2014lokaal02

Page 1

Nr 2 | Lokaal is het maandblad van de lokale besturen en verschijnt 11 x per jaar | VVSG vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746

Lokaal

Senioren op kot

Special betaalbaar wonen

Lokale blik op Vlaamse begroting

Lokaal erfgoed, lokaal ondersteund

Vluchtelingen moeten aan hun toekomst denken


Direct aan het juiste loket voor biometrie!

Efficiënte klantbegeleiding voor gastvrije steden en gemeenten Hoogwaardige dienstverlening vraagt meer dan alleen een klantgerichte benadering. U moet ook kunnen vertrouwen op een goed functionerende informatievoorziening. Met het klantbegeleidingssysteem G-BOS draagt u bij aan een kwaliteit van dienstverlening die “koning klant” waardig is.

G-BOS: de snelste route naar het juiste loket G-BOS is een afdoend en gebruiksvriendelijk klantbegeleidingssysteem dat u in staat stelt de bezoekersstroom - vanaf het eerste contact aan het onthaal tot en met de afhandeling aan het loket - te stroomlijnen. Wachtrijen worden beperkt en bezoekers worden snel en efficiënt geholpen. Er ontstaat rust in de wachtruimten en door de digitale signalisatie worden wachttijden als minimaal ervaren. Daar kiest u toch ook voor?

Wij komen graag bij u langs voor een vrijblijvende demonstratie. Kijk voor meer informatie op www.jccsoftware.be

Voordelen Hoogwaardige dienstverlening Rust in de wachtruimte Minimale wachtbeleving Direct naar het juiste loket Goed benutten specialismen Snelle en efficiënte afhandeling Tevreden burgers en medewerkers


stefan dewickere

opinie

annelies van der donckt vvsg-directeur ruimte

Wonen betaalbaar maken

D Wonen wordt moeilijk betaalbaar voor eenoudergezinnen, 65-plussers, mensen die op de private huurmarkt moeten zoeken, en mensen met één inkomen of een vervangingsinkomen. Het is duidelijk dat de overheid hier een rol te spelen heeft.

e woningprijzen blijven stijgen. De creatieve oplossingen die mensen zoeken om toch een eigen woning te betalen, houden het marktgebonden systeem in de hand. Meer mensen doen meer zelf bij de bouw van hun woning om te besparen. Er worden steeds meer langetermijnleningen afgesloten: leningen met een looptermijn van 35 jaar zijn geen uitzondering meer. De cofinanciering door ouders blijkt ook almaar meer doorslaggevend: gemiddeld 80.000 euro stellen ouders daarvoor ter beschikking van hun kinderen. Mensen die dit geluk niet hebben, kunnen een eigen woning vergeten of zijn verplicht hun aankoop uit te stellen en te blijven sparen. Gelukkig vinden alternatieven in de vorm van collectief wonen, waarbij tuin, fietsenberging, wasplaats en andere functies worden gedeeld, stilaan ingang. We besparen ook op ruimtegebruik door kleiner te gaan wonen. Deze trend is al langer zichtbaar. Niet enkel de gemiddelde woonoppervlakte per gezin daalt, ook de bebouwbare oppervlakte wordt zorgvuldiger benut met verappartementering en vaak heel kleine dichtbebouwde percelen tot gevolg. Dit hoeft niet negatief te zijn. We zien overal projecten verrijzen die hierop een antwoord van goede kwaliteit formuleren. Ook de terechte eisen die Europa oplegt qua energie, de zogenaamde BEN-norm (bijna energieneutraal) voor woningen, dwingen tot creatieve oplossingen. Vooral sociaal zwakkeren zijn het slachtoffer van de stijgende energiekosten en ze zijn vaak ook niet in staat de nodige isolatiemaatregelen te treffen. Investeren in renovatiebegeleiders die deze mensen helpen, is zeer intensief maar zal op langere termijn renderen. Een lokaal bestuur heeft verschillende hefbomen om een woonbeleid te ontwikkelen. Het probeert daarbij een aanbod op maat van de inwoners te creëren. Werk maken van duurzame ruimtelijke ordening is een eerste belangrijke hefboom. Door de schaarste aan bouwgrond is fasering belangrijk: welke gebieden ontwikkel je op korte termijn en welke reserveer je beter voor later?

Daarnaast moet een bestuur ook zicht hebben op de doelgroepen: welke inwoners hebben welk type woningen nodig? Zo kan het ook beter bepalen of het moet inzetten op de markt van huurwoningen of op realisatie van koopwoningen of appartementen. Volgens onderzoek van het Vlaams Steunpunt Wonen wordt wonen moeilijk betaalbaar voor eenoudergezinnen, 65-plussers, mensen die op de private huurmarkt moeten zoeken, en mensen die moeten rondkomen met één inkomen of een vervangingsinkomen. De private nieuwbouwmarkt beslaat slechts twee procent van de markt en bouwt vooral voor tweeverdieners met twee kinderen. Woningen van gemiddeld 250.000 euro zijn zogezegd betaalbare woningen. Maar voor de beschreven doelgroep is dit veel te duur. Het is duidelijk dat de overheid een rol te spelen heeft op de woningmarkt. Een derde hefboom is dan ook samenwerking: de aanwezigheid in de gemeente van een sociaal-verhuurkantoor of de realisatie van woonprojecten door een socialehuisvestingsmaatschappij helpen mee een woonbeleid uit te voeren. Ook regionale samenwerking is een belangrijke sterkte. Een gemeente moet ook in functie van het maatschappelijke belang van een ruimere regio durven denken. De realisatie van de Vlaamse doelstellingen inzake woonbeleid zoals ook opgenomen in het grond- en pandendecreet is volop bezig, maar de meet is nog niet in zicht. Het recente arrest van het Grondwettelijk Hof dat de verplichting om in grotere bouwprojecten ook een sociaal woonaanbod te voorzien vernietigde, ontneemt de lokale besturen een instrument om deze doelstellingen te verwezenlijken. Het lokale bestuur is en blijft het bestuursniveau waar woonbeleid concreet gestalte krijgt en waar de impact ervan ervaren wordt. Alleen al daarom moeten de gemeenten optreden als slagkrachtige regisseurs. Al is dit in de praktijk niet gemakkelijk, door krachten te bundelen, expertise te delen, slim om te gaan met beschikbare middelen is er toch veel mogelijk. Lokaal februari 2014

3


inhoud • februari 2014 • nummer 2

special

Betaalbaar wonen

Nele Vandaele en haar collega’s van de intercommunale Leiedal brachten een gids uit met inspirerende voorbeelden voor betaalbaar wonen. De Kortrijkse schepen Wout Maddens laat zich niet verlammen door de prijzen, hij wil wonen in de stad aantrekkelijk maken, zowel voor huurders als voor kopers. Ook voor de Avelgemse burgemeester Lieven Vantieghem is een mentale omslag nodig: de schaarse ruimte beter benutten.

28 Duurzaamheid en betaalbaarheid: water en vuur verzoenen in Mechelen en Sint-Niklaas

30 Saneren om te wonen in Lokeren

24

STEFAN DEWICKERE

23 De stelling Moeten gemeenten hun eigen inwoners voorrang geven in het woonbeleid? Nele Vandaele, Wout Maddens en Lieven Vantieghem 24 Interview ‘Werken aan betaalbaar en goed wonen’

36

32 Nieuwe concepten houden huurders in de stad Initiatieven in Gent en Leuven 34 Ninove zet in op sociaal wonen 36 Samen is gezelliger: een gemeenschapshuis voor senioren in Maldegem 38 Van landloperij naar thuisloosheid 40 OCMW: sterk werk is een sterk merk Beter wonen in Overleie

Lokaal is het maandblad van de lokale besturen Contact lokaal@vvsg.be, T 02‑211 55 44 Hoofdredacteur Marlies van Bouwel marlies.vanbouwel@vvsg.be Werkten mee aan dit nummer Redactie Johan Ackaert, Pieter Bos, Marleen Capelle, Pieter Plas, Jan Van Alsenoy, Bart Van Moerkerke Beeld Layla Aerts, Stefan Dewickere, Bart Lasuy, Nix, Uli Schillebeeckx, Karolien Vanderstappen, Vorm Ties Bekaert Druk Schaubroeck Met de steun van Belfius en Ethias, partners van de VVSG Advertenties Peter De Vester peter@cprojects.be, T 03-326 18 92

4 februari 2014 Lokaal

Vacatures en abonnementen Nicole Van Wichelen nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 Prijs abonnement VVSG-leden: 68 euro VVSG-leden vanaf 10 ex. 55 euro Niet-leden: 125 euro Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • www.vvsg.be VVSG-bestuur Luc Martens, algemene voorzitter, voorzitter algemene vergadering en voorzitter directiecomité Kris Van Dijck, voorzitter raad van bestuur Rudy Coddens, voorzitter directiecomité afdeling OCMW’s Bart Somers, voorzitter afdeling veiligheidsdiensten

Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG

De bewoners van De Pastorij waren bereid uitgebreid in bed voor Lokaal te poseren. Achter het bed, van links naar rechts: Iris Depickere, Remi De Jaeger, Tony Van Den Neste en Anita Schelstraete In het bed, van links naar rechts: Gerard Vandevoorde, Jacqueline Cherlet en Annie De Lille.


56

STEFAN DEWICKERE

DANIEL GEERAERTS SOFIE CLOOTS

GF

49

3 opinie Wonen betaalbaar maken 62 column Rare wezens, die politici

mens & ruimte

42 Kort nieuws, print & web, oproepen 46 Lokaal relevant erfgoed voortaan lokaal ondersteund

bestuurskracht

6 Kort print & web, perspiraat, Nix 10 De Vlaamse begroting door een lokale bril 16 Mechelse subsidioloog haalt Europese projecten binnen Sinds 2000 is het aantal Europese programma’s waaraan lokale besturen kunnen deelnemen fors toegenomen, alleen is de drempel erg hoog. Mechelen is het wel gelukt, maar pas nadat ze een subsidioloog in huis hadden genomen.

18 Nederland kijkt strenger toe op lokale financiĂŤn

BART LASUY

16

40

20 De gemeenteraad van Heist-op-den-Berg Groene longen en groene afvalzakken

Erkende musea die alleen maar lokaal relevant zijn, kunnen volgend jaar niet meer rekenen op Vlaamse subsidie. Een protocol legt vast welk bestuur welk erfgoed kan ondersteunen.

49 Nieuwe erkenning Fost Plus Schuchtere stapjes in de goede richting 52 Afvalbeleid in Guaranda: gemeente en ngo vullen elkaar aan 54 Ook vluchtelingen moeten aan de toekomst denken

beweging

56 Netwerk De GIS-werkgroep 58 Kort de motie, perspiraat 60 agenda

Lokaal februari 2014

5


bestuurskracht kort lokaal nieuws

Sociale bemiddelaars bij de overheid In de privé bestaan ze al langer: sociale bemiddelaars die bij stroeve arbeidsconflicten werkgevers en werknemers weer met elkaar doen praten. Voor de overheid is sociale bemiddeling nieuw. Anouk Pattyn is de eerste bemiddelaar, ze effent de weg.

SYLVIE PEETERS

gezeten worden door een sociale bemiddelaar die op een verzoeningsbureau kan terugvallen. Bij de overheid bestond dit dus niet.

Anouk Pattyn is de eerste sociale bemiddelaar die als neutrale persoon de dialoog tussen overheid en werknemers opnieuw op gang kan trekken.

In 2010 kwamen de werknemers en de werkgevers bij de overheid overeen om voor alle overheidsniveaus een cel sociale bemiddelaars op te richten. Voor Anouk Pattyn en haar twee Franstalige collega’s is dit een volledig nieuwe functie: ‘We bestuderen nu vooral de best practices in de privésector en zoeken uit hoe we het concept sociale bemiddeling het best vorm geven in de overheidssector. In de privé heeft sociale bemiddeling altijd geholpen, de perceptie is dat het blijkt te helpen als een neutraal persoon op een neutrale plaats de dialoog opnieuw op gang trekt.’ In de privé zit bemiddeling ingebed in de paritaire comités die voor-

In 2010 werd een volledig protocol gesloten over de voorwaarden voor conflictbeheersing. Het was toen al duidelijk dat de financiële crisis een weerslag zou hebben op het personeel. Anouk Pattyn heeft nog geen ervaring opgebouwd: ‘Het concept bestaat nog maar pas en is nog niet bekend. Daarom nemen we nu contact met de besturen, met koepelorganisaties zoals de VVSG of met de vakbonden om ons bestaan bekend te maken en te vertellen welke rol we kunnen spelen en welke verwachtingen besturen mogen hebben. Ondertussen leren we alle bestuursniveaus en hun eigenheden kennen.’ Als sociale bemiddelaar komt Pattyn enkel tussenbeide wanneer zowel werkgevers als werknemers hiermee akkoord gaan. ‘Dan biedt onze inzet voordelen en kunnen we als neutraal persoon de situatie ontmijnen en depersonaliseren. Maar eerst kijken we of het wel het juiste moment is om te

bemiddelen. Soms wordt de vraag te vroeg gesteld. Het is altijd beter als een conflict door de mensen zelf wordt opgelost. Zolang partijen nog praten, kunnen ze er nog uit raken. Als wij eraan te pas komen, zullen we de situatie eerst analyseren en kijken we of we het best beginnen met pendeldiplomatie waarbij we heen en weer bij beide partijen de situatie aftoetsen, of met het installeren van een verzoeningsbureau.’ Het spreekt voor zich dat het om ingewikkelde conflicten moet gaan die onderdeel vormen van het sociale overleg, maar die kunnen ook binnen een individuele gemeente of OCMW voorkomen. Bovendien mag de bemiddeling niet in de plaats komen van de onderhandelingen binnen Comité C. De sterkte van de bemiddelaars is dat ze neutraal zijn en van een afstand kijken: ‘We zitten niet in de dossiers zelf en kunnen aftoetsen of er geen middenweg mogelijk is.’ marlies van bouwel

Bemiddelingsaanvragen moeten ingediend worden bij www.werk. belgium.be, algemene directie col‑ lectieve arbeidsbetrekkingen

Gemeentelijke profielschetsen 2013 beschikbaar Voor elke gemeente in Vlaanderen is een profielschets opgemaakt. Aan de hand van een aantal indicatoren geeft ze een zicht op de omgeving waarin de gemeente werkt (gegevens over de inwoners, de bestuursorganen), het bestuurlijk functioneren van de gemeente en haar OCMW (gege6 februari 2014 Lokaal

vens over financiën en personeel van het bestuur) en de beleidsdomeinen waarin de gemeente actief is (gegevens over onderwijs, welzijn, ruimtelijke ordening enzovoort). Jaarlijks wordt dezelfde set van indicatoren beschreven, waardoor tijdsvergelijkin-

gen mogelijk zijn. Ook vergelijkingen met andere besturen zijn opgenomen, zodat het bestuur zich kan positioneren ten opzichte van gelijkaardige besturen. pieter plas

http://aps.vlaanderen.be/lokaal/beleids‑ plannen/gemeentelijke-profielschets.html


print & web

Planbureau: ‘In 2014 geen loonindexering meer’ Vlaams uitvaartrecht: nieuwe editie

STEFAN DEWICKERE

Het ziet ernaar uit dat er dit jaar geen indexering meer komt van de overheidslonen. In zijn inflatievooruitzichten van 7 januari gaat het Planbureau uit van een gemiddelde verhoging van de consumptieprijzen met slechts 0,9% dit jaar, wat lager ligt dan de 1,11% van 2013 en de 2,84% van 2012. Voor de overheidsbudgetten zijn vooral de gevolgen op het vlak van de overschrijding van de spilindex cruciaal. Tot december ging het Planbureau uit van een overschrijding in juni 2014, met een aanpassing van de lonen met 2% vanaf augustus 2014 tot gevolg. Nu zegt het Planbureau dat de eerstvolgende overschrijding van de spilindex pas in december 2014 zal gebeuren, waardoor de sociale uitkeringen (zoals het leefloon) in januari 2015 met 2% zouden stijgen, en de overheidslonen pas in februari 2015 een indexering met 2% zouden krijgen. De neerwaartse herziening van de inflatievooruitzichten komt door de geplande daling van de btw op elektriciteit vanaf april 2014 en door de aanpassing van de indexkorf.

Voor de gemeentebesturen is het een meevaller dat er in 2014 geen loonindexering komt. Of het ook zo is voor de gemeentelijke medewerkers is maar de vraag.

Voor de gemeenten en OCMW’s is dit alvast goed nieuws. In hun pas goedgekeurde budgetten voor 2014 ontstaat op die manier een kleine buffer om eventuele tegenvallers op te vangen. jan leroy

Subsidies Planlastdecreet aanvragen kan nu toch tot 28 februari De indieningsdatum voor de aanvragen van de subsidies van de sectoren die onder het Planlastdecreet vallen is uitgesteld tot 28 februari. Het Vlaamse parlement voerde daarvoor via de spoedprocedure op 8 januari een wijziging aan het Planlastdecreet door. Door de decreetswijziging komt er een einde aan de onduidelijkheid die was ontstaan nadat een amendement bij het programmadecreet 2014, dat ook al in een uitstel voorzag, niet werd aanvaard. Door de wijziging zullen de subsidieaanvragen – die verlopen via de meerjarenplannen – uiterlijk op 28 februari ingediend moeten worden. Dit

geeft wat extra ademruimte aan de gemeenten die nog niet over een vastgesteld meerjarenplan beschikken. Lokale besturen houden dan ook beter rekening met de nieuwe deadline, willen ze aanspraak maken op subsidies van sectoren die onder het Planlastdecreet vallen (onder andere sport, integratie, cultuur). Zodra het meerjarenplan vast-

gesteld is, hebben gemeenten en OCMW’s twintig dagen om het aan de toezichthoudende overheid te verzenden. Onmiddellijk daarna moeten ze het ook in een digitaal bestand aan de Vlaamse Regering bezorgen. Pas dan wordt het uitvoerbaar. Die digitale verzending geldt meteen ook als subsidieaanvraag. ben gilot

Decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeen‑ schap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd [Planlastendecreet‑ Planlastdecreet], BS van 11 augustus 2012, inforumnummer 258777. Decreet van 20 decembert 2013 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2014 Planlastendecreet: art. 30, BS van 31 december 2013, inforumnummer 277624. www.bestuurszaken.be/sectorale-regelgeving

Wie mag een begraafplaats be‑ heren? Kunnen gemeenten een begraafplaats delen? Wat is de regelgeving voor crematie? Wat met de opgraving en het vervoer van een lijk? Wie betaalt de be‑ grafeniskosten? Een duidelijke en respectvolle uitvaartwetge‑ ving is belangrijk. In de derde editie van Vlaams Uitvaartrecht bespreekt de auteur artikels‑ gewijs het Vlaams Decreet van 16 januari 2004 betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezor‑ ging, en behandelt daarbij ook de relevante uitvoeringsbeslui‑ ten, ministeriële rondzendbrie‑ ven en rechtspraak. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de decreetswijzigingen sinds de vorige editie, met name wat betreft de verklaring van laatste wilsbeschikking alsook de bestemming van de asurne. Voor de drie gewesten werd een overzicht toegevoegd van alle toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen. Het boek biedt voor zowel juristen als niet-juristen een nuttig overzicht van de actuele regel‑ geving over begraafplaatsen en lijkbezorging in het Vlaamse Gewest. S. Timmerman, Vlaams uitvaartrecht, 3de editie, Uitgeverij UGA, Kortrijk, 43 euro

Tot 21 maart: Laat uw stem horen over Interreg De Europese Commissie houdt een openbare consultatie over het Interregprogramma dat bekend is van zijn grensoverschrijdende en transnationale projecten. De consultatie is een vragenlijst die online ingevuld moet worden. www.interreg4c.eu/ interreg-europe/ public-consultation/

Lokaal februari 2014

7


bestuurskracht kort lokaal perspiraat

nieuws

“De oplossing voor een betere persoonlijke mobiliteit en levenskwaliteit in grote steden is niet de auto.” Alan Mulally, CEO van Ford, ziet voor het bedrijf een grotere rol in de constructie van wagens voor openbaar vervoer en de integratie van transportsystemen in grote steden – Gazet van Antwerpen 17/1

“Sleutelen aan onderwijs en tewerkstelling maakt een verschil. Als we progressieve waarden willen bewaren in onze steden, is het cruciaal dat nieuwe groepen die ook omarmen. En dat zal alleen gebeuren door zoveel mogelijk jongeren toegang te geven tot hoger onderwijs en betere jobs.” De Nederlandse socioloog Maurice Crul – De Standaard 18/1 “Stadsontwikkeling is een werk van lange adem. Ik plant nu zaadjes waarvan de resultaten hopelijk zichtbaar zijn over tien jaar, als ik misschien al met iets anders bezig ben.” Antwerps schepen van Stadsontwikkeling Rob Van de Velde (N-VA) – Gazet van Antwerpen 18/1 “GAS moet gaan over zwerfvuil en geluidsoverlast, niet over het bestraffen van kinderen.” Burgemeester Tony Vermeire (CD&V) van Zomergem – De Standaard 16/1 “Kiezen voor duurzaamheid verhoogt onze concurrentiepositie als vestigingsplaats voor nieuwe inwoners en bedrijven. De combinatie van economische groei, kwalitatieve leefomgeving en het beschermen van het leefmilieu is een duidelijke strategische keuze.” Matthias Beer, communicatieverantwoordelijke van de stad Hamburg – Gazet van Antwerpen 16/1 “Elke politiezone wil de komende jaren camera’s aankopen die nummerplaten scannen. Die zullen allemaal met elkaar praten via een netwerk dat zich over heel het land uitstrekt.” Marc Hellinckx van de Vaste Commissie voor de Lokale Politie – De Standaard 14/1

8 februari 2014 Lokaal

STEFAN DEWICKERE

“Niet het recht op mobiliteit maar wel de manier waarop het vandaag ingevuld wordt, staat ter discussie. We willen het aanbod niet afbouwen maar wel creatiever invullen, eventueel in overleg met de lokale besturen.” Roger Kesteloot, directeur-generaal van De Lijn – De Standaard 20/1 Voor overheidsopdrachten voor een bedrag hoger dan 5.186.000 euro moet de bekendmakingsprocedure niet enkel in België worden gepubliceerd, maar ook in het Europese Publicatieblad, via de module E-nofitication.

Overheidsopdrachten: nieuwe Europese drempels 2014-2015 en andere recente informatie De Europese drempelbedragen voor overheidsopdrachten voor de periode 2014-2015 werden vastgesteld door een Europese verordening van 13 december 2013. Het Ministerieel Besluit van 18 december 2013 regelt de aanpassing van de Belgische regelgeving. De bedragen gelden vanaf 1 januari 2014. Voor de opdrachten (klassieke sectoren) van de lokale besturen zijn volgende bedragen van belang: voor werken 5.186.000 euro, voor leveringen en diensten 207.000 euro exclusief btw. Daarnaast werd de wet van 17 juni 2013 op de motivering, informatie en rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten gewijzigd bij wet van 4 december 2013: het bestaande model voor de aankondiging van vrijwillige transparantie ex ante wordt vervangen door het model opgenomen in een Europese verordening. De geheimhouding van documenten (art. 10 van dezelfde wet) is nu van toepassing op opdrachten waarvan de goed te keuren uitgave zonder btw de drempelbedragen (85.000 euro voor de klassieke sectoren) niet overschrijdt, uitgezonderd de opdrachten met aanvaarde factuur (onder de 8500 euro). Zijn nog op komst: enkele reparatiebesluiten op de wetgeving overheidsopdrachten,

met wijzigingen betreffende onderaanneming, impliciete verklaring op erewoord, naleving fiscale verplichtingen door de inschrijver, regelmatigheid van de offertes, betalingen bij overheidsopdrachten, aanbrengen van wijzigingen aan een opdracht en hoofdelijke aansprakelijkheid bij loonschulden. De Kanselarij van de Eerste Minister bereidt momenteel een omstandige rondzendbrief voor over: • de uitbreiding van de hoofdelijke aansprakelijkheid van opdrachtgevers of aannemers voor de fiscale en sociale schulden naar bepaalde fraudegevoelige dienstensectoren (nu ook van toepassing op bewakings- en toezichtsdiensten en vleesverwerkingsdiensten); • de hoofdelijke aansprakelijkheid voor onbetaalde loonschulden van een opdrachtnemer of onderaannemer (momenteel in negen sectoren); • de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de loonschulden van een opdrachtnemer of onderaannemer die illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tewerkstelt. katrien colpaert-arickx

Inforumnummer 279386 en 279226


print & web

Van aanbeveling naar verplichting: Europese gedragscode partnerschapsprincipe

De Europese gedragscode voor het partnerschapsprincipe bij de Europese Structuurfondsen is goedgekeurd. De code geeft uitdrukkelijk een rol aan lokale besturen en andere stakeholders bij de planning, uitvoering en opvolging van de structuurfondsen. De code is geen aanbeveling, maar een wettelijke verplichting. De Europese Commissie gaat ervan uit dat een nauwe samenwerking tussen overheden op nationaal, regionaal en lokaal niveau, en met de particuliere sector essentieel is om de investeringen bij de Europese Structuurfondsen maximaal in te zetten voor de uitvoering van de EU 2020-strategie.

LAYLA AERTS

Tot uw dienst: klantvriendelijke overheid

In Vlaanderen wordt die betrokkenheid van de lokale besturen bij de voorbereiding en planning van de operationele programma’s met mondjesmaat en erg terughoudend ingezet. betty de wachter

http://europa.eu, zoek op IP-14-5 of op www.vvsg.be, nieuwsbericht van 16 januari 2014

Worden lokale besturen in Vlaanderen tot nu toe maar met mondjesmaat bij de voorbereiding en planning van Europese Structuurfondsen betrokken, vanaf nu is het een wettelijke verplichting.

De overheid van vandaag staat voor heel wat uitdagingen en de economische crisis stelt deze al‑ leen maar scherper: een kluwen van versnipperde overheden zaait verwarring bij de burgers en doet de vraag rijzen naar de meerwaarde van de overheid. In Tot uw dienst krijgt de overheid van de toekomst vorm: een netwerkorganisatie die over de verschillende bestuurslagen heen antwoorden aan klanten biedt. Door in dialoog te gaan, door niet alleen te denken maar vooral te doen, door te praten met in plaats van over de burger, ontstaat een overheid waar openheid, authenticiteit en transparantie centraal staan. Vanuit hun eigen ervaring bij verschillende overheidsdiensten brengen de auteurs in dit boek een nieuwe kijk op de overheid: vol praktische tips, doorspekt met anekdotes en verhalen geven ze waardevolle instru‑ menten en inzichten over hoe die nieuwe overheid de burger/ klant als centraal ankerpunt kan nemen. N. De Vogelaere, J. Renneboog, E. Wambacq, Tot uw dienst: Waarom de nieuwe ambtenaar klantvriendelijk is, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 24,99 euro

nix

Lokaal februari 2014

9


bestuurskracht financieel beleid

De Vlaamse begroting door een lokale bril Zo’n 3,8 miljard euro vloeit volgens een studie van Vlabest jaarlijks van de Vlaamse overheid naar de lokale besturen. Lokaal onderzocht aan de hand van de Vlaamse begroting wat 2014 voor de gemeenten en OCMW’s brengt. tekst ben gilot beeld daniel geeraerts

M

eer dan duizend pagina’s bevat de toelichting bij de Vlaamse begroting. Ook dit jaar was het dus weer een hele klus om daarin de verschillende subsidiestromen naar de lokale besturen op te sporen. We bieden u het overzicht per beleidsthema. Bestuurszaken Het Gemeentefonds groeit in 2014 weer met 3,5%, oftewel met 76 miljoen euro. Het totale bedrag dat het Gemeentefonds over gemeenten en OCMW’s verdeelt, bedraagt dit jaar 2,2 miljard euro. De lokale besturen rekenen erop dat Vlaanderen deze groeivoet ook de volgende jaren aanhoudt. Die verzekering is er nog niet, hoewel de jaarlijkse groei van het Gemeentefonds onontbeerlijk is om de toekomstige pensioenuitgaven enigszins betaalbaar te houden. Ook in 2014 wordt het Gemeentefonds met een aanvullende dotatie van 83 miljoen euro verhoogd ter compensatie van de weggevallen Elia-heffing, de zogenaamde Elia-compensatie. Maar ook dit jaar wordt die dotatie niet geïndexeerd. In het Lokaal Pact stond nochtans letterlijk: ‘Na 2010 zal de totale Elia-compensatie minstens 83 miljoen euro bedragen (te indexeren).’ De totale pot van het Gemeentefonds wordt wel verminderd met de middelen die naar de externe audit

10 februari 2014 Lokaal

gaan. De lokale besturen dragen zo 45% van de financiering van de externe audit bij, dit jaar goed voor 522.000 euro. Aangezien de uitrol van de externe audit op gang komt, verhogen in 2014 ook de middelen voor het personeel van het agentschap Audit Vlaanderen met 836.000 euro (+156%). Het budget voor de lonen van de gewestelijke ontvangers vermindert tot 4,6 miljoen euro (-4%), vanwege besparingen. Net als het Gemeentefonds stijgt ook het Stedenfonds dit jaar met 3,5%. In totaal wordt via het Stedenfonds 147,3 miljoen euro verdeeld over de dertien centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Dit geld dient voor meer leefbaarheid in de stad, een beter democratisch bestuur en minder dualisering. We zien ook een (lichtere) stijging voor het budget ter ondersteuning van duurzame en creatieve steden. Dat bedraagt nu 14 miljoen euro (+1%). De middelen voor de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten, innoverende projecten in steden, een subsidie voor de VVSG voor de werking van het Kenniscentrum Vlaamse Steden, de Thuis in de Stad-prijs en de subsidie voor buurtstewards worden zo gevrijwaard. Als werkingskosten begroot Vlaanderen 358.000 euro (+0,6%). Hier worden vooral studie-, communicatie- en jurykosten alsook studiedagen mee betaald.

Merkwaardig genoeg snoeit Vlaanderen in het budget voor ondersteuning van initiatieven ter versterking van de bestuurskracht en -efficiëntie van de lokale besturen. Het krediet hiervoor vermindert van 240.000 euro vorig jaar naar 69.000 euro (-71%). Hoewel met dat budget ook de invoering van de beleids- en beheerscyclus (BBC) wordt ondersteund en daarvoor minder middelen zullen moeten worden uitgetrokken, is het eigenaardig dat Vlaanderen zou knabbelen aan de middelen die de samenwerking tussen gemeenten en OCMW’s moeten stimuleren, zeker omdat er gewezen wordt op de nog te bereiken efficiëntiewinsten van lokale besturen. Hoeveel Vlaanderen exact uittrekt voor de verschillende doelstellingen die onder dit budget vallen, is echter niet af te leiden uit de toelichting. Nog besparingen zien we bij het budget van de specifieke informaticaprojecten van het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) (-31.000 euro). Daarmee worden de uitgaven voor het digitaal platform van ABB (BBC DR), het digitaal toezicht en de automatisering van de subsidieaanvragen en de rapporteringen gedaan. Het Agentschap ziet ook zijn budget voor studiekosten verminderen, samen met de vergoedingen van de leden van de Raden voor Verkiezingsbetwistingen en de Beroepscommissie Tuchtzaken (-16%). Onder het beleidsdomein bestuurszaken


Net zoals in 2013 reserveert Vlaanderen 1 miljoen euro voor integrale bebossingsprojecten door lokale overheden.

Merkwaardig genoeg snoeit Vlaanderen in het budget voor ondersteuning van initiatieven ter versterking van de bestuurskracht en -efficiĂŤntie van de lokale besturen.

vinden we nog middelen voor diverse investeringssubsidies terug. Voor de bouw van openbare crematoria en voor werkzaamheden aan niet-beschermd patrimonium van de erkende erediensten en aan ontmoetingscentra voor verenigingen van vrijzinnigen kunnen gemeenten aanspraak maken op 4,5 miljoen euro (+2%).

giezuinige woningen en gebouwen, lopen gemeenten veel inkomsten mis. Ook dit jaar worden de gemeenten daarvoor gecompenseerd. Vlaanderen trekt hiervoor 5 miljoen euro meer uit dan vorig jaar (+7%).

Algemeen regeringsbeleid Onder algemeen regeringsbeleid vinden we traditioneel weinig subsidies voor lokale besturen. Er bestaan subsidies voor de ondersteuning, de promotie en de bevordering van het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse Rand rond Brussel. Een deel van die middelen gaat naar gemeenten. Maar zoals vaak is het exacte bedrag niet af te leiden uit de toelichting bij de uitgavenbegroting. Wat wel duidelijk is, is dat er 81.000 euro gereserveerd is voor de ondersteuning van de Vlaamse bibliotheekwerking van Drogenbos en Kraainem. Een vergelijkbaar bedrag, 80.000 euro, wordt uitgetrokken voor het steunpunt duurzame overheidsopdrachten ten behoeve van lokale besturen, dat ingebed is in de werking van de VVSG.

Planlastendecreet Uit het programmadecreet bleek al dat de Vlaamse overheid terugkwam op haar eigen doelstelling om bij de uitbetaling van de subsidies in het kader van het planlastendecreet een optimaal thesauriebeheer bij de lokale besturen te verkrijgen. Normaal zouden die subsidies telkens ten laatste op 30 juni en 30 november uitbetaald moeten worden. De versnelling van het betaalritme voor een aantal sectoren botst nu op de budgettaire ruimte van de Vlaamse overheid. Vlaanderen schuift de eenmalige extra kosten van 35 miljoen euro dan ook naar de toekomst door. Op die manier is het mogelijk dat er geen versnelde uitbetaling komt van de middelen voor cultuur, cultureel erfgoed, jeugd, flankerend onderwijsbeleid, integratie, sociale economie en gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking.

FinanciĂŤn en begroting De Vlaamse Belastingdienst staat in voor de invordering van de onroerende voorheffing. Door Vlaamse vrijstellingen of verminderingen van de onroerende voorheffing op nieuwe uitrusting en op ener-

Internationaal In de Vlaamse begroting vinden we een krediet van 4,3 miljoen euro terug voor de draagvlakversterking voor internationale samenwerking. Een van de vier actiedomeinen die Vlaanderen daarvoor Lokaal februari 2014

11


bestuurskracht financieel beleid

presenteert, is de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking. Vlaanderen wil die via impulsbeleid stimuleren en verbeteren. Met het oog op de naleving van het planlastendecreet wordt voor de uitbetaling van de subsidies voor 2013 en 2014 extra geld uitgetrokken. Daarnaast zijn er ook subsidies aan de VVSG om hierin te coachen. Bij het Departement Internationaal Vlaanderen wordt er nog 1,6 miljoen (-51%) uitgetrokken voor het kunststedenactieplan en het impulsprogramma Vlaamse Kust. Daarmee kunnen verplichtingen worden vereffend voor engagementen die in 2012 zijn aangegaan. Bij hetzelfde Departement wordt er ook 8000 euro gereserveerd om de engagementen van de subsidies ‘Herdenking Eerste Wereldoorlog’ te betalen. Vanuit Toerisme Vlaanderen is er een nieuwe thema-oproep gelanceerd voor evenementen in dat kader. Daarvoor is een budget van 5 miljoen euro beschikbaar. Net zoals bij de impulsprogramma’s worden daarbij geen middelen exclusief voor de lokale besturen gereserveerd. Onderwijs en vorming Traditioneel zien we zeer grote bedragen bij de middelen van het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn). Dat subsidieert en financiert de aankoop, bouw en verbouwing van schoolgebouwen. De dotatie om effectief subsidies uit te betalen voor gebouwen uit het niethoger gesubsidieerd onderwijs wordt – na een verlaging met 19 miljoen euro in 2013 – in 2014 opnieuw tot 218 miljoen euro opgetrokken, waarvan het bedrag voor het gesubsidieerd onderwijs stijgt van 37,9 miljoen naar bijna 39,2 miljoen euro. Voor het eerst wordt in de Vlaamse begroting een subsidie uitgetrokken voor de beschikbaarheidsvergoedingen voor schoolinfrastructuur in het kader van de ‘Scholen van morgen’. In maart 2013 werd eindelijk de eerste steen gelegd van de inhaaloperatie via DBFM-structuur. De subsidie bedraagt 358.000 euro. De toelichting bij de Vlaamse begroting is onduidelijk over de subsidies voor lokaal flankerend onderwijsbeleid. Die zullen in ieder geval lager zijn dan 2,8 miljoen euro, het totale bedrag voor 12 februari 2014 Lokaal

transversale werking dat ook nog naar de ondersteuning van scholen in Brussel en naar enkele vzw’s gaat. Gemeenten kunnen, net als provincies en verkeersorganisaties, ook nog een beroep doen op Vlaamse middelen voor verkeersveiligheid. Via het project Verkeersveiligheid naar en van school komt Vlaanderen tussen in de lonen van startbaners die aan een verkeersveilige schoolomgeving moeten bijdragen.

landschaps- en onderhoudspremies voor landschappen of erfgoedlandschappen blijven ook behouden op 1,8 miljoen euro (+0%). Voor de restauratiepremies voor monumentenzorg trekt Vlaanderen voor de openbare sector 13,8 miljoen euro uit (+21%, door de overheveling van het provinciaal budget), voor de erediensten 45,4 miljoen euro (+59%) en voor onderhoudspremies aan de openbare sector 400.000 euro (+34%).

Vlaanderen betaalt daarnaast ook de lonen van het personeel en de werking van het gemeentelijk onderwijs. Het treedt daarbij op als derde betaler: gemeenten nemen de lonen van het onderwijspersoneel pro forma in hun budget op, maar de facto betaalt Vlaanderen ze. Door het gebrekkige detailniveau valt niet te achterhalen hoeveel er juist naar het gemeentelijk onderwijs gaat.

Jeugd en sport Ook voor het lokale jeugdbeleid worden er middelen in de Vlaamse begroting opgenomen. In totaal gaat er 21,5 miljoen euro naar lokaal en provinciaal jeugdbeleid. Net zoals bij de middelen van het lokale cultuurbeleid gaat het gros ervan naar de gemeenten. De Vlaamse subsidiëring voor het provinciale jeugdbeleid nadert wel haar eind. Voor de provincies wordt er enkel nog geld vrijgemaakt voor de afhandeling van het jeugdbeleidsplan van 2013. Er is geen budget meer beschikbaar voor proeftuinen gericht op kinderen in armoede. Gemeenten die de proeftuinen voortzetten, zullen dit volledig met eigen middelen moeten doen. De lokale netwerken betreffende armoede waarin gemeenten, OCMW’s en lokale organisaties participeren worden wel nog gesubsidieerd. Uit de begroting is echter niet af te leiden hoeveel die subsidies bedragen.

Cultuur en erfgoed Door de overheveling van 1,5 miljoen euro die vorig jaar nog naar het Provinciefonds ging, stijgt het budget voor lokaal cultuurbeleid tot 104,3 miljoen euro (+3%). Door een spectaculaire stijging van het aantal nieuwe subsidieaanvragen zullen individuele gemeenten hun subsidiebedrag waarschijnlijk niet zien stijgen, wel integendeel. Het overgrote deel van dat budget gaat naar de uitvoering van het lokale cultuurbeleid. Via het Fonds voor culturele infrastructuur wordt er dit jaar 10 miljoen euro (+235%) voor de gemeenten gereserveerd om eerder aangegane verbintenissen te betalen. Aan het Concertgebouw van Brugge wordt ook nog een nominatieve subsidie van 453.000 euro (+13%) toegekend. Een stijging is er ook voor de subsidies voor de ontsluiting van het cultureel erfgoed. Gemeenten, provincies en erfgoedorganisaties kunnen op die manier aanspraak maken op in totaal 29,7 miljoen euro (+3%). Op datzelfde krediet worden ook de 18 lokale cultureel-erfgoedconvenants met intergemeentelijke samenwerkingsverbanden gefinancierd. Het krediet voor de Intergemeentelijke Archeologische Diensten (IAD) en Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddiensten (IOED) kent een nulgroei en blijft steken op 576.000 euro. De subsidies voor

De middelen voor de uitvoering van het decreet lokaal sportbeleid zouden tot 18 miljoen euro verhogen. Er zou 16,8 miljoen euro bestemd worden voor subsidies aan gemeenten. Voor Sportgemeente Vlaanderen is er in 2014 geen geld meer. Traditioneel worden er jaarlijks vanuit Vlaanderen ook beperkt middelen vrijgemaakt voor subsidiëring van sportinfrastructuur. Gemeenten kunnen voor nieuwe investeringen in sportinfrastructuur rekenen op in totaal 3,1 miljoen euro. 2,8 miljoen euro is er voor de afhandeling van investeringen in sportvloeren die in 2013 gebeurd zijn. Daarnaast is er in het verleden in het kader van het Vlaams Sportinfrastructuurplan een inhaalbeweging gebeurd. Vlaanderen komt voor een stuk tussen in de beschikbaarheidsvergoedingen die lokale besturen neertellen voor sportinfrastruc-


Voor het eerst wordt in de Vlaamse begroting een subsidie uitgetrokken voor de beschikbaarheidsvergoedingen voor schoolinfrastructuur in het kader van de ‘Scholen van morgen’. tuur die via een DBFM(O)-structuur tot stand is gekomen. Voor de subsidiëring van 29 kunstgrasvelden en tien sporthallen wordt daardoor 1,8 miljoen euro (+76%) uitgetrokken. Er is ook nog een beperkt bedrag voor de vereffening van openstaande vastleggingen die hun oorsprong vinden in het reglement kleinschalige sportinfrastructuur van lokale overheden 2011. Welzijn en gezin Via het Vlaamse Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) worden zorgvoorzieningen gesubsidieerd. Deze VIPA-subsidiëring voor ouderenzorg loopt af, die voor thuiszorgvoorzieningen en voor lokale dienstencentra loopt wel door. Voor 2014 lopen de uitgaven van de alternatieve financiering op tot 189,4 miljoen euro (+30%). Met dat bedrag krijgen gesubsidieerden gedurende twintig jaar een deel van de leninglasten gefinancierd. In totaal is er voor deze alternatieve financiering al voor 2,5 miljard euro aan projecten toegezegd. De middelen voor de klassieke financiering – vroeger werd het hele subsidiebedrag in één keer doorgestort –verminderen tot 31,6 miljoen euro (-30%). Doordat de uitwerking van het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social / non-profit 2011-2015 (VIA-4) openbare sector steeds meer vorm krijgt, verhogen of verschijnen ook de daaraan verbonden kredieten in de Vlaamse begroting. Wat betreft de uitvoering van VIA-4 voor de publieke sector verschijnen er 2 miljoen

euro aan middelen voor de maatregelen managementsondersteuning en 2 miljoen euro voor de maatregelen betreffende kwaliteit. Die dienen ter financiering van de bijkomende ondersteuning vanuit de VVSG en de GSDV aan de lokale besturen. Ook wordt 13 miljoen euro opzij gezet voor de uitvoering van de maatregelen omtrent koopkracht. De middelen voor coördinatie van de armoedebestrijding stijgen tot 7 miljoen euro (+179%). Om aanspraak te maken op een deel van deze subsidiepot, die overigens niet integraal naar de lokale besturen gaat, moeten besturen experimentele of innovatieve projecten voor armoedebestrijding voorleggen. 4,5 miljoen euro daarvan is exclusief voorbehouden voor lokale besturen, meer bepaald voor de strijd tegen kinderarmoede. Vlaanderen erkent dat lokale besturen het best geplaatst zijn om die strijd te organiseren. Ook lokale en regionale dienstencentra kunnen in 2014 op subsidies blijven rekenen. De bedragen zijn echter niet duidelijk. Uit de begroting kunnen we evenmin de hoogte van de subsidie aan de VVSG voor welzijnswerk afleiden. De subsidie voor het Vlaams Centrum Schuldenlast wordt geïndexeerd tot een hoogte van 389.000 euro. De middelen voor ouderenzorgbeleid dalen tot 49,9 miljoen euro (-5%). Met die middelen worden onder andere private en publieke serviceflats gesubsidieerd die via de BEVAK-formule worden gerealiseerd. Aangezien deze formule maar voor een beperkt aantal realisaties werd voorbehouden, daalt het budget van 4,6 miljoen euro naar 3 miljoen euro. Het krediet voor animatiewerking neemt wel toe met 833.000 euro door de groei van het aantal erkende woongelegenheden in de gesubsidieerde woonzorgcentra en centra voor kortverblijf. Vlaanderen neemt bovendien de voorheen provinciale subsidiëring van de werking van dagverzorgingscentra op zich. De dotatie van Kind en Gezin stijgt tot 525 miljoen euro (+4,6%) waardoor het intern verzelfstandigd agentschap in totaal 733,2 miljoen kan uitgeven. 600,2 miljoen van die uitgaven zijn subsidies,

onder andere voor de organisatie van initiatieven voor buitenschoolse kinderopvang, kinderdagverblijven of diensten voor onthaalouders. De details ontbreken om te kunnen afleiden hoeveel er daarvan exclusief naar de lokale besturen gaat. Integratie en inburgering De Vlaamse begroting bevat voor integratie en inburgering zowel werkingsals investeringssubsidies. Voor heel de integratiesector begroot Vlaanderen voor 2014 19 miljoen euro aan werkingssubsidies. 7,3 miljoen euro daarvan is bestemd om gemeenten te ondersteunen in de ontwikkeling van lokaal integratiebeleid. Dat is een verhoging met 570.000 euro, zeven gemeenten meer – 59 gemeenten in totaal – maken aanspraak op de subsidies. De overige werkingssubsidies worden onder andere over de onthaalbureaus en integratiecentra verdeeld (waarvan ook twee lokale integratiecentra). Investeringssubsidies ten belope van 2,5 miljoen euro zijn er voor woonwagenterreinen. Ook lokale besturen kunnen daar aanspraak op maken. Werk en sociale economie Ook dit jaar verandert er niets aan de gebrekkige Vlaamse subsidiëring van gesubsidieerde contractanten (gesco’s) van de lokale besturen. Het bedrag dat voor deze gesco’s wordt uitgetrokken blijft hangen op 216 miljoen euro, hetzelfde bedrag als vorig jaar. Daarmee worden 27.000 personeelsleden gefinancierd. In tegenstelling tot gesco-subsidies in de private sector worden de middelen voor gemeenten en OCMW’s niet geïndexeerd (net als in Wallonië), noch aangepast aan de anciënniteit van de betrokken medewerkers. Steeds meer dragen lokale besturen de kosten van de inzet van gesco’s zelf. Wel een verhoging tekenen de Vlaamse middelen voor lokale diensteneconomie op. Ze stijgen tot 22 miljoen euro (+8,5%). De stijging van het krediet boven de index is te verklaren door inbreng van een deel van de VIA-4-kredieten en een overheveling van kredieten vanuit een ander begrotingsartikel. Ongeveer 2200 VTE’s (zowel doelgroep als omkadering) worden hiermee gesubsidieerd, zowel in de Lokaal februari 2014

13


bestuurskracht financieel beleid

Er is geen budget meer beschikbaar voor proeftuinen gericht op kinderen in armoede. Gemeenten die de proeftuinen voortzetten, zullen dit volledig met eigen middelen moeten doen. private als de openbare sector. Vlaanderen ondersteunt ook de regie die gemeenten opnemen op het vlak van de lokale sociale economie. Uit de Vlaamse begroting valt het bedrag niet af te leiden. Voor de sectorconvenants worden geen nieuwe beleidskredieten uitgetrokken ten gevolge van een verdubbeling van het krediet in 2013. De Vlaamse begroting bevat enkel 4,6 miljoen aan betaalkredieten om lopende engagementen af te handelen. Ongeveer hetzelfde bedrag, 4,5 miljoen euro, trekt Vlaanderen uit voor de erkende regionale samenwerkingsverbanden (ERSV). Hiermee worden advies- en overlegopdrachten gefinancierd in het kader van het streekontwikkelingsbeleid van de regionale sociaaleconomische overlegcomités (RESOC) en van de sociaaleconomische raden (SERR). Nog subsidies zien we voor het stimuleren van werkbaar werk in de openbare sector. 12,7 miljoen euro (-32%) worden zo over 29.000 werknemers verdeeld. Economie Vlaanderen blijft de erkende regionale samenwerkingsverbanden (ERSV’s) financieel ondersteunen. Zij organiseren en ondersteunen het sociaaleconomische overleg tussen de lokale overheden en de sociale partners binnen de RESOC’s. Net als bij vele andere subsidies is uit de toelichting bij de begroting onmogelijk af te leiden hoeveel er voor de ERSV’s 14 februari 2014 Lokaal

beschikbaar is. Wel kunnen we afleiden dat vanuit het fonds voor flankerend economisch beleid 32 miljoen euro gereserveerd wordt voor de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen en voor de heringebruikname van industriële sites. Daarnaast zien we ook een uitbetalingskrediet van 1,9 miljoen euro (-9%) voor het project bedrijfsvriendelijke gemeente. Daarmee worden enkel projecten in het kader van de voorlaatste oproep afgehandeld. Nieuwe kredieten zijn er nog niet omdat de laatste oproep pas eind 2013 gelanceerd is. Hetzelfde zien we bij de kredieten voor handelskernversterking, waar de uitbetalingen ook afhankelijk zijn van de ingediende projecten. Daar wordt nog 2,2 miljoen euro vrijgemaakt voor al aangegane verbintenissen. Leefmilieu, natuur en energie De volgende jaren worden gemeentelijke riolen voor de lokale besturen investeringsuitdaging nummer één. De middelen die Vlaanderen daarvoor vrijmaakt blijven totaal ontoereikend. De investeringssubsidies voor gemeentelijke rioleringen en kleinschalige waterzuiveringsinstallaties stijgen met 20 miljoen euro tot 130 miljoen euro (+18%). Dat gaat evenwel ten koste van de middelen voor het milieuconvenant. Van het voormalige budget van het milieuconvenant gaat er twee miljoen euro naar gemeentelijke investeringen in afvalpreventie, -beheer en -verwerking. Ter ondersteuning van de uitvoering van het lokale beleid huishoudelijke afvalstoffen trekt Vlaanderen 9,4 miljoen euro (+30,5%) uit. De OVAM keert via dat krediet middelen uit aan gemeenten voor investeringen in onder andere diftar huis-aan-huis, diftar containerparken en projecten voor openbare reinheid. De Vlaamse middelen voor afval gaan dus wel fors omhoog. Daarnaast verschuift 1,8 miljoen euro van de middelen van het afgelopen milieuconvenantbudget naar handhaving op Vlaams niveau. 3,2 miljoen euro is er ten slotte gereserveerd voor subsidies aan MINA-werkers, die nu een eigen subsidiemechanisme krijgen en niet langer het milieuconvenant volgen. 1,4 miljoen euro biedt Vlaanderen dan weer voor de financiering van groenjobs. Die middelen gaan niet exclusief naar gemeenten.

Intergemeentelijke samenwerkingsstructuren en milieu- en natuurverenigingen kunnen intekenen op een krediet van in totaal 364.000 euro subsidies voor projecten voor duurzaam milieu- en natuurbeleid. Vlaanderen trekt nog eens 223.000 euro uit om de aandacht te vestigen op interne milieuzorg bij lokale overheden en bij de Vlaamse overheid zelf. Ook erkende bosreservaten in eigendom van gemeenten en OCMW’s blijven gesubsidieerd. Vlaanderen trekt daarvoor opnieuw 45.000 euro uit. Ook behouden blijven de middelen voor de ondersteuning van innoverende projecten met het oog op ontwikkeling van groen in de stad. Net zoals in 2013 reserveert Vlaanderen 1 miljoen euro voor integrale bebossingsprojecten door lokale overheden. Het kleinste subsidiebedrag dat we tegenkomen is voor de aanschaf van sonometers door politiezones en gemeenten: 27.000 euro (-75%). Platteland Een nieuw krediet in de Vlaamse begroting is er voor het al lang aangekondigde Plattelandsfonds. Dat kan in 2014 rekenen op 8 miljoen euro. Daarnaast is er een krediet van 351.000 euro voor lokaal plattelandsbeleid. Gemeenten kunnen ook intekenen op 1,7 miljoen euro aan subsidies in het kader van PDPO AS 3 en 4. Datzelfde bedrag wordt uitgetrokken voor de subsidiëring van gemeentelijke erosiebestrijdingsinstrumenten en -maatregelen. Het budget voor landinrichtingswerken door gemeenten, provincies, polders en wateringen wordt voor het tweede jaar op rij verminderd. Het bedraagt nog 708.000 euro (-41%). Mobiliteit en openbare werken De middelen voor de mobiliteitsconvenants – ondertussen vervangen door het mobiliteitsdecreet – stijgen met exact 1 miljoen euro tot 50,8 miljoen euro (+2%). Via het mobiliteitsdecreet maken gemeenten aanspraak op investeringssubsidies om de toegankelijkheid en de verkeersveiligheid op hun grondgebied te verbeteren. Ook voor de opmaak of de herziening van (inter)gemeentelijke mobiliteitsplannen kunnen gemeenten subsidies vragen, maar uit de Vlaamse begroting valt alweer niet af te leiden hoe


hoog het totale subsidiebedrag hiervoor is. Het mobiliteitsdecreet vermeldt wel een forfaitair subsidiebedrag. Een subsidie-enveloppe van 2,6 miljoen euro is voor de compensatie van door Vlaanderen bevolen verplaatsingen van gas-, elektriciteitsinstallaties en rioleringen. Dit bedrag, dat niet wijzigt ten opzichte van 2013, moeten gemeenten delen met de provincies. Verder is er nog een krediet van 93.000 euro voor de tussenkomst van De Lijn bij de bouw van schuilhuisjes door gemeenten. Ruimtelijke ordening en woonbeleid Voor intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid reserveert Vlaanderen ook dit jaar 5,9 miljoen euro (+0%). Deze middelen worden ingezet ter ondersteuning van be-

staande projecten. Het is nog onduidelijk of er ook nieuwe projecten intergemeentelijke samenwerking lokaal woonbeleid ondersteund kunnen worden. 116.000 euro is er verder via het Garantiefonds voor de Huisvesting voor het betalen van verhuursubsidies en voor tegemoetkomingen voor leegstand en wanbetaling aan gemeenten. De toelichting bij de begroting blinkt ook bij woonbeleid niet uit in duidelijkheid. Er zijn Vlaamse verwervingsmiddelen in het kader van het sociale grond- en pandenbeleid, middelen voor de bouw en renovatie van sociale huurwoningen en voor de huurvermindering voor kinderrijke gezinnen voor sociale huurwoningen. Naar hoeveel die subsidies bedragen mogen we raden. Hetzelfde geldt voor allerhande subsidies op het gebied van ruimtelijke or-

dening waarop gemeenten aanspraak kunnen maken. Zo zijn er subsidies ter bevordering van gemeentelijke ontvoogding (opbouw van registers) en intergemeentelijke samenwerking, voor stedenbouwkundig ambtenaren, voor de opmaak of herziening van de ruimtelijke structuur- en uitvoeringsplannen en voor de verwerving en sanering van leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimtes. Het detailniveau van de Vlaamse begroting ontbreekt om uit te maken hoeveel die subsidies allemaal bedragen. Het totaal zal alleszins minder zijn dan 8,4 miljoen euro van het begrotingsartikel waaronder ze ressorteren. Ben Gilot is VVSG-stafmedewerker gemeente- en OCMW-financiĂŤn

advertentie

Puro zet zich in voor de bescherming van de regenwouden. Wij werken samen met de natuurbeschermingsorganisatie World Land Trust en voor elk verkocht kopje koffie staan wij een financiĂŤle bijdrage af om bedreigde stukken tropisch regenwoud in Zuid-Amerika aan te kopen en duurzaam te beschermen.

Wij geloven in eerlijke lonen voor de boeren die onze koffie telen. Het hele gamma Puro koffie is Fair Trade gecertificeerd.

www.purocoffee.com - 0800/44 0 88 Lokaal februari 2014

15


bestuurskracht Europees beleid

Mechelse subsidioloog haalt Europese projecten binnen Met de verkiezingen wijzigt de samenstelling van het Europees Parlement en van de Europese Commissie, maar dat is niet de enige nieuwigheid dit jaar. Er begint ook een nieuwe beleidsperiode van zeven jaar. Er zijn nieuwe Europese programma’s voor lokale besturen en bestaande programma’s zijn nu anders gestructureerd. Sinds 2000 is het aantal programma’s waaraan lokale besturen kunnen deelnemen fors toegenomen. Alleen blijkt de drempel voor Vlaamse gemeenten en OCMW’s nog vrij hoog. Mechelen stapte er wel met succes over. tekst betty de wachter beeld gf

U

it de enquêtes die in 2011 en 2013 in samenwerking met het Centrum Lokale Politiek van de UGent en de Vereniging van Lokale Ontvangers werden uitgevoerd, blijkt dat er bij veel lokale besturen zeker belangstelling is, maar dat ze politieke wil en administratieve kennis van zaken missen. Mechelen heeft daar de schouders onder gezet. Toen het vorige Mechelse beleidsplan door een consultant werd doorgelicht in functie van de mogelijkheid om in te tekenen op Europese dossiers, leverde dit geen bevredigend resultaat op. Deze oefening was aanvankelijk goed om richtlijnen op te stellen, maar uiteindelijk besloot het stadsbestuur in 2009 een voltijds subsidioloog in te zetten. Het was een moeilijke opdracht en echt pionierswerk. Binnen de stad zelf kon niemand raad geven. Met haar ervaring als diensthoofd economie kende Myriam Colle als nieuwbakken subsidioloog de

Europese subsidieaanvragen moeten aansluiten bij de projecten die de stad in haar doelstellingen heeft ingeschreven. 16 februari 2014 Lokaal

Europese Structuurfondsen al, vooral het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het grensoverschrijdende programma Interreg, maar dan nog was het zoeken en aftasten. De werkgroep Europa van het Kenniscentrum Vlaamse Centrumsteden bood wel een interessant forum voor reflectie met andere steden. Vleva (Vlaams Europees Verbindingsagentschap), de Europacel van de provincie Antwerpen en de afdeling Europa economie van het Agentschap Ondernemen waren een grote hulp bij het zoeken en vinden van de juiste programma’s en de juiste partners. Het Europese bos Over Europa is bijzonder veel informatie beschikbaar, maar het is niet eenvoudig die informatie te selecteren die belangrijk of relevant is voor lokale besturen. Bovendien was er ook tijd nodig om inzicht te krijgen in de ingewikkelde structuur van de instellingen en vooral om te weten te komen waar een stad met welke vragen terecht kan. In Nederland kunnen projectpromotoren, waaronder lokale besturen, ondersteuning krijgen tijdens de voorbereiding van een dossier. In ieder geval is het cruciaal de blik te leren richten op prioriteiten die deel uitma-


Voor burgemeester Bart Somers is de investering in de subsidieadviseur een van de beste investeringen van de afgelopen jaren geweest. Mechelen heeft er het glazen platform boven op de Sint-Romboutstoren aan te danken.

ken van het beleid van de stad. Europese subsidieaanvragen moeten immers aansluiten bij de projecten die de stad in haar doelstellingen heeft ingeschreven. Bovendien moet de nodige cofinanciering geregeld zijn, want Europese middelen bieden meestal hoogstens 50% voor de uitvoering van een project. Voor beginners zoals Mechelen toen is het aan te raden eerst als partner in een Europees programma ervaring op te doen. De ‘lead’ of coördinatie opnemen kan in een latere fase. Voor Myriam Colle is het belangrijk bij elk mogelijk Europees subsidiedossier een zeer goede afweging van de kosten en de baten te maken: wat heeft de stad eraan, wat is de toegevoegde waarde, hoe zit het met de budgetneutraliteit, welke voorbereiding is er nodig? Iedereen mee in de Europese boot In Mechelen moest Colle als subsidioloog de volledige Europese projectaanvraag afhandelen: van voorbereiding over indiening tot eindrapportering. En dat laatste was niet van de poes. Voor de Structuurfondsen, maar ook voor andere programma’s, zijn er bijzonder veel controles: vanuit de Vlaamse overheid als beheersautoriteit van deze programma’s, vanuit de externe audit, rechtstreeks door de diensten van de Europese Commissie. Het was een belangrijke leerschool die intern een betere coördinatie voor de eigen controle en opvolging op gang heeft gebracht. De hele stadsorganisatie moet mee zijn, want er zijn zeer veel verplichtingen zoals de vermelding van logo’s op publicaties en in communicatie, het toepassen van de regelgeving overheidsopdrachten of de financiële afhandeling. Ondertussen is er een administratieve checklist opgesteld die voor verschillende programma’s van pas komt. Inbedding De functie van subsidioloog is in de nieuwe bestuursperiode bewaard gebleven. De vorige subsidieadviseur zat aanvankelijk bij de stadssecretaris, maar zij is nu doorgeschoven naar organisatie en ontwikkeling en maakt deel uit van het managementteam. Van daaruit kan Myriam Colle de ‘nieuwe’ subsidioloog begeleiden. Essentieel is dat de hele omgang met Europese subsidies ingebed is in het beleid. Betrokken zijn bij het budgetconclaaf, zeer goed op de hoogte zijn van welke richting het bestuur uitgaat, is uitermate belangrijk om op basis daarvan deelname aan subsidieprogramma’s te kunnen voorstellen. De investering in interne kennis heeft Mechelen geen windeieren gelegd. In tegenstelling tot de voorbije jaren heeft de stad met succes aan verschillende Europese projecten deelgenomen en bijkomende financies binnengehaald. Voor burgemeester Bart Somers is de investering in de subsidieadviseur een van de beste investeringen van de afgelopen jaren geweest. Het vervolg In het huidige strategische plan van Mechelen is een investeringsbudget opgenomen dat flexibel kan worden ingezet binnen een bepaalde doelstelling zoals klimaatneutraliteit. Op die

manier is de cofinanciering al klaar. In de omgevingsanalyse van het plan werd voor de eerste keer een onderdeel over Europa opgenomen en in het memorandum van de administratie aan de nieuwe bestuursploeg kreeg het thema ook een plaats. Het politieke draagvlak om met Europa aan de slag te gaan blijft een conditio sine qua non. Het thema Europa is nu wel structureel verankerd, maar de uitdagingen blijven groot. Op basis van de opgedane ervaringen wil de stad binnen de regio meer met verschillende partners zoals de Lessius Hogeschool of de intercommunale IGEMO samenzitten om tot een betere taakverdeling te komen. Ook meer samenwerking tussen de stad en het OCMW is een aandachtspunt. En ten slotte, meedoen aan Europese programma’s levert niet enkel interessante bijkomende financiering op, maar is een voordeel op zich. Kennis delen, ideeën opdoen over hoe andere Europese gemeenten met gelijkaardige kwesties omgaan en hoe Europa ‘lokaal’ in elkaar zit, leert buiten de stad te kijken en problemen een breder perspectief te zien. Zo wordt Europa boeiende realiteit. Betty De Wachter is diensthoofd VVSG Internationaal Europa, kansen voor lokale besturen, uitgegeven bij Politeia, geeft concrete voorbeelden van gemeenten en OCMW’s die met Europese subsidies en programma’s werken. Daarnaast is er een korte insteek van de invloed van Europa op de lokale agenda en een overzicht van de belangrijkste Europese programma’s. www.politeia.be

advertentie

• ORGANISATIEAUDIT • ORGANISATIEAUDIT • Competentiemanagement • Integratie & samenwerking tussen gemeente en OCMW • Crisis- en changemanagement • Kosten-batenanalyse dienstverlening

Kokerstraat 2a - 9750 Zingem Tel 09 389 69 90 • info@assolutions.be

Lokaal februari 2014

17


bestuurskracht financieel toezicht

Nederland kijkt strenger toe op lokale financiën Met de ‘Wet houdbare Overheidsfinanciën’ beschikt de Nederlandse Rijksoverheid over een instrument om de gemeenten binnen het Europese budgettaire keurslijf te houden. Bovendien moeten Nederlandse gemeenten voortaan een deel van hun overtollige kasmiddelen bij de Schatkist onderbrengen. tekst jan leroy beeld daniel geeraerts

D

e Europese regels voor de overheidsschuld en het overheidstekort (het zogenaamde vorderingensaldo) slaan niet alleen op de centrale overheden, maar ook op alle geledingen daaronder. Europa bemoeit zich niet met de verdeling van de streefcijfers tussen de overheidsniveaus, maar kijkt alleen naar het uiteindelijke resultaat. In Lokaal van juli 2013 kon u hierover meer lezen. Ook in Nederland loopt al lang een discussie over hoe het nu precies moet

18 februari 2014 Lokaal

met de respectieve inspanningen. Vooral het Rijk en de gemeenten zijn daarbij budgettair belangrijke spelers. Daarnaast zijn er ook de provincies en de waterschappen als decentrale overheden. De extra complexiteit van regionale overheden die we in België hebben, kennen ze bij onze noorderburen dan weer niet. De wet Houdbare Overheidsfinanciën (HOF) maakt na meer dan een jaar discussie een einde aan dit debat. De wet gaat uit van het principe dat alle overheidsniveaus een gelijkwaardige inspan-

ning moeten leveren in de sanering van de publieke financiën. Die inspanning moet verband houden met het aandeel van elk van de groepen decentrale overheden in de totale overheidsbestedingen in Nederland. Wat dat concreet betekent voor respectievelijk de gemeenten, de waterschappen en de provincies als geheel, vloeit voort uit voorafgaand bestuurlijk overleg met die overheden. De minister van Financiën hakt uiteindelijk jaarlijks de knoop door. Wat elk niveau moet dragen hangt onder meer ook af van de uitstaande schulden, de opgelegde investeringen en de beschikbare vermogens. De gemeenten krijgen in 2014 een toegelaten tekort van 0,34% van het bruto binnenlands product (BBP). Dat een tekort mogelijk is, heeft mee te maken met de ook bij ons geldende vaststelling dat gemeenten grote investeerders zijn en dat het daardoor ook moeilijk tot


onmogelijk is jaarlijks en op individuele basis een budgettair evenwicht volgens de ESR95-regels te halen. Voor de berekening van dat evenwicht tellen de investeringsuitgaven immers even sterk mee als de uitgaven voor de dagelijkse werking. Sancties De wet HOF bevat ook sancties wanneer de gemeenten als groep het opgelegde vorderingensaldo overschrijden. In dat geval kan de Minister van Binnenlandse Zaken beslissen het jaar nadien een deel van het Gemeentefonds in te houden. (Een gelijkaardige regeling bestaat voor de provincies met het Provinciefonds.) Deze korting wordt renteloos bijgehouden door de Schatkist en gaat alsnog naar de gemeenten wanneer die ten minste twee van de drie daaropvolgende jaren het opgelegde tekort niet meer overschrijden. Merk op dat er hier geen sprake is van een sanctie ten aanzien van individuele gemeenten: de korting op het Gemeentefonds treft alle gemeenten, ongeacht hun individuele begrotingssituatie. Daarnaast bevat de wet HOF ook een regeling voor het geval dat Nederland zelf van de Europese Unie een boete opgelegd krijgt omdat het de budgettaire voorschriften niet naleeft. Ook dan vindt er bestuurlijk overleg plaats over de verdeling van die boete over de overheidsniveaus, en de eventuele afname van het Gemeentefonds. Hier bevat de wet wel een mogelijkheid om de boete geheel of gedeeltelijk op te leggen aan een individuele gemeente. Schatkistbankieren Nederlandse gemeenten moeten sinds 15 december 2013 ook aan zogenaamd schatkistbankieren te doen. Dat betekent dat ze hun overtollige liquiditeiten onderbrengen op een rekening bij de Schatkist. De Rijksoverheid streeft hiermee verschillende doelstellingen na. Ten eerste wil ze een herhaling voorkomen van wat een aantal Nederlandse gemeenten en provincies overkwam toen enkele IJslandse banken in de periode 2008-2009 in moeilijkheden kwamen. Ten tweede kan de groepering van de vele banktegoeden een positief effect hebben op de

totale overheidsschuld: de Rijksoverheid kan voor haar kortetermijnfinancieringsbehoeften immers terecht bij het door de decentrale overheden beschikbaar gestelde bedrag, en hoeft dus zo geen schulden bij andere instellingen te maken. Vorderingen en schulden tussen overheden zijn neutraal bij de berekening van de totale overheidsschuld. Een gemeente is niet verplicht alle tegoeden aan te houden bij de Schatkist.

ringen probeert jaarlijks in consensus te bepalen welke inspanning elke deelnemer moet leveren, en wat de lokale besturen moeten doen. Diezelfde leden van het Overlegcomité moeten als bevoegde toezichthouder ook toekijken op de naleving van de verplichtingen voor de lokale overheden. Opmerkelijk is verder dat de Hoge Raad van Financiën bij een overschrijding van het opgelegde tekort van de lokale besturen moet onderzoe-

De Nederlandse wet Houdbare Overheidsfinanciën gaat uit van het principe dat alle overheidsniveaus een gelijkwaardige inspanning moeten leveren in de sanering van de publieke financiën. Voor gemeenten met een begroting van minder dan 500 miljoen euro gaat het bijvoorbeeld om de beschikbare bedragen boven de 0,75% van de begroting, met een minimumdrempel van 250.000 euro. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft zich lang verzet tegen dit schatkistbankieren, omdat ze het een aantasting van de gemeentelijke autonomie vond en ze ook vreesde voor de rente die de gemeenten op de tegoeden zouden krijgen. De VNG heeft het echter niet gehaald. En in België? Op 13 december 2013 sloten de federale overheid en de verschillende gewesten en gemeenschappen een akkoord over de sanering en monitoring van de overheidsfinanciën. De overeenkomst streeft naar een budgettair evenwicht voor de totale overheid, met een maximaal structureel tekort van 0,5% van het BBP. Als de totale overheidsschuld, die vandaag rond de 100% van het BBP zit, onder de door Europa opgelegde 60% zakt, is een structureel tekort van ten hoogste 1% mogelijk. Een groot verschil met de Nederlandse situatie is dat de lokale besturen op geen enkel moment bij de regeling betrokken zijn en dat het akkoord ook nergens voorziet in een of andere vorm van bestuurlijk overleg. Het Overlegcomité tussen de federale en de regionale rege-

ken welk deel het gevolg is van federale maatregelen. In het akkoord is ook geen sprake van rechtstreekse sancties voor lokale besturen. Als de leden van het Overlegcomité zelf de budgettaire normen niet naleven, moeten zij wel een plan voorleggen om binnen achttien maanden weer op het juiste spoor te zitten. Als de Europese Unie aan België een boete zou opleggen wegens het niet naleven van de begrotings- en schuldregels, dan zal die worden verdeeld tussen de federale en de regionale overheden op basis van hun respectieve aandeel in de overschrijding. Aangezien de lokale besturen geen ‘contracterende partij’ zijn, kunnen zij die boete dus niet krijgen. Niets belet de gewesten uiteraard om als rechtstreekse toezichthouder van de gemeenten en OCMW’s toch nog een deel naar hen door te schuiven. Nog dit: van verplicht schatkistbankieren is in België helemaal geen sprake. De federale overheid is daar trouwens wellicht ook niet voor bevoegd. Toch werden ook hier al stappen in die richting gezet. Zo kregen een aantal federale overheidsinstellingen eind vorig jaar nog de verplichting opgelegd om hun overtollige kasmiddelen te beleggen bij de Schatkist. Het gaat om de actualisatie en uitbreiding van een regeling die al sinds 1996 bestaat. Jan Leroy is VVSG-directeur Bestuur

Lokaal februari 2014

19


de gemeenteraad van Heist-op-den-Berg

Groene longen en groene afvalzakken In Heist-op-den-Berg is er een heuvel en boven op die ene heuvel staat de kerk, met daarrond een smalle straat waaraan enkele herenhuizen, een school en het gemeentehuis. Het plateau is spaarzaam maar toch heel stemmig verlicht, alleen de bovenverdieping van de oude dekenij straalt: Heist-op-den-Berg is klaar voor de maandelijkse gemeenteraad, volgens de andere vier journalisten altijd goed voor een smeuïg stukje.

tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere

Gemeenteraadsvoorzitter Bernadette De Cat (CD&V) vraagt de fractievoorzitters de goedkeuring om een punt met hoogdringendheid als eerste agendapunt toe te voegen: de selectieprocedure voor een nieuwe secretaris. Alle fracties gaan akkoord. Dan krijgt korpschef Luc Geens algauw het woord, hij zit aan een pupiter rechts vooraan in de zaal maar voor de uitleg van de volgende punten staat hij op. De cofinanciering voor politieopleidingen, de vaststelling van de nieuwe organisatietabel van de politie en de vacantverklaringen voor verschillende betrekkingen worden allemaal eensgezind goedgekeurd. Tijdens de bespreking van het nieuwe stratentracé in een verkaveling zakt het scherm voor het gobelin achter de burgemeester, de voorzitter en de secretaris. Dat is voor het volgende punt: de voorlopige vaststelling van het ruimtelijk uitvoeringsplan Landschaps- en Sportpark Hof van Riemen omdat Heist20 februari 2014 Lokaal

op-den-Berg op die site ook een nieuw zwembad en meer sportfaciliteiten wil bouwen. ‘Heist-op-den-Berg zal dan twee groene longen tellen, de Averegten en het Hof van Riemen,’ zegt schepen Wim Van den Bruel (CD&V) die garandeert dat de woonkwaliteit in de aanpalende straten behouden blijft en dat het plan zorg draagt voor de waterhuishouding. Voor de parkeerplaatsen aan het nieuwe zwembad moeten er gronden worden onteigend en er komt ook een planologische ruil. Stof genoeg voor de oppositie van Heist-op-den-Berg om in actie te schieten. Zoals Jan Baestaens van de E.T.A. of Eén tegen allen, de beweging die Baestaens volgens Wikipedia in 1994 zelf heeft opgericht om het gemeentebestuur te doen afzien van prestigieuze projecten in het centrum. Hij vindt dat er nu al te weinig parkeerplaatsen zijn. Volgens schepen David Geerts (SP.A) wordt er gewerkt aan de signalisatie zodat de mensen weten

dat er achter het zwembad nog plaats is. Baestaens: ‘Dat moet je dan ook doen, hè!’ Ook de oppositieleden van N-VA komen op dreef. Eddy Gorris: ‘Komt er een goede afscherming met de huizen?’ Volgens Van den Bruel is die gegarandeerd, net zoals het budget dat gereserveerd is bij het autonoom gemeentebedrijf. Als Jan Moons vraagt of de Lostraat wel genoeg draagkracht heeft, vertelt schepen Patrick Feyaerts (Open VLD) over de veilige 30 km-zone en de aanleg van gesubsidieerde fietspaden met een poort die de zone duidelijk afgrenst. Wanneer voorzitter De Cat denkt tot de stemming over te gaan, heeft N-VA-raadslid Katleen Vantyghem nog een vraag over het aantal horecazaken in die buurt. Hierop beginnen raadsleden en schepenen te tellen, volgens raadslid Joris De Preter (N-VA) zijn acht zaken toch te veel van het goede terwijl burgemeester Luc Vleugels (CD&V) dacht dat die van de sporthal veel te klein was. Voordat de

voorlopige vaststelling wordt goedgekeurd, komt Jan Baestaens nog even tussenbeide omdat de chronologie voor hem niet duidelijk is. Om die reden gaan we meteen over naar agendapunt 13, het selectiebestek Publiek-Private Samenwerking waarbij de private partner dertig jaar de uitbater van het zwembad wordt. Als raadsleden hier vragen bij stellen, is het aan schepen Nand Blauwens (Open VLD): ‘Dit punt is enkel ter kennisgeving, het is al goedgekeurd door het autonoom gemeentebedrijf. Veel van wat er op de plannen staat, is nog indicatief, we denken aan een zwembad van 17 bij 25 meter, met een duikzone, een instructiebad, minimaal een glijbaan en een peuter- en kleuterzone. Hopelijk raakt het RUP dit jaar in orde zodat de bouw volgend


jaar begint en het zwembad kan openen in 2017.’ Volgens burgemeester Luc Vleugels komen de scholen en verenigingen van andere gemeenten wel in Heist-opden-Berg zwemmen, maar is investeren een lastigere zaak: ‘Samenwerking hoeft ook niet per se investeren te betekenen, een intentieverklaring is voldoende om dit dossier te laten starten zodat we op een subsidiëring van dertig procent kunnen rekenen.’ Wanneer de discussie dreigt te verzanden, want de Heistse belastingbetaler betaalt ook voor een cultuurcentrum waar mensen uit andere gemeenten voorstellingen bijwonen, komt Bernadette De Cat ter zake: ‘We wijken af.’ De goedkeuring van de zonale Standaard Operatie Procedure moet in elke gemeente van de prebrandweerzone

goedgekeurd worden en dat gebeurt hier vlotjes. Dat is niet het geval voor de aanpassing van het retributiereglement van de bibliotheek. Burgemeester Vleugels wil een modern concept voor de bibliotheek uitwerken met een goed alternatief voor de huidige uitleenposten. Maar omdat er meer tijd voor nodig is dan voorzien moet de tekst die tijdens de vorige gemeenteraad werd goedgekeurd, aangepast worden. Baestaens trekt daarop zijn bijkomend agendapunt over het verder openhouden van de zes uitleenposten in: er is uitstel, de raad van bestuur van de bibliotheek is samengesteld en uitgenodigd zodat die raad naar alternatieven kan zoeken. Ook De Preter is blij dat de petitie met 5000 handtekeningen blijkbaar gewerkt heeft. Vleugels wil niet weten

dat hij zwicht: ‘Onze houding is niet veranderd, we willen een andere werking, maar we zoeken nog uit welke combinatie ideaal is.’ Voor het toegevoegde agendapunt van Katleen Vantyghem werd er in Heist-op-den-Berg veel yoghurt gegeten, zowel zij als schepen Geerts heeft uitgetest hoeveel plastic er in de pas ingevoerde groene zakken kan waarvan de inhoud tot bakken en bloempotten wordt verwerkt. Volgens hem gaat het om sensibilisering, volgens haar wil je als burger wel sorteren, maar als je maar een kilo in je groene zak krijgt, is de grijze bak goedkoper en wordt sorteren minder interessant. Dat begrijpt schepen Geerts maar hij wijt het aan de volatiele afvalmarkt: ‘Soms levert papier bijna niets op en dan weer zo veel dat het zelfs gestolen wordt. We

hebben luiers apart opgehaald maar het verwerkingsbedrijf ging failliet en sindsdien worden luiers samen met het restafval verbrand. Tot drie maanden geleden werd het plastic dat op het containerpark werd verzameld met de rest verwerkt omdat er geen aparte verwerking voor bestond, nu kunnen we het tot een duurzaam product laten verwerken.’ Het voorstel van Vantyghem om ook grotere groene zakken te verkopen, wil Geerts graag voorleggen aan de afvalintercommunale IOK. Samen met het publiek en de pers verlaat ik het gebouw. De raadzaal blijft baden in het licht, de raadsleden buigen zich nu over de agendapunten van de gesloten zitting. Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

Lokaal februari 2014

21


2DE HERZIENE EDITIE

WEGWIJZER NAAR EEN INTEGRALE HULPVERLENING EEN GIDS DOORHEEN DE SOCIALE RECHTEN POCKETS OCMW EN MAATSCHAPPELIJK WELZIJN

Het Decreet lokaal sociaal beleid gaf aan het lokaal bestuur de mogelijkheid om een Sociaal Huis te realiseren. Dit Sociaal Huis beoogt een maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor elke burger. Veel lokale besturen proberen de doelstellingen van het decreet optimaal te realiseren, namelijk het garanderen van de sociale grondrechten voor alle burgers met bijzondere aandacht voor de kwetsbare doelgroepen.

Deze pocket is gebaseerd op de website rechtenverkenner.be en biedt, samen met het bestand op cd-rom, veldwerkers de mogelijkheid om bij een huisbezoek de nodige informatie op te zoeken.

De medewerkers die de opdracht krijgen de informatie- en doorverwijsfunctie te realiseren, staan voor een enorme opdracht. De kennis van de verschillende sociale voordelen en tegemoetkomingen op zowel gemeentelijk, provinciaal, gewestelijk als federaal niveau is onontbeerlijk. Het systematisch invoeren van een rechtenonderzoek bij een nieuwe intake is immers een basisvereiste geworden. De website rechtenverkenner.be is een initiatief van de afdeling Welzijn en Samenleving van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van de Vlaamse overheid en is bedoeld om de veldwerkers hierin te ondersteunen.

De auteur van deze pocket is Ria Vandaele,, hoofdmaatschappelijk assistente OCMW Ledegem.

RIA VANDAELE

WEGWIJZER NAAR EEN INTEGRALE HULPVERLENING EEN GIDS DOORHEEN DE SOCIALE RECHTEN

pockets

a tei oli ©P

POCKETS OCMW EN MAATSCHAPPELIJK WELZIJN

-V

VS

G

-p oc ke ts• jan

2DE EDITIE ua r

i 20 14

BESTELKAART

Ja, ik bestel

....... ex. van Wegwijzer naar een integrale hulpverlening: een gids doorheen de sociale rechten *, ISBN 978-2-509-01602-7, 25 euro (incl. cd-rom) * per ex. voor VVSG-leden (29 euro* per ex. voor niet-leden)

Naam: ...............................................................................................

Uitgeverij Politeia Ravensteingalerij 28 1000 Brussel

Functie: ............................................................................................ Bestuur/Organisatie: ......................................................................... Tel.: .................................................................................................. E-mail: ..............................................................................................

Fax: 02 289 26 19 Tel.: 02 289 26 10 Of bestel via website: www.politeia.be e-mail: info@politeia.be

Adres: ............................................................................................... BTW: .................................................................................................

* Prijzen btw inclusief en exclusief verzendingskosten. Prijzen geldig tot 31.07.2014. Consulteer www.politeia.be voor actuele prijzen. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.

Datum en handtekening


de stelling:

‘Moeten gemeenten hun eigen inwoners voorrang geven in het woonbeleid?’ Niet afdwingbaar via het bindend sociaal objectief? Youri Vandervaeren

’t Is een zaak van geven en nemen. Dus als gemeente aanspraak wil op sociale loten, verruim dan de mogelijkheden van de site. Vincent Van Den Broecke

Moet zeker en vast kunnen! Sven Vandyck

Tracht eerst behoorlijk decreet te maken. Geert Dessein

Combinatie sociale en gewone huisvesting goed voor een ‘brede’ woonomgeving. Afdwingbaarheid is deel van een mogelijk beleid. Andy De Cock

Mix tussen sociale en gewone woningen voorkomt ghettovormheid zijn om het af te dwingen! Andy De Cock

In veel gemeenten nu belangrijker bestaande bouwvallige sociale woningen te renoveren dan nieuwe bij te creëren. Tjarko van Tilburg

Afdwingbaarheid moet zeker kunnen maar niet verplichtend opgelegd aan de gemeenten. De keuze moet bij gemeenten blijven. Tjarko van Tilburg

Ja! Gemeenten hebben de plicht tot een verstandige stads- en dorpsontwikkeling en hebben daarvoor de hefbomen nodig! Kristof De Leemans

de stelling voor maart:

‘Elke euro dat een lokaal bestuur in kinderopvang investeert, krijgt het in drievoud terug.’

Twitter uw mening met #vvsgstelling Lokaal februari 2014

23


Kortrijks schepen Wout Maddens, de Avelgemse burgemeester Lieven Vantieghem en programmaregisseur wonen Nele Vandaele van Leiedal beseffen dat je voor betaalbaar wonen niet alle heil kunt verwachten van sociale woningen.

Een filmpje van dit interview kunt u op www.vvsg.be bekijken.

24 februari 2014 Lokaal


special interview

Nele Vandaele, Wout Maddens, Lieven Vantieghem

Werken aan betaalbaar en goed wonen Betaalbaarheid en kwaliteit van woningen is een thema dat alle gemeenten bezighoudt. Ook al hebben ze niet alle sleutels in handen, door voorbeeldprojecten uit te voeren kunnen ze veel in beweging zetten, ook op de privémarkt. En dan blijkt er, als je abstractie maakt van de schaalgrootte, eigenlijk niet zo gek veel verschil te bestaan tussen de manier van werken in een centrumstad en die in een gemeente in het buitengebied. tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere

D

e intercommunale Leiedal heeft op haar website een gids met inspirerende voorbeelden voor betaalbaar wonen gepubliceerd. De publicatie volgt vijf sporen: intelligente premies, samenwerking tussen private bouwheren, anders omgaan met grondbezit, samenwerking tussen publieke en private partners, nieuwof vervangingsbouw door de publieke sector. De gids is de insteek voor een gesprek met burgemeester Lieven Vantieghem van Avelgem, schepen Wout Maddens van Kortrijk en Nele Vandaele, programmaregisseur wonen van Leiedal. Het interview vertrekt bij betaalbaarheid maar al snel gaat het over woonkwaliteit, de rol van de socialehuisvestingsmaatschappijen en de concurrentie tussen de stad, de randgemeenten en het buitengebied.

Wat is betaalbaarheid? Nele Vandaele: ‘ Er is geen definitie voor, maar veel lokale besturen stellen zich wel de vraag wat ze kunnen doen aan de betaalbaarheid van wonen. En dan gaat het over de eigendoms- en de huurmarkt, over de private en de publieke sector. We hebben met onze gids inspirerende strategieën van Vlaamse steden en gemeenten verzameld.’ Lieven Vantieghem: ‘Een woning verwerven wordt moeilijker voor steeds meer mensen. Bouwgrond is een schaars economisch goed. De voorwaarden op het vlak van energieprestatie worden strenger, de kwaliteitseisen nemen toe. Dat alles verhoogt de prijs van een woning.’ Wout Maddens: ‘ Wij hebben vijf jaar geleden geprobeerd een bedrag op betaalbaarheid voor nieuwbouw te plakken. We spraken toen over 200.000 euro. Met alle bijkomende normen, eisen en lasten denk ik dat we nu al

naar 250.000 euro gaan. Wanneer ik naar mijn vier kinderen kijk, vraag ik me af of zij zich in de toekomst nog wel een betaalbare woning zullen kunnen veroorloven. Maar ik laat me daardoor niet ontmoedigen. Integendeel, als schepen van Wonen en Bouwen moet ik het wonen in de stad aantrekkelijk maken, zowel voor huurders als voor kopers.’ Hoe doe je dat? Wout Maddens: ‘ Door inspirerende projecten in de markt te zetten. Bij een bouwblokrenovatie in een achtergestelde wijk nemen we een deel van de kosten voor de verbeteringswerken aan de woningen op onsdoor middel van een forse premie. De eigenaar verbindt zich ertoe de huurprijs van de woning gedurende negen jaar niet te verhogen. Zo trek je de woonkwaliteit van een buurt huis per huis de hoogte in. Een ander project is het kavelproject. In ietwat verloederde wijken hebben we verwaarloosde huizen opgekocht voor 60 tot 80.000 euro en voor de helft van de prijs verkocht aan jonge gezinnen. Hierop bouwen ze, dankzij de 6% btw-regeling voor nieuwbouw na afbraak, betaalbare gezinswoningen. Dat vraagt zware inspanningen en je kan dat als stad niet te veel doen, maar zulke strategische projecten zetten particuliere investeerders wel aan het denken. Een stad heeft niet alle sleutels voor betaalbaarheid in handen, maar ze kan wel de motor zijn en met voorbeeldprojecten anderen inspireren. Het stadsontwikkelingsbedrijf Kortrijk, een autonoom gemeentebedrijf, investeert op plekken waarvoor de privésector niet meteen staat te springen. Als je daar met een goed programma tegen een betaalbare prijs Lokaal februari 2014

25


special

interview Nele Vandaele, Wout Maddens, Lieven Vantieghem

Wout Maddens: ‘Als iemand echt op het platteland wil wonen, kunnen wij die concurrentie niet winnen. We moeten wel onze eigen kwaliteiten in de vitrine zetten.’

een voorbeeldproject realiseert, zet je zaken in beweging. Ik merk die mentale omslag bij de investeerders: ze weten dat ze voor 200.000 euro moeten bouwen. Ook verdichting, kleiner gaan wonen is natuurlijk een deel van het antwoord op de vraag naar betaalbaarheid. Zopas hebben we twee nieuwe projecten vergund, met dichtheden van 75 tot zelfs 100 wooneenheden per hectare.’ Lieven Vantieghem: ‘Wij hebben geen autonoom gemeentebedrijf, maar we werken samen met de vzw Vlabo in Outrijve en Waarmaarde, om oude, vervallen gebouwen een nieuwe bestemming te geven. Daar wordt innovatief gebouwd: houtskeletbouw in Waarmaarde. Wij nemen die initiatieven omdat projectontwikkelaars liever in de hoofdgemeente investeren, in de kleinere dorpen is het rendement lager en is het bouwen risicovoller. Dus is het onze plicht het voortouw te nemen, want alle inwoners hebben dezelfde rechten. Ik voel me soms meer de CEO van de nv Avelgem met 9600 klanten dan de burgemeester. En net als in Kortrijk wordt ook in Avelgem kleiner gewoond dan vroeger. Veel nieuwbouw heeft geen garage meer, wat meer druk op het openbaar domein legt.’ Wout Maddens: ‘ Wat je niet vindt in de individuele ruimte, moet je in de omgeving vinden. Ook daarin zijn steden hefbomen. We investeren fors in de publieke ruimte. Zo investeren we in een nieuw stadsdeel op Kortrijk Weide, met een evenementenplein, zwembad en een stadspark aan de Leie.’ Nele Vandaele: ‘De relatie tussen betaalbaarheid en kwaliteit is zeer belangrijk. Je kan niet over het ene praten zonder het over het andere te hebben. Een van de facetten van kwaliteit is de grootte van de woning. Maar ook de woonomgeving is belangrijk.’ Lieven Vantieghem: ‘Specifiek voor de kwaliteit van huurwoningen hebben we al veertien jaar een eigen methode. Een maatschappelijk werker van het sociaal huis bezoekt om de vijf jaar alle huurwoningen en -appartementen in de gemeente. Ze bekijkt CO, stabiliteit, isolatie, elektriciteit. Wettelijk kan dat misschien niet, maar we doen het toch. Omdat veel eigenaars senioren waren die de huuropbrengst beschouwden als een aanvullend pensioen en niet geneigd waren nog te investeren, degradeerde de kwaliteit van de woning. Die tendens hebben we een halt kunnen toeroepen. Eigenaars komen nu al zelf naar ons toe om een onderzoek aan te vragen. Als er te veel herstellingen nodig zijn, verkopen ze hun woning soms. En dan kunnen jongere mensen 26 februari 2014 Lokaal

die zich geen nieuwbouw kunnen veroorloven, zo’n oude woning kopen en die op hun ritme renoveren. We controleren zowel huurwoningen van privé-eigenaars als van sociale bouwmaatschappijen. Ook bij die laatste is de kwaliteit soms ondermaats.’ Is verdichting ook een thema in een landelijke gemeente als Avelgem? Lieven Vantieghem: ‘Natuurlijk. Avelgem bestaat uit vijf dorpen aan de boord van de Schelde. Net zoals je de stad en de randgemeenten hebt, kiezen wij al dertig jaar voor een concentratie van de bevolking in het hoofddorp. In de kleine dorpen ligt het accent op het behoud van de open ruimte. En verdichting vraagt meer aandacht voor openbare ruimte. De vraag naar volkstuintjes bijvoorbeeld was nog nooit zo groot.’ Wout Maddens: ‘ Ook in Avelgem?’ Lieven Vantieghem: ‘Ja. In het centrum zijn oude woningen vervangen door appartementsgebouwen met drie, vier bouwlagen. De mensen zoeken dan buitenruimte die ze kunnen huren. En ze hebben ontspanningsruimte nodig, een groene long. En dat hebben wij voor op een stad. Terwijl Kortrijk moet investeren in de verlaging van de Leieboorden hebben wij op de linkeroever van de Schelde duizend hectare publieke ruimte, de Scheldemeersen.’ In het buitengebied is wonen goedkoper dan in de stad, en er zijn minder investeringen nodig in groene ruimte. Wat zet een stad daar tegenover? Wout Maddens: ‘ Kortrijk heeft de allure van een stad en de charme van een dorp. Een stad is een knooppunt van waaruit je overal naartoe kan. Vandaar dat we in deze bestuursperiode zullen starten met de volledige renovatie van de stationsomgeving. Een andere troef zijn de vele voorzieningen die een stad aanbiedt. En dan is het aan het bestuur om initiatieven te promoten die het wonen in de stad betaalbaar houden. Onze inwoners moeten nog de mentale omslag maken dat ze kleiner moeten gaan wonen, zonder eigen tuin maar met een park in de buurt. In steden als Gent is die omslag al gemaakt.’ Lieven Vantieghem: ‘Op onze schaal doen wij precies hetzelfde. Avelgem is een knooppunt van het busvervoer naar Kortrijk, Waregem, Oudenaarde, Doornik, Ronse. We hebben in de stationsomgeving panden gekocht om er veertien appartementen te realiseren en twaalf sociale koopwonin-


Nele Vandaele: ‘De relatie tussen betaalbaarheid en kwaliteit is zeer belangrijk. Je kan niet over het ene praten zonder het over het andere te hebben.’

Lieven Vantieghem: ‘Ik voel me soms meer de CEO van de nv Avelgem met 9600 klanten dan de burgemeester.’

gen. De grond verkopen we aan 120 euro per m². Dat is een duidelijke keuze voor betaalbaar wonen op de best mogelijke locatie voor mobiliteit, vlak bij winkels en andere voorzieningen. Avelgem heeft twee volwaardige schoolnetten tot achttien jaar. We hebben een goed ontwikkelde sportinfrastructuur, we hebben geïnvesteerd in culturele accommodatie. En we bieden ook werkgelegenheid. Ik weet dat we geen nieuwe industriezone zullen krijgen en dus zullen we onze 47 hectare industriegrond beter moeten benutten. Door ook in de hoogte te bouwen en het parkeren anders te organiseren. Hoeveel industriezone gebruiken we om werknemers te laten parkeren? Avelgem kan gemakkelijker blijven groeien dan de stad.’ Wout Maddens: ‘ We zullen altijd wel op een of andere manier concurrenten blijven. Als iemand echt op het platteland wil wonen, kunnen wij die concurrentie niet winnen. We moeten onze eigen kwaliteiten in de vitrine zetten. En natuurlijk zijn we op dit punt afhankelijk van het Vlaamse ruimtelijke beleid. Een zeer interessante studie van de provincie toont aan waar onze concurrenten zitten: de randgemeenten Lauwe, Wevelgem, Harelbeke en Zwevegem. De suburbanisatie is nog niet gestopt. Terwijl, als ik het aantal beschikbare vierkante meters waarop in Kortrijk nog gebouwd kan worden afzet tegen de groeiprognoses van de provincie, de bevolkingsgroei van de hele regio opgevangen kan worden op het grondgebied van Kortrijk. Dus welk beleid wil Vlaanderen voeren? Blijven we het land verkavelen en bouwen we autowegen en leggen we bussen in om de mensen naar de stations te brengen? Of versterken we het beleid om stedelijk wonen te promoten en zoeken we naar mogelijkheden om dat betaalbaar te houden? Momenteel zit de concurrentie tussen stad en randgemeenten ingebakken in de afbakening van het stedelijke gebied. Bij een eventuele herziening van die afbakening zou het uit den boze moeten zijn dat gemeenten die in het stedelijke gebied maar buiten de stad liggen, opnieuw woonuitbreidingsgebieden mogen aansnijden. Anders zullen wij nooit een antwoord kunnen bieden op de regionale stadsvlucht.’ Nele Vandaele: ‘ De concurrentie tussen stad en randgemeenten, en tussen stad en buitengebied bestaat. Maar je hebt ook verschillende doelgroepen. Mensen met een hart voor het platteland krijg je niet naar de stad, en omgekeerd. Bovendien daagt concurrentie gemeenten ook uit om goede woonprojecten te realiseren.’

Moet een intercommunale die concurrentie niet bestrijden en met de gemeenten een regionaal woonbeleid plannen? Nele Vandaele: ‘We hebben al jaren overleg om meer als regio samen te werken, maar voor wonen blijft dat moeilijk.’ Lieven Vantieghem: ‘Ook een plattelandsgemeente heeft een beetje groei nodig om de verplichtingen die haar worden opgelegd betaalbaar te houden. We hebben nog enkele woonuitbreidingsgebieden kunnen aansnijden, we vervangen oude en slechte woningen in het centrum door appartementen. Om te groeien hebben we niet meer ruimte nodig, we moeten anders met de beschikbare ruimte omgaan. En ik ben ervan overtuigd dat we kunnen blijven groeien, welke regels Vlaanderen ook oplegt.’ Wout Maddens: ‘De concurrentie is natuurlijk ook een fiscale strijd. En daarom heb je goede, fraaie projecten nodig die de tweeverdieners kunnen verleiden. Kortrijk haalt moeiteloos de norm van negen, zelfs tien procent sociale woningen. Ik ben niet bereid nog meer te doen als andere gemeenten in de regio niet eens aan de ondergrens komen.’ Zijn sociale woningen niet de garantie op betaalbaar wonen? Nele Vandaele: ‘Ze staan op de huurmarkt voor de hoogste kwaliteit voor een bepaalde prijs, maar je mag niet alle heil verwachten van de bouw van sociale woningen. Met de Vlaamse middelen kunnen we maximaal het bestaande bestand op peil houden.’ Wout Maddens: ‘ Het is een utopie te denken dat je voldoende sociale woningen kunt bouwen om de nood te lenigen. En er is een probleem van de juiste toewijzing van de sociale huur- of koopwoningen aan de juiste personen. Ik vind dat de socialehuisvestingssector dringend gereorganiseerd moet worden. Socialehuisvestingsmaatschappijen zouden geen eiland mogen zijn in het woonbeleid in een stad, ze zouden dat woonbeleid moeten uitvoeren.’ Lieven Vantieghem: ‘Ik ben het daar helemaal mee eens. Het kan toch niet dat een gemeente verplicht is met een bepaalde maatschappij samen te werken, of het nu een goede of een slechte is. Ook een fusie van bouwmaatschappijen dringt zich op. Dat is werk voor de volgende Vlaamse regering.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal

Lokaal februari 2014

27


special

wonen

Duurzaamheid en betaalbaarheid: water en vuur verzoenen? Woningen moeten betaalbaar maar ook duurzaam zijn, want de prijs van het verwaarlozen van duurzaamheidsaspecten is op de lange duur hoog. Hoe zorgen we ervoor dat de vele nieuwe woningen die er in de volgende jaren in Vlaanderen moeten bijkomen ook duurzaam zijn? Het wijkniveau kan daar veel toe bijdragen. Het Papenhof in Mechelen en de Clementwijk² in Sint-Niklaas zijn twee nieuwe ontwikkelingen aan de rand van een centrumstad en voorbeeldprojecten op het vlak van duurzame nieuwe wijken. Beide zijn in volle ontwikkeling. tekst peter hautekiet beeld gf

H

et Papenhof is een ontwikkeling van 270 woningen aan de Mechelse stadsrand. Duurzaamheid was van bij het begin een belangrijk aandachtspunt. Deze bekommernis werd verankerd in het RUP, zowel op het niveau van de wijk als op perceelsniveau. De streekontwikkelingsintercommunale IGEMO kreeg de ontwikkeling van de zone toegewezen. In de daarop volgende jaren verwierf de intercommunale de gronden. IGEMO kon het project zo als eigenaar sturen maar draagt ook de volledige financieringslast. ‘Dit was een van de overwegingen om de realisatie sterk te faseren,’ zegt Gert De Smedt, projectmanager bij IGEMO. In een eerste fase werd de zogenaamde Villawijk ont-

28 februari 2014 Lokaal

wikkeld: loten waarop private bouwheren volgens de voorschriften (onder andere met betrekking tot energieprestatie-eisen) kunnen bouwen. De tweede fase, de zogenaamde Tuinwijk, is momenteel volop in opbouw. In deze wijk worden afgewerkte woningen aangeboden. Hiervoor werkt IGEMO samen met enkele private partners. De private ontwikkelaar verkrijgt recht van opstal. Bij de verkoop verkoopt IGEMO de grond, de private ontwikkelaar de woning aan de koper. Andere fases van het project volgen in de komende jaren. De Clementwijk² in Sint-Niklaas is een uitbreiding met een 700-tal woningen van de bestaande Clementwijk aan

de stadsrand. Bart Van Lokeren, planoloog bij het stadsbestuur Sint-Niklaas: ‘We wilden een nieuwe stadswijk met als accenten: groen, autoluw, energiezuinig, speels.’ Bij aanvang van het project was de eigendomsstructuur heel verscheiden: bepaalde percelen waren in handen van een private ontwikkelaar, andere stukken werden verworven door de stad, nog andere door de intercommunale voor streekontwikkeling Interwaas. Daarnaast werden twee socialehuisvestingsmaatschappijen bij het project betrokken, voor de realisatie van sociale koop- en huurwoningen. De stad zelf is zeer duidelijk de trekker van het project. Het project


laat dus een breed partnerschap zien, wat ook de sociale mix weerspiegelt die binnen deze ontwikkeling nagestreefd wordt. Als eerste actie maakte de versnipperde eigendomsstructuur via een ruiloperatie plaats voor een werkbaar geheel van ‘woonvelden’, waarbij per woon-

Sint-Niklaas mikt eerder op een procesmatige bewaking van de duurzaamheidseisen. Wannes Devleeschauwer, projectmanager bij Interwaas, wijst op de centrale rol van het beeldkwaliteitsplan. Dit legt de basisprincipes en eisen in verband met kwaliteit en duurzaamheid

In Mechelen werden de duurzaamheidseisen vastgelegd in een RUP. Dat maakt ze juridisch afdwingbaar. SintNiklaas mikt eerder op een procesmatige bewaking van de duurzaamheidseisen via het beeldkwaliteitsplan. veld één partner instaat voor de ontwikkeling, met aandacht voor een gelijke verdeling rond het park in het centrum van de wijk. De duurzaamheidseisen werden verankerd in een beeldkwaliteitsplan, dat door een extern bureau werd opgemaakt in overleg met de diverse partners. Dit plan doet uitspraken over duurzaamheids- en kwaliteitseisen op het niveau van de wijk, de woonvelden en de individuele woningen. Duurzaamheid bewaken? Hoe worden de duurzaamheidsdoelstellingen van een project ook daadwerkelijk gerealiseerd? In zulke langlopende projecten met meerdere betrokkenen heeft ieder immers zijn eigen belangen en invalshoeken. In Mechelen werden de duurzaamheidseisen vastgelegd in een RUP. Dat maakt ze juridisch afdwingbaar, zowel bij private bouwheren als bij private ontwikkelaars. Gert De Smedt (IGEMO) geeft echter ook aan dat in de loop van het project bleek dat sommige vereisten uit het RUP moeilijk realiseerbaar zijn. Bepaalde gedeelten van het project komen daardoor in gevaar. Momenteel loopt er overleg met het stadsbestuur over een eventuele bijsturing.

De Clementwijk² wordt een nieuwe wijk in Sint-Niklaas met speelse, groene, autoluwe en energiezuinige accenten.

vast: ‘Deze eisen kunnen verregaand zijn, bijvoorbeeld tot de kleur van de raamkozijnen toe. Maar het blijft een afsprakenkader, geen juridisch afdwingbaar document.’ De verschillende partners maakten onderling de afspraak om elk nieuw schetsontwerp van een woonveld binnen de stuurgroep te toetsen. Daarbij zijn ook de opstellers van het beeldkwaliteitsplan aanwezig. Duurzaamheid componeren Op het niveau van de wijk zijn belangrijke aandachtspunten in verband met duurzaamheid: de waterhuishouding (met aandacht voor wadi’s en open grachten), groen in het openbaar domein en het autoluwe karakter. Daarnaast is het belangrijk bij de inrichting van gedeelten van de publieke ruimte met het oog op de toekomst de nodige flexibiliteit te behouden. Een parkeerterrein kan later misschien een speelveldje worden. Door een zorgvuldige en doordachte aanplanting van groen blokkeert men nu geen mogelijkheden voor later. Ten slotte is het ook noodzakelijk voorzieningen in de wijk te integreren. Op het domein van het Papenhof staat een lokaal van de jeugdbeweging. Dat wordt gerenoveerd en uitgebreid met een speelveld. In de Clementwijk komt een basisschool. Op het niveau van de individuele woningen wordt verwezen naar de steeds strengere normen die de wetgever oplegt. Normen waarover enkele jaren geleden binnen de projecten nog stevig werd

gediscussieerd, zijn nu gemeengoed geworden. Mentaliteitswijziging Zowel voor de (publieke) ontwikkelaar als voor de bewoner betekenen de duurzaamheidseisen een uitdaging om het allemaal betaalbaar te houden. De duurzaamheidseisen op wijkniveau dwingen publieke ontwikkelaars ertoe hun investeringen in publieke ruimte of waterhuishouding zeer zorgvuldig te plannen en te faseren om de financiële kant van deze complexe en langdurige projecten in evenwicht te houden. Ook voor de individuele woningen worden de duurzaamheidseisen strenger. Het beeldkwaliteitsplan van de Clementwijk² hanteert de Vlaamse Maatstaf voor Duurzaam Wonen en Bouwen, met normen voor individuele woningen. In het project wordt de betaalbaarheid mee nagestreefd door sociale koop- en huurwoningen aan te bieden. Maar de betaalbaarheid van een woning blijkt voor een deel ook een kwestie van mentaliteitswijziging te zijn. Vooral het feit dat je de auto niet voor de deur kan parkeren lijkt voor kandidaat-kopers vaak een struikelblok. Zowel in delen van het Papenhof als in de Clementwijk liggen de parkeerplaatsen immers een eindje van de woning. Bovendien moeten bewoners rekening houden met het feit dat de ontwikkeling van een groene publieke ruimte naar de individuele woningen of kavels kan worden doorgerekend. Ze betalen dus een stukje mee aan de aangename omgeving. In het Papenhof bijvoorbeeld neemt de publieke ruimte meer dan de helft van het hele grondoppervlak in. Voor voorbeeldprojecten betreffende duurzaamheid kan het consulteren van groepen van kandidaat-bewoners die daar mee over meedenken belangrijk zijn en een dynamiek creëren. In Sint-Niklaas is er bijvoorbeeld een bewonersgroep actief die op een van de woonvelden een cohousingproject wil beginnen.

Peter Hautekiet is Vlinter-beleidsmedewerker streekontwikkeling

Lokaal februari 2014

29


special

wonen

Saneren om te wonen Zwaar vervuilde industriegronden omturnen tot een compleet nieuwe parkwijk met een sociaal gemengde bevolking in een PPS-constructie, dat is het ambitieuze plan voor de Hoedhaarsite in Lokeren. tekst marlies van bouwel beeld marlies van bouwel, gfs

O

oit was Lokeren het wereldcentrum van de haarsnijderij en hoedenmakerij: van de pelsen van konijnen en hazen knipten werklieden de haren voor vilt en bont. Naast de huisnijverheid waren er rond 1900 ook 42 bedrijven actief, waarvan Hoedhaar in het zuiden van de stad het grootste was. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de klad erin, nu is er nog maar één haarsnijderij. De meeste andere sites staan al jaren leeg. Om het haar van de huid los te krijgen werd namelijk kwiknitraat gebruikt, een zwaar metaal dat na gebruik destijds in de gracht werd gekieperd. De sites waren dus ook zwaar vervuild. ‘Toen ik halverwege de jaren negentig op de dienst huisvesting begon, was het een van mijn eerste taken om de Hoedhaarsite te verzegelen,’ herinnert Piet Van Theemsche zich nog. ‘De verloedering was toen op haar hoogtepunt. Er hadden zich mensen op die site gevestigd in woonwagens terwijl dat onverantwoord was.’ De nv Oost-Vlaanderen, de eigenaar van Hoedhaar, was al jarenlang failliet, het faillissement had plaatsgevonden onder de oude faillissementswet en omdat de grond een negatieve waarde

Lokeren zet de haas naast de Durme, want de stad gaat niet alleen prat op het industriële erfgoed, er staat op de vervuilde gronden van de haarsnijderijindustrie een ambitieus woonproject op stapel.

30 februari 2014 Lokaal

had, had de rechter geen uitspraak gedaan over het eigenaarschap ervan. Het werd een jarenlang juridisch steekspel want de stad Lokeren kon de rechtszaak onder de nieuwe faillissementswet niet heropenen. ‘Zo’n zaak overstijgt de knowhow van een gemeente,’ zegt Piet Van Theemsche en dus deed Lokeren een beroep op de intercommunale Interwaas. ‘Zowel voor het eigenaarsstatuut, als voor de sanering en de ontwikkeling van het terrein heeft Interwaas er de schouders ondergezet, maar we werden er altijd nauw bij betrokken.’ Eerst saneren Vóór de sanering in Lokeren had de OVAM geen ervaring met kwik in de grond, ondertussen zijn de 42 terreinen geïnventariseerd en heeft de OVAM al twaalf saneringsprojecten op de rails gezet. Piet Van Theemsche: ‘Gelukkig was de Hoedhaarsite van meer dan acht hectare niet helemaal vervuild, alleen de beek en het fabrieksterrein. Drie jaar geleden werd met de bodemsanering gestart, het terrein werd afgegraven en gereinigd in gespecialiseerde installaties. Toen kwam het einddoel in zicht. Vanaf

dan zijn we met Interwaas op zoek gegaan naar een herontwikkeling.’ Dat was geen gemakkelijke oefening, het RUP schreef een klassieke verkaveling voor maar het terrein bevindt zich op 300 meter van de Markt. Het RUP kreeg een andere bestemming en tijdens de Thuisin-de-Stad-wedstrijd kreeg het project een eervolle vermelding als een project met potentie. Maar er was nog een sanering nodig: aan de rand van het gebied staan sinds de jaren tachtig ook drie grote sociale woonblokken, de Hoedhaarblokken. De blokken vertoonden al van bij hun oplevering grote mankementen zoals koudebruggen en lekkende daken. Ze waren in handen van een Gentse socialehuisvestingsmaatschappij; ondertussen werd het eigenaarschap overgenomen door de VMSW. Voor deze saneringsoperatie werkt de stad prima samen met de VMSW en de sociale-huisvestingsmaatschappij Tuinwijk. Piet Van Theemsche: ‘Eerst hebben we met de gezamenlijke werkgroep een verhuurstop afgekondigd, zodat we ruimte vrij kregen om alle huurders van één blok in de twee overblijvende blokken te huisvesten. Deze winter werd dat eerste blok gestript tot op de betonnen constructie, nu begint de heropbouw. Bij het heen en weer schuiven worden de sociale huurders goed begeleid zodat de eerste lichting in oktober dit jaar weer naar blok één zal kunnen


verhuizen en de renovatie van blok twee kan beginnen.’ Een nieuwe wijk met park Voor het ontwerpend onderzoek had de stad een wedstrijd uitgeschreven met als uitdrukkelijke opdracht een parkruimte van meer dan 2,5 hectare te creëren. ‘Interwaas kocht de gronden en droeg een deel van de kosten van de sanering. Maar dan nog moesten we het project financieel rondkrijgen. Na het ontwerpend

het hele gebied, met drie toegangswegen en ondergrondse parkeergarages. Ook dat was een moeilijke oefening: je wilt groen en parkeerplaatsen maar dat zit elkaar zo rap in de weg! Nu is er een bouwaanvraag ingediend voor het openbaar groen en de infrastructuurwerken. Als we die gauw krijgen, kunnen we in april nog met die werken starten. Naast parkappartementen komen er winkels maar ook een crèche die de stad zal overnemen bij de oplevering.’

Piet Van Theemsche: ‘Zowel voor het eigenaarsstatuut, als voor de sanering en de ontwikkeling van het terrein heeft Interwaas er de schouders ondergezet, maar de stad werd er altijd nauw bij betrokken.’ onderzoek waren er vier geïnteresseerde kandidaten. Na een meer gedetailleerd bestek heeft de stad twee jaar geleden gekozen voor een PPS-constructie met Van Roey Vastgoed nv en architect Stéphane Beel.’ Voor alle partners van het project begon een zeer intensieve periode. Piet Van Theemsche leerde veel bij: ‘Onze privépartners drongen aan op een sluitend businessplan. We hebben het ontwerp dan ook gewijzigd, aangepast, opnieuw gewijzigd om het businessplan toch maar rond te krijgen. Dat konden we dankzij de 2,5 miljoen euro subsidie van Thuis in de Stad, zonder die subsidie zou er toch minder groen zijn gekomen. Nu komt er een park voor

Communicatie Voor Lokerse maatstaven is dit een groot project, het gaat veel ruimer dan huisvesting en het fietst tussen de gewone werkzaamheden van de stadsmedewerkers door. Elke maand komen de verschillende werkgroepen samen: niet alleen de stuurgroep en de technische werkgroep maar ook de communicatiewerkgroep. Er is een goede website (www.hoedhaar.be), af en toe zijn er bezoeken aan de site en er was een wedstrijd voor het mooiste konijn. Maar de communicatiewerkgroep had ook andere besognes. Piet Van Theemsche: ‘In de aanpalende Vermeulenstraat groeide er onrust over wat er achter hun tuinen zou gebeuren, er was

schrik voor de schaduw van de mogelijke blokken en daarom hebben we de mensen individueel bezocht om het hele plan uit te leggen. Bij sommigen zaten we wel twee uur te praten.’ De gemeentelijke bijdrage Over tien jaar zal de hele wijk klaar zijn, ook de 85 eengezinswoningen in het uiterste zuiden van het project. Dat worden budgetkavels, Interwaas heeft ervaring met het aanbieden van kavels voor de doelgroep die net geen recht heeft op sociale kavels. Om deze 85 budgetkavels te laten harmoniëren met de rest van het project zijn er strikte bouwvoorschriften en een architectenpool. De rest van de 306 woongelegenheden is in handen van Van Roey Vastgoed nv, daarvan zijn er 48 sociale huurwoningen die naast de moskee van Lokeren komen. Voor Piet Van Theemsche is het duidelijk: ‘Een lokaal bestuur moet inspelen op de lokale behoeften en nadenken op welk vlak het bijdraagt tot betaalbaar wonen. Daarom hebben we Van Roey Vastgoed nv recht van opstal gegeven. Het was onze bijdrage om het businessplan sluitend te krijgen. Anders was dit goede project algauw met tien jaar uitgesteld geraakt. Nu konden we onze hoge eisen zoals het park van meer dan twee hectare, een publieke parking, crèche en het communicatietraject realiseren en bleven we juridisch mee aan boord.’

Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

Lokaal februari 2014

31


special

betaalbaar wonen

Nieuwe concepten houden huurders in de stad Initiatieven in Gent en Leuven

Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen wil al jaren de Vlaamse open ruimte beschermen tegen nog meer verstedelijking. Het wil de Vlaming eigenlijk aanmoedigen in de stad te gaan wonen. Maar de huurprijzen voor goede woningen in de stad zijn hoog. Zowel in Gent als in Leuven ontstonden de laatste maanden interessante concepten om het wonen er aantrekkelijk en betaalbaar maken. tekst joris deleenheer beeld layla aerts

I

n Gent wil de stad via Huuringent vzw de private huurmarkt versterken. ‘Uit een woonstudie die de stad in 2009 liet uitvoeren, bleek dat de vraag op de Gentse huurmarkt zeer hoog is,’ zegt schepen van wonen Tom Balthazar. ‘Maar een goede woning voor een betaalbare prijs vinden is niet evident. We merkten immers dat de huurmarkt ondanks de grote vraag krimpt, omdat eigenaars door ingewikkelde regelgeving, door negatieve ervaringen met wanbetalers of door slecht onderhouden woningen kiezen voor verkoop in plaats van voor verhuur. Door zelf huurder te worden wil de stad Gent de private eigenaars vertrouwen geven om hun woning(en) toch te verhuren. Tegelijk bieden we zo een aantal huurders de kans om voor een correcte prijs een woning van goede kwaliteit te huren.’ Huuringent regelt de administratieve taken en garandeert de eigenaars een goed onderhouden woning en een tijdige betaling van de huurprijs. Aan de huurders verzekert Huuringent een goede woning voor een faire prijs. Het Leuvense autonoom gemeentebedrijf stadsontwikkeling gaat niet zelf huren op de private markt, maar wordt er wel verhuurder. ‘Leuven is een stad waar vele jongeren na hun studies blijven hangen,’ zegt Nicolas Vankrieken, coördinator vastgoed van het autonoom gemeentebedrijf stadsontwikkeling Leuven (AGSL). Ze hebben in de studenten-

32 februari 2014 Lokaal

stad hun sociaal netwerk uitgebouwd en willen daar dan ook blijven wonen. ‘Op deze woonwens wil het Leuvense bestuur inspelen door starterswoningen aan te bieden.’ Het systeem is momenteel nog niet operationeel. Er moeten nog enkele elementen van het concept starterswoning uitgewerkt worden. Zo wordt bin-

uit de privésector kunnen rekenen,’ zegt Vankrieken. Huuringent mikt op dezelfde doelgroep: inwoners die net te veel verdienen om in een sociale huurwoning terecht te kunnen. Zij vinden almaar moeilijker een woning van een correcte kwaliteit tegen een correcte prijs. ‘Huuringent zal vaak woningen verhuren in het segment boven de maximumhuurprijs die de sociale verhuurkantoren hanteren,’ geeft de Gentse schepen aan. ‘Huuringent richt zich dus eerder op bescheiden woningen, aan een gemiddelde of marktconforme huurprijs. Net omdat we ons op dit segment in de huurmarkt focussen, vermijden we concurrentie met de sociale verhuurkantoren.’

Door zelf huurder te worden wil Gent de private eigenaars vertrouwen geven om hun woning(en) toch te verhuren. Tegelijk krijgen huurders zo de kans om voor een correcte prijs een woning van goede kwaliteit te huren. nenkort exact bepaald wie in aanmerking komt voor een dergelijke woning. ‘We willen de toewijzing zo transparant mogelijk op basis van objectieve criteria laten gebeuren en kampeersituaties vermijden.’ De woningen zijn in ieder geval bedoeld voor inwoners van wie het inkomen net boven de grenzen valt om recht te hebben op een sociale huurwoning, maar die uit de boot vallen op de private huurmarkt. ‘Dit betekent niet dat we onder de marktprijs zullen verhuren. We willen immers geen concurrentie zijn voor het overige aanbod op de Leuvense vastgoedmarkt. Bovendien richten we ons voornamelijk op sites die om allerlei redenen op weinig initiatief

Huuringent heeft een puntensysteem uitgewerkt om de woningen zo objectief mogelijk toe te wijzen. Een van de criteria is dat de huurprijs niet meer dan een derde van het gezamenlijk belastbaar inkomen mag bedragen. Hierdoor tracht Gent betaalbaarheidsproblemen te voorkomen. Dit betekent in de praktijk ook dat Huuringent overtuigend moet onderhandelen met de private eigenaar zodat die voor een lagere prijs verhuurt dan hij oorspronkelijk van plan was. ‘De onderhandelingen met de eigenaars zijn inderdaad cruciaal. We zijn ervan overtuigd dat eigenaars in dit systeem willen stappen, aangezien ze voor een ietwat lagere huurprijs wel een gegarandeerd


Huuringent heeft een puntensysteem uitgewerkt om de woningen zo objectief mogelijk toe te wijzen.

huurinkomen en geen zorgen hebben,’ zegt Tom Balthazar. Een ander criterium is de huidige woonplaats: een inwoner van Gent krijgt meer punten dan een niet-Gentenaar. Het Leuvense bestuur kijkt ook vooruit. Waar gaan die jonge mensen nadien definitief wonen? Om hen aan te moedigen een woning in de stad te kopen wordt het concept van ‘het spaarpotje’ ontwikkeld. Nicolas Vankrieken: ‘Dit houdt in dat wij de huurders bij het verlaten van de starterswoningen stimuleren om uiteindelijk een woonst in Leuven aan te kopen. Als zij zich definitief in Leuven vestigen, kunnen zij een deel van hun betaalde huurgeld meekrijgen als spaarpotje. Hierdoor willen we het cliché dat huren weggegooid geld is toch ook financieel wat nuanceren.’ De starterswoning is niet enkel bedoeld als spaarpot voor achteraf. Hoewel er wordt uitgegaan van een marktconforme huurprijs, blijft wonen in de starterswoning zeker betaalbaar. ‘We bieden in eerste instantie appartementen met één of twee slaapkamers aan.’ Ook zet AGSL sterk in op het beheersen van de kostprijs van ontwerp en materialen. Ook de latere energiefactuur van de huurders wordt in de bouwfase al gedrukt door strenge duurzaamheidseisen op te leggen, zo wordt bijvoorbeeld gekozen voor een gemeenschappelijk verwarmingssysteem voor alle apparte-

menten en wordt het gebruik van milieusparende materialen aangemoedigd. ‘De marktconforme huurprijs van deze woningen zal voor veel mensen betaalbaar zijn,’ denkt Nicolas Vankrieken. Huuringent kon onder meer beginnen

De twee initiatieven worden sterk aangestuurd door de gemeenteraad, raadsleden zijn afgevaardigd in de raad van bestuur van zowel vzw Huuringent als het Leuvense autonoom gemeentebedrijf stadsontwikkeling. Criteria en doelstel-

Als huurders van een starterswoning zich definitief in Leuven vestigen, kunnen zij een deel van hun betaalde huurgeld meekrijgen als spaarpotje. dankzij een eenmalige opstartsubsidie van de Vlaamse Overheid. Daarnaast levert Gent onder andere met de steun van het Vlaamse Stedenfonds gedurende de opstartjaren financiële ondersteuning. Deze subsidie bouwt jaar na jaar op en op middellange termijn zou dit initiatief voldoende inkomsten moeten genereren uit het verschil tussen inhuurprijs en onderverhuurprijs om zichzelf te bedruipen. ‘In het meerjarenbudget van Huuringent hebben we rekening gehouden met kosten ten gevolge van wanbetaling en eindherstellingen. Indien er zich wanbetaling voordoet, komt een uitgebreide procedure op gang, gaande van aanmaningen tot, in uitzonderlijke gevallen, een oproeping voor het vredegerecht. Indien er huurachterstallen zijn die niet gerecupereerd kunnen worden, zal Huuringent deze zelf moeten dragen,’ verduidelijkt de schepen.

lingen worden aldus door het lokale bestuur bepaald. Beide gesprekspartners zijn ervan overtuigd dat hun initiatief ook in andere gemeenten mogelijk is, mits er aan een aantal voorwaarden voldaan is die elk lokaal bestuur zelf moet nagaan. Zo lijkt het Nicolas Vankrieken evident dat een bouwproject een minimaal aantal woonentiteiten moet tellen om tot efficiënt en economisch verantwoord vastgoedbeheer te komen. Volgens schepen Balthazar moet elke gemeente vooraf een goede analyse maken: ‘Als blijkt dat de vraag naar huurwoningen voldoende groot is en er een onevenwicht is op de huurmarkt, kan een initiatief zoals Huuringent voor elke gemeente interessant zijn.’ Joris Deleenheer is VVSG-stafmedewerker wonen

Lokaal februari 2014

33


special

betaalbaar wonen

Ninove zet in op sociaal wonen Sociale huisvesting werpt een dam op tegen armoede. ‘Mensen uit sociale woningen vragen minder bijkomende financiële steun,’ zegt de Ninoofse OCMW-voorzitter en schepen Lieven Meert. Volgens hem geeft deze woonzekerheid mensen rust, waardoor zij ook op andere terreinen van hun leven vooruitgang boeken. Voor Ninove een extra reden om in te zetten op sociale huisvesting. tekst joris deleenheer beeld gf

‘In Ninove zijn net als overal in Vlaanderen de woningprijzen enorm gestegen, zo leert ons de omgevingsanalyse. Gewone woonhuizen en appartementen zijn de voorbije tien jaar dubbel zo duur geworden,’ zegt Lieven Meert, schepen en OCMW-voorzitter in Ninove. ‘Voor een modaal stel is het zowat onmogelijk geworden zonder hulp van de ouders een huisje te kopen. We merken ook dat de prijzen in nieuwe huurcontracten de afgelopen periode heel sterk gestegen zijn. Dit komt doordat Brussel relatief dichtbij is, hierdoor stijgen de woningprijzen hier nog sterker dan in de rest van Vlaanderen. We staan dus voor een heel moeilijke opdracht om mensen die het niet zo breed hebben, toch een goede en betaalbare woning te geven.’ Als OCMW-voorzitter is Lieven Meert er absoluut van overtuigd dat een sociale woning een oplossing kan zijn voor bepaalde doelgroepen: ‘In een sociale woning kunnen wonen werpt een dam op tegen mogelijke armoede. In het OCMW merken we een enorm verschil: mensen die in een sociale woning wonen, vragen

In het gebouw De Cooman bevinden zich in de onderste twee verdiepingen de OCMW-kantoren van Ninove, in de bovenste twee verdiepingen zijn er achttien sociale appartementen.

Elk huis een echte thuis De socialehuisvestingsmaatschappij Ninove Welzijn verhuurt ruim 700 woningen, vooral in Ninove, maar ook een beperkter aantal in Zottegem. Directeur Leentje Cor‑ nelis is vol lof over de samenwerking met het OCMW en de stad Ninove: ‘We heb‑ ben in overleg met het OCMW een werk‑ wijze ontwikkeld om de huurders en de kandidaat-huurders zo goed mogelijk te informeren en te ondersteunen. We willen

34 februari 2014 Lokaal

deze afspraken ook nog iets meer forma‑ liseren in een afsprakennota, zodat elke partner heel goed op de hoogte is van wat er van hem verwacht wordt. Ook met de stad verloopt de samenwerking uitste‑ kend. We plannen in de komende jaren 103 nieuwe woningen en we zijn ook sterk be‑ zig met grondige renovaties. Dit vereist veel planning, afspraken en overleg, maar we luisteren naar elkaar en weten elkaars

eigenheid te appreciëren. Voor mij is het ook belangrijk om goed aan te geven wat wij als socialehuisvestingsmaatschappij kunnen en niet kunnen.’ Leentje Cornelis streeft ernaar dat voor elke huurder zijn huis een echte thuis is: ‘Daarom hechten we veel belang aan overleg met hen om te weten wat er bij hen leeft zodat wij, samen met de stad en het OCMW, daar zo positief mogelijk op kunnen inspelen.’


minder bijkomende financiële steun. Dit leidt bij die mensen ook tot een zekere rust, waardoor zij vaak ook op andere terreinen van hun leven vooruitgang boeken.’ Volgens de bevolkingsprognoses telt Ninove over tien jaar bijna 40.000 inwoners. Volgens het Bindend Sociaal Ob-

heeft grote expertise in ouderenzorg en we zouden dat bijvoorbeeld kunnen combineren.’ Er zijn twee socialehuisvestingsmaatschappijen en een sociaal verhuurkantoor actief in Ninove. In het lokale woonoverleg is er geregeld overleg en ook de OCMW-dienst huisvesting, die

Lieven Meert: ‘We moeten streven naar een gezond evenwicht tussen verschillende woningtypes. En als daar dan ook nog plaats is voor goede gemeenschapsvoorzieningen en wat groen of speeltuintjes, dan pas is er sprake van “goed wonen” in de hele stad.’ jectief zal Ninove dan minstens 1028 sociale huurwoningen moeten tellen. Voor Lieven Meert is die zeven procent van het woningbestand evenmin voldoende. Maar omdat er zoveel projecten in voorbereiding zijn, haalt Ninove zeker het objectief. De gemeente maakt er hard werk van, ze onderzoekt welke woonuitbreidingsgebieden klaar zijn om aan te snijden. Het OCMW biedt zelf een beperkt aantal sociale woningen aan, al is het niet zijn corebusiness. Lieven Meert: ‘De anderen doen dat goed, dus zien wij onze taak vooral als ondersteunend. Maar tegelijk sluit ik niet uit dat wij als OCMW voor specifieke doelgroepen toch nog zelf sociale woningen zullen aanbieden, bijvoorbeeld in combinatie met zorg. Het OCMW van Ninove

als steunpunt voor het SVK fungeert, heeft een goed contact met het SVK. Elke partner is deskundig en weet wat zijn rol in het lokaal sociaal woonbeleid betekent. ‘Ik wil hier trouwens expliciet meegeven dat deze partners goed werken. Het SVK is een groot pluspunt voor onze stad. Door hun intermediaire positie tussen huurders en verhuurders spelen SVK’s een doorslaggevende rol in het huurbeleid. Enerzijds kunnen zij de verhuurder praktisch bijstaan bij de renovatie en verbetering van de woning. Zij garanderen de regelmatige betaling van de huur, zodat de verhuurder een verzekerd rendement heeft en verhuren dus aantrekkelijker wordt. Anderzijds hebben zij expertise opgebouwd in de opvolging en begeleiding van huurders en

vormen zij een wapen in de strijd tegen discriminatie van groepen op de private woningmarkt. Als OCMW ondersteunen we dan ook heel graag het sociale verhuurkantoor. De maatschappelijke opbrengst is voor het OCMW immers groter dan de financiële inbreng.’ Voor Lieven Meert is het duidelijk: wie in Ninove sociaal woont, woont goed. ‘Er wordt momenteel hard ingezet op renovatie, vervangingsnieuwbouw, dubbel glas…, waardoor de kwaliteit van de oudere sociale woningen ook zal verhogen. Maar als je de stelling omdraait, waarbij goed wonen gelijkgesteld wordt met sociaal wonen, dan ben ik het daar niet mee eens. Een stad waar enkel of te veel sociaal gewoond wordt, is ook niet goed. Ik ben ervan overtuigd dat we moeten streven naar een gezond evenwicht tussen verschillende woningtypes: sociale huur, sociale koop, sociale kavels maar evenzeer grotere appartementen, huizen en villa’s. En als daar dan ook nog plaats is voor goeie gemeenschapsvoorzieningen en wat groen of speeltuintjes, dan pas is er sprake van “goed wonen” in de hele stad.’ Net zoals de sociale zekerheid er voor iedereen is, wil Lieven Meert ook het sociale woonbeleid vrij breed zien: ‘Sociale woningen mogen niet enkel gericht zijn op de allerarmsten. Als de sociale woningen immers heel selectief ingezet worden, worden er volgens mij snel etiketten op die mensen geplakt. Dit is absoluut onaanvaardbaar.’ Joris Deleenheer is VVSG-stafmedewerker wonen

Ook huurders profiteren van kennisdeling Het Sociaal Verhuurkantoor Zuid-OostVlaanderen verhuurt ruim 250 woningen in vijftien gemeenten. In Ninove zijn dat bijna vijftig woningen. Coördinator Jonas De Vlieger probeert toch op maat van elke individuele gemeente te werken: ‘Uiter‑ aard is een grondig en regelmatig overleg met elk van die gemeenten dan noodzake‑ lijk. Elk lokaal bestuur heeft zijn doelstel‑ lingen en in onderling overleg tracht het

SVK hieraan te voldoen. Vanuit het SVK mag ik zeggen dat de samenwerking met de stad en het OCMW van Ninove, zowel beleidsmatig als praktisch, vlot verloopt. Het SVK zorgt door zijn intergemeente‑ lijke werking ook voor samenwerking die er anders misschien niet zou zijn. We bren‑ gen immers regelmatig de huurbegelei‑ ders van de verschillende OCMW’s samen. De kennisdeling en de ervaringsuitwisse‑

ling die daar dan ontstaan, ervaren zij echt als een extra voordeel. En uiteraard komt dit ook onze huurders ten goede, want wij werken uiteindelijk vooral voor hen.’

Lokaal februari 2014

35


special

wonen

Samen is gezelliger: een gemeenschapshuis voor senioren Met een groepswoning in de vertrouwde dorpskern, met voldoende gemeenschappelijke ruimte en individuele flats, zo bestrijd je de eenzaamheid, maar bied je bewoners ook voldoende vrijheid en privacy. Bovendien kan je als zorgaanbieder de verschillende diensten (zoals gezinszorg, schoonmaakhulp of een nachtronde) op een efficiënte manier organiseren en aanbieden. Maldegem bijt de spits af. tekst peter hautekiet beeld stefan dewickere

Z

oals wel meer goede ideeën is het project Senioren onder de Toren op het eerste zicht zeer eenvoudig: laat senioren samen op kot gaan. Maar zoals bij veel eenvoudige ideeën zit op de achtergrond een doordachte visie, een samenspel van verschillende diensten en een volgehouden inzet van zowel beleid als administratie. Het OCMW van Maldegem ontwikkelde het idee en paste het een eerste keer toe in 2011. In dat jaar werd de pastorij in deelgemeente Kleit omgebouwd tot een gemeenschapshuis voor senioren: zeven flats en een grote gemeenschappelijke ruimte. Sindsdien was het huis steeds volzet, met bewoners tussen zeventig en negentig jaar.

36 februari 2014 Lokaal

Elke bewoner heeft een eigen verhaal over zijn verhuizing naar de Pastorij. Toen Jacqueline weduwe was geworden, woog de eenzaamheid zwaar en werd ze bang, alleen in haar eigen woning. In

de auto kon rijden, kon hij zelf ook geen boodschappen meer doen en verloor hij een stuk van zijn zelfstandigheid. De stap naar een woonzorgcentrum is voor deze bewoners te groot, ze leveren liever niet te veel in op hun vrijheid. Het leven in de Pastorij biedt hun het beste van twee werelden: ze behouden hun individuele vrijheid maar altijd is er gezelschap en bijstand in de buurt. Puzzel van bestaande elementen Het concept maakt gebruik van bestaande elementen uit het dienstenaanbod, maar combineert die op een eigen, ori-

De bewoner mag niet geconfronteerd worden met een doolhof van zorgverstrekkende diensten maar met één gecoördineerd geheel, één factuur. Dit vergt enige coördinatie. de Pastorij kan wie dat wil, het grootste deel van de dag in de gemeenschappelijke woonkamer doorbrengen. Toen Tony na een hartaanval niet meer met

ginele manier. Officieel gaat het om serviceflats met een grote gemeenschappelijke ruimte. Maar de bewoners kopen hun diensten niet individueel maar in


groep, er wordt een gemeenschappelijke pot gemaakt waar elke bewoner aan bijdraagt. Daarmee worden diensten voor gezinszorg, schoonmaakhulp, een nachtronde vanuit de rust- en verzorgingsinstelling betaald. Daarnaast wordt ook een pot met huishoudgeld gemaakt, voor onder meer het eten, want de maaltijden gebeuren in groep. Doordat het OCMW van Maldegem zelf al de verschillende componenten aanbiedt, is een efficiënte organisatie mogelijk, wat de bewoners meer dienstverlening oplevert. Doordat de bewoners de zorg in groep aankopen is de aanwezigheid van een zorgverstrekker gegarandeerd van half acht ’s morgens tot half acht ’s avonds. Zo nodig kan een bewoner altijd iemand aanspreken voor hulp. Maar het belangrijkste stukje van de puzzel is natuurlijk de bewoner zelf. Elke inwoner heeft zijn karakter en geschiedenis. Daarom is er voor nieuwe bewoners een proefperiode van een tweetal weken. Op die manier wordt duidelijk, zowel voor de kandidaat zelf als voor de groep, of het nieuwe leven hem wel ligt. Want een aanpassing, vertelt Jacqueline, is het in elk geval. Bewoners moeten bereid zijn zich in de groep te integreren. Iedereen draagt bij in de gemeenschappelijke pot voor de verschillende diensten én betaalt een deel van het huishoudgeld waarmee de inkopen voor de maaltijden worden betaald. Op dinsdagmiddag wordt het menu voor de volgende week afgesproken. Hoe het idee ontstond Het idee kwam in Maldegem niet zomaar uit de lucht vallen. Huisvesting voor senioren is in Maldegem al jaren goed uitgewerkt met de verschillende voorzieningen: woonzorgcentrum, bejaarden- en serviceflats. Daarnaast is er de thuiszorg. Maar in dit brede aanbodspectrum bleven er hiaten. Wat kun je doen voor senioren die om verschillende redenen niet meer alleen kunnen wonen, maar die een rusthuis niet zien zitten? Veel brainstormen leverde het antHet leven in de Pastorij biedt de bewoners het beste van twee werelden: ze behouden hun individuele vrijheid maar altijd is er gezelschap en bijstand in de buurt.

woord: collectief zelfstandig wonen. Een belangrijk aspect daarbij is de nabijheid en kleinschaligheid. Zo krijgen senioren de mogelijkheid zo lang mogelijk in de eigen gemeenschap te blijven. Dit was trouwens een van de duidelijke vragen die bij de enquête ter voorbereiding van het lokaal sociaal beleidsplan kwamen bovendrijven.

is doorslaggevend. Niet alleen tussen beleid en administratie, maar ook binnen de administratie. ‘Voor het OCMW als organisatie is dit een heel dankbaar project. Diensten die traditioneel minder met elkaar te maken hadden, thuiszorg en residentiële zorg, werken nu samen aan één geïntegreerd project,’ vertelt OCMW-voorzitter Stefaan Standaert.

Geleerde lessen ‘Er wordt van de bewoners iets meer verwacht dan in een rusthuis. Dat blijft een aandachtspunt,’ zegt Koen Cromheecke, hoofd van de sociale dienst. Bij een eerste evaluatie van het project afgelopen jaar bleek dat blijvende activering van de bewoners belangrijk is. Dit is niet alleen iets waarvan de bewoners zelf zich bewust moeten zijn: hun bijdrage is niet enkel financieel. ‘Er wordt ook verwacht dat ze een stukje meedraaien. Hier steek je niet zomaar de voeten onder tafel,’ zegt Cromheecke. ‘Maar ook bij de verschillende zorgaanbieders vereist dit soms een omslag in het denken. Niet altijd alles willen doen voor de bewoners,

Een vruchtbaar idee? Valt dit concept te kopiëren? Binnen Maldegem komt er alvast in Adegem een tweede versie van Senioren onder de Toren, een tweede gemeenschapshuis met twaalf flats en een gemeenschappelijke ruimte en eenzelfde zorgorganisatie als in Kleit. Maar secretaris Piet Vanwambeke en Koen Cromheecke zien meer mogelijkheden in dit concept. ‘Het idee zou ook door burgers overgenomen kunnen worden. Nogal wat ouderen wonen in huizen die veel te groot zijn. Een senior met zin voor initiatief zou zijn huis voor anderen kunnen openstellen en diensten voor gezinszorg of bejaardenhulp kunnen afnemen. Als we zien hoe

Nogal wat ouderen wonen in huizen die veel te groot zijn. Een senior met zin voor initiatief zou zijn huis voor anderen kunnen openstellen en diensten voor gezinszorg of bejaardenhulp kunnen afnemen. maar het hen ook deels zelf laten doen. Meer zelfs, het OCMW wil er ook naar streven familie en mantelzorgers in de komende jaren meer in te schakelen.’ Ook aan de andere kant van het verhaal, in het backoffice, is er een leerpunt. Binnen het OCMW is er één aanspreekpunt voor het geheel van de zorgverstrekking nodig. De bewoner mag niet geconfronteerd worden met een doolhof van zorgverstrekkende diensten maar met één gecoördineerd geheel, één factuur. Dit komt er niet zomaar maar vergt enige coördinatie. Daarom wil het OCMW voor deze gemeenschapshuizen een coördinator aanwijzen, iemand die het overzicht behoudt. Het zijn dus projecten waar heel wat komt bij kijken en zeker samenwerking

grote villa’s soms staan te verkommeren, omdat ze niet meer tegemoetkomen aan de behoeften van één gezin, dan is dit misschien een mogelijkheid.’ Maar ook de wetgeving moet evolueren. Zoals de regelgeving in het geval van de CADO’s (Collectieve Autonome Dagopvang Ouderen) oorspronkelijk niet aangepast was aan het collectieve aspect, zo is dat momenteel ook nog het geval voor het groepswonen in de Pastorij. Men kijkt vanuit de Vlaamse overheid geïnteresseerd maar ook een beetje bevreemd naar de serviceflats die niet individueel maar in groep worden bediend. Peter Hautekiet is Vlinter-beleidsmedewerker streekontwikkeling

Lokaal februari 2014

37


special

thuisloosheid

Van landloperij naar thuisloosheid Niet iedere dakloze vindt zijn plek in de bestaande opvanginitiatieven. Sommige daklozen vallen buiten de boot, kiezen voor kraakpanden, de straat of logies bij vrienden. De landloperskolonies zijn verleden tijd maar terugkijken kan ons inzicht geven en dingen leren over de huidige praktijk. tekst thomas maeseele en griet roets beeld bart lasuy

D

e afgelopen honderden jaren was thuisloosheid, onder de noemer van landloperij, een criminele categorie. Landlopers hadden geen stabiele woonst, geen bestaansmiddelen en geen werk. In 1891 werd de Wet ter Beteugeling van de Landloperij en Bedelarij goedgekeurd. Volgens deze wetgeving waren landlopers een gevaar voor de samenleving en leefden ze in een situatie van pre-delinquentie. Heropvoeding stond centraal: een toevluchthuis voor maximaal een jaar of een bedelaarsgesticht voor twee tot zeven jaar. De strafmaat hing af van de geschatte ‘gevaarlijkheid voor de samenleving’ en van de persistentie van de landloperij. In de jaren zestig begon zich wat te roeren, vluchthuizen of onthaaltehuizen werden opgericht in een sector die zich gaandeweg thuislozenzorg noemde. Ze bundelden hun krachten in Vlaanderen via de Vereniging der Vlaamse Onthaaltehuizen. Samen met hun Waalse tegenhanger vormden ze het gezicht van een decriminaliseringsbeweging. Met het recht op een bestaansminimum (1974) en op maatschappelijke dienstverlening (art. 1, OCMW-wet, 1976) zetten ze hun discours kracht bij. Landloperij kon juridisch niet meer bestaan gezien het in de wet verankerde uitgangspunt dat iedereen bestaansmiddelen had.

38 februari 2014 Lokaal

De wetgeving opende mogelijkheden om een ‘sociale oplossing’ te zoeken. Uiteindelijk werd met het Urgentieprogramma voor een meer Solidaire Samenleving in 1993 de decriminalisering een feit. In deze ‘wet-Onkelinx’ werden er nieuwe federale maatregelen betreffende daklozen ingevoerd: de installatiepremie en het bijna ongebruikte opeisingsrecht van leegstaande gebouwen. In 1993 sloten de Rijksweldadigheidskolonies definitief hun deuren. De landlopers konden in de onthaaltehuizen voor thuislozen terecht. Deze zijn sinds het decreet op het Algemeen Welzijnswerk van 1997 grotendeels geïntegreerd in de sector van het Algemeen Welzijnswerk. In de parlementaire handelingen bij het Urgentieprogramma wordt een dakloze omschreven als ‘elke persoon die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen krachten voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft (bijvoorbeeld tijdelijk bij kennissen verblijft), of die tijdelijk in een tehuis verblijft in afwachting dat hem een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld’. Sinds de decriminalisering ontwikkelde zich een uitgebreid welzijnsaanbod: van (crisis-) opvangcentra (voor verschillende doelgroepen) over vluchthuizen, nachtopvang en winteropvang tot inloopcentra. Was het vroeger slechter? Als we wat aandachtiger naar het verleden kijken, moeten we ons beeld van de landloperskolonies als pure repressie wel bijstellen. Landlopers konden in zekere zin vrijwillig op dat dwingende systeem terugvallen. In de periode na de Tweede

Wereldoorlog meldde ongeveer tachtig procent van de landlopers zich ‘vrijwillig’ aan bij de politie in de buurt van de grootste landloperskolonies zoals Wortel en Merksplas. Ze namen de trein of de bus om er zo snel mogelijk te geraken en op die manier een voorlopige hechtenis in een andere instelling in te korten of te vermijden. Daarnaast waren een aantal praktijken er expliciet op gericht te vermijden dat landlopers terechtkwamen in de kolonies. Zo spoorde de nationale overheid directeurs van arresthuizen in de tweede helft van de twintigste eeuw aan oplossingen buiten de kolonies te zoeken. Alleen als er echt geen andere oplossing was, mocht een landloper geïnterneerd worden. De veel voorkomende recidive wijst erop dat de landloperskolonies een plaats hadden gekregen in de levensloop van de meeste landlopers. De kolonies waren bekend, ze werden actief gebruikt en werden met andere woorden als een maatschappelijke hulpbron gepercipieerd door de landlopers in kwestie. Na de Tweede Wereldoorlog werden ze ook steeds meer voorbestemd voor oudere en zieke landlopers, terwijl de bedelaarsgestichten in toenemende mate bestemd waren voor mensen die nog konden werken. Het nationaal Bestuur der Strafinrichtingen (1975) stelde dat de kolonies alles aanboden om een simpel maar materieel goed leven te leiden, en zo meer neigden naar de realisatie van een vorm van ‘welzijnsbenadering’ dan naar een louter repressieve benadering: een dak boven het hoofd, afgewisseld met een korte vrijlating. De plaats en de omstandigheden konden de landlopers zelf kiezen tot


op het moment dat de zogenaamde ‘uitgangsmassa’, het bedrag dat in de kolonie verdiend kon worden, was opgesoupeerd. Deze benadering tolereerde maar bestendigde ook het probleem. Psychologisering van het probleem Landloperij, gedefinieerd als een materiële, criminele categorie werd dus thuisloosheid, gedefinieerd als een psychosociale armoedeproblematiek gekoppeld aan het begrip van ‘ontankering’ en de psychologische gevolgen hiervan. Dit impliceert dat er professionele begeleiding nodig is om de kloof tussen thuislozen en de ‘normale burgers’ in onze samenleving te overbruggen. In deze evolutie komt de nadruk te liggen op de psychologische oorzaken en

recht op maatschappelijke dienstverlening. Dit zien we bijvoorbeeld in de dagcentra en nachtopvangcentra waar cliënten heel weinig aangesproken worden op wat ze zelf aan hun situatie kunnen doen. Laagdrempelige hulpverlening houdt dus het risico in dat een sociaal probleem zoals dak- en thuisloosheid met de beste bedoelingen wordt getolereerd en beheerst. Van toegankelijkheid naar ontoegankelijkheid? De landloperskolonies werden vroeger gebruikt voor mensen die geen sociale oplossing voor hun problemen vonden. Dezen werden dan als landloper gelabeld. Dit doet een probleem van toegankelijkheid in de toenmalige thuislozenzorg vermoeden.

De kolonies waren bekend, ze werden actief gebruikt en door de landlopers als een maatschappelijke hulpbron gepercipieerd. gevolgen van thuisloosheid en niet zozeer meer op de materiële omstandigheden. Dit leidt ook tot enkele vreemde ontwikkelingen. Federaal wordt nog steeds de materiële definitie van dakloosheid gehanteerd, zoals blijkt uit de definitie bij de wet-Onkelinx. Ze is bepalend voor de toegang tot het leefloon, terwijl de psychosociale definiëring van thuisloosheid toegang verleent tot psychosociale dienstverlening, de thuislozenzorg. Om iemand toegang tot opvangcentra te verlenen wordt dus eerst een sociaal onderzoek gevoerd. Werkbereidheid geldt als voorwaarde om het recht op een leefloon te openen waarmee dan de psychosociale hulpverlening in deze onthaalcentra kan worden betaald. De voorwaardelijkheid van de dienstverlening en van de beschikbare hulpbronnen wordt dus ook ingevoerd via wetgevende instrumenten die met elkaar verstrengeld geraken. Door die voorwaardelijkheid belanden de betrokkenen in onzekerheid. Als ze niet aan de voorwaarden kunnen voldoen, dreigt de hulpverlening een stap terug te zetten en krijgen ze nog hooguit laagdrempelige hulpverlening. Zo ondermijnt vrijblijvendheid ongemerkt het

De voorbije tien jaar werden nachtopvanginitiatieven opgericht voor groepen met wie de reguliere thuislozenzorg niet weet om te gaan of die net niet (meer) in de thuislozenzorg, psychiatrie of drugshulpverlening terecht kunnen. De vraag welke groepen wel of niet in een kolonie terecht konden, was in dat licht echter irrelevant. De vraag was eerder of iemand als landloper bestempeld kon worden (dus aan de strafrechtelijke definitie voldeed). Ongepast gedrag leidde tot een strenger regime maar niet tot uitsluiting. Nu kan ongepast gedrag, zoals agressiviteit, niet gemotiveerd zijn tot verandering, niet in groep functioneren, tot uitsluiting uit de nachtopvang of onthaalcentra leiden. Dat staat in de huishoudelijke reglementen. Onder de wet van 1891 leidde de regels niet respecteren hoogstens tot een strenger regime. In de loop van alle ontwikkelingen kwam de actieve cliënt steeds centraler te staan. Deze actieve cliënt moet uit eigen beweging deelnemen aan het aanbod en gemotiveerd zijn tot verandering. Maar dat is bij deze groep niet altijd het geval. Sommige daklozen beslissen op straat te leven of zijn te weinig gemotiveerd waar-

door veranderingsgerichte hulpverlening niet als opportuun wordt gezien. Soms voldoen mensen ook niet aan de vereisten die in de verschillende vormen van dienstverlening gelden, zoals actief werk en woonst willen zoeken, in groep kunnen leven, zich gedragen naar de regels die leven in groep mogelijk maken. Deze expliciete maar heel vaak ook impliciete uitsluitingscriteria contrasteren sterk met de gegarandeerde opvang die onder de wet van 1891 bestond. Hoewel we zeker niet willen pleiten voor een re-criminalisering van de problematiek, doet dit ons wel nadenken over de manier waarop het recht op maatschappelijke dienstverlening als referentiekader voor welzijnsinterventies wordt vertaald en over hoe de voorwaardelijkheid die – vaak impliciet – aan het recht op maatschappelijke dienstverlening gekoppeld wordt, ongewilde processen in gang zet. En nu? Bij de problematiek van dakloosheid moet zowel aan de materiële als aan de psychosociale component belang worden gehecht. Bij dakloosheid grijpen immers allerlei complexe problemen op elkaar in, wat leidt tot een extreme vorm van armoede waar geen eenduidig antwoord op te formuleren is. Het recht op maatschappelijke dienstverlening heeft de potentie hefbomen te creëren om deze extreme vorm van armoede te bestrijden. Dit kunnen we zien in de volgende elementen in de OCMW-wet: de onvoorwaardelijkheid (wat niet hetzelfde is als vrijblijvendheid), het participatief vorm te geven begrip ‘menswaardig bestaan’ en het ruime karakter als recht dat voor iedereen gegarandeerd moet worden (cf. OCMW-wet). Thomas Maeseele schreef aan de Vakgroep Sociale Agogiek van de UGent zijn doctoraal proefschrift over het recht op maatschappelijke dienstverlening met de focus op de dak- en thuislozenthematiek. Griet Roets is

Geraadpleegde literatuur

als postdoctoraal onderzoekster van het FWO verbonden aan de Vakgroep Sociale Agogiek van de UGent.

Lokaal februari 2014

39


OCMW: sterk werk is een sterk merk

Klein maar goed wonen in Overleie KORTRIJK - Sinds de zomer van 2012 loopt in Overleie, een buurt vlak bij het centrum van Kortrijk, een project om de kwaliteit van de vaak kleine arbeidershuizen op te krikken. Stad en OCMW stimuleren de renovatie met een premie en met intensieve begeleiding. tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere

40 februari 2014 Lokaal


Jan Gryspeerdt: ‘De eigenaar hoeft maar de helft van de investeringen te betalen. Wij kijken hoe ver we geraken met de federale en Vlaamse premies en met de premie van de netwerkbeheerder. Dan passen we bij, met een maximum van 5000 euro.’

M

arc en Dorine wonen met hun kinderen Jens en Femke in een bescheiden arbeiderswoning in Overleie. ‘Ik ben geen Kortrijkzaan, ik ben een inwoner van Overleie,’ zegt Marc. ‘Dit is nog een echt volkse wijk waar iedereen iedereen kent, waar je met iedereen een babbeltje kan doen. We hebben alle voorzieningen vlakbij, ik steek maar zelden de brug over naar het stadscentrum. Ik houd wel mijn hart vast voor de toekomst. De nieuwkomers in de buurt investeren vaak fors in hun woning, ik vrees dat de huurprijzen in de toekomst wel eens zouden kunnen stijgen. Maar we klagen niet, we hebben een fantastische huiseigenaar. Als er een probleem is, hoeven we hem maar te bellen en het wordt in orde ge-

bracht. Onlangs heeft hij, met financiële steun en begeleiding van de stad en het OCMW, het enkel glas in de woning vervangen door dubbel glas. Er is een nieuwe boiler geïnstalleerd. En op zolder zijn twee kamers ingericht, voor Jens en Femke. Ze worden groot, zestien en veertien al, en ze raken gesteld op wat meer privacy. Bij de werkzaamheden is natuurlijk ook het dak geïsoleerd. We merken wel dat het warmer blijft in huis dankzij de dubbele beglazing en de dakisolatie.’ Jan Gryspeerdt is projectmedewerker van het Kortrijkse OCMW en coördineert het renovatieproject in Overleie. ‘De voorbije jaren hebben we negentig van de 280 huizen in de Pluimstraat en omliggende straten, een buurt vlak bij het station, verbeterd. Overleie is de tweede wijk waar we met een project van bouwblokrenovatie iets willen doen aan de kwaliteit van het verouderde woningenbestand. De huizen van Marc

en Dorine, die een woning huren, en hun buur Romain, die eigenaar is, kwamen als een van de eerste aan de beurt. Hoe gaan we tewerk? Eerst sturen we onze energiescanners langs. Zij screenen de woning en maken foto’s van de belangrijkste mankementen. Dan doen we de eigenaar een voorstel. Hij hoeft maar de helft van de investeringen te betalen. Wij kijken hoe ver we geraken met de federale en Vlaamse premies en met de premie van de netwerkbeheerder. Dan passen we bij tot de andere helft ook gedekt is, met een maximum van 5000 euro. We vragen, indien nodig, ook zelf offertes op bij aannemers en we volgen de werken op. De huurder betaalt dus geen euro. De eigenaar verbindt er zich contractueel toe om de huur gedurende negen jaar niet te verhogen, op de indexering na. Intussen zijn aan 140 woningen in Overleie renovaties gepland.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal

Lokaal februari 2014

41


mens en ruimte kort lokaal nieuws

Verplichte realisatie sociale woningen bij grotere bouwprojecten voorbij Het Grondwettelijk Hof vernietigde begin november in twee arresten de regeling van de ‘sociale last’ (arrest nr. 145/2013) en ‘wonen in eigen streek’ (arrest nr. 144/2013). Het arrest dat de socialelastregeling vernietigde, veroorzaakte ernstige onduidelijkheden op het terrein. Daarom ‘verbeterde’ het Grondwettelijk Hof het op 18 december door nog enkele extra bepalingen te schrappen.

Temse is een gemeente die extra sociale woningen zal bouwen.

meer informatie geeft over de gevolgen van dit arrest voor eerder afgeleverde vergunningen met een sociale last, voor de lopende vergunningsaanvragen en voor de plannen en verordeningen waarin uitspraken over de realisatie van percentages sociale woningen worden gedaan.

Sociale woningen in private projecten kan goed idee zijn De regelgeving moet natuurlijk in orde zijn met de Grondwet, maar de gemeenten blijven vragende partij om in grotere projecten de realisatie van sociale woningen te kunnen afdwingen. Door projec-

STEFAN DEWICKERE

Deze arresten hebben grote gevolgen voor de lokale besturen. Zo is het niet meer mogelijk op basis van het decreet Grond- en Pandenbeleid aan de stedenbouwkundige of de verkavelingsvergunning een last of voorwaarde te verbinden die de realisatie van een sociaal woonaanbod oplegt. Ook is de rechtsgrond voor het vaststellen van gemeentelijke reglementen Sociaal Woonaanbod met terugwerkende kracht vernietigd. Een reglement sociaal wonen is hierdoor dus onwettig. Gemeenten trekken het daarom het best zo snel mogelijk in. We verwijzen naar de website van Wonen Vlaanderen waar de Vlaamse overheid

ten alleen te vergunnen als er een redelijk verantwoord aantal sociale woningen in wordt opgenomen, ontstaan er wijken met een gevarieerd woningaanbod, en dat is een goede zaak. Wel pleiten we ervoor dat dit aandeel sociaal woonaanbod volledig door de gemeente zelf kan worden bepaald, in verhouding tot de omvang van de aanvraag en de opgelegde taakstelling. Dat komt de kwaliteit van deze projecten ten goede. Algemene Vlaamse regels kunnen dat maatwerk niet leveren. joris deleenheer en xavier buijs

www.vvsg.be, rubriek omgeving, nieuws‑ bericht ‘Verplichting realisatie sociale woningen bij grotere bouwprojecten voorbij’ van 19 december 2013 www.wonenvlaanderen.be Inforumnummer 277733

Achttien gemeenten willen meer sociale woningen bouwen

Een aantal gemeenten hebben geen bindend sociaal objectief opgelegd gekregen, omdat zij bij de nulmeting al voldoende sociale huurwoningen op hun grondgebied hadden (9% of meer). Deze gemeenten kunnen zich engageren om toch meer sociale huurwoningen te realiseren door een sociaal-woonbeleidsconvenant af te sluiten met de Vlaamse Regering. Daarbij doet de Vlaamse Regering dan toezeggingen over de bekostiging ervan. Van de 308 gemeenten in Vlaanderen zijn er 26 die bij de eerste voortgangsrapportage, eind 2011, al meer dan negen procent sociale woningen hadden. Daarvan zijn er 18 bereid 42 februari 2014 Lokaal

gevonden om nog een tandje bij te steken en extra sociale woningen te bouwen. Ze zullen samen 3513 bijkomende woningen bouwen. De Vlaamse overheid reserveert hiervoor

bijna 500 miljoen euro. De extra sociale woningen komen in Antwerpen, Dendermonde, Dilsen-Stokkem, Duffel, Genk, Gent, Kortrijk, Maaseik, Maasmechelen, Menen,

Schelle, Sint-Amands, Temse, Veurne, Wachtebeke, Wervik, Willebroek en Zwevegem. joris deleenheer


print & web

Steun voor handelskernversterking in 75 gemeenten In uitvoering van de Winkelnota 2.0 van de Vlaamse regering lanceerde minister-president Kris Peeters begin 2013 drie oproepen voor gemeentelijke detailhandelsprojecten. Op de tweede dag van het nieuwe jaar maakte hij de lijst van de goedgekeurde projecten bekend. In totaal draagt Vlaanderen 4,9 miljoen euro bij aan de gemeentelijke inspanningen voor de versterking van handelskernen. De detailhandel staat hoog op de agenda van gemeentebesturen. Het laatste jaar gonsde het van de ideeën om sterker in te zetten op de aantrekkingskracht en de weerbaarheid van de handelskernen. Deze staan immers op vele plaatsen onder druk door fundamentele veranderingen in de detailhandelssector en in het consumentengedrag. Met deze subsidies draagt de Vlaamse regering bij aan de vele initiatieven die de gemeenten de komende jaren gepland hebben.

Kernversterkende maatregelen De eerste oproep wilde uitdrukkelijk ook kleinere gemeenten bereiken. En dat is gelukt, want 75 projecten krijgen ondersteuning voor een totaal bedrag van 2,8 miljoen euro. Daarbij is er veel aandacht voor parkeren en mobili-

teit (18), de opmaak van een commercieel strategisch plan (12), leegstandsbestrijding (9), een centrummanager (6), de samenwerking met de handelaars (6) en de ruimtelijke herinrichting van de winkelkern (5).

Renovatie en aankoop handelspanden In het kader van de tweede oproep – renovatie van handelspanden – krijgen twaalf gemeenten tot maximaal 50% subsidie voor de uitrol van een subsidiereglement. Daarmee kunnen handelaars ondersteuning krijgen voor de renovatie van hun pand. In totaal draagt Vlaanderen 1,3 miljoen euro bij. De twee andere oproepen zijn afgesloten, maar voor de aankoop van handelspanden kunnen steden en gemeenten nog steeds aanvragen indienen. Sinds de lancering van

deze oproep werden al drie projecten goedgekeurd (totale bijdrage Vlaanderen: ruim 800.000 euro), twee wachten er nog op een beoordeling.

Belangrijke stimulans De VVSG is tevreden met deze substantiële bijdrage aan het gemeentelijke handelskernversterkende beleid. Daarom heeft ze deze oproepen ook sterk ondersteund door ze breed bekend te maken via haar regionale overlegtafels economie en via de opmaak van een FAQ-lijst en een modelreglement voor de renovatie.

Www.gezondheidenwetenschap.be is een initiatief van CEBAM, het Belgisch Centrum voor EvidenceBased Medicine. De nieuwe website bevat toegankelijke informatie voor patiënten en geeft commentaar en duiding bij gezondheidsberichten in de me‑ dia. Almaar meer mensen gaan immers op het internet op zoek naar gezondheidsinformatie, en de informatie die ze daar vinden is niet altijd betrouwbaar of te moeilijk. Met de nieuwe website garandeert CEBAM onafhanke‑ lijke, begrijpbare én wetenschap‑ pelijk correcte gezondheidsinfor‑ matie voor patiënten en gezonde burgers. www.gezondheidenwetenschap.be

bart palmaers

Het overzicht van de toe‑ gekende subsidies en het bijhorende persbericht vindt u op www.vvsg.be (kies ‘econo‑ mie’ en ga naar ‘detailhandel’, ‘winkelen in Vlaanderen’ en ‘winkelnota’s’)

Tot 14 februari Projecten ‘Mobiel door lokale netwerken!’ Hart voor Handicap streeft naar een inclusieve samenleving en zoekt voorbeeldprojecten die ervoor zorgen dat personen met een handicap zich op lokaal niveau vlot kunnen bewegen en vlot aan alles kunnen participeren. Lokale solidaire netwerken met vrijwilligers, ondersteund door de lokale gemeenschap, bieden hier het beste draagvlak voor. Hart

Website biedt duidelijke en wetenschappelijk bewezen gezondheidsinformatie

voor Handicap zoekt vijf à tien innovatieve, creatieve en duurzame projecten die zo’n solidair lokaal netwerk tot stand brengen. Zij ontvangen tot 15.000 euro om hun model te verfijnen en uit te dragen over heel Vlaanderen. www.hartvoorhandicap.be

Integer werken, agressievrije klanten De aanpak van agressie bekleedt vaak een bevoorrechte positie in het takenpakket van de preventie-adviseur en in trainin‑ gen van medewerkers. De vraag is of leren omgaan met agressie wel mogelijk of wenselijk is. Wie agressief gedrag vertoont, kan immers niet op een behoor‑ lijke en integere manier worden geholpen. De boodschap van dit boek is dat agressie moet worden verbannen en dat enkel integere dienstverlening goede dienstverlening is. De auteur toont aan welk gedrag wel en niet door de beugel kan. Met behulp van praktische oplos‑ singen toont hij hoe een integere dienstverlening in de praktijk kan worden gerealiseerd, op het niveau van zowel de individuele medewerker als de organisatie. A. Klaassen, Integer werken, agressievrije klanten, Uitgeverij Vanden Broele, Brugge, 35 euro

Lokaal februari 2014

43


mens en ruimte kort lokaal nieuws

Vier op tien inburgeraars leren al Nederlands vóór start inburgeringstraject

De cursussen Nederlands als tweede taal (NT2) zijn een van de drie basispijlers van het Inburgeringstraject, naast de cursus maatschappelijke oriëntatie en een luik loopbaanoriëntatie. Laaggeschoolden of traag lerende cursisten volgen een NT2-cursus van 240 uur aan een Centrum voor Basiseducatie (CBE). Hooggeschoolde of sneller lerende cursisten kunnen terecht in een centrum voor volwassenonderwijs voor een cursus van 120 uur. Omdat er weinig geweten was over de duur en over het niveau dat de cursisten bereikten, traceerde het HIVA, als onderdeel van het steunpunt inburgering en integratie, de taaltrajecten van 101.092 inburgeraars die een cursus NT2 volgden tijdens de periode 2007-2012. Het onderzoek leverde enkele interessante vaststellingen op. Een

STEFAN DEWICKERE

Het Steunpunt Inburgering en Integratie onderzocht de taaltrajecten van meer dan honderdduizend inburgeraars. Een van de opmerkelijke vaststellingen was dat 39% van de inburgeraars die aan het inburgeringstraject beginnen, al cursussen Nederlands hebben gevolgd.

eerste was dat 20% van de inburgeraars niet start met een taaltraject. De inburgeraars die wel starten, volgen gemiddeld 28 maanden les Nederlands. Voor laaggeschoolden is dit gemiddeld 32 maanden, voor hooggeschoolden 27 maanden. Een andere opmerkelijke bevinding is dat 39% van de cursisten al Nederlands beginnen te leren voordat ze hun inburgeringstraject starten.

naar 1.2. Deze twee niveaus vormen samen het ‘overlevingsniveau’. De meerderheid van de cursisten die met de cursus 1.1 starten, volgt ook de vervolgcursus 1.2. Bij de hooggeschoolden (CVO) geraakt 57% verder dan het overlevingsniveau. De laaggeschoolden blijven daarentegen hangen in dit overlevingsniveau, amper 16,1% stroomt door naar een hoger niveau.

De inburgeraars volgen gemiddeld 28 maanden les Nederlands.

sabine van cauwenberge

Ook het luik over het behaalde taalniveau van de cursisten bevat opmerkelijke vaststellingen. Binnen het inburgeringstraject waren de meeste inburgeraars verplicht de cursus op het basisniveau (1.1) te volgen. Het nieuwe decreet heeft het verplichte niveau verhoogd

Decreet van 7 juni 2013 betref‑ fende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid, BS van 26 juli 2013, inforumnummer 274390. Het volledige onderzoek vindt u op www.steunpuntieni.be

Tot 21 februari Laat uw ambachtslui deelnemen aan de Dag van de ambachten Op zondag 23 maart heeft voor de achtste keer de Dag van de Ambachten plaats. Dit gratis evenement wordt georganiseerd door federaal minister van KMO’s en Zelfstandigen Sabine Laruelle en de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie. De inschrijvingen lopen nu. Deelname is een aanrader voor alle ambachtslieden, want zo kunnen ze hun passie voor hun vak en hun creaties aan een groot publiek presenteren. In hun atelier kunnen ze belangstellenden verrassen met bijzondere technieken, producten of gereedschap. Uit een onderzoek

44 februari 2014 Lokaal

van de vorige edities blijkt dat bezoekers zeer geïnteresseerd zijn in speciale animatie, een geleid bezoek of een demonstratie. De VVSG steunt dit evenement en vraagt de gemeenten hun ambachtslieden te sensibiliseren en tot deelname aan te moedigen. Inschrijven kan tot 21 februari via www.dagvandeambachten.be/ inschrijving. Meer informatie is te verkrijgen via 070-22 09 99 of via info@dagvandeambachten.be


print & web

Tot 23 februari Begeleiding voor gemeenten die gemeenschappelijk wonen willen stimuleren Gemeenschappelijk wonen kan een antwoord zijn op de hoge prijs van koopwoningen en is alleszins een duurzamer vorm van wonen. Veel lokale besturen willen deze woonvorm best ondersteunen, maar weten niet hoe. De Bond Beter Leefmilieu (BBL) en de vzw Samenhuizen bieden aan onder andere gemeenten, OCMW’s, autonome gemeentebedrijven en intercommunales de mogelijkheid via individuele begeleiding tot een project van gemeenschappelijk wonen te komen. Een van de voorwaarden daarbij is dat het project op de grond van die overheid wordt ontwikkeld en later wordt overgedragen aan de woongroep. www.gemeenschappelijk-ecowonen.be/trajectbegeleiding

Als het ontwerp wordt goedgekeurd, kan elke gemeente binnenkort twee halftijdse minawerkers inschakelen voor activiteiten met een grote ecologische meerwaarde. Vlaanderen had subsidies voor een ‘contingent’ van 260 VTE aan 12.400 euro/VTE. minawerkers werden tot nog toe betoelaagd via het de Samenwerkingsovereenkomst Milieu (milieuconvenant), maar sinds april 2011 (witboek interne staatshervorming) weten we dat het milieuconvenant na 2013 niet zou hernieuwd worden. Het bleef dus heel lang onzeker wat er met deze waardevolle jobs zou gebeuren. Sinds kort weten we dus dat er een vervolg komt, maar in een sterk gewijzigde vorm. Vanaf dit jaar wordt het contingent verdeeld in 616 takenpakketten van een halve VTE. Elke deelnemende gemeente krijgt minstens twee takenpakketten (= één VTE); pakketten die niet opgevraagd worden door de gemeenten worden dan herverdeeld over de andere gemeenten. De toegelaten activiteiten blijven in grote lijnen behouden: het gaat over natuurbeheer, pesticidevrij beheer, het sluiten van ma-

STEFAN DEWICKERE

Elke gemeente een minawerker

Als de gemeente inschrijft kan ze beroep doen op twee halftijdse minawerkers.

terialenkringlopen en openbare reinheid; alleen het thema energie verdwijnt. Per takenpakket wordt een subsidie gegeven van 5250 euro, bovenop de omkaderings- en begeleidingspremie vanuit Sociale Economie. Gemeenten moeten geen planning meer indienen, maar wel één keer intekenen voor een periode van zes jaar. De Vlaamse regering keurde het ontwerpbesluit hierover op 20 december 2013 goed. Het ligt momenteel voor advies bij de Minaraad, de Vlaamse milieuadviesraad, en moet daarna nog voor advies naar de Raad van State. fabio contipelli en steven verbanck

Tot 3 maart Kandidaturen Vlaamse Monumentenprijs Er wordt baanbrekend werk verricht op vlak van monumentenzorg, landschapszorg en archeologie. Om dit te stimuleren en erkennen reikt de Vlaamse overheid ook dit jaar de Vlaamse Monumentenprijs uit. De prijs richt zich op recente restauratieprojecten. In 2013 won C-Mine in Genk de Vlaamse Monumentenprijs. Wie volgt hen dit jaar op? Wil je met een eigen project je kans wagen? Ken je in je regio of gemeente een project dat in aanmerking komt? Verspreid dan zeker deze oproep voor het indienen van een kandidatuur. Volg de Vlaamse Monumentenprijs ook op Twitter via #VMP2014 www.onroerenderfgoed.be

Eerste hulp bij schuldbemiddeling De behoefte aan heldere en duidelijke informatie over schuldbemiddeling is groot, voor gespecialiseerde welzijnswer‑ kers en juristen, maar ook voor hen die slechts sporadisch met schuldbemiddeling te maken krijgen. Dit vademecum vertrekt vanuit de dagelijkse praktijk en vormt zowel een goede introduc‑ tie in de materie als een handige gids voor de ervaren schuldbe‑ middelaar. De procedure col‑ lectieve schuldenregeling wordt op een eenvoudige en duidelijke manier uit de doeken gedaan en in schema gebracht. Bovendien zijn er heel wat modellen van verzoekschriften en interessan‑ te documenten opgenomen. S. Goygogiannis, Eerste hulp bij schuldbemiddeling, Uitgeverij Vanden Broele, Brugge, 42 euro

De Raad voor vergunningsbetwistingen: een praktische gids Deze gids maakt de lezer weg‑ wijs in de procedure bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen – het Vlaams administratief rechtscollege dat uitspraak doet over beroepen die worden ingesteld tegen beslissingen over het afleveren of weigeren van een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsver‑ gunning, valideringsbeslissingen en registratiebeslissingen. De gids bevat praktische wenken voor niet-juridisch geschoolde professionals, advocaten en andere juristen. De auteurs zijn allen medewerkers van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. E. Clybouw (ed.), De Raad voor Vergunningsbetwistingen: een praktische gids, Uitgeverij Die Keure, Brugge, 39 euro

Lokaal februari 2014

45


mens en ruimte cultuurbeleid

Lokaal relevant erfgoed voortaan lokaal ondersteund Protocol: wie betaalt welk cultureel-erfgoedbeleid? De Vlaamse Gemeenschap, de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) en de VVSG maakten afspraken met elkaar over welk bestuursniveau hoofdaandeelhouder is voor welke erfgoedorganisaties en daarvoor dus ook de grootste verantwoordelijkheid draagt. Dit afsprakenkader is vastgelegd in het Protocol over het complementair cultureel-erfgoedbeleid en maakt deel uit van het cultureel-erfgoeddecreet dat de regelgeving omtrent cultureel erfgoed, archieven en volkscultuur bundelde in 2008. Vanaf 2015 wordt de impact van het Protocol overal duidelijk, Lommel heeft het nu al voorbereid. tekst hilde plas beeld daniel geeraerts

T

ot eind 2014 krijgt het museum De Kolonie in Lommel Vlaamse subsidies, vanaf 2015 moet het daarvoor bij de gemeente aankloppen. De Kolonie is een erkend museum. Het verwierf een kwaliteitslabel maar het wordt door de aard van de maatschappelijke inbedding en relevantie als lokaal

In de geest van complementair beleid kan De Kolonie voor ondersteuning volgend jaar alleen nog bij Lommel aankloppen.

46 februari 2014 Lokaal

beschouwd. In de geest van het complementaire beleid kan zo’n museum als lokale erfgoedorganisatie vanaf 2015 voor structurele ondersteuning enkel bij het lokale bestuursniveau aankloppen. De vzw Erfgoed Lommel is sinds 1989 actief en groeide als vrijwilligersvereniging uit de heemkundige kring. De ver-

standhouding met het stadsbestuur was altijd goed, maar pas in 2007 kwam het tot een formele overeenkomst waarin de stad zich financieel formeel engageerde voor de ondersteuning van de huisvesting en de werking van de vzw. ‘Het agentschap Kunsten en Erfgoed heeft ons er al die jaren attent op


gemaakt dat we tegen 2015 een oplossing moesten vinden, want dan zou de Vlaamse subsidie van 12.500 euro wegvallen ten gevolge van de uitvoering van het Protocol,’ zegt conservator Ferdi Geerts van De Kolonie. Bij het begin van de nieuwe beleidsperiode in 2013 zocht de vzw Erfgoed Lommel met het stadsbestuur een oplossing voor de overgang van de Vlaamse naar de gemeentelijke ondersteuning. De oplossing werd opnieuw in een samenwerkingsovereenkomst gegoten. Het dossier voor omzetting van de vzw Erfgoed Lommel in een EVA werd ingeleid en al goedgekeurd door de gemeenteraad. Daarin heeft het stadsbestuur wel de meerderheid van de mandaten maar de vrijwilligers blijven bij de besluitvorming betrokken via een adviescommissie. De stad zet de ondersteuning van de vzw qua logistiek en werking voort en zal daarenboven het subsidiebedrag van 12.500 euro vanaf 2015 voor zijn rekening nemen. Op de vraag of dat volstaat om de werking te ontwikkelen antwoorden conservator Ferdi Geerts en directeur Veerle Leysen nuchter en diplomatisch: ‘We hebben daarmee leren leven.’ Ze benadrukken wel dat die subsidie maar een deel is van de steun die de stad geeft voor de werking: ‘Erfgoed Lommel vzw huurt van de stad naast het museum De Kolonie ook het pand van het documentatiecentrum De Barrier. Hiervoor werd in 2007 een huurcontract met een termijn van twaalf jaar afgesloten dat daarna jaarlijks stilzwijgend kan worden verlengd. Elk jaar betaalt de vzw voor deze panden samen 25.000 euro huur aan de stad, waarvoor we als vzw subsidie van de stad krijgen.’ Deze omslachtige constructie biedt voordelen: dankzij het huurcontract kan de vzw niet van vandaag op morgen op straat worden gezet, voor de stad is het financieel een nuloperatie maar haar steun aan de vzw wordt op die manier wel zichtbaar gemaakt in de begroting. Vroeger stelde de stad de vzw gratis een gebouw ter beschikking maar kreeg ze de opmerking dat ze te weinig investeerde in erfgoed want die gratis huisvesting was nergens in een budget zichtbaar. Ondertussen werken stad en vzw samen om een erfgoedconvenant op de rails

te zetten met negen andere gemeenten in Noord-Limburg. Als de subsidieaanvraag daarvoor op basis van een beleidsplan door de Vlaamse overheid wordt gehonoreerd, moet het museum via dat subsidiekanaal steun vinden. Ferdi Geerts: ‘Uit de publicatie Waarom investeren in erfgoed? En hoe? begrepen we dat we in

kent dat de gemeente het best geplaatste bestuursniveau is om lokale initiatieven in erfgoed te detecteren, hun ondersteuningsvragen te beluisteren en er in de mate van het mogelijke gevolg aan te geven. Dat principe blijft overeind als het om intergemeentelijke erfgoedconvenants gaat.

De erkenning van een cultureel-erfgoedorganisatie en de ondersteuning door een bestuur werden van elkaar losgekoppeld bij de afspraken in het Protocol. het intergemeentelijke samenwerkingsverband het best een indelingsprocedure afspreken voor de erfgoedorganisaties die ondersteuning verwachten. Bij de onderhandeling met het stadsbestuur gebruikten we de criteria die het Protocol aanreikt, ook als kader.’ Subsidiariteit als inspiratie De Vlaamse Gemeenschap, de VVP en de VVSG delen de bekommernis om de schaarse middelen optimaal in te zetten en hun ondersteuningsbeleid voor cultureel erfgoed op elkaar af te stemmen. Elk bestuursniveau engageert zich voor een onderdeel van het erfgoedbeleid. Het toepassingsgebied van het Protocol geldt voor de meeste werksoorten van het cultureel-erfgoeddecreet: musea en tijdschriften, archiefinstellingen en erfgoedbibliotheken. De enige werksoort die niet door het Protocol gevat wordt, is het verenigingsleven: dus niet de carnavalsvereniging, de heemkundige kring of de schuttersgilde. Voor hun ondersteuning zijn het lokale cultuurbeleid of participatiebeleid het ondersteuningskader. Het subsidiariteitsbeginsel – elk bestuursniveau draagt (mede)verantwoordelijkheid voor de erfgoedorganisaties met een werking ingebed en relevant op dat niveau – ligt aan de basis. De Vlaamse Gemeenschap is dus (mede)verantwoordelijk voor erfgoedorganisaties met een Vlaamse en/of internationale relevantie, de provincies voor organisaties met een regionale werking en de gemeenten voor die met een lokale inbedding en relevantie. Subsidiariteit er-

Erkenning en subsidies niet (automatisch) gekoppeld De erkenning van een cultureel-erfgoedorganisatie en de ondersteuning door een bestuur werden van elkaar losgekoppeld bij de afspraken in het Protocol. De eerste en logische stap voor een organisatie is dat ze erkenning van de overheid aanvraagt, want in die procedure wordt de kwaliteit van de erfgoedorganisatie in het bredere landschap afgewogen. De kroon op die erkenning als erfgoedorganisatie is het kwaliteitslabel. Maar aan het kwaliteitslabel hangt niet automatisch ondersteuning of subsidie vast door een bestuursniveau. Wel kunnen de erfgoedorganisaties die een kwaliteitslabel verworven hebben, naar gelang van hun inbedding en relevantie, aankloppen bij hun lokale bestuur, bij het provinciebestuur of bij de Vlaamse Gemeenschap om ingedeeld te worden bij dat bestuursniveau. Voor de indeling stipuleert het Protocol dat elk bestuur autonoom een procedure vastlegt om de indeling en ondersteuning van cultureel-erfgoedorganisaties te beoordelen. Zodra een lokaal museum een kwaliteitslabel heeft verworven, klopt het bij het gemeentebestuur aan dat een reglement of procedure heeft dat bepaalt of het museum kan worden ingedeeld bij het lokale niveau. De indeling is een bewijs dat de gemeente erkent dat de werking van de organisatie relevant is voor de lokale gemeenschap en het lokale beleid. Tegelijkertijd houdt de indeling een engagement van het lokale bestuur tegenover die erfgoedorganisatie in. Als Lokaal februari 2014

47


mens en ruimte cultuurbeleid

een gemeente een erfgoedorganisatie indeelt op lokaal niveau, dan is het immers ook de bedoeling dat ze die daadwerkelijk zal ondersteunen. Op basis van het Protocol is het de bedoeling dat een lokaal bestuur minstens een indelingsprocedure heeft voor de musea en archiefinstellingen met een kwaliteitslabel die niet onder het gezag van het gemeente- of OCMW-bestuur vallen, dus niet de gemeentelijke archieven, OCMWarchieven, gemeentelijke musea (of ze nu het statuut van een gemeentelijke dienst hebben dan wel deel uitmaken van een autonoom gemeentebedrijf of een gemeentelijke vzw zijn) want hier treden de gemeente- of OCMW-besturen al op als ‘natuurlijke zorgdrager’. De huisvesting van deze organisaties of de toekenning van werkingssubsidies gebeurt via

leid heeft en welke ondersteuning het die in dat geval geeft. Organisaties kunnen zo op hun merites worden beoordeeld en oneigenlijke vragen kunnen worden geweerd. Ook in het proces van planning en financiële controle door de gemeenteraad of overleg met de cultuurraad kunnen beslissingen zo objectief worden toegelicht. De Vlaamse Gemeenschap en de provincies beschikken al over accurate indelingsprocedures waarmee ze aanvragen kunnen honoreren maar ook oneigenlijke aanvragen kunnen weren; er zijn nog maar weinig gemeenten in dit geval. Er is dus lokaal werk aan de winkel! Zowel de toekenning van een kwaliteitslabel als de indeling gebeurt idealiter in een geest van complementariteit, overleg en samenwerking. De minister

Een lokaal bestuur bepaalt zelf met welk accent en in welke vorm het de lokaal ingedeelde musea of archieven ondersteunt. Ondersteuning is geen synoniem van subsidiëring. de mechanismes en geplogenheden van het betrokken OCMW- of gemeentebestuur. Het spreekt voor zich dat de ondersteuning van ‘eigen’ organisaties een andere beleidslogica volgt dan de ondersteuning van bijvoorbeeld een privaatrechtelijk museum of archief. Zowel de erfgoedorganisaties als de lokale besturen hebben baat bij het Protocol. Voor een indelingsprocedure creëert het bestuur parameters en criteria om uit te maken of een erfgoedorganisatie een plaats in het gemeentelijke be-

van Cultuur reikt het kwaliteitslabel uit na advies van een commissie van deskundigen, samengesteld uit een pool waarvan de leden zijn voorgedragen door de drie bestuursniveaus. Daarnaast wordt het lokale bestuur gehoord als een museum, archief of erfgoedbibliotheek op zijn grondgebied een kwaliteitslabel aanvraagt. Het bestuur kan nog reageren op het voorstel van beslissing aan de minister door het agentschap Kunsten en Erfgoed dat de erkenningsprocedure leidt.

In Waarom investeren in erfgoed? En hoe? verkennen Hilde Plas en Gregory Vercauteren hoe gemeentebesturen en lokale erfgoedorganisaties elkaar in tijden van financieel-economi‑ sche crisis kunnen vinden. Wat kan cultureel erfgoed beteke‑ nen voor een gemeentebestuur? En omgekeerd: hoe kunnen gemeentebesturen erfgoedorganisaties ondersteunen? Dit boek is het eerste in de pocketreeks die Het praktijkboek cultuur- en vrijetijdsbeleid vervangt. Abonnees op het praktijkboek ontvangen deze publicatie automatisch. Deze publicatie kunt u bestellen bij www.politeia.be voor 29 euro als VVSG-lid, nietleden betalen 35 euro.

We benadrukken nog even dat u als lokaal bestuur zelf bepaalt hoever u gaat in de ondersteuning van de lokaal ingedeelde musea of archieven, met welk accent en in welke vorm u ze ondersteuning biedt (logistiek, infrastructuur of werking). Ondersteuning is geen synoniem van subsidiëring. Het statuut van het Protocol Het Protocol is een gentlemen’s agreement tussen drie bestuursniveaus bij monde van de Vlaamse Gemeenschap, de VVP en de VVSG. Niet meer en niet minder. Lokale besturen blijven uiteraard autonoom beslissen en geven hun ondersteuningsbeleid dus ook naar eigen inzicht en vermogen vorm. Het Protocol heeft geen juridisch bindende waarde, maar biedt besturen een werkkader en inspireert ze bij de vormgeving van hun ondersteuningsbeleid in het cultureelerfgoedlandschap. Het Protocol stelt dus wel verwachtingen aan lokale besturen. Temeer omdat de afspraken die eruit voortvloeien, enkele oudere subsidieregelingen op de helling plaatsten, zoals de subsidies van de Vlaamse Gemeenschap aan musea en tijdschriften over volkscultuur en geschiedenis die volgens de nieuwe erkennings- en indelingslogica lokaal zijn. De Kolonie in Lommel is in dat geval. Het Vlaamse subsidiekanaal stopt eind dit jaar voor alle initiatieven en organisaties met gemeentelijke relevantie. Vanaf 2015 zullen de betrokken musea en tijdschriften met hun argumentatie voor ondersteuning (moeten) aankloppen bij hun gemeentebestuur. Vanaf dan gelden de afspraken van het Protocol immers ten volle en zijn lokale besturen verantwoordelijk voor het ondersteuningsbeleid van lokale musea en tijdschriften over volkscultuur en geschiedenis, en ook voor de culturele archiefinstellingen en erfgoedbibliotheken als die een werking met gemeentelijke relevantie hebben. Volgens het Protocol hoeft een erfgoedbibliotheek geen plaats te krijgen in de indelingsprocedure die een lokaal bestuur opmaakt, maar het is wel aan te bevelen de procedure ervoor open te stellen. Hilde Plas is VVSG-stafmedewerker cultuur en erfgoed

48 februari 2014 Lokaal


mens & ruimte afvalbleid

Nieuwe erkenning Fost Plus Schuchtere stapjes in de goede richting De Interregionale Verpakkingscommissie (IVC) kwam eind 2013 tot een consensus over de nieuwe erkenning van Fost Plus voor de periode 2014-2018. Er blijven wel heikele punten bestaan, vooral de plasticfractie zou veel selectiever ingezameld kunnen worden. Tegelijk zijn veel van de voorstellen van Fost Plus van tafel geveegd. Blijkbaar vonden de gewesten ze net als wij ontgoochelend. tekst christof delatter beeld sofie cloots, gfs

D

e wettelijke scenario’s die gemeenten voor de inzameling van verpakkingsafval zullen kunnen hanteren, bieden iets meer mogelijkheden dan vroeger. De vergoeding voor inzamelingen die gemeenten en intercommunales doen boven op wat Fost Plus voorstelt, verhoogt. En links en rechts zijn er kleine maar niet te verwaarlozen verbeteringen in vergelijking met de vorige erkenning. Meer steun voor verpakkingen uit kunststof De nieuwe erkenning bevat ongetwijfeld positieve elementen. Zo moet Fost Plus de inzameling van restplastics zelf veel actiever promoten dan tot nu toe. Met die restplastics bedoelen we verpakkingen die niet in de blauwe zak mogen, maar vaak selectief worden ingezameld op containerparken. Voorbeelden daarvan zijn folies, piepschuim, verpakkingen van gevaarlijke stoffen en dergelijke meer. De vergoeding voor de bijkomende inzamelingen van die restplastics verdubbelde vanaf 1 januari van dit jaar van de helft van de referentiekosten naar de volledige referentiekosten. Die kosten berekent men door het gemiddelde te nemen van alle gegunde offertes voor de inzameling van verpakkingsafval in BelgiÍ. Tegen 2018 moet Fost Plus voorstellen voor een geharmoniseerd systeem voor de inzameling van die restplastics uitwerken. Tegelijk komt er een test om de P-fractie in de blauwe pmd-zak uit te De nieuwe erkenning laat het gebruik van speciaal ontwikkelde containers voor de inzameling van pmd bij hoogbouw toe.

Lokaal februari 2014

49


mens & ruimte afvalbleid

Als er één type blauwe zak zou komen voor het hele land, die overal evenveel kost, is dat te verzoenen met de gemeentelijke bevoegdheid om de prijs van de blauwe zak te bepalen?

beschouwen, behoudt de IVC het in de erkenning.

breiden. De proefprojecten mogen van bescheiden omvang blijven. De erkenning bevat een akkoord over een test waarbij minstens 0,5% van de Belgische

Pmd bij hoogbouw Het gebruik van een container die speciaal ontworpen is om pmd in te zamelen bij hoogbouw, kan voortaan in alle

Tegen 2018 moet Fost Plus voorstellen voor een geharmoniseerd systeem voor de inzameling van restplastics uitwerken. bevolking betrokken is. Ongeveer 55.000 Belgen mogen dus een tijdelijke inzameling van meer plastics via de blauwe zak verwachten. Zo wil men nagaan wat er op grotere schaal mogelijk is vanaf 2019. Nieuwe mogelijkheden inzameling papier en karton Fost Plus zal voortaan de volledige kosten van de papier- en kartoninzameling moeten dragen. Die afspraak geldt ook als een gemeente kiest voor de wat duurdere inzameling met minicontainers. De erkenning beperkt het gebruik van containers echter tot maximaal 10% van de bevolking. De inzet van minicontainers bij de inzameling van papier en karton moet weloverwogen gebeuren. De dienstverlening verbetert er trouwens niet overal automatisch door. De kosten voor aanschaf van de containers blijven wel ten laste van de intercommunales en de gemeenten. 50 februari 2014 Lokaal

gemeenten indien men dit noodzakelijk acht. Het gaat om een recipiënt met aparte inwerpopeningen voor petflessen en flacons, blikjes en drankkartons. Het systeem werd het voorbije jaar met veel succes uitgetest in Zaventem en omgeving. Het leidde ertoe dat een flink deel residu dat meekwam met de blauwe zak, nu verleden tijd is. Ook de driewekelijkse inzameling van pmd en papier/karton is voortaan een standaardmogelijkheid. Inzameling op containerpark blijft overeind In drukke regio’s waar avond- of weekendophaling verdedigbaar is, zal Fost Plus instaan voor eventuele bijkomende kosten hiervoor. De erkenning plafonneert die extra bijdrage wel op 10% van de referentiekosten. Ondanks de vraag van Fost Plus om het containerpark niet langer als een standaardscenario voor de inzameling van verpakkingsafval te

Meer ondergrondse inzameling van verpakkingsglas Tegen eind 2018 moeten er in België minstens 600 ondergrondse glasbollen bijkomen. Voor een groot deel zullen die nieuwe sites de bestaande bovengrondse bollen vervangen. De investeringskosten hiervoor zullen gelijk verdeeld worden tussen Fost Plus en de intercommunales. Die laatste kunnen hiervoor wel een forfaitaire vergoeding gebruiken die ze nu al ontvangen voor de extra kosten die ontstaan bij de inzameling van glas in bollen. Als het tijdens contractonderhandelingen niet tot een akkoord komt tussen Fost Plus en intercommunales die zelf instaan voor de inzameling, zullen de dan geldende vergoedingen minstens tijdelijk behouden blijven met indexatie. Deze regeling is wel beperkt tot maximaal twee indexeringen. Tot nu toe vielen intercommunales in een dergelijke situatie altijd terug op de referentiekosten, maar die liggen meestal lager dan de reële. Dat zette Fost Plus vaak in een onredelijk sterke onderhandelingspositie. Inzet eigen personeel financieel erkend Voor de inzameling van bijkomende stromen zoals bloempotjes of folies,

De inzet van minicontainers bij de inzameling van papier en karton moet weloverwogen gebeuren. De dienstverlening verbetert er trouwens niet overal automatisch door.


mens & ruimte afvalbleid

Antwerpen 11 maart

Afval gaat ondergronds De inzameling van afval via ondergrondse containers begon jaren geleden in een aantal gemeenten met het plaatsen van ondergrondse glasbollen. Ondertussen raakt het systeem ook ingeburgerd voor andere selectieve stromen zoals pmd en papier en karton. Op de studiedag op 11 maart 2014 belicht de VVSG de technische en financiële kant van de zaak, maar wil ze ook aandacht besteden aan de maatschappelijke context. De gebruikers van de ondergrondse containers hebben bijvoorbeeld behoefte aan uitleg en ondersteuning bij de introductie ervan. Bij grotere nieuwbouwprojecten komt het best ook afvalinzameling ter sprake. En hoe ervaren de gemeentebesturen die al enkele jaren ervaring hebben met ondergronds inzamelen die overstap? Kijk op de kalender van www.vvsg.be voor het volledige programma. Inhoudelijke informatie: Lieselot Decalf Praktische informatie: Nils Callens

ontvangen de lokale besturen sinds 1 januari 2014 de volledige referentiekosten. Dit geldt eveneens voor de stromen die aan huis ingezameld worden. Lokale besturen kunnen eindelijk de kosten van

goedingen voor de inzameling van papier en karton blijft het principe geldig dat 25% van de opbrengst van het papier en karton voor Fost Plus is, dat 30% van de inzamelkosten vergoedt. Het Fost

Tegen eind 2018 moeten er in België minstens 600 ondergrondse glasbollen bijkomen. De investeringskosten hiervoor zullen gelijk verdeeld worden tussen Fost Plus en de intercommunales. hun eigen personeel voor communicatie in rekening brengen – vroeger was dit enkel mogelijk voor externen. Ten slotte krijgt Fost Plus de opdracht tegen 30 juni 2015 te analyseren hoeveel de invoering van een sorteerlogo op alle harde huishoudelijke kunststofverpakkingen zou kosten. Wat niet verandert Er blijven ook elementen onveranderd in vergelijking met vroeger. Aan de richtinggevende maxima voor inzameling, die bedoeld zijn om een onderscheid te kunnen maken tussen huishoudelijk en bedrijfsmatig afval, wijzigt er niets. Er is nog altijd sprake van een gemiddeld streven naar maximaal 1m³ papier/karton en 240 liter pmd (of vier zakken) per inzameling per ophaalpunt. Voor de ver-

Plus-voorstel voor de vergoeding van de kosten voor projectopvolging is niet aanvaard door de IVC. Deze vergoedingen zullen in de toekomst op precies dezelfde wijze berekend worden als tot nu toe. Dat geldt ook voor de vergoeding voor communicatie. Een blauwe zak voor het hele land? Bijzonder is dat Fost Plus tegen eind 2015 moet onderzoeken of het gebruik van één type blauwe zak voor het hele land haalbaar is. Dit wil zeggen dat ook de prijs dan overal gelijk zou zijn. De impact hiervan voor de gemeenten valt nog te bekijken. De vraag is ook hoe dat te verzoenen is met de gemeentelijke bevoegdheid om het prijsniveau van de blauwe zak vast te leggen. De erkenning verplicht Fost Plus specifieke in-

spanningen te doen voor de selectieve inzameling van het pmd die buitenshuis ontstaat. Het blijft verder gissen naar de mogelijke gevolgen van de nieuwe bepalingen voor dit ‘out of home’-verpakkingsafval. Ondergrondse inzameling van pmd of papier en karton: geen vergoeding Tot slot een paar voorstellen van de lokale besturen die de nieuwe erkenning niet gehaald hebben. Aan de wijze van berekening van de referentiekosten verandert niets. Nochtans worden de effectieve kosten daarin altijd onderschat. Fost Plus hanteert die referentiekosten wel eens in onderhandelingen en zet zo intercommunales financieel onder druk. Opvallend is dat de IVC in de erkenning geen rekening houdt met het gebruik van ondergrondse containers voor papier en karton en pmd, een praktijk die nochtans al sterk is ingeburgerd en de komende jaren ongetwijfeld nog zal uitbreiden. En ondanks onze vraag komt er geen versterking van de communicatie. Als we alle positieve en negatieve punten van de nieuwe erkenning afwegen, is de conclusie dat veel van de (ontgoochelende) voorstellen van Fost Plus het niet hebben gehaald, en dat de IVC schuchter stappen in de juiste richting zet. Christof Delatter is VVSG-stafmedewerker afvalbeleid

Lokaal februari 2014

51


mens & ruimte internationale samenwerking

Afvalbeleid in Guaranda: gemeente en ngo vullen elkaar aan In steeds meer wijken van Guaranda, een Andesgemeente in Ecuador, worden drie afvalfracties selectief ingezameld: biologisch afbreekbaar afval; papier, karton en plastic; restafval. Afval is een van de speerpunten in de stedenband met Evergem. In de samenwerking is een grote rol weggelegd voor de plaatselijke ngo FEPP. tekst bart van moerkerke beeld evergem

V

laamse gemeenten delen hun expertise betreffende afvalinzameling en -beheer graag met hun partners in het Zuiden. Daar staan de inzameling en de verwerking van afval vaak nog in de kinderschoenen, sluikstorten is er een groot probleem. ‘Het afvalproject in onze partnergemeente Guaranda is vijf jaar geleden van start

gegaan,’ zegt de Evergemse Noord-Zuidambtenaar Koen De Baets. ‘Jaarlijks wordt in twee deelgemeenten een gescheiden afvalophaling opgezet. Meestal beginnen we in het centrum van een deelgemeente, op sommige plekken is er intussen een uitbreiding naar meer afgelegen huizen. Er zijn deelgemeenten waar het afval voordien nog helemaal

niet werd opgehaald, daar voeren we dan in één moeite een gescheiden inzameling in drie fracties in. Die selectieve inzameling loopt niet in alle deelgemeenten even goed, soms moeten we tevreden zijn met afvalinzameling zonder meer. De deelgemeenten halen het afval op. Het kanton schept het wetgevende kader en draagt financieel bij. Het staat ook in voor de verwerking en het storten, en gedeeltelijk voor het nasorteren van het gescheiden afval. Compostering en verkoop van het recycleerbare afval gebeuren deels door het kanton, deels door de deelgemeenten. Een illegale stortplaats is intussen omgevormd tot een genormeerde stortplaats. Ook dat is een opdracht voor het kanton, wij hebben dat proces ondersteund.’ Evergem springt financieel bij met middelen van het federale programma: bijna 70.000 euro per jaar. Hiermee worden wagens aangekocht voor de afvalinzameling en wordt ook een deel van het loon betaald van de promotoren die de bevolking voor selectieve inzameling warm moeten maken. ‘Guaranda brengt zelf natuurlijk ook veel middelen in: de normering van de stortplaats heeft honderdduizenden euro’s gekost. Wij brengen uiteraard onze kennis in, al mag je het belang daarvan niet overdrijven. In Guaranda is er behoorlijk wat kennis van zaken. Veel belangrijker is onze rol als motivator van de verschillende partners. Die partners zijn de kantonnale overheid, de deelgemeentebesturen en de ngo FEPP.’ Deze ngo Fondo Ecuatoriano Populorum Progressio werd in 1970 opgericht in het kielzog van de encycliek ‘Populorum Progressio’ van paus Paulus VI. Ze is uitgegroeid tot een consortium van kleine ngo’s die actief zijn in wat achtergestelde gebieden in heel Ecuador, op Jaarlijks wordt in twee deelgemeenten van Guaranda een gescheiden afvalophaling opgezet.

52 februari 2014 Lokaal


het vlak van lokale economie en gemeenschapsontwikkeling en nu ook fairtradeproducenten en -coöperaties. FEPP heeft een goede naam en staat zeer sterk in Guaranda, met name in de rurale gebieden waar vooral de inheemse bevolking woont. De lokale overheid richt zich in de eerste plaats op de verstedelijkte zones, ze staat het dichtst bij de 25.000 inwoners in het centrum van Guaranda. De politici maar ook de ambtenaren komen maar zelden op het platteland, niet alleen vanwege de verplaatsingsproblemen maar ook omdat de vooroordelen tegenover de inheemse bevolking nog altijd vrij groot zijn. Omgekeerd komen de plattelandsbewoners maar zeer zelden naar het centrum van Guaranda. Het gevolg is dat de lokale overheid niet echt voeling heeft met hun problemen. FEPP

ook lokale comités op. Zo’n groep kan bestaan uit de inwoners van een wijk, maar bijvoorbeeld ook uit het onderwijzend personeel van de plaatselijke school. Al die comités krijgen drie vormingssessies: over afval en milieu, over afval en gezondheid, over afval sorteren. Ze bepalen mee welke afvalproblemen in de gemeenschap het eerst aandacht vragen, bijvoorbeeld het wegwerken van een illegale stortplaats.’ Vertrouwenspersoon Evergem ondersteunt FEPP financieel. Volgens Koen De Baets voert de ngo een zeer open boekhouding. De rapportering verloopt heel vlot, een telefoon of mail volstaat om alle nodige informatie te krijgen. Natuurlijk ligt dit gevoelig bij het bestuur van Guaranda. Toch besliste

Koen De Baets: ‘We brengen uiteraard onze kennis in, al mag je het belang daarvan niet overdrijven. In Guaranda is er behoorlijk wat kennis van zaken. Veel belangrijker is onze rol als motivator van de verschillende partners.’ staat heel dicht bij de bewoners van de rurale gebieden en heeft van plattelandsontwikkeling haar hoofddoel gemaakt. Haar medewerkers hebben een zeer positieve werkattitude, ze nemen de zaken in handen. Een ngo werkt per definitie minder stroef dan een lokale overheid, er zit geen hele administratie tussen. Toen Guaranda en Evergem een afvalplan opstelden, deed FEPP voorbereidende studies. Ze speelt ook een belangrijke rol in de promotie van de selectieve inzameling bij de bevolking. Koen De Baets: ‘Je moet er rekening mee houden dat een deel van de bevolking niet leest of schrijft. Dat wil zeggen dat promotoren bij die mensen moeten langsgaan, soms drie of vier keer, om uit te leggen wat selectief inzamelen van afval betekent en om te tonen hoe je dat doet. Dan keren ze letterlijk de afvalzak om en sorteren de inhoud in drie fracties. Dat vraagt zeer veel mankracht. In de verstedelijkte delen van Guaranda volgt het kanton die promotoren op, in de rurale zones worden ze opgeleid en aangestuurd door FEPP. De ngo richt in de dorpskernen van de rurale gebieden

Evergem FEPP rechtstreeks te ondersteunen: ‘Bij de start van het federale plan liep de relatie met de partnergemeente wat stroef. We hebben toen een offerte uitgeschreven om een partner te zoeken die Guaranda kon bijstaan in het uitvoeren van het afvalplan op het platteland. De verantwoordelijken van FEPP zijn ook in Evergem op bezoek geweest, ze hebben toegang tot onze knowhow. Intussen is onze relatie met het bestuur van de partnergemeente veel verbeterd. Het kanton Guaranda ziet ook wel dat FEPP een zeer belangrijke rol speelt in het werken met de rurale bevolking. Al blijft het een heikel punt dat het beheer van de middelen bij FEPP ligt.’ Bovendien stimuleert dit het lokale bestuur niet om meer op het

platteland te komen. ‘We zorgen er wel voor dat ambtenaren aanwezig zijn bij de evaluatiegesprekken met de plaatselijke besturen,’ zegt Koen De Baets. ‘Dat neemt niet weg dat FEPP het aanspreekpunt blijft voor de lokale gemeenschappen, niet het lokale bestuur. Je merkt wel dat het afvalplan een belangrijke rol speelt in het proces van decentralisatie van het kanton naar de deelgemeenten. Die deelgemeenten hebben wel wat eigen bevoegdheden, te vergelijken met de districten bij ons. Het afvalplan dient als een voorbeeld van wat decentralisatie is of zou kunnen zijn, van hoe de samenwerking tussen kanton en deelgemeenten kan lopen. Die decentralisatie versterken is een belangrijk element in de stedenband, maar we hebben nog werk: het gaat over middelen en macht. Evergem kan een rol spelen als objectieve partner, als vertrouwenspersoon.’ Bij de start van het afvalproject in 2008 was het de bedoeling dat Guaranda na vijf jaar op eigen benen zou kunnen staan. Volgens Koen De Baets is dat nog niet het geval: ‘We moeten de samenwerking voortzetten. De kantonnale overheid neemt bijvoorbeeld het betalen van de promotoren in de rurale gemeenschappen nog niet volledig op. Het is altijd zoeken naar centen in de begroting van Guaranda. Wat we onderschat hebben, is de bewustmaking, de cultuurverandering. Dat is een werk van lange adem dat je niet op vijf jaar rond krijgt. Ook aan het verankeren van het thema afval in een wettelijk kader moeten we nog werken. Mensen sanctioneren die illegaal storten of niet sorteren, is op dit ogenblik nog niet haalbaar, hoewel het al in een verordening is opgenomen.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal Koen De Baets, koen.debaets@evergem.be

Dit is een van de praktijkvoorbeelden over gemeentelijke internationale samen‑ werking die de VVSG-dienst Internationaal in 2013 publiceerde. Wilt u ook de praktijkvoorbeelden uit Roeselare, Genk, Brasschaat, Bierbeek, Antwerpen, Sint-Truiden, Lommel, Mol en Sint-Niklaas leren kennen? Stuur dan een mailtje met uw gegevens naar bert.janssens@vvsg.be.

Lokaal februari 2014

53


mens & ruimte integratiebeleid

Ook vluchtelingen moeten aan de toekomst denken Vluchtelingenwerk Vlaanderen organiseerde het afgelopen jaar een twintigtal vormingspakketten over toekomstbegeleiding. Dat is een methodiek ontwikkeld door Vluchtelingenwerk, waarmee begeleiders van asielzoekers hun cliënten ondersteunen bij het nemen van bewuste en geïnformeerde beslissingen over een toekomst hier of in het thuisland. Die ondersteuning past ook perfect in de psychosociale begeleiding. Enkele tips voor de begeleiders. tekst magali frankl beeld layla aerts

V

eel migranten of asielzoekers in overlevingsmodus denken niet na over de verre toekomst. Ze leven van dag tot dag. Sommige cliënten doen het wel, zij dromen over een toekomst voor zichzelf of voor hun kinderen. Met een reflectieve vraag kunt u polsen naar het perspectief op langere termijn en helpen kijken naar de concrete stappen die ze moeten zetten om een realistische toekomst op te bouwen. Betrek de verschillende gezinsleden hierbij. Zij kunnen immers verschillende verwachtingen hebben. Houd er rekening mee dat verwachtingen ook voortdurend bijgesteld worden. U kunt tijdens verschillende gesprekken polsen: Hoe zien jullie het verder? Hebben jullie nog nagedacht over ons vorig gesprek? Laagdrempelige onderwerpen Onderwerpen zoals onderwijs, opleiding, woning, competenties, werk of sociaal netwerk komen meestal fragmentarisch ter sprake tijdens de begeleiding. Hier kunt u actiever mee aan de slag. Toon interesse in het verleden van de cliënt of pols naar verhalen. Werkten de ouders in België of volgden ze een opleiding? Wat is de werkervaring in het thuisland? Gingen de kinderen daar naar school? Zo bouwt u vertrouwen op en houdt u het thuisland voortdurend levende. Dit zal op minder weerstand stuiten dan wanneer u over de terugkeermogelijkheid praat. Binnen toekomstbegeleiding noemen we dit de puzzelstukken. Zij spelen een belangrijke rol bij beslissingen over de toekomst van asielzoekers.

54 februari 2014 Lokaal

Ook bij een beslissing om terug te keren zijn ze de sleutel tot een geslaagde re-integratie. Op www.vluchtelingenwerk.be kunt u een werkblad raadplegen dat als leidraad kan dienen om met uw cliënt alle puzzelstukken te bespreken en het thuisland erbij te betrekken. Bespreek zowel de mogelijkheden als de obstakels.

Het is belangrijk dat ouders een verhaal op maat van hun kinderen vertellen zodat die begrijpen wat hen overkomt.

Concreet toekomstperspectief U krijgt het toekomstperspectief concreet door vragen te stellen. Verkiest een gezin bijvoorbeeld in de illegaliteit te overleven, stel dan vragen zoals: Heb je hier mensen die je kunnen helpen? Waar ga je wonen? Heb je al nagedacht hoe je eten kunt kopen? Zo wordt duidelijk of het gezin een doordacht plan heeft of onrealistische verwachtingen koestert. Heeft het gezin geen antwoord op een bepaalde vraag? Pols dan of het ondersteuning nodig heeft. ‘Wil je dat ik hierover informatie opzoek’ is dan een betere reactie dan ‘Ik zal dat voor jou uitzoeken’. Zo maakt u hun duidelijk dat ze zelf beslissingen moeten nemen, kunt u eigen grenzen stellen en biedt u professionele ondersteuning om tot een oplossing te komen.


Cliënt verantwoordelijk voor eigen toekomst De uiteindelijke beslissing ligt bij de cliënten. Zij dragen de verantwoordelijkheid voor hun eigen toekomst. Bij uitzichtloze situaties is het logisch dat u zich aangesproken voelt om ‘een oplossing’ te vinden, om te helpen. Ook het gezin zal al zijn hoop op u vestigen. Het is goed om regelmatig te herhalen wat uw rol is, wat u vanuit uw positie wel kunt en wat niet. U kunt hierbij ook de rol van uw organisatie verduidelijken. Maak goed duidelijk dat de uiteindelijke beslissingen bij uw cliënt liggen. U kunt ondersteunen, informeren maar u hebt geen belang bij welke keuzes het gezin maakt. U kunt dit ook in team bespreken en samen afspreken hoe u uw eigen grenzen kunt bewaken. Wees u bewust van uw eigen waarden en normen De ‘juiste’ beslissing nemen we vanuit hoe we naar de dingen kijken, vanuit

eigen waarden en normen. Deze culturele invalshoek maakt dat we anders naar toekomstmogelijkheden kijken dan onze cliënten. Hier botsen we vaak op cultuurverschillen. Probeer dus niet onmiddellijk uw eigen mening te geven als

hun kinderen. Dit drukt soms als een grote verantwoordelijkheid op de kinderen. Uit loyaliteit met het gezin kunnen zij soms heimwee naar hun thuisland, taal en cultuur niet uiten. U kunt helpen dit uit de taboesfeer te halen.

De uiteindelijke beslissing ligt bij de cliënten. Zij dragen de verantwoordelijkheid voor hun eigen toekomst. Het is goed om regelmatig te herhalen wat uw rol is, wat u vanuit uw positie wel kunt en wat niet. het gezin stappen wil zetten die u niet goed vindt. Dit creëert weerstand. Zorg er eerder voor dat het gezin over deze stappen begint te reflecteren. Stel hiervoor open vragen zonder uw oordeel te uiten. Wat ga je dan doen? Hoe zien jullie dat? Heb je hier al met de kinderen over gepraat? Ken je jullie rechten en plichten in deze situatie? Zo zet u uw cliënten op weg naar goed doordachte beslissingen. Kinderen beschermen Kinderen zijn vaak enkel passief betrokken in het migratieparcours. Zowel bij de keuze om het thuisland te verlaten als bij volgende beslissingen worden zij niet betrokken. Het is belangrijk dat hun ouders een verhaal op hun maat vertellen zodat ze begrijpen wat hen overkomt. Als begeleider kunt u ook oudere kinderen aanspreken om te polsen hoe zij zich bij bepaalde situaties voelen. Zorg dat kinderen een plek hebben om zich te ontspannen en te spelen. Zijn er activiteiten in de opvangstructuur of in de buurt? Bij zware gesprekken zijn kinderen beter niet aanwezig. Hen als tolk bij toekomstgesprekken betrekken is uit den boze. Raad ouders wel aan om hun situatie met de kinderen te bespreken. Toekomst kinderen Hoe zien ouders de toekomst van hun kinderen? Zijn er mogelijkheden in het thuisland qua onderwijs, opleiding en werkgelegenheid? En wat zijn de mogelijkheden hier? Hebben zij perspectief op een verblijfsstatuut? Ouders offeren zich soms volledig op voor de toekomst van

Praat over het thuisland vanuit laagdrempelige onderwerpen (zie hoger). Taal Welke taal spreekt het gezin onderling? Welke talen spreken de gezinsleden hierbuiten? Taal is verbonden met onze identiteit en onze emoties. Spreekt een gezin de thuistaal niet meer, dan heeft dit een betekenis en implicaties voor de toekomst. Het kan zijn dat een gezin de band met het thuisland heeft verbroken. Is dit niet het geval, dan is het aan te raden de thuistaal levende te houden. Zowel als het gezin hier blijft als wanneer het terugkeert, is dit belangrijk. Het kan de band met de culturele achtergrond onderhouden en, in geval van terugkeer, een minder problematische re-integratie bewerkstelligen. Goede overdracht van het dossier Het fasesysteem binnen de opvang en het terugkeertraject maken dat gezinnen veel moeten verhuizen. Dit is geen evidentie met schoolgaande kinderen. Voor een goede continuïteit in de begeleiding kunt u, met toestemming van het gezin, de maatschappelijk assistent uit de vorige of de volgende opvangplaats aanspreken. Werken er verschillende assistenten met het gezin, dan kunt u dit netwerk met elkaar in contact brengen. Magali Frankl is medewerker terugkeer van Vluchtelingenwerk Vlaanderen vzw www.vluchtelingenwerk.be, knop projecten, toekomstbegeleiding

Lokaal februari 2014

55


beweging netwerk

Geografische data zijn belangrijk voor de lokale besturen, maar het is geen sinecure ze ook goed te beheren en uit te wisselen. Daaraan wordt hard gewerkt, en dankzij de inspanningen van de GIS-werkgroep die maandelijks op de VVSG samenkomt, worden er heuse stappen vooruit gezet. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere

Naar een sterke werkgroep wordt geluisterd Alex Kerckaert is coördinator infrastructuur in Wingene

Alex Kerckaert: ‘Al sinds 2006 ben ik voorzitter ad interim van deze GIS-werkgroep. Vóór die tijd kwam ik ook al elke maand, want het is interessant omdat tachtig procent van alle data met impact op gemeentelijke processen een geo-component hebben. Hier kom je medewerkers tegen uit grote, middelgrote en kleine gemeenten zodat je echt kennis kunt delen, bovendien hebben we als netwerk een duidelijke link met Vlaanderen en zo weet je wat daar gebeurt, dit is echt belangenverdediging voor de gemeenten. Tijdens onze samenkomst op vrijdag bereiden we nog altijd de GDI-stuurgroep van woensdag voor, hét forum waar alle Vlaamse overheidsniveaus samen beleid voorbereiden en waarin de steden en gemeenten drie afgevaardigden hebben. Dus in principe is de GIS-werkgroep de ondersteuning van deze drie afgevaardigden. We kunnen voorstellen afwegen, zeggen wanneer het maar zozo is en in welke omstandigheden het wel voor ons werkt. We kunnen zo met de Vlaamse overheid naar de grootste gemene deler zoeken en daar zo efficiënt mogelijk mee om56 februari 2014 Lokaal


Ward Van Hal is VVSG-stafmedewerker GIS

gaan. De vragen, opmerkingen of problemen die in deze werkgroep klinken, nemen we mee naar de GDI-stuurgroep. Dat wordt daar geapprecieerd omdat wij weten welke gevoeligheden er in de Vlaamse gemeenten leven, maar vooral omdat bij iedereen het besef is gegroeid dat als je nieuwe stappen wil zetten je dit enkel in nauwe samenspraak kan doen. Top down afdwingen lukt zelden zomaar. Het gaat er wel eens hard tegen onzacht, maar als het in onze gemeenten goed draait, werkt het overal efficiënter. We bereiden hier alles voor wat met geodata te maken heeft. Als het moet, komen we tot gecoördineerde acties, als we ergens niet mee akkoord gaan, schrijven we samen een brief naar de minister. Maar meestal heerst er een positief contact met de Vlaamse overheid en kan de VVSG vanuit de gemeenten echt een wisselwerking tot stand brengen.’ Herman Callens is VVSG-stafmedewerker informatisering lokale besturen

‘Persoonlijk vind ik het ook een verrijking dat ik hier met mensen van het hele land in contact kom, zo hoor ik hoe ze in Limburg werken, ik leer van andere processen, ik hoor over heel andere leveranciers of procedures.’ Ward Van Hal: ‘Ik ben me nu nog volop aan het inwerken, maar ik ga me de komende maanden helemaal toeleggen op het Klip, het Kabel- en Leidinginformatieportaal, en het GIPOD (het Generiek Informatieplatform Openbaar Domein). Hiermee wordt informatie uitgewisseld in het Vlaamse Gewest over enerzijds de kabels en leidingen en anderzijds de innames van de openbare weg. Voor iedereen, iedereen die op straat komt, worden dit belangrijke instrumenten. Zodra er wegwerkzaamheden zijn, heeft dat een impact op de samenleving, op de mobiliteit, rechtstreeks op

je leven. Ook in het kader van het Minder Hinder-beleid gaan we er met die data voor proberen te zorgen dat als een trottoir opengegooid wordt voor nutswerken, de andere nutsmaatschappijen ook ineens hun leidingen vervangen als dat nodig mocht zijn. Dat is toch de belangrijkste toepassing van GIPOD. Het klinkt misschien vanzelfsprekend, maar dat is het volstrekt niet. Het pluspunt is natuurlijk dat ik me daar nu helemaal aan kan wijden.’ Herman Callens: ‘We zijn blij dat we zo ver zijn en dat de VVSG eindelijk terug een GIS-medewerker heeft. Daar ijveren we al jaren voor, nu deze functie nog op langere termijn consolideren. Het GISnetwerk telt een vijftig actieve mensen, meestal zijn er twintig aanwezig. Iedereen probeert zo dikwijls mogelijk te komen, op zeven jaar tijd is er hooguit een vijfde van de groep vervangen. En wie minder komt, geeft dikwijls wel opmerkingen door op de verslagen. Ze worden dus zeker gelezen! Omdat de groep zo stabiel is en je elkaar maandelijks ziet, ken en vertrouw je elkaar. Dat komt ook door Alex die ervoor zorgt dat iedereen zich echt aanwezig voelt, betrokken en meegenomen. Dat deze werkgroep mee een doorbraak voor CRAB, het centraal referentieadressenbestand, op gang gebracht heeft, daar zijn we fier op. We hebben er dan ook jaren aan gewerkt en voor gemeenten betekent dat echt de instap om iets met geodata te doen. We hebben wel degelijk invloed kunnen uitoefenen bij het schrijven van het CRAB-decreet. Waren lokale besturen tien jaar geleden nog lijdend voorwerp bij AGIV, het Agentschap Geografische Informatie Vlaanderen, nu zijn we meewerkend voorwerp. We hadden liever nog meer gezien, maar nu zijn er toch minstens vijf mensen daar actief met de lokale besturen bezig. Alles kan natuurlijk beter, het moet ook nog veel planmatiger, meer geïntegreerd en met meer structuur gebeuren, maar dat zal Ward proberen op te lossen. Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

Lokaal februari 2014

57


perspiraat

“Een verbod om ‘enig spel te spelen dat voorbijgangers kan hinderen’ is in verscheidene politieverordeningen opgenomen, omdat het herinnert aan de verkeerswetgeving. Het is net positief dat gemeenten op deze strikte bepaling uit de verkeerswetgeving een uitzondering voorzien hebben door zelf terreinen of (speel)straten in te richten. In die zin leunt het artikel aan bij de goede praktijken die VVSG tracht te stimuleren en te verspreiden.” Tom De Schepper, VVSG-stafmedewerker Politie en Veiligheid – Belga 15/1 “Tweederde van de gemeenten in Vlaanderen heeft een gemeenteraadsvoorzitter die niet tegelijk burgemeester is. Vaak horen we van deze mensen dat van hen verwacht wordt dat ze boven de politieke partijen staan, terwijl ze eigenlijk gewoon deel uitmaken van hun fractie en zo ook hun zeg in de raad kunnen hebben. De voorzitter is immers geen uitvoerend mandataris. Opvallend is dat voorzitters die tegelijk ook burgemeester zijn wel probleemloos mee debatteren. De inhoud van de functie verschilt wel van gemeente tot gemeente. Maar het spreekt voor zich dat de voorzitter best geen ceremoniële functie is. Al moeten de mensen daarover zelf beslissen.” VVSG-stafmedewerker Marian Verbeek – Het Belang van Limburg 8/1 “Er is een tijd geweest dat de gemeenten maar kochten en kochten. Pas als er een vraag van een hogere overheid kwam of een particulier, dan gingen onbenutte percelen onder de hamer. Nu is die beweging omgekeerd: de lokale besturen kijken zelf naar wat ze te veel hebben en gaan dan op zoek naar kopers. De hoofdreden is de begroting.” Luc Martens, voorzitter VVSG en burgemeester van Roeselare – De Morgen 6/1 “Door de brandweerhervorming riskeren honderden vrijwillige brandweerlui hun helm aan de haak te hangen. Als dat gebeurt, hebben we pas een probleem: want vrijwilligers vervangen door beroepsbrandweerlui is voor de overheid compleet onbetaalbaar. De Brandweervereniging Vlaanderen en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten doen zeker hun best om ook voor de vrijwilligers te spreken, maar we stellen vast dat we soms het onderspit delven als er gekozen moet worden tussen de belangen van de beroepsbrandweerlui en de vrijwillige brandweerlui’.” Geert Ollevier, voorzitter van de Vereniging Vlaamse Brandweervrijwilligers – Het Nieuwsblad 6/1

58 februari 2014 Lokaal

beweging kort lokaal

ProMotie Mandatarissen • Peter Reekmans (Dorpspartij) is de nieuwe burgemeester van Glabbeek. Hij volgt Jos Vicca (SP.A) op, die uit de politiek stapt. De vrijgekomen plaats in het schepencollege zal worden ingenomen door Natasja Ons (SP.A). • In Wezembeek-Oppem werd Frédéric Petit (LB-Union) aangesteld als burgemeester. Hij vervangt zijn partijgenoot François van Hoobrouck d’Aspre, die schepen blijft. • In Wemmel legde de onafhankelijke Vincent Jonckheere de eed af als nieuwe schepen. Hij neemt de plaats in van Chris Andries (LB). • Hubert Staelens (SamenPlus) is het nieuwe lid van het schepencollege in Assenede. Hij vervangt Annie Cuelenaere, die raadslid blijft. • Ann De Tollenaere (Maarkedal Leeft) is de nieuwe schepen in Maarkedal. Ze volgt Guy Duwijn op, die in oktober overleed. • Dirk Vermeulen (CD&V) is het nieuwe lid van het schepencollege in Alveringem. Hij vervangt Martine Degrande-Rabaey. • Marleen De Backer, districtsschepen voor Open VLD in Deurne, is overleden. Wie haar zal opvolgen in de Deurnse districtsraad is nog niet bekend. • Eind januari gaf schepen van financiën Bart Van Doren (N-VA) van Londerzeel zijn schepenambt door aan Nadia Sminate. • Eerste schepen Jos Leroi (CD&V) is de nieuwe gemeenteraadsvoorzitter in Diepenbeek. Hij vervangt zijn partijgenoot Guido Wysmans, die gewoon raadslid blijft.

Functionarissen en topambtenaren • Eric Dubois, afgevaardigd bestuurder van het Antwerpse parkeerbedrijf GAPA, wordt directeur-generaal bij het pas opgerichte Brusselse parkeerbedrijf Parking Brussels. • Ann Neels wordt de nieuwe directeur van de stedelijke bedrijfseenheid Samen Leven van de stad Antwerpen. • Véronique Janssens is de nieuwe directeur van VERA, het steunpunt informatica van de provincie Vlaams-Brabant.

Politie • Lee Vanrobays is de nieuwe korpschef van de politiezone Hekla. • De nieuwe politiezone die zal ontstaan uit de fusie van de zones GAOZ en HouthalenHelchteren, zal ‘MidLim’ gaan heten. Bron: Pinakes nv

Uw personeelsadvertenties in Lokaal, VVSG-week én op de VVSG-website inlevering personeelsadvertenties voor

Lokaal 3 (maartnummer) > 6 februari 2014 Lokaal 4 (aprilnummer) > 13 maart 2014 informatie

nicole.vanwichelen@vvsg.be •T 02-211 55 43


‘t zal

WELZIJN!

gemeente & ocmw Zoersel

is een creatieve, dynamische en zorgende gemeente waar ongeveer 22.000 mensen graag leven, werken en samenkomen.

beleidsmedewerker/ jurist U bent verantwoordelijk voor de opvolging van de juridische dossiers, de begeleiding en administratieve opvolging van (afdelingsoverschrijdende) projecten en PPS-projecten. U ondersteunt de gemeente- en ocmw-secretaris, de verschillende diensten en de bestuursorganen op beleidsmatig en juridisch vlak. in het bezit zijn van: een diploma master in de rechten en een rijbewijs wij bieden: een contractuele aanstelling (A1a-A2a) ▪ een geindexeerd brutojaarsalaris van min. 35.143,54 euro en max. 58.224,08 euro ▪ bijkomende extralegale voordelen: maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering, tweede pensioenpijler, vergoeding abonnement woonwerkverkeer, fietsvergoeding, glijdende werktijden en een aangename werkomgeving waarin u uw ambities kunt waarmaken.

interesse? Stuur uw brief met CV en een kopie van uw diploma en uw rijbewijs aan het College van burgemeester en schepenen, Handelslei 167, 2980 Zoersel. U kunt uw vacature indienen tot en met 26 februari 2014. De uitgebreide aanwervingsvoorwaarden en functiebeschrijving vindt u op www.zoersel.be/ economie & werk. MEER WETEN? gemeente & ocmw Zoersel administratief centrum dienst personeel T 03 2980 7 40 personeel@zoersel.be

beleidsmedewerker-jurist_Q_60x263.indd 1

Het OCMW van Brugge heeft een zeer uitgebreid aanbod aan dienstverlening: kinderopvang, gehandicaptenzorg, seniorenzorg, ziekenzorg en diverse vormen van maatschappelijke dienstverlening. Het OCMW stelt ongeveer 6.000 personen te werk, waarvan 2/3 in de sector ziekenhuis en 1/3 in de andere sectoren. Daarenboven werkt het OCMW in diverse verenigingen intensief samen met andere openbare en private partners. Het OCMW is op zoek naar een m/v

OCMW-secretaris Uw opdracht en uitdaging: U weet het OCMW-beleid strategisch en onderbouwd te adviseren. U stuurt de beleidsuitvoering aan in nauwe samenwerking met het managementteam. U weet een toekomstgericht organisatie- en personeelsbeleid uit te bouwen. U onderhoudt goede contacten met de voor het OCMW relevante partners. Uw profiel en kwaliteiten: U combineert een masterdiploma met 10 jaar professionele ervaring, waarvan 5 jaar in een leidinggevende of beleidsfunctie. U weet sterke persoonlijke kwaliteiten als resultaatgerichtheid en integriteit te combineren met de nodige managementkwaliteiten. Aanbod: We bieden een vaste betrekking in een inhoudelijk boeiende functie en dit in een dynamische overheidsorganisatie.

EditiE 2010

De beste zorgen. Levenslang.

Interesse? Wie interesse heeft voor deze uitdagende functie, vindt de nodige documentatie en informatie terug via www.werkenbijdeoverheid.be. Solliciteren doet u via mens[en]werk, consultants voor de overheid, Lieve Helsen, Aaigemdorp 8, 9420 Erpe-Mere - selectie@e-mensenwerk.be Wij verwachten uw kandidatuur uiterlijk 14 februari 2014.

www.ocmw-brugge.be

www.werkenbijdeoverheid.be

Het gemeentebestuur van Denderleeuw is op zoek naar een dynamische medewerker (m/v) voor volgende functie:

Beleidsmedewerker financiën de

Voltijdse betrekking B1-B3, statutair (2 oproep) Functie: Projecten begeleiden die bijdragen tot de verbetering van de dienstverlening; financiële processen evalueren en bijsturen; opmaken en opvolgen van beleidsplannen; organiseren en opvolgen van het financieel beheer van gemeente en OCMW. Profiel: § U bent in het bezit van een bachelordiploma, ofwel een diploma van een afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van één cyclus, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de gemeenschappen. § U slaagt voor de selectieprocedure. § U voldoet aan de toelatings- en aanwervingsvoorwaarden. Aanbod: Wij bieden een boeiende en afwisselende functie, een aantrekkelijk salaris en extralegale voordelen zoals maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering, fietsvergoeding en terugbetaling woon-werkverkeer met het openbaar vervoer. Interesse in deze functie? Stuur een gemotiveerde sollicitatiebrief met curriculum vitae en een kopie van uw diploma, per aangetekende brief naar: het college van burgemeester en schepenen, A. De Cockstraat 1 te 9470 Denderleeuw. Kandidaturen kunnen uiterlijk tot 19 februari 2014 worden ingediend (poststempel). Kandidaturen per e-mail worden niet aanvaard! Inlichtingen: Voor alle inlichtingen over deze vacature kunt u contact opnemen met de personeelsdienst: T 053 640 646 of hrm@denderleeuw.be.

1/9/2014 12:51:11 PM

Lokaal februari 2014

59


beweging agenda

Brussel 10 februari

Oostende 12 februari

Via intervisie zoekt u met collega-verant‑ woordelijken oplossingen voor uitdagingen in het begeleiden van medewerkers of onthaalouders. www.vvsg.be/opleidingen

Een opleiding om niet alleen het team op het goede spoor te houden, maar ook individuele ondersteuning te bieden. www.vvsg.be/opleidingen

Leiding geven in kinderopvang

Van ploegbaas naar teamcoach

Brussel 12 februari Brussel 11 februari

De interculturele dialoog Vorming voor ambtenaren en schepenen die regelmatig met andere culturen in con‑ tact komen, bijvoorbeeld via stedenband of integratiebeleid. www.vvsg.be/opleidingen Mechelen 11 februari

Intervisiereeks voor LOI-begeleiders Een ervaren begeleider doet de intervisie‑ groep samen creatieve oplossingen uit‑ werken, nieuwe hulpbronnen onderzoeken en omgaan met gevoelens zoals onmacht. www.vvsg.be/opleidingen

Opleiding Centaurusdatabank Gemeentelijke ambtenaren bevoegd voor taxidiensten en VVB’s kunnen voortaan de eigen dossiers beheren in Centaurus. www.vvsg.be/opleidingen Mechelen 13 februari Brugge 18 februari

Intervisie voor hoofdverpleegkundigen Een jaar lang ervaringen, opvattingen en casussen delen onder begeleiding. Ontdek de kracht van intervisie! www.vvsg.be/opleidingen

NIEUW IN HET OPLEIDINGSAANBOD

Bent u klaar voor de externe audit? Het langlopende opleidingstraject ‘externe audit en interne controle’ helpt u in acht sprongen om uw intern controle- en organisatiebeheersingssysteem op een goed spoor zetten. Zo bent u niet alleen direct voorbereid op de externe audit, u legt tegelijk een stevig fundament voor uw intern controle-en organisatiebeheersingssysteem en de opvolging van de beleids- en beheerscyclus. In acht modules, gebaseerd op de thema’s van de leidraad organisatiebeheersing, maakt u kennis met praktische instrumenten en handreikingen. Module 1: organisatiebeheersing in essentie. Met handreikingen voor doelstellingen-, proces-, project- en risicomanagement en monitoring Module 2 tot 6: organisatiebeheersing in HRM, financieel management, ICT, facility management, communicatie en informatiebeheer Module 7: belanghebbendenmanagement, organisatiestructuur en -cultuur met focus op ethiek en integriteit Module 8: organisatieontwikkeling en de kunst van de verbeterdynamiek Deze trajecten starten nog dit voorjaar op meerdere locaties in Vlaanderen. Voor alle informatie kunt u terecht bij Ruud Bourmanne op 0478-879 524, via ruud.bourmanne@vvsg.be of surf naar www.vvsg.be/opleidingen.

60 februari 2014 Lokaal

Puurs 13 februari

Ondersteuningspunt Dienst Gezins- en Aanvullende Thuiszorg Met enerzijds de nieuwste actualiteit betreffende gezinszorg en aanvullende thuiszorg, anderzijds een leerkader om met DGAT-verantwoordelijken beleids‑ thema’s te doorgronden. www.vvsg.be/opleidingen Leuven 13 februari

Mijn rol als ploegbaas Ervaringsgerichte opleiding zonder zware theoretische modellen voor ploegver‑ antwoordelijken die meer inzicht en bruikbare praktijkoplossingen zoeken in hun (nieuwe) rol. www.vvsg.be/opleidingen Hasselt 17 februari

Functioneringsgesprekken voor leidinggevenden Veel organisaties voeren functioneringsen evaluatiegesprekken in als strategisch instrument. Deze training leert leiding‑ gevenden hoe ze er vervolgens concreet mee aan de slag kunnen gaan. www.vvsg.be/opleidingen Gent 18 februari

Intervisie maatschappelijk werkers woonzorgcentra Geconfronteerd met dossiers die blijven knagen? Wilt u leren hiermee omgaan? Weten hoe anderen dit oplossen? Neem dan een jaar lang deel aan deze boeiende intervisiereeks. www.vvsg.be/opleidingen Antwerpen 18 februari

Ondersteuningspunt assistentiewoningen Crisishulp, overbruggingshulp, interne afsprakennota… Deelnemers geven samen invulling aan actuele vraagstukken en blijven bij met regelgeving. www.vvsg.be/opleidingen


Leuven 21 februari

Ondersteuningspunt kwaliteitscoördinatoren Kwaliteitszorg, organisatieontwikkeling en veranderingsmanagement vormen het kader. Deelnemers bepalen de onderwerpen, begeleiders geven de opleidingsdagen verder vorm. www.vvsg.be/opleidingen

Correct verlonen Drie specialisten voor u geselecteerd!

Gent 13 maart Leuven 18 maart

Mechelen 25 februari

Klantgericht aan de balie Voor loket- en baliebedienden die hun sociale en communicatieve vaardigheden willen aanscherpen op basis van casussen uit de eigen werksituatie. www.vvsg.be/opleidingen Leuven 28 februari

Correct en ethisch omgaan met cliëntinformatie

Deze training biedt een bruikbaar kader dat u leert omgaan met cliëntinformatie in de OCMW-hulpverlening. Juridisch, methodisch én ethisch. www.vvsg.be/opleidingen

Z

ijn er sociale bijdragen verschuldigd op de tussenkomst voor dienstverplaatsin‑ gen die een personeelslid met zijn eigen auto doet? Onder welke voorwaarden kunt u de belkosten van uw medewerker ten laste nemen? Moet het personeels‑ lid deze voordelen aangeven in zijn belastingaangifte? Welke premies (geboorte, anciënniteit, pensioen) mag u toekennen? Wat met sociale zekerheid en belastingen voor thuiswerken met een door de werkgever betaalde internetverbinding? Drie specialisten loodsen u met raad en daad door een boeiende ochtend: Peter Contreras (adviseur en diensthoofd bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten), Johan Weemaes (legal expert publieke sector bij SD Worx) en Ben Gilot (VVSG-stafmedewerker financiën). www.vvsg.be/opleidingen

Aalst 10 maart

Gent 17 maart

Aarschot 3 maart

Functioneringsgesprekken voor ploegbazen

Stap dit jaar ook in dit bruisende concept en put er tal van actuele ideeën, oplos‑ singen en inzichten uit… voor en door animatoren. www.vvsg.be/opleidingen

Iemands functioneren bespreekbaar maken is niet evident. Met deze opleiding kunt u samen met andere leidinggevenden specifiek en intensief op deze vaardigheid oefenen. www.vvsg.be/opleidingen

Uitdagingen voor burgers, politici en ambtenaren. Congres lokale en provincale politiek. www.uitgeverij.vandenbroele.be

Intervisie voor animatoren

Plus est en vous? Meer met minder?

Katty Creytens, VVSG-stafmedewerker vorming over het vernieuwde opleidingstraject Een scan als leidraad en inspiratie voor sociale diensten dat in april weer start in Gent en Hasselt.

‘ Baanbrekend voor elke sociale dienst die zichzelf in vraag durft stellen, en een must voor wie het niet enkel bij voornemens wil houden.’

Lokaal februari 2014

61


column Vincent Van Genechten

‘Hallo, mijn naam is Vincent Van Genechten. Ik ben schepen in de gemeente Grobbendonk. Mijn belangrijkste bevoegdheden zijn communicatie, sport en toerisme.’ Met deze drie zinnen stel ik mij sinds januari 2013 regelmatig voor. De opmerking ‘Zo jong en toch al schepen?’ is dan nooit veraf. Aan de ene kant vind ik dat niet erg. De stereotiepe leeftijd van een schepen bevindt zich ergens tussen 35 en 60 jaar. Een jonge kerel van 25 jaar past niet in het beeld. Ik neem het mensen dus ook niet kwalijk dat zij een dergelijke opmerking maken. Het leven bestaat nu eenmaal uit vooroordelen, dat maakt het ons een stuk makkelijker de wereld te begrijpen. Aan de andere kant heb ik wel een probleem met de geladen sfeer rond het begrip ‘politiek’. Ik ben aangesloten bij de N-VA en vertegenwoordig die partij in het college van burgemeester en schepenen. Dat staat op papier. Volgens dat papier draag ik ook hun visie op de samenleving uit. Dat heeft het spijtige gevolg dat ik door nagenoeg iedereen als een ‘gekleurd’ persoon beschouwd word. Ik ben als het ware voor het leven getekend. En dat is toch opmerkelijk. Iedereen heeft namelijk ‘een kleur’. Iedereen heeft zijn interesses, gevoeligheden, opinies enzovoort. Alleen staat ze bij mij op papier. Die vooringenomenheid tegenover politici stoort mij enorm. Want naast de politicus Vincent Van Genechten ben ik nog altijd Vincent Van Genechten. Iemand die graag sport, die van actiefilms houdt, die aan diabetes lijdt, die gek is op zijn vriendin, die vaak te snel en te veel eet, die aan de toog graag debatteert over voetbal en politiek enzovoort. Ja, Vincent Van Genechten is een normale jongen die graag dingen doet die andere mensen ook graag doen. En toch worden de eenvoudigste zaken sinds januari 2013 anders bekeken… omdat ik in de politiek zit.

62 februari 2014 Lokaal

Ik heb dus sinds een goed jaar een dubbele identiteit: de politicus en de mens. Het doet mij de uiterst vreselijke conclusie trekken dat politici niet als mensen aangezien worden. Ze zijn in de publieke opinie een soort rare wezens die dagelijks een show opvoeren maar eigenlijk enkel hun zakken willen vullen. Zoals gezegd, vooroordelen en stereotypen maken het leven eenvoudiger maar dat wil niet zeggen dat ze de zaak ook altijd vooruithelpen. Het zijn namelijk beperkte beelden op de realiteit, waarin belangrijke details weggelaten worden. Ik kan hier nog pagina’s over vullen, de realiteit zal echter blijven zoals ze is. Het is natuurlijk ook de fout van de politici zelf dat de publieke opinie niets van politiek moet weten. Denk maar aan het debat over de uittredingsvergoedingen van parlementairen. Toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat politici vaak verkeerd begrepen en in een verdomhoekje geduwd worden. Bewust of onbewust? Wie zal het zeggen, daar spreek ik me niet over uit. Dikwijls wil ik mensen vragen: ‘Wat zou u in mijn plaats doen, als u schepen was?’ Maar de rollen omdraaien is meestal niet zo’n goed idee. Mensen praten graag in stereotypen, tot ze zelf in een hokje geduwd worden. Dat is spijtig en in feite hypocriet, maar het is de realiteit. Stereotypen en vooroordelen veranderen echter in de loop van de tijd. De politiek is dus nog niet verloren voor de eeuwigheid. Maar dan moet de politiek wel zelf het initiatief nemen om zijn imago op te poetsen. Daarna volgt echter de omschakeling in de samenleving, om politici niet meer als die rare wezens aan te zien. Bij dezen wil ik dus pleiten voor de afschaffing van de politieke dubbele nationaliteit. Hallo wereld, een politicus is ook maar een mens.

KAROLIEN VANDERSTAPPEN

Rare wezens, die politici


BINNENKORT BESCHIKBAAR IN DE VVSG-POCKETREEKS!

HET EENHEIDSSTATUUT ARBEIDERS BEDIENDEN GEVOLGEN VOOR OVERHEIDSWERKGEVERS Inger De Wilde (Universiteit Antwerpen) Johan Weemaes (SD Worx)

POCKET BINNENKORT BESCHIKBAAR!

HET ‘EENHEIDSSTATUUT ARBEIDERS-BEDIENDEN’ TRAD OP 1 JANUARI 2014 IN WERKING.

In de nieuwe pocket ‘Het eenheidsstatuut arbeidersbedienden’ wordt uitgebreid ingegaan op de gevolgen van het eenheidsstatuut voor de werkgevers uit de publieke sector.

Dankzij Inger De Wilde (Universiteit Antwerpen), Johan Weemaes (SD Worx) en de stafmedewerkers van de VVSG werden de nieuwe regels m.b.t. het eenheidsstatuut arbeiders-bedienden reeds opgenomen in de Politeiahandboeken ‘Personeel en organisatie’ (nieuwe ontslagregeling) en de ‘Personeelscodex’!

De gelijkschakeling tussen arbeiders en bedienden gaat niet enkel over de opzeggingstermijnen en de carensdag. Ook andere bepalingen uit de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 werden fundamenteel aangepast. Bovendien zijn er ook belangrijke nieuwigheden zoals de verplichte outplacementbegeleiding na ontslag door de werkgever.

VVSG € 25 Niet-leden € 29

BESTELKAART

Ja, ik bestel

....... ex. van Het eenheidsstatuut arbeiders-bedienden aan € 25 (VVSG-leden)/ € 29 (niet VVSG-leden).

Naam: ...............................................................................................

Uitgeverij Politeia Ravensteingalerij 28 1000 Brussel

Functie: ............................................................................................ Bestuur/Organisatie: ......................................................................... Tel.: .................................................................................................. E-mail: ..............................................................................................

Fax: 02 289 26 19 Tel.: 02 289 26 10 Of bestel via website: www.politeia.be e-mail: info@politeia.be

Adres: ............................................................................................... BTW: .................................................................................................

* Prijzen btw inclusief en exclusief verzendingskosten. Prijzen geldig tot 31.12.2014. Consulteer www.politeia.be voor actuele prijzen. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.

Datum en handtekening


Pensioenen en salarissen.

2013

Hebt u nog een

klare kijk?

UNIEKE OPLOSSINGEN OP MAAT VOOR UW INSTELLING Om de pensioenlast van uw instelling efficiënt en duurzaam te plannen hebt u een globale en optimale visie nodig. Publi-Plan is een uniek concept dat u geïntegreerde oplossingen biedt om de beste beslissingen te kunnen nemen. Meer info? 011 28 23 90 of publi-plan@ethias.be

Surf ook naar www.ethiasservices.be Ethias Services NV. Ondernemingsnummer 0825.876.113. Contact : Prins-Bisschopssingel 73 – 35000 HASSELT

Services


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.