, tegelijkertijd zijn we ook hun adviseur als ze bijvoorbeeld een reglement opstellen.’ Het bureau balanceert op de richel tussen wetgeving en moraliteit. Omwille van die morele bevoegdheid werd ook een soort klokkenluidersregeling ingevoerd: ‘In Antwerpen noemen we dit liever een meldingsprocedure. Een melder krijgt schriftelijk bescherming voor een bepaalde periode wanneer hij of zij vreest door de melding een professioneel risico te lopen zoals een slechte evaluatie, het missen van een promotie of een sollicitatie. Een dergelijke maatregel hebben we nog weinig moeten treffen. Alle meldingen worden ernstig genomen, al worden ze dikwijls al opgelost door de administratie of de vertrouwenspersonen die met het bureau samenwerken. Veel meldingen gaan over problemen op de werkvloer.’ Onkreukbare raadsleden In de gedragscodes van het bureau voor integriteit staan de regels, geen juridische teksten, maar heel duidelijke, praktische richtlijnen: ‘Raadsleden zijn onkreukbaar. Zij zijn niet uit op enig persoonlijk gewin, anders dan het verwerven en in stand houden van politiek draagvlak en het vertrouwen van kiezers. Zij weigeren elke materiële of geldelijke tegenprestatie voor hun dienstbetoon en zij vragen er niet om.’ Maar ook: ‘Ze zijn zich er allen terdege van bewust dat het aannemen van geschenken van derden, of van uitnodigingen voor bijzondere gebeurtenissen, de schijn van partijdigheid kan wekken en zij doen er alles aan om die schijn weg te nemen of te voorkomen. Bovendien aanvaarden ze geschenken alleen onder strikte voorwaarden: ze gebeuren in het openbaar, ze vertegenwoordigen een geringe materiële waarde en ze verplichten hen tot geen enkele gunst of wederdienst. Raadsleden die namens en met instemming van de stad optreden, in enigerlei bestuurlijke functie, kunnen aan derden geschenken geven of derden voor activiteiten uitnodigen, mits hierbij elke schijn van partijdigheid of belangenvermenging wordt vermeden.’ Volgens Moyersoen zijn er nog altijd raadsleden of uitvoerende mandatarissen die van deze tekst schrikken. Maar behalve over geschenken gaat het soms ook over bevoegdheidsoverschrijding. Heel herkenbaar voor veel gemeenten is deze melding: ‘In de districten staan politiek en administratie dicht bij elkaar. Districtsschepenen en hun medewerkers komen geregeld over de vloer bij de administratie, en geven vaak ook opdrachten, wat niet de bedoeling is. Hoe moeten we hiermee omgaan?’ Als ant-
woord gaf het bureau: ‘De districtssecretaris moet de grens tussen politiek en administratie bewaken. Het is zijn/haar rol om te bemiddelen indien nodig. In zulke gevallen spreek je dus het best de districtssecretaris aan. Andere suggesties: een extra communicatie/sensibilisering voor de districtssecretarissen organiseren over dit thema of de situatie opnemen met de directeur van de districts- en loketwerking.’ Uitgezette lijnen Voor Ivo Moyersoen is politiek bedrijven in essentie moreel bezig zijn: ‘Politici zijn niet gekozen voor zichzelf maar wel om het maatschappelijk belang van iedereen te dienen en iedereen dus gelijk te behandelen.’ Al geeft hij ook toe dat het niet altijd eenvoudig is: ‘De gemeente verbindt zich ertoe kenbaar te maken wie raadslid is, maar raadsleden mogen de informatica van de stad niet gebruiken voor eigen politieke propaganda. Een politicus die ambtenaren per mail van de stad had aangeschreven met propaganda, werd door de deontologische commissie voor de mandatarissen terechtgewezen want klachten over politici die we ernstig genoeg vinden, geven we door aan de deontologische commissie die in de schoot van de gemeenteraad, districtsraden en OCMW werd opgericht.’ Omdat ook politici in hun mandaat naar onpartijdigheid moeten streven, kan een reglement of gedragscode wel normen voorschrijven. Ivo Moyersoen: ‘Zo worden reizen enkel terugbetaald als ze op voorhand door het college werden goedgekeurd en er achteraf een verslag volgt. Zoiets was vroeger ondenkbaar, maar nu worden de lijnen uitgezet waarbinnen je moet lopen en is er controle.’ Toch is nog niet alles rozengeur en maneschijn in Antwerpen: ’In de eerste week van januari belden zes mannen van de vuilnisdienst aan om me een gelukkig nieuwjaar te wensen. Dat is behoorlijk intimiderend. Natuurlijk heb ik dit ter sprake gebracht bij de nieuwe burgemeester,’ glimlacht Ivo Moyersoen. Aan het nieuwe bestuur werden trouwens alle knelpunten betreffende integriteit voorgelegd die er volgens het bureau zijn en die voorrang genieten. Het vragen van fooien door stadsambtenaren stond hierbij zeker op het lijstje. Het uitbreiden van de werking van het bureau voor integriteit tot alle geledingen van de stad staat nu op de agenda. Dit is de uitdaging voor de toekomst. Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
Lokaal 1 maart 2013
21
bestuurskracht politieraad
Ook de nieuwe politieraden zijn geïnstalleerd Op vrijdagavond 2 februari legden in bijna alle 84 meergemeentepolitiezones in ons land de nieuwe politieraadsleden de eed af. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de politiezone AssenedeEvergem (zie foto’s). Precies een maand eerder waren in 33 eengemeentezones al 1510 Vlaamse politieraadsleden verkozen op de installatievergadering van de gemeenteraden. Ook in de 84 Vlaamse meergemeentepolitiezones is de samenstelling van de nieuwe politieraden na de gemeenteraadsverkiezingen aardig gewijzigd. Voor de nieuwe politieraadsleden was het bovendien even aanpassen, want de spelregels voor de werking van de politieraad worden nog altijd federaal bepaald en dus moeten de politieraadsleden bij de eedaflegging getrouwheid aan de Koning zweren. Samen met de burgemeesters van hun gemeenten en de korpschef hebben de raadsleden nu de opdracht om tot 2019 de werking van hun politiezone op te volgen. De VVSG gaf de voorbije maanden advies bij de voorbereiding van de verkiezing en installatie van de nieuwe politieraadsleden. Opvallend waren de onduidelijke regels voor het indienen van de voordrachtakten, waardoor in een aantal gemeenten een nieuwe of aanvullende verkiezing zal volgen. De VVSG wil hierover snel overleg met de FOD Binnenlandse Zaken. tekst en beeld tom de schepper
Voor de nieuwe politieraadsleden schreven de VVSG en Politeia de pocket Wegwijs in de Politiezone en voegde de VVSG een beperkte FAQ toe op de website www.deraad.be – politieraadslid
22 1 maart 2013 Lokaal
PRAKTISCH HANDBOEK
VS -V
G
•
de ce m
Het bestuur van een lokale politiezone is een complexe aangelegenheid, waarbij de bevoegdheden verdeeld zijn over verschillende organen. Elk van deze organen is onderworpen aan specifieke regels voor hun werking, taakomschrijving en organisatie. Om u hierin wegwijs te maken, is er het handboek ‘Bestuur en organisatie van de lokale politiezone’.
Up-to-date
Onmisbaar praktisch handboek
Voor wie?
Dit losbladige handboek geeft u tekst en uitleg bij de samenstelling, werking en bevoegdheden van alle organen en personen die betrokken zijn bij het bestuur van uw lokale politiezone. Naast de zonale veiligheidsraad, de politieraad en het politiecollege worden ook de korpschef, de bijzonder rekenplichtige en de secretaris onder de loep genomen. Daarnaast wordt ook de lokale beleidscyclus in het perspectief van de diverse beleidsplannen toegelicht: hoe verhouden het nationale veiligheidsplan en het zonale veiligheidsplan zich ten opzichte van elkaar? Zijn de verschillende beleidscycli voldoende op elkaar afgestemd? Verder wordt ook nader ingegaan op het toezicht en de financiën van de lokale politiezone. Dit alles wordt geïllustreerd met exclusieve praktische modellen en draaiboeken, die u bovendien ook terugvindt op de bijgeleverde cd-rom.
BESTUUR EN ORGANISATIE VAN DE LOKALE POLITIEZONE
eia olit ©P
BESTUUR EN ORGANISATIE VAN DE LOKALE POLITIEZONE
Praktische cd-rom met exclusieve modellen!
be r2 012
De auteurs volgen alle wetswijzigingen, praktische en juridische ontwikkelingen kort op en dragen er dankzij de bijwerkingen zorg voor dat uw uitgave actueel en up-to-date blijft. Om de kwaliteit en actualiteit van het handboek nog beter te garanderen, wordt dit boek in co-auteurschap met VVSG samengesteld.
Dit handboek is in de eerste plaats bestemd voor de leden van de bestuurlijke overheden, in het bijzonder de burgemeesters, de leden van de politieraad, de korpschefs, de secretarissen en de bijzonder rekenplichtigen. Daarenboven biedt het boek een schat aan informatie aan ieder die betrokken is bij het functioneren van de lokale politie: de ministers, de parlementsleden, lokale mandatarissen, de verantwoordelijken van de federale departementen en de federale politie, de gouverneur en de arrondissementscommissarissen, de syndicale vakorganisaties, etc.
De auteurs Kris Croonen, juridisch adviseur-secretaris PZ GAOZ Koen Van Heddeghem, stafmedewerker politie & veiligheid VVSG Tom De Schepper, stafmedewerker politie & veiligheid VVSG
BESTELKAART Politeia // Ravensteingalerij 28 // 1000 Brussel // Fax: 02 289 26 19 // Tel: 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be // e-mail: info@politeia.be
Ja, ik bestel ….. ex. van Bestuur en organisatie van de lokale politiezone* aan 75 € voor leden, en 89 € voor niet VVSG-leden Mijn bestuur is lid van de VVSG: ❏ Ja ❏ Neen Bestuur/Organisatie: ............................................................................................................................
Datum en handtekening
Naam: ................................................................................................................................................. Functie: ............................................................................................................................................... E-mail: ................................................................................................................................................. Tel.: ..................................................................................................................................................... Adres: ................................................................................................................................................. Btw: .................................................................................................................................................... * De bijwerkingen toegezonden tegen de prijs van 0,55 euro/blz. worden automatisch opgestuurd tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement. Prijzen btw inclusief en exclusief verzendingskosten. Prijzen geldig tot 31/12/2013. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.
de gemeenteraad van Tielt
Nog niet thuis in de nieuwe rol Dertien zetels voor de nieuwe meerderheid, twaalf voor de enige oppositiepartij die decennia lang de plak zwaaide in Tielt. Dat moet vuurwerk geven in de gemeenteraad. Dat dachten ongetwijfeld ook de dertig mensen in het publiek, een opkomst van de grote dagen. Maar meerderheid en oppositie moeten nog zoeken naar de invulling van hun nieuwe rol. De gemeenteraad verloopt opvallend mak en duurt net een uur.
tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere
I
n Tielt had na de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar een politieke aardverschuiving plaats. Er kwam een einde aan tientallen jaren van CD&V-burgemeesterschap. De kartels N-VA/Open VLD en SP.A/Groen vormden met dertien zetels een meerderheid in de gemeenteraad, CD&V belandde met twaalf zetels in de oppositie. Zo hevig als de kiesstrijd en de daaropvolgende coalitievorming verliep, zo rustig en beschaafd gaat het eraan toe op de gemeenteraadszitting van 7 februari. Alle plaatsen in het publiek zijn bezet als burgemeester en gemeenteraadsvoorzitter Els De Rammelaere de zitting opent. Ook aan de twee tafeltjes voor de pers is het drummen met de correspondenten van Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws en De Krant van West-Vlaanderen.
24 1 maart 2013 Lokaal
Contadortje Bij het vierde agendapunt, het aanvragen van een derde voorlopig twaalfde op het budget 2013, onthoudt de oppositie zich. De burgemeester deelt mee dat er op 12 maart een financiële commissie is en dat het budget op 31 maart op de gemeenteraad komt. De vaststelling van een nieuw huishoudelijk reglement voor de gemeenteraad lokt meer debat uit. Vincent Byttebier, CD&V-fractieleider, betreurt dat de meerderheid geen enkel voorstel van de oppositie heeft opgenomen in de tekst. ‘We hebben vooral een probleem met de vermindering van het aantal commissieraadsleden van tien naar zeven, onder het mom van besparingen. De gemeenteraadscommissies zijn belangrijke organen voor de doorstroming van informatie, alle gemeenteraadsleden
moeten eraan kunnen deelnemen. De democratie heeft haar rechten.’ En dan doet het gemeenteraadslid een Contadortje, de besparing komt volgens zijn berekeningen uit op 0,00008 procent van het budget. ‘Waarom heeft u niet één schepen minder opgenomen in het college? De financiële impact daarvan was veel groter geweest. Ik heb de indruk dat dit een voorstel is om de oppositie te pesten. We stellen een amendement voor om het aantal commissieraadsleden terug te brengen van tien naar negen,
in plaats van naar zeven.’ Burgemeester Els De Rammelaere antwoordt dat het haar helemaal niet te doen is om een besparing. ‘Een vergadering met zeven mensen is beter werkbaar dan met een ruimere groep. Bovendien zijn alle commissievergaderingen openbaar. Alle gemeenteraadsleden kunnen dus aanwezig zijn.’ Bij de stemming over het amendement zijn er geen verrassingen: het wordt met dertien tegen twaalf weggestemd, het huishoudelijk reglement wordt aanvaard.
Harde stiel Bij de basisovereenkomst tussen de stad en een projectontwikkelaar die een verkaveling wil realiseren, heeft oppositieraadslid Joris Vande Vyvere enkele bedenkingen. ‘Toen de SP.A nog in de oppositie zat, had ze kritiek op deze basisovereenkomst. Nu slikt ze die in. Wij vinden dat er meer druk nodig is op de verkavelaar om de kavels snel te verkopen.’ Eerste schepen Simon Bekaert geeft aan dat er meer dan voldoende druk zal worden gelegd. Vreemd genoeg keurt de oppositie
de basisovereenkomst toch goed. De vergadering kabbelt voort. Bij agendapunt 12 vraagt Vincent Byttebier verduidelijking over de samenstelling van de op te richten verkeerscommissie. Schepen Birger De Coninck somt op welke maatschappelijke geledingen een vertegenwoordiger krijgen. De fractieleider van de oppositie kan zich in de visie van het bestuur vinden. Dan volgt een rondje vertegenwoordigers in allerlei vergaderingen aanduiden en voorzitters en leden van
de verschillende gemeenteraadscommissies verkiezen. Eén keer vraagt de oppositie een hoofdelijke stemming, maar na de verwachte dertien keer ‘voor’ en twaalf keer ‘tegen’ laat ze dat achterwege. Voorzitter Els De Rammelaere sluit de vergadering, het is pas 21 uur. De lokale persmedewerkers vragen me of ik niet elke maand kan komen: een vergadering van 27 agendapunten afgehaspeld in een uur, dat maken ze zelden mee. Het is duidelijk dat zowel meerderheid als oppositie
nog aan de nieuwe rol moet wennen. Eigenlijk beweegt alleen Els De Rammelaere – ze was al schepen in het vorige college – zich als een vis in het water. Oud-burgemeester Luc Vannieuwenhuyze zegt tijdens de hele zitting geen woord. Uit zijn hele lichaamshouding blijkt dat hij zich nog lang niet verzoend heeft met zijn nieuwe positie. Hoe hoffelijk de gemeenteraad ook mag verlopen, politiek is een harde stiel. Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
Lokaal 1 maart 2013
25
Gent: klimaatverbond
Met deze warmtefoto kan je zien hoeveel warmte je door je dak verliest. Tijd om te isoleren? Stad Gent helpt. Steeds met advies en subsidies. Zo werd er in 2012 4 ton extra CO2 bespaart door de deelnemers aan de groepsaankoop dakisolatie.
Gent is de veggiehoofdstad van de wereld! Nergens vind je zoveel vegetarische restaurants als in Gent én op Donderdag eten de stadsscholen en het personeel veggie. Als heel Gent meedoet, besparen we zo’n 42.000 ton CO2 per jaar!
Ongewenste opwarming in de stad kun je aanpakken door meer groen, bovendien zet het CO2 om in zuurstof. Leg je een geveltuintje aan in Gent, dan krijg je een groencheque van € 25.
Bedrijven, burgers, verenigingen en instellingen werken samen aan een klimaatneutrale stad: geen impact meer op het klimaat tegen 2050. Wie doet wat? Ga naar www.gentsklimaatverbond.be
Mobiliteit In en rond de grote steden en ook op tal van lokale wegen is het rijtje schuiven: eerst om de kinderen aan de schoolpoort af te zetten, dan om een snelweg op te rijden, zelfs als je bijna op je werkplek bent om het bedrijventerrein op of af te rijden. Leve het openbaar vervoer, zou je dan denken. Helaas passeren tram, trein en bus niet overal. En ook waar dat wel het geval is, gaan verzadiging van het net en diverse besparingsmaatregelen vaak ten koste van het reizigerscomfort. Dan maar meer de fiets op? Misschien wel. Zeker nu de elektrische fiets opgang maakt als functioneel en handig transportmiddel. Meer misschien dan een elektrische auto, die geen oplossing biedt voor file- of parkeerproblemen. Natuurlijk kan de fiets of tram de auto niet helemaal vervangen. De auto blijft een handig, flexibel vervoermiddel dat niet meer weg te denken is uit het leven van Jan Modaal. Door de komst van de auto is onze verplaatsingsradius serieus uitgebreid en we hebben ons leven er massaal op ingericht en afgestemd. De tijd dat je woonde, werkte, ontspande op ÊÊn plek is al lang voorbij. Mobiliteit raakt ons elke dag weer in ons doen en laten. Zonder verplaatsing geen werk, geen recreatie, geen sociaal leven, geen school, geen winkelen‌
Een filmpje vindt u ook op www.vvsg.be.
special
interview Hilde Crevits
‘ Het zwaartepunt van het mobiliteitsoverleg ligt bij de gemeenten.’ Met het Mobiliteitsdecreet op zak en het nieuwe Mobiliteitsplan Vlaanderen in de pijplijn begint minister Hilde Crevits aan het laatste jaar van de Vlaamse bestuursperiode. Meer verantwoordelijkheid voor de gemeenten, minder papierwerk en minder vergaderingen, dat heeft ze in petto voor de lokale besturen. Ze hamert ook op goede samenwerking tussen Vlaanderen en de gemeenten. ‘De behoeften zijn zo groot en de middelen zo beperkt dat we ons geen geruzie kunnen veroorloven.’ tekst erwin debruyne en bart van moerkerke beeld stefan dewickere
H
et mobiliteitsbeleid is vernieuwd en vertaald naar de principes van het mobiliteitsdecreet. De modules en het moederconvenant zijn verleden tijd. ‘Ik heb module altijd een lelijk woord gevonden,’ zegt Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken Hilde Crevits. ‘Maar dat is natuurlijk niet de reden waarom we nu met samenwerkingsovereenkomsten zullen werken. De essentie van het nieuwe mobiliteitsdecreet is dat het zwaartepunt van het mobiliteitsoverleg voortaan bij de gemeenten ligt. Tegelijkertijd zullen we proberen een hoop papierwerk te schrappen.’ Kunt u dat even toelichten? ‘Vroeger werden herinrichtingsprojecten voorgelegd aan een gemeentelijke begeleidingscommissie en een provinciale auditcommissie. Zelfs als in de gemeentelijke begeleidingscommissie een consensus werd bereikt, kon de provinciale auditcommissie die naast zich neerleggen en het hele dossier terug naar af sturen. Een ander gevolg van die getrapte werkwijze was dat de verschillende partners wel eens mensen zonder beslissingsbevoegdheid of mandaat naar de gemeentelijke begeleidingscommissie konden sturen. Of op de eerste bijeenkomst kwam persoon x, op de tweede y en op de volgende z. Want er kwam toch nog altijd een provinciale auditcommissie. Ik was zelf zeven jaar schepen, ik weet dat die werkwijze voor veel frustratie zorgde bij de lokale bestuurders. Nu komt het zwaartepunt bij het advies over een herinrichting, ook als het over gewestelijke herinrichtingsprojecten gaat, bij de gemeentelijke begeleidingscommissie te liggen. Als daar een consensus is, dan is er geen nieuw overleg op een ander niveau meer nodig.’
Wat gebeurt er als de gemeentelijke begeleidingscommissie geen consensus bereikt? ‘Dan gaat het dossier naar de regionale mobiliteitscommissie, die per provincie is georganiseerd. Bij eensgezindheid in de gemeentelijke commissie wordt een project bijna zeker uitgevoerd en moet de regionale mobiliteitscommissie niet meer samen komen. De kwaliteitsadviseur kan nog negatief adviseren, maar dit zal slechts uitzonderlijk gebeuren. Bij de samenstelling van de gemeentelijke begeleidingscommissie zal de gemeente veel alerter moeten zijn dan vroeger. Vooral de keuze van de voorzitter is cruciaal want hij moet consensus zoeken, water en vuur verzoenen. De gemeente duidt de voorzitter aan: de burgemeester, een schepen of iemand die niet aan het lokale bestuur verbonden is. Alle partners, ook mijn administratie, zullen de gemeentelijke begeleidingscommissie moeten gebruiken als beslissingsorgaan. Het gewest blijft over alle mogelijkheden beschikken om zijn lijnen uit te zetten maar het gemeentelijke niveau is het niveau waarop gediscussieerd en hopelijk zo veel mogelijk een consensus wordt gevonden. Ik ben ervan overtuigd dat dit een goede manier van werken is, de gemeente kan dit aan.’ ‘Ik ben een groot voorstander van de gemeentelijke autonomie maar als de ene gemeente zwaar vervoer verbiedt, zit de buurgemeente ermee opgescheept. Daarom stimuleert het decreet de opmaak van intergemeentelijke mobiliteitsplannen. Een intergemeentelijke mobiliteitscommissie wordt mogelijk. En het is natuurlijk ook de taak van de gewestelijke ambtenaar in de gemeentelijke begeleidingscommissies om erover te waken dat er een integratie is van de plannen voor bijvoorbeeld een gewestweg die door verschillende gemeenten loopt.’ Lokaal 1 maart 2013
29
special
interview Hilde Crevits
Het lokale mobiliteitsplan is ook voor het gewest de basis bij een herinrichting van een gewestweg. Wat verandert er nog voor de gemeenten? ‘Om dezelfde redenen van efficiëntie, snelheid en openheid is in het decreet ook de integratie van de openbaarvervoercommissie en de provinciale auditcommissie ingeschreven. Die twee naast elkaar laten bestaan, maakte het hele proces nodeloos ingewikkeld. Het wordt nu voor alle projecten de regionale mobiliteitscommissie, die tussenkomt als er in de gemeentelijke begeleidingscommissie geen consensus is.’ ‘Ten laatste maken we de dubbele nota overbodig. Vroeger was er voor elk project een start- en een projectnota nodig, vooral werk voor de administraties en studiebureaus. Voor een project waarover iedereen het eens, waarvan iedereen van bij het begin weet waar het naartoe moet, zal in de toekomst één nota volstaan en één beslissing van de gemeentelijke begeleidingscommissie. Dat verkort de doorlooptijd van sommige projecten.’ De doorlooptijd is soms een heikel punt omdat wegen- en rioleringswerken niet op elkaar afgestemd raken. ‘Dat klopt, de prioriteiten inzake wegen en riolen zijn niet altijd dezelfde. Vaak loopt het wel goed, maar er zijn een aantal knelpuntdossiers. Samen met collega Joke Schauvliege laat ik de knelpunten inventariseren, dan kunnen we kijken of we voor die prioritaire dossiers samen middelen voor wegen en riolen kunnen vrijmaken. Ook met de nutsmaatschappijen loopt het soms nog fout. Een weg is pas heraangelegd en dan breekt een nutsmaatschappij hem alweer op.’ Zitten er in de samenwerkingsakkoorden ook belangrijke inhoudelijke veranderingen? ‘We kunnen een betere samenwerking opzetten voor het onderhoud van bermen langs gewestwegen. In een van de oude modules bestond de mogelijkheid dat gemeenten dat onderhoud konden overnemen tegen een vergoeding. Die was laag zodat weinig gemeenten daarop ingingen. We zullen die vergoeding nu verhogen, in overleg met de VVSG. Bij enkele recente weginrichtingen hebben we als gewest kansen gemist om met de gemeenten te onderhandelen over het onderhoud. Zeker als het over jong groen, jonge boompjes gaat, is de gemeente veel beter geplaatst om dat te doen.’ ‘Over de voetpaden langs gewestwegen hebben we lang nagedacht, we hebben er veel over gediscussieerd: moet het gewest die aanleggen of houden we alles zoals het is en legt de gemeente die aan? Voetpaden liggen zeer dicht bij het gemeentelijke beleid, bij waar mensen wonen en werken. Op de vraag of gemeenten de herinrichting van een gewestweg 30 1 maart 2013 Lokaal
laten omdat ze zelf de voetpaden moeten aanleggen was het antwoord duidelijk: neen. Ik heb ook gevraagd of de bijdrage van Vlaanderen in de Fietsfonds-dossiers, de aanleg van lokale fietspaden op het bovenlokale functionele fietsroutenetwerk, voor de gemeenten een belangrijke meerwaarde bood. Het antwoord daar was even duidelijk: ja. En dus heb ik beslist onze schaarse middelen prioritair in die fietspaden te steken en niet in de voetpaden die verder door de gemeenten worden aangelegd. Meer middelen krijgen, zodat we beide konden doen, zat er niet in. De behoeften op onze gewestwegen zijn zo groot dat ik alle hulp van de gemeenten kan gebruiken. Je mag niet vergeten dat de vernieuwing van een gewestweg die door een gemeente loopt, ook een belangrijke meerwaarde betekent voor die gemeente. Haar bijdrage is verhoudingsgewijs relatief klein.’ De Vlaamse bestuursperiode loopt nog goed een jaar. Welke belangrijke dossiers hebben een impact op de gemeenten? ‘Het grootste werk wordt het nieuwe Mobiliteitsplan Vlaanderen. Ik heb niet de intentie om de lokale mobiliteitsplannen onder de mat te vegen. De kern van het lokale mobiliteitsbeleid blijft het lokale mobiliteitsplan. Maar als Gent bijvoorbeeld de brug aan het Zuid weg wil, dan is mijn eerste vraag of dat in het lokale mobiliteitsplan zit. Zo niet, dan moet de stad een nieuw plan maken. Het lokale mobiliteitsplan is ook voor het gewest de basis bij een herinrichting van een gewestweg. Die moet de toets van de lokale plannen doorstaan.’ ‘En, zoals gezegd, de intergemeentelijke samenwerking moet veel sterker worden via de intergemeentelijke mobiliteitscommissies en mobiliteitsplannen. Ook subsidies kunnen een hefboom zijn. Fietsfondsprojecten zetten gemeenten er soms toe aan ook voor andere projecten samen te werken met de buren. Ook de schaarste aan lokale middelen zal de gemeenten misschien dichter bij elkaar brengen.’ ‘Partnerschap wordt hoe dan ook het cruciale begrip, tussen de gemeenten onderling en tussen het gewest en de gemeenten. De behoeften qua infrastructuur zijn lokaal en gewestelijk zo groot dat we elke ruzie daarover kunnen missen. Mobiliteit is hét thema dat leeft onder de bevolking. Iedereen voelt er zich bij betrokken, we hebben ruim zes miljoen experts in Vlaanderen. Vlaanderen zal de bakens uitzetten in zijn nieuwe Mobiliteitsplan, en ook de uitvoering van de zesde staatshervorming kan ons extra hefbomen geven. Bijvoorbeeld voor het harmoniseren van het snelheidsbeleid en het invoeren van 70 km/uur als regel.’
Mobiliteit is hét thema dat leeft onder de bevolking. Iedereen voelt er zich bij betrokken, we hebben zes miljoen experts in Vlaanderen. Partnerschap is belangrijk maar soms wordt een fietspad niet gerealiseerd omdat elke partij strikt vasthoudt aan de regels en voorschriften, letterlijk tot op de centimeter. ‘Ik ben het ermee eens dat de geest van de wet belangrijk is, maar de grens van die geest is de verkeersveiligheid. Er moet een beetje soepelheid zijn, maar een fietspad moet vooral veilig zijn. En dus zijn er duidelijke voorschriften en minimumafmetingen.’ Maar als De Lijn bij een school geen centimeter van haar breedte van zes meter wil afdoen, enkel omwille van de doorstroming, kan dat toch ingaan tegen de veiligheid. Want een bredere weg betekent sneller autoverkeer. ‘Als je in een dossier keuzes moet maken, is het STOP-principe sturend. Eerst moet het veilig zijn voor voetgangers en fietsers. In een schoolomgeving is dat de absolute prioriteit.’ Heeft het Mobiliteitsplan Vlaanderen ook aandacht voor milieuaspecten: de milieuzones of elektrische mobiliteit? ‘Het landschap verandert, qua voertuigtechnologie en brandstof. Dat zijn mondiale ontwikkelingen. Zeker Europa moet keuzes maken. Wij moeten op die agenda proberen te wegen. Het Mobiliteitsplan zal bijvoorbeeld een kader bieden om te bepalen waar zware vrachtwagens thuis horen en waar niet. We kunnen instrumenten aanreiken zoals laden en lossen aan de stadsrand, bevoorrading via het water. Er komt een kilometerheffing voor vrachtwagens, die voor auto’s zullen we grondig onderzoeken. Maar moeten alle steden een eigen milieuzone hebben? Vlaanderen is maar een zakdoek groot.’ Is er geen visienota in de maak over stedelijke distributie? ‘Ja. PIEK 2 is nu van start gegaan met de focus op stil laden en lossen. We willen alle gemeenten een goed kader aanreiken voor laden en lossen buiten de spitsuren en de voorwaarden waaronder dat kan. Vaak gaat het over kleine ingrepen. Ik woon tegenover een grootwarenhuis: een hek dat niet geolied is, een radio in de vrachtwagen of een ratelende poort kan zorgen voor een verstoorde nachtrust. Bedrijven willen duurdere ingrepen doen op voorwaarde dat ze buiten de spits mogen laden en lossen. Daarnaast bekijken we hoe we steden kunnen bevoorraden op een meer duurzame manier, bijvoorbeeld door het inzetten van milieuvriendelijke voertuigen. Het water is een optie. Fietskoeriers zijn een mogelijkheid: het potentieel in middelgrote steden is verrassend. We denken ook aan kleine overslagpunten aan de rand van
de stad. Voor dat alles wil ik samen met de gemeenten nog tijdens deze Vlaamse legislatuur naar een kader toewerken. We willen gemeenten sterker helpen dan we nu doen en hun een leidraad aanreiken, zonder hun iets op te leggen.’ De Lijn hield onlangs een tevredenheidsenquête bij de gemeenten, ze wil echt aan de slag met de resultaten, er is veel goodwill. Mogen we dezelfde samenwerking verwachten met het Agentschap Wegen en Verkeer? ‘Ja, absoluut. Ik ben eigenlijk verrast dat dit nog niet gebeurt. AWV doet regelmatig tevredenheidsenquêtes maar blijkbaar loopt de samenwerking met de gemeenten en de doorstroming van de resultaten niet altijd vlot. Daar moeten we aan werken. Ik vind zelfs dat De Lijn en AWV de gemeenten samen moeten benaderen, in één enquête.’ In de harde wereld van de mobiliteit raakt vervoersarmoede soms ondergesneeuwd. Hoe krijgen we mensen in kansarmoede mobiel? ‘Toen ik twee jaar geleden op een studiedag rond mobiliteit, georganiseerd door verenigingen van mensen die in armoede leven, was dacht ik dat ze gratis openbaar vervoer wilden. Het is veel complexer dan dat. Mensen in armoede weten niet hoe ze de bus of de tram moeten gebruiken, kunnen de kaart niet lezen of de dienstregeling is te ingewikkeld. Met het project Mobikansen, dat drie jaar loopt, inventariseren we alle knelpunten. Heel belangrijk is dat dit in samenwerking gebeurt met het Netwerk tegen armoede en ook met de OCMW’s en de schepenen van sociale zaken. We moeten alle drempels wegwerken, want mobiliteit is belangrijk om aan het maatschappelijk leven deel te nemen, bijvoorbeeld om werk te zoeken. Ik heb pas zeven projecten in het kader van Mobikansen goedgekeurd. Ze kunnen als voorbeelden dienen. De Lijn moest fors besparen. Brengt dat de basismobiliteit, zeker van mensen in armoede, niet in het gedrang? ‘De herstructurering was noodzakelijk. Bij het snoeien werd rekening gehouden met de bezettingsgraad, de minst bezette bussen zijn weggevallen. Die ingrepen hebben soms ongewenste neveneffecten: een bus die soms maar één keer om de twee uur rijdt, is niet goed. Zeker ouderen hebben daar last van.’
Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal Erwin Debruyne is VVSG-stafmedewerker mobiliteit en wegenbeheer
Lokaal 1 maart 2013
31
special
mobiliteit
Op zoek naar een andere mobiliteit Het dichtslibbende wegennet, de hoge brandstofprijs, de verspreiding van woon- en werklocaties: valt deze manier van leven vol te houden? Moeten we ons bestaan niet anders inrichten, anders omgaan met onze mobiliteit? Flankerende maatregelen als thuiswerk, flexibele uurroosters, videoconferenties bieden zeker soelaas. Ze kunnen andere levenspatronen mee stimuleren en ontwikkelen. Alternatieve energiesystemen zijn volop in ontwikkeling maar blijven nog marginaal in het gebruik. Wat staat er ons nog te wachten? Wijzigt de gebruiker zijn gedrag? Zijn er alternatieve vervoersmodi, en welke dan wel? Welke impact heeft dit op de organisatie en inrichting van onze leefomgeving? tekst annelies van der donckt beeld daniel geeraerts en layla aerts
I
nzicht in deze uitdagingen en oog voor nieuwe tendensen, zelfs al zijn ze nog sluimerend, is belangrijk voor wie het beleid mee bepaalt of uitvoert. Een ommekeer in gedrag gebeurt niet van de ene op de andere dag. De weg naar verandering is meestal traag, een langzaam proces naar een kantelpunt, de kracht van de onderstroom. We naderen dit moment, we leven in een maatschappij in volle evolutie. Beleidsmakers moeten dus goed weten wat er maatschappelijk leeft, op tijd inschatten waarop ze moeten inzetten en welke beslissingen of stimuli nodig zijn om ook op de langere termijn een leefbare omgeving en samenleving te behouden. Maatschappelijke tendensen Wetende dat het verplaatsingsgedrag in volle evolutie is, vertrekken we het best van het gedrag van de gebruikers. Verschillende gebruikers stellen immers andere eisen. Als de nood hoog wordt, blijkt de mens heel creatief in zijn organisatie en in dit geval dus in het gebruik van verschillende vervoersmodi. Vaak onbewust worden gedragspatronen aangepast. Uit onderzoek blijkt dat jongeren er de dag van vandaag steeds minder op gebrand zijn een rijbewijs te hebben, om van een auto nog maar te zwijgen. Ze zien er de voordelen niet meer van in. Ze staan open voor autodelen en verkiezen openbaar vervoer. Zeker in die levens-
32 1 maart 2013 Lokaal
fase vestigen ze zich bewust in regio’s die op dat vlak goed scoren. Ook senioren beseffen hoe belangrijk goede mobiliteit is en verlaten hun afgelegen woonst voor een beter bereikbaar appartement in het centrum. Senioren die in hun jongere jaren nooit het openbaar vervoer namen, geraken vertrouwd met het systeem en overtuigd van de waarde ervan. Stimulansen vanuit het beleid helpen hen over de drempel. Zelfs gezinnen die geneigd zijn voor de combinatie boodschappen doen, kinderen ophalen, woon-werkverplaatsing de auto te nemen, staan almaar meer open voor alternatieven. Niet alleen Âvanwege de congestie op de wegen maar ook door de kostprijs van autobezit en -gebruik. Autodeelconcepten als Cambio of private initiatieven ondersteund door de vzw Autopia doen het almaar beter. Het bespaart je vaak een tweede auto, bij sommigen zelfs een auto tout court. In grote steden zijn dergelijke initiatieven gemakkelijker te organiseren doordat de mensen dichter bij elkaar wonen en er ook allerlei combinatiemogelijkheden met andere modi beschikbaar zijn. Maar ook kleinschalige initiatieven waarbij twee of meer gezinnen samen een auto aankopen en een regeling uitwerken voor gedeeld gebruik vinden steeds meer ingang. Dergelijke tendensen stimuleren bespaart lokale besturen op termijn de aanleg van x-aantal extra parkeerplaatsen of een dure ondergrondse garage, de CO2-uitstoot wordt geredu-
ceerd, er ontstaan alternatieve circuits van ontmoeten en samenleven. Dergelijke tendensen worden al opgepikt door onze markteconomie. De federatie van autoverkopers en garages (Federauto) denkt aan concepten om auto’s op maat van de levensloop/levenswandel
De digitale vooruitgang maakt het mogelijk te berekenen met welk vervoermiddel je het snelst op je bestemming geraakt.
van de gebruiker aan te bieden. Nu is de neiging groot om een zo groot mogelijke auto te kopen op maat van een gezin dat op vakantie vertrekt, terwijl die de rest van het jaar onderbemand rondrijdt. Ook bedrijven en handelaars moeten mee in bad getrokken worden. Samen met hen moet actief gezocht worden naar alternatieven die voor slimme distributie van goederen zorgen. In Hasselt slaagt CityDepot er met succes in de toevloed van vrachtverkeer naar het centrum te beperken door zo veel mogelijk goederenstromen te bundelen. Prettig voor zowel handelaars als inwoners die een leefbaardere stad krijgen met minder vrachtwagens, minder opstoppend verkeer, minder lawaai en minder luchtverontreiniging. Ruimte structureert openbaar vervoer structureert ruimte‌ De tijd dat je een reistraject qua duur perfect kon schatten ligt lang achter ons. De digitale vooruitgang maakt het wel
mogelijk te berekenen met welk vervoermiddel je het snelst op je bestemming geraakt. De tijd dat koning auto altijd won is voorbij. Tram, trein en bus spelen daar al handig op in door allerhande apps voor het gebruik van het openbaar vervoer te ontwikkelen. Daarnaast blijft
milieu, incluis de woon- en werkomgeving want deze nieuwe tracĂŠs gaan door bestaand bebouwd weefsel en vergen de aanleg van speciale trambeddingen en vaak imposante overbruggingen van allerhande infrastructuren (kanalen, autowegen en rivieren). Niet iedereen juicht
Bundelen van goederenstromen is prettig voor zowel handelaars als inwoners die een leefbaardere stad krijgen met minder vrachtwagens, minder opstoppend verkeer, minder lawaai en minder luchtverontreiniging. de ontwikkeling van een herkenbaar en bereikbaar openbaarvervoernet uiteraard de grootste uitdaging voor de centrale overheid. De Lijn heeft een ambitieuze mobiliteitsvisie 2020 uitgewerkt en verkent momenteel verschillende tracĂŠs voor de aanleg van het Brabantnet. Ze wikt en weegt de impact ervan op het
dit overal toe. De impact valt ook moeilijk te berekenen. Maar als we vernieuwing teweeg willen brengen, zijn dergelijke investeringsprojecten dringend nodig. Ze vormen mee de ruggengraat van transitie. Lokale besturen hebben een belangrijke rol in het debat dat eraan voorafgaat. De nieuwe ingrepen moeten
Lokaal 1 maart 2013
33
special
mobiliteit
In Gent kun je af en toe een bakfiets lenen. Het zou handig zijn om met een abonnement overal terecht te kunnen.
binnen het functioneren van hun stad of dorp passen. Een bestuur moet dergelijke projecten zien als een kans en er vanuit een toekomstgerichte visie op inspelen. Vervoersmaatregelen hebben een grote impact op de ruimtelijke organisatie van een gemeente. De afstemming met een goed lokaal ruimtelijk beleid kan inwoners overtuigen om zich anders te verplaatsen. Dit uit zich bijvoorbeeld in
omgekeerd zijn het ook kansen voor een gemeente om zelf effectief werk te maken van een integraal ruimtelijk beleid. Moet er nog fiets zijn? Dan hebben we het nog niet gehad over de fiets. Meer dan ooit is deze aanwezig in het straatbeeld, in alle kleuren en formaten. Recreatief is de opgang al enkele jaren bezig maar ook functioneel wordt er
De afstemming met een goed lokaal ruimtelijk beleid kan inwoners overtuigen om zich anders te verplaatsen. de aanleg van een aantrekkelijke publieke ruimte rondom haltes en knooppunten. Haltes op plaatsen waar mensen er behoefte aan hebben maar ook zo aangelegd dat het aangenaam is er op een tram te wachten, dat er ruimte is voor ontmoeting en een plek om je fiets veilig en droog achter te laten, dat er voorzieningen in de buurt zijn om nog snel een krant of broodje mee te pikken… Maar ook de inplanting van nieuwe woonprojecten of gemeenschapsvoorzieningen moet rekening houden met een minder autogericht verplaatsingsgedrag. De opzet van een beter openbaarvervoernetwerk blijft een verhaal in twee richtingen. Netwerken en knooppunten sturen ruimtelijke ontwikkeling maar
steeds meer gefietst. De ontwikkeling van aangepaste modellen als bakfietsen, elektrische fietsen, sleepfietsen, fietskarren, plooifietsen, ligfietsen getuigt daarvan. De markt speelt er gretig op in. Een heel paleis op de Heizel tijdens het jongste autosalon. Allerhande fietsdeelsystemen rijzen als paddenstoelen uit de grond: Blue-bike is het systeem gekoppeld aan de stations van de NMBS, Velo is het fietsdeelsysteem van de stad Antwerpen, Maxmobiel maakt het mogelijk occasioneel een bakfiets te gebruiken in Gent. Hoog tijd om op zoek te gaan naar afstemming in die verschillende systemen zodat je met één abonnement op verschillende plaatsen terecht kunt. Dit kan het gebruik en het comfort enkel stimuleren.
de stelling:
EVA-project speelt hier volledig op in #eandis
De tijd van koning auto is definitief voorbij. Leve de elektrische fiets!
Luc Ouvrien
Zeker als er een goed uitgebouwde pechdienst voor fietsers wordt uitgebouwd. Touring service voor fietsers. Dirk Cavalier
gf
34 1 maart 2013 Lokaal
De provincies hebben de laatste jaren sterk ingezet op knooppuntnetwerken. Ze worden vooral recreatief en toeristisch gebruikt maar kunnen of moeten uiteraard ook een rol spelen in de woonwerkverplaatsingen. Daarom hecht ook Vlaanderen veel belang aan de ontwikkeling van een fietspadennetwerk en stelt het hiervoor ook de nodige subsidies beschikbaar. Lokale besturen kennen hun grondgebied het best, weten waar er zich gevaarlijke punten situeren of langs welke routes de bewoners zich naar school, winkels en bibliotheek verplaatsen. Zij moeten dus ook de regie van dergelijke werken kunnen voeren. Comfortabele en veilige stoepen en fietspaden nodigen uit tot stappen en trappen. Routes lopen daarom beter zonder hindernissen en omwegen door aangename straten en mooie landschappen. Bij elke ingreep in die publieke ruimte moet het STOP-principe als uitgangspunt dienen: ruimte voor Stappen en Trappen (fiets), het Openbaar vervoer krijgt voorrang
BBC en publieke ruimte
op de Personenwagen. Dit moet leiden tot een grotere veiligheid, een verhoogde bereikbaarheid, meer vervoerscapaciteit en meer duurzaamheid. Maar niet alleen de routes, ook de inplanting en aanleg van gepaste accommodatie om fietsen te stallen moeten deel uitmaken van het fietsbeleid. Zeker nu ook almaar meer mensen terecht de overstap maken naar elektrisch fietsen. Dit wordt een waardig alternatief voor de auto, zeker voor de kortere verplaatsingen. Laadpalen verschijnen stilaan langsheen courante routes, maar het mogen er gerust meer worden. Het stigma van vervoermiddel voor senioren verdwijnt als sneeuw voor de zon nu fietsmerken ook voor de sportieve freak of de tren-
Lokale besturen stellen dit jaar een meerjarenplan op volgens de principes van de nieuwe Beleids- en Beheerscyclus. Veel beleidsdoelstellingen hebben een verband met de publieke ruimte. Daarom organiseren de VVSG, de VRP, het Steunpunt Straten samen met het Atelier Publieke Ruimte ter ondersteuning van mandata‑ rissen en hun administraties tussen half april en half juni een opleiding van drie vrijdagen, gespreid over het land. www.vvsg.be, www.vrp.be, www.steunpuntstraten.be
tijken, naar analogie met het Nederlandse Fietsberaad bijvoorbeeld. Gemeenten zouden er een schat aan informatie vinden over hoe ze fietsbeleid kunnen voeren. Bij ons tonen initiatieven als de verkiezing van ‘fietsgemeente van Vlaanderen’ dat veel gemeenten er graag op willen inzetten. Een prijs kan gemeenten enkel stimuleren. Mobiliteit en senioren Ook senioren vormen een uitdaging waartegen je in je beleid geen nee kunt zeggen. Vanwege de toenemende vergrij-
Netwerken en knooppunten sturen ruimtelijke ontwikkeling, maar omgekeerd zijn het ook kansen voor een gemeente om zelf effectief werk te maken van een integraal ruimtelijk beleid. dy vrouw hippe modellen ontwikkelen. Het tochtje op de elektrische fiets naar de bakker of het werk biedt de perfecte combinatie van een portie frisse lucht met het onderhouden van een goede conditie zonder je in het zweet te rijden. Het zou mooi zijn mochten we ook in Vlaanderen werk kunnen maken van een echt kenniscentrum van goede fietsprak-
zing moet nu de publieke ruimte ontworpen en aangelegd worden die het oudere mensen vergemakkelijkt zich zelfstandig te verplaatsen. Brede trottoirs zonder obstakels, zonder losliggende tegels zijn een minimum. Maar ook in een breder ruimtelijk kader moet er goed nagedacht worden waar men woonvoorzieningen voor senioren inplant. Vanuit
een efficiëntiereflex worden dergelijke voorzieningen vaak aan de rand ingeplant. Nieuwbouw op een open terrein is gemakkelijker te realiseren. Maar inbreidingsprojecten zijn daarom niet duurder, ze vergen alleen een langere en ingewikkeldere voorbereiding. Om al die veranderingen gestalte te geven en draagvlak te creëren zijn niet alleen goede beleidsbeslissingen nodig, maar vooral ook een creatieve ruimtelijke vertaalslag. Dit kan mensen aansporen om vastgeroeste gewoonten te doorbreken, om anders om te gaan met mobiliteit zonder in te boeten op levenskwaliteit. Veel gemeenten geven aan dat ze werk willen maken van de inrichting van de publieke ruimte. Het maakt een beleid zichtbaar. Daarom moet het meer zijn dan een mooi kleed uitrollen over je grondgebied. De uitvoering moet het resultaat zijn van een gedragen proces dat blijk geeft van geïntegreerd beleid waarbij rekening gehouden is met tal van belangengroepen en beleidsdomeinen. Investeren in publieke ruimte vergt dus een brede kijk op de maatschappij die oog heeft voor de veranderingen van morgen. Annelies Van der Donckt is VVSG-directeur Ruimte
de stelling voor april: Ligfiets en windenergie is nog beter. Gezien op Belgian boat show. Super. Piet Quataert
Leve de gewone fiets!!! Laat elektrische fietsers eerst eens meer respect tonen voor gewone fietser. Matig uw snelheid! Tom Boi
Duurzame mobiliteit is een goede afweging van vervoersmiddelen. Soms ben je beter af met de auto, soms met de fiets. Vincent Van Den Broecke
Leidt meer macht voor de gemeenteraad tot minder democratie? Twitter uw mening met #vvsgstelling
Lokaal 1 maart 2013
35
special
mobiliteit
Gemeenten op één lijn met De Lijn? Openbaar vervoer is een belangrijke sleutel voor duurzaam gemeentelijk mobiliteitsbeleid, en omgekeerd. Daarnaast biedt de basismobiliteit ook mobiliteit voor (bijna) iedereen. Hoe kunnen gemeenten het openbaar vervoer een duwtje in de rug geven? En hoe verloopt de samenwerking met De Lijn? tekst erwin debruyne beeld laya aerts
D
e gemeenten hebben diverse mogelijkheden om het openbaar vervoer en het gebruik ervan op hun grondgebied te stimuleren. De meest fundamentele invloed heeft het globale beleidskader dat de gemeente uittekent. Wordt quasi ‘auto’matisch de vraag naar meer parkeerplaatsen voor elke huisdeur, winkel, school gevalideerd, met alle files en ruimtegebruik ten nadele van onder meer fietsers en voetgangers van dien? Of wordt gezocht naar een duurzamer evenwicht tussen de verschillende vervoerswijzen? Worden belangrijke nieuwe functies (woongebieden, winkelcentra, scholencampussen, ziekenhuizen) verspreid en buiten het centrum ingeplant, met extra mobiliteitsvragen tot gevolg? Of wordt er gestreefd naar ruimtelijke verdichting, wat onder meer efficiënter openbaar vervoer mogelijk maakt? Daarnaast heeft de gemeente een brede waaier aan specifieke instrumenten voor een lokaal openbaarvervoerbeleid ter beschikking. Doorstroming Zeer belangrijk voor De Lijn, maar ook voor de reiziger, is de vlotte doorstroming. Daarbij halen we ons al snel een busbaan voor de geest, maar dat blijkt niet altijd de meest evidente maatregel, noch qua beschikbare ruimte, noch qua draagvlak. Maar er bestaan ook minder ingrijpende oplossingen, zoals verkeerslichtenbeïnvloeding, een korte doorsteek, een voorsorteerstrook, een strikter parkeerhandhavingsbeleid.
36 1 maart 2013 Lokaal
Derdebetalerssystemen Rechtstreeks ingrijpen in de kosten voor de reiziger kunnen gemeenten via een derdebetalerssysteem, waarvan De Lijn verschillende formules heeft uitgewerkt: een forfaitair rittentarief op uw grondgebied, tussenkomsten in abonnementen, gratis of aan verminderd tarief voor bepaalde leeftijdscategorieën. Halteaccommodatie De gemeenten moeten ook instaan voor goed toegankelijke haltes, met – waar relevant – schuilhuisjes en fietsenstallingen. De Lijn biedt een standaardgamma van schuilhuisjes, fietsenrekken en -stallingen en vuilnisbakken aan, dat voor driekwart gesubsidieerd wordt. Ook voor een eigen ontwerp dat bij de ruimtelijke inrichting past, is er een – geplafonneerde – subsidie beschikbaar. Gemeenten kunnen ook gratis terecht bij publicitaire firma’s. Zo sparen ze de kostprijs uit en verwerven ze soms nog bijkomende voordelen. Nadeel kan zijn dat het langlopende contract al te strikte beperkingen bevat voor ander straatmeubilair, zoals de informatieborden. Aanbod Gemeenten kunnen ook zelf een extra aanbod financieren, zoals een marktbus of een evenementenbus. De vraag rijst of dit hun taak is, en tot op welke hoogte dan. Gemeenten kunnen ook bepaalde vervoersbehoeften ondersteunen via bijvoorbeeld de mindermobielencentrales of taxicheques, of door specifieke doel-
groeptarieven in de taxivergunningen op te nemen. Informeren Wat baat het goed openbaar vervoer aan te bieden, of een financiële tegemoetkoming beschikbaar te stellen, als de inwoners er onvoldoende van op de hoogte zijn? Gemeenten hebben dus ook een belangrijke informatietaak. De Lijn reikt hiervoor waar mogelijk kant-en-klare teksten en sjablonen aan. Maatwerk Er liggen veel instrumenten op de gemeentelijke werktafel, maar dat wil niet zeggen dat die per definitie allemaal gebruikt (moeten) worden. Een gemeente kan er op maat van haar beleid en mogelijkheden de meest relevante uit pikken. Of stapsgewijs werken door bijvoorbeeld eerst op knelpunten goede doorstroming te organiseren, vervolgens budget te reserveren voor aangename halteaccommodatie en dit daarna te ondersteunen door een informatiecampagne, eventueel geflankeerd door een derdebetalerssysteem. Mobiliteitskansen Kansarmen missen dikwijls veel mogelijkheden door een gebrekkige mobiliteit. En die heeft niet alleen met financiële drempels te maken. Ook met het aanbod: in landelijke gemeenten met goedkopere
woningen is dat geringer, en een bedrijventerrein is soms compleet onbereikbaar per openbaar vervoer. Ze zitten ook dikwijls met allerlei vragen over het gebruik, bijvoorbeeld van de belbus. Momenteel loopt het project Mobikansen dat zeer concrete initiatieven in kaart brengt en begeleidt om mobiliteit ook voor kansarmen toegankelijker te maken. Samen met De Lijn Uiteraard overleggen De Lijn en de gemeenten het best over ontwikkeling en ondersteuning van het openbaar vervoer. Voor de projecten die onder het mobili-
verband met de derdebetalerssystemen. Om een zicht te krijgen op hoe zij die samenwerking nu ervaren, heeft De Lijn aan alle gemeenten een tevredenheidsenquête voorgelegd. De resultaten brengen goede ervaringen en werkpunten aan het licht. Zo wordt de gemeentelijke inbreng bij de initiatieven van De Lijn als te gering ervaren. En de onderlinge communicatie kan soms beter. Rechtstreeks persoonlijk contact (zoals over halteaccommodatie of derdebetalerssystemen) scoort steeds zeer goed. Daarom wil De Lijn meer inzetten op degelijk overleg met de gemeenten.
De gemeentelijke inbreng bij de initiatieven van De Lijn worden als te gering ervaren. teitsdecreet (het vroegere mobiliteitsconvenant) vallen, bestaat er een verplicht overlegkader, via onder meer de gemeentelijke begeleidingscommissies. Voor de gebiedsevaluaties krijgen de gemeenten bijkomende input van TreinTramBus. Maar ook voor andere, kleinere projecten en voor alle hoger vermelde maatregelen wil De Lijn een goede samenwerking met de gemeenten. Zo bezoeken de klantenbeheerders van De Lijn de gemeenten in
Samenwerking De Lijn en de VVSG Na een gezamenlijke bespreking van de enquêteresultaten beslisten De Lijn en de VVSG nauwer samen te werken. De VVSG zal daarbij explicieter intermediëren tussen De Lijn en de gemeenten. Dat kan via de bestaande informatiekanalen van de VVSG, of door het verzamelen van goede voorbeelden, of via ad-hocoverlegmomenten over een specifiek item. Wie van dit laatste op de
hoogte wil blijven om afhankelijk van het item in kwestie zelf feedback te geven, kan dit laten weten (erwin.debruyne@ vvsg.be). Bij een toelichting van de resultaten door De Lijn aan het VVSG-Netwerk Mobiliteitsambtenaren spraken de aanwezigen hun waardering uit voor de enquête en het open overleg over de resultaten ervan. Er werd trouwens gesuggereerd dat het Agentschap Wegen en Verkeer een gelijksoortige oefening zou kunnen maken. Gemeenten werken volop aan hun strategisch meerjarenplan. Het lokale mobiliteitsbeleid, en in het kielzog daarvan het lokale openbaarvervoerbeleid, maakt daar deel van uit. Het komt er dus op aan daarbij het juiste gereedschap te kiezen en een constructief overleg te hebben met De Lijn. Erwin Debruyne is VVSG-stafmedewerker mobiliteit en wegenbeheer Op 17 april in Limburg, 18 april in WestVlaanderen, 23 april in Vlaams-Brabant, 24 april in Oost-Vlaanderen en op 25 april in Antwerpen houdt De Lijn ontmoetingsavonden met lokale mandatarissen van 16.30 tot 21 uur. www.delijn.be, knop overheid voor de resultaten van de tevredenheidsmeting Erwin Debruyne, Instrumenten voor een lokaal openbaarvervoerbeleid, Politeia, www.politeia.be
Lokaal 1 maart 2013
37
special
mobiliteit
Het verkeer moet zich aanpassen aan de straat, behalve als het om fietsers gaat Brugge zet volop in op parkeren buiten het centrum, kleine busjes in het centrum naast de fiets als ideaal transportmiddel in en rondom de stad. Maar door het succes van de fiets zijn er veel meer fietsparkeerplaatsen nodig.
Brugge heeft elf eigen functionele fietsroutes die voor alle deelgemeenten de veiligste verbinding naar het centrum en de andere deelgemeenten tonen.
tekst marlies van bouwel beeld gfs
‘Burgemeester Frank Van Acker vond in de jaren zeventig al dat je het stratenplan niet moest aanpassen aan het verkeer maar het verkeer aan je straten. Brugge had in 2001 geen richtlijn voor een mobiliteitsplan nodig, we waren daar al veel langer mee bezig,’ vertelt schepen Annick Lambrecht die erbij vermeldt dat het mobiliteitsplan ook een belangrijke plaats heeft gekregen in het Toekomstakkoord van de nieuwe bestuursploeg. Brugge wil bereikbaar zijn voor bezoekers, maar ook ademruimte houden voor de Bruggelingen. Om voor alle weggebruikers een veilig en vlot verkeersverloop te organiseren blijft Brugge volop inzetten op het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets. Daarnaast is ook de doorstroming van de N31/Expresweg een prioriteit door efficiënte ondertunneling. Er zijn nog enkele knelpunten (Bevrijdingslaan, Chartreuseweg) maar die worden in de loop van de volgende jaren weggewerkt. De zogenaamde ‘Bruggenmiserie’ wil het bestuur verhelpen door samen met Vlaanderen in twee nieuwe bruggen te investeren. Er moeten ook betere afspraken komen over de doorvaart van kleine pleziervaart: ‘Nu zie je soms een hele file verschijnen omdat er om 17 uur een jachtje door het kanaal vaart.’ 38 1 maart 2013 Lokaal
Fietsen binnen de stad In Brugge krijgt fietsen veel aandacht. Maar voor Annick Lambrecht mag daar nog een tandje worden bijgestoken, want als moeder van twee dochters vindt ze het niet altijd even veilig: ‘Daarom maken we een fietsplan op voor de binnenstad. Er zijn al veel goede fietsroutes buiten de stadskern. Maar in de kern hebben wij nog veel werk. We moeten tot een situatie komen waarin het veilig en comfortabel fietsen is voor jong en oud in onze binnenstad.’ Vorig jaar greep Brugge net naast de titel Fietsstad 2012, maar de stad kreeg wel een eervolle vermelding. Om in de toekomst beter te scoren heeft Annick Lambrecht plannen op stapel staan: ‘De fiets moet het eenvoudigste vervoermiddel zijn om je in de stad te bewegen. Dit impliceert veiligheid maar ook comfortabel fietsen en goede fietsenstallingen. De straten moeten op maat van de fietsers in plaats van op maat van grote bussen zijn. We willen vlot rijdende en esthetisch passende fietsstroken. We zullen het gebruik van stadsleenfietsen zoals in Antwerpen onderzoeken. Maar we willen ook publieke fietspompen en oplaadpunten voor elektrische fietsen, niet enkel in het centrum maar ook in de deelgemeenten, met daarnaast in de dichtbevolkte wijken veel meer fietskluizen, duostaanders bij bus-
hokjes van De Lijn, sneeuw- en ijzelvrije fietspaden en een Eerste Hulp bij Putten en Losse Stenen. Door het succes van de fiets zijn er nu te weinig fietsenstallingen in de binnenstad. Daarom plannen we veertig groene fietskluizen (voor telkens één fiets) boven op de negentig bestaande, daarnaast hebben we 54 fietsenbergingen (voor in totaal 65 fietsen) in hekwerk. We gaan de fietskluizen ook uitbreiden naar de deelgemeenten: veel straten in de deelgemeenten, en dan vooral de dichtst bij de ring gelegen straten, kampen met dezelfde problemen als de straten in de binnenstad. Kleine huizen met een smalle gang en zonder garage hebben baat bij goede fietskluizen, daar willen wij hen in helpen.’ Maar ook voor de bezoekers wil Brugge adequate stallingsmogelijkheden, op het Brugse grondgebied staan er maar liefst 3500 duostaanders waaraan mensen telkens twee fietsen kunnen vastmaken. Onder ’t Zand is er bij Interparking nu ondergronds plaats voor 164 fietsen en in de toekomst hoopt Annick Lambrecht in de buurt van de Markt een mooie, grote ondergrondse fietsenparkeergarage te bouwen. Voor de pendelaars is er aan beide kanten van het station een grote, overdekte fietsenstalling met 4650 plaatsen. Daar is ook een Fietspunt waar mensen
kleine herstellingen kunnen laten uitvoeren en een fiets kunnen huren. De voorbije jaren heeft Brugge een aantal aparte fietsbruggen gebouwd. Volgens Annick Lambrecht ideaal, wil je als stad bijdragen aan veilige fietsroutes van en naar het werk of school: ‘Zo hebben we over de drukke N31 de voorbije jaren verschillende fietsbruggen geopend, de recentste was de vorkvormige brug die fietsers van en naar Loppem veilig de N31 laat oversteken. Maar fietsbruggen zijn hooguit een deel van de oplossing en moeten gecombineerd worden met andere oplossingen zoals tunnels en vooral veel vrijliggende fietspaden. De stad heeft ook elf eigen functionele fietsroutes die voor alle deelgemeenten de veiligste verbinding naar het centrum en de andere deelgemeenten tonen.’ Parkeren buiten de stad De klemtoon van het parkeerbeleid in Brugge ligt op bewonersparkeren en kortparkeren met maximale aandacht voor een leefbare stad, zowel voor inwoners als voor handelaars. ‘Een verkeersluwe binnenstad krijgen we alleen als de randparkings goed functioneren met frequente busverbindingen van en naar de stad en waar het kan zelfs met fietsverhuur. We stimuleren de bezoekers zo veel mogelijk de randparkings te gebruiken. We hebben zes gratis P&Rparkeerterreinen, op vijf van de zes staan er fietskluizen waar werknemers van de binnenstad hun fiets veilig kunnen achterlaten, wanneer ze ’s avonds met de
auto naar huis rijden.’ Annick Lambrecht wil de werking van de randparkings verfijnen: ‘Het busverkeer tussen deze randparkings en de binnenstad moet opnieuw bestudeerd worden. Er zijn frequente bussen nodig. Ook fietsverhuur bij randparkings moet onderzocht worden. Het moet een voordeel en een
Ondertussen hebben we 21 borden op strategische plaatsen in Brugge en drie op strategische plaatsen aan de N31. Die borden zijn specifiek voor de stad uitgedacht en ontworpen en vormen een uniek en functioneel instrument dat het mobiliteitsbeleid ondersteunt. De nieuwe borden bieden veel meer informatie
Annick Lambrecht: ‘Een verkeersluwe binnenstad krijgen we alleen als de randparkings goed functioneren met frequente busverbindingen van en naar de stad en waar het kan zelfs met fietsverhuur.’ gemak worden je auto aan de rand achter te laten, nu is het soms nog een last.’ ‘We willen kleine Lijnbussen. Tot nog toe moesten de straten zich aanpassen aan de bussen, wij willen dat de bussen zich aanpassen aan de straten en hun bezoekers, en dus willen we kleine bussen,’ zegt de schepen van Mobiliteit. Zowel onder- als bovengronds zijn er nog publieke parkings. ‘Voor de werknemers van de binnenstad werd een werknemersabonnement uitgewerkt. Gebruikers betalen hiervoor twintig euro per maand, gratis busvervoer naar de binnenstad en terug inbegrepen.’ Volgens Annick Lambrecht zijn dynamische verkeersborden ideaal om het mobiliteitsbeleid te ondersteunen: ‘In Brugge zijn we er in 2007 mee gestart.
dan die van de vorige generatie die enkel aangaven of er nog plaatsen vrij waren: ze kunnen nu bijvoorbeeld informatie geven over openingsuren, het avondtarief, logo’s, aantal vrije plaatsen, reservaties, de weersomstandigheden en waar er files zijn. Een bijkomend voordeel van het nieuwe systeem is dat het allerhande statistieken kan bijhouden. Bovendien vergen deze borden weinig onderhoud en hebben ze een langere levensduur dan de vorige.’ Brugge gebruikt de dynamische verkeersborden ook om het verkeer te geleiden, zo geven de borden aan de ring ook aan welke bruggen open staan zodat bestuurders erop kunnen anticiperen. Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
advertentie
Absoluut schoon, zelfs voor het milieu
DAT IS ONS ULTIEME DOEL
WWW.WMPROF.COM Lokaal 1 maart 2013
39
special
mobiliteit
Met GIPOD minder hinder op de weg
Beeldt u zich een Vlaanderen in waar alle wegenwerken, werken aan kabels en leidingen, manifestaties zoals wielerwedstrijden en alle andere activiteiten op het openbare domein op voorhand bekend zijn, waar alle betrokken partijen samenwerken om de hinder die daarmee gepaard gaat maximaal te beperken, waar mensen snel en correct geïnformeerd worden over geplande en in uitvoering zijnde werken. Het Generiek Informatieplatform Openbaar Domein, kortweg GIPOD, heeft de bal inmiddels aan het rollen gebracht. tekst jan de naeyer beeld gfs
H
et Generiek Informatieplatform Openbaar Domein is een platform waar informatie over innames van het openbare domein (wegenwerken, markten, manifestaties of evenementen) gecentraliseerd wordt. Het principe is eenvoudig: elke organisatie die werkzaamheden of manifestaties op het openbare domein plant, voert deze informatie in het GIPOD in. Het GIPOD kan vervolgens geraadpleegd worden door alle partijen die actief zijn op het openbare domein (beheerders, nutsmaatschappijen, vervoermaatschappijen of aannemers van wegenwerken) maar ook door de burger die zijn verplaatsing zo efficiënt mogelijk wil plannen en een zicht wil krijgen op alle mogelijke hinder op zijn traject. Meer synergie en minder hinder Maar het GIPOD gaat nog een stapje verder: het detecteert wanneer twee of meer activiteiten elkaar overlappen in tijd en in ruimte. En het spoort de betrokkenen aan om werken en manifestaties efficiënt te coördineren om conflicten te voorkomen. Sterker nog: wanneer de mogelijkheid zich aandient om bepaalde werkzaamheden in synergie uit te voeren, trekt het GIPOD de informatiestroom op gang. Meer synergie en minder hinder dus. Het GIPOD bestaat uit een webinterface voor het invoeren en het raadplegen
40 1 maart 2013 Lokaal
van werken en manifestaties. De webinterface is beveiligd en kan enkel gebruikt worden door kabel- en leidingbeheerders, openbaardomeinbeheerders (zoals gemeenten en het Agentschap Wegen en Verkeer) en vervoermaatschappij De Lijn. Daarnaast is er ook de GIPOD-service ‘verstrekken van informatie’. Dit is een dienst waarmee iedereen via eenvoudige http-requests informatie over werken of manifestaties kan opvragen en ontsluiten, bijvoorbeeld via een kaartje op een webpagina. Momenteel wordt de informatie die in het GIPOD wordt ingevoerd, ontsloten via www.wegenwerken.be. Intense samenwerking Het GIPOD is het resultaat van samenwerking tussen het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), De Lijn, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vlaamse Raad voor Nutsbedrijven (VRN). Alle partners en de organisaties die zij vertegenwoordigen, voeden het GIPOD met informatie over werkzaamheden en/of manifestaties. Daarnaast zullen zij het GIPOD optimaal gebruiken om de doelstelling ‘meer synergie en minder hinder’ te verwezenlijken. Het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV) staat in voor de ontwikkeling en de exploitatie.
Het GIPOD is operationeel sinds 22 juni 2012. In eerste instantie is het gebruik van het GIPOD gebaseerd op bereidwilligheid. De partners zijn helemaal overtuigd van het nut van het GIPOD en dringen aan op een wetgevend kader. Deze wens is intussen al opgenomen in de beleidsbrief Mobiliteit en Openbare Werken (2011). De realisatie van de eerste versie is ook geen eindpunt, het is veeleer de start van een proces waar op termijn heel Vlaanderen beter van wordt. Hulpdiensten, ondernemingen, zelfstandigen of burgers: iedereen heeft baat bij minder hinder, betere informatie en minder omleidingen. Het ontsluiten van informatie over inname van het openbare domein effent het pad voor allerlei nieuwe toepassingen. De mogelijkheden lijken oneindig en er is veel vraag naar nieuwe functionaliteiten. Deze worden centraal verzameld door het AGIV. Het GIPOD-bestuurscomité beslist over eventuele oplossingen. Jan De Naeyer is diensthoofd Afdeling Geodiensten van AGIV Hebt u vragen over het GIPOD? Wilt u met het GIPOD aan de slag maar weet u nog niet hoe? Het AGIV-Contactpunt zet u op weg: T 09-261 72 00 (elke werkdag van 9 tot 16 uur) of contactpunt@agiv.be. Actuele informatie vindt u steeds op www.agiv.be.
Ebem verlicht uw energierekening! Wat Ebem uniek maakt: betrouwbare energieleverancier persoonlijk en dicht bij de mensen vriendelijkheid en service bereikbaarheid klantendienst snelle reactie op vragen of bij problemen eerlijke prijs duidelijk, transparant en flexibel
Bezoek even de website www.ebem.be, daar vind je alvast heel wat informatie. Ebem, de juiste ‘groene’ keuze!
Ebem bvba • Industrieweg 3-5 • B-2330 Merksplas tel 014 43 10 31 • fax 014 43 10 32 • www.ebem.be
online persoonlijk dossier en verrichtingen via Ebem-website
100% duurzame energie
liberace.biz
Ebem levert groene elektriciteit en aardgas aan particulieren, zelfstandigen, kleine ondernemingen en openbare besturen. Niet alleen onderneemt Ebem als energieleverancier duurzaam maar wij trachten door o.a. vaste contactpersonen ook dichtbij de mensen te staan. Ons uitgangspunt: betrouwbare energielevering garanderen aan een scherpe prijs met tarieven op maat van de klant, voldoende souplesse én met respect voor het milieu!
special
mobiliteit
Proeven van elektrisch rijden Sinds anderhalf jaar loopt er bij de Vlaamse gemeenten een grootschalig innovatieproject. Daarbij worden niet alleen elektrische auto’s getest, maar evengoed elektrische fietsen, trucks en bussen en natuurlijk ook de bijhorende infrastructuur. tekst carlo mol en inge cools beeld gfs
G
emeentebesturen zijn ideale testorganisaties voor elektrische mobiliteit: ze beschikken vaak over een aanzienlijke vloot en hebben stille, milieuvriendelijke voertuigen nodig voor bijvoorbeeld groenonderhoud in parken of huisvuilophaling. Daarnaast maakt het gemeentepersoneel vaak dienstverplaatsingen van dertig tot veertig kilometer, een afstand waarvoor elektrische voertuigen prima kunnen worden ingezet. Bovendien zijn gemeentediensten heel zichtbaar in het straatbeeld en hebben ze dus een belangrijke voorbeeldfunctie. In een aantal gemeenten wordt ook laadinfrastructuur uitgetest. Het kan daarbij gaan om gecombineerde laadeilanden voor elektrische fietsen, scooters en auto’s (de zogenaamde EVA-oplaadeilanden), om publieke laadstations voor elektrische deelfietsen van Blue-bike of om stand-alone-laadpalen op openbaar domein of op parkeerterreinen van winkels en bedrijven. Ook werden er al laadplaatsen voor elektrische Cambiowagens geïnstalleerd. De laadinfrastructuur is toegankelijk voor het brede publiek en kan ook door gemeentepersoneel getest
42 1 maart 2013 Lokaal
worden: verschillende proeftuinplatformen stellen gedurende enkele weken een elektrisch voertuig ter beschikking van gemeentediensten als eerste test. De proeftuin richt zich niet puur op vervanging van traditionele personenwagens met een brandstofmotor door elektrische maar op alle vormen van elektrische mobiliteit én op de integratie van het elektrisch voertuig in het intelligente energienet van morgen. Zo zal De Lijn in Brugge een proefproject uit-
Antwerpse vloot vergroent Een aantal besturen namen niet enkel deel aan de uitrol van de publieke laadinfrastructuur en de voertuigentest, ze ondernamen zelf stappen om nieuwe concepten en innovatieve werkmethoden uit te proberen of te stimuleren. Zo beschikt Antwerpen over zowat 1500 dienstvoertuigen. Sinds enkele jaren zet het stadsbestuur in op een doorgedreven vergroening van deze vloot. Het is daarbij niet enkel de bedoeling meer ecologische modellen in te zetten maar vooral ook het volledige verplaatsingsgedrag van het stadspersoneel bij te sturen. De stad ontwikkelde op basis van een kosten-batenanalyse de STOP-regel: eerst Stappen, dan Trappen, vervolgens Openbaar Vervoer en pas als laatste optie (elektrische) Personenwagens gebruiken.
De stad Antwerpen werkt actief mee aan de gedeelde mobiliteit: een aantal voertuigen staan buiten de diensturen ook ter beschikking van particuliere Cambiogebruikers. voeren met drie elektrische bussen die inductief (zonder kabel) worden geladen. Bij Siemens in Huizingen worden er tests gedaan met de opwekking van zonneenergie en elektriciteit uit koolzaadolie, die dan wordt gebruikt om op het juiste moment de elektrische auto’s te laden.
Ze introduceerde ook het unieke concept van gedeelde mobiliteit: een aantal voertuigen staan buiten de diensturen ook ter beschikking van particuliere Cambiogebruikers. Kortom, lokale besturen zijn om heel uiteenlopende redenen belangrijke partners in de proeftuin.
De proeftuin richt zich niet puur op vervanging van traditionele personenwagens met een brandstofmotor door elektrische maar op alle vormen van elektrische mobiliteit én op de integratie van het elektrisch voertuig in het intelligente energienet van morgen.
Innovatief en interessant De meer dan zeventig partnerorganisaties in de proeftuin voeren allerhande onderzoeks- en innovatieprojecten uit die ook voor gemeentebesturen relevant kunnen zijn of het in de toekomst zeker kunnen worden. Zo ontwikkelt een bedrijf een GIS-tool om het optimale aantal laadpalen voor een gemeente te bepalen. Het Programme Office van de proeftuin heeft vragen en antwoorden van gemeentebesturen gedocumenteerd over tal van praktische thema’s zoals de fysieke inplanting van laadplaatsen, de bebording en het handhavingsbeleid. Tegelijkertijd levert het ook een bijdrage aan open en interoperabele laadinfrastructuur: ge-
bruikers hoeven er zich dan geen zorgen over te maken wie de fabrikant of exploitant van de laadinfrastructuur is, met één pasje of bijvoorbeeld via sms kunnen ze makkelijk op elk moment en gelijk waar herladen. Tegelijkertijd wordt er hard gewerkt om de krachten te bundelen met federaties als Federauto, Febiac en met verschillende Vlaamse overheidsinstanties en bijvoorbeeld ook de FOD Economie en FOD Mobiliteit om alle informatie over laden en elektrisch rijden te verzamelen en beschikbaar te stellen.
Wilt u graag meer weten over de Vlaamse Proeftuin Elektrische Voertuigen of deelnemen aan een innovatieproject? Kijk dan op www.proeftuin-ev.be of kom naar de energiedag van de VVSG op 19 maart en woon er een presentatie over de proeftuin bij. U kunt ook rechtstreeks contact opnemen met het Programme Office van de proeftuin via info@proeftuin-ev.be of T 014-33 58 60
Carlo Mol en Inge Cools werken mee aan de Vlaamse proeftuin elektrische voertuigen
De Vlaamse proeftuin Elektrische Voertuigen Op 15 juli 2011 keurde de Vlaam‑ se regering het open innova‑ tieplatform Vlaamse Proeftuin Elektrische Voertuigen goed. Bedrijven of organisaties tes‑ ten innovatieve technologieën, producten, diensten en con‑ cepten via een representatieve testpopulatie in een reële leefen werkomgeving. Het doel is de innovatie bij te sturen en/of te versnellen en toekomstige behoeften te capteren. De testinfrastructuur bestaat uit een assortiment van elek‑
trische fietsen, scooters, per‑ sonenwagens, bestelwagens, bussen en vrachtwagens en een ruim aanbod van laadinfra‑ structuur op openbare wegen, op publiek toegankelijke plaat‑ sen of bij bedrijven en gezin‑ nen thuis. De testinfrastruc‑ tuur wordt real-life gebruikt en gemonitord: het zijn burgers en werknemers die voor hun da‑ gelijkse verplaatsingen gebruik maken van de voertuigen en de laadinfrastructuur. Ook meer dan vijftig Vlaamse gemeen‑
ten en drie provinciebesturen nemen deel aan de proeftuin. De onderzoeks- en innovatie‑ projecten hebben betrekking op alle facetten van elektrische mobiliteit: • voertuigen: componenten zoals elektrische aandrijflij‑ nen, batterijen, motoren… • laadinfrastructuur: normaal laden, snelladen, inductief la‑ den… hoeveel, waar… • energievoorziening: laden met lokaal geproduceerde groene stroom, micro-grids…
• mobiliteitsconcepten: ge‑ netwerkte en gedeelde mo‑ biliteit… • ICT: softwareoplossingen voor interoperabiliteit, verho‑ gen van gebruikerscomfort… • verplaatsingsgedrag en aankoopgedrag van bedrijven en particulieren Niet enkel technologische in‑ novaties, maar ook business‑ modellen en maatschappelij‑ ke aspecten zijn belangrijk en kunnen aan bod komen.
Lokaal 1 maart 2013
43
special
mobiliteit
Gent haalt de Fiets van Troje binnen Eerst waren ze met vijfentwintig, dan met honderd, nu waarschijnlijk al met enkele honderden. Het transitievirus verspreidt zich snel. Als Gent zijn troeven van verwevenheid en nabijheid wil vrijwaren, moet het anders met de mobiliteit. Dat is het uitgangspunt. Het stadsbestuur zette het licht op groen voor experimenten met icoonprojecten. tekst bart van moerkerke beeld gfs
G
ent wordt vaak geroemd voor zijn mobiliteitsbeleid. Terecht, want de stad heeft de voorbije twintig jaar een mooi parcours afgelegd. Tegelijkertijd botst het beleid op grenzen: de mobiliteitsbehoefte groeit, de infrastructuur is verzadigd. De uitweg ligt in de omslag naar een duurzaam mobiliteitssysteem. Met 2050 als horizon is in het voorjaar van 2012 een groep van vijfentwintig voortrekkers aan de slag gegaan in een transitiearena mobiliteit. Hun enthousiasme, visie en ideeën hebben intussen honderden Gentenaren aangestoken. De rol van de stad in dit traject: soms trekken, soms ondersteunen, andere keren het vuur wat aanwakkeren of gewoon loslaten. Ook voor de medewerkers van de stad is dit een nieuwe werkwijze die in niets op de klassieke inspraak- of participatiemethodes lijkt. Ondergrondse fase inkorten Voordat we naar Gent gaan, een klein beetje theorie. De transitietheorie is een theorie over maatschappelijke verandering die al in de jaren negentig ontstond. Het uitgangspunt is dat een beperkt aantal mensen met goede, bijna revolutionaire ideeën een grote maatschappelijke omslag op gang kan brengen. De methodiek wordt toegepast voor systemen die al lang vastzitten en waarvan niemand weet hoe je ze weer vlot kunt trekken. Transitieprocessen verlopen niet lineair, volgens een gelijkmatig oplopende lijn, ze hebben de vorm van een s-curve. Eerst broeit er van alles onder het oppervlak, allerlei kleine initiatieven die los van elkaar staan. Die ‘ondergrondse’ periode kan tien, twintig jaar duren. Op een bepaald moment komen die initiatieven samen en vinden ze aansluiting bij
44 1 maart 2013 Lokaal
een grotere groep mensen. Dan treedt er een versnelling op. Na die sprong vooruit volgt er een periode van stabilisatie. Een transitiearena, bijvoorbeeld voor mobiliteit zoals in Gent vorig jaar, wil de ‘ondergrondse’, voorbereidende fase inkorten. Door de kleine initiatieven te verbinden en te inspireren kan sneller een omslagpunt en een fundamentele verandering in het systeem en beleid bereikt worden. Kopgroep van 25 Gent organiseerde in 2011 een eerste transitiearena over het thema klimaat. Daaruit kwamen allerlei aanbevelin-
gen die met mobiliteit te maken hebben. Daarop vroeg de Milieudienst aan het Mobiliteitsbedrijf van de stad om samen een soortgelijk traject op te zetten voor mobiliteit. ‘We zijn van start gegaan met een systeemanalyse,’ zegt Tim Scheirs, medewerker van het Mobiliteitsbedrijf. ‘We hebben mensen met een koplopersprofiel op het vlak van mobiliteit geïnterviewd. Politici zoals Frank Beke of Sas van Rouveroij, mensen van het middenveld, van de haven van Gent, iemand van de automobilistenvereniging VAB, de duurzaamheidsmanager van een warenhuisketen enzovoort. Op die manier
kregen we een zo breed mogelijk beeld van de Gentse mobiliteit. Uit die groep rekruteerden we ook mensen die zin hadden om zich de daaropvolgende maanden vijf, zes keer vrij te maken voor onze transitiearena.’ Die transitiearena kun je zien als een denk- en doetank, een kopgroep van vijfentwintig mensen die nadenken over de Gentse mobiliteit in 2050 en die ook hun schouders zetten onder projecten die uit dat denkproces voortvloeien. Tim Scheirs: ‘In die arena moeten drie niveaus vertegenwoordigd zijn. Het eerste niveau krijg je makkelijk mee: het zijn de nichespelers, de mensen die al onder de radar bezig zijn met allerlei mobiliteitsinitiatieven. Daarnaast heb je de ambtenaren van de stad, dat is het regimeniveau. Ook daar is de interesse groot. Het derde niveau, het landschap, ligt veel moeilijker: hoe krijg je bijvoorbeeld middenstanders mee in dit traject of mensen die niet in duurzame mobiliteit geloven? We hebben een groep samengesteld van vijfentwintig personen op basis van hun beschikbaarheid en hun zin om mee te
werken. Er zaten slechts enkele mobiliteitsexperts bij. Voor de procesbegeleiding huurden we een Nederlands bureau in. Na de eerste bijeenkomst hebben we de groepssamenstelling nog wat bijgestuurd, nadien niet meer.’
gen, ver weg van het stadscentrum. ‘Daar hebben we onze gemeenschappelijke rode draad gevonden en raakte iedereen doordrongen van de noodzaak van verandering,’ zegt Dries Gysels, medewerker van de Gentse Milieudienst. ‘De
Tim Scheirs: ‘Het huidige mobiliteitsbeleid van de stad is een beheerssysteem geworden. We doen aan damage control.’ Schade beperken De eerste vraag is natuurlijk of er een mobiliteitsprobleem is in Gent. Dat was ook het gevoel bij de deelnemers aan de arena na de eerste verkennende bijeenkomst in het Gentse Belfort. Iedereen was er zonder problemen geraakt, het Belfort ligt midden in het voetgangersgebied. Voor de tweede bijeenkomst werd de actie verplaatst naar café Parking in de kanaalgemeente Sint-Kruis-Winkel: nagenoeg enkel bereikbaar met de wa-
rode draad is dat de Gentse verwevenheid onder druk staat. De stad is nu een bruisende mix van functies, geen enkele functie overheerst. In de binnenstad, in de wijken en de omliggende kernen ervaar je nog de gezelligheid van een dorp. Gent is niet te groot en niet te klein. Die verwevenheid en nabijheid zijn geen verworvenheden. In de kanaaldorpen zijn ze er al niet meer, elders verschralen ze of is het niet vanzelfsprekend dat ze blijven bestaan. De leefomgeving wordt almaar meer verkaveld in monofunctionele ruimtes. Om het met een clichébeeld te omschrijven: we wonen in de woonwijk, we lopen school op de scholencampus, we werken in de kantoren aan de stadsrand, we winkelen in grote winkelzones, we rijden naar het sportcentrum om ons te ontspannen enzovoort. Om dit systeem in stand te houden is er veel verkeersinfrastructuur gebouwd, gericht op de auto.’ Uit die analyse is op de tweede bijeenkomst van de transitiearena het besef ontstaan dat een omslag broodnodig is. Tim Scheirs: ‘Het mobiliteitsbeleid van de stad is een beheerssysteem geworden. We doen aan damage control, we proberen de negatieve effecten van de huidige mobiliteit te beperken. Onze toolkit is te beperkt om echt in te grijpen, om in 2050 tot een duurzaam mobiliteitsbeleid te komen.’ Aanstekelijk Op de volgende bijeenkomsten van de transitiearena werd de rode draad vertaald in ‘drie toekomstbeelden en vijf harde keuzes voor een nieuwe Gentse Lokaal 1 maart 2013
45
special
mobiliteit
De fiets van Troje De publicatie De fiets van Troje met de toekomstbeelden, de harde keuzes en de icoonprojecten vindt u op: www.gentsklimaatverbond.be/study/ de-fiets-van-troje.
verwevenheid’. De drie toekomstbeelden zijn de leefstraat, leve(n)de wijk en verbonden stad. Ze vragen vijf harde keuzes: straatparkeren wordt buurtparkeren; elke nieuwe of nieuw ingerichte woonstraat is
Tijdelijke leefstraat Intussen proberen de inwoners van een tiental Gentse straten een leefstraatexperiment op te zetten. Dat houdt in dat hun straat gedurende een maand anders
Dries Gysels: ‘De leefomgeving wordt almaar meer verkaveld in monofunctionele ruimtes. Om dit systeem in stand te houden is er veel verkeersinfrastructuur gebouwd, gericht op de auto.’ een leefstraat; Gents halfuurtje als maximum; een samenwerkingsverband creëren met de buurgemeenten; duurzame mobiliteitscultuur stuurt de ruimtelijke ontwikkeling. Dries Gysels: ‘Die harde keuzes zijn nodig om de toekomstbeelden voor de stad te realiseren, maar het is nu nog te vroeg om ze te maken. Eerst moeten we experimenteren, projecten opzetten die nu al even tonen hoe de stad er in 2050 zal uitzien. We moeten experimenteren tot we de projecten en alle voorwaarden volledig in de vingers hebben. Dan kan het beleid harde keuzes maken en bijvoorbeeld van de leefstraat de nieuwe standaard maken. Dan zitten we echt op een omslagpunt.’ Op 7 november 2012 stelde de transitiearena de drie toekomstbeelden, de vijf harde keuzes en tien icoonprojecten voor tijdens een publieksevenement voor een honderdtal mensen. ‘Iedere deelnemer aan de arena mocht drie mensen uitnodigen waarvan hij dacht dat ze hun schouders wel onder de icoonprojecten wilden zetten of goede ideeën zouden aanbrengen voor andere projecten. Die honderd mensen steken dan weer anderen aan en zo breidt de vlek snel uit.’ 46 1 maart 2013 Lokaal
wordt ingericht. Het gaat veel verder dan het knippen van de straat voor het autoverkeer. Er zullen speeltoestellen en zitbanken komen, groen, de bewoners zullen een abonnement voor Cambio of De Lijn hebben enzovoort. Het nieuwe stadsbestuur bekijkt wat er nodig is om reeds in mei/juni de eerste straten tijdelijk anders in te richten. Er wordt ook bekeken of er een koppeling kan komen van de autoloze zondag aan het concept leefstraat. Een ander icoonproject is de M-score. Dat is een tool of app, te vergelijken met de ecologische voetafdruk, die aangeeft of het vanuit het oogpunt van mobiliteit een goede keuze is om op een bepaalde plaats te gaan wonen, rekening houdend met het individuele mobiliteitsgedrag van de kandidaat-bewoner. Het ACW trekt dit experiment en wil er ook een project aan koppelen om lokale voorzieningen op te zetten in het buitengebied. Dries Gysels: ‘Een derde icoonproject dat in voorbereiding is, is winkelen 2.0. In plaats van elke zaterdag allemaal naar de supermarkt te rijden, zou het veel beter zijn dat de supermarkt tot bij de klant komt. Als vijftien gezinnen in een straat
of wijk meedoen, wordt het voor de supermarkt interessant om boodschappen aan huis te leveren. En dat kan je dan koppelen aan de leefstraat.’ Ten slotte is er een groep vrijwilligers aan de slag rond het fietsnetwerk. Ze gaan ervan uit dat er zonder grote investeringen in fietsinfrastructuur quickwins te maken zijn. Ze willen een soort van ‘bison futé-netwerk’ uittekenen van vaak autoluwe routes voor functioneel fietsverkeer. Misschien kunnen die zelfs bewegwijzerd worden volgens het systeem van de fietsknooppunten. Dat initiatief heeft een link met het Gents halfuurtje, een van de vijf harde keuzes. Dat Gents halfuurtje wil zeggen dat je in een halfuur overal in Gent moet geraken met het openbaar vervoer of de fiets. Verre horizon De groep van vijfentwintig voorlopers is intussen ontbonden maar ze blijven wel bij het traject betrokken via de icoonprojecten. En via de Fiets van Troje-cafés. Begin februari werd het eerste café georganiseerd, de bedoeling is om het iedere maand te doen, telkens op een andere locatie. Het is een informele bijeenkomst van enkele deelnemers aan de transitiearena, mensen die met projecten bezig zijn en geïnteresseerde buurtbewoners. De transitiearena heeft duidelijk iets op gang gebracht in Gent, maar dat is nog geen garantie voor succes. Alles staat of valt met de experimenten met de icoonprojecten. Tim Scheirs: ‘Een transitiearena is niet alleen iets voor een stad, in elke gemeente is er creativiteit en energie aanwezig om zo’n proces op te zetten. Maar het vraagt een andere inzet van de medewerkers en het bestuur. Doorgaans zoeken we een zo breed mogelijk draagvlak. Onze hele communicatie is daarop afgestemd: zo veel mogelijk mensen bereiken met het idee dat we de wereld morgen al kunnen veranderen. Een transitiearena gaat in de diepte, met mensen met een koplopersprofiel. En de horizon ligt veel verder in de toekomst.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
Eandis, uw partner in energiebesparing en innovatie
Uw energiefactuur verlagen ? Contacteer Eandis - Energiediensten voor Lokale Besturen ( EDLB ) voor : • gratis energieaudit en -advies • studie- en coördinatiediensten : - isolatie bouwschil - HVAC en regelingen - monitoring en energiebeheer - hernieuwbare energie - onderhoud
• energiezuinige openbare verlichting en feestverlichting • derdepartijfinanciering • premies voor lokale besturen energiediensten@eandis.be
Lokaal 1 maart 2013
47
special
mobiliteit
Het functietoekenningsplan voor landelijke wegen Landelijke wegen worden almaar intenser en gevarieerder gebruikt. Daardoor ontstaan meer verkeersonveilige situaties en stijgen de onderhoudskosten. Voor plattelandsgemeenten is het een immense opdracht landelijke wegen veilig te maken en veilig te houden. Om ze in staat te stellen het landelijk weggennet duurzaam in te richten en te beheren werd in opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij een nieuwe methodiek ontwikkeld: het functietoekenningsplan. tekst liesbet belmans beeld daniel geeraerts
L
andelijke wegen zijn de dragers van het platteland. Landbouw en toerisme, twee belangrijke economische sectoren, kunnen niet zonder. De laatste jaren is het gebruik van deze wegen intenser en gevarieerder geworden. Dit is het gevolg van meer landbouwverkeer met grotere machines, maar ook van nieuwe activiteiten. Een toenemend aantal mensen gaat op het platteland op zoek naar rust, gezondheid, authenticiteit, stilte, onthaasting. Fietsers, wandelaars, mountainbikers of ruiters zijn niet meer weg te denken op de landelijke wegen. Terwijl de weg vroeger alleen voor enkele kleine landbouwvoertuigen uitgerust moest zijn, moeten wegenbeheerders vandaag met al die gebruikers rekening houden. Vaak lopen toeristische netwerken over de plattelandswegen, zodat mensen verwachten dat die goed uitgerust zijn. Bovendien worden landelijke wegen dikwijls als sluipweg gebruikt, wanneer de doorstroming op hogere wegen stokt. Dit sluipverkeer verhoogt het onveiligheidsrisico op plattelandswegen. Veel plattelandsgemeenten vragen zich af hoe ze hun landelijke wegen veilig kunnen inrichten en efficiënt kunnen
48 1 maart 2013 Lokaal
beheren. Het is immers een immense opdracht geworden, terwijl er vaak niet voldoende financiële en personele capaciteit aanwezig is. Plattelandsgemeenten hebben een uitgebreid wegennet, maar hun fiscale draagkracht is beperkt. Ze
in het EFRO-project Onderzoek naar de opmaak van een functietoekenningsplan voor de Landbouwwegen in de Westhoek. Voor een grote groep Westhoekgemeenten werd toen een functietoekenningsplan opgemaakt. In 2011 startten
Afspraken maken met de buurgemeenten over de functie van gedeelde landelijke wegen is noodzakelijk om een goed werkend landelijk wegennet tot stand te brengen. hebben een lage belastbare basis, een relatief lage bevolkingsdichtheid en mogen geen grote bedrijfsactiviteiten herbergen. Daardoor is het bijna onmogelijk de vele kilometers landelijke wegen op hun grondgebied passend te onderhouden. Beperkte middelen gericht inzetten Gezien de talrijke problemen en de schaarse middelen is een planmatige werkwijze noodzakelijk. Het functietoekenningsplan kan daarbij helpen. De methodiek werd in opdracht van de Vlaamse Landmaatschappij ontwikkeld
de Vlaamse Landmaatschappij en de VVSG een vervolgstudie met het EFROproject Landbouwwegen. De methodiek werd uitgewerkt met steun van EFRO, de VLM, de VVSG en de provincie WestVlaanderen. Hij werd ook al toegepast in de regio’s Brechtse Heide, Schelde-Leie, Bulskampveld en de Zwinstreek. In een functietoekenningsplan wordt een gebiedsdekkende visie voor het landelijke weggennet geformuleerd. Het plan spreekt zich uit over lokale wegen type III (en uitzonderlijk ook voor type
Geraardsbergen 24 april Aarschot 25 april
De methodiek van het functietoekenningsplan
Wegenbeheerders moeten vandaag in landelijk gebied niet alleen rekening houden met grote landbouwmachines, maar ook met fietsers, wandelaars, mountainbikers en ruiters.
II), die in het buitengebied liggen en die geen trage wegen zijn. Na een inventarisatie van de landelijke wegen kan de gemeente voor elke weg de gewenste functie aanduiden: welke gebruikers willen we hier graag en welke liever niet? Elke landelijke weg wordt zo op basis van zijn functie ingedeeld bij een bepaald type. In eerste instantie zijn er twee groepen: wegen die nog een relatief belangrijke verkeersfunctie hebben en wegen die een louter toegang verlenende en/of recreatieve functie hebben. In tweede instantie zijn er in de studie per groep types bepaald, afhankelijk van de belangrijkste verkeersdeelnemer. Het functietoekenningsplan kan opgemaakt worden voor het grondgebied van één gemeente, maar vaak is het nuttig met verschillende buurgemeenten één visie op te stellen. Het landelijk gebied stopt immers niet aan de gemeentegrens. Afspraken maken met de buurgemeenten over
de functie van gedeelde landelijke wegen is noodzakelijk om een goed werkend landelijk wegennet tot stand te brengen. Functies beschermen Zodra er consensus is over de functie (het type) van de landelijke weg, is het duidelijk welk gebruik gewenst is en dus beschermd moet worden, en welk gebruik moet worden tegengegaan. Het functietoekenningsplan kan vervolgens als leidraad dienen voor een duurzame inrichting en onderhoud, voor de juiste investeringen. Afhankelijk van het gewenste verkeer moeten immers specifieke maatregelen genomen worden om het eigenlijk gebruik af te dwingen, bijvoorbeeld via regelgeving (aanwijs-, verbods- en onderborden), snelheidsremmende maatregelen, selectieve toegangen of aanpassingen aan het wegprofiel. In de studie Landbouwwegen wordt ook hierop dieper ingegaan. Zo wordt
Op deze vormingsochtend voor ge‑ meentebesturen laat de VVSG u ken‑ nismaken met de methodiek van het functietoekenningsplan en is er vol‑ doende tijd om vragen te stellen aan experts van de Vlaamse Landmaat‑ schappij (VLM) en van het studiebu‑ reau Mint, dat de studie in opdracht van de VLM uitvoerde. Opgelet, de plaatsen zijn beperkt. Inschrijven tot 10 april bij mark.ver‑ maerke@vvsg.be, T 02 211 55 53. Meer informatie: www.vvsg.be/platteland Deelnameprijs: 80 euro per persoon. Elke deelnemer ontvangt de VVSGpublicatie Een nieuwe aanpak voor landelijke wegen. Het functietoekenningsplan, die u ook apart kunt be‑ stellen bij els.mortier@politeia.be of www.politeia.be voor 35 euro (leden VVSG) of 49 euro (niet-leden VVSG).
er per type landelijke weg een duidelijke wegprofiel voorgesteld. Daarbij wordt niet alleen uitspraak gedaan over het functionele wegprofiel voor de gebruikers maar ook over de groene aankleding (bermen, bomenrijen, grachten) en de inpassing in het bestaande landschap. Op die manier heeft elk bestuur met het functietoekenningsplan het juiste instrument in handen om zowel het beheer als de inrichting en het onderhoud van landelijke wegen op de juiste manier te organiseren. Liesbet Belmans is VVSG-stafmedewerker Platteland
Lokaal 1 maart 2013
49
special
mobiliteit
En het goederenvervoer? Oeps, vergeten! Goederenvervoer krijgt nog steeds opvallend weinig aandacht, zowel op Vlaams als op lokaal niveau. Nochtans voelt een stad of gemeente de gevolgen van slecht georganiseerd goederentransport. Brengen de nieuwe bestuursploegen daar verandering in? En waar beginnen ze het best? tekst bart palmaers beeld citydepot
W
e nodigen u uit het gemeentelijk mobiliteitsplan er even bij te nemen. Sla het open en ga na hoeveel aandacht er aan goederenvervoer wordt besteed. Als u niet onmiddellijk een aanknopingspunt vindt, hoeft u heus niet te blijven zoeken. Want de kans is groot dat er ofwel geen woord ofwel slechts een klein hoofdstukje gewijd is aan het goederentransport in, van en naar uw stad of gemeente. We gaan in dit artikel niet op zoek naar een zondebok. Want er spelen verschillende factoren mee, gaande van de complexiteit van de problematiek en de veelheid aan betrokkenen, over de beperkte stimuli vanuit het Vlaamse beleid, tot de grote aandacht die – overigens terecht – naar het personenvervoer gaat. Betekent dit dat er geen beleid of maatregelen nodig zijn? Is er met andere woorden wel een probleem? Goederenvervoer onderschat Allereerst, wat valt er allemaal onder goederenvervoer? Uit de mobiliteitsplannen blijkt dat de steden en gemeenten zich nog het meest zorgen maken over de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen en de overlast ten gevolge van zwaar doorgaand verkeer in centra en woongebieden. Maar goederenvervoer omvat ook de bevoorrading van winkels in de kernwinkelgebieden, de toenemende thuisleveringen van internetaankopen, alle bouw- en werfverkeer, afvaltransporten, laden en lossen, parkeerplaatsen voor vrachtwagens, waardetransport, koerierdiensten, bevoorrading van horecabedrijven of bedrijfs- en zorgkeukens. Spijtig genoeg bestaan er in Vlaanderen relatief weinig cijfergegevens over goederenvervoer, zeker wat betreft het
50 1 maart 2013 Lokaal
transport dat de stads- of dorpskernen als bestemming of oorsprong heeft. Voor wat het waard is, toch enkele cijfers. Het Federaal Planbureau berekende dat het goederenvervoer over de weg in 2009 al 11 miljard voertuigkilometers aflegde en het verwacht dat dit tegen 2030 met meer dan 50% zal toenemen. (Over dezelfde periode zou het personenvervoer met ‘maar’ 30% stijgen.) In een stad zou het goederenvervoer tot 30% van de afgelegde kilometers vertegenwoordigen. Daarvan kan tot 40% toegewezen worden aan bouwwerfgerelateerde logistiek en tot 30% aan de belevering van winkels. Al dit transport beïnvloedt de leefbaarheid voor de inwoners en de economie in een stad of gemeente sterk: verkeersconges-
voor de bevoorrading van de steden. Laten we daarom de stedelijke distributie eens wat beter bekijken. Stedelijke distributie omvat alle stadinwaartse, staduitwaartse en intrastedelijke goederenvervoersbewegingen. Een snelle screening van de recent afgesloten bestuursakkoorden levert hier en daar duidelijke ambities op. Mechelen, Roeselare, Gent en Oostende onderzoeken de haalbaarheid van een stedelijk distributiecentrum of plannen er al een. Gent onderzoekt de haalbaarheid van een centraal distributiecentrum voor de eigen stedelijke overheidslogistiek. Mechelen en Gent bestuderen de mogelijkheden van bevoorrading via het water. Antwerpen overweegt de invoering van een lage-
Stadsdistributie is een mooi voorbeeld van een integrale benadering zoals beoogd wordt in de meerjarenplanning. tie, verkeersonveiligheid, slechtere luchtkwaliteit, geluidshinder, hogere kosten voor de overheid (inzet politiediensten of onderhoud wegen), onaantrekkelijke winkelgebieden, moeilijke bereikbaarheid van kantoren en bedrijven, verminderde attractiviteit van de binnenstad, en ga zo maar door. We pikken er even de luchtkwaliteit uit: tot 40% van de CO2emissies door transport wordt toegeschreven aan het vrachtvervoer. Stilaan aandacht voor stedelijke distributie Op het gemeentelijke niveau lijkt de belangstelling voor goederenvervoer nu toch toe te nemen, en meer bepaald die
emissiezone en start een proefproject voor bundeling, in aanloop naar een watergebonden stedelijk distributiecentrum. Daarnaast denken verschillende steden na over uitleverpunten op vlot bereikbare plaatsen, waar aankopen opgepikt kunnen worden, voertuigbeperkingen of inzet van automatische nummerplaatherkenning. Dergelijke initiatieven wijzen duidelijk op groeiende aandacht voor stedelijk goederenvervoer. De realisatie ervan kan een belangrijke katalysator zijn voor meer actiebereidheid bij andere steden. Neem bijvoorbeeld het project CityDepot, dat op 6 februari de Thuis in de Stadprijs voor vernieuwende stadsprojecten
won. CityDepot slaagt erin de traditionele logistieke keten te doorbreken en het aantal voertuigkilometers in de stad te verminderen én te vergroenen. Dat gebeurt door de lokale handelaars te overtuigen van de voordelen van een gebundelde belevering die gekoppeld wordt aan bijkomende diensten (zoals het meenemen van lege verpakkingen, aanbieden van opslagruimte of afhandelen van internetaankopen). Deze erkenning is belangrijk vanwege de ruime aandacht die eruit voortvloeit, maar nog meer omdat ze de brede waaier aan voordelen op het vlak van duurzaam stadsbeleid extra in de verf zet. Waar beginnen? Steden die werk willen maken van een slimmere en milieuvriendelijker organisatie van het stedelijk goederenvervoer, staan echter voor een hele klus. Waar begin je, met zo veel deelaspecten, een grote groep externe partners (transporteurs, retailers, kleine zelfstandigen, bouwondernemingen) en – even belangrijk – zo veel stadsdiensten? Naast een evidente rol voor de sector mobiliteit is de betrokkenheid vanuit onder meer ruimtelijke ordening, milieu en economie even cruciaal. Samenwerking is dus noodzakelijk. En om de nodige kennis van zaken qua logistiek binnen te halen is ook de samenwerking met het bedrijfsleven incontournable. De VVSG heeft dan ook hard gepleit om in het kader van het PIEK2project ook procesbegeleiding aan te bieden om deze noodzakelijke lokale stakeholdersdialoog in enkele steden op gang te brengen. Verder moet er op korte termijn geïnvesteerd worden in de opmaak van bevoorradingsprofielen voor (minstens) de
centrumsteden. De ontoereikendheid van de beschikbare gegevens vormt een te grote hindernis voor degelijk beleid. Enkel aan de hand van juiste en complete
vend en stimulerend zijn, en zeker niet regulerend en verplichtend. Enkel op die manier is het vereiste lokale maatwerk mogelijk. Bovendien moet Vlaanderen ook op dit vlak meer integraal aan de slag. Alleen via een doorgedreven betrokkenheid van andere departementen zoals ruimtelijke ordening, milieu en economie kan een slimmere en duurzamere organisatie van de (stedelijke) logistiek tot stand komen. Een voorbeeld:
CityDepot slaagt erin de traditionele logistieke keten te doorbreken en het aantal voertuigkilometers in de stad te verminderen én te vergroenen. cijfers kan een stadsbestuur het kader creëren waarbinnen de distributie van goederen voor alle betrokkenen vlot en gunstig kan verlopen. Het beleid kan immers alleen uitgevoerd worden, als de private sector de duurzaamheidsambities ervan economisch weet te rentabiliseren. Maar steden moeten vooral durven en dóén. Door samen met de private stakeholders tastbare en zichtbare proefprojecten te lanceren binnen specifieke niches waar met beperkte inspanningen een maximaal (maatschappelijk) terugverdieneffect gerealiseerd kan worden, kan een groter draagvlak voor stelligere ambities ontstaan. En wat doet Vlaanderen? De steden moeten het initiatief nemen om de uitdagingen op het gebied van stadsdistributie op te lossen. Maar ze moeten en kunnen het niet alleen doen. Niet alleen overstijgen verschillende aspecten het stadsniveau, de logistieke sector is absoluut niet op lokaal niveau georganiseerd. Daarom dringt de VVSG er bij de Vlaamse overheid al enkele jaren op aan werk te maken van een duidelijk beleidskader voor stedelijke distributie. Dat moet in de eerste plaats richtingge-
waarom biedt Vlaanderen geen afwegingskader en richtcijfers aan om de logistieke effecten van grote handels- of industriële ontwikkelingen beter te kunnen beoordelen? Tot slot kan Vlaanderen gebruik maken van het huidige momentum. Door op korte termijn slim mee te investeren in de broodnodige dataverzameling en door enkele goed gekozen stedelijke proefprojecten op te zetten kan er snel vaart komen in een stedelijk distributiebeleid in Vlaanderen, in navolging van onze buurlanden. In de schoot van de VVSG-overlegtafel Stedelijke Distributie bundelden enkele stedelijke pioniers hun verwachtingen tegenover de Vlaamse overheid én de steden in een bondige inspiratienota. Sla het gemeentelijk mobiliteitsplan maar even weer dicht, en laat u eerst inspireren om snel aan de slag te gaan. Bart Palmaers is VVSG-stafmedewerker economie
De inspiratienota vindt u samen met veel achtergrondinformatie op www.vvsg.be, knop economie, stedelijke distributie
Lokaal 1 maart 2013
51
terugblik op 100 jaar Vereniging van Belgische, 20 jaar Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten
1
2
T
ussen 1800 en 1900 zagen de trein, de fiets, de auto en het vliegtuig het licht. In de voorbije honderd jaar verfijnden deze vervoermiddelen almaar verder en werden ze uiteindelijk voor iedereen toegankelijk. Vooral de invloed van de motorisering op onze samenleving is immens zowel in gedrag als in beslag op ruimte. Maar ook vele dorpskernen maakten de voorbije decennia een absurde evolutie door: de smalle straatjes waardoor de auto’s zich moesten wurmen werden in de loop van de jaren zeventig verbreed – soms moesten er hele huizenblokken voor wijken – maar twintig jaar later vond iedereen dat de auto’s er veel te snel reden en dus werden ze optisch versmald met vluchtheuvels en verkeersdrempels. Alles was beter bij het oude gebleven. En ook al konden we ons de voorbije eeuw almaar sneller verplaatsen, al in 1959 besefte Harry Mulisch inHet Stenen Bruidsbed: ‘De ziel van een mens reist nog altijd met de snelheid van een paard.’
3
Honderd jaar mobiliteit 5
4
52 1 maart 2013 Lokaal
6
7
8
9
1 1929 – Op 4 augustus 1929 vaart het cruiseschip S.S. Brazza de haven van Zeebrugge binnen, na een cruise langs mediterrane bestemmingen. © fotograaf Arthur Brusselle, Verzameling Brusselle-Traen 2 1924 – Huwelijksreis van Jean Bamps en Maria Piette naar Lourdes. Tongeren © privécollectie 3 1947 – Met de autocar naar Lourdes. Lennik. © Lenniks Archief 4 1928 – Alex Van Dijck sloot een weddenschap van 500.000 frank en trok gedurende acht jaar te voet met een hondenkar de wereld rond. © SAL Digitale collectie Stadsarchief Lier 5 Tussen 1920 en 1930 – Tussen de twee Wereldoorlogen poseert Doelenaar Frederik Smet (tweede van rechts) met soldaten op de fiets. De locatie is niet gekend. © Particuliere Collectie Smet 6 1930 – In de Lierse Liperstraat reed een tram op een gespan in. Een tractor probeerde de sporen weer vrij te krijgen. © SAL Digitale collectie Stadsarchief Lier 7 1945 - Om 3 uur in de vroege ochtend fietste de garnaalverkoper Georges Ivens van Kieldrecht naar Charlerloi om er garnalen te verkopen. © Particuliere Collectie Noël De Cock 8 1979 – Vertrekpunt buslijn 16A van Heist-op-denBerg naar Aarschot via café Egypte en de Liersesteenweg. © Gemeentearchief Heist-op-den-Berg 9 1919 –Florimond Houdmont poseert met zijn drie zonen op de volgestouwde paardenkar. Zoon Pierre schakelt later over van paarden naar vrachtwagens. Brugge. © fotograaf Alfons Watteyne, verzameling J. A. Rau
Lokaal Lokaal11maart maart2013 2013
53
rubriek beleid
‘EBEM is een kleine speler. Als klanten problemen hebben, krijgen ze snel een oplossing. Bij andere leveranciers komen klanten bij een callcenter terecht, hier bij een van onze vier werknemers.’
Een filmpje vindt u ook op www.vvsg.be.
54 1 maart 2013 Lokaal
mens & ruimte interview Frank Wilrycx
Gemeentelijk energiebedrijf levert mooie cijfers op Frank Wilrycx is burgemeester van Merksplas sinds 2001, het jaar dat de energiemarkt vrijgemaakt werd. Als kersvers burgemeester stond hij aan de wieg van twee gemeentelijke energiebedrijven. Niet evident, maar hiermee rijdt deze kleine Kempische gemeente wel haar begroting dicht. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere
L
ange tijd voerde elke gemeente de regie over de eigen energie: ze legde de kabels, zette de cabines en leverde de energie bij de huishoudens en bedrijven. Maar zo’n veertig, vijftig jaar geleden besloten de meeste gemeenten om voor deze vrij ingewikkelde materie samen te gaan werken in intercommunales: in zuivere intercommunales van uitsluitend gemeenten en in gemengde intercommunales van gemeenten met Electrabel. Maar net als enkele andere kleine gemeenten besliste Merksplas om zelf te blijven instaan voor de energiedistributie en de aansluitingen. Tot in 2001, bij de vrijmaking van de energiemarkt, want toen moest het distributienetwerk (kabels en cabines) in andere handen komen dan de klanten. De zuivere sector splitste in Infrax, voor het distributienetwerk en Luminus voor de klandizie. De gemengde sector werd enerzijds Eandis, anderzijds Electrabel consumer solutions. Op dat moment stopten alle gemeenten met hun regie. Ze verkochten hun net en hun klanten aan de intercommunales, behalve Merksplas. Daar kwam er begin 2001 een compleet nieuw bestuur met een nieuwe en toen nog zeer jonge burgemeester: Frank Wilrycx.
Hoe splitste Merksplas die regie toen op? ‘Net zoals de zuivere sector hebben we toen voor het distributienetwerk het Autonoom Gemeentebedrijf voor Energie van Merksplas (AGEM) opgericht en daarnaast het Elektriciteitsbedrijf Merksplas (bvba EBEM) voor de klanten: de inwoners en de bedrijven van Merksplas. Sindsdien produceren we ook zelf energie: de fakkel, die het gas van het gemeentelijk stort afvoerde, werd vervangen door een motor die 500 tot 700 gezinnen van energie voorziet. Dit is eindig, maar we hebben toch nog wel energie voor een aantal jaren. EBEM is ook uitgebreid en heeft een vergunning om gas en elektriciteit in heel Vlaanderen te leveren. Wij zijn dan ook goed gegroeid en hebben klanten over heel Vlaanderen, allemaal met maar vier werknemers.’ Waarom is elektriciteit van Merksplas aantrekkelijk voor klanten elders in Vlaanderen? ‘EBEM is een kleine speler. Als klanten problemen hebben, krijgen ze snel een oplossing. Bij andere leveranciers komen klanten bij een callcenter terecht, onze klanten komen bij een van die vier werknemers terecht. Wij hebben weinig vaste kosten. Naast onze eigen productie Lokaal 1 maart 2013
55
mens & ruimte interview Frank Wilrycx
kopen we ook stroom van warmtekrachtkoppelingen en zonnepanelen bij de tuin- en landbouwbedrijven hier in onze regio, daarnaast halen we heel veel energie uit waterkrachtcentrales uit Scandinavië.’ Waarom heeft Merksplas hardnekkig vastgehouden aan het energiebedrijf? ‘We hebben altijd de traditie gehad om in onze eigen energie te voorzien. In Merksplas is er weinig industrie en we kunnen ook geen bedrijventerrein aanleggen. We zijn maar met 8700 inwoners en dat op een uitgestrekt grondgebied van 4500 hectare. Energie is een alternatieve inkomstenbron. We hebben 3000 afnemers in Merksplas en 17.000 erbuiten. Het voordeel is dat de winst die we maken op 20.000 klanten onze gemeentelijke begroting dichtrijdt. Zij financieren eigenlijk onze gemeentelijke werking. We kopen en verkopen, we hoeven geen herstellingen te doen. We hebben serieus geïnvesteerd in het informaticapakket waardoor we onze klanten zeer goed bedienen. Ze kunnen altijd hun stand van zaken bekijken, en de facturatie is duidelijk. Daar zorgt EBEM dus voor.’ Als het zo goed gaat, waarom heeft de gemeente dan een van de bedrijven verkocht? ‘We konden niet anders. AGEM, onze distributienetbeheerder, beheerde tot vorig jaar de kabels en cabines in de gemeente. We hadden een zeer goed net. Je zult hier geen kabel boven de grond zien liggen, alles is ondergronds. Omdat het zo gesofisticeerd is, hebben we geen verlies op het net. Er was nog een voordeel: een elektriciteitspanne kon snel hersteld worden want de mensen van AGEM woonden hier. Maar het toegenomen aantal groenestroomcertificaten en de vele warmtekrachtcertificaten van onze tuinbouwbedrijven, die van de Vlaamse overheid ten laste moesten komen van de verbruikers van hetzelfde distributiegebied, leidden ertoe dat onze tarieven enorm zouden stijgen. Al die kosten moesten immers gedeeld worden door de 3500 gezinnen van Merksplas. En aangezien er in Merksplas ongeveer zeven maal meer geproduceerd wordt dan er verbruikt wordt, zou dit tot meer dan een verdubbeling van het distributienettarief leiden. Er was geen andere keuze en dus hebben we ons autonoom gemeentebedrijf verkocht aan Iveg, deel van Infrax. Dat is heel spijtig, want door die Vlaamse wetgeving moesten we een gezond bedrijf verkopen. Dat deed zeer. We moesten dat trouwens ook 56 1 maart 2013 Lokaal
doen omdat de Antwerpse haven met hetzelfde probleem werd geconfronteerd. De haven was ook netbeheerder, we werkten zeer intens samen en deelden de informaticakosten. Zij waren verplicht om te verkopen en toen moesten wij ook volgen. Het is pervers: vroeger verbood het havenbedrijf zonnepanelen te leggen omdat zij dan die certificaten ter plaatse moesten betalen. Nu zie je in de haven wel overal panelen verschijnen.’ EBEM levert groene stroom. Waarom die keuze? ‘We waren samen met Luminus en Electrabel de eerste op de markt en toen kwamen Essent en Nuon, en andere grote spelers op Europees vlak. Hoe konden we ons onderscheiden? We hebben beslist een kleinschalige leverancier te blijven die exclusief groene energie aanbiedt, met een excellente dienstverlening waarbij je geen tien keer wordt doorgeschakeld en waar de mensen je na veertien dagen nog kennen, want ze zijn maar met vieren. Van onze klanten ontvangt de ombudsman maar weinig klachten. Als een klant wil overschakelen naar EBEM, moet EBEM dat in orde brengen. Dat is niet voor elke gemeente weggelegd natuurlijk. We hebben dat toen beslist, we zouden het doen, klonk het niet, dan botste het maar. Steve Stevaert was toen minister van Energie, we werden echt niet au sérieux genomen, we waren het “geval Merksplas”.’ ‘Onze prijs voor elektriciteit is variabel en gekoppeld aan de Endex, de Nederlandse beurs voor elektriciteit. Voor gas gebeurt dit identiek, maar dan met de TTFquotering. Ook zijn we constant op zoek naar groenestroomprojecten in Vlaanderen, omdat EBEM honderd procent groene stroom levert. Maar het is moeilijk in Vlaanderen om voor windmolens vergunningen te krijgen. Momenteel hebben we onze hoop gesteld op een nieuwe biogasinstallatie: samen met IOK en het Vito van Mol gaan we, via vergisting van het groente-, fruit- en tuinafval en bermmaaisel, biogas omzetten in warmte en elektriciteit. Als andere gemeenten projecten opstarten, zijn we altijd bereid om dit samen uit te werken. Vanwege de manier waarop de gemeente de laatste tien jaar met energie is omgegaan, kwamen we in de wedstrijd Duurzaamste gemeente van België maar nipt achter de winnaar, de stad Namen.’ EBEM is een bvba en de gemeente is de enige aandeelhouder. Krijgt u een extra vergoeding? ‘De politici van Merksplas hebben nooit presentiegeld
Frank Wilrycx: ‘Energie is een alternatieve inkomstenbron. De winst die we maken op 20.000 klanten rijdt onze gemeentelijke begroting dicht. Zij financieren eigenlijk onze gemeentelijke werking.’ gekregen, noch een kostenvergoeding, alles gebeurde pro Deo. Dit in tegenstelling tot een intercommunale, waar de bestuurders presentiegeld krijgen. Op de gemeenteraad wordt over deze materie altijd in unanimiteit beslist, er bestaat echt consensus over, hierin mag het politieke spel niet spelen. We spelen hier altijd met open kaarten, ook vanuit de oppositie. Het is jammer dat we het autonome gemeentebedrijf moesten verkopen, maar als we dat hadden gehouden, hadden we de tarieven moeten verhogen. En het is ook niet zo evident om je eigen netbeheerder te zijn, dat vraagt een bepaalde kennis. Maar dat geldt ook voor EBEM, het is een specifieke niche, er bestaan geen precedenten. Voor een bepaalde gemeenteraadsbeslissing vroegen we advies aan de Toezichtraad, maar zij wisten het ook niet, dus beslisten we het maar op een bepaalde manier te doen. Omdat we zo klein waren, kon nieuwe wetgeving ook goed aan ons getoetst worden. Een maatregel had immers onmiddellijk effect op ons. Zo was dat ook met die groenestroomcertificaten: AGEM, onze distributienetbeheerder, is het eerste slachtoffer van de explosie van deze certificaten. Gelukkig hebben we EBEM nog.’ En is de bevolking mee? Plukt ze mee de vruchten? ‘Eerst leverden we enkel elektriciteit aan de 3500 gezinnen van Merksplas. Later zijn we met gas begonnen en ondertussen is meer dan de helft van de bevolking van Merksplas die op gas verwarmt, overgestapt op EBEM. Dat is volgens mij het bewijs dat de mensen het opvolgen en dat ze erachter staan. Maar het heeft ook nadelen, hoor. Het vergt heel veel werk, zeker die eerste jaren hebben we er met het college veel tijd en energie in gestoken. Maar door onze energie-inkomsten kunnen we onze aanvullende personenbelasting (APB) en de
opcentiemen (OPC) op de onroerende voorheffing onder het Vlaams gemiddelde houden. Bovendien heeft onze gemeente een mooi sportcomplex en gemeenschapscentrum, zonder energie-inkomsten waren die er niet geweest of was het bescheidener uitgevallen.’ ‘En aangezien we geen woonuitbreidingsgebied en slechts een beperkte KMO-zone mogen aansnijden, zullen onze belastinginkomsten ook de volgende jaren niet stijgen. We hadden gehoopt op het Vlaamse plattelandsfonds, maar dit is door de Vlaamse regering uitgesteld.’ ‘Dat zijn twee handicaps. Maar we hebben ook troeven: naast de rust en de landbouw is dat de kolonie, waarvoor we samen met enkele Nederlandse kolonies een dossier tot erkenning als Unesco-werelderfgoed hebben ingediend. De beslissing valt in 2018. Die kolonie krijgt een toeristische herbestemming, waarvoor Vlaanderen en de provincie Antwerpen op tien jaar ongeveer 37 miljoen euro uittrekken. En dat past perfect in ons energieverhaal. Net zoals de vroegere steenfabriek de stenen voor alle huizen en de andere gebouwen van de kolonie hier hebben geleverd, willen we dat nu met energie doen.’ ‘Met onze nieuwe biogasinstallatie willen we honderd procent energierecuperatie realiseren, dus zowel de elektriciteit als de warmte volledig benutten. Als afnemer van de warmte denken we daarbij aan de kolonie van Merksplas, maar ook aan de gevangenis en hopelijk aan een nieuwe gevangenis. Dit is de enige gemeente die graag een gevangenis op het grondgebied krijgt, omwille van de tewerkstelling en dan nog met een lage ecologische voetafdruk. Dit idee zit nog in de pijplijn, maar het kan op vrij korte termijn worden gerealiseerd.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
Gent 19 maart
Energiedag voor lokale besturen Nieuwe mandatarissen maar ook ambtenaren-energiespecialisten vinden op deze tweede energiedag inspiratie en concrete voorbeelden over actuele ontwik-
kelingen. De dag kost 79 euro voor leden, maar niets voor burgemeesters en schepenen die deelnemen aan de ronde tafel Burgemeesterconvenant.
Inschrijven tot 12 maart op congrescentrum.vvsg.be, Informatie: alex.verhoeven@vvsg.be
Lokaal 1 maart 2013
57
mens en ruimte ruimtelijke ordening
Zuid-West-Vlaanderen energieneutraal in 2050 De productie van hernieuwbare energie is er lager, de kostprijs van energie hoger dan in andere regio’s. De gebouwen zijn er minder goed geïsoleerd, de energiearmoede is er groter. De automobiliteit overheerst. Redenen genoeg voor lokale en regionale partners om de schouders onder een regionale energiestrategie te zetten. Doelstelling: Zuid-West-Vlaanderen energieneutraal in 2050. tekst bart van moerkerke beeld daniel geeraerts
D
e Europese 20/20/20-doelstellingen – 20 procent hernieuwbare energie, 20 procent meer energie-efficiëntie en 20 procent minder CO2-uitstoot in 2020 tegenover 1990 – zijn maar een eerste stap. In 2050 moet het energiesysteem in de Unie duurzaam en koolstofarm zijn. Die transitie zal grote, gezamenlijke inspanningen vragen van de hele Europese samenleving. Vooral energie besparen Een uitgebreide energiestuurgroep van regionale en lokale spelers in Zuid-WestVlaanderen heeft een regionale energiestrategie uitgetekend, een visie en denkkader over de omgang met energie de komende decennia. De centrale doelstelling is: Zuid-West-Vlaanderen energieneutraal in 2050. ‘De regio is voor 98,5 procent afhankelijk van de import van energie. Ongeveer 12,5 procent van de bruto toegevoegde waarde of bijna een miljard euro gaat naar energie en vloeit dus weg uit de regio,’ zegt Dominiek Vandewiele van Leiedal, de streekontwikkelingsintercommunale van dertien gemeenten. En zo heeft de regio nog wel enkele tere plekken. De mogelijkheden om hernieuwbare energie op te wekken zijn vrij beperkt. De kostprijs van de energie is hoger dan in andere regio’s in Vlaanderen: de verspreide bebouwing brengt mee dat er meer meters net nodig zijn. De gebouwen zijn minder goed geïsoleerd. Het risico op energiearmoede is hoger. Het ruimtelijk patroon is geënt op het autoverkeer. De uitgangssituatie van Zuid-West-Vlaanderen op energievlak is dus echt niet rooskleurig. Leiedal kijkt naar energie vanuit het oogpunt van streekontwikkeling. Natuur-
58 1 maart 2013 Lokaal
lijk is de vermindering van de CO2-uitstoot cruciaal, maar er is meer dan het milieuaspect alleen. Energie moet een troef worden die de welvaart van de regio ten goede komt, in plaats van een kostenfactor. Dominiek Vandewiele: ‘Als we bijvoorbeeld het geld dat we nu uitgeven om aardgas te importeren, investeren in het isoleren van gebouwen, dan brengt dat lokale tewerkstelling mee en een lagere verwarmingsfactuur. Dat is dan weer belangrijk om energiearmoede tegen te gaan. Lokale besturen en streekactoren beschikken over hefbomen om de energie-
‘harde’ thema’s die CO2-gerelateerd zijn en drie ‘zachte’ die dwars door de vier eerste lopen. De grote lijn: de regio kan veel meer winst boeken met energie besparen dan met hernieuwbare energie opwekken. Het eerste harde thema is: alle gebouwen energieneutraal tegen 2050. Dominiek Vandewiele: ‘De woningen zijn goed voor 36 procent van de CO2-uitstoot. Nieuwbouw moet zo snel mogelijk energieneutraal zijn, dat wil zeggen dat de woning even veel energie verbruikt als er lokaal wordt geproduceerd. Die lokale
Energie moet een troef worden die de welvaart van de regio ten goede komt, in plaats van een kostenfactor. kosten en het energieverbruik onder controle te houden. Op de prijszetting hebben we geen impact maar via het woonbeleid, stedenbouw, mobiliteit, het milieubeleid, de eigen gebouwen kunnen we veel bereiken. Energie is een thema dat dwars door andere beleidsdomeinen loopt. Een energie- of duurzaamheids-ambtenaar alleen zal het probleem niet oplossen, we zullen het thema in de bestaande beleidsdomeinen moeten integreren.’ Een regionale strategie is logisch voor Dominiek Vandewiele: gezamenlijke kennisopbouw, kostendeling, dossiers van hernieuwbare energie zijn vaak intergemeentelijk, verschillende partners zoals Leiedal of het Welzijnsconsortium werken al bovenlokaal enzovoort. Vier harde thema’s De regionale energiestrategie telt zeven strategische doelstellingen. Er zijn vier
productie kan verschillende vormen aannemen: we kunnen die bekijken op het niveau van de woning maar misschien is het veel efficiënter om naar het niveau van de wijk te kijken. Een warmtenet bijvoorbeeld functioneert op wijk- of zelfs gemeenteniveau. Het zal telkens maatwerk zijn, de komende jaren moeten we daarover kennis opbouwen.’ Niet zozeer de nieuwbouw, maar het bestaande patrimonium is de kern van het probleem. 70 procent van de gebouwen in 2050 staat er nu al. ‘Hoe we die energieneutraal zullen krijgen, weten we nog niet. We zullen bouwers en verbouwers veel beter moeten ondersteunen, financieel en technisch. We zullen hernieuwbare energie moeten integreren als dat kan. Aan het huidige renovatietempo komen we er niet. Europa en Vlaanderen zullen een duw geven maar ook de lokale overheden, met een regiefunctie
CO2-barometer Een CO2-barometer heeft de CO2-uitstoot in 2009 in ZuidWest-Vlaanderen geïnventariseerd. Woningen veroorzaken 36,3 procent van de uitstoot, mobiliteit en transport 29,3 procent, de industrie 25,5 procent. De dertien gemeenten in de regio hebben een verschillend profiel, afhankelijk van het industriële weefsel, het bebouwingspatroon, het wegennet… De barometer bracht ook de CO2-emissie van de gemeente‑ diensten in beeld. De gebouwen zijn verantwoordelijk voor drie kwart van de uitstoot, gevolgd door de openbare verlich‑ ting. Dienstverplaatsingen veroorzaken maar een klein deel van de uitstoot.
inzake woonbeleid, zullen sterker de nadruk moeten leggen op de energieprestatie en de algemene kwaliteitsverbetering van woningen.’ De tweede doelstelling is: vijf keer meer hernieuwbare energie in 2020. Dat wil zeggen dat 5,5 procent van het verbruik van hernieuwbare bronnen in de regio moet komen. ‘We leggen de focus op energie besparen. Wat de productie van hernieuwbare energie betreft, willen we gelijke tred houden met Vlaanderen,’ zegt Dominiek Vandewiele. ‘De 5,5 procent hernieuwbare energie zal van veel kleine en middelgrote installaties moeten komen. Heel belangrijk is ook dat we nu geen drempels inbouwen voor de productie van hernieuwbare energie in de verdere toekomst. Bij nieuwbouw moeten we alle mogelijkheden openhouden en in onze planning moeten we rekening houden met de toekomstige uitrol van bijvoorbeeld warmtenetten.’ Duurzame mobiliteit is de derde harde doelstelling. Mobiliteit veroorzaakt nu een kwart van de CO2-uitstoot in de regio. Een regionaal openbaarvervoernetwerk van bussen, trams/lightrail, een fijnmazig fietsnetwerk met fietssnelwegen moeten volwaardige alternatieven worden voor de auto. Ook op dit punt is het belangrijk het toekomstige beleid nu niet te hypothekeren, door bijvoorbeeld letterlijk geen ruimte te laten voor een tramverbinding. Ten slotte streeft de regio naar energie-efficiënte ondernemingen. Dominiek Vandewiele: ‘We hebben vrij weinig energie-intensieve bedrijven. Bij de vele KMO’s staat energie niet boven aan de agenda, het is een relatief kleine kostenpost. De Provinciale Ontwikkelings-
maatschappij, Voka, Unizo proberen het bewustzijn te vergroten via lerende netwerken. Daarnaast moeten we vooral naar verbeteringen zoeken op grotere schaal, bijvoorbeeld op het niveau van energieconcepten voor bedrijventerreinen.’ Drie zachte thema’s Energieprijzen die vergelijkbaar zijn met de omliggende regio’s, dat is een eerste doelstelling die door de vier ‘harde’ heen loopt. Lokaal verankerde hernieuwbare energie, de voordelen van de vrijgemaakte energiemarkt beter benutten via
integrale procedure uittekenen waarin bijvoorbeeld energiescans, premies, renteloze leningen samengebracht worden.’ De laatste doelstelling slaat specifiek op de openbare besturen: zij moeten over 25 jaar energieneutraal zijn. Lokale besturen moeten vooroplopen door zelf nog enkel energieneutraal te bouwen, door het gebruik van de gebouwen te optimaliseren via bijvoorbeeld een samenwerking tussen gemeente en OCMW, door voorbeeldprojecten voor hernieuwbare energie op te zetten, door hun openbare verlichting ’s nachts te dimmen, door het
De regionale energiestrategie telt zeven strategische doelstellingen. De grote lijn: de regio kan veel meer winst boeken met energie besparen dan met hernieuwbare energie opwekken. bijvoorbeeld groepsaankopen, belangenbehartiging op hogere beleidsniveaus zijn mogelijke sporen. De tweede doelstelling is het bannen van de energiearmoede: maximaal tien procent van het inkomen mag naar energie gaan. Dominiek Vandewiele: ‘De OCMW’s stellen vast dat niet alleen hun traditionele cliënteel met energiearmoede te kampen heeft, het probleem neemt toe. Nu wordt er vooral curatief gewerkt. Lokale besturen en streekactoren zullen samen meer moeten inzetten op preventie, gericht op huurders en lage inkomens. Je merkt nu dat premies vaak terechtkomen bij mensen die ze eigenlijk niet nodig hebben. We moeten de gezinnen met een risico op energiearmoede beter informeren en begeleiden, en een
aantal duurzame dienstverplaatsingen te verhogen enzovoort. Het onderschrijven van de Covenant of Mayors sluit daarbij aan. ‘Voorlopig heeft nog geen enkele Zuid-West-Vlaamse gemeente het convenant ondertekend, de bal ligt in het kamp van de nieuwe besturen. Leiedal heeft zich geëngageerd als coördinator in het burgemeestersconvenant, we zullen gemeenten ondersteunen en de drempel verlagen. Enkele hebben al concrete interesse,’ besluit Dominiek Vandewiele. Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal Het cahier ‘Zuid-West-Vlaanderen energieneutraal in 2050’ vindt u op www.leiedal.be/leefmilieu/energie/ regionaleenergiestrategie
Lokaal 1 maart 2013
59
mens en ruimte ruimtelijke ordening
Gemeenten meer stem in de strategische ruimtelijke planning Vlaanderen werkt op dit moment aan het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Dat plan moet duidelijk maken welke ruimtelijke ontwikkeling Vlaanderen nastreeft. De opmaak verloopt gefaseerd. Vorig jaar verscheen het Groenboek en tegen het eind van de zomer komt er een Witboek. Dat zal al concreter zijn. Ter voorbereiding voert de Vlaamse overheid volop overleg, zowel met de bevolking als met het maatschappelijk middenveld. Maar ook met de lokale besturen. tekst xavier buijs beeld gf en uli schillebeeckx
V
laanderen wordt een metropolitane regio op mensenmaat, met voldoende ruimtelijke veerkracht. Die zin verwoordt bondig hoe Vlaanderen momenteel over de ruimtelijke ontwikkeling tot 2020 denkt, met een doorkijkje tot 2050. De afgelopen maanden werd op diverse, breed samengestelde fora over deze thematiek gediscussieerd. Gemeenten werden ook rechtstreeks benaderd: via de Atria, een regelmatig, regionaal georganiseerd overleg tussen Vlaamse en gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaren, en
via diverse overlegmomenten met lokale politieke bestuurders. ‘Wat vinden jullie ervan?’, was de centrale vraag. Maar ook: ‘Als we hiermee doorgaan, met welke punten moeten we dan bij de uitwerking van het Beleidsplan zeker rekening houden? Soms leidde een thema tot pittige discussies onder de aanwezigen. We halen er hier een aantal aan. Verhardingsstop Eén antwoord op de in het Groenboek geformuleerde ruimtelijke uitdagingen is een ‘verhardingsstop’. Er wordt over-
wogen tegen 2050 geen vierkante meter onbebouwde grond nog te verharden met bijvoorbeeld wegen of gebouwen. Per saldo wel te verstaan. Nieuwe gebieden ontwikkelen blijft dus mogelijk, mits elders verharde gebieden ‘onthard’ worden. Dit lijkt extreem, maar anderzijds kunnen we niet aan het huidige tempo open ruimte blijven innemen, zo’n twaalf voetbalvelden per dag. Of een dergelijke verhardingsstop echt een goed idee is, wordt nog onderzocht, maar het is in ieder geval een kans om een kwaliteitssprong in het bestaande bebouwde gebied te maken.
Vlaanderen bestaande toestand + woonuitbreidingsgebieden & woonreservegebieden + onbebouwde percelen in woongebied
(bron: www.ruimtelijkeordening.be)
60 1 maart 2013 Lokaal
mens & ruimte lokale raad
Kan een gemeente scholen in het kader van het flankerend onderwijsbeleid ondersteunen voor het onderhoud van hun infrastructuur?
Nieuw type gemeentelijke structuurplannen Een structuurplan wijzigen is behoorlijk zwaar en kostbaar. Logisch: er moeten goede redenen zijn om een visie te wijzigen. Maar het bestaande structuurplanningsproces is volgens veel betrokkenen te tijdrovend. Daarom overweegt Vlaanderen nu een beleidsplan in verschillende ‘bouwstenen’ op te maken. Een eerste bouwsteen bestaat uit een visie die decennia mee moet gaan. Gebiedsgerichte en thematische beleidskaders, zoals ‘de kuststreek’ of ‘grootschalige windmolens’ werken de visie verder uit. Acties geven aan welke concrete veranderingen zullen plaatshebben. Die beleidskaders en acties zullen eenvoudiger en sneller te wijzigen zijn en kunnen bovendien per legislatuur worden vastgelegd. Een vergelijkbare werkwijze zou ook voor de gemeentelijke structuurplannen kunnen gelden. Is het nog wel nodig dat iedere gemeente een eigen visie formuleert op de ruimtelijke ontwikkeling? Kan ze er niet mee volstaan de visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen over te nemen, die immers in samenspraak tot stand is gekomen, of verwijzen naar de beleidsvisie die is geformuleerd in het kader van de Beheers- en Beleidscyclus en op basis daarvan concrete acties formuleren? Overigens is wel al duidelijk dat van gemeenten die nog geen structuurplan hebben, wordt verwacht dat ze er toch nog een opmaken. Evenwaardige samenwerking Het is een tijd van financiële schaarste. Gemeenten, provincies en de Vlaamse overheid geven het ruimtelijk beleid samen vorm. Zij werken daarom maar beter samen op basis van gelijkwaardigheid en ‘coproductie’. Een mooie theorie natuurlijk. Maar hoe moeten ze dat doen? Is het een goed idee dat de verschillende overheden voor concrete projecten convenants opstellen, waarin concrete afspraken en taakverdelingen zijn opgenomen? In hoeverre kunnen die afspraken op maat van de gemeente zijn? Wat moet er gebeuren als er ondanks het overleg tegengestelde belangen zijn tussen overheden binnen één ruimtelijk project? Of moet Vlaanderen vooral inzetten op subsidies waarmee gemeenten zélf ruimtelijke projecten kunnen realiseren of regisseren?
Het onderhoud van haar gebouwen betaalt een school in principe met de eigen werkingsmiddelen. Om alle leerlingen gelijk te behandelen financiert de Vlaamse overheid de basisscholen van alle netten op dezelfde manier, op basis van het aantal leerlingen en objectiveerbare verschillen tussen deze leerlingen. Hierbij was afgesproken dat gemeenten geen middelen meer aan de werkingskosten zouden toevoegen, want daardoor wordt die gelijkheid op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap ongedaan gemaakt. Flankerend onderwijsbeleid is gericht op gelijke onderwijskansen, maar in de praktijk zien we dat het niet altijd even strikt wordt toegepast. Het decreet flankerend onderwijsbeleid biedt de mogelijkheid om ‘andere voordelen’ toe te kennen aan scholen. In de enquête ‘sociale en andere voordelen’ (2008) van het Departement Onderwijs en Vorming wordt bij ‘andere voordelen’ gepeild naar onder andere kleine infrastructuurwerken en onderhoud. Een gemeente mag beslissen deze ‘andere voordelen’ enkel toe te kennen aan de scholen van het eigen net. In dat geval handelt ze in feite als inrichtende macht van het gemeentelijk onderwijs. Als ze echter beslist deze ‘andere voordelen’ uit te breiden naar de andere netten, dan moet dit op basis van objectieve criteria gebeuren zonder onderscheid te maken tussen de scholen. Als de criteria niet zorgvuldig worden opgesteld, kan dat de gemeente dus een flinke duit kosten. In de enquête van 2008 gaven veertien van de 287 gemeenten aan kleine infrastructuurwerken voor andere netten te subsidiëren op basis van ‘andere voordelen’. Ook onderhoud scoorde in dit verband erg beperkt: hooguit dertig gemeenten op 287. De VVSG is geen voorstander van het gebruik van ‘andere voordelen’ in het kader van flankerend onderwijsbeleid. Je riskeert dat de lokale onderwijspartners flankerend onderwijsbeleid alleen maar zien als een middel tot extra financiering en niet meer als een hefboom om gelijke onderwijskansen voor elke leerling te realiseren. Als er eenmaal een dergelijke dynamiek ontstaat, is het vaak moeilijk die nog te keren. Dat bezwaart de mogelijkheid van het bestuur in een later stadium nog op een algemener flankerend onderwijsbeleid over te schakelen. De VVSG adviseert eerst in overleg te gaan met alle lokale partners om zo tot een breed gedragen visie op het stimuleren van gelijke onderwijskansen in de gemeente te komen. In een tweede stap kan dan overwogen worden om dit kansenbeleid vanuit de gemeente gericht (financieel) te ondersteunen.
Mail uw vraag over flankerend onderwijsbeleid naar gunther.rens@vvsg.be
Lokaal 1 maart 2013
61
mens en ruimte ruimtelijke ordening
Maatwerk Gemeenten hebben met elkaar gemeen dat het allemaal lokale besturen zijn. Da’s een heel belangrijke overeenkomst. Toch bleek uit de discussies duidelijk dat we de verschillen tussen de gemeenten niet onder de mat mogen vegen. Verschillen wat betreft grootte, maar ook wat betreft bestuurskracht, uitrusting van de diensten en zienswijze. Moeten alle gemeenten hetzelfde aankunnen op ruimtelijk vlak? Of houdt de Vlaamse overheid juist rekening met die verschillen tussen gemeenten, door op maat afspraken te maken per gemeente over de uitvoering van het Beleidsplan? Regionale ruimtelijke visies Vlaanderen bestaat uit een groot aantal regio’s met elk een sterke eigen identiteit. Denk maar aan de kust, de rand rond Brussel of de Kempen. Nu al worden er soms regionale ruimtelijke visies geformuleerd, bijvoorbeeld door de intercommunale Leiedal voor het Kortrijkse. De provincies doen dit ook, maar het ruimtelijk functioneren van een gebied valt meestal niet samen met de provinciegrenzen. Een regionale visie formuleren lijkt aantrekkelijk: sommige ruimtelijke problemen situeren zich duidelijk bovenlokaal. Denk maar aan de trek van rijkere stadsbewoners naar de randgemeenten. Anderzijds kunnen er ook nadelen verbonden zijn aan zo’n ruimtelijke visie op regioniveau: de democratische legitimering ervan bijvoorbeeld. En ook: hoe baken je een samenhangende regio af? Is dat met de centrumstad of juist niet? Kunnen procesmanagers helpen bij het tot stand brengen van een regionale visie? En wie zijn dat dan: vertegenwoordigers van het gewest, de provincie, een intercommunale of een externe partij? Naar een Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Op basis van de discussies die hebben plaatsgehad en de ingewonnen adviezen werkt Vlaanderen een Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen uit. Dit docu62 1 maart 2013 Lokaal
VVSG-standpunt over het Groenboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen De Raad van Bestuur van de VVSG nam begin februari een standpunt in over het Groenboek, gebaseerd op discussies binnen de commissies van de VVSG en op gesprekken binnen de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening en in de diverse overlegfora in het kader van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. De VVSG bracht een advies uit over het Groenboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. De ruimtelijke uitdagingen die Vlaanderen presenteert, spelen immers juist ook op lokaal niveau. Als bijvoorbeeld door klimaatverandering de straten onderlopen, dan komen de klachten bij het lokale bestuur terecht. Bovendien bevat het Groenboek het voornemen om als Vlaamse overheid niet alleen plannen op te maken, maar er ook voor te zorgen dat ze ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Die actiegerichtheid spreekt gemeenten aan. Het VVSG-advies ondersteunt de visie dat Vlaanderen een metropolitane regio op mensenmaat is. Die visie biedt kansen om aan alle gemeenten de nodige ontwikke‑ lingsperspectieven te bieden. Ook de coproductie spreekt aan. Bestuursniveaus die samenwerken, bereiken immers meer dan bestuursniveaus die elkaar tegenwerken. Wel vragen we de visie en de wijze van samenwerking tussen overheden nog verder uit te werken. We wijzen er ook op dat binnen de Vlaamse overheid de neuzen alle‑ maal in dezelfde richting zouden moeten staan. De andere beleidsdomeinen van de‑ zelfde Vlaamse overheid moeten de ruimtelijke keuzes van het het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen ondersteunen. Bovendien moeten er initiatieven worden genomen voor een fiscaliteit die duurzame ruimtelijke keuzes ondersteunt. Nu zijn extra inwoners of extra bedrijventerreinen voor een lokaal bestuur immers erg belangrijk, omdat ze ook extra inkomsten leveren.
ment moet er eind van dit jaar zijn. De visie en acties zullen dan verder worden uitgediept. Bovendien zal concreter worden ingegaan op de vraag hoe Vlaanderen de samenwerking tussen de verschillende overheidsniveaus bij de verdere opmaak én uitvoering van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen ziet. Interes-
sante vragen waarop het Witboek later dit jaar antwoorden kan geven. Xavier Buijs is VVSG-stafmedewerker ruimtelijke ordening Meer informatie over het Beleidsplan ruimte Vlaanderen vindt u op www.beleidsplanruimte.be
rubriek beleid
Lokaal 1 maart 2013
63
mens & ruimte woonbeleid
De lastige weg naar het Bindend Sociaal Objectief
In de meeste gemeenten is er een tekort aan sociale woningen. Een aantal jaren geleden werd daarom voor iedere gemeente een ‘Bindend Sociaal Objectief’ vastgesteld. Daardoor weet nu iedere gemeente of en hoeveel bijkomende sociale woningen en kavels er het komende decennium moeten bijkomen. Soms zijn dat behoorlijke aantallen. Als regisseur van het lokale woonbeleid horen gemeenten concrete initiatieven te nemen om het Bindend Sociaal Objectief tijdig te realiseren. tekst joris deleenheer beeld layla aerts
H
oewel er nog tijd is om de opgelegde doelstellingen te halen, wil Vlaanderen tussendoor het groeiritme in de gaten houden. Daarom wordt er elke twee jaar een ‘voortgangstoets’ uitgevoerd. Vorig jaar vond die voor de eerste keer plaats. Op basis van de uitkomst werden de gemeenten in groepen ingedeeld: een groep met gemeenten die goed op weg zijn (categorie 1), een groep die het groeiritme niet kan volgen, maar wel aantoont inspanningen te doen (categorie 2a) en tot slot een groep van gemeenten die het groeiritme niet volgen en daarvoor ook geen goede reden kunnen opgeven (categorie 2b). 156 gemeenten belandden in deze categorie. Overeenkomst Deze 156 gemeenten kregen onlangs een brief van de Vlaamse administra-
64 1 maart 2013 Lokaal
tie. Daarin wordt ze nogmaals gevraagd aan te geven waarom ze het groeiritme niet halen en op welke wijze zij toch aan het opgelegde objectief denken te zullen voldoen. Wonen Vlaanderen geeft ze drie opties. Een eerste is aantonen dat de gemeente ten onrechte in categorie 2b is opgenomen. Het zou immers kunnen dat de gemeente vorig jaar per abuis bepaalde nuttige informatie niet heeft opgestuurd. Een tweede mogelijkheid is vóór 15 april een ‘plan van aanpak’ op te maken. Dit zou een door de gemeenteraad gedragen document moeten zijn waarin staat welke sociale woningbouw of sociale verkavelingen in voorbereiding zijn. Laatste mogelijkheid is dat de ‘achterblijvende’ gemeente een overeenkomst afsluit met bijvoorbeeld de plaatselijke socialehuisvestingsmaatschappij, het OCMW, het intergemeentelijk
samenwerkingsverband of het socialeverhuurkantoor. Die overeenkomst bevat dan concrete cijfers over het aantal bijkomende sociale woningen en kavels die tot 2016 worden gerealiseerd. Deze overeenkomst zou er ten laatste op 1 juli moeten zijn. Ze bevat ook een engagement van de Vlaamse Regering. In het najaar zou die als derde partij per addendum tot de overeenkomst toetreden. Over de concrete inhoud van het engagement van de Vlaamse Regering wordt echter niet gerept. Bedenkingen De VVSG vindt het belangrijk dat het aantal sociale woningen en liefst ook het aandeel ervan in het totale woningbestand in de gemeenten groeit. Met name sociale huurwoningen zijn immers de beste garantie op een betaalbare woning
van goede kwaliteit en woonzekerheid. Toch hebben we twijfels bij de werkwijze die in de brief wordt voorgesteld. De VVSG erkent dat monitoring heel nuttig is, maar de wijze waarop creëert onnodig werklast. Vlaams minister van Wonen Freya Van den Bossche wil de vernieuwde gemeentebesturen de kans geven om hun visie en intenties kenbaar te maken, maar was het niet mogelijk de
controleren. Anders dreigen gemeenten juist minder tijd in het lokale woonbeleid zelf te kunnen steken. Bovendien neemt Wonen Vlaanderen deel aan bijna elk lokaal woonoverleg, waar elk sociaal woonproject besproken wordt. Hier ligt naar onze mening een grotere kans voor opvolging door Vlaanderen, zonder dat het de gemeenten nog eens extra hoeft aan te spreken.
Hoewel er nog tijd is om de opgelegde doelstellingen te halen, wil Vlaanderen tussendoor in de gaten houden of het aantal sociale woningen en kavels voldoende aangroeit. nodige gegevens uit de motiveringsnota te halen? Deze peilde toch ook al naar de krachtlijnen van de visie die tot het behalen van het gemeentelijk Bindend Sociaal Objectief moet leiden. Daarnaast lijkt het ons zinvoller dat Vlaanderen ondersteunt in plaats van te
In de derde optie krijgen de gemeenten het voorstel een overeenkomst af te sluiten met initiatiefnemers voor sociale huisvesting. Volgens de Vlaamse wooncode is het echter de Vlaamse regering die woonconvenants afsluit. Nu wordt dit van de betrokken gemeenten verwacht,
terwijl de Vlaamse regering zich er in het najaar bij aansluit, met een tot nu toe onduidelijk engagement. Bovendien is het niet duidelijk wat de gevolgen zijn als de doelstellingen in de overeenkomst niet gehaald worden. Ook is het onduidelijk welke implicaties de eerstkomende voortgangstoets heeft. De overeenkomst wordt immers afgesloten voor een periode van drie jaar, terwijl de voortgangstoets tweejaarlijks wordt uitgevoerd. Tot slot wijzen we erop dat het realiseren van bijkomende sociale woningen samenwerking van verschillende partners vereist, waarbij de gemeente de regie voert. Vrijwel nooit realiseren de gemeenten die sociale woningen of kavels zelf. Het is dus belangrijk dat Vlaanderen de knelpunten inventariseert en er wat aan doet. Joris Deleenheer is VVSG-stafmedewerker wonen
advertentie
Graven doe je met zorg !
•
Vermijd schade aan kabels en leidingen
•
Denk aan je veiligheid en die van anderen
•
Beperk hinder tot een minimum
Lees onze brochure op www.eandis.be > Leveranciers
9030671_Kabelbeschadiging_b186xh130.indd 1
05-02-13 14:16
Lokaal 1 maart 2013
65
mens & ruimte woonbeleid
De voordelen van samenhuizen Gemeenschappelijk wonen kan zowel huisdelen zijn, in gemeenschapshuizen en woongroepen met een gedeelde leefruimte, als cohousing, in aparte woningen met een gemeenschappelijke tuin en eventueel een gemeenschappelijke ruimte. De voordelen voor bewoners en samenleving zijn legio. Gemeenten kunnen deze nieuwe samenlevingsvorm ondersteunen door een charter te ondertekenen, zelf een project op te zetten zoals Gent doet met de Tolhuizers of een subsidie in te schrijven zoals Hasselt doet. tekst sofie deberdt beeld peter eeckhaut
H
et huidige woningbestand is niet afgestemd op de samenleving met almaar meer alleenstaande ouders met of zonder kinderen en heel veel meer senioren. Gemeenschappelijk wonen kan voor veel mensen een oplossing bieden. Bewoners krijgen de kans hun woonomgeving naar wens en op maat aangenamer te maken, met niet enkel ecologische, sociale en praktische voordelen, maar ook een bredere maatschappelijke waarde. Hiervoor denken we aan intergenerationele cohesie, solidariteit en het herstel van het sociale weefsel. Voor bepaalde doelgroepen is gemeenschappelijk wonen uitermate geschikt en komt het tegemoet aan bestaande behoeften, denk aan jongeren, senioren, zorgbehoevenden of maatschappelijk kwetsbare mensen. Gemeenten kunnen hun engagement laDoor een charter ter bevordering van samenhuizen te ondertekenen, creëren gemeenten een positief klimaat voor goed nabuurschap, delen en lokale inspraak.
66 1 maart 2013 Lokaal
ten zien door een charter ter bevordering van samenhuizen te ondertekenen. Zo creëren ze een positief klimaat voor goed nabuurschap, delen en lokale inspraak. Ze kunnen het gemeenschappelijk wonen ondersteunen met een apart loket of in een eerste fase door een informatiemoment in te richten waar Samenhuizen vzw een presentatie kan komen geven. Gemeenten kunnen het gemeenschappelijk wonen promoten met informatiemomenten of door mee te werken aan de Open Dag Samenhuizen. Ook overleg met het OCMW is aangewezen om samen maatregelen uit te werken en rekening te houden met de ontwikkeling van premies of een stedenbouwkundige verordening. Als er een initiatief opduikt, is het een goed idee het te ondersteunen. Een gemeente kan ook een site reserve-
ren en zo duidelijk maken dat ze samenhuizen een goede woonvorm vindt. Gent als voorloper Omdat Gent overtuigd is van de voordelen die gemeenschappelijk wonen biedt, tekende schepen van wonen Tom Balthazar op 2 mei 2012 namens de stad als eerste in Vlaanderen het Charter Samenhuizen. ‘Samenwonen voorkomt vereenzaming en biedt belangrijke sociale voordelen zoals sociale contacten en een sterke solidariteit tussen de bewoners.’ Begin 2011 kocht het Gents stadsontwikkelingsbedrijf AG SOB voor een project van mini-cohousing vijf aanpalende verkrotte panden in de Tolhuislaan (8-56), vlakbij het centrum van Gent. In mei organiseerden AG SOB en de vzw Samenhuizen informatie- en begeleidingssessies, ze lanceerden een oproep en gingen op zoek naar een groep geïnteresseerde gezinnen om een gemeenschappelijk woonproject te realiseren. Ze wezen het pilotproject toe aan de groep ‘de Tolhuizers’. Momenteel lopen de onderhandelingen over de aankoop van de woningen en over de concrete invulling van het woonproject. AG SOB begeleidt de bouwgroep om de stedenbouwkundige vergunning te verkrijgen. Samenhuizen vzw begeleidt ‘de Tolhuizers’ doorheen
Inspiratie nodig? Vraag de folder Samenhuizen in je lokaal beleid aan. Ga van 24 tot 29 maart mee op studiereis naar Denemarken, de baker‑ mat van de cohousing. Ga op onderzoek uit tijdens de derde editie van de Open Dag Samenhuizen op zaterdag 18 mei. Die dag zetten bestaande projecten in België en en‑ kele buurlanden hun deuren open zo‑ dat mensen zich kunnen laten inspireren tot gemeenschappelijk wonen. info@samenhuizen.be en www.samenhuizen.be
het volledige bouwproces, de opstart en de organisatie van de bewoning. De woongroep kan voor het ontwerp van het gemeenschappelijk woonproject kiezen uit drie door een jury geselecteerde hedendaagse architecten: CH-architecten uit Gent, Studiolo Architectuur uit Leuven en Hatrik Architecten uit Antwerpen. De groep sloopt zelf, waardoor het mogelijk wordt deze site aan 6% btw-tarief te slopen en te bebouwen. De Tolhuizers in een notendop Zes aparte woonunits, een ruime polyvalente zaal met kookhoek, bar, tv, bibliotheek en zithoek voor feestjes of buurtactiviteiten hebben de zes gezinnen die ‘de Tolhuizers’ vormen. Naast een berging en een was- en droogruimte beschikken ze over een gedeelde logeerka-
mer, een gezamenlijke tuin en een grote fietsenstalling in plaats van een garage. Met dit gemeenschappelijk woonproject wil de groep bestaande uit koppels en alleenstaanden tussen twintig en veertig, met en zonder kinderen, investeren in gemeenschappelijke ruimtes. De groep streeft naar een duurzame en transparante architectuur. Ze kiezen voor ecologische materialen en autodelen. Ze onderschrijven de visie en doelstellingen van cohousing op vlak van duurzaam bouwen, de transparante procedures van besluitvorming en het streven naar een warme leefomgeving. De Tolhuizers engageren zich ook voor de buurt en zullen hun gemeenschappelijke ruimte regelmatig openstellen voor culturele, culinaire en sociale activiteiten. Zo wordt dit pilotproject ook een praktisch on-
derzoek naar sociale integratie en duurzaamheid. Subsidie stad Hasselt Het stadsbestuur van Hasselt geeft een beperkte financiële ondersteuning aan vernieuwende en experimentele woonvormen. Hiervoor is een bedrag van maximaal 10.000 euro gereserveerd in de jaarlijkse begroting. Een project kan worden ingediend door particulieren die zelf een woonproject zullen bewonen. In de projectaanvraag moeten minstens drie van volgende kernbegrippen worden gemotiveerd: samenwonen, kindvriendelijkheid, collectief karakter, duurzaamheid, kwetsbare personen, een warme samenleving en levenslang wonen. Sofie Deberdt is medewerker van Samenhuizen
advertentie
Lokaal 1 maart 2013
67
mens en ruimte kort lokaal nieuws
daniel geeraerts
Nieuwe regels voor woonuitbreidingsgebieden In het gewestplan kregen veel gebieden de bestemming woonuitbreidingsgebied voor groepswoningbouw. Daarbij wordt gelijktijdig en op basis van een samenhangend stedenbouwkundig concept een groep woningen gerealiseerd. Maar de meeste bouwprojecten zijn niet als groepswoningbouw te beschouwen, om die gebieden aan te snijden moet de overheid initiatieven nemen zoals een ruimtelijk uitvoeringsplan of een ‘principieel akkoord’ voor ontwikkeling van de deputatie.
De Vlaamse regering werkt nu een initiatief uit dat orde moet scheppen in deze ingewikkelde regelgeving. Tegelijk komen er voor alle nog niet ontwikkelde gebieden uitspraken. Daarbij baseert de Vlaamse overheid zich onder andere op de gemeentelijke structuurplannen. Als een gemeentelijk structuurplan dus aangeeft dat de ontwikkeling van een woonuitbreidingsgebied kan, dan zal het gewest dit overnemen, behalve als ze in strijd zijn met de Habitatrichtlijngebieden of het Duinendecreet.
aantal gemeenten nog geen gemeentelijk structuurplan, terwijl in andere gemeenten de bestaande visie als achterhaald wordt beschouwd. De Vlaamse regering wil voor de woonuitbreidingsgebieden waarover niet is beslist, zélf een toekomstvisie uitwerken. In haar contacten met de Vlaamse overheid wees de VVSG erop dat de beslissing over welke gronden voor woningbouw worden gebruikt, bij uitstek een lokale beleidskeuze is. Daarom pleiten we ervoor dat de betrokken gemeenten de kans hebben een bindend advies te geven.
Op lokaal niveau beslissen
Planschade kan gemeenten geld kosten
Toch bestaat er niet voor alle woonuitbreidingsgebieden een duidelijke toekomstvisie. Dat is ook logisch. Waar de woonuitbreidingsgebieden nog niet aangesneden hoefden te worden, is er in het gemeentelijk structuurplan meestal ook geen visie over ontwikkeld. Bovendien hebben een
Tot 17 maart: Vlaamse Monumentenprijs 2013 Ook dit jaar reikt de Vlaamse overheid de Vlaamse Monumentenprijs uit voor recente restauratieprojecten op het vlak van monumentenzorg, landschapszorg of archeologie. vlaamsemonumentenprijs@ onroerenderfgoed.be. www.onroerenderfgoed.be #VMP2013
68 1 maart 2013 Lokaal
Voor andere gebieden zal toch eerst een ruimtelijk uitvoeringsplan moeten worden opgemaakt. Nog andere gebieden zullen gevrijwaard moeten worden van verdere woningbouw, ondanks hun huidige bestemming. Als een ruimtelijk uitvoeringsplan wordt opgemaakt, kan dat tot planschade leiden. De overheid zal een vergoeding moeten betalen aan de eigenaars wier grond minder waard wordt. De Vlaamse overheid wil daar een deel van betalen, maar deels zullen ook de gemeenten daarvoor moeten opdraaien. Volgens de Vlaamse overheid gaat het om geringe bedragen. xavier buijs
Volgens het voorliggende idee worden de nog niet ontwikkelde woonuitbreidingsgebieden in categorieën ingedeeld. Sommige gebieden kunnen onmiddellijk en zonder bijkomend planinitiatief worden ontwikkeld, als de behoefte wordt aangetoond.
De ‘atlas van de woonuitbreidingsgebie‑ den’ geeft een – juridisch niet bindend – overzicht van de ontwikkelingsperspectie‑ ven die gelden voor de woonuitbreidings‑ gebieden: www.vlaanderen.be/wugatlas.
Vruchten plukken van fietsbeleid De laatste driejaarlijkse enquête over woonwerkverkeer uit 2011 van de FOD Mobiliteit en Vervoer toont de tendensen op het gebied van de manieren waarop de Belg zich van en naar zijn werk verplaatst. De resultaten kunnen ook relevant zijn voor het lokale mobiliteitsbeleid. Zo lezen we dat de grootste toename in fietsverplaatsingen voor steden met meer dan 50.000 inwoners wordt waargenomen in Roeselare (+6,7 procentpunten), Aalst (+4,4), Antwerpen (+4,1) en Leuven (+4,0). Bij de gemeenten met 20.000 tot 50.000 inwoners doen vooral Mortsel (+11,2 procentpunten), Heist-op-den-Berg (+5,2),
Edegem (+4,7) en Turnhout (+4,6) het op dat vlak goed. Bij de kleinere gemeenten zien we een forse toename van het aandeel fietsers in Merchtem (+13,4 procentpunten), Boechout (+12,2), Essen (+7,9) en Hamont-Achel (+7,8). ‘Niet voor niets werden Antwerpen, Mortsel en Boechout door de Vlaamse overheid uitgeroepen tot fietsstad/fietsgemeente van het jaar 2012. Zij plukken de vruchten van hun doorgedreven fietsbeleid’, staat in het rapport. erwin debruyne
www.mobilit.fgov.be bericht van 22 januari 2013
print & web
layla aerts
Handboek voor Ruimtelijk Ordenen
Milieuconvenant met projectsubsidies Er komt een volgend milieuconvenant ter waarde van 9 miljoen euro, te verdelen in enveloppes voor elke gemeente. Hiervoor kunnen volgens minister van Leefmilieu Joke Schauvliege de gemeenten concrete projecten indienen volgens een lijst van zes ‘doelstellingen’. Van de huidige 23 miljoen euro van het milieuconvenant blijft vanaf 2014 negen miljoen behouden voor het volgende milieuconvenant met de gemeenten en één miljoen voor de provincies. Ongeveer drie miljoen euro zal blijven gaan naar de zogenaamde Mina-werkers, functies die gefusioneerd zouden worden met de groenjobs. Wat overblijft dient volgens het witboek interne staatshervorming voor de handhaving op Vlaams niveau en voor het subsidiebudget voor gemeentelijke rioleringen. De negen miljoen euro waarvoor gemeenten zeer concrete projecten kunnen indienen, moeten aan Vlaamse en Europese doelstellingen voldoen:
het verlagen van de broeikasgas/CO2-uitstoot op haar grondgebied, het verbeteren van de lokale leefkwaliteit door de luchtverontreiniging en geluidshinder van verkeer te verminderen en door plaatselijke milieuhinder door geluid, geur, licht, stof en dergelijke te verminderen. Maar het kan ook gaan over het herstel of de versterking van de biodiversiteit, het stimuleren van milieuverantwoorde consumptie en duurzaam materialengebruik of het beheersen van het risico op overstromingen of waterschaarste of het beperken van de erosie. Per gemeente wordt een projectenveloppe ter beschikking gesteld, zodat duidelijk is waarop ze kan rekenen. Projecten kunnen ook over meerdere jaren lopen. Over de vraag of de Samenwerkingsovereenkomst onder het Planlastendecreet valt, lopen de meningen uiteen. Volgens de VVSG moeten voor plannings- en rapporteringsvereisten de regels van het Planlastendecreet gevolgd worden. steven verbanck
Tot 30 april Subsidies voor grondaankopen toekomstig bos Gemeenten kunnen subsidies bij het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) aanvragen voor de aankoop van te bebossen gronden. Bebossingsprojecten die deel uitmaken van de realisatie van stadsrandbossen, speelbossen of het versterken van lokale bosuitbreidingsinitiatieven krijgen voorrang. Projecten die in Europese speciale beschermingszones liggen en bijdragen aan de Specifieke Instandhoudingsdoelstellingen (S-IHD’s), komen ook in aanmerking. In 2012 werden 11 van de 24 aanvragen gehonoreerd, goed voor de aankoop van 68 hectare en een bedrag van 1.670.000 euro. Katrin.Goyvaerts@lne.vlaanderen.be, T 02-553 81 06, www.natuurenbos.be/projectoproep-bebossing
Het Handboek voor Ruimtelijk Ordenen verduidelijkt de belang‑ rijkste elementen die een rol spelen bij het plannen. Manda‑ tarissen en stedenbouwkundig ambtenaren maar ook juristen en leden van de Gecoro vinden in dit handboek antwoorden op hun vragen en krijgen inzichten in de processen waaraan ze participeren. H.C. Sebreghts, F. Sebreghts, Handboek voor Ruimtelijk Ordenen. Leidraad voor de GECORO, stedenbouwkundige ambtenaren en lokale mandatarissen, uitgeverij Vanden Broele, Brugge, 70 euro
Groenvoorzieningen in de verkeers- en verblijfsruimte Deze brochure van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde bundelt de kennis en expertise van verschillende deskundigen groenvoorzieningen in de open‑ bare ruimte. Naast de verschil‑ lende soorten groenvoorzie‑ ningen, de ruimtevormende en de planologische context en de aanleg- en beheersmodaliteiten komen de verschillende functies van groen en de effecten van groenvoorzieningen op lange termijn aan bod. Deze brochure helpt de verkeerskundige bij het ontwerpen van verkeersinfra‑ structuur op lokaal niveau. De brochure kost 8,50 euro. De brochure bestellen en gratis downloaden kan via www.verkeerskunde.be.
Lokaal 1 maart 2013
69
print & web
mens en ruimte kort lokaal nieuws
Eén financieringsmechanisme voor sociale woonprojecten FAQ-lijst over drankvergunningen Omdat de regelgeving inzake de vergunningen voor drank‑ gelegenheden verouderd en allesbehalve eenduidig is, heeft de VVSG antwoorden op veel ge‑ stelde vragen over drankvergun‑ ningen in een handige brochure samengebald. De brochure geeft ook de links naar de geldende wetgeving en goede voorbeel‑ den. Heeft u toch nog een vraag waarop u het antwoord niet terugvindt, meldt het aan vicky.dekock@vvsg.be. U kunt de brochure downloaden via www.vvsg.be, knop economie, horeca, alcohol-vergunningen, drankgelegenheden.
Maak vlot uw eigen gemeentelijke horecabrochure Horeca Vlaanderen en de VVSG hebben een horecabrochure voor gemeentebesturen ontworpen om hun (potentiële) horecaon‑ dernemers te informeren over alle verplichtingen waaraan ze moeten voldoen. Elke gemeente kan snel en gemakkelijk een gepersonaliseerde versie van deze brochure maken door er het gemeentelijke logo, contactge‑ gevens van de juiste diensten en specifieke eigen gemeentelijke bepalingen aan toe te voegen. Deze startersbrochure wordt regelmatig bijgewerkt in functie van wijzigende regelgeving. Een gepersonaliseerde versie maakt u aan via onderstaande site. www.vvsg.be, knop economie, horeca, instrumenten
70 1 maart 2013 Lokaal
Sinds januari 2013 is er een aangepast financieringsbesluit voor sociale woonprojecten, afgekort tot FS3. Hiermee wil de Vlaamse overheid de verscheidene financieringsmechanismen in de sociale huisvesting bundelen tot één geheel, om een gelijke behandeling van de verschillende initiatiefnemers en een betere afstemming tussen de behandeling
van huur- en koopprojecten tot stand te brengen. Dit moet de realisatie van gemengde projecten vergemakkelijken en bevorderen. De sociale woonprojecten moeten vanaf nu via de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen gefinancierd worden, waarbij er een tussenkomst (lees: subsidie) is in de leninglast tot -1%. Dit is een budgettaire keuze van
de Vlaamse overheid, wat de procedure wel ingewikkelder maakt. joris deleenheer
Besluit van de Vlaamse Rege‑ ring houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten en de daaraan verbonden wer‑ kingskosten, BS van 15 januari 2013, Inforumnummer 270858
Gemeentelijk Sport-voor-Allenbeleid: betaalt de minister de saldi 2011 volledig uit? Eind december 2012 ontvingen de gemeenten het bericht over de definitieve subsidie en het saldo van 2011 in het kader van het Decreet Sport voor Allen. Nogal wat gemeenten krijgen minder dan beloofd. Volgens het decreet worden de subsidies uitgekeerd ‘binnen de perken van de begroting’, een courante bepaling in Vlaamse regelgeving die opeens wordt aangewend. Het Vlaamse budget 2012 bleek na de begrotingscontrole onvoldoende om én de voorschotten voor 2012 (op basis van nieuwe inwonersaantallen en na verrekening van indexaanpassingen) én de saldo’s van 2011 uit te betalen. De gemiddelde uitvoeringsgraad zou 92 à 93% bedragen van de subsidiering waarop het lokale bestuur in 2011 recht had. De Vlaamse overheid leverde in februari bijkomende
toelichting. Volgens de minister zou hieruit blijken dat het om een misverstand ging en dat er helemaal geen budgetprobleem was. De VVSG vraagt met aandrang dit bij de saldi 2012 niet opnieuw te laten gebeuren. Hierover krijgen de gemeenten pas eind 2013 uitsluitsel, maar de bevoegde Vlaamse dienst beschikt over voldoende expertise om accurate prognoses op te stellen. In een brief aan minister Philippe Muyters zet de VVSG haar standpunt uiteen. Ze rekent op alle Vlaamse ministers om dit soort beleid van voldongen feiten te vermijden. We kregen nog geen antwoord van de minister. chris peeters
De brief van de VVSG aan minister Muyters en andere relevante documenten vindt u via www.vvsg.be, knop vrijetijdsbeleid
Tot 15 maart Zet ambachtslieden in de kijker De VVSG steunt ook dit jaar de wedstrijd Ambacht in de Kijker die voor de achtste keer georganiseerd wordt. Dit nationale project maakt ambachtslieden bekend bij het grote publiek en maakt jongeren warm voor de sector. Gemeenten kunnen kandidaten aanbevelen door een lijst van de ambachtslieden uit hun streek aan de organisatie te bezorgen. Vervolgens nodigt de organisatie de kandidaten uit om aan de wedstrijd deel te nemen. Dit jaar zal een promobus met jongeren de ateliers van de geselecteerde kandidaten bezoeken en zo ook de gemeenten extra onder de aandacht brengen. Ambachtslieden kunnen zich tot 15 maart online inschrijven voor de wedstrijd via onderstaande site. Bram Vandewalle, 0476-87 87 30, www.ambachtindekijker.com
print & web
Socioculturele en sportieve participatie blijft
layla aerts
Op vraag van de VVSG en vele OCMW’s zal staatssecretaris Maggie De Block in 2013 amper raken aan de middelen voor socioculturele en sportieve participatie die de OCMW’s jaarlijks ontvangen. Op de eerdere besparingsplannen was veel kritiek gekomen, gelukkig heeft de staatssecretaris alternatieven gevonden voor de federaal afgesproken besparing op de subsidies. De middelen gaan in de eerste plaats naar participatie van kinderen en jongeren: het lidmaatschap van een sportclub, een daguitstap maar evengoed tussenkomsten in warme schoolmaaltijden of voor- en naschoolse kinderopvang. Geen luxe-uitgaven dus, maar tussenkomsten die nodig zijn om mensen opnieuw een beetje perspectief te bieden en kinderen meer kansen te geven. De lokale besturen hebben niet de middelen om de gegeven stimuli op eigen kracht en alleen voort te zetten. Hierop besparen zou de lokale dynamiek fnuiken, de cliënten zouden het deksel op de neus krijgen. De staatssecretaris zal wel het weinig succesvolle luik voor de aankoop van gerecycleerde pc’s anders organiseren en ook een besparing doorvoeren op posten die de OCMW’s niet direct treffen. nathalie debast
In 55 gemeenten kunnen kwetsbare jongeren aan jeugdwerk participeren De tweede Vlaamse prioriteit voor het jeugdbeleid betreft ‘de bevordering van de participatie aan het jeugdwerk van kinderen en jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties’. 55 gemeenten kunnen daar nu op intekenen. Ze werden geselecteerd op basis van zeven sociaalgeografische indicatoren die maatschappelijke kwetsbaarheid bij kinderen en jongeren bepalen. De selectie geldt voor de volledige beleidsperiode 2014-2019. De berekening gebeurde op basis van de cijfers voor 2009, 2010 en 2011. Vijf van de geselecteerde gemeenten (Antwerpen, Genk, Gent, HeusdenZolder en Mechelen) ontvangen bovendien extra
Mensen die door een handicap, ouderdom, ziekte of een tijde‑ lijke beperking zich moeilijk kun‑ nen verplaatsen, weten dikwijls niet dat er aangepast vervoer in Vlaanderen bestaat. De nieuwe infolijn en website MeerMobiel maken het vervoeraanbod door‑ zichtiger en toegankelijker. Met praktische informatie over het aanbod, kortingen, tegemoet‑ komingen en andere nuttige weetjes, zowel op het vlak van openbaar vervoer als van het deur-tot-deurvervoer. www.meermobiel.be, info@meermobiel.be, T 011-26 50 30
middelen voor de uitvoering van de overgangsmaatregel in verband met de subsidiëring van geregulariseerde DAC’ers in lokale jeugdverenigingen. Het gaat om 24.000 euro per vervanger van een geregulariseerde DAC’er, berekend in voltijdsequivalent, en dit voor de jaren 2014 en 2015. De bedoeling is dat de gemeentebesturen deze loonsubsidies doorstorten aan de betrokken verenigingen. chris peeters
www.sociaalcultureel.be, knop jeugd, subsidies, gemeenten, in de kijker
OCMW’s eisen meer armslag voor woonbegeleiding De Vlaamse regering versterkt de OCMW’s op het vlak van woonbegeleiding niet. Ze geeft enkel middelen aan de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s). De VVSG betreurt dit, want het staat haaks op de regietaak die dezelfde Vlaamse regering toekende aan de lokale besturen voor lokaal woonbeleid en armoedebestrijding. Bovendien ontvingen in 2011 de Vlaamse OCMW’s
Iedereen op weg
12.791 meldingen van uithuiszetting. Lokale besturen die verantwoordelijk zijn voor het lokale woonbeleid, spreken op het terrein af te spreken hoe woonbegeleiding het best georganiseerd wordt en wie daarvoor de nodige acties onderneemt. Het OCMW, de CAW’s, de socialeverhuurkantoren en de socialehuisvestingsmaatschappijen kunnen hiertoe bijdragen, elk vanuit hun eigen
expertise. De Vlaamse regering zou er zich beter toe beperken een financiële incentive aan het OCMW te geven dat dan zelf zijn partners kiest. Dat zou ook de samenwerking tussen de verschillende betrokkenen bevorderen. joris deleenheer en nathalie debast
Voor de volledige brief: www.vvsg.be, knop Nieuws, bericht van 29 januari
Staat uw gemeente open voor gezondheid? Het expertisecentrum voor gezondheidspromotie en ziektepreventie VIGeZ en de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw hebben fiches ontwikkeld die schepenen en ambtenaren hel‑ pen om gezondheid een plaats in het meerjarenplan 2014-2019 te geven. De fiches beschrijven hoe bijvoorbeeld thema’s als rook- en alcoholpreventie, mi‑ lieu, gezonde voeding en andere preventieve gezondheidsac‑ ties in de nieuwe beleids- en beheercyclus van gemeenten en OCMW’s passen. De fiches zijn te downloaden via www.vigez.be.
Lokaal 1 maart 2013
71
mens & ruimte sociaal beleid
50.000 Vlaamse gezinnen kunnen budget niet zelfstandig beheren De schuldenproblematiek groeit gestaag. Wijzigingen in het inkomstenen uitgavenpatroon zijn hier de belangrijkste oorzaken van. Welbepaalde maatschappelijke groepen zijn bijzonder kwetsbaar, zo blijkt uit de registraties die sinds 2007 nauwgezet bijgehouden worden. tekst hans ledegen beeld layla aerts
D
e schuldenproblematiek in België blijft toenemen. Dat ondervinden de erkende instellingen voor schuldbemiddeling in hun dagelijkse werking. In Vlaanderen zijn intussen 331 instellingen erkend: 306 OCMW’s, 21 CAW’s en 4 samenwerkingsverbanden van OCMW’s. De gestandaardiseerde registratie van de budgethulpverlening en schuldhulpverlening die deze instellingen aanbieden, is een van de voorwaarden om erkend te worden. Deze registratie bestaat uit een basisregistratie en een uitgebreide registratie. Via de basisregistratie registreren alle erkende instellingen voor schuldbemiddeling sinds 2007 jaarlijks het aantal door hen behandelde dossiers budgethulpverlening en schuldhulpverlening. Aanvullend op de basisregistratie kwam vanaf 2008 een uitgebreide tweejaarlijkse registratie tot stand. Die heeft de vorm van een steekproef en moet een analyse van het cliëntenprofiel opleveren. Dit artikel beschrijft enkele belangrijke vaststellingen. Eerst komt de basisregistratie aan bod, nadien de uitgebreide registratie. De verwerking hiervan gebeurt in opdracht van het Vlaams Centrum Schuldenlast (voorheen het Vlaams Centrum Schuldbemiddeling). Gestage groei De basisregistratie registreert het aantal dossiers budgethulpverlening en schuldhulpverlening. Onder budgethulpverle-
72 1 maart 2013 Lokaal
ning vallen budgetbegeleiding en budgetbeheer. Bij budgetbegeleiding behoudt de cliënt het beheersrecht over zijn inkomen en beheert hij zijn budget met advies en steun van de begeleider. Het hoogste aantal dossiers budgetbegeleiding werd geregistreerd in 2009 met 4591 dossiers (2008: 3710 dossiers, 2010: 3959 dossiers, 2011: 4377 dossiers). Bij budgetbeheer wordt het beheer van de gelden van de cliënt geheel of gedeeltelijk overgelaten aan het OCMW of CAW. Zo komen de inkomsten van de cliënt geheel of gedeeltelijk op een budgetbeheerrekening die door het OCMW of CAW beheerd wordt. Het totale aantal dossiers budgetbeheer kent sinds 2009 een stijgende trend die in 2010 en 2011 nog duidelijker wordt (2008: 10.213 dossiers, 2009: 10.388 dossiers, 2010: 11.504 dossiers, 2011: 12.485 dossiers). Het totale aantal dossiers budgethulpverlening – de som van het aantal dossiers budgetbegeleiding en budgetbeheer – was in 2008 met 13.923 het laagst en stijgt vanaf 2009 continu: 14.979 in 2009 (+ 7,58%), 15.463 in 2010 (+ 3,23%) en 16.862 in 2011 (+ 9,05%). Opmerkelijk is dat het aandeel van de dossiers budgetbeheer binnen de dossiers budgethulpverlening over de periode 2008-2011 ongeveer één kwart bedraagt. De hulpverlener kiest duidelijk meer voor budgetbeheer dan voor budgetbegeleiding. Schuldhulpverlening streeft ernaar een regeling omtrent de wijze van betaling
van schulden tot stand te brengen tussen personen met schulden en hun schuldeisers. Ook dienstverlening in verband met de betwisting van een schuld ten aanzien van de schuldeiser, bijvoorbeeld het opwerpen van een verjaring, valt hieronder. De schuldbemiddelaar zal inlichtingen inwinnen bij verschillende schuldeisers, de gegrondheid of de wettelijkheid van de door de schuldenaar aangegane verbintenissen onderzoeken, en indien mogelijk een betalingsplan opstellen of de schuld betwisten, dit aan de schuldeiser voorleggen en erover onderhandelen, het plan uitvoeren en het verloop ervan nagaan. Schuldhulpverlening wordt in de basisregistratie onderverdeeld in verschillende klassen: eenmalige schuldbemiddeling, schuldbemiddeling ‘an sich’, schuldbemiddeling gecombineerd met budgetbegeleiding, schuldbemiddeling gecombineerd met budgetbeheer en tot slot collectieve schuldenregeling. In de collectieve schuldenregeling wordt een onderscheid gemaakt naarmate de erkende instelling enkel de voorbereidende werkzaamheden doet of aangesteld is als schuldbemiddelaar, al dan niet ge-
Het bezit van een eigen woning blijft een buffer tegen kansarmoede. Ook opleiding, bijscholing of herscholing verkleint duidelijk het risico om in schuldhulpverlening te belanden.
combineerd met budgetbegeleiding en/ of budgetbeheer. Het aantal eenmalige schuldbemiddelingen bedraagt op jaarbasis 19.397 (2008), 18.273 (2009), 19.252 (2010) en 15.982 (2011). De belangrijke terugval van het aantal dossiers in 2011 kan
siers) vrij constant maar stijgt aanzienlijk tot 9443 (+ 15,55%) in 2010 en tot 9778 (+ 3,55%) in 2011 – meteen het hoogste cijfer. Het aantal dossiers schuldbemiddeling gecombineerd met budgetbegeleiding is in 2011 opnieuw sterk gedaald
Het aantal dossiers schuldbemiddeling met budgetbeheer bedraagt sinds 2008 steeds meer dan het drievoudige van het aantal dossiers schuldbemiddeling met budgetbegeleiding. misschien worden verklaard door de toename van het aantal instellingen die hun eenmalige bemiddelingen niet meer bijhouden: 79 instellingen (23,87%) in 2009, 88 instellingen (26,59%) in 2010 en 110 instellingen (33,23%) in 2011. Hierdoor is het aantal eenmalige schuldbemiddelingen waarschijnlijk onderschat. Schuldbemiddeling an sich is niet eenmalig en vereist verdere opvolging. Het aantal dossiers schuldbemiddeling ‘an sich’ blijft in 2008 (8177 dossiers) en 2009 (8172 dos-
tot 6184 dossiers (2008: 6062 dossiers, 2009: 6862 dossiers, 2010: 6712 dossiers) en komt hiermee opnieuw op het niveau van 2008. De stijgingen in 2009 en 2010 zijn ongedaan gemaakt. Het aantal dossiers schuldbemiddeling met budgetbeheer blijft relatief stabiel over de jaren (2008: 19.631 dossiers, 2009: 20.663 dossiers, 2010: 20.195 dossiers, 2011: 20.087 dossiers). Het aantal dossiers schuldbemiddeling met budgetbeheer bedraagt sinds 2008 steeds meer dan het drievou-
dige van het aantal dossiers schuldbemiddeling met budgetbegeleiding. Zoals ook het geval is bij de geregistreerde dossiers budgetbegeleiding en budgetbeheer in het kader van budgethulpverlening, kiest de hulpverlener ook hier dus duidelijk veel vaker voor budgetbeheer. Collectieve schuldenregeling is een gerechtelijke procedure voor structurele schuldproblemen. Het doel is om in de mate van het mogelijke schulden af te betalen terwijl de cliënt toch nog menswaardig kan leven. Na afloop van de collectieve schuldenregeling kan de cliënt weer schuldenvrij door het leven. Het aantal dossiers collectieve schuldenregeling neemt over de periode 2008-2011 almaar toe, met de kleinste stijging in 2011. Het totale aantal behandelde dossiers collectieve schuldenregeling, bedraagt 7248 in 2008, 8436 in 2009, 10.190 in 2010 en 10.278 in 2011. De toename met 41,80% sinds 2008 is zeker vermeldenswaard. Alleszins staat vast dat steeds meer gezinnen moeite ondervinden om met hun beschikbare inkomen de eindjes aan elkaar te knopen of dat ze moeilijk zelfstandig hun budget kunnen beheren. De som van het totale aantal dossiers budgetbegeleiding en budgetbeheer in de basisregistratie, ongeacht of er budgethulpverlening of schuldhulpverlening wordt aangeboden, stijgt immers jaar na jaar tot 50.022 dossiers in 2011 (ter vergelijking: 44.509 dossiers in 2008, 47.949 dossiers in 2009, 48.764 dossiers in 2010). Dit betreft dus niet alleen huishoudens met schulden (schuldhulpverlening). Ook huishoudens die geen schulden hebben maar toch ondersteuning nodig hebben bij het beheren van hun budget, zitten in dit cijfer (budgethulpverlening). Kwetsbare bevolkingsgroepen De uitgebreide registratie brengt de belangrijkste profielgegevens van het cliënteel in schuldhulpverlening bij de erkende instellingen voor schuldbemiddeling in kaart. In tegenstelling tot de basisregistratie, die elk jaar plaatsvindt, wordt de uitgebreide registratie vanaf 2008 via een tweejaarlijkse steekproef uitgevoerd. Om het profiel op te maken wordt geLokaal 1 maart 2013
73
mens & ruimte sociaal beleid
Tien meest voorkomende soorten schulden Soort schuld
Kans op aanwezigheid in een dossier in 2011 (in%)
Energieschulden/nutsvoorzieningen
49,32
Gezondheidsschulden
36,01
Leningen op afbetaling
31,05
Fiscale schulden
27,38
Kredietopening
28,58
Telefoon/gsm
29,01
Strafrechtelijke schulden, boetes
23,85
OCMW-schulden
25,20
Huurschulden
25,27
Aankoop op afbetaling
14,33
Bron: ‘Cijfer- en profielgegevens van de Vlaamse huishoudens in budget- en / of schuldhulpverlening anno 2011’. Onderzoeksrapport. Vlaams Centrum Schuldenlast.
peild naar sociaaldemografische kenmerken (geslacht, leeftijd, nationaliteit, gezinssamenstelling en -grootte, aantal personen ten laste, huisvestingssituatie en scholingsgraad), sociaaleconomische kenmerken (arbeidssituatie, aantal personen dat bijdraagt aan het inkomen, aard en bedrag van de inkomsten), schuldenlast (bedrag, soorten schulden, aantal schuldeisers, aantal minnelijke en gerechtelijke invorderingen, bedrag van het leefgeld en schuldoorzaken) en de geboden dienstverlening (looptijd dossier, ervaren moeilijkheden en wijze waarop men de schuldbemiddelingsdienst heeft leren kennen). Enkele belangrijke bevindingen: bepaalde bevolkingsgroepen zijn duidelijk extra gevoelig om in schuldhulpverlening verzeild te geraken. Hiertoe behoren vooral mensen in de leeftijdsklassen 3039 jaar en 40-49 jaar (26,11% respectievelijk 25,09%). Huurders zijn voor 80,69% vertegenwoordigd in de steekproef, en dat terwijl driekwart van de Vlamingen eigenaar is van een woning. Het bezit van een eigen woning blijft een buffer tegen kansarmoede. Opleiding, bijscholing of herscholing verkleint duidelijk het risico om in schuldhulpverlening te belanden: 65,49% van de cliënten/partners beschikte in 2011 hoogstens over een diploma lager secundair onderwijs terwijl deze groep in Vlaanderen slechts 28% vertegenwoordigt. Hoewel één op drie Vlamingen een diploma hoger onderwijs 74 1 maart 2013 Lokaal
behaalde, had slechts 2,17% van de hulpvragers/partners een opleiding van dit niveau. Diegenen die hoogstens een diploma hoger secundair behaalden, waren minder in schuldhulpverlening indien zij ASO-onderwijs gevolgd hadden. Alleenwonenden en eenoudergezinnen (45,24% respectievelijk 16,77%) en werkloze gezinnen (51,47%) zijn merkelijk sterk vertegenwoordigd in de schuldhulpverle-
lijkse uitgaven te financieren. De top drie van de schuldensoorten bestaat uit energieschulden, gezondheidsschulden en leningen op afbetaling. De gegevens spreken overigens voor zich. Veel huishoudens kampen met consumentenkredietschulden. De erkende instellingen voor schuldbemiddeling leveren steevast grote inspanningen om de schuldenproblemen bij hun cliënteel op te lossen. Helaas wordt het moeilijker om minnelijke akkoorden af te sluiten met schuldeisers en invorderaars. De overheid moet daarom wettelijke gevolgen verbinden aan de tussenkomst van een erkende instelling voor schuldbemiddeling. Dit kan bijvoorbeeld door een tijdelijk verbod op verdere invorderingen te verbinden aan de tussenkomst van een erkende schuldbemiddelaar. Ook zouden schuldeisers verplicht moeten worden gemotiveerd te antwoorden op betwistingen die opgeworpen worden door erkende schuldbemiddelaars.
De overheid moet wettelijke gevolgen verbinden aan de tussenkomst van een erkende instelling voor schuldbemiddeling. ning in vergelijking met hun aandeel in de Vlaamse bevolking. In 2011 werd tevens een verdubbeling van het aandeel niet-Belgen in schuldhulpverlening tot 11,34% vastgesteld. Wat vaststaat is dat wijzigingen in het inkomsten- en/of uitgavenpatroon de belangrijkste oorzaak zijn van schuldenproblemen. De tweede belangrijkste oorzaak is een gebrek aan inkomsten, gevolgd door een tekort aan administratieve vaardigheden. De tien meest voorkomende schuldensoorten staan in de tabel op deze pagina. Zoals ook uit de uitgebreide registratie van 2009 blijkt, ondervinden veel huishoudens problemen om dage-
Terloops vermeld maar daarom niet minder belangrijk is dat deze onderzoeksgegevens beperkt zijn tot de cliënten die bij OCMW’s en CAW’s bekend zijn. Registratiegegevens van mensen in budget- en schuldhulpverlening bij bijvoorbeeld een advocaat zijn voorlopig nog niet voorhanden. Hans Ledegen is onderzoeker Vlaams Centrum Schuldenlast Cijfer- en profielgegevens van de Vlaamse huishoudens in budget- en/of schuldhulpverlening anno 2011 op www.vlaamscentrumschuldenlast.be, onderzoek en registratie
mens & ruimte praktijk
Boom – Het lokaal sociaal beleid in Boom wil zuurstof geven aan cliënten én personeel. Steeds meer burgers wenden zich tot het OCMW, en hun hulpvragen zijn vaak complex. Een proactieve werkwijze en een laagdrempelige dienstverlening dragen ertoe bij problemen vroegtijdig op te sporen. Maar dit vergt extra inspanningen van de maatschappelijk werkers, terwijl het water hun nu al tot de lippen komt. Het OCMW van Boom ondervindt dat proactief werken hand in hand gaat met personeelstevredenheid.
Spreekkamer inruilen voor de straat
Lokale partners Het team startte zijn werking met een voorstellingsronde bij alle partners in de gemeente: van allochtonenvereniging tot huisart‑ senkring, van RVA tot schooldirecties. Het OCMW besliste samen met de partners geen stuurgroep maar een jaarlijks LSB-event te organiseren. Daar staan de planning, visievorming en netwerking op de agenda. De maandelijkse digitale nieuwsbrief dient om snel nieuwe initiatieven uit te wisselen. Tot slot ontmoeten de part‑ ners elkaar vooral bij de uitwerking van concrete projecten. Boempetat Een van deze projecten is de ruilwinkel Boempetat met als doelgroep kinderen tot drie jaar en hun ouders. Je vindt er twee‑ dehands kleding en speelgoed, en je kunt er ook terecht voor informatie, toeleiding naar andere initiatieven en ontmoeting. De betaling van de koopwaar gebeurt met ruilmunten, die je krijgt door zelf spullen binnen te brengen. Ouders die over weinig mid‑ delen beschikken, krijgen een starterspakket met ruilmunten. De ruilwinkel wordt uitgebaat door de coördinator van Boempetat, samen met de maatschappelijk werkers van het OCMW en gemo‑ tiveerde vrijwilligers. Achteraan in de winkel is er ook een ontmoe‑ tingsruimte waar ouders bij een kopje koffie kunnen bijpraten. Partnerorganisaties programmeren er een aanbod zoals zingen met kindjes of babymassages en geven informatiesessies. 10.000 stappen per dag Het team lokaal sociaal beleid grijpt iedere gelegenheid aan voor een actie, zoals het project ‘10.000 stappen per dag’ geïnitieerd door Logo en de provincie Antwerpen. Gedurende één week probeerden de personeelsleden van het OCMW zo veel mogelijk
Ruilwinkel Boempetat
stappen te zetten, nauwkeurig gemeten via een stappenteller. De competitiviteit was te snijden: sommige personeelsleden liepen met hun fiets aan de hand naar het werk om toch maar voldoende stappen op hun teller te krijgen. Deze personeelsactie werd gepro‑ moot bij alle lokale actoren, die gratis stappentellers konden lenen van het OCMW. Tijdens een gezonde wandeling voor het goede doel werden 10.000 stappen gezet. Ten slotte werd ook een lezing georganiseerd voor alle inwoners, waarbij een diëtiste iedereen van het nut van een gezonde levensstijl overtuigde en werden er stappentellers verkocht.
gfs
Het team lokaal sociaal beleid van Boom bruist van energie. Tijdens ons gesprek vertellen de teamleden enthousiast over het geslaagde fietsproject, het gezellige kappersbezoek en de zo‑ merse gezinsuitstap naar de dierentuin. Deze activiteiten maken deel uit van het lokaal sociaal beleid van het OCMW. Maatschap‑ pelijk werkers gaan vrijwillig met cliënten op stap. Zo komen ze van achter hun bureautafel, smeden ze een vertrouwensband met cliënten en wordt hun persoonlijk engagement aangesproken. Deze projecten komen boven op het boordevolle takenpakket van de maatschappelijk werkers, maar toch bezorgen ze hun meer ar‑ beidsvreugde. De secretaris staat vierkant achter deze werkwijze die geïnspireerd is op het boek Eropaf! De nieuwe start van het sociaal werk van Jos van der Lans (2010). Tot nu toe is elk initiatief een succes en cliënten reageren zeer lovend. Een belangrijke suc‑ cesfactor is de goede samenwerking met lokale partners.
Nieuwjaarke zoete Een laatste project dat aantoont dat je met weinig middelen veel kunt bereiken, is ‘nieuwjaarke zoete’. Het OCMW vroeg leerlingen van basisscholen een nieuwjaarsbrief te schrijven voor inwoners met weinig sociale contacten. De dienst gezins- en bejaarden‑ hulp selecteerde eenzame personen die elk een tekening kregen als uitnodiging voor een nieuwjaarsfeestje. Met versgebakken pannenkoeken en koffie werden de genodigden verwelkomd. De kinderen lazen hun brief voor en kregen een kleine attentie. Deze actie bracht een publiek samen dat de dienstverlening op een positieve manier leerde kennen. Op zulke creatieve manieren bereikt het OCMW een publiek dat moeilijk de weg vindt naar het OCMW. Dat genereert meer werk voor de maatschappelijk werkers. Hun energiepeil blijft hoog dankzij de voldoening die ze uit deze projecten halen en de dank‑ baarheid die de cliënten tonen. joke vanreppelen
www.boom.be Lokaal 1 maart 2013
75
mens & ruimte de frontlijner
De jeugd zit hier goed Astrid Roeges, jeugdambtenaar Halle In een brede bocht rond de Grote Markt van Halle wandelen jeugdambtenaar Astrid Roeges en ik van de gloednieuwe skateramp naast de sporthal naar de bouwput achter het cultuurcentrum waarin ondergronds een fuifzaal wordt gebouwd met daarboven een nieuw jeugdcentrum: ‘Hopelijk komen de jongeren daar dan ’s middags hun boterhammetjes opeten en horen we zo wat er bij de jeugd leeft,’ zegt Astrid Roeges. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere
‘Zeven jaar geleden begon ik als medewerker, nu ben ik diensthoofd Jeugd. Ik heb sociaal-cultureel werk gestudeerd en zat in Ternat in de Chiro en de jeugdraad. Ik heb mijn stage in Ternat gedaan, maar toen vond ik het toch aantrekkelijker om in een team van drie mensen terecht te komen. Je hebt meer mogelijkheden dan in een kleine gemeente: je kunt veel nieuwe dingen doen en inspelen op nieuwe ideeën.’ ‘Zo telt Halle een grote skatepopulatie, ze wilden een vast park in beton. Voordien hadden we mobiele toestellen die wettelijk niet meer in orde waren. De ervaren skaters en BMX’ers hebben gebruik gemaakt van de inspraak die ze kregen, ze hebben zelf de plannen mee uitgetekend, hindernissen inbegrepen. Volgens hen is dit park van tachtig bij vijftien meter het meest complete van Vlaanderen. We hebben het vorige zomer officieel ingehuldigd met een contest. Het is een echte hype. In samenwerking met de sportdienst verzorgen de oudere skaters nu zelf initiatie voor de zes- tot twaalfjarigen.’ 76 1 maart 2013 Lokaal
‘Ik ben ook trots op ons speelruimtebeleid. Sinds 2005 hebben we een speelruimteplan met een lijst noodzakelijke vernieuwingen of aanpassingen en een lijst met tekorten. Sindsdien vernieuwen we jaarlijks twee speelpleintjes en wordt er in een kleinere speeltuin een speeltuig vervangen. We beginnen daar nu de vruchten van te plukken, het heeft effect op een wijk. Om te kunnen inspelen op wat er leeft houden we inspraakacties zoals een enquête of een spel. De nieuwe grote speeltuin in Lembeek is een echte trekpleister geworden. Die ligt er heel natuurlijk in het kasteeldomein, er zijn veerwipjes, zandspelen en een kleine hut voor de kleuters en een zeshoekige schommel en burcht voor de grotere kinderen. De mensen komen daar picknicken. Voor kinderen hebben we naast de speelpleinwerking ook de openstraatdag: de eerste zondag van september is autoloze zondag in Halle, het centrum staat dan vol springkastelen met een apart kleuterdorp en een groot aanbod voor de kinderen tot achttien jaar. Voor lagereschoolkinderen richten
we het ene jaar ook de Roefel in en het andere jaar de Buitenspeeldag. Ik heb het gevoel dat de Roefel wat achteruitboert, zowel bij de handelaars als bij de kinderen.’ ‘In Halle lopen veel jongeren rond, ook omdat veel jongeren uit de randgemeenten naar een van de vijf middelbare scholen komen en hier een deel van hun vrije tijd doorbrengen. Over de infrastructuur kunnen ze binnenkort zeker niet meer klagen. Eind dit jaar gaat ook het nieuwe jeugdcentrum open met de ondergrondse fuifzaal en erboven een balletzaal en een ontmoetingsruimte. De jeugddienst krijgt er ook zijn lokalen, net zoals de tienerwerking die dan niet enkel in de vakanties maar ook tijdens het schooljaar de deuren opent. Daarnaast hebben we in Buizingen al een jeugdhuis en een repetitieruimte op Sint-Rochus.’ ‘Zennetoer is ons regionaal free podium voor Beersel, Sint-Pieters-Leeuw, Dilbeek, Gooik, Sint-Genesius-Rode, Ternat en Halle. Na vijf preselecties hadden we begin januari de finale in Halle.
Astrid Roeges: ‘Het beleidsplan schrijven was onze bestaansreden, maar in de BBC hoeft dat niet meer. We moeten ons herpositioneren, ervoor zorgen dat ze ons niet overbodig vinden. Daarom ben ik fier op onze inspraak.’
Dat intergemeentelijk samenwerken was erg prettig, niet alleen vanwege de extra subsidie, maar vooral omdat het werk verdeeld wordt. We werken nu aan een intergemeentelijk comedyproject.’ ‘Sinds twee jaar zit het JAC bij ons op kantoor in het centrum van de stad. Ik vind dat heel goed, zo wordt het JAC zichtbaarder voor de schoolgaande jeugd. Zij hebben veel aanmeldingen. De samenwerking is ook prettig, en jongeren die bij het JAC zijn geweest, weten ons daarna ook te vinden als ze met hun vereniging een fuif willen organiseren of een muziekinstallatie willen lenen. We zouden graag hebben dat het JAC volgend jaar met ons mee verhuist. Ons imago zal veranderen, we zullen veel zichtbaarder zijn. Het mag organisch groeien. De vraag naar een jeugdcentrum bestaat al heel lang. In Halle is er geen echte fuifzaal en de grote zaal in het cultuurcentrum is veel te groot voor fuiven van een klas of een jeugdvereniging. Eerst was er een zoektocht naar de locatie. Vijf jaar geleden werd het duidelijk dat het deze plaats werd en
konden we aan de voorbereiding beginnen met inspraak van de jeugdraad. Hun vergaderingen zullen binnenkort in ieder geval in het nieuwe gebouw doorgaan, jongeren zullen daar liever komen dan in het stadhuis. Ik ben wel mee met het idee van adviesraden maar het is moeilijk jongeren daar enthousiast voor te krijgen. Daarom krijgen ze extra subsidiepunten bij aanwezigheid. Ze komen alleen maar luisteren, er is geen doorstroming naar andere mensen.’ ‘Het beleidsplan schrijven was onze bestaansreden, maar in de BBC hoeft dat niet meer. We moeten ons herpositioneren, ervoor zorgen dat ze ons niet overbodig vinden. Daarom ben ik fier op onze inspraak. Kinderen en jongeren kunnen niet stemmen, maar hun visie moet je wel meenemen in de aanleg van pleinen en straten. We proberen overal voor die inspraak te zorgen, we houden een voet tussen de deur bij de dienst Openbare Werken. Het gaat ook niet alleen over de aanleg van openbare ruimte, ook over vrije tijd, eigenlijk alles wat de jeugd aanbelangt.’ Lokaal 1 maart 2013
77
Nieuw! Alle wet- en regelgeving voor de kinderopvang in twee nieuwe publicaties! Codex kinderopvang van baby’s en peuters Codex kinderopvang van schoolgaande kinderen
✁
2 publicaties, 2 doelgroepen
Wetgeving met duiding
Vertrekkende vanuit de gebruikers die vaak verantwoordelijk zijn voor één type voorziening, zorgen wij voor informatie op maat! Een codex voor de dagopvang en een tweede codex voor de buitenschoolse kinderopvang. Het nieuw Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby’s en peuters wordt de uitvalsbasis voor de Codex kinderopvang van baby’s en peuters. Van zodra bij dit decreet uitvoeringsbesluiten worden gepubliceerd, zullen deze aan de codex worden toegevoegd. In afwachting van een Decreet buitenschoolse kinderopvang wordt in de Codex kinderopvang van schoolgaande kinderen de huidige regelgeving opgenomen.
Per thematisch hoofdstuk krijgt u volgende onmisbare informatie:
Thematische hoofdstukken
Overzichtelijkheid in een oogopslag
Kinderopvang organiseren en een kinderopvangvoorziening beheren betekent rekening houding met verschillende voorwaarden en wettelijke bepalingen. De nieuwe codexen vertrekken vanuit het gebruiksgemak voor de abonnee en worden onderverdeeld in voor de verantwoordelijke van een kinderopvangvoorziening relevante items. Op basis van thema’s zoals ‘vergunningsvoorwaarden, medewerkers, organisatorisch management, infrastructuur, veiligheid en gezondheid…’ zullen de wettelijke bepalingen en duiding bij deze wettelijke bepalingen overzichtelijk aangeboden worden.
Via een overzichtsfiche zal duidelijk gemaakt worden of de regelgeving relevant is voor gezinsopvang, groepsopvang en opvang aan huis. Veelzeggende kopteksten: de kopteksten zullen (via een korte omschrijving) duidelijk aangeven over welk besluit het gaat.
• Overzichtsblad (een korte inhoudstafel per hoofdstuk) • Wet- en regelgeving (relevante artikels, hoofdstukken uit of volledige decreten, BVR’s, MB’s…) • Toelichting bij de regelgeving (omzendbrieven Kind en Gezin, duiding, informatieve artikels, goede praktijken) of m.a.w. een vertaling van de regelgeving naar de praktijk. • Documenten en formulieren
BESTELKAART Politeia // Ravensteingalerij 28 // 1000 Brussel // Fax: 02 289 26 19 // Tel: 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be // e-mail: info@politeia.be
❏ Ja,
ik teken nu in op de Codex kinderopvang voor baby’s en peuters (2 delen) aan € 79 euro voor VVSG-leden (€89 euro voor niet-leden)
❏ Ja, ik teken nu in op de Codex kinderopvang voor schoolgaande kinderen (2 delen) aan € 79 euro voor VVSG-leden (€89 euro voor niet-leden)
Naam: ................................................................................................................................................. Functie: ............................................................................................................................................... Organisatie: ......................................................................................................................................... E-mail: ................................................................................................................................................. Tel.: ..................................................................................................................................................... Adres: ................................................................................................................................................. Btw: ....................................................................................................................................................
Datum en handtekening
* Het betreft hier een losbladige publicatie met abonnementsformule. De bijwerkingen worden u automatisch toegezonden tegen 0,55 euro/blz en dit tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement. Prijzen btw inclusief en exclusief verzendingskosten. Prijzen geldig tot 31.03.2013. Consulteer www.politeia.be voor actuele prijzen. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.
stefan dewickere
beweging ??
Mark Suykens (VVSG), Vinciane Mortier (ACV-Openbare Diensten), Luc Van der Auwera (VSOA-LRB) en Mil Luyten (ACOD-LRB) bij de ondertekening.
Vakbonden en VVSG tekenen nieuw sectorconvenant
I
n de raadzaal van Puurs ondertekenden de drie overheidsvakbonden en de VVSG op 30 januari een nieuw sectorconvenant voor hun samenwerkingsverband Diverscity. Dankzij het nieuwe convenant kan Diverscity vier medewerkers inzetten, één meer dan vandaag. De acties uit het convenant bieden een antwoord op de uitdagingen van de lokale besturen. Sommige acties richten zich tot specifieke doelgroepen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt: kortgeschoolden op niveau E en D, personen met een arbeidshandicap en etnisch-culturele minderheden. Deze laatste groep kent dikwijls niet genoeg Nederlands, terwijl in het lokale bestuur strenge taalvereisten gelden. Door taalcoaching, non-discriminatiecodes en diversiteitsplannen kunnen we hier iets aan doen. Andere acties hebben te maken met het loopbaanbeleid. Daarbij staan de werkbaarheid en de kwaliteit van de arbeid centraal. Voor de realisatie ervan
rolt Diverscity de HRM-scan uit als leidraad voor sterk personeelsbeleid. Met deze HRM-scan kan een lokaal bestuur zelf het eigen beleid evalueren. Diverscity plant een bijbehorend ondersteuningsaanbod dat in regionale netwerken wordt uitgewerkt. Een laatste groep acties richt zich op activeren en werkplekleren. Zo zal Diverscity aandacht schenken aan het samenbrengen van vraag (onderwijs- en opleidingsinstellingen) en aanbod (lokale besturen) en het verhogen van de kwaliteit van het werkplekleren. De sector blijft ook ijveren voor een rechtszeker leerwerkstatuut voor jongeren bij lokale besturen. Opleidingstrajecten Naast deze acties bevat het convenant ook enkele specifieke projecten. Zodra de regering het licht op groen zet, kunnen we volgens het VIA 4-ontwerpakkoord opleidingstrajecten organiseren
waarbij medewerkers bijkomende kwalificaties kunnen verwerven. Het gaat om opleidingen tot polyvalent verzorgende en zorgkundige. Ook de opleidingstrajecten tot begeleiders kinderopvang of begeleiders buitenschoolse kinderopvang staan op het programma. Om de acties uit het convenant lokaal te ondersteunen zal Diverscity promotie voor de diversiteitsplannen blijven voeren, zodat gemeenten en OCMW’s een financiële steun ontvangen om concreet werk te maken van een diversiteitsbeleid. In het verlengde van dit convenant wordt bovendien een ESF-project over werkdruk in de openbare woonzorgcentra ingediend waarin de sociale partners de sporen verkennen om de arbeid anders te organiseren. Tien woonzorgcentra kunnen meewerken aan dit project. Peter Neirynck, sectorconsulent Diverscity www.diverscity.be
Lokaal 1 maart 2013
79
beweging netwerk
Geen gemeentelijk afvalbeleid zonder Interafval Al achttien jaar spreekt de gemeentelijke afvalsector met één stem: Interafval. Maar nieuwe uitdagingen en nieuwe spelers op de afvalmarkt dwingen Interafval scherp te blijven, want afval wordt grondstof. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere
80 1 maart 2013 Lokaal
Paul Macken, voorzitter van Interafval en directeur bij IOK-afvalbeheer
Paul Macken: ‘Sinds we samenwerken, spreken de gemeenten en de afvalintercommunales voor het lokale afvalbeleid met één stem. We voelen ons echt thuis op de VVSG. Die synergie zochten we en het is de juiste keuze gebleken. Het krachtige aan de samenwerking met de VVSG is dat ze in twee richtingen werkt: als gemeenten problemen ervaren komen die bij ons op de vergadering en op de raad van bestuur van de VVSG en andersom. Is in Nederland de gemeentelijke afvalsector een aparte organisatie, in Vlaanderen vertegenwoordigen wij de gemeenten, we zijn bezig met het afval voor, door en van de gemeenten. We realiseren in Vlaanderen het afvalbeheer, zonder overdrijven kunnen we zeggen dat Vlaanderen qua afvalcijfers een koppositie inneemt in Europa. Dat heeft veel oorzaken en verklaringen maar cruciaal is dat het afvalbeleid in Vlaanderen dicht bij de bevolking wordt gevoerd, in de gemeenten. Het staat of valt met de participatie van de bevolking, dus is het belangrijk dat het burgernabij georganiseerd wordt. Vooral de communicatie dicht bij de burgers is belangrijk. We maken ook de resultaten meteen zichtbaar. In het begin waren we vooral de spreekbuis, nu zijn we het aanspreekpunt. We zijn een volwassen gesprekspartner van de OVAM, het kabinet, de industrie of van nieuwe spelers. Want de sector evolueert sterk: afval wordt almaar meer grondstof. Dus duiken er nieuwe spelers op, van producenten die vrijwillig hun producten willen terugnemen tot organisaties die met afval geld willen verdienen. Dat is een duidelijke evolutie sinds ons ontstaan.
Het grootste gevaar schuilt erin dat de koers gereden lijkt. De uitdagingen blijven immers groot, vooral omdat we nu in de overgang van afval naar grondstof en materialenbeheer zitten. Elke verandering brengt verschuivingen met zich mee, het is een proces van vallen en opstaan. Het is een uitdaging om de dienstverlening en de kostenefficiëntie nog te verbeteren. Daarnaast is er ook de relatie met de globale milieucomponent: hoe kunnen we het transport, de logistiek beter organiseren? Zelfs voor een mature sector als afval zijn er nog veel uitdagingen. We moeten streven naar een mix van goede milieuresultaten, kostenefficiënt beheer en goede dienstverlening op maat. Deze afvaldriehoek verschuift zich op dit moment. We moeten samen in Vlaanderen kijken wat we ervoor over hebben om wat te bereiken. Er is een prijs verbonden aan het mooie milieuplaatje. Op lange termijn zijn dat thema’s die moeten worden vastgelegd met iedereen, zowel met de gemeenten als met de Vlaamse overheid die finaal het beleid bepaalt.’
Christof Delatter, coördinator van het Interafvalteam
Christof Delatter: ‘De samenwerking is eind ’95 ontstaan omdat het moeilijk was om vanuit de lokale sector op het beleid te wegen. In de VVSG hadden we daar de mankracht niet voor en de afvalintercommunales hadden geen forum. Onder impuls van collega Alex Verhoeven hebben de intercommunales elkaar gevonden, ze hebben middelen samengelegd om structureel samen te komen onder de vleugels van de VVSG. Daarvoor hebben ze een medewerker aangeworven die op basis van de input van de afvalintercommunales op alle fora het lokale afvalbeleid onder de aandacht brengt. Interafval werkt zeer intens. We vergaderen jaarlijks acht keer met alle leden, op deze Plenaire Vergadering beslissen we over strategische keuzes en nemen we standpunten in. Het Bureau komt maandelijks samen om alles voor te bereiden. Daarnaast zijn er de werkgroepen waarin mensen zich over afvalverbranding, communicatie of inzameling buigen. Door onze intensieve contacten met de intercommunales voelen onze leden zich bij Interafval betrokken en weten wij op welke kennis we kunnen terugvallen. Onze vergaderingen zijn echt momenten van kennisdelen. Dat werkt en mensen blijven komen. Dat illustreert het nut en het belang van de organisatie. Op basis van veel informatie formuleert Interafval zijn standpunten die dan weer door de raad van Bestuur van de VVSG bekrachtigd worden. Over de aansturing van het afvalbeleid in de gemeenten wordt niets beslist zonder ons te consulteren. En dat terwijl wij maar met drie mensen zijn en de OVAM voor afvalbeheer meer dan honderd personeelsleden telt. Toch wordt daar geen document over gemeentelijk afval gemaakt zonder dat ze ons erin kennen. Omdat Vlaanderen goede afvalcijfers haalt, is het zowel lokaal als centraal geen heet hangijzer meer. Toch moet een burgemeester die zijn mandaat ernstig neemt beseffen dat er geen andere vorm van dienstverlening bestaat waarbij je zo’n intens contact met je burger hebt en zo veel mensen bereikt. Goed afvalbeheer houdt dan ook rekening met de plaatselijke situatie, elke gemeente kan er haar stempel op drukken, je mag dat niet aan anderen overlaten. Als het systeem niet goed werkt, ergeren mensen zich blauw, zoals aan zwerfvuil, en dan spreken ze hun gemeentebestuur daarop aan. De maturiteit van de sector neemt toe, zowel publiek als privé. Op Vlaams niveau halen we mooie resultaten, maar lopen we het risico dat de politiek afhaakt. En dat terwijl heel andere krachten en belangen spelen die een groter stuk van de koek willen. We worden geconfronteerd met een private sector die zich agressief opstelt tegenover het publieke initiatief en de beleidsmatige vrijheid van de gemeenten inzake afvalbeheer ronduit in vraag stelt.’ Lokaal 1 maart 2013
81
perspiraat
“De informatie op de website van de Vlaamse overheid over de akten van voordracht voor de OCMW’s ligt aan de basis van een van de procedurefouten die zijn vastgesteld door de provinciale Raden voor Verkiezingsbetwistingen. De VVSG zorgt ervoor dat lessen worden getrokken uit de vastgestelde fouten en het OCMW-decreet wordt aangepast om problemen in de toekomst te vermijden.” Pieter Vanderstappen, stafmedewerker VVSG – Belga 8/2
beweging in de prijzen
Prijs ZORGwerkgever 2012 voor woonzorgcentrum Ter Berken Door hun negatieve imago vinden Vlaamse woonzorgcentra moeilijk gekwalificeerde zorgverleners. Met ZORGwerkgever willen Ablecare en Anders vzw dit imago verbeteren en zorgorganisaties als goede werkgevers positioneren. Het woonzorgcentrum Ter Berken van het OCMW van Roeselare viel in de prijzen.
gf
“Het verhaal van het plattelandsfonds lijkt ondertussen op een slechte soap.” VVSG-stafmedewerker Liesbet Belmans en Dieter Hoet van Westhoekoverleg over het uitblijven van het door de Vlaamse regering goedgekeurde structurele ondersteuningsfonds voor plattelandsgemeenten – VVSG-persbericht van 12/2 “Niet alleen voor Beringen, maar voor heel veel Vlaamse gemeenten en steden komen er moeilijke jaren aan. Door de crisis dalen de inkomsten uit de personenbelasting en kunnen gemeenten minder makkelijk lenen bij de bank, maar het grootste probleem blijkt de vergrijzing. Anders dan bij de Vlaamse en federale overheid moeten de lokale besturen zelf hun pensioenlast betalen. Gemiddeld reserveert een gemeente boven op haar loonlast 32 procent van die som voor de uitbetaling van haar gepensioneerden. Dat cijfer gaat de komende jaren stijgen tot 40 procent. De pensioenfactuur verplicht de gemeenten dus om te besparen.” Jan Leroy, directeur Bestuur en specialist gemeentelijke financiën bij de VVSG – Het Belang van Limburg 5/2 “Dat je niet zomaar kan gaan stempelen is een gebrek aan waardering voor wat je gedaan hebt. Mensen die voor een lokaal mandaat gaan, nemen een heel groot risico. Volgens een studie van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten zitten 70 burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters nu zonder job, zonder inkomen.” Els Van Weert, voormalig schepen in Lier – Het Laatste Nieuws 2/2
82 1 maart 2013 Lokaal
Ter Berken sleepte de prijs in de categorie middelgrote voorzieningen in de wacht. In de categorie voorzieningen tot 75 wooneenheden ging de prijs naar Villa Mozart uit Heusden-Zolder, en in die voor zorgvoorzieningen met meer dan 125 wooneenheden naar Vincenthof uit Oostakker. Voor deze prijzen hadden tientallen woonzorgcentra zich ingeschreven. Voorzieningen die genomineerd werden, kregen bezoek van een televisieploeg van ZorgAndersTv. Met een wetenschappelijk gefundeerde vragenlijst werd van elke deelnemer de werknemerstevredenheid in kaart gebracht. Alle deelnemers ontvingen een rapport met hun sterkten en werkpunten.
Terechte winnaar In Ter Berken verblijven negentig senioren die door psychische problemen niet langer zelfstandig thuis kunnen wonen. Elke bewoner beschikt over een eenpersoonskamer. Per verdieping zijn er twee ruime woonkamers voor telkens vijftien bewoners. ‘Ter Berken is een terechte winnaar,’ zegt Michael Van Buggenhout van ZORGwerkgever. ‘Dit woonzorgcentrum creëert een huiselijke sfeer. Naast verplegen en verzorgen ligt de nadruk er op meeleven en meewonen. Het woonzorgcentrum is
een open huis waar inspraak, respect en genegenheid heel belangrijk zijn. Het ervaren team zorgverleners en het palliatief team verlenen dagelijks zorg vanuit een heel positieve houding. De filosofie van de bewonerszorg wordt door de medewerkers gedragen. De personeelsleden worden betrokken bij beleidsbeslissingen. Ze zeggen zelf dat ze veel erkenning en waardering voor hun werk krijgen. Door de tevredenheid en positieve ingesteldheid van de medewerkers is er weinig verloop, met een hecht team als resultaat. De medewerkers ervaren de hoofdverpleegkundigen en hun directie als bekwame managers. Door positieve voorbeelden aan de buitenwereld te tonen wil ZORGwerkgever de zorgsector helpen zich als goede werkgever te positioneren.’
Tot 30 april: ZORGwerkgever2013 ZORGwerkgever2012 kent een vervolg. In 2013 zal de nadruk niet enkel op de woonzorgcentra liggen. Ook de sector van de gehandicaptenzorg en de psychiatrische zorgvoorzieningen waar patiënten residentieel verblijven, kunnen een beroep op ZORGwerkgever doen om de tevredenheid van hun medewerkers in kaart te brengen. inge ruiters
www.zorganderstv.be/zorgwerkgever2013
Thuis in de stad-prijs voor Antwerpse Badboot en Hasseltse CityDepot
gf
gf
Vlaams minister Freya Van den Bossche heeft op de trefdag Innovatie in de Stad de Thuis in de Stad-prijs 2012 uitgereikt. Aan de Badboot uit Antwerpen en CityDepot uit Hasselt werd vanwege de grote creativiteit ex-aequo de eerste prijs toegekend. Beide projecten ontvangen een geldprijs van 75.000 euro. De Badboot is een drijvend openluchtzwembad dat in augustus vorig jaar voor anker ging in het Antwerpse Kattendijkdok in een desolate havenbuurt die de komende jaren een metamorfose zal ondergaan. ‘De Badboot is een voorbeeld van slow urbanism en maakt het water tot een volwaardig deel van de stad,’ zegt de jury van de Thuis in de Stad-prijs. Het PPS-project brengt trouwens nieuw leven en een positieve noot in dit deel van de stad. CityDepot organiseert de belevering in het stadscentrum van Hasselt op een unieke manier: samen met de lokale handelaars wordt beslist om goederen niet meer aan de eigen voordeur te laten leveren, maar aan een gezamenlijke nieuwe voordeur aan de stadsrand. Vanuit dat depot wordt de levering van de goederen met bestemming binnenstad georganiseerd. De jury was vol lof omdat dit niet alleen gebundeld gebeurt, maar ook groen, veilig en volledig op maat en in regie van de handelaar.
OCMW MOORSLEDE zoekt een gemotiveerd en enthousiast voltijds hoofd
sociale dienst B4-B5
Als Hoofd sociale dienst organiseert, coördineert en leidt hij/zij de werking van de sociale dienst. Hij/zij adviseert tevens de secretaris bij de verdere uitbouw van de dienstverlening. Profiel: 1° U bent in het bezit van een diploma van bachelor in het sociaal-agogisch werk met de titel van maatschap pelijk assistent, of een daarmee gelijkgesteld diploma Of
2° het diploma van bachelor in de verpleegkunde, afstudeerrichting sociale verpleegkunde, of een daarmee gelijkgesteld diploma.
en
U kunt minimum 4 jaar nuttige beroepsactiviteit aantonen.
Aanbod: een boeiende en afwisselende job in voltijds, statutair dienstverband, een bruto jaarsalaris van minimum € 34741,44 , gratis hospitalisatieverzekering en maaltijdcheques. Er wordt tevens een werfreserve aangelegd voor de duur van drie jaar waaruit zowel contractuelen, statutairen, voltijdsen als deeltijdsen kunnen geput worden. Interesse? Stuur dan uw sollicitatiebrief met cv en kopij van diploma naar OCMW Moorslede t.a.v. de voorzitter, Marktplaats 18A te 8890 Moorslede vóór 28 maart 2013. Het schriftelijk examen vindt plaats op 20 april 2013 in het Sociaal Huis, Marktplaats 18A te 8890 Moorslede. Het mondeling examen (voor de geslaagden van het schriftelijke) is voorzien op 3 mei 2013. Voor meer informatie in verband met de functiebeschrijving, toelatings- en aanwervingsvoorwaarden alsmede alle nodige inlichtingen, kunt u contact opnemen met Geert Leenknecht, OCMW-secretaris Geert Leenknecht – T 051-57 60 74 of via secretaris@ocmwmoorslede.be
Uw personeelsadvertenties in Lokaal, VVSG-week én op de VVSG-website inlevering personeelsadvertenties voor: Lokaal 4 (1 tot 30 april) – 7 maart 2013 Lokaal 5 (1 tot 31 mei 2013) – 11 april 2013 informatie:
nicole.vanwichelen@vvsg.be, T 02-211 55 43
Het gemeentebestuur van Hulshout stelt volgende betrekking open:
Halftijds Educatief Stafmedewerker Bibliotheek Je ondersteunt de bibliothecaris, je staat onder functionele leiding van de clusterverantwoordelijke en rapporteert en werkt o.l.v. de bibliothecaris.
jouw functie
jouw profiel Je bent in het bezit of je behaalt het getuigschrift initiatie tot de bibliotheek-, documentatie- en informatiekunde binnen de termijn van 2 jaar. Het contract wordt beëindigd indien voormeld diploma niet behaald wordt
binnen de voorgestelde termijn opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Je dient te slagen in een bekwaamheidsproef en bereid te zijn bij te scholen in het bibliotheekprogramma Brocade; bereid tot avond- en zaterdagwerk. De proeftijd bedraagt 12 maanden. aanbod Een bruto geïndexeerde jaarwedde: € 13.912,68 (0 dienstjaren, schaal B1), de voordelen zijn opge-
somd in de inschrijvingsbundel; er wordt een wervingsreserve aangelegd voor de duur van drie jaar. interesse?
De inschrijvingsbundel met meer informatie kan je opvragen bij de personeelsdienst via personeel@ hulshout.be of raadplegen op www.hulshout.be/gemeentelijke werking/vacatures. Inschrijven kan ten laatste tot en met woensdag 20 maart 2013.
Lokaal 1 maart 2013
83
beweging agenda
Brugge 5 maart
De eerste honderd dagen van de lokale bestuurder
stefan dewickere
Inspiratiedagen voor burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters. www.vvsg.be Gent 5 maart Leuven 7 maart
Intervisie voor maatschappelijk werkers woonzorgcentra Deelnemers brengen casussen mee, vernemen hoe collega’s gelijkaardige problemen aanpakken en ontwikkelen samen creatieve oplossingen. www.vvsg.be Mechelen 6 maart
Conferentie ‘Jong in de Stad’ Honderd verhalen van honderd jongeren uit kleinere en grotere steden als inspiratie-, uitwisselings- en kennisdelingsmoment voor beleidsmakers op het lokale en Vlaamse niveau. www.sociaalcultureel.be Gent 7 maart
De eerste honderd dagen van de lokale bestuurder Inspiratiedagen voor burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters. www.vvsg.be Hasselt 12 maart
Het sociaal overleg in lokale besturen (vakbondsstatuut) Vorming over het vakbondsstatuut voor schepenen bevoegd voor personeel en personeelsverantwoordelijken van gemeenten, OCMW’s, autonome
Kaderstukje1 (groot beeld = beeld politieman en werkman, cfr website) Op 6 plaatsen in Vlaanderen, vanaf 12 maart exclusieve vorming voor burgemeesters
De burgemeester als regisseur van het lokale veiligheidsbeleid Exclusieve vorming voor burgemeesters Wat moet de burgemeester zeker weten over het lokale veiligheidsbeleid? Hoe gaat de burgemeester concreet om met die verantwoordelijkheden en De burgemeester als regisseur van het lokaal veiligheidsbeleid bevoegdheden? In dit unieke drieluik uit de Politieke Academie van VVSG vernemen burgemeesters alles over het lokale integrale veiligheidsbeleid, moet de burgemeester zeker weten over het lokale veiligheidsbeleid? deWat lokale politie en de brandweer, noodplanning en crisiscommunicatie. Met praktische en essentiële informatie over uw veiligheidsbevoegdheden en Hoe gaat de burgemeester concreet omconcrete met die verantwoordelijkheden verantwoordelijkheden. Aan de hand van praktijkvoorbeelden en en
getuigenissen van collega-burgemeesters. Met focus op uw cruciale rol als bevoegdheden? In dit unieke drieluik uit de Politieke Academie van VVSG burgemeester. Dit unieke drieluik vindt plaats in Gent, Mechelen, Brugge, Hasselt, Dendermonde burgemeesters over het lokale integrale veiligheidsbeleid, envernemen Dessel met de respectievealles burgemeesters Daniël Termont, Bart Somers, Renaat Landuyt, Hilde Claes, Piet Buyse en Kris Van Dijck als gastvrouw of -heer. Opgelet, depolitie reeks start op 12 maart (Gent) of 26en maart (Mechelen). de lokale en dealbrandweer, noodplanning crisiscommunicatie. Met Informatie en inschrijvingen : www.vvsg.be (kalender)
gemeentebedrijven en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. www.vvsg.be
dienstverlening vorm te geven. www.vvsg.be Oostduinkerke 13 maart
Leuven 12 maart
Coachend leiderschap
Opleiding om klantgerichte
Residentiële cursus voor directies en leidinggevenden van gemeenten en OCMW‘s. www.vvsg.be
Seminarie voor verantwoordelijken dienstverlening rond klantgericht werken
Leuven 26 april
Zijn werkgevers klaar voor een nieuwe generatie? Studiedag : Het nieuwe werken en leren Hoe je het ook draait of keert, het duurt niet lang meer of de babyboomgeneratie zwaait af en een nieuwe generatie betreedt de komende jaren de arbeidsmarkt. Een nieuwe manier van werken en leren lijkt onvermijdelijk. In alle aspecten van een organisatie: van cultuur over architectuur en techniek tot de wendbaarheid en inzetbaarheid van
84 1 maart 2013 Lokaal
medewerkers en het bijhorend leiderschap. En wat dan te denken van de juridische implicaties! Wie wil anticiperen is er beter bij in Leuven op 26 april. U mag er visies en eerste praktijkervaringen verwachten, evenals de gloednieuwe pocket Het Nieuwe Werken en Leren. Informatie en inschrijvingen: www.vvsg.be (kalender)
Puurs 14 maart
Intervisie voor animatoren Deelnemers brengen casussen mee, vernemen hoe collega’s gelijkaardige problemen aanpakken en ontwikkelen samen creatieve oplossingen. www.vvsg.be Leuven 14 maart
Startdag ROP Kwaliteitszorg Assistentiewoningen
duurzaam energiebeleid, met concrete realisaties van voortrekkersgemeenten. www.vvsg.be
België 24 maart
Dag van de Ambachten
ISB-congres 2013
Nationaal evenement waarop ambachtslieden hun passie en realisaties aan het brede publiek tonen. www.dagvandeambachten.be
Ontmoetingsplaats voor iedereen die betrokken is bij het lokaal sport- en recreatiebeleid in Vlaanderen. www.isbvzw.be
Puurs 26 maart Schoten 28 maart Leuven 29 maart
Antwerpen 20 en 21 maart
Leuven 21 maart
Servicedesign voor lokale besturen
Startdagen ROP Kwaliteitszorg Diensten voor Gezinszorg en aanvullende thuiszorg
Training voor personen die de rol van procesbegeleider willen opnemen om in hun bestuur of organisatie de dienstverlening vanuit mensgericht denken te verbeteren. www.vvsg.be
Vorming met focus op de actuele beleids‑ thema’s en de stand van zaken van onder andere de nieuwe gebruikersbijdrage en de maximumfactuur in de thuiszorg. www.vvsg.be
Groen speelweefsel
Brussel 22 maart
Leuven 18 april
Studiedag over het project Spelen en ravotten in Limburgs groen met instrumenten voor gemeenten om een goed netwerk van groene speelplekken te realiseren. www.groenspeelweefsel.be
Studiedag van vzw Linc in het kader van de Digitale Week. www.digitaleweek.be (studiedagen, Vlaamse studiedag)
Tweedaagse opleiding voor leidinggevenden, van gemeenten en OCMW’s. www.vvsg.be
Vorming voor verantwoordelijken assistentiewoningen met focus op de actuele beleidsthema’s en de stand van zaken van onder andere de invulling van crisis- en overbruggingshulp. www.vvsg.be Hasselt 14 maart
Van digitale geletterdheid tot digitale participatie
De A3-methodiek: efficiënt en succesvol een jaarplan opstellen
Gent 19 maart
De bolletjeskermis van 14 oktober 2012: en nu Congres over lokale en provinciale politiek van de vakgroep politieke wetenschappen van de universiteit Gent. www.uitgeverij.vandenbroele.be Gent 19 maart
Energiedag voor lokale besturen Studiedag met beurs en 29 infosessies over actuele ontwikkelingen van
Helemaal mee op het OCMW Professionals op en rond het OCMW brengen we graag volgende blikvangers onder de aandacht: • Werken in groep met cliënten, start 7 maart in Mechelen • De wet van 2 april 1965, start 7 maart in Antwerpen • Wegwijzer naar een passende hulpverlening, start 14 maart in Mechelen • De RMI-wet, start 14 maart in Antwerpen • OCMW-hulpverlening aan zelfstandigen, start 30 april in Gent Informatie en inschrijvingen: www.vvsg.be (kalender)
De meest praktische opleiding die ik ooit heb gevolgd met meerdere inzichten in projectmatig werken. Ik heb nu een kader om stap voor stap te gaan werken. Deelnemer ‘Projectmatig werken in lokale overheden’, een driedaagse die ook op 21 maart weer start in Mechelen. Informatie en inschrijvingen: www.vvsg.be (kalender).
Lokaal 1 maart 2013
85
column Johan Ackaert
J
e hoort wel eens zeggen dat academici uit hun ivoren toren moeten afdalen om het leven zoals het is echt te leren begrijpen. Die redenering zette mij ertoe aan om zowat een jaar geleden te kandideren voor het lidmaatschap van een Raad voor Verkiezingsbetwistingen. Voortaan zou ik inzichten over lokale politieke en bestuurlijke cultuur zoals ik deze dacht te kennen vanuit academische theorievorming en statistisch materiaal, kunnen aftoetsen aan de realiteit. Het werd een heel boeiende oefening, in verschillende opzichten zelfs. Soms overtroffen scènes van ons administratief rechtscollege, zoals dit genre instellingen formeel heet, zelfs het betere scenariowerk waarop de tv-reeks Met man en macht steunt. Dit was lokale politiek in vlees en bloed: persoonlijke ambities, frustraties en emoties passeerden live voor onze ogen. Eind december moest ik bij het beëindigen van een zitting zelfs een paar keer naar de nakende kerstperiode verwijzen in de hoop enige gemoedsrust bij rivaliserende partijen te creëren. Tot zover de documentaire waarde van dit avontuur. Maar de zittingen en voorgelegde twistpunten leidden ook tot intellectueel prikkelende vragen met misschien als meest prangende die over de verhouding tussen het doel en middel in onze (kies)wetgeving. Een voorbeeld. Veel zittingen stonden in het teken van klachten over inbreuken op de wetgeving betreffende het inperken van de verkiezingsuitgaven. Die wetgeving groeide vanaf de jaren negentig vanuit de terechte zorg om electorale wapenwedlopen te stoppen. Niet geheel toevallig gebeurde dit in een context die gekruid werd door berichten over malafide gebruiken bij het financieren van kiescampagnes. Voortaan zouden partijen
86 1 maart 2013 Lokaal
in ruil voor een fikse overheidsdotatie hun verkiezingsuitgaven terugschroeven en bepaalde campagnetechnieken niet gebruiken. Onze politieke cultuur zou er wel bij varen. Concreet bracht deze nieuwe juridische gereedschapskist bijvoorbeeld mee dat het partijen verboden werd afficheborden van meer dan 4 m² te gebruiken of gadgets en geschenken uit te delen. In die tijd waren dat courante praktijken. Inbreuken hierop leiden tegenwoordig tot het schorsen van gemeenteraadsleden en enige tijd terug zelfs tot het vervallen verklaren van een mandaat. En toch bekruipt mij het gevoel dat het middel het doel voorbij schiet. Een burgemeester die in zijn tuin een affichebord groter dan 4m² zet, wordt afgestraft. Een concurrent die een even groot wit bord plaatst en zichzelf met de hulp van een stevige beamer aan de voorbijgangers aanprijst, valt juridisch niets te verwijten. Integendeel, misschien krijgt hij van een of andere groep marketeers de prijs voor innovatief campagnevoeren. U kijkt verwonderd? Toch is het zo. De Raad van State vat in zijn rechtspraak de verbodsbepalingen zeer restrictief op. Zo zijn er al flink wat klachten binnengestroomd over verkiezingsaffiches van meer dan 4m² op vracht- of bestelwagens. ‘Dit is geen verkiezingsbord maar een affiche op een vrachtwagen en de wet legt alleen beperkingen aan verkiezingsborden op,’ zo oordeelt de wijze Raad. Dit is geen pleidooi om alle teugels weer los te laten. We leerden in het verleden waartoe dit leidt. Maar misschien dwingt een denkoefening over de verhouding tussen doel en middelen zich op en moeten de controlemechanismen verfijnd worden in functie van het doel (beperking van de uitgaven). Daarbij mogen de wetgevers uiteraard niet vergeten dat campagnetechnieken en communicatiemedia – Facebook was nog niet geboren toen de eerste wetten over kiescampagnes goedgekeurd werden – zeer snel evolueren en ze elke innovatie moeilijk in een wet of decreet kunnen vatten.
karolien vanderstappen
Het doel en het middel
GEZOCHT:
Diepe spits en centrale middenvelders om verder te blijven scoren en ons team van specialisten overheidsopdrachten uit te breiden
In de wereld van de overheidsopdrachten is EBP een gevestigde waarde die ondertussen al 15 jaar lang een onafgebroken groei kent. Door elke dag trainingen op maat te verzorgen en adviezen te geven aan zowel kleine als grote publieke en private spelers in heel België halen wij het maximum uit de wondere wereld van de overheidsopdrachten.
Om onze afdeling “Consulting & Training” in Brussel verder uit te bouwen,
zijn we op zoek naar gedreven collega’s (m/v ) die een fikse uitdaging niet uit te weg gaan
JUNIOR CONSULTANTS OVERHEIDSOPDRACHTEN Ben je sinds kort de trotse eigenaar van een Master in de Rechten en ben je geboeid door overheidsopdrachten? Ben je in staat een complexe materie op een bevattelijke manier in adviezen te gieten of hierover opleidingen te geven? Wil je je specialiseren in overheidsopdrachten en samen met je collega’s de komst van de nieuwe reglementering opvolgen om besturen en bedrijven op weg te helpen?
SENIOR CONSULTANTS OVERHEIDSOPDRACHTEN Heb je reeds minimum 3 jaar bewezen dat je de reglementering over overheidsopdrachten grondig kent? Kan je duidelijke taal spreken, gefundeerd adviseren en ben je onmiddellijk inzetbaar bij onze klanten? Heb je zin om jouw kennis te delen via trainingen en adviezen en je verder te verdiepen in deze reglementering?
ACCOUNTMANAGER PUBLIC SECTOR Krijg jij een kick van het binnenhalen van contracten en ben je ambitieus genoeg om onze diensten te verkopen aan overheden? Ben je in staat om opportuniteiten te identificeren bij administraties? Effen jij graag het pad voor anderen en wil je trainingen en adviezen promoten die jouw collega’s straks moeten geven ?
Ben jij overtuigd dat je ons team wil vervoegen? Nu enkel ons nog overtuigen op eve@ebp.be • Erik Van Eecke
Dan verwelkomen wij je graag met een competitief salarispakket, de kans om je talenten te ontwikkelen en een boeiende carrière uit te bouwen in een steeds evoluerende wereld met veel contacten, zowel in publieke als private bedrijven. EBP is een dynamisch bedrijf in volle groei en we kunnen je dan ook mooie perspectieven bieden.
EBP – Expert in Overheidsopdrachten
Bouwplannen ? Hou nu al rekening met de strengere EPB-eisen vanaf 2014.
sen
E 60 50
60 MAX
70
Bouwaanvraag vanaf 1/1/2014 Waaraan u moet voldoen
maximaal E60 en K40 strengere isolatie-eisen voor daken, muren, vloeren en vensters aandacht voor de luchtdichtheid en een zuinig ventilatiesysteem minimum aandeel hernieuwbare energie
(bijvoorbeeld : zonneboiler, fotovoltaïsche panelen, warmtepomp ...)
Download de folder
‘Meer comfort in uw nieuwbouw met minder energie !’ VEA
via
www.energiesparen.be/publicaties