2014lokaal03

Page 1

Nr 3 | Lokaal is het maandblad van de lokale besturen en verschijnt 11 x per jaar | VVSG vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746

Lokaal

Plaats voor elk kind

Special kinderopvang

Bestuurscollege in Lommel

De nieuwe Europese subsidies

Vlaanderen superdivers


niEuWE EdiTiE

GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES DE BESTUURLIJKE AANPAK VAN OVERLAST

De nieuwe wet op de gemeentelijke administratieve sancties is

Kortom, Gemeentelijke administratieve sancties blijft het

sinds 1 januari 2014 van kracht. Deze wet voorziet in een ruimere

onmisbare naslagwerk voor de toepassing van de (nieuwe)

autonomie voor de lokale besturen, bijvoorbeeld door de moge-

gemeentelijke administratieve sancties in uw gemeente.

lijkheid te bieden om de leeftijdsgrens voor administratieve sancties te verlagen tot 14 jaar. Anderzijds heeft de wetgever ook meer waarborgen ingebouwd, door meer betrokkenheid van de ouders en alternatieve maatregelen voor minderjarigen te voorzien. In praktijk gebeuren de meeste vaststellingen nog steeds door de politiediensten, maar de wet voorziet ook andere

Dankzij de losbladige formule is het mogelijk om de actuele ontwikkelingen op de voet te volgen, zodanig dat wijzigingen en correcties in de wetgeving u zo snel mogelijk bereiken. Bovendien gaat het handboek voortaan vergezeld van een praktische website die, telkens er nieuwe omwentelingen zijn,

categorieën van vaststellers.

meteen wordt geüpdatet. Op deze manier bent u steeds op de

De volledig vernieuwde editie van het handboek Gemeentelijke

van bruikbare documenten aangaande de gemeentelijke admi-

administratieve sancties biedt u een antwoord op tal van

nistratieve sancties.

hoogte van alle nieuwe wet- en regelgeving, modelbrieven en tal

vragen inzake het toepassingsgebied van de wet, de positie van de ambtenaar, de aansluiting bij het politiebeleid en de capaciteit van de politiediensten. Aan de hand van tabellen en stroomschema’s krijgt u snel inzicht in de nieuwe wet.

Bezoek onze website voor meer info: www.politeia.be

BESTELKAART

Ja, ik bestel

....... ex. van de Gemeentelijke administratieve sancties aan € 79 VVSG-leden, € 89* niet-leden (incl. website) Lid VVSG ❏ Ja ❏ Nee

Naam: ...............................................................................................

uitgeverij Politeia Ravensteingalerij 28 1000 Brussel

Functie: ............................................................................................ Bestuur/Organisatie: ......................................................................... Tel.: .................................................................................................. E-mail: ..............................................................................................

Fax: 02 289 26 19 Tel.: 02 289 26 10 Of bestel via website: www.politeia.be e-mail: info@politeia.be

Adres: ............................................................................................... BTW: ................................................................................................. * Het betreft hier een losbladige publicatie met abonnementsformule. De bijwerkingen worden u automatisch toegezonden tegen 0,55 euro/blz. en dit tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement. Prijzen btw inclusief en exclusief verzendingskosten. Prijzen geldig tot 31.12.2014. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.

Datum en handtekening


stefan dewickere

opinie

piet van schuylenbergh vvsg-directeur mens

Kinderopvang zal lokaal zijn

O

Er is een groot vertrouwen in het lokale bestuur als inrichter en ondersteuner van betaalbare kinderopvang van goede kwaliteit.

uders die riskeren het maximumtarief te moeten betalen of hun kinderopvangplaats te verliezen omdat ze geen kindcode of berekend inkomenstarief hebben. Ouders die veel moeite ondervinden om zich te registreren op mijn.kindengezin.be om zo administratief in orde te zijn als gebruiker van de kinderopvang van baby’s en peuters. Zelfstandige kinderopvangvoorzieningen die plots de deuren sluiten en het faillissement aanvragen, waardoor een gemeente tientallen opvangplaatsen verliest en ouders plots op zoek moeten naar alternatieven (die er niet altijd zijn). Onthaalouders die vanwege de bijkomende voorwaarden of het uitblijven van een werknemersstatuut afhaken. Complexe – en almaar meer – regels en detailbepalingen, administratieve en heffingsverplichtingen die allerlei overheden aan de kinderopvangvoorzieningen opleggen. In vier op tien Vlaamse gemeenten is er voor de helft van de kinderen geen plaats in de formele kinderopvang. Altijd kommer en kwel lijkt het wel. En toch. In de kinderopvang worden ook mooie verhalen geschreven. Van onthaalouders die zich elke dag inzetten en voor hun opvangkinderen zorgen alsof het een roeping was. Van voorzieningen die extra hun best doen om schoolgaande kinderen met een handicap of ontwikkelingsachterstand een aangename vrije tijd te bezorgen en zich veel moeite getroosten om de inclusiegedachte in de kinderopvang te realiseren. Van voorzieningen die door extra inspanningen kwetsbare, kansarme gezinnen in de opvang krijgen en houden. Die moeite doen om de sociale functie in praktijk te brengen omdat zij beseffen dat baby’s en peuters uit kwetsbare gezinnen het meest gebaat zijn bij betaalbare kinderopvang van goede kwaliteit. Van lokale mandatarissen die ondanks de soms moeilijke financiële situatie toch beslissen om te blijven investeren in goede kinderopvang. Omdat ze weten dat een voldoende aan-

bod aan kinderopvang noodzakelijk is om van de gemeente een dynamische, actieve plek te maken waar jonge gezinnen – tweeverdieners of eenoudergezinnen – arbeid en gezin kunnen blijven combineren. Omdat ze weten dat kinderopvang een noodzakelijk instrument is in de strijd tegen kinderarmoede. En de noodzakelijke schakel in activering. Sommige mandatarissen kiezen ervoor kinderopvangvoorzieningen op het grondgebied te ondersteunen. Talrijke lokale besturen geven jaarlijks subsidies aan kinderopvangvoorzieningen op hun grondgebied. Of ze ondersteunen de lokale kinderopvang logistiek of materieel. Allemaal om voldoende aanbod te houden, om dit aanbod veiliger of betaalbaar te maken of om de kwaliteit te verbeteren. Sommige mandatarissen kiezen ervoor als lokaal bestuur zelf kinderopvangvoorzieningen te organiseren. Tot grote tevredenheid van de ouders trouwens. 99% van de ouders zou de buitenschoolse kinderopvang die zij gebruiken en die wordt georganiseerd door gemeente of OCMW aanraden aan andere ouders. 100% van de ouders is ervan overtuigd dat hun baby of peuter zich er goed voelt. Maar ook voorzieningen kijken naar het lokale bestuur. Globaal gezien vinden vier van de vijf verantwoordelijken van opvangvoorzieningen, scholen, vrijetijdsdiensten en private initiatiefnemers dat het lokale bestuur de organisatie is die partners moet aanzetten of stimuleren tot samenwerking. Uit dit antwoord blijkt dus dat er een grote eensgezindheid is over en vertrouwen in de stimulerende rol van de gemeenten. Lokaal is men al overtuigd. Het is nu de taak van de VVSG ook de organisaties en koepels in Brussel ervan te overtuigen: kinderopvang zal lokaal zijn. Met het Steunpunt Kinderopvang heeft de VVSG in ieder geval alle troeven in handen om de lokale besturen te ondersteunen en nog te versterken in hun opdracht inzake kinderopvang.

Lokaal maart 2014

3


inhoud • maart 2014 • nummer 3

special

Kinderopvang De rode draad in de visietekst van Kind en Gezin is samenwerking: ‘Dat zijn in de eerste plaats de ouders, maar ook de lokale besturen. Die samenwerking willen we in de toekomst nog versterken, lokale besturen zullen voor ons alleen maar belangrijker worden.’

25 De stelling Elke euro die een lokaal bestuur in kinderopvang investeert, krijgt het in drievoud terug.

21

STEFAN DEWICKERE

21 Interview Katrien Verhegge ‘Kinderopvang leeft bij alle politieke partijen.’

26 Nieuw decreet kinderopvang met effect op de lokale besturen 31 Praktijk in Leuven Digitaal loket kinderopvang maakt het ouders makkelijker 32 Ouders uiterst tevreden over kinderopvang

39

34 Huis van het Kind opent deuren 36 De buitenschoolse kinderopvang zal lokaal zijn of niet zijn 39 Praktijk in Sint-Gillis-Waas ‘We stellen de gebouwen ter beschikking.’ 40 Lokaal overleg kinderopvang Brugge Grote vergadering, weinig animo

Lokaal is het maandblad van de lokale besturen Contact lokaal@vvsg.be, T 02‑211 55 44 Hoofdredacteur Marlies van Bouwel marlies.vanbouwel@vvsg.be Werkten mee aan dit nummer Redactie Johan Ackaert, Pieter Bos, Marleen Capelle, Pieter Plas, Jan Van Alsenoy, Bart Van Moerkerke Beeld Layla Aerts, Stefan Dewickere, Bart Lasuy, Nix, Uli Schillebeeckx, Karolien Vanderstappen, Vorm Ties Bekaert Druk Schaubroeck Met de steun van Belfius en Ethias, partners van de VVSG Advertenties Peter De Vester peter@cprojects.be, T 03-326 18 92

4 maart 2014 Lokaal

Vacatures en abonnementen Nicole Van Wichelen nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 Prijs abonnement VVSG-leden: 68 euro VVSG-leden vanaf 10 ex. 55 euro Niet-leden: 125 euro Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • www.vvsg.be VVSG-bestuur Luc Martens, algemene voorzitter, voorzitter algemene vergadering en voorzitter directiecomité Kris Van Dijck, voorzitter raad van bestuur Rudy Coddens, voorzitter directiecomité afdeling OCMW’s Bart Somers, voorzitter afdeling veiligheidsdiensten

Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG

OCMW van Sint-Gillis-Waas liet de oude garages van de rijkswacht verbouwen tot een mooie locatie waar onthaalouders van de Gezinsbond kleintjes opvangen. Op de foto krijgen Nena en Maylie fruitpap van Rita.


bestuurskracht

56

STEFAN DEWICKERE

LOCUS - ROMAN KLOKCHOV STEFAN DEWICKERE

STEFAN DEWICKERE

52

3 opinie Kinderopvang zal lokaal zijn 62 column Deugniet

46 Vluchtelingen thuis in de bibliotheek 48 De groeipijnen van superdivers Vlaanderen Nieuwe uitdagingen voor een lokaal integratiebeleid

6 Kort print & web, perspiraat, Nix

50 Reis met bonen: scholieren op uitwisseling in Nicaragua

10 College en administratie van Lommel vergaderen samen

52 OCMW: sterk werk is een sterk merk ‘Mijn gids in dit nieuwe land’

In Lommel is het schepencollege de facto vervangen door het bestuurscollege. ‘Alleen voor de begroting en de belastingen hebben we nog een louter politieke vergadering gehad met de fracties van de partijen in de meerderheid,’ zegt burgemeester Peter Vanvelthoven.

55 Mensen coachen met een arbeidsbeperking: test geslaagd

14 Het Gemeentefonds in tien tabellen

beweging

56 Netwerk De plattelandscommissie

42 Kort nieuws, print & web, oproepen

Omdat de plattelandsgemeenten een platform nodig hadden om systematisch te plannen en bedenkingen uit te wisselen, werd zeven jaar geleden de VVSGcommissie Platteland opgericht. Voor de leden zijn de bijeenkomsten verfrissend, ze leren op zo’n vergadering altijd iets bij.

44 Open Monumentendag 2014: Erfgoed, vroeger, nu en in de toekomst

60 agenda

16 Klaar voor de nieuwe Europese subsidies mens & ruimte

BART LASUY

10

46

58 Kort de motie, perspiraat

Lokaal maart 2014

5


bestuurskracht kort lokaal nieuws

Ook statutairen mogen langer werken Tot nu toe moest een vast aangesteld statutair personeelslid zodra het de leeftijd van 65 jaar bereikte definitief zijn ambt neerleggen, zonder dat hierop een uitzondering mogelijk was. Artikel 158 van de Nieuwe Gemeentewet was hiervoor de rechtsgrond. Op 16 februari 2014 werd dit artikel opgeheven, behalve voor het personeel van de politie en de brandweer (Decreet 17 januari 2014). Ook in de

Rechtspositiebesluiten Gemeente van 7 december 2007 en OCMW van 12 november 2010 is het uitgangspunt dat een vast aangestelde statutaire medewerker op 65 jaar zijn ambt neerlegt. Dit blijft zo, maar hierop is nu een uitzondering mogelijk. Met ingang van 1 maart 2014 kan de aanstellende overheid het vast aangestelde statutaire personeelslid ook na zijn 65ste verjaardag in dienst houden. Dit

kan enkel op verzoek van de aanstellende overheid of de medewerker zelf, en met de uitdrukkelijke instemming van de andere partij (dus de betrokken medewerker of de aanstellende overheid). Een verlenging van het statutaire dienstverband is mogelijk voor een periode van maximaal één jaar, telkens verlengbaar met maximaal één jaar (Besluit Vlaamse Regering 6 september 2013). Voor contractueel aangestelde medewerkers is doorwerken na 65 jaar nooit verboden geweest. De Arbeidsovereenkomstenwet en de regeling werknemerspensioenen hoefden dus niet gewijzigd te worden.

Met ingang van 1 maart 2014 kan de aanstellende overheid het vast aangestelde statutaire personeelslid ook na zijn 65ste verjaardag in dienst houden.

STEFAN DEWICKERE

katleen janssens

Artikel 158 van de Nieuwe Gemeentewet (Inforumnummer 10036) Decreet 17 januari 2014, BS van 6 februari 2014 (Inforumnummer 280434) Rechtspositiebesluiten Gemeente van 7 december 2007 (art. 106, Inforumnummer 224308) en OCMW van 12 november 2010 (art. 74, Inforumnummer 251254) Besluit Vlaamse Regering 6 september 2013, BS 6 februari 2014 (Inforumnummer 280436) Arbeidsovereenkomstenwet (Inforumnum‑ mer 82663)

ICT-samenwerking: de I-scan + Meer dan twee op de drie gemeenten en OCMW’s werken samen voor ICT of hebben plannen om dit te doen. En de druk om samen te werken wordt almaar groter. Daarom ontwikkelde de Universiteit Gent een aanbod om het interne denkproces over ICT-samenwerking te ondersteunen. De bestaande of geplande samenwerking voor e-government loopt sterk uiteen: er zijn verschillen in intensiteit, vorm, onderwerp en proces. Dus is het aanbod van de Gentse universiteit ook divers. Enerzijds is er een interactieve lezing voor besturen die op zoek zijn naar informatie over de mogelijkheden van ICT-samenwerking en een eerste verkennend gesprek willen voeren. Anderzijds kunnen besturen kiezen voor een uitgebreider ondersteuningstraject, bestaande uit drie fases, voor wie ICT-samenwerking tussen gemeente 6 maart 2014 Lokaal

en OCMW (verder) wil uitbouwen en zich engageert om mee te denken over de concrete ICT-samenwerking, bijvoorbeeld met een goed actieplan op maat. Dit traject vertrekt vanuit de bestaande concrete ambities en de lokale situatie. Die bepalen of de nadruk ligt op draagvlakanalyse, visieontwikkeling, bepalen van gemeenschappelijke doelstellingen, analyse van en prioriteiten stellen over object(en) van samenwerking, vorm van samenwerking, afweging van optimale schaal… Bij de rapportage formuleren we dan conclusies en

aanbevelingen op maat (eventueel in de vorm van een stappenplan) en verwijzen we naar een aantal handige documenten en tools over juridische omkadering of informatieveiligheid. Beide ondersteuningsformules zijn echter alleen zinvol als gemeente- als OCMWbestuur, zowel op ambtelijk als op politiek niveau, op een open, kritische manier willen nadenken over de voor- en nadelen van een mogelijke ICT-samenwerking. liesbet groffils

Dit aanbod gaat in het I-scanproject van de Coördinatiecel Vlaams e-government (Corve), VVSG, V-ICT-OR en UGent, met steun van de Vlaamse Overheid. www.iscan.be of het I-scanteam: iscan@ugent.be of T 09-243 29 67


print & web

Raadsleden minder impact op politiepersoneel Vrijwilligers in veiligheid STEFAN DEWICKERE

Sinds 10 januari kan een politiezone beslissen de bevoegdheid van de raad over de aanwerving van operationeel en burgerpersoneel in de politiezone af te bouwen. Tegelijk met deze regel zagen ook andere nieuwigheden het licht door de Wet Diverse Bepalingen Binnenlandse Zaken. Met uitzondering van de korpschef en de (hogere) officieren van de lokale politie worden de personeelsleden benoemd of aangeworven door de gemeenteraad in de gemeente waar de politiezone samenvalt met de gemeente of door de politieraad als de politiezone meerdere gemeenten telt. Per (lopende) legislatuur kan de raad die bevoegdheid voortaan delegeren aan de burgemeester of het politiecollege. Er moet dan wel eerst een voor eensluidend verklaard afschrift van het delegatiebesluit naar de gouverneur gezonden worden. De raadsleden blijven wel bevoegd om tot benoeming of aanwerving van kandidaten over te gaan wanneer de burgemeester of het politiecollege wil afwijken van de voorgestelde rangorde na een selectieprocedure, alsook om de politiesecretaris en de bijzonder rekenplichtige aan te duiden. Voor de (hogere) officieren verloopt de procedure anders en is zo’n delegatie niet mogelijk. Bovendien is er sinds een wetswijziging van 2005 geen advies meer vereist van de procureur-generaal bij het hof van beroep en van de gouverneur, behalve voor de (hogere) officieren die werkzaam zijn bij de recherchediensten. Een lijst met deze kandidaturen moet wel nog steeds aan die eerste bezorgd worden (artikel 53 en 54 WGP).

Delegatie of afbouw Hoewel de mogelijkheid tot delegatie in de praktijk tot een soepeler personeelsbeleid in politiezones kan leiden, kan ze ook een verregaande afbouw van de bevoegdheid van raadsleden met betrekking tot de werking en organisatie van een lokale politiezone veroorzaken. Hoewel deze bevoegdheidsdelegatie niet van rechtswege kan gebeuren, zal de bevoegdheid van de gemeenteraad en de politieraad zich in de toekomst wellicht meer richten op de opvolging van andere dossiers (zoals het zonale veiligheidsplan, gunningsprocedures, rechtsprocedures en goedkeuring en wijziging van de begroting en rekening). Deze wet geeft ook de mogelijkheid om tot en met 10 januari 2015 sommige contractuele personeelsleden van de gemeente naar het administratieve en

logistieke kader van de politiezone over te plaatsen. Dit is vooral nuttig voor gemeentelijke personeelsleden die sinds de oprichting van de politiezone voor de politie werkten. Ook deze mogelijkheid geldt niet van rechtswege, maar alleen op voorstel van de (betrokken) gemeenteraad en na instemming van de (betrokken) politieraad. De overplaatsing moet binnen de vacante betrekkingen (per niveau, waarbij de periodes in werkelijke dienst van de gemeentelijke administratie, de geldelijke anciënniteit en de loonschaal gevrijwaard worden) in de personeelsformatie passen en op basis van een geldige kandidatuurstelling van de betrokken personeelsleden gebeuren. Op basis van het resultaat van de selectieproeven kan de meest geschikte kandidaat vervolgens door de gemeenteraad of de politieraad benoemd worden. Hoewel een statutaire aanwerving binnen politiezones nog steeds primeert, kunnen personeelsleden van het administratieve en logistieke kader al lang met een arbeidsovereenkomst in dienst genomen worden, maar sinds 1 januari 2014 ook bij halftijdse vervroegde uittreding, vierdagenweek met of zonder premie en halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.

Uniform Voortaan wordt ook het politie-uniform beter beschermd. Handel in of dracht van dergelijke uniformen wordt nu bestraft met een gevangenisstraf en/of een geldboete. Een uitzondering geldt onder meer voor bepaalde overheidsopdrachten en voor wie een toestemming verkreeg van de korpschef. De wet bevat nog een aantal kleinere wijzigingen zoals een afhouding op de federale dotatie aan de politiezone indien er minder aspirant-inspecteurs worden benoemd dan eerder verklaard werd. Daarnaast wordt het advies van de federale politieraad aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie voortaan verplicht bij elk ontwerp van wet of besluit dat nieuwe officiële opdrachten toekent aan de politie. tom de schepper

Wet Diverse Bepalingen Binnenlandse Zaken van 21 december 2013

Vrijwilligerswerk heeft een niet te onderschatten sociale functie. Veel overheden en over‑ heidsdiensten hebben er een echt beleid voor uitgewerkt, ook de politie. Er zijn voorbeelden uit verkeer, noodplanning, evene‑ mentenbeheer en politiewerk. De auteurs richten hun blik op de sterktes van en uitdagingen voor het vrijwilligerswerk bij de politie en geven een aanzet tot een referentiekader om vrijwil‑ ligers er structureel in te scha‑ kelen. Het boek is een terrein‑ verkenning, met inspirerende praktijken uit zowel binnen- als buitenland. Het is bedoeld voor politiemensen en iedereen die met vrijwilligers in veiligheid te maken krijgt. A. Demuynck, K. De Pauw (eds.), Vrijwilligers in veiligheid, Uitgeverij Kluwer, Mechelen, 24,68 euro

Open Data in Vlaanderen Het Vlaams Open Data Platform is ontwikkeld om gegevens en informatie van de over‑ heid gemakkelijker te delen en hergebruik te stimuleren. Deze open data zijn gegevens die door de overheid verzameld worden in het kader van haar openbare taak, waar geen of minimale be‑ perkingen op rusten, die elektro‑ nisch beschikbaar zijn en gebruik maken van open standaarden. Het Vlaams Open Data Platform is het technische platform voor het publiceren van Open Data van de Vlaamse overheid en (op termijn) van de lokale besturen in Vlaanderen. Het omvat bijna 1200 datasets die gebruik ma‑ ken van de Vlaamse Open Data licenties. http://ckan-001.corve.openminds.be/en/

Lokaal maart 2014

7


nieuws

“Ik nodig de heer Kesteloot uit om samen met mij eens de test te doen en te zien hoe vlot we met de bus van in RoesbruggeHaringe op een gewone dag tot in het ziekenhuis van Ieper raken. Ik vraag me af of hij dan zijn mening zou herzien.” Christof Dejaegher, voorzitter van het Westhoekoverleg en burgemeester in Poperinge. – Het Laatste Nieuws 21/1 “Nergens in Engeland is er een badplaats met een aanbod als dat van ons. Denk maar aan onze golfterreinen, toprestaurants, exclusieve winkels en kunstgalerijen. Ik verneem dat Monaco ook ondersteuning geeft aan toeristen die met hun helikopter in Nice landen.” Knokse schepen Anthony Wittesaele wil een douaneservice voor helikopters aanbieden zodat rijke Engelsen in de kuststad kunnen landen. – Het Laatste Nieuws 22/2 ‘Slechts 1 op de 10 OCMW-woonzorgcentra draait break-even omdat de dagprijs uit sociale overweging betaalbaar wordt gehouden. Een capaciteitsuitbreiding zal vroeg of laat de vraag opwerpen of het uitbaten van een rusthuis door het OCMW wel haalbaar blijft.’ Belfius-analiste Anne-Leen Erauw – De Tijd, 28/1 ‘Dit is weer eens een voorbeeld van hoe Vlaanderen de inspraakrechten van burgers probeert te beknotten, maar op een rechterlijke macht stuit die dit afblokt.’ Vlaams Parlementslid Hermes Sanctorum (Groen) is blij dat het Grondwettelijk Hof het Vlaamse Parlement op de vingers tikt omdat ze het recht op inspraak tot ernstige milieuproblemen wilde beperken. – De Tijd 5/2 ‘Ik vind het toch een beetje vreemd: enerzijds moeten de gemeenten besparen van de Vlaamse regering, anderzijds krijgen ze nu een som geld om kinderarmoede terug te dringen. Dat noem ik een ad hoc-beleid, dat weinig zoden aan de dijk zet.’ Bea Cantillon heeft zo haar bedenkingen bij de 4,5 miljoen euro die minister Ingrid Lieten onder zeventig gemeenten verdeeld in de strijd tegen de kinderarmoede. – De Standaard 11/2 ‘De meerderheid roept continu dat er moet worden bespaard, maar deze verhoging wordt stilletjes doorgevoerd. Het stond weggemoffeld in het gemeenteraadsbesluit. Ik geef toe dat we het ook niet hadden gezien.” Gemeenteraadslid Mie Branders (PVDA) vindt de optrekking van het presentiegeld voor de leden van de gemeentelijke commissie ruimtelijke Ordening van 75 naar 100 euro erover. – Gazet van Antwerpen 1/2

8 maart 2014 Lokaal

Lokale besturen worden opgeroepen extra omzichtig om te gaan met de toepassing van administratieve sancties bij minderjarige overtreders.

LAYLA AERTS

bestuurskracht kort lokaal perspiraat

Richtlijnen nieuwe GAS-wet Het College van Procureurs-Generaal heeft richtlijnen in verband met de nieuwe GASwet klaar voor de burgemeesters en korpschefs van de lokale politiezones. Gemeenten kunnen in hun politieverordening een beperkt aantal misdrijven uit het strafwetboek en de verkeerswetgeving overnemen die dan, na afspraak met het parket, zelfstandig door de gemeente bestraft worden. In januari werd een model van protocolakkoord verspreid dat door het college van burgemeester en schepenen met het parket wordt afgesloten en nadien bij de politieverordening gevoegd moet worden. De inhoud van die akkoorden hangt grotendeels af van de herwerkte richtlijnen van de procureurs die nu verspreid werden. Het College van Procureurs-Generaal raadt aan dergelijke akkoorden nu zo snel mogelijk op te stellen en af te sluiten. Een opvallende oproep is omzichtig om te gaan met de toepassing van administratieve sancties bij minderjarige overtreders omdat er nog onzekerheid bestaat over de grondwettelijkheid van de overeenkomstige bepalingen uit de nieuwe GAS-wet. Momenteel bestudeert het Grondwettelijk Hof een aantal verzoekschriften tot nietigverklaring daarvan. De parketten moeten tot op het moment dat hierover een uitspraak is gebeurd, alle gemengde overlastinbreuken van minderjarige overtreders zelf behandelen. Gemeenten kunnen dus enkel nog inbreuken van de eerste en de vierde soort zelf bestraffen bij minderjarigen (zoals wildplassen), het parket behandelt de gemengde inbreuken (zoals nachtlawaai of vandalisme).

vooral voor de nieuwe inbreuken op het stilstaan en parkeren. De Europese regelgeving maakt de uitvoering moeilijk tot zelfs onmogelijk. Grensgemeenten hebben ook moeite om buitenlandse overtreders te identificeren aan de hand van een nummerplaat of administratieve geldboetes over de grens te innen. De nieuwe procedure van onmiddellijke betaling probeert dat op te lossen, maar ze kan alleen worden toegepast met akkoord van de overtreder. De procureur moet over de precieze uitvoering hiervan in overleg treden met de gemeenten. Veel van de richtlijnen uit de rondzendbrief van 2006 zijn niet veranderd, sommige punten kregen een aanvulling of verduidelijking. Dat gebeurt bij de bewijswaarde van het proces-verbaal en de mogelijke cumulatie van sancties. Om het overleg en de samenwerking tussen de parketten en gemeenten te stimuleren, zal de procureur des Konings een exemplaar van de politieverordening van elke gemeente moeten ontvangen. Daarnaast moeten de gemeenten een activiteitenverslag en ‘elke pertinente informatie’ meedelen aan de procureur. Deze initiatieven kunnen nuttig zijn, voor zover ze geen te grote inmenging van de parketten in het beleid van de gemeenten inhouden.

Buitenlandse overtreders bestraffen

tom de schepper

Het College van Procureurs-Generaal heeft ook vragen bij de effectieve toepassing van GAS voor buitenlandse overtreders,

www.vvsg.be voor een overzicht van de belangrijkste nieuwigheden uit deze rond‑ zendbrief COL 1/2006


print & web

Internationale archiefbeschrijving bekoort gemeenten Het internationale archiefbeschrijvingssysteem ICA-AtoM bevat alle internationale standaarden voor archief en wordt wereldwijd door meer dan 250 instellingen gebruikt. De afgelopen maanden hebben een tiental gemeenten in Vlaanderen het in gebruik genomen: Mechelen, Tongeren, Schilde, Ranst en een Kempens samenwerkingsverband met Lier, Geel, Turnhout, Brecht en Mol. Ook andere instellingen werken met het programma, zoals het Vlaams Instituut voor Onroerende Erfgoed, en de Maarten van Severen-Foundation, zodat er stilaan een Vlaamse ICA-AtoM-gemeenschap ontstaat. ICA-AtoM is web-based archiefbeschrijvingssoftware, vrij verspreid door de Internationale Archiefraad (International Council on Archives – ICA), en gebaseerd op de internationale standaarden voor archief. ‘AtoM’ staat voor ‘Access to Memory’. De software ontstond als gratis archiefbeschrijvingssysteem en blijkt nu met beperkte middelen eenvoudig uit te breiden. Zo be-

GF

www.vlaanderen.be vernieuwd

staan er al extra modules voor detailbeschrijvingen, voor restauraties of voor het beheer van trefwoorden. Het is nog geen volledig archiefbeheersysteem, maar daar tegenover staat dat het goedkoop en gebruiksvriendelijk is. Ook om foto’s te publiceren is de applicatie geschikt, waardoor ze ook als beeldbank gebruikt kan worden. Door de geïntegreerde website staat alles onmiddellijk online ter beschikking.

Nieuwe applicaties maken het gemakkelijker om goedkoop en goed te archiveren.

De Vlaamse Infolijn heeft on‑ langs een nieuwe en verbeterde website gelanceerd. Hij is nu volledig responsief en past zich aan op maat van het scherm van smartphone, tablet of pc. Er is extra aandacht voor sfeer met grote, actuele foto’s van Vlaanderen. Op inhoudelijk vlak werd het thema ‘ondernemen’ onder handen genomen en sterk uitgebreid. Ondernemers vinden er nu snel hun weg naar informatie, bijvoorbeeld over een eigen zaak beginnen. De nieuwe website is in nauw over‑ leg met andere diensten van de Vlaamse overheid gebouwd. Zo stelde de Studiedienst van de Vlaamse Regering cijfers over Vlaanderen ter beschikking, en gaf het Departement Internati‑ onaal Vlaanderen advies over de anderstalige versies. www.vlaanderen.be

marian verbeek

www.ica-atom.org, www.archiefbankkempen.be, www.documentatiecentrumranst.be

nix

Lokaal maart 2014

9


bestuurskracht management

College en administratie van Lommel vergaderen samen In Lommel zijn de vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen en die van de leidinggevende ambtenaren samengevoegd. Het nieuwe bestuurscollege komt één keer per week bijeen. Het is een van de vier sporen van de nieuwe organisatiestructuur van de stad, opgebouwd rond het centrale begrip partnerschap. tekst bart van moerkerke tekst stefan dewickere

H

et Gemeentedecreet was voor Lommel het sein om begin 2007 van start te gaan met het project ‘Beter Bestuurlijk Management’. In twaalf deelprojecten zoals financiën, interne controle, personeel, interne communicatie werd daar gedurende drie jaar met de hele organisatie aan gewerkt. Maar er ontbrak iets. Structuur, procedures, afspraken, alles mag goed geregeld zijn, als de cultuur van de organisatie niet mee wil, zal het nooit helemaal gesmeerd

10 maart 2014 Lokaal

lopen. ‘In 2010 hebben we het vormingstraject “Ja, ik wil” opgezet,’ zegt stadssecretaris Johan Claes. ‘Dat was geen vaktechnische opleiding, de klemtoon lag op de persoonlijkheidsontwikkeling. We wilden de motivatie van de medewerkers opkrikken, hen meer initiatief doen nemen, hun persoonlijke inbreng vergroten, hun talenten tot ontplooiing brengen. Ook de leden van het schepencollege namen deel aan de vorming. Op het einde van de vorige legislatuur waren we

klaar om het potentieel in de organisatie maximaal te ontsluiten. Na de gemeenteraadsverkiezingen hebben we een nieuwe organisatiestructuur uitgetekend, begin 2013 werd die operationeel. Het centrale begrip is partnerschap.’ Beleid en administratie Het partnerschap loopt over vier sporen. Het belangrijkste is de samenwerking tussen beleid en administratie. Om die te verbeteren startte Lommel begin


2013 met een bestuurscollege. Het is een wekelijkse vergadering van het college van burgemeester en schepenen en de eindverantwoordelijken van de administratie. Dat levert een totaal op van negen politici en tien ambtenaren: de secretarissen van stad, OCMW en de twee autonome gemeentebedrijven (patrimonium en sport en recreatie), de manager van het extern verzelfstandigd agentschap Toerisme Lommel, een financieel beheerder die voor stad en OCMW zal werken, het hoofd van de technische dienst, de HRM-adviseur, de korpschef van de

door het bestuurscollege. Alleen voor de begroting en de belastingen hebben we nog een louter politieke vergadering gehad met de fracties van de partijen in de meerderheid.’ Ook het managementteam met de tien leidinggevende ambtenaren vergadert niet meer afzonderlijk.

Het schepencollege is de facto vervangen door het bestuurscollege. Alleen voor de begroting en de belastingen was er nog een louter politieke vergadering met de fracties van de partijen in de meerderheid. Ook het managementteam vergadert niet meer afzonderlijk.

Een derde facet van het partnerschap is de tandemwerking tussen de schepenen en de diensthoofden. Elke schepen zit één keer per week samen met ‘zijn’ diensthoofd(en), ze waken samen over de realisatie van de doelstellingen, over de voortgang van de projecten. De participatie van de politici is veel groter dan tijdens de vorige bestuursperiodes. En ten slotte heeft Lommel ook een college van secretarissen, een zeer verregaande vorm van samenwerking tussen stads- en OCMW-secretaris. ‘De twee organisaties zijn het voorbije jaar sterk naar elkaar toegegroeid,’ zegt OCMWsecretaris Henri Leën. ‘Ik had vroeger nauwelijks voeling met de werking van de stad, Johan kende het OCMW amper. Nu zijn we perfect inwisselbaar. Misschien gaan we in de toekomst naar één secretaris voor beide organisaties, maar dat is geen vooropgezet doel. We laten de twee organisaties organisch naar elkaar toe groeien. Zonder dat dit is opgelegd, vloeien alle ondersteunende diensten intussen samen.’

politiezone Lommel en de brandweercommandant. Burgemeester Peter Vanvelthoven: ‘Aanvankelijk drongen sommige schepenen erop aan dat we naast het bestuurscollege toch ook het college van burgemeester en schepenen zouden aanhouden om de politieke zaken te bespreken. We hebben afgesproken dat na een jaar opnieuw te bekijken. Nu is die vraag helemaal niet meer aan de orde. Het schepencollege is de facto vervangen

Veel efficiënter Na één jaar werking werden de negentien leden van het bestuurscollege schriftelijk geraadpleegd over alle aspecten van de nieuwe organisatiestructuur. De evaluatie was uitgesproken positief. Johan Claes: ‘De efficiëntie van de besluitvorming is sterk toegenomen. Op het college van burgemeester en schepenen werden veel dossiers uitgesteld. Nu worden alle onderwerpen aan één tafel besproken,

Horizontale organisatie Zoals gezegd is het bestuurscollege maar één aspect van het partnerschap voor een beter functionerend bestuur. Stadssecretaris Johan Claes: ‘Stad en OCMW zijn van een verticale naar een horizontale

organisatie geswitcht, ieders deur staat open, medewerkers van alle diensten werken samen zonder dat eerst hogerop in de hiërarchie de toestemming moet worden gevraagd. Dat is echt een zaak van organisatiecultuur, medewerkers hebben hun veiligheidsstelling verlaten, dat was geen eenvoudige aanpassing. De meeste diensthoofden zijn intussen heel tevreden over deze werkwijze, ze willen niet meer terug naar het oude systeem.’

advertentie

Absoluut schoon, zelfs voor het milieu

DAT IS ONS ULTIEME DOEL

WWW.WMPROF.COM Lokaal maart 2014

11


bestuurskracht management

Zonder dat het is opgelegd groeien OCMW en gemeente dank zij het bestuurscollege naar elkaar toe en vloeien alle ondersteunende diensten intussen samen.

conflicten worden onmiddellijk uitgepraat, er zit geen ruis op de communicatie. Dat verbetert de samenwerking tussen beleid en administratie. Daarin speelt ook de tandem schepen-dienst-

groter mogen zijn. Burgemeester Peter Vanvelthoven: ‘Iedereen staat op gelijke voet, iedereen moet mee over alle punten denken en praten. In het begin hebben sommige leidinggevende ambtenaren

De schepenen zijn meer dan vroeger volledig op de hoogte van de dossiers, zij worden verplicht de projecten van heel nabij op te volgen. Het bestuurscollege heeft dus alle kennis in huis om goede beslissingen te nemen. hoofd mee. De schepenen zijn meer dan vroeger volledig op de hoogte van de dossiers, zij worden verplicht de projecten van heel nabij op te volgen. Het bestuurscollege heeft dus alle kennis in huis om goede beslissingen te nemen.’ Schroom overwinnen Natuurlijk is er nog verbetering mogelijk. Een belangrijk werkpunt voor het bestuurscollege is de opvolging van de projecten. De beslissingen van de vergadering gaan naar de diensten voor uitvoering. De bevoegde schepen volgt het dossier dan verder op met de diensthoofden, maar de overige leden van het bestuurscollege zien het niet meer terug. Een ander verbeterpunt is ieders inbreng in het bestuurscollege, die zou nog 12 maart 2014 Lokaal

gevraagd of het nodig was dat ze de hele vergadering bijwoonden. Was het niet efficiënter alleen bij de bespreking van de punten die hen aanbelangen, aanwezig te zijn? Maar de collegialiteit is net de sterkte van het bestuurscollege. De korpschef moet meepraten over dossiers van ruimtelijke ordening, de HRM-adviseur over de organisatie van sportevenementen. Dat loopt steeds beter.’ Ook voor OCMW-secretaris Henri Leën was dat niet vanzelfsprekend: ‘Ik had in het begin wat schroom om me te mengen. Ben je dan niet met politiek, met beleid bezig? De politici vragen dat we interveniëren en participeren, dat we onmiddellijk onze mening geven. Natuurlijk, als er discussie is tussen de partijen in de meerderheid, dan zwijgen we. Maar

dat gebeurt zeer zelden. Ik had vroeger een totaal verkeerd beeld van het college van burgemeester en de schepenen. Ik dacht dat daar veel partijpolitiek werd gediscussieerd.’ Stadssecretaris Johan Claes merkt bij de politici net wat meer schroom dan vroeger: werd er vroeger in het college van burgemeester en schepenen wel eens langer stilgestaan bij details of werden er besluiten genomen zonder volledig geïnformeerd te zijn, dan zorgt de aanwezigheid van de top van de administratie ervoor dat dit nu veel minder gebeurt. Ook daardoor duurt het bestuurscollege maar half zo lang als het vroegere schepencollege. Vrees bij oppositie En hoe staan de oppositiepartijen in de gemeenteraad tegenover de hele omslag? Johan Claes: ‘Ze hadden er toch wat vragen bij. Hun vrees was dat de administratie via het bestuurscollege zwaar op het beleid zou gaan wegen. Die vrees blijkt niet gegrond: de politieke meerderheid vraagt wel meer deskundige inbreng om het beleid te verbeteren, maar iedereen kent zijn plaats in het bestuurscollege. De administratie treedt niet in de plaats van de politiek. Ik hoop dat de evaluatie de scepsis bij de oppositiepartijen zal wegnemen.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal


Rust in uw wachtzaal?

Efficiënte klantbegeleiding voor gastvrije steden en gemeenten Hoogwaardige dienstverlening vraagt meer dan alleen een klantgerichte benadering. U moet ook kunnen vertrouwen op een goed functionerende informatievoorziening. Met het klantbegeleidingssysteem G-BOS draagt u bij aan een kwaliteit van dienstverlening die “koning klant” waardig is.

G-BOS: de snelste route naar het juiste loket G-BOS is een afdoend en gebruiksvriendelijk klantbegeleidingssysteem dat u in staat stelt de bezoekersstroom - vanaf het eerste contact aan het onthaal tot en met de afhandeling aan het loket - te stroomlijnen. Wachtrijen worden beperkt en bezoekers worden snel en efficiënt geholpen. Er ontstaat rust in de wachtzalen en door de digitale signalisatie worden wachttijden als minimaal ervaren. Daar kiest u toch ook voor?

Wij komen graag bij u langs voor een vrijblijvende demonstratie. Kijk voor meer informatie op www.jccsoftware.be

Voordelen Hoogwaardige dienstverlening Rust in de wachtzaal Minimale wachtbeleving Direct naar het juiste loket Goed benutten specialismen Snelle en efficiënte afhandeling Tevreden burgers en medewerkers


bestuurskracht financieel beleid

Het Gemeentefonds in tien tabellen Eind januari maakte de Vlaamse overheid de definitieve verdeling van het Gemeentefonds voor 2013 bekend. Via het Gemeentefonds ging er in 2013 een bedrag van 2.171.222.000 euro naar de Vlaamse gemeenten en hun OCMW’s, of ruim 340 euro per inwoner. Wat een gemeente krijgt hangt af van het totale bedrag van het Gemeentefonds, de score van die gemeente op elk van de verdeelcriteria en de score van alle andere gemeenten op die criteria. In de onderstaande tabellen bekijken we niet alleen het Gemeentefonds van 2013, maar ook de evolutie sinds 2002. tekst jan leroy beeld daniel geeraerts

Gemeentefonds 2013 Hoogste en laagste bedragen per inwoner

per km² Bedrag 2013 1169 1136 552 486 436 112 112 110 105 96 340

Hoogste

Gemeente Gent Antwerpen Brugge Oostende Leuven Aartselaar De Pinte Overijse Kraainem Sint-Martens-Latem Vlaanderen

Laagste

Bedrag 2013 576.744,1 290.764,9 64.949,8 42.626,4 34.310,9 545,3 519,2 412,5 382,2 30,0 2.171.222,0

Hoogste

Gemeente Antwerpen Gent Brugge Leuven Mechelen Linkebeek Spiere-Helkijn Horebeke Mesen Herstappe Vlaanderen

Laagste

Laagste

Hoogste

per gemeente (bedrag x 1000 euro)

Gemeente Antwerpen Gent Oostende Leuven Boom Pepingen Alveringem Herstappe Lo-Reninge Zuienkerke Vlaanderen

Bedrag 2013 2.820.069 1.861.716 901.450 752.689 606.082 26.324 24.506 21.818 21.483 19.368 160.567

Gemeentefonds 2013 Hoogste en laagste bedragen per inwoner

14 maart 2014 Lokaal

Gemeente Mesen Baarle-Hertog Kinrooi Maasmechelen Alveringem Overijse Koksijde Sint-Genesius-Rode Knokke-Heist Sint-Martens-Latem Vlaanderen

Bedrag 2013 237,39 183,46 165,59 156,81 153,34 65,58 65,40 62,41 59,27 56,15 102,75

Gemeente Hoogste

Bedrag 2013 98,93 67,41 61,88 58,16 54,38 6,57 6,55 6,29 5,95 4,99 27,22

Laagste

Laagste

Gemeente Leuven Gent Diepenbeek Hasselt Kortrijk Affligem Heers Linter Lierde Mesen Vlaanderen

voor open ruimte

Laagste

(personenbelasting en kadastraal inkomen)

Hoogste

voor compensatie fiscale armoede

(leerlingen en werkgelegenheid)

Hoogste

voor centrumfunctie

Lo-Reninge Zuienkerke Alveringem Herstappe Voeren Hemiksem Edegem Antwerpen Drogenbos Mortsel Vlaanderen

Bedrag 2013 228,01 219,24 197,06 188,63 151,47 1,86 1,79 1,35 1,23 1,00 20,41


Gemeentefonds 2002-2013 Hoogste en laagste groei in bedragen x 1000 euro

Laagste groei

Hoogste groei

Gemeente Antwerpen Gent Leuven Brugge Mechelen Herstappe Overijse Beveren Mortsel, Edegem, Kraainem, Brasschaat, SintGenesius-Rode, Schilde, Sint-Martens-Latem Aartselaar Vlaanderen

Groei 2002-2013 +210.626,0 +91.279,7 +17.530,5 +17.013,2 +13.243,2 +17,4 +14,9 +8,8 +0,0 -14,2 +715.662,9

in procent

Laagste groei

Meer details zijn beschikbaar op: www.vvsg.be > werking & organisatie > financiĂŤn

Hoogste groei

Gemeente

voor sociale criteria (Omnio, laaggeschoolde werklozen, geboorten

Gemeente Gent Antwerpen Mesen Oostende Boom Ruiselede Sint-Martens-Latem Holsbeek Horebeke De Pinte Vlaanderen

Bedrag 2013 143,44 130,28 104,43 101,51 99,18 11,71 11,16 11,03 10,23 8,54 51,03

Groei 2002-2013 +142,8% +135,7% +135,1% +133,7% +128,5% +2,9% +0,6% +0,1% +0,0% -0,9% +49,2%

van het bedrag per inwoner in procent Gemeente Laagste groei Hoogste groei

Laagste

Hoogste

kansarme gezinnen, leefloontrekkers‌)

Herstappe Baarle-Hertog Lo-Reninge Mesen Zuienkerke Meise Overijse Beveren Mortsel, Edegem, Kraainem, Brasschaat, SintGenesius-Rode, Schilde, Sint-Martens-Latem Aartselaar Vlaanderen

Herstappe Lo-Reninge Mesen Zuienkerke Alveringem Overijse Beveren Kraainem Koksijde Zaventem Vlaanderen

Groei 2002-2013 +139,9% +131,7% +131,5% +129,7% +119,4% -2,9% -3,7% -4,3% -6,2% -8,7% +39,6%

Lokaal maart 2014

15


bestuurskracht Europees beleid

2014 is het jaar van de Europese verkiezingen, een kersvers team van Europese commissarissen en een nieuwe meerjarenbegroting. Die Europese begroting bedraagt voor de komende zeven jaar 959.988 miljoen euro. Een aanzienlijk deel daarvan gaat naar vernieuwende projecten in Europa, ook lokale. Houd alle subsidieoproepen in de gaten en mis geen enkele Europese kans. tekst joke hofmans beeld vleva

Klaar voor de nieuwe Europese subsidies

W

elke projecten steunt de Europese Commissie? Acties voor meer onlineoverheidsdiensten, samenwerking met een gemeente in het buitenland en duurzame vervoersprojecten in de stad bijvoorbeeld. Maar ook initiatieven om het lokale ondernemingsklimaat te verbeteren, om het platteland hip te maken bij jongeren, om langdurig werklozen een duwtje in de rug te geven en nog veel meer. Vertrekpunt van alle subsidieprogramma’s is de Europa 2020-strategie om van Europa tegen 2020 een slimme, duurzame en inclusieve economie te maken. De inzet is groot, want Europa staat vandaag voor enorme maatschappelijke uitdagingen. Vlaamse organisaties onvoldoende geïnformeerd Kennen Vlaamse bedrijven, universiteiten, hogescholen en socialprofitorganisaties de weg naar Europese subsidies? Dat wilde het Vlaams-Europees verbindingsagentschap Vleva weten aan de vooravond van de nieuwe programmaperiode 2014-2020. Eind 2013 polste het bij 545 organisaties naar hun kennis over

en ervaring met Europees geld. Volgens de respondenten hebben ze te weinig informatie en is Europese samenwerking geen prioriteit in hun organisatie. Daarnaast vinden ze zo’n subsidiedossier een te zware last en hebben ze moeite om

Van 545 gecontacteerde Vlaamse organisaties kent de helft geen enkel EU-subsidieprogramma. internationale partners te vinden. Meer dan de helft kende zelfs geen enkel Europees subsidieprogramma. Daarom werken de VVSG en Vleva nu samen om de drempels voor Europese subsidies te verlagen zodat u de weg in het nieuwe EU-subsidielandschap leert kennen, geen subsidieoproep meer mist en veel relevante en interessante buitenlandse partners leert kennen. Denk ruim De oproepen van de Europese structuuren investeringsfondsen komen pas in het najaar, maar intussen lanceerde de Euro-

5 tips om geen enkele EU-subsidie te missen

16 maart 2014 Lokaal

1

pese Commissie al wel een resem andere boeiende mogelijkheden. Zo lopen er nu subsidieoproepen voor onder andere Urban Living Labs, slimme mobiliteitsdiensten in steden, ICT-oplossingen voor duurzame zorgsystemen voor ouderen, de bestrijding van doping en wedstrijdvervalsing in de sport en internationale culturele activiteiten zoals tentoonstellingen, uitwisselingen en festivals. Hebt u een grensverleggend projectvoorstel en werkt u graag samen over de grenzen heen? Ga dan op zoek naar de geschikte subsidie. Een project voor minder afval past binnen het milieuprogramma Life. Maar onderzoekt uw gemeente samen met een universiteit nieuwe toepassingen van recyclage en bioafval, dan zit u helemaal goed in Horizon 2020. Ontwikkelt u samen met internationale partners een educatief programma voor afvalverwerking, dan kijkt u het best naar Erasmus+. Ruim denken is dus de boodschap. Joke Hofmans is Vleva-stafmedewerker subsidieteam@vleva.eu, T 02-737 14 30, www.vleva.eu/subsidiewijzer, www.eu-subsidiegids.eu

Download de EU-subsidiegids 2014-2020 Het perfecte gereedschap om u voor te bereiden op alle sub‑ sidies: het handige Vleva-overzicht van alle nieuwe Europese subsidie‑ programma’s 2014-2020, een gratis onlineoverzicht met de prioriteiten, budgets en contactpunten per pro‑ gramma. De gids is gratis te vinden op www.eu-subsidiegids.eu.

2

Analyseer de werkprogramma’s De kiem van de subsidieoproe‑ pen ligt in de thematische werkpro‑ gramma’s van de Europese Commissie. Ze verschijnen in het Publicatieblad van de Europese Unie. Er zijn werk‑ programma’s voor de volledige perio‑ de 2014-2020 en voor elk subsidiejaar. De subsidieoproepen verschijnen jaar‑ lijks per beleidsdomein. Welke thema’s prioritair zijn en hoe groot de pot is, staat op de Vleva-website.


Out of the box leren denken Intercommunale Leiedal gaat op zoek naar gemeenschappelijke ambities van kleine én grote loka‑ le besturen in de Kortrijkse regio, en legt de link met Europese pro‑ gramma’s. Dominiek Vandewiele is er programmaregisseur klimaat en kijkt wat er op dat vlak leeft bij de gemeenten en waar de Europe‑ se kansen liggen: ‘Omdat de be‑ stuurskracht van overheden enorm varieert, ondersteunt Intercom‑ munale Leiedal waar nodig. Door als partner deel te nemen aan een Europees project of zich te ont‑ fermen over alle voorbereidingen.’ Voor Dominiek Vandewiele is het boeiende aan een Europees pro‑ ject de rijkdom aan inzichten: ‘Je leert out of the box denken, maakt kennis met nieuwe methoden, cul‑ turen en gewoonten. Dat anderen met dezelfde problemen kampen, stelt gerust. Het bewijst dat we niet op een eiland zitten en dat we onze oplossingen kunnen verbete‑ ren met nieuwe informatie en op‑ vattingen.’ Zijn gouden raad is Europa niet te verengen tot een financieringska‑ naal. ‘Vertrek van je eigen agenda, doelstellingen en beleidsplannen. Definieer je sterktes en zwaktes. En ga dan op zoek naar Europese mogelijkheden. Is er een match?

3

Dan is dat de ideale basis voor een succesvol Europees project.’ Intercommunale Leiedal heeft al veel Europese projectervaring. Dominiek Vandewiele: ‘We halen veel informatie uit bestaande net‑ werken. Maar we houden ook de Vleva-website goed in de gaten en nemen deel aan allerlei infodagen. Heel interessant zijn de projectde‑ velopmentworkshops bij Vleva. Je krijgt details over het programma, gevolgd door ontmoetingen met buitenlandse partners met gelijk‑ aardige ideeën. Zo krijg je meteen feedback over je projectvoorstel en leg je de kiem voor een nieuwe avontuurlijke samenwerking.’ Omdat Leiedal de beleidscyclus van de lokale besturen volgt, selec‑ teerde de intercommunale vijf re‑ gionale projecten: klimaatneutrale regio, verhogen van de kwaliteit van het wonen, toekomstgerich‑ te aanpak van mobiliteit, blauwgroen netwerk en reconversie van oude sites. ‘Een eerste screening toont heel veel connecties met de EU-subsidieprogramma’s. Samen met onze gemeenten zet de in‑ tercommunale graag de Europese stap voorwaarts. Door te leren van anderen vinden we sneller oplos‑ singen voor onze uitdagingen,’ be‑ sluit Vandewiele.

Neem deel aan informatiesessies U hoort er meer over de oproepen en u kunt er potentiële partners leren kennen. De sessies worden georganiseerd door de Europese Commissie, de nationale contactpunten of Vleva. Ontdek het overzicht op www.vleva.eu/events. Houd ook de projectdevelopmentworkshops in het oog, want daar stellen alle kandidaten hun projectidee voor en kunt u geïnteresseerde buitenlandse partners vinden. Internationale experts en mede‑ werkers van de Commissie zijn er aanwezig om u advies te geven.

4

Hoe vaker je gaat, hoe beter je netwerk je leert kennen Eveline Buyck is een van de twee Europese spilfiguren in de stad Brugge. Haar werkveld is breed, ze komt met veel materies in aan‑ raking. ‘En je bouwt een fantastisch net‑ werk uit, binnen én buiten stad.’ Haar gou‑ den tip voor collega’s is naast ruim denken ook zelf initiatief nemen: ‘Zet zelf de eerste stap om contact op te nemen met relevan‑ te connecties en vertel wat jouw stad hun te bieden heeft. Succesvolle projecten uit het verleden zijn een interessante kapstok om nieuwe contacten te leggen en voort te bouwen op bestaande acties.’ Eveline Buyck neemt veel deel aan informatiesessies, ook over specifieke thema’s: ‘Hoe vaker je gaat, hoe beter het netwerk je leert kennen. Het Europa-overleg binnen het Kenniscentrum Vlaamse Steden is een sterk instrument. Niet alleen om van anderen te leren over EUsubsidies, maar ook hoe je je organiseert en voorbereidt op een Europees project.’ Brugge zet uitdrukkelijk in op Europa. Eu‑ ropa staat in het beleidsplan en de stad zet twee EU-medewerkers fulltime in. Zo loopt het enthousiasme gemakkelijker over naar andere diensten. ‘Iedereen krijgt het advies om de Europa-reflex te maken. Dat er subsi‑ dies aan verbonden zijn, geeft natuurlijk de doorslag,’ zegt Eveline Buyck. ‘En wie ooit deelnam aan een EU-project, keert altijd te‑ vreden terug. Ondanks de zware adminis‑ tratieve last.’

Neem contact op met de nationale contactpunten Voor vele Europese subsidie‑ programma’s bestaat er een na‑ tionaal of Vlaams contactpunt. An‑ ders gezegd: een informatiedienst die alles weet over één programma en die u voorthelpt bij specifieke vra‑ gen. Zoals het CultuurContactpunt Vlaanderen, Jint, Europrogs en EPOS. Abonneer u op hun nieuwsbrieven of zet hun websites bij uw favorieten.

5

Abonneer u op de Vleva-EU-subsidiewijzer De website van de Europese Com‑ missie verwijst naar de subsidiepagina’s van de verschillende Directoraten-Generaal, maar de Commissie heeft geen overzicht van alle subsidies. Daarom verzamelt Vle‑ va alle Europese subsidieoproepen op de Vleva-EU-subsidiewijzer. Sorteren kan op publicatiedatum, deadline of thema. Nog eenvoudiger is een account aanmaken op www.vleva.eu voor een abonnement op de subsidie- en nieuwsberichten.

Lokaal maart 2014

17


ACHTER EEN STERK NETWERK STAAT EEN STERK TEAM. Alain Masson Infrax-medewerker

SAMEN STERK, DA’S EEN VAN DE INFRAX-WAARDEN. www.infrax.be


Inspiratiedag Kinderopvang 2014 Op donderdag 20 maart 2014 organiseert het VVSG-Steunpunt Kinderopvang in het ICC te Gent een inspiratiedag kinderopvang. Net zoals vorig jaar wordt het een dag gevuld met workshops over beleidsontwikkelingen en nieuwe regelgeving in de kinderopvang. Een dag voor ontmoeting en uitwisseling van praktijkgerichte informatie. www.steunpuntkinderopvang.be voor het programma www.vvsg.be om in te schrijven

Lokaal maart 2014

19


Katrien Verhegge: ‘Ondanks de moeilijke budgettaire situatie is Vlaanderen blijven inzetten op de kinderopvang. Ik heb er vertrouwen in dat dit ook in de volgende bestuursperiode het geval zal zijn.’

Een filmpje van dit interview kunt u op www.vvsg.be bekijken.

20 maart 2014 Lokaal


special

interview Katrien Verhegge

‘ Kinderopvang leeft bij alle politieke partijen.’ Meer en beter, het nieuwe decreet voor de kinderopvang van baby’s en peuters legt de lat hoog. Katrien Verhegge, administrateur-generaal van Kind en Gezin, is er blij mee. De lokale besturen zullen belangrijke partners zijn bij de realisatie van de doelstellingen van het decreet. ‘Ze moeten mee de vinger aan de pols houden en de regionale behoeften in kaart brengen.’ tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere

De ‘weging’ van Kind en Gezin is een begrip in Vlaanderen, in veel gezinnen ligt het boekje van het consultatiebureau van het jonge kind in een lade bij de belangrijke documenten. ‘De gezinsondersteuning is een belangrijke pijler van onze werking,’ zegt administrateur-generaal Katrien Verhegge. ‘We hebben een lange geschiedenis in het medisch-preventief en psychosociaal ondersteunen van gezinnen met jonge kinderen via onze consultatiebureaus. Een andere belangrijke opdracht is het ondersteunen van en het toezicht houden op goede kinderopvang. We hebben daarin een erkennende en subsidiërende rol, maar we denken ook mee na over wat goede kwaliteit inhoudt en over hoe we die zo goed mogelijk regelgevend kunnen onderbouwen. Onze derde pijler is alles wat met de adoptie van kinderen te maken heeft. Die is niet zo bekend bij het grote publiek en is ook minder belangrijk voor lokale besturen.’ Lokale besturen richten zelf kinderopvang in, maar ze hebben ook een opdracht in verband met alle initiatieven op hun grondgebied. Hoe ziet u dat? ‘Lokale besturen spelen al heel lang die dubbele rol. Ze zijn een belangrijke organisator van kinderopvang, maar de voorbije jaren worden ze toch meer en meer op hun regiefunctie aangesproken. Die taak is cruciaal omdat lokale besturen het meest voeling hebben met lokale behoeften en daar het best op kunnen inspelen. Het belangrijkste is dat lokale besturen integer met die regie omgaan. Ze moeten er voor iedereen zijn.’ Is er veel rechtstreeks contact tussen Kind en Gezin en lokale besturen? ‘Onze provinciale consulenten hebben veel contact met de gemeenten. De rode draad in onze visietekst die we twee jaar geleden schreven, is samenwerking met onze partners. Dat zijn in de eerste plaats de ouders, maar ook de lokale besturen. Die samenwerking willen we in de toekomst nog versterken, lokale besturen zullen voor ons alleen maar belangrijker worden.’ Op 1 april treedt het nieuwe decreet kinderopvang voor baby’s en peuters in werking. Tegen 2020 een aanbod dat de behoeften dekt, toegankelijke, betaalbare en meer professionele kinderopvang, de lat ligt hoog. Zijn de doelstellingen wel haalbaar? ‘Ik ben blij met het decreet en met zijn ambitieuze doelstellingen. Je mag niet vergeten dat we vertrekken van een heel rijk landschap. Nu leggen we de lat nog wat hoger. We hebben al kinderopvang van goede kwaliteit, maar we moeten zeker een tandje bijsteken op het vlak van competentie. Het zorgen voor jonge kinderen vraagt competenties, vaardigheden, inzicht, kennis, die niet meteen diplomagericht hoeven te zijn.’ Lokaal maart 2014

21


special

interview Katrien Verhegge

‘Naast het kwalitatieve is er het kwantitatieve verhaal. Op Vlaams niveau is de ambitie voor 2016 gehaald, er is zelfs voor meer dan vijftig procent van de gezinnen een plaats. Maar we halen dat cijfer niet in elke gemeente, er zijn nog tekorten. We merken dat bij de uitbreidingsrondes, we kunnen nooit op alle vragen ingaan. Een ander belangrijk punt in het nieuwe decreet is de toegankelijkheid die we willen verbeteren door het invoeren van nog meer inkomensgerelateerde kinderopvang. De Vlaamse overheid wil die voor zo veel mogelijk ouders realiseren. De uitvoering van het decreet zal bijkomende middelen vragen, dat is een groeipad. Ondanks de moeilijke budgettaire situatie is Vlaanderen blijven inzetten op de kinderopvang. Ik heb er vertrouwen in dat dit ook in de volgende bestuursperiode het geval zal zijn. Kinderopvang is een essentieel thema in onze samenleving, het leeft bij alle politieke partijen.’ Verhoogde kwaliteit, hoe meet je dat? ‘We hebben een mooie voorgeschiedenis van instrumenten om de pedagogische kwaliteit van kinderopvang te evalueren. Die instrumenten behoeven actualisering. We hebben daar een onderzoek voor uitgeschreven, een samenwerking tussen de universiteiten van Leuven en Gent. De kinderopvanginitiatieven zullen die instrumenten kunnen gebruiken voor zelfevaluatie en ook de zorginspectie zal ermee aan de slag gaan.’

Een kinderopvangvoorziening moet de taalontwikkeling van elk kind stimuleren. Evolueren we naar ontwikkelingsdoelen voor de kinderopvang? ‘Dat is een te zware formulering. Maar als je met de jongste kinderen bezig bent, moet je hun talenten maximaal ontwikkelen. Dat is een basisopdracht, maar ik vertaal dat niet naar ontwikkelingsdoelen. Dat gebeurt heel spontaan door responsief bezig te zijn met kinderen. En hoe meer we aan de competenties in de kinderopvang werken, hoe meer dat spontane proces vorm krijgt.’ Welke rol hebben de lokale besturen in het verwezenlijken van de doelstellingen van het decreet? ‘Ze moeten mee de vinger aan de pols houden. Op Vlaams niveau hebben we onze cijfers, maar bij het in kaart brengen van regionale behoeften is er een belangrijke taak weggelegd voor de gemeenten. De doelgroep is voortdurend in beweging. Een nieuwe woonwijk bijvoorbeeld heeft meteen impact op de vraag naar kinderopvang. Die informatie kunnen we op Vlaams niveau niet capteren. Het is aan het lokale bestuur om de behoeften zo veel mogelijk up-to-date te houden. Vandaar het belang van het advies van de lokale overheid bij uitbreidingsrondes, we geven dat echt gewicht in onze beslissing. Inplantingen en uitbreidingen moeten op plekken komen waar de behoefte aan kinderopvang het grootst is. Die informatie,

Het belang van kinderopvang voor gezinnen in armoede

Jan Maris, Antwerps Platform Generatiearmen (APGA)

22 maart 2014 Lokaal

‘Een kind in armoede leeft in een arm gezin. Daarom moet de armoedebe‑ strijding gericht zijn op het hele ge‑ zin. De kinderopvang kan hierin zeker een rol spelen. Dat kan alleen als de medewerkers de mechanismen van armoede en uitsluiting kennen, en als de ouders en de voorziening weder‑ zijds vertrouwen opbouwen. Alleen zo kan aan het licht komen dat ouders bang zijn om beoordeeld te worden, dat ze bang zijn dat hun kinderen mis‑ schien van hen worden afgenomen, of dat ze met nog vele andere gevoelens van schaamte en schuld worstelen. Enkel als er bij de kinderopvangvoor‑ ziening kennis van en respect voor die

hele context is, kan die een bijdrage leveren in de armoedebestrijding. Een voorwaarde is dat er in de kinderop‑ vangvoorziening voldoende perso‑ neelstijd en voldoende competentie aanwezig is.’ ‘Zowel over de omkadering als over de toegankelijkheid zijn we met het nieu‑ we decreet dat op 1 april van kracht wordt, heel bezorgd. Dat de ouder(s) een kindcode moeten aanvragen en zelf digitaal moeten berekenen wat ze moeten betalen, is ingewikkeld. Bovendien is de situatie van mensen uit kansengroepen zo complex, dat ze dikwijls niet passen in de inkomens‑ schalen van dit berekeningssysteem.

Onze vrees is dat een aantal mensen uit kansengroepen meer zullen moe‑ ten betalen dan vroeger.’ ‘Voor mensen uit kansengroepen is een proeftijd, waarbij de ouders en de kinderopvangvoorziening aan el‑ kaar kunnen wennen, geen overbodige luxe. Het opvangplan moet voor een zo kort mogelijke tijd worden opge‑ steld en daarbinnen moet een grote soepelheid aan de dag worden gelegd, bijvoorbeeld bij afwezigheden. Alge‑ meen moet de overheid een stimule‑ ringsbeleid voeren. Een kinderopvang‑ voorziening die openstaat voor ouders en kinderen uit kansengroepen moet beloond worden.’


Op Vlaams niveau hebben we onze cijfers, maar bij het in kaart brengen van regionale behoeften is er een belangrijke taak weggelegd voor de gemeenten. die omgevingsanalyse, het in beeld brengen van de migratie vraagt lokaal doorzicht.’

ning met een elektronisch registratiesysteem van de zoekvragen.’

Sommige lokale besturen wachten niet op Vlaanderen om iets te ondernemen. Wat vindt u bijvoorbeeld van de ouderpremie van maximaal tien euro die de stad Antwerpen heeft ingevoerd voor ouders die geen plaats vinden in de gesubsidieerde kinderopvang? ‘Dat soort initiatieven is niet nieuw. Lokale besturen hebben altijd al geïnvesteerd in kinderopvang, zeker in de buitenschoolse maar ook in de opvang van baby’s en peuters. Niet alles komt van Vlaanderen, we zijn partners. We hebben in het verleden ook al positief samengewerkt met onder meer Antwerpen of Brussel. Als er lokaal bijkomende middelen vrijkomen, bekijken we hoe we onze inspanningen op elkaar kunnen afstemmen. Op termijn moeten we dan bekijken of Vlaanderen bepaalde inspanningen niet kan overnemen.’

Er zijn al gemeenten met een digitaal loket. Zullen zij het Vlaamse systeem moeten overnemen? ‘Het decreet bepaalt dat elke opvangvraag in het Vlaamse systeem geregistreerd moet worden. Dat is de enige manier om een zicht te krijgen op alle vragen. Dat wil zeggen dat er een maximale afstemming moet komen met de al bestaande systemen in sommige gemeenten, ze moeten compatibel zijn. Op dat vlak is er nog wel wat werk.’

Kind en Gezin wil in alle gemeenten lokale loketten voor ouders die kinderopvang zoeken. Wat verwacht u van de lokale besturen? ‘Dat ze het thema kinderopvang een plek geven op plaatsen waar veel ouders komen, ik denk aan het sociaal huis of het Huis van het Kind. Dat ze mee de toeleiding naar plaatsen in de kinderopvang realiseren. Vlaanderen biedt dan ondersteu-

Veel OCMW’s en kinderopvangvoorzieningen vrezen dat het nieuwe systeem voor de berekening van het inkomenstarief, via mijnkindengezin.be, drempelverhogend is. Zal dat onlinesysteem geen ouders uitsluiten? ‘De vraag naar e-government is groot, je maakt het inderdaad voor negentig procent van de gezinnen gemakkelijker. Maar Kind en Gezin is zich ervan bewust dat dit systeem voor tien procent niet vanzelfsprekend is en dat we hun een alternatief moeten bieden. Ouders kunnen naar onze Kind en Gezin-lijn bellen om hun inkomensgegevens telefonisch door te geven, wij brengen die dan in. En dat werkt. 7000 ouders hebben via die weg hulp gezocht of problemen met hun aanvraag gesignaleerd. Eind januari hadden 73.000 ouders een goedgekeurd

Kinderopvang en participatie aan de arbeidsmarkt ‘Aan het proces van sociale inclusie en (her)intrede op de arbeidsmarkt zijn individuele kosten verbonden. Vervoerskosten en betaalbare kin‑ deropvang zoeken en vinden zijn be‑ langrijke hindernissen onderweg naar de arbeidsmarkt. Vooral alleenstaan‑ de moeders met jonge kinderen heb‑ ben een ongunstige positie om toe te treden tot de arbeidsmarkt door de moeilijke combinatie van een (vol‑ tijdse) baan met de zorg voor jonge kinderen en het gebrek aan financiële mogelijkheden om huishoudelijke ta‑ ken uit te besteden.’ ‘Financieel haalbare kinderopvang van goede kwaliteit vinden draagt di‑

rect en indirect bij aan het proces van sociale inclusie. Direct door voor ou‑ ders de drempel te verlagen om deel te nemen aan de arbeidsmarkt. In‑ direct door kinderen die in kansarme gezinnen leven, op vroege leeftijd de kans te geven deel te nemen aan so‑ ciale processen en ouders te onder‑ steunen en te empoweren.’ ‘De VDAB vindt het daarom belang‑ rijk financieel tussen te komen in de kosten voor kinderopvang voor werk‑ zoekenden die een opleiding volgen. Zo wordt de toegang tot het oplei‑ dingsaanbod daadwerkelijk vereen‑ voudigd. Zoeken naar betaalbare en flexibele (buitenschoolse) kinderop‑

vang is ook een aandachtspunt in de werk-welzijnstrajecten die we samen met OCMW’s en andere welzijnsin‑ stanties opzetten voor werkzoeken‑ den in armoede.’ ‘Deze thematiek is niet enkel rele‑ vant voor werkzoekenden in armoe‑ de of werkzoekende alleenstaande ouders. Een voldoende groot, toe‑ gankelijk en betaalbaar aanbod aan kinderopvang is een absolute voor‑ waarde voor een hogere werkzaam‑ heidsgraad, een hogere participa‑ tie aan de arbeidsmarkt. Het beleid moet er dan ook op gericht zijn men‑ sen de reële keuze te bieden om ar‑ beid en gezin te combineren.’

Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder VDAB

Lokaal maart 2014

23


special

interview Katrien Verhegge

attest. In totaal zijn er al 95.000 attesten in het systeem ingebracht. Op 1 april moeten we rond zijn, vanaf dan komen alleen de nieuwe ouders erbij. Dan wordt het veel rustiger, nu moeten we nog even doorbijten. Vandaar dat we in de startperiode ook bepaalde voorzieningen toegang geven tot ons systeem zodat ze de inkomensgegevens van de ouders zelf kunnen inbrengen.’ Een andere kritiek op het decreet is dat alles wel zeer gedetailleerd geregeld is: het aantal vierkante meter, de ventilatie, de lichtinval, de personeelsaanwezigheid enzovoort. Begrijpt u die kritiek? ‘Het is moeilijk een evenwicht te vinden tussen wat je regelt en wat niet, wat je oplegt en wat je overlaat aan de voorzieningen en de ouders. Het gaat hier om zeer jonge kinderen die zich niet kunnen beredderen. Je moet een minimale kwaliteit garanderen op alle vlakken. Je kan bijvoorbeeld niet om bepaalde veiligheidsnormen heen. Voor heel wat normen, zoals de grootte van de ruimtes of de lichtinval, hebben we ons overigens gebaseerd op de Vlaamse Wooncode. Ik vind dat het meevalt met de regels. Maar soms is het wat zoeken. Neem de vraag of je de opvang die je besteld hebt automatisch ook moet betalen, of je kindje komt of niet. Nu is in veel voorzieningen de regel dat je niet betaalt als je je kindje niet naar de opvang brengt. In de toekomst willen we dit veranderen, ook omdat we meer gaan

subsidiëren op basis van reële prestaties. En het is ook vervelend dat opvangplaatsen op die manier niet maximaal benut worden. Maar natuurlijk is het altijd mogelijk dat een kindje ziek is en dat ouders er dan liever zelf voor zorgen. Hoe regel je dat? Ik ben voorstander van een minimale regelgeving. Het idee is om ouders op jaarbasis een korf te geven van dagen waarvoor ze niet moeten betalen. Al de rest wordt dan een kwestie van afspraken tussen de voorziening en ouders. Er zijn zoveel verschillende situaties dat wij die onmogelijk allemaal kunnen regelen.’ Ouders zijn zeer tevreden over de buitenschoolse opvang, in de IBO’s maar ook in de scholen. En dat terwijl de scholen niet aan de strenge voorwaarden van IBO’s moeten voldoen. Hoe ziet u dat evolueren? ‘Het IBO-model is zeer waardevol en het heeft het belang van kwaliteit van buitenschoolse opvang op de kaart gezet. Nu moeten we kijken hoe we opvang in scholen ook met oog voor kwaliteit kunnen omkaderen. We zullen de IBO-normen niet kunnen aanhouden, we zullen ergens tussenin uitkomen. We moeten daarbij zeker ook rekening houden met het verschil tussen de jongste en iets oudere kinderen. De jongsten hebben een veiliger omgeving nodig, een nest. Kinderen van zes, zeven jaar zijn een heel andere doelgroep. Voor hen komen ook veel

Overheidsinvesteringen in kinderopvang verdienen zichzelf terug

Joris Ghysels, TIER - Universiteit Maastricht en Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck, Universiteit Antwerpen

24 maart 2014 Lokaal

‘Er is voldoende aanbod aan kinderop‑ vang als het aanbod beantwoordt aan de vraag. Die vraag is afhankelijk van de omstandigheden. Ze zal bijvoor‑ beeld toenemen wanneer de kostprijs van opvang lager wordt of wanneer moeders meer voltijds werk krijgen of willen. Bovendien willen we eigenlijk ook een aanbod vrijhouden voor kin‑ deren van ouders die zich voorberei‑ den op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door zich bij te scholen, en voor ouders wier situatie verandert, bijvoorbeeld op het moment dat ze een werkaan‑ bieding krijgen en plots opvang nodig hebben. Dat alles maakt de schatting van een correct aanbod moeilijk. Het

is een voortdurend verschuivend ge‑ heel. Als we echt een volledig aanbod willen garanderen, zullen we in re‑ servecapaciteit moeten voorzien om snel te kunnen reageren. In Zweden en Denemarken is er een garantie dat het maximaal twee weken mag duren voordat iemand kinderopvang vindt.’ ‘Als er onvoldoende aanbod aan kin‑ deropvang is, vallen de mensen met dringende vragen buiten de boot, om‑ dat ze te laat zijn beginnen te zoeken of omdat ze te laat weten dat ze op‑ vang nodig hebben. Door het huidige tekort aan opvang betekent “te laat” dikwijls iets als “minder dan zes maan‑ den op voorhand”. Uit de cijfers van

verschillende enquêtes blijkt dat het vooral gaat over ouders die zwakker staan in de samenleving. Zij kijken niet zo ver vooruit of kunnen dat ook niet omdat hun perspectieven op de arbeidsmarkt moeilijker te voorspel‑ len zijn. Ook moeilijker is het voor vra‑ gen naar onregelmatige opvang of op‑ vang op ongewone uren. Dat legt de bal weer bij dezelfde groep, personen die geen klassieke voltijdse banen van negen tot vijf hebben, maar deeltijds werken met telkens verschuivende schema’s of in de vroege ochtend of latere avond.’ ‘Nochtans verdient een overheidsin‑ vestering in kinderopvang zich gemak‑


Het is altijd moeilijk een evenwicht te vinden tussen wat je regelt en wat niet, wat je oplegt en wat je overlaat aan de voorzieningen en de ouders. andere partners in beeld die met vrije tijd bezig zijn: sport, onderwijs, cultuur, welzijn. De uitdaging is om de vrije tijd van de kinderen na schooltijd vorm te geven met al die partners. Lokale besturen zullen hier vooral moeten regisseren. Dat wordt een moeilijke oefening. We leggen nu de basis met de Staten-Generaal, maar het grote werk zal in de volgende Vlaamse bestuursperiode gebeuren.’ In de buitenschoolse opvang wachten steeds meer lokale besturen de subsidie of de uitbreidingsronde van Kind en Gezin niet af om zelf bijkomende plaatsen te realiseren. Die plaatsen worden dan wel blijvend uitgesloten van Vlaamse subsidies. Moet daar geen verandering in komen? ‘Dat is niet zo vanzelfsprekend, de middelen zijn schaars, maar we moeten wel bekijken wat er kan. Dit is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Ik ben blij met lokale besturen die zelf initiatief nemen, we moeten voldoende openheid aan de dag leggen om die plaatsen niet per definitie uit te sluiten van subsidiëring.’ Tot slot. Waarom moet de preventieve gezinsondersteuning samengebracht worden in een Huis van het Kind? ‘Onze consultatiebureaus voor het jonge kind zijn een sterk merk met een zeer groot bereik, maar ze werken te geïsoleerd.

We kunnen er nog veel meer mee doen als we ze opentrekken naar andere partners: de lokale besturen, de middenveldorganisaties, het cultureel werk, de Gezinsbond enzovoort. Het Huis van het Kind is een concept met een rijk aanbod voor gezinnen met jonge kinderen, waar ze terechtkunnen met hun vragen en waar ze elkaar kunnen ontmoeten. De invulling zal in elke gemeente verschillend zijn, de partners zullen niet overal dezelfde zijn. Het Huis van het Kind hoeft niet overal een fysieke plek te zijn, het gaat in de eerste plaats over echte samenwerking, over toeleiden naar elkaar, over elkaars aanbod verduidelijken. Het is een prachtig concept waarin we moeten blijven investeren. De preventieve gezinszorg wordt soms ervaren als het kleine broertje van de kinderopvang, vooral budgettair, maar eigenlijk is ze zeer belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen.’ Kind en Gezin wil daar meer middelen voor uittrekken? ‘Wij subsidiëren bijvoorbeeld inloopteams en opvoedingswinkels. Door die budgetten samen te brengen en de krachten te bundelen kunnen we aan efficiëntie winnen. Maar er zal ook meer geld voor preventieve gezinsondersteuning vrijgemaakt moeten worden.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal

de stelling:

kelijk terug als we het geheel bekijken. Meer opvang stimuleert immers be‑ taald werk bij jonge ouders, die dan meer inkomstenbelasting en sociale‑ zekerheidsbijdragen betalen en minder uitkeringen krijgen. Dat compenseert ruimschoots de extra uitgaven voor kinderopvang. De Belgische staats‑ structuur dreigt hier echter roet in het eten te gooien, want de Vlaamse over‑ heid draagt de kosten voor kinderop‑ vangsubsidies en de federale overheid plukt de vruchten van stijgende inkom‑ stenbelasting en socialezekerheidsbij‑ dragen. Het zou daarom goed zijn na te denken over een compensatieregeling die kosten en baten verdeelt.’

‘Elke euro die een lokaal bestuur in kinderopvang investeert, krijgt het in drievoud terug.’ Kinderopvang kost gemeenten veel geld, meer dan ze denken. Kan de gemeente de effectieve kost aanrekenen zonder gezichtsverlies? Sven Vandyck

Investeren in kinderopvang is het aantrekken van jonge gezinnen, met alle vormen van return die daaraan verbonden zijn. Bart Verdeyen

Het speelpleinwerk vangt kinderen op. Simon Kenens

de stelling voor april:

‘Meer en meer worden gemeenten de lokale uitvoerders van het Vlaamse beleid. Twitter uw mening met #vvsgstelling Lokaal maart 2014

25


special

kinderopvang

Alleen opvangvoorzieningen die met het lokaal loket kinderopvang samenwerken, worden nog vergund.

26 maart 2014 Lokaal


Nieuw decreet kinderopvang met effect op de lokale besturen Met het decreet Kinderopvang van Baby’s en Peuters wil de Vlaamse overheid de kinderopvang makkelijker, nog professioneler en duidelijker maken. Het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten treden vanaf 1 april in werking. We bekijken het effect ervan op de lokale besturen. tekst ann lobijn beeld isabelle pateer

I

n elke gemeente komt er een lokaal loket kinderopvang dat ouders zal helpen een opvangplaats te vinden. Het is een neutraal informatie- en steunpunt, een netwerk van alle organisaties die lokaal of regionaal relevant zijn voor de kinderopvang. Gezinnen die kinderopvang zoeken, krijgen er in één keer zicht op alle mogelijkheden die bij hun vraag aansluiten. Ze kunnen daar dan zelf een keus uit maken. Alleen opvangvoorzieningen die met het lokaal loket kinderopvang samenwerken, worden nog vergund. Van zijn kant moet het loket de beschikbare opvangplaatsen dan weer beter toegankelijk maken voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen. De concrete organisatie van het lokaal loket is een lokale keuze: binnen het lo-

kaal overleg kinderopvang wordt daarvoor een initiatiefnemer aangewezen of een structuur gecreëerd. Elke lokale betrokkene kan de organisatie op zich nemen. Als er geen gegadigden zijn, doet het

samen één loket opzetten. Voor kleinere gemeenten kan dit handig zijn. Per gemeente of stad kan er maar één lokaal loket zijn, met één contactpunt of met meerdere contactpunten die samenwer-

De voorbije jaren zijn er in Vlaanderen en Brussel al veel opvangplaatsen bijgekomen, maar de Vlaamse Regering wil blijven investeren zodat tegen 2016 voor minstens de helft van de kinderen jonger dan drie jaar opvang beschikbaar is. lokale bestuur het. De integratie van het loket kinderopvang in het Sociaal Huis of in het Huis van het Kind kan zeker zinvol zijn en voordelen bieden. Gemeentes die in dezelfde zorgregio liggen, kunnen

ken. Via de Kinderopvangzoeker heeft het lokaal loket kinderopvang een overzicht van nog openstaande vragen. Gezien er geen financiële middelen zijn, zullen de regelgevende bepalingen

Kinderopvangzoeker De Kinderopvangzoeker wordt het gratis instrument op www.kindengezin.be om kinderopvangvragen te registreren, te behandelen en in kaart te brengen. Ouders hoeven hun vraag maar één keer te stellen. De eerste keer registreren ze zich met hun eID-kaart of token. Als ze er geen hebben, kunnen zij bij het lokaal loket kinderopvang terecht. Deze registratie in de Kin‑ deropvangzoeker is verplicht voor alle ouders die formele kin‑ deropvang willen gebruiken. Een opvangvoorziening mag enkel nieuwe kinderen opvangen als de vraag in de Kinderopvangzoe‑ ker is opgenomen. De ouder kan in de Kinderopvangzoeker alle opvangvoorzienin‑ gen zien en er een aantal van zijn voorkeur aanduiden. Die ont‑ vangen dan een e-mail en kunnen de ouders contacteren. Ze kunnen alle openstaande vragen voor hun voorziening bekijken en opvolgen. Alle opvangvoorzieningen van de gemeente(s) waar opvang wordt gezocht, krijgen de opvangvraag te zien via een

overzicht van openstaande vragen in hun gemeente. Ze kun‑ nen de ouders contacteren wanneer ze een vrije plaats hebben. De ouders kiezen zelf of en wanneer de opvang hun gegevens ziet en of ze op een voorstel van opvang ingaan. Zodra er een schrif‑ telijke overeenkomst is ondertekend, wordt dit in de Kinderop‑ vangzoeker geregistreerd, net zoals de start van de opvang. Als er drie maanden vóór de startdatum nog geen overeenkomst is, krijgt het lokaal loket kinderopvang een seintje en kan het samen met de ouders naar een oplossing zoeken. De lokale be‑ sturen en Kind en Gezin kunnen via de Kinderopvangzoeker ook zien waar er welke opvang nodig is. De Kinderopvangzoeker zal zich in eerste instantie richten op de registratie van opvangvragen. Hij geeft geen informatie over beschikbare vrije plaatsen. Hij is nu nog in een proeffase. De precieze datum van invoering in heel Vlaanderen en Brussel is nog niet bekend.

Lokaal maart 2014

27


special

kinderopvang

Voldoende opvang De voorbije jaren zijn er in Vlaande‑ ren en Brussel al veel opvangplaat‑ sen bijgekomen, en de Vlaamse Re‑ gering wil blijven investeren zodat tegen 2016 voor minstens de helft van de kinderen jonger dan drie jaar opvang beschikbaar is. Vanaf 2020 moet elk gezin met behoefte aan kin‑ deropvang binnen een redelijke ter‑ mijn en binnen een redelijke afstand een betaalbare opvangplaats van goede kwaliteit kunnen vinden. Nu is het aanbod nog ongelijk verspreid. Uit de cijfers van 2013 blijkt dat er in 130 Vlaamse gemeenten voor minder dan de helft van de kinderen jonger dan drie jaar een opvangplaats is. In meer dan vier van de tien gemeenten ligt het percentage kinderopvang van baby’s en peuters dus lager dan vijf‑ tig. Dit percentage is een theoretisch cijfer dat uitdrukt hoeveel plaatsen er zijn in verhouding tot het aantal kinderen uit de doelgroep en reke‑ ning houdend met het feit dat elke plaats gebruikt wordt door meer dan één kind (de zogenaamde kindratio).

zo laag mogelijk gehouden worden en zal er over het lokaal loket wellicht enkel een ministeriële rondzendbrief verschijnen. Betaalbare kinderopvang Sinds 1 januari berekenen ouders die gebruik maken van een inkomensgerelateerde kinderopvang, hun tarief zelf via mijn.kindengezin.be. Als ze het tarief niet kunnen betalen, kan het OCMW hun een individueel verminderd tarief toekennen. Dit staat in het Besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013. De VVSG had eind januari een overleg met Kind en Gezin. Ze formuleerden er samen enkele algemene voorstellen over de toekenning van het individueel verminderd tarief in de kinderopvang. Zo zou een ouder automatisch recht hebben op een herberekening (via mijn.kindengezin.be) als een van de ouders een werkloosheidsuitkering ontvangt. Ook een ouder die leefloongerechtigd is, zou automatisch het minimumtarief van 1,56 euro per dag betalen. 28 maart 2014 Lokaal

Ook al krijgen met deze twee criteria zowat alle ouders die recht hebben op individueel verminderd tarief de garantie op betaalbare kinderopvang, toch blijft er wellicht door acute omstandigheden nog een restcategorie in de kou staan. Denk maar aan een ouder met een hoge ziekenhuisfactuur voor zichzelf of een kind, een alleenstaande moeder zonder vast inkomen die bij familie verblijft, ouders in schuldbemiddeling of ouders die door een woningbrand of faillissement

geldig. Tot 1 april 2014 hebben ouders die hun inkomen met twintig procent zien dalen, recht op een herberekening. Dit recht vervalt, dus na 1 april betalen zij het inkomenstarief op basis van het aanslagbiljet en niet op basis van de loonfiche. Deze voorstellen moeten nu politiek afgetoetst worden. Als ze worden goedgekeurd, is er verder overleg tussen Kind en Gezin en de VVSG nodig over de administratieve procedure die een OCMW

Kinderdagverblijven konden tot nu toe flexibel omgaan met de vragen van ouders, waardoor vooral op dinsdag en donderdag meer kinderen aanwezig waren dan de erkenning stipuleerde. Deze zogenaamde overbezetting wordt vanaf 1 april enkel nog tijdelijk gedoogd. in de problemen zitten. Het voorstel is het OCMW de bevoegdheid te geven individueel te oordelen over zulke situaties waarin het voor de ouder(s) (tijdelijk) onmogelijk is het op basis van het aanslagbiljet berekende inkomenstarief te betalen. Het zou dan kunnen beslissen deze ouder het individueel verminderd tarief te laten betalen: ofwel het minimumtarief van 1,56 euro per dag ofwel de helft van het berekende inkomenstarief (op basis van het recentste aanslagbiljet of zoals hierboven beschreven individueel verminderd tarief als gevolg van werkloosheid). De VVSG beseft dat dit een extra opdracht is voor het OCMW, maar dat lijkt wel verantwoord gezien het belang van toegankelijke kinderopvang bij activering en bij de bestrijding van kinderarmoede. De VVSG benadrukt dat de kosten van het individueel verminderd tarief niet ten laste zijn van het OCMW. Het aantal dossiers is ook eerder beperkt (vandaag ongeveer 2500 ouders in de erkende kinderopvang) en een deel ervan zal wellicht automatisch via mijn.kindengezin.be worden berekend. Om de werklast voor OCMW’s beperkt te houden blijven de na 1 januari 2014 en vóór 1 april 2014 toegekende socialetariefregelingen door de erkende kinderopvangvoorzieningen een jaar

moet volgen zodat ouders een correct attest kindcode en inkomenstarief krijgen. De VVSG dringt er ook op aan dat zowel de inhoudelijke criteria voor toekenning individueel verminderd tarief als de administratieve procedure snel duidelijk worden, want 1 april is bijzonder dichtbij. Veilige kinderopvang Voorzieningen met een vergunning voor de opvang van meer dan acht kinderen moeten een attest brandveiligheid hebben. Dat wordt afgeleverd door de burgemeester van de gemeente waarin de kinderopvanglocatie gelegen is, met de medewerking van de territoriaal bevoegde brandweerdienst. De brandveiligheidsnormen zijn vastgelegd in het besluit over de vergunningsvoorwaarden en zijn gelijklopend aan de bestaande regelgeving. Nieuw is dat de brandweer een attest A, B of C moet afleveren. Een brandveiligheidsattest A betekent dat de kinderopvangvoorziening aan de specifieke brandveiligheidsvoorschriften voldoet, een attest B betekent dat de kinderopvangvoorziening niet volledig voldoet aan de specifieke brandveiligheidsvoorschriften, maar dat er geen onmiddellijk gevaar is voor de kinderen, het personeel of bezoekers. Een brandveiligheidsattest C betekent dat de kinderopvangvoor-


De kwaliteit van kinderopvang meten ‘Als kinderen in zeer goede kinderopvang zitten, heeft dat zicht‑ bare baten tot in het middelbaar onderwijs. Worden ze als baby slecht opgevangen, dan ondervinden ze daar recht evenredig veel nadeel van. Volgens een recent OESO-rapport is het heel belang‑ rijk de kwaliteit in kaart te brengen. Dat alleen al zou de kwaliteit bevorderen omdat je gerichter kijkt en mensen helpt gerichter te kijken,’ zegt professor kinderzorg en gezinspedagogiek Michel Vandenbroeck die in opdracht van Kind en Gezin in november aan de ontwikkeling van zo’n meetinstrument is begonnen. Het project zal drie jaar duren. Op dit moment werkt Vandenbroeck aan het pedagogische raamwerk: ‘Kwaliteit is niet objectief te vatten, het heeft te maken met waarden en normen. Daarom overleggen we met de sector over de uitgangspunten. Daarna ontwikkelen we een wetenschappelijk instrument om de structu‑ rele aspecten zoals het aantal volwassenen per aantal kinderen, het aantal interacties tussen volwassenen en kinderen maar ook het welbevinden van de kinderen te meten. Over een jaar zullen we dan in de verschillende voorzieningen een steekproef houden. Op basis daarvan maken we een nulmeting om een uitspraak te doen over de stand van zaken in Vlaanderen. Daaruit leiden we

twee instrumenten af: eentje voor de inspectie met een mini‑ mumnorm waar we de lat leggen, en eentje voor zelfevaluatie van de pedagogische begeleiders.’ Vandenbroeck kan nu niets wetenschappelijks zeggen over de kwaliteit van de kinderopvang. ‘Het enige wat in Vlaanderen ooit werd gemeten is de tevredenheid van de ouders. En die is groot. Maar dat zegt niets over de kwaliteit van de opvang. Daar zijn de ouders niet bij.’ In Nederland werd in 2005 voor de eerste keer de kwaliteit van de kinderopvang gemeten. ‘Dat was niet zo’n goed nieuws, er waren veel mankementen. En vijf jaar later bij de volgende meting bleek dat de kwaliteit er nog op achteruit was gegaan. Na veel debatten heeft de overheid extra midde‑ len toegekend en bij de recentste meting was er dan toch een positief resultaat.’ In Frankrijk wordt de kwaliteit niet gemeten, in Duitsland in sommige Länder. Toch wil Kind en Gezin graag internationaal kunnen vergelijken, dus probeert Vandenbroeck in het instrument zoveel mogelijk elementen op te nemen die elders gebruikt worden. ‘Het wordt een compromis, we zullen overleggen wat we wel gebruiken en wat niet. Wat ontbreekt, knutselen we zelf in elkaar.’ MvB

advertentie

IS DEZE ADVERTENTIE WEL LEGAAL? U staat er misschien niet bij stil, maar deze advertentie is onderhevig aan een pak wetgeving. Beeldmerken, auteursrecht, plaatsing, nanciën... Meer dan u op het eerste gezicht zou vermoeden. Dat geldt eigenlijk voor de wet in het algemeen. Alles hangt met elkaar samen, zeker bij steden en gemeenten. Dus kunt u maar beter samenwerken met een partner die alle kennis in één huis heeft. Zelfs als het gaat om een advertentie.

Speciek voor overheden: ruimtelijke ordening - overheidsopdrachten en pps personeelsbeleid - overheidsaansprakelijkheid - administratief recht - grondgebiedszaken - milieu Mechelsesteenweg 27 - 2018 Antwerpen - T +32 3 232 50 60 - E info@gsj.be - www.gsj.be

Lokaal maart 2014

29


special

kinderopvang

Gent 20 maart

Inspiratiedag kinderopvang Wilt u meer weten over het lokale loket kinderopvang of over het ver‑ minderde tarief in de kinderopvang en de rol van de OCMW’s, kom dan zeker naar deze inspiratiedag. www.steunpuntkinderopvang.be

ziening niet voldoet aan de specifieke brandveiligheidsvoorschriften. De organisator van kinderopvang beschikt voor zichzelf, voor de verantwoordelijke, voor de kinderbegeleider en voor elke andere meerderjarige persoon die in de kinderopvanglocatie direct contact met de kinderen heeft, over een recent uittreksel uit het strafregister model 2, of een gelijkwaardig document voor wie niet in België gedomicilieerd is, waaruit onberispelijk gedrag in de omgang met kinderen blijkt. Nieuw is dat dit attest driejaarlijks hernieuwd moet worden. Als een kinderopvang van baby’s en peuters geen vergunning (meer) heeft, dan moet hij dicht. Is er direct gevaar voor de opgevangen kinderen, dan kan Kind en Gezin bevelen tot onmiddellijke sluiting. Is er geen direct gevaar, dan legt Kind en Gezin een sluitingsdatum op zodat de ouders niet van de ene dag op de andere zonder opvang vallen. Kind en Gezin informeert zo snel mogelijk de burgemeester die dan laat nagaan of de sluiting wordt nageleefd. Ook als de uitoefening van de kinderopvang opeens opgeschort wordt, licht Kind en Gezin zo snel mogelijk de burgemeester in. Die gaat na of de opschorting of het sluitingsbevel wordt nageleefd, en informeert Kind en Gezin daarover. Als na de inwerkingtreding van een schorsing of sluiting wordt vastgesteld dat de werking nog doorgaat, gaat de burgemeester, op schriftelijk verzoek van Kind en Gezin, over tot de uitvoering van de bestuurlijke maatregel. Dat gebeurt op kosten en risico van de organisator. 30 maart 2014 Lokaal

Lokale regie in samenspraak met de Vlaamse overheid Organisatoren van groepsopvang moeten bij de aanvraag van een vergunning bij Kind en Gezin voor een locatie een bewijs van aanvraag tot advies van het lokale bestuur waar de kinderopvangvoorziening zich bevindt voegen. Ook bij uitbreiding van gesubsidieerde kinderopvangplaatsen wordt het lokale bestuur uitgenodigd een advies te formuleren. Vergunde kinderopvangvoorzieningen zullen zich moeten informeren over het lokale beleid. Dit is een vergunningsvoorwaarde. Ook na de inwerkingtreding van het decreet zal het lokale bestuur de regie inzake kinderopvang op zich kunnen nemen. Dit wordt niet door het decreet Kinderopvang van Baby’s en Peuters geregeld, maar via het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van Kind en Gezin en het bijbehorende uitvoeringsbesluit. Daarin staat: ‘Het agentschap oefent zijn taak betreffende de regie van de kinderopvang uit in samenspraak met de lokale besturen, die een lokaal beleid kinderopvang uitwerken in overeenstemming met de regels die de Vlaamse Regering bepaalt.’ Het lokaal beleid kinderopvang wordt geregeld door het besluit van de Vlaamse Regering over het lokaal beleid kinderopvang. Het lokaal overleg kinderopvang blijft bestaan als gemeentelijke adviesraad voor kinderopvang. Zelf organiseren Lokale besturen die organisator zijn van kinderopvang voor baby’s en peuters met een erkenning, attest van toezicht of toestemming, zullen op 1 april 2014 automatisch een vergunning krijgen voor hetzelfde aantal plaatsen. Uiteraard moet deze opvang aan de vergunningsvoorwaarden voldoen, rekening houdend met bepaalde overgangstermijnen en afwijkingsbepalingen. Nieuw vanaf 1 april en de inwerkingtreding van het decreet zijn de gewijzigde voorrangsregels in de inkomensgerelateerde kinderopvang en de absolute voorrang die moet worden gegeven aan gezinnen waarvoor kinderopvang noodzakelijk is in het kader van de werksituatie. Het decreet en het besluit met de vergunningsvoorwaarden leggen sterk de

nadruk op het pedagogische beleid. Zo moet de organisator zorgen voor pedagogische ondersteuning en die moet van een pedagogische ondersteuningsorganisatie komen, daarnaast komt er een instrument om de pedagogische kwaliteit te meten. Qua personeel is de huidige norm vervangen door een strikte ratio begeleider/kind: er mag per aanwezige begeleider niet meer dan een in de regelgeving vastgelegd aantal kinderen aanwezig zijn. Er mogen in een voorziening niet meer kinderen aanwezig zijn tegelijkertijd dan waarvoor men een vergunning heeft en dit op basis van de m2 leef- en rustruimte. Voor veel kinderdagverblijven wordt dit wennen, zij konden tot nu toe flexibel omgaan met de vragen van ouders, waardoor vooral op dinsdag en donderdag meer kinderen aanwezig waren dan de erkenning stipuleerde. Deze zogenaamde overbezetting wordt vanaf 1 april enkel nog tijdelijk gedoogd. Voor diensten voor onthaalouders is de grootste vernieuwing dat een vergunning nu wordt toegekend op het niveau van een locatie waar een onthaalouder opvang presteert. Concreet betekent dit dus ook dat veel vergunningsvoorwaarden vervuld moeten worden op het niveau van de onthaalouder en dat de toezichthouder de onthaalouder rechtstreeks kan controleren. Kinderopvangvoorzieningen die nu subsidies ontvangen, zullen ingeschakeld worden in het subsidiesysteem (3 trappen) van het decreet. Lokale besturen hebben het vooruitzicht dat zij in 2020 ook voor de erkende plaatsen die zijn toegekend vóór 2006 een hogere subsidie zullen krijgen. De VVSG ijvert al lang voor een gelijke subsidie voor alle kinderopvangplaatsen. In 2020 lijkt dit nu realiteit te worden. Ann Lobijn is VVSG-stafmedewerker kinderopvang

Regelgeving: - Decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby’s en peuters - Besluit van de Vlaamse Regering van 22 november 2013 houdende de vergunningsvoorwaarden en het kwaliteitsbeleid voor gezinsopvang en groepsop‑ vang van baby’s en peuters


special

kinderopvang, praktijk

LEUVEN – Leuven heeft sinds enkele jaren als enige in Vlaanderen een eengemaakt digitaal loket kinderopvang. Ouders kunnen er online op zoek gaan naar een geschikte opvangplek voor hun kind. Alle erkende en zelfstandige kinderdagverblijven en onthaalouders die op het grondgebied van de stad opereren zijn aangesloten. Het bespaart ouders en kinderopvanginitiatieven heel wat werk. En het overzicht van vraag en aanbod levert relevante beleidsinformatie op.

Digitaal loket kinderopvang maakt het ouders makkelijker De website kinderopvangleuven.be is ruim twee jaar online. Ouders die op zoek zijn naar kinderopvang, moeten zich via de site inschrijven. Yannick Meys, projectcoördinator: ‘Ouders ge‑ ven de gewenste startdatum van de opvang aan en vullen een opvangplan in: voor hoeveel en voor welke dagen in de week hebben ze kinderopvang nodig? Dat plan kan vast of variabel zijn. Daarna kunnen ze kiezen voor groepsopvang in een kinderdagver‑ blijf of voor gezinsopvang, of voor beide. Voor de groepsopvang kunnen ze vijf voorkeursinitiatieven aandui‑ den. Hun vraag komt automatisch in de wachtlijst van die kinderdagverblij‑ ven terecht, die via mail antwoorden of er plaats is. Als de voorkeursiniti‑ atieven geen plaats hebben, kunnen de ouders er andere aanduiden. Voor gezinsopvang krijgen de ouders zes maanden voor de gewenste startda‑ tum een lijst met de vrije plaatsen bij onthaalouders. Het is dan aan hen om verder af te spreken. Ouders moeten hun opvangvraag dus maar één keer stellen, ze hoeven niet meer alle kinderdagverblijven of onthaalou‑ ders afzonderlijk te telefoneren of te bezoeken. Mensen die hun weg niet vinden op de site of die geen pc met internetaansluiting hebben, kun‑ nen een beroep doen op de loketten kinderopvang in het stadskantoor, bij enkele kinderdagverblijven of bij toe‑ leiders zoals het OCMW, het CAW, of verenigingen waar armen het woord nemen.

Minder administratie Naast de interactieve zoekmo‑ dule biedt het digitale loket nog de zoekmodules ‘opvang ziek kind’ en

‘last minute-opvang’. Niet alleen de ouders doen hun voordeel met het digitale loket. Ook voor de kinderop‑ vanginitiatieven is het een grote stap vooruit. Ze ontvangen de vragen van ouders elektronisch en ze behandelen ze ook elektronisch, dat bespaart hen rompslomp en administratie. De beheersmodule van de website laat de opvanginitiatieven ook toe om ingeschreven kinderen in te plannen in leefgroepen zodat de bezetting per leefgroep zichtbaar wordt, om aan‑ wezigheden te registreren en op basis daarvan te factureren, om rapporten met opvanggegevens aan te maken die aan Kind en Gezin of het FCUD worden bezorgd.

Tekort aan opvang duidelijk Ten slotte is het digitale loket ook zeer belangrijk voor het beleid. De module ‘statistieken’ genereert gegevens over de Leuvense kinder‑ opvang die belangrijk zijn voor het stedelijke en het Vlaamse beleid. Was er vroeger bijvoorbeeld geen zicht op de werkelijke grootte van de vraag naar kinderopvang omdat ouders zich bij verschillende kinderdagverblijven of onthaalouders aanmeldden, dan geeft de gecentraliseerde registratie nu een helder beeld van vraag en aan‑ bod. Murielle Mattelaer: ‘We weten al langer hoeveel kindplaatsen er zijn in Leuven, wat de verdeling is over de verschillende opvangvormen, de geo‑ grafische spreiding, de mate waarin het aanbod inkomensgerelateerd is. De invoering van het loket kinder‑ opvang bevestigt ons vermoeden dat er in de centrumstad een groot tekort aan opvang is. 80% (2712) van alle Leuvense 0- tot 3-jarigen heeft

behoefte aan kinderopvang. Slechts 85% daarvan vindt effectief een plaats, de meesten in Leuven, som‑ migen buiten Leuven. In absolute cij‑ fers vindt een 500-tal gezinnen geen plaats. Het loket maakt dat tekort niet ongedaan, maar het objectiveert wel de omvang van het probleem. Het is een basis om het lokale kinder‑ opvangbeleid verder uit te werken. Daarnaast kunnen we via de module statistieken gedetailleerde analyses maken op basis van socio-economi‑ sche kenmerken van de aanvragers of kenmerken van de opvangvraag.’

Het loket maakt het tekort aan opvang niet ongedaan, maar het objectiveert er wel de omvang van. Het is een basis om het lokale kinderopvangbeleid te verbeteren. En het levert belangrijke informatie voor Vlaanderen, met het oog op uitbreiding de komende jaren.

Ook fysiek loket De stad ontwikkelde en beheert het digitale loket met middelen van het Stedenfonds. Ze stelt ook een projectmedewerker ter beschikking om het fysieke loket te bemannen (cruciaal om de toegankelijkheid naar kwetsbare gezinnen te garanderen) en opvanginitiatieven technisch te ondersteunen. De Leuvense kinder‑ opvanginitiatieven maken er gratis gebruik van. bart van moerkerke

kinderopvangleuven.be Lokaal maart 2014

31


special

kinderopvang, tevredenheidsmeting

Ouders uiterst tevreden over kinderopvang De voor- en buitenschoolse kinderopvang georganiseerd door de gemeente of het OCMW floreert niet alleen, hij wordt ook uiterst positief gewaardeerd door de ouders. Zo zou 99 procent van de ouders hem aanbevelen aan andere ouders. Honderd procent van de ouders is er zeker van dat hun kind zich goed voelt in het kinderdagverblijf van het lokale bestuur. tekst ann lobijn beeld isabelle pateer

D

e VVSG heeft een onlinetevredenheidsmeting die kinderopvangvoorzieningen van lokale besturen gratis kunnen gebruiken om de tevredenheid van ouders te onderzoeken. Via www.tevredenheidopvang.be wordt gepeild naar de tevredenheid over de opvang in kinderdagverblijven, diensten

Honderd procent van de ouders is ervan overtuigd dat hun kind zich goed voelt in de kinderopvang.

32 maart 2014 Lokaal

voor onthaalouders en initiatieven voor buitenschoolse opvang georganiseerd door lokale besturen. Kinderdagverblijf Een eerste opvallende vaststelling is dat meer dan de helft van de ouders die gebruik maken van de opvang in het kin-

derdagverblijf, aanvullend een beroep doet op familie, kennissen of vrienden voor de opvang van hun kind. 100% van de ouders is ervan overtuigd dat hun kind zich goed voelt in de opvang (85% is daar absoluut van overtuigd, 15% in voldoende mate). Ouders tonen een hoge tevredenheid (met meer dan 95% van de ouders die absoluut wel tevreden zijn of in voldoende mate tevreden is) over zeer uiteenlopende aspecten van de opvang, zoals de aanspreekbaarheid van de verantwoordelijke, over het onthaal en de manier waarop de begeleiders omgaan met hun kind, over het aantal begeleiders, over de sfeer in het kinderdagverblijf en de aandacht voor


Wat gebeurt er in de opvang?

de ontwikkeling van hun kind, over de maaltijden en de verzorging, over de inrichting, hygiëne en de veiligheid van het gebouw en ten slotte over het feit of de facturen correct en duidelijk zijn. Waar zijn ouders dan minder tevreden over? 10% van de ouders zegt in onvoldoende mate een beeld te hebben van wat er tijdens de opvang gebeurt met hun kind. Nochtans ervaren ze bij de kinderbegeleiders wel voldoende openheid om de opvoeding en ontwikkeling van hun kind te bespreken. Opvallend is ook dat meer dan 10% van de ouders vindt dat hun kind niet rustig en niet voldoende kan slapen in de opvang. En terwijl 97% van de ouders tevreden is over het openingsuur ’s morgens,

Uit de tevredenheidsmeting www.tevredenheidopvang.be blijkt dat ouders weinig zicht hebben op wat er met hun kind gebeurt in de opvang. In het VVSGvolgboekje kunnen kinderopvangers de ouders daar gemakkelijk over informeren. Onthaalouders kunnen het volgboekje bij de Collishop Professional bestellen. Politeia heeft een versie voor kinderdagverblijven. Alle kinderopvangvoorzieningen kunnen dankzij de samenwerking met de VVSG bij de Collishop Professional een uitgebreid en professioneel assortiment vinden aan de gunstigste tarieven. Alle artikelen voldoen aan de Europese veiligheids‑ normen. Voor de kinderopvangvoorzieningen die bij het Steunpunt Kinderopvang van de VVSG aangesloten zijn en voor hun onthaalouders gelden bijzondere voor‑ waarden. Zo krijgen ze vijf procent extra korting op het kinderopvangassortiment en gratis thuislevering bij een aankoop voor minstens 100 euro. • collishopprofessional.be, de inlogcode vraagt u aan bij elke.drieghe@colruyt.be, vermeld duidelijk dat u lid bent van VVSG vzw. Voor een bij de VVSG vzw aan‑ gesloten onthaalouder moet de aanvraag door de dienst gevalideerd worden. • De collishop heeft een toonzaal in Sint-Pieters-Leeuw geopend, ingericht als een professionele kinderopvang. Contacteer Elke Drieghe voor een afspraak op T 02-363 51 50 of info@collishopprofessional.be.

Zowel bij kinderdagverblijf als bij onthaalouders tonen ouders een hoge tevredenheid over het onthaal, de sfeer, de aandacht voor de ontwikkeling van hun kind, de maaltijden en de verzorging. is ‘maar’ 89% van hen tevreden over het sluitingsuur ’s avonds. Onthaalouders Meer dan 98% van de ouders zegt te merken dat hun kind graag naar de onthaalouder gaat. Opvallend verschil met kinderdagverblijven: ouders vinden dat hun kind rustig en voldoende kan slapen in de opvang van de onthaalouder. Ouders tonen een hoge tevredenheid (met meer dan 95% absoluut wel of in voldoende mate tevreden) over zeer uiteenlopende aspecten van de opvang, zoals het dagelijks onthaal, de voeding, de zorg op maat, de manier waarop de onthaalouder omgaat met het kind, de aandacht die elk kind individueel krijgt, de aandacht voor de ontwikkeling van het kind, de inrichting, veiligheid en hygiëne van de opvangruimtes.

Buitenschoolse kinderopvang Meer dan 84% van de ouders die gebruik maken van het IBO woont in de gemeente waar het gevestigd is. Meer dan de helft van de ouders maakt dagelijks of bijna dagelijks gebruik van de buitenschoolse opvang. Slechts drie op tien ouders stellen dat zij eerder uitzonderlijk een beroep doen op het IBO voor de opvang van hun kleuters of schoolgaande kinderen. Ouders tonen een hoge tevredenheid (met meer dan 95% van de ouders die absoluut wel of in voldoende mate tevreden is) over zeer uiteenlopende aspecten van de opvang, zoals de aanspreekbaarheid van de verantwoordelijke, de openheid om problemen te bespreken, het aantal begeleiders, de manier waarop deze bezig zijn met de kinderen, het evenwicht tussen begeleide activiteiten,

vrije spel- en rustmomenten, de sfeer in het IBO, de gelegenheid om buiten te spelen, de openingsuren ’s morgens en ’s avonds, de inrichting van het gebouw en de buitenruimte, de facturatie enzovoort. Afwijkende scores zijn er (met meer dan 11% van de ouders die ‘in onvoldoende mate’ of ‘absoluut niet’ antwoorden) op de vraag of ouders een beeld hebben van wat er tijdens de opvang gebeurt met hun kind en op de vraag of zij van de kinderbegeleiders voldoende informatie krijgen over hun kind en de opvang. Meer dan één vierde van de ouders vindt dat zij in onvoldoende mate worden betrokken bij de werking van de buitenschoolse kinderopvang. 97% van de ouders zeggen ervan overtuigd te zijn dat hun kind zich goed voelt in de opvang. 98% van de ouders zijn tevreden over de buitenschoolse kinderopvang en 99% van de ouders zouden de buitenschoolse kinderopvang van de gemeente of het OCMW ook aanbevelen aan andere ouders. De lokale besturen hebben dus alle reden om hier trots op te zijn! Ann Lobijn is VVSG-stafmedewerker kinderopvang

Lokaal maart 2014

33


special

kinderopvang

Huis van het Kind opent deuren In elke gemeente werken vroedvrouwen, het consultatiebureau, het OCMW, de kinderopvangvoorzieningen, het CLB, het buurtwerk, de centra algemeen welzijnswerk, de Gezinsbond, de huisartsen, de huistaakbegeleiding, de speelpleinwerkingen, ontmoetingsplaatsen en opvoedingswinkels, oudergroepen, prenatale steunpunten, ruilwinkels, socio-cultureel werk, speel-o-theken, ziekenfondsen en vrijwilligersorganisaties aan gezinsondersteuning. In de Huizen van het Kind worden al deze krachten gebundeld om nog beter te ondersteunen. tekst ann lobijn beeld huisvanhetkind-huisstijlgids

S

amen de (aanstaande) gezinnen en kinderen en jongeren zo goed mogelijk ondersteunen, dat is de uitdaging voor alle partners in een Huis van het Kind. Elk Huis van het Kind zal dat op zijn eigen manier doen, want de werkwijze hangt af van de partners en hun aanbod, van de lokale behoeften en mogelijkheden én uiteraard ook van wat je met die samenwerking doet, welke voordelen ze creëert voor de gezinnen. Een Huis van het Kind zou zich echter niet tot het verplichte aanbod (zie kader hiernaast) mogen beperken. Breder kijken, op basis van lokale problemen en kansen, moet de ambitie zijn. Aanbod afgestemd op lokale vraag Samenwerking tussen alle betrokkenen vermijdt dat diverse partners elk afzonderlijk op hetzelfde inzetten, het maakt dat verschillende expertises gezamenlijk worden ingezet, waardoor lokale vragen integraler worden beantwoord of meer gezinnen worden bereikt. Door de expertise over hoe je kansarme gezinnen bereikt te delen, verlaag je de drempels naar de dienstverlening voor deze gezinnen. Maar samenwerking maakt ook zorgafstemming mogelijk. Vooral gezinnen met complexe problemen krijgen steun uit verschillende hoeken: bij zorgafstem-

ming zitten het gezin en de dienstverleners samen aan de tafel, ze proberen zo de vragen van het gezin helderder te krijgen en bespreken wie op welke manier op elke vraag inspeelt.

Een Huis van het Kind zou zich niet tot het verplichte aanbod mogen beperken. Breder kijken, op basis van lokale problemen en kansen, moet de ambitie zijn. Toegankelijkheid De dienstverlening aan gezinnen is vandaag eerder versnipperd, veel initiatieven zijn bovendien niet eens bij alle gezinnen bekend. Zelfs de lokale organisaties kennen elkaar en elkaars aanbod niet. Net daar moet een Huis van het Kind helpen: het moet de deur openen voor dienstverlening aan alle gezinnen. Als gezin zou je geen probleem moeten ondervinden om naar een Huis van het Kind te gaan, maar ook zou je er bij voorkeur ondersteuning moeten vinden die ‘in proportie’ is met je vraag of behoefte (het zogenaamde progressieve universalisme). De Huizen van het Kind zijn op zichzelf niet hét antwoord op de strijd tegen (kinder)armoede, maar kunnen hieraan wel een belangrijke bijdrage leveren.

Tweede deur links

Dienst voor onthaalouders

Regioteam Kind en Gezin

Derde deur links

ZIBOtheek

Spreekuur familiale bemiddeling

Tweede deur links

Tweede deur rechts

Gang rechts

Bakstenen De benaming Huis van het Kind wil niet zeggen dat het een huis van baksteen is. Er worden geen formele vormvereisten opgelegd. Om de toegankelijkheid te ga-

Steunpunt opvoedingsondersteuning Derde deur rechts

randeren lijkt het wel noodzakelijk om minstens ergens een fysiek toegangspunt te hebben waar gezinnen terecht kunnen met om het even welke vraag over gezinnen, opgroeien, ontwikkelen en opvoeden. De voordelen van een Huis van het Kind liggen in het realiseren, bundelen of ontsluiten van aanbod op plaatsen waar gezinnen al komen, zoals kinderopvangvoorzieningen, school of gemeentehuis. Een lokale zaak Om gezinnen samen zo goed mogelijk te ondersteunen moet je zicht hebben op wat ze nodig hebben en als ondersteunend ervaren. Daarom zijn de Huizen van het Kind ook bij uitstek een lokale zaak. Het decreet schrijft: ‘Elk lokaal bestuur en elke lokale actor die relevant is voor de preventieve gezinsondersteuning, kan initiatief nemen tot het organiseren van een Huis van het Kind. Elk initiatief verloopt in samenwerking met het lokaal bestuur. Bij gebrek aan initiatief neemt het lokaal bestuur het initiatief op zich.’ Door aan te sluiten bij een Huis van het Kind leren lokale organisaties elkaars

Consultatiebureau Kind en Gezin i.s.m. Kind en Preventie

ZIBO

Gang rechts

De Katrol Vierde deur links

34 maart 2014 Lokaal

Op het einde van deze gang

Zottegem vulde de deelnemende organisaties aan het Huis van het Kind op de boom in.


aanbod beter kennen, ze zullen competenties en expertise uitwisselen en gezamenlijk inzetten, de middelen efficiënter gebruiken, overlap vermijden en hiaten opvullen. Zo kan een Huis van het Kind doelstellingen bereiken die een organisatie in haar eentje nooit zou aankunnen. Het werkingsgebied In een vorige versie van het decreet werd er een territoriale koppeling gemaakt tussen het werkingsgebied van het consultatiebureau en dat van het Huis van het Kind. Die wordt nu losgelaten, maar de noodzakelijke aanwezigheid van de consulten in het samenwerkingsverband blijft behouden. Het betreffende artikel luidt nu als volgt: ‘Elk Huis van het Kind heeft een uniek werkingsgebied, dat intragemeentelijk, gemeentelijk of intergemeentelijk vorm krijgt, met dien verstande dat het werkingsgebied de grenzen van de zorgregio van het niveau van een kleine stad niet overstijgt. Het werkingsgebied wordt vastgesteld door het samenwerkingsverband…’ Onafhankelijk van de omschrijving van het werkingsgebied van een Huis van het Kind, blijft het wel zo dat gezinnen

Minimale invulling

In de Huizen van het Kind worden minstens de volgende activiteiten gebundeld: • preventieve gezinsondersteuning zoals vaccinaties van (jonge) kinderen, vroege detectie van gezondheidsrisico’s en gezondheidsproblemen, ook acties gericht op gezondheidsbevordering; • opvoedingsondersteuning: de laagdrempelige, gelaagde ondersteuning van ou‑ ders en opvoedingsverantwoordelijken bij de opvoeding van kinderen en jongeren; • activiteiten ter bevordering van ontmoeting en sociale cohesie. Aanbodsvormen van Kind en Gezin die erkend worden via de besluiten die uitvoering geven aan het decreet houdende de organisatie van de preventieve gezinsonder‑ steuning van 20 november 2013, zijn verplicht aan te sluiten. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring zijn er extra voorwaarden over onder andere de afstemming van het aanbod op de behoeften van gezinnen, gebruikersparticipatie en efficiënte en kwaliteitsbevorderende inzet van middelen. De samen‑ werking moet de vorm aannemen van een feitelijke vereniging of vzw. Informatie over de subsidiëring van de Huizen van het Kind kun je vinden op www.vvsg.be.

hoofdstad. Het is hun vrije keuze zich te engageren in het samenwerkingsverband Huis van het Kind, met uitzondering van die aanbodsvormen die erkend en/of gesubsidieerd worden door Kind en Gezin in uitvoering van dit decreet. De Huizen van het Kind worden een herkenbaar uithangbord zodat aanstaan-

Bij zorgafstemming zitten het gezin en de dienstverleners samen aan de tafel, ze proberen zo de vragen van het gezin helderder te krijgen en bespreken wie op welke manier op elke vraag inspeelt. zelf bepalen óf ze gebruik maken van of deelnemen aan het aanbod. Ze kunnen ook vrij hun Huis van het Kind kiezen. Herkenbaar uithangbord De Huizen van het Kind vinden hun basis in het decreet houdende de organisatie van de preventieve gezinsondersteuning van 20 november 2013. Het decreet is van toepassing op de samenwerking tussen iedereen in het domein preventieve gezinsondersteuning voor zover deze instanties een aanbod organiseren in een Huis van het Kind dat gelegen is op het grondgebied van de Vlaamse Gemeenschap en het tweetalig gebied Brussel-

Huisstijlgids

de gezinnen, gezinnen met kinderen en jongeren, en de verschillende individuen binnen de gezinnen (ouders, opvoedingsverantwoordelijken, kinderen en jongeren) er terecht kunnen voor ondersteuning. Vanzelfsprekend is deze ambitie niet zomaar te bereiken, en zal dit lokaal evolueren volgens het eigen tempo en de beschikbare middelen van het samenwerkingsverband. Terwijl vroeger gesproken werd over minderjarigen (kinderen en jongeren tot 18 jaar) wordt nu ook het begrip ‘jongere’ gedefinieerd (tussen 15 en 24 jaar), waarmee de doelgroep qua leeftijd uitgebreid wordt.

Binnen de Huizen van het Kind moet er werk gemaakt worden van preventieve gezinsondersteuning. Dit wordt gedefinieerd als het ‘bevorderen van het welbevinden van aanstaande ouders en gezinnen met kinderen en jongeren, door hen te ondersteunen op het gebied van welzijn en gezondheid, zodat voor ieder kind maximale gezondheids- en welzijnswinsten gerealiseerd worden.’ Er worden geen formele vereisten geformuleerd over hoe het aanbod van het lokale samenwerkingsverband vorm moet krijgen, al streeft het Huis van het Kind wel herkenbaarheid na. Bouw verder op en verbeter wat bestaat De Huizen van het Kind beginnen niet vanaf nul, ze bouwen voort op eerder geleverde inspanningen en ze verbeteren wat al bestaat. Samenwerkingsverbanden en overlegstructuren binnen de Huizen van het Kind sluiten qua vorm dan ook bij voorkeur zoveel mogelijk aan bij bestaande structuren, of vormen er een verbetering van. Dat is ook een van de redenen waarom gevraagd wordt de Huizen van het Kind qua vorm zoveel mogelijk te laten aansluiten bij het lokaal sociaal beleid. Ann Lobijn is VVSG-stafmedewerker kinderopvang

Lokaal maart 2014

35


special

buitenschoolse opvang

De buitenschoolse kinderopvang zal lokaal zijn of niet zijn Een hedendaagse benadering van opvang en vrije tijd van schoolkinderen vraagt een aanbod op maat van het kind, de ouders en de samenleving. Zulk aanbod biedt kinderen ontwikkelingskansen en een prettige vrije tijd en ouders de mogelijkheid met gerust gemoed te participeren aan de arbeidsmarkt. Het bevordert de sociale cohesie. Kindperspectief (recht op spel en een leuke vrije tijd), ouderperspectief (verzoenen van arbeid en gezin) en perspectief van de samenleving moeten worden gecombineerd. tekst ann lobijn beeld daniel geeraerts

D

e manier waarop de buitenschoolse kinderopvang nu wordt georganiseerd, moet veranderen. Meer ouders zoeken buitenschoolse opvang voor hun kleuters en scholieren. Er is dus meer infrastructuur nodig, maar die is duur omdat hij aan de normen van de Vlaamse overheid moet voldoen en de lokale besturen krijgen weinig middelen van die overheid om opvang te realiseren. Daarnaast is het niet evident de sectoren onderwijs, jeugd, sport en vrije tijd met hun eigen doelstellingen, wettelijk kader en verschillen qua infrastructuurvereisten, personeelsstatuten en ouderbijdrageregeling hiervoor te laten samenwerken. En dan hebben we het nog niet gehad over het gebrek aan kinderbegeleiders. De cijfers Kind en Gezin liet de voorbije jaren de behoeften, gebruiken en ervaringen onderzoeken en kreeg een duidelijk zicht op zowel de voor- en naschoolse opvang als de opvang tijdens de schoolvakanties. Hierbij werden zowel de ouders over hun behoeften aan en gebruik van de buitenschoolse opvang aangesproken, als scholen en de andere aanbieders van opvang en vrije tijd over hun aanbod. Op dit moment zijn de kinderen aan de beurt en wordt de financiering van de buitenschoolse kinderopvang onderzocht. Het gebruik van de buitenschoolse kinderopvang is de afgelopen twaalf jaar sterk gestegen, maar het aantal opvangmomenten is nauwelijks toegenomen. Op schooldagen wordt 66% van de kinderen regelmatig opgevangen, vooral door

36 maart 2014 Lokaal

grootouders en de school, gevolgd door de initiatieven voor buitenschoolse kinderopvang. 84% van de scholen biedt opvang aan in de gebouwen van de school zelf. En op schooldagen is het toch vaak de school zelf die ook de opvang organiseert. 11% van de ouders heeft wel eens problemen om na schooltijd opvang te vinden. Heel veel ouders (95%) maken gebruik van de opvang omdat ze langer dan de schooluren werken. 43% van alle schoolgaande kinderen maakt bijna elke vakantie gebruik van de buitenschoolse kinderopvang of neemt

school-opvang en opvang-thuis en over de buitenspeelruimte. Bij de opvang in een IBO zijn ze dan weer meer tevreden over de openingsuren, omgang met het kind, veiligheid, prijs, spelmateriaal, aantal begeleiders en hun opleiding, inrichting lokalen en activiteiten. De aanbieders zelf vinden dat ze de kinderen onvoldoende ruimte bieden om te rusten. Scholen die opvang realiseren, geven zich ook een lage score voor de mogelijkheid om aan boeiende activiteiten deel te nemen en voor de opleiding van de begeleiders.

Voor de opvang van schoolgaande kinderen is er een ruim netwerk van partners nodig: scholen, vrijetijdsinitiatieven, cultuur- en sportverenigingen, welzijnsvoorzieningen, commerciĂŤle partners. Deze lokale samenwerking vraagt een lokale regisseur. deel aan vrijetijdsactiviteiten. 21% van alle ouders ervaart tijdens korte schoolvakanties wel eens problemen met het vinden van opvang. In de zomervakantie is dat zelfs een op vier ouders. De ouders zijn over het algemeen tevreden over de opvang op schooldagen, en maken daarbij weinig onderscheid tussen opvang op school (90% tevreden of zeer tevreden) of opvang in een IBO (96% tevreden of zeer tevreden). Wat betreft de opvang in de school zijn ouders meer tevreden over de afstand

Stimulerende lokale besturen 57% van de lokale besturen ondersteunt de opvangvoorzieningen, 59% doet dit ten aanzien van de scholen en bijna drie van de vier lokale besturen ondersteunen de private vrijetijdsinitiatieven. Deze ondersteuning neemt velerlei vormen aan: van het zelf organiseren van de opvang, tot het bekendmaken van het aanbod, financiĂŤle, materiĂŤle of logistieke ondersteuning bieden, vorming organiseren voor begeleiders, instaan voor vervoer van de kinderen, personeel inzetten voor


95% van de ouders maken gebruik van de opvang na schooltijd omdat ze langer dan de schooluren werken.

de begeleiding of voor de organisatie en coördinatie. Andere vormen van ondersteuning van het lokale bestuur zijn het volledig uitbesteden en financieren van de opvang aan een private organisatie, overleggen met kinderopvanginitiatieven over kwaliteit, helpen bij het oplossen van problemen of vrijwilligers inzetten. Ongeveer drie van de vier lokale besturen zeggen initiatieven te nemen om de samenwerking en overleg te stimuleren. Ook vier van de vijf verantwoordelijken van opvangvoorzieningen, scholen, vrijetijdsdiensten en private initiatiefnemers vinden volgens het onderzoek van Kind en Gezin dat het lokale bestuur de partners moet aanzetten of stimuleren tot samenwerking. Van verplichten is een ruime meerderheid geen voorstan-

der. Maar uit dit antwoord blijkt wel dat er een grote eensgezindheid is over de stimulerende rol van de gemeenten. Lokale regie Werkgroep 1 van de Staten-Generaal bevestigt dat de opvang van schoolgaande kinderen niet alleen beantwoord kan worden door de door Vlaanderen erkende en gesubsidieerde initiatieven voor buitenschoolse kinderopvang. Voor de opvang van schoolgaande kinderen is er een ruim netwerk van partners nodig: scholen, vrijetijdsinitiatieven, cultuur- en sportverenigingen, welzijnsvoorzieningen, commerciële partners. Dit netwerk moet lokaal vorm krijgen door samen te werken met respect voor ieders specifieke eigenheid en mogelijkheden. Deze

Staten-Generaal opvang van schoolkinderen De ministers Jo Vandeurzen, Philippe Muyters en Pascal Smet gaven Kind en Gezin de opdracht een Staten-Generaal Opvang van Schoolkinderen te organiseren om aanbe‑ velingen en beleidsopties te formuleren betreffende de opvang van schoolkinderen buiten de schooltijd en tijdens schoolvakanties. De VVSG was vertegenwoordigd in werkgroep 1 die als opdracht had het begrip schoolkinderopvang af te bakenen en in werkgroep 3 die vooral de organisatie van de schoolkinderopvang moest bestu‑ deren. Werkgroep 2 boog zich over de kwaliteit. Dit artikel is een samenvatting van de beleidsaanbevelingen van werkgroep 1, de enige werkgroep die zijn eindverslag had afgewerkt bij het drukklaar maken van deze Lokaal.

lokale samenwerking vraagt een lokale regisseur. Lokale besturen zijn op alle beleidsdomeinen actief en zijn daardoor het best geplaatst om alle belanghebbenden aan tafel te zetten en hun samenwerking te stimuleren. De regisseur moet ook de nodige middelen hebben om zijn beleid te kunnen uitvoeren en doorzetten. Het betekent ook dat lokale besturen die zich achter een referentiekader – een minimaal kwaliteitskader – scharen, vertrouwen moeten krijgen om zelf de regels en de besteding van de geïntegreerde subsidiestroom te bepalen. In sommige gevallen kan dit betekenen dat de lokale overheid zelf de opvang organiseert. In elk geval vraagt de VVSG dat lokale besturen in beide functies erkend worden en bij het tot stand komen van het Vlaamse beleid betrokken worden. De VVSG vraagt dat Vlaanderen de gemeenten daarbij steunt, zowel inhoudelijk als financieel en daarbij belemmerende bepalingen wegwerkt zoals sociaal voordeel of exclusief gebruik infrastructuur. De lokale regietaak wordt gehonoreerd door de lokale besturen ook de beschikking en beslissingskracht te geven over de noodzakelijke middelen om een antwoord te formuleren op de behoefte aan opvang van schoolgaande kinderen. Ann Lobijn is VVSG-stafmedewerker kinderopvang

Lokaal maart 2014

37


50 EURO VOOR EEN PAKKET VAN 10 STUKS!

NIEUW

Volgboekje voor de kinderopvang Als ouder wil je graag weten hoe je kind zich voelt in de opvang. Ook als begeleider is het soms goed om te weten wat er ’s avonds of ’s morgens allemaal al is gebeurd met het kind dat straks bij je in de opvang komt. Een goede communicatie tussen ouder en begeleider is zeer belangrijk. Maar vaak is er ’s morgens en ’s avonds weinig tijd. Vandaar dit ‘Volgboekje’.

Alle nuttige en nodige informatie over het kind in de opvang! Omdat het in noodsituaties belangrijk is dat bepaalde informatie snel voorhanden is, worden enkele gegevens vooraan in het boekje op de kartonnen fiche Als het snel moet gaan samengebracht. De tweede fiche vooraan, Zit alles in mijn luiertas, is een handige checklist voor de ouders. De rubriek Goed om te weten bevat alle info die nodig is bij de start en in noodsituaties. De Heen-en-weerpagina’s beslaan het grootste deel van dit volgboekje. Het is een agenda en dagboekje tegelijk. Op een dubbele pagina per dag kunnen ouders en begeleiders aan elkaar vertellen hoe de dag verlopen is. Er is ook plaats voor extra informatie (praktisch of persoonlijk). Elk boekje bevat schrijfruimte voor 100 dagen opvang. In deel 3, Kijk eens wat ik al kan, geeft de begeleider aan wanneer het kind bepaalde vaardigheden aanleert. Onderaan de ontwikkelingsschema’s vind je voor elke leeftijdsfase ook enkele tips en ideeën voor spelletjes.

Elk boekje bevat schrijfruimte voor 100 dagen opvang.

Praktisch en duurzaam -

BESTELKAART

Ja, ik bestel

handig pocketformaat voor in de verzorgingstas blijft makkelijk open liggen op een bepaalde dag vrolijke en kleurrijke vormgeving duidelijke onderverdeling plaats voor extra informatie en om te personaliseren

....... pakketten van 10x Volgboekje aan 50 euro (VVSG-leden) of 55 euro (niet-leden)*

Naam: ...............................................................................................

Uitgeverij Politeia Ravensteingalerij 28 1000 Brussel

Functie: ............................................................................................ Bestuur/Organisatie: ......................................................................... Tel.: .................................................................................................. E-mail: ..............................................................................................

Fax: 02 289 26 19 Tel.: 02 289 26 10 Of bestel via website: www.politeia.be e-mail: info@politeia.be 38 maart 2014 Lokaal

Adres: ............................................................................................... BTW: .................................................................................................

* Prijs incl. btw, excl. verzendingskosten. Prijs geldig tot 31 december 2014. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.

Datum en handtekening


special

kinderopvang, praktijk

SINT-GILLIS-WAAS – Tijdens de renovatie van de oude garages van de vroegere rijkswachtkazernes hebben artikel 60’ers leren klussen voor de OCMW-klusjesdienst. Nu de vroegere garages klaar zijn, vangen onthaalouders die aangesloten zijn bij de Kinderopvangdienst Gezinsbond er kindjes op. In ruil zijn er twee fulltime plaatsen voorbehouden voor kinderen van OCMW-clientèle.

BART LASUY

‘We stellen de gebouwen ter beschikking.’

Het OCMW stelt de gerenoveerde gebouwen ter beschikking van onthaalouers, zo hoopt het voldoende kinderopvang te realiseren.

Rita geeft Nena en Maylie fruitpap terwijl Jazz in mijn handtas graait. Daarna haalt Rita Chloë en Cas uit de bedjes. Even later brengt ze Jazz naar bed. Ine haalt een damestasje uit een van de speel‑ goedbakken en loopt er parmantig mee rond terwijl Rita nu Chloë en Cas fruitpap geeft. Ze lacht en wijst naar de nieuwe keuken, helemaal spic en span: ‘We zijn altijd blij wanneer de keuken opgeruimd is voor we aan de fruitpapjes beginnen.’ OCMW-voorzitter Eric De Keyzer kijkt me veelbetekenend aan: ‘Ik wist niet dat het hier zo druk was.’ Bij de 19.000 inwoners van Sint-Gillis-Waas zijn er veel jonge gezinnen. Voor de mensen die op de linker Schelde-oever werken is dit de eerste gemeente die ze tegenkomen. ‘Hier wonen ze landelijk en zijn ze vlak bij hun werk, dat maakt Sint-Gillis-Waas heel aantrekkelijk voor jonge gezinnen,’ zegt Eric De Keyzer. Maar jonge gezinnen hebben jonge kin‑ deren, op dit moment is er voor iets meer dan dertig procent van de -2,5-jarigen een opvangplaats.

Rijkswachtgarage wordt kinderopvang Bij de politiehervorming kocht het OCMW de oude woningen van de rijkswachters, het werden doorstroomwoningen, ook voor noodopvang. ‘Al sinds 2008 verhuurt het OCMW voor een symbolisch bedrag een van die doorstroomwoningen aan de Blokkendoos, een opvangvoorziening van onthaalouders die bij de Gezinsbond zijn aangesloten,’ vertelt OCMW-secretaris Rony Lentacker. ‘In ruil is er plaats voor kinderen van ouders met een leefloon of van politieke vluchtelingen die een taalcur‑ sus volgen.’

Voor de twee lege garages achter de woningen was er niet meteen een bestem‑ ming. Werd dit een ontmoetingsruimte, een opleidingslokaal voor het personeel of een sanitaire stop voor wandelende senioren van het woonzorgcentrum? Maar in Sint-Gillis-Waas was er vooral meer kinderopvang nodig. Ondertussen liepen er gesprekken met de VDAB voor een mobiele opleiding om een klusjesdienst op te richten. Vijf werkzoe‑ kenden aangetrokken door de VDAB en vijf mensen die in het kader van artikel 60 door het OCMW werden geselecteerd, kregen vanaf januari 2012 een opleiding van een instructeur van het socialeeconomiebedrijf Den Azalee: vloeren, gipsplaten plaatsen, elektriciteit leggen en schilderen. Voor Eric De Keyzer maakt dit het project interessant: ‘We konden een opleidings‑ traject koppelen aan een zinvolle invulling van een leegstaand gebouw en tegelijk ook nog tegemoet komen aan de groei‑ ende behoefte aan kinderopvang. En omdat we nog meer kinderopvangplaatsen moeten realiseren, hebben we de twee garages geclusterd tot een totaalproject. Per eenheid is er plaats voor maximaal veertien kinderen.’ Volgens De Keyzer is het een trend: onthaalouders vangen de kinderen liever niet meer in eigen huis op. ‘De gemeente gaat op een andere plaats ook een gebouw renoveren conform de brandveiligheid en het ter beschikking stellen aan de Gezinsbond. Door als lokale overheid die investering te dragen en gebouwen ter beschikking te stellen kun‑ nen we in Sint-Gillis-Waas de doelstelling halen.’ marlies van bouwel

www.sint-gillis-waas.be Lokaal maart 2014

39


lokaal overleg kinderopvang Brugge

Grote vergadering, weinig activiteit Het Brugse lokaal overleg kinderopvang is een zeer grote vergadering. De meeste aanwezigen komen blijkbaar enkel luisteren, slechts enkelen hebben een actieve inbreng. Het inhoudelijke werk gebeurt vooral in werkgroepen, de plenaire vergadering verloopt vrij mak, zonder grote discussies en debatten.

tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere

Meer dan vijftig effectieve leden telt het Brugse lokaal overleg kinderopvang. Daarvan zijn er een veertigtal afgezakt naar de conferentiezaal van het stadhuis voor de eerste vergadering van 2014. Mijn vrees dat het onbegonnen werk wordt om de vergadering te volgen – wie is aan het woord en voor welke organisatie? – blijkt ongegrond. Behalve voorzitter Bernard Van Steenkiste, OCMWvoorzitter en schepen van Welzijn Dirk De fauw, en stedelijk consulente kinderopvang Hilde Ghyoot neemt maar een handvol mensen actief deel aan de gesprekken. Onderzoeksbudget De vergadering neemt een rustige aanloop met de goedkeuring van het verslag van het vorige overleg, de verwelkoming van enkele nieuwe leden en een overzicht van 40 maart 2014 Lokaal

de nieuwe en de gestopte kinderopvanginitiatieven. Daarna geeft Hilde Ghyoot een stand van zaken van de werkzaamheden van enkele werkgroepen. De werkgroep Beleid kinderopvang vraagt raad aan de algemene vergadering. ‘We willen graag enkele voorstellen voor de besteding van een onderzoeksbudget van 15.000 euro dat op het stadsbudget 2014 is voorbehouden voor de kinderopvang. De suggesties die tijdens deze vergadering naar voren komen, gaan naar de dienst welzijn, en die zal dan een voorstel van onderzoek voorleggen aan het college,’ verduidelijkt Hilde Ghyoot. De werkgroep heeft zelf enkele ideeën gepresenteerd. Zo is er geen zicht op hoeveel mensen die niet in Groot-Brugge wonen maar er wel werken, gebruik maken van Brugse opvanginitiatie-

ven. Ook een bevraging van bestaande, nieuwe en gestopte initiatieven zou interessant kunnen zijn, om tot een betere ondersteuning door de stad te komen. Of er zou nagegaan kunnen worden op welke manier buitenschoolse initiatieven en aanverwante diensten zoals sport en jeugd kunnen samenwerken. Evelyn Huys van het Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning Sint-Clara stelt voor het onderzoek of toch zeker een deel ervan toe te spitsen op de toegankelijkheid van de kinderopvang voor kansarmen. ‘Daaraan is al gewerkt, maar het kan nog beter.’ Jenny Desaedeleer van het kinderdagverblijf Mariawende - Ons Tuintje brengt de concurrentie ter sprake die de sector ondervindt van de veel goedkopere speelpleinwerking. ‘We zullen in de toekomst moeten samenwerken. Ik stel voor

niet te wachten tot het op ons afkomt, maar nu al aan de slag te gaan. Zou het niet goed zijn te onderzoeken hoe we die samenwerking het best kunnen organiseren?’ Enkele aanwezigen mengen zich in het debat over de concurrentie tussen kinderopvang en speelpleinwerking. Er wordt besloten het punt mee te nemen naar de volgende vergadering. Advies voor startende opvang De voorzitter begint al aan het volgende agendapunt wanneer Jenny Desaedeleer vraagt wat er nu eigenlijk is beslist over de besteding van


de 15.000 euro onderzoeksmiddelen. OCMW-voorzitter Dirk De fauw stelt voor dat het onderzoek in eerste instantie alle bestaande kennis in kaart brengt. ‘We weten al heel veel, maar een overzicht is er niet. Pas als dat er is, kunnen we de hiaten in onze knowhow detecteren en invullen. Daarbij moeten twee sporen gevolgd worden: de behoeften van de gebruikers van de kinderopvang, maar ook die van de initiatiefnemers en de organisaties.’ Iedereen kan zich vinden in die analyse. Een volgend punt waarover van gedachten wordt gewisseld zijn de criteria voor

starters in de kinderopvang. Hilde Ghyoot: ‘Aan lokale besturen wordt advies gevraagd door Kind en Gezin voor startende opvanginitiatieven. Vraag is waarop we ons baseren bij dit advies. Welke criteria kunnen/zullen we hanteren. Criteria die kunnen worden gehanteerd, zijn bijvoorbeeld de locatie van het initiatief, de leeftijdsgroep waarop wordt gemikt, de mogelijkheden voor flexibele en vakantieopvang, het inclusieve karakter van de opvang, de armoedetoets die de stad onlangs invoerde voor elke beslissing. Denken jullie nog aan andere criteria? En welk gewicht kennen we toe aan

elk criterium?’ Het voorstel van Johanna Mahieu van De Blauwe Lelie om daar rustig over na te denken, wordt aanvaard. Het punt komt op de de werkgroep die concreter voorstel op de volgende vergadering brengt. Nieuwjaarsreceptie Voordat de nieuwjaarsreceptie begint, moet de vergadering zich nog over de uitbreidingsronde van inkomensgerelateerde plaatsen in de Brugse kinderopvang buigen. Er zijn drie aanvragen: één initiatief vraagt een uitbreiding van IKG-plaatsen, twee andere een omzetting van ‘gewone’ in IKG-

plaatsen. Het is niet meteen duidelijk of de drie aanvragen in één rangschikking moeten worden opgenomen, uiteindelijk kiest de vergadering voor twee adviezen. Zo moeten enkel de twee initiatieven die een omzetting willen, tegen elkaar worden afgewogen. Omdat Lissewege voor kinderopvang een blinde vlek is en Assebroek niet, is de keuze snel gemaakt. Iedereen is het ermee eens. De voorzitter sluit de vergadering, de aanwezigen drentelen naar de receptieruimte.

Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal

Lokaal maart 2014

41


mens en ruimte kort lokaal nieuws

Stedelijk en gemeentelijk basisonderwijs grootste groeier

ISABELLE PATEER

Het aantal leerlingen in het gemeentelijk basisonderwijs nam de laatste twintig jaar voortdurend toe. Bovendien is het onderwijs van de Vlaamse gemeenten de grootste groeier van de afgelopen twintig jaar. Dat blijkt uit de recent gepubliceerde cijfers in het statistisch jaarboek van het ministerie van Onderwijs en Vorming. Vooral in het kleuteronderwijs was er sinds het schooljaar 1992-’93 een markante groei, het aantal leerlingen nam toe met 18.643, naar een totaal van 62.271 (+42,73%). In het lager onderwijs kwamen er 3962 leerlingen bij, naar een totaal van 94.660 (+ 4,37%). Globaal gezien nam het leerlingenaantal in het gemeentelijk gewoon en buitengewoon basisonderwijs dan weer toe met 22.605, wat het totale aantal leerlingen op 156.931 brengt (+16,83%). Verder blijkt uit de resultaten dat veel mensen kiezen voor het gemeentelijke net. Dit valt af te leiden uit het verschil in aantal leerlingen in het openbaar onderwijs in gemeenten waar een gemeentelijke school gevestigd is tegenover

gemeenten waar dat niet het geval is. Het percentage leerlingen in het openbaar basisonderwijs in de 162 gemeenten waar meerdere officiële netten actief zijn bedraagt 42,22%. Waar het openbaar basisonderwijs enkel vanuit de gemeente ingericht wordt, is dit percentage quasi gelijk: 40,24%. In de 78 gemeenten waar er enkel officiële scholen van andere netten zijn bedraagt het percentage slechts 26,05%. Gemeenten blijven veruit de grootste aanbieders van openbaar basisonderwijs; 61,61% van de kinderen die naar een openbare basisschool gaan, doen dat in het gemeentelijk onderwijs. anne berckmoes

www.ovsg.be; www.ond.vlaanderen.be/onderwijsstatistieken/

Elektronische leurkaart vanaf 1 april verplicht Sinds 1 april 2013 worden de machtigingen voor ambulante activiteiten, de zogenaamde leurkaarten voor markten, beurzen of kermissen, uitgereikt op een elektronische kaart. Handelaars kregen één jaar de tijd om zich voor een bedrag van 13 euro aan te passen en een aanvraag in te dienen. Nu moeten ze alle geldige papieren leurkaarten uiterlijk op 31 maart 2014 inleveren bij een erkend ondernemingsloket. Na deze datum wordt de omzetting van papieren naar elektronische leurkaart veel duurder, namelijk 100 euro

of meer. Zonder nieuwe kaart riskeert de handelaar bovendien zijn abonnement op een markt te verliezen. Ambulante handelaars die deze formaliteit nog niet hebben geregeld, moeten zich dus zo vlug mogelijk tot een erkend ondernemingsloket wenden om de machtiging te vervangen. liesbet box

www.vvsg.be, knop economie voor de kennisfiche

Tot 15 maart Prijs Armoede Uitsluiten 2014 Het thema van deze Prijs is Van school naar werk: optimale kansen. Ook al bestaat dit jaar de leerplicht honderd jaar, toch verlaten nog veel jongeren op hun achttiende het onderwijs zonder diploma. Dit verhoogt hun kans op werkloosheid en afhankelijkheid van uitkeringen. Maar ook met diploma is de overgang naar de arbeidsmarkt voor velen

42 maart 2014 Lokaal

een lastige kwestie. In Vlaanderen en Brussel proberen verschillende grote én kleine initiatieven hier iets aan te doen: ze zetten activiteiten en projecten op om de schoolcarrière van jongeren te ondersteunen en hun toegang tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. www.welzijnszorg.be projecten@welzijnszorg.be


print & web

LAYLA AERTS

Nieuwe editie Lokale Inburgerings- en Integratiemonitor

In de Vlaamse samenleving zijn er ondertussen 176 verschillende nationaliteiten. In een aantal steden is ongeveer de helft van de inwoners van vreemde herkomst: Genk (54%), Maasmechelen (44%), Vilvoorde (43%) en Antwerpen (42%), ook Gent (29%), Mechelen (28%), Leuven (27%), Turnhout (24%) en Sint-Niklaas (20%) behalen een vrij hoge score. Het aandeel personen van vreemde herkomst ligt veruit het hoogst bij de jongste leeftijdsgroepen. Voor heel Vlaanderen gaat het om 32% personen van vreemde herkomst bij de kinderen tot vijf jaar en maar 3% bij de 80-plussers. In zes Vlaamse gemeenten zijn meer dan twee op drie kinderen tot vijf jaar van vreemde herkomst. Baarle-Hertog scoort het hoogst (81%), daar gaat het vooral om Nederlanders. Daarna volgen Maasmechelen (73%), Genk (72%), Vilvoorde en Antwerpen (elk 68%) en Machelen (67%).

Grote achterstand voor niet EU-burgers In de nieuwe monitor kan elke gemeente zicht krijgen op werkzaamheid en werkloosheid, het aantal leefloners en ‘kansarme’ geboorten bij personen van vreemde herkomst en op het aantal kinderen en jongeren van wie de thuistaal geen Nederlands is. Nieuw in deze editie 2013 zijn de cijferreeksen over de sociaaleconomische positie van personen van vreemde herkomst op basis van de gegevens van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid. Terwijl de werkzaamheidsgraad van personen van Belgische herkomst in 2012 in het hele Vlaamse Gewest op 75% lag, is dat bij de groepen van buiten de EU telkens onder de 50%. Vooral vrouwen en ouderen uit de kandidaat-EU-landen (inclusief Turkije) en de Maghreblanden scoren hier opval-

De nieuwe editie van de Lokale Inburgerings- en Integratiemonitor die minister Geert Bourgeois eind januari presenteerde, bevat gegevens over de aanwezigheid van nieuwkomers, vreemdelingen en personen van vreemde herkomst en over hun relatieve achterstandspositie in de domeinen onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, welzijn en armoede. lend laag. Slechts 35% van de vrouwen en respectievelijk 20% en 28% van de ouderen in deze herkomstgroepen is aan het werk. Omgekeerd is het zo dat de werkloosheidsgraad bij mensen uit kandidaat-EU-lidstaten en Maghreblanden tot vier keer hoger ligt dan bij Belgen. Nog opvallend is dat het aandeel personen in de laagste dagloonklasse (0 tot 100 euro) veruit het hoogst ligt bij de personen afkomstig van buiten de EU (59%). Bij de personen van Belgische herkomst ligt dat aandeel meer dan de helft lager (25%). In de centrumsteden loopt het aandeel personen afkomstig van buiten de EU uiteen van 52% in Genk tot 74% in Brugge en Oostende.

Participatietrajecten

Van mobiliteitsplan tot wijkniveau

Draaiboek

Draaiboek Participatietrajecten: van mobiliteitsplan tot wijkniveau In het Gemeentedecreet is parti‑ cipatie wettelijk verankerd. Het leidt tot gedragen beleidskeuzes, efficiëntere projecten en een transparanter beleidsproces. Lo‑ kale besturen moeten aangeven hoe ze participatie vormgeven. Algemene publicaties over parti‑ cipatie zijn voorhanden, maar de vertaalslag naar het toepas‑ singsgebied duurzame mobiliteit ontbreekt. Mobiel 21 ontwikkelde met steun van de Vlaamse over‑ heid en met de VVSG als partner een digitaal draaiboek dat lokale besturen daarbij helpt. www.mobielvlaanderen.be

Meer Vlaamse ondersteuning Vlaanderen verkleurt, en niet enkel in de centrumsteden. Tijdens deze beleidsperiode is het aantal gemeenten met een integratiesubsidie van 30 naar 58 gegroeid. De recente cijfers van de monitor tonen aan dat maar liefst 149 gemeenten aan de eerste instapvoorwaarde voor Vlaamse subsidies voldoen: ten minste 10% van de personen die in de gemeente wonen of ten minste 1000 inwoners van vreemde herkomst zijn. De VVSG vraagt dat Vlaanderen zeker voldoende middelen reserveert zodat gemeenten voldoende capaciteit hebben om de vele uitdagingen die deze verkleuring van de lokale samenleving met zich meebrengt aan te gaan. sabine van cauwenberge

Voor het rapport van uw gemeente aps.vlaanderen. be/lokaal/integratiemonitor.html Couleur Locale 2013, een publicatie van Prisma vzw en de provincie Antwerpen, bundelt het beschikba‑ re cijfermateriaal over etnisch-culturele minderhe‑ den en nieuwkomers in de provincie Antwerpen www.prismavzw.be/couleurlocale

Migratiemaatschappij Het Kruispunt Migratie-Integra‑ tie stelt op 11 maart het boek Migratiemaatschappij voor met een panelgesprek in het Vlaams Parlement. Hoe kunnen we met elkaar samenleven? Wat zijn de gevolgen voor de arbeidsmarkt? Wat wordt onze omgangstaal? Moeten we aandacht hebben voor identiteit? In Migratiemaatschappij kijken twintig experts naar de toekomst. Vanuit verschillende achtergron‑ den bespreken ze de complexe nieuwe realiteit. Hoe zien ze de samenleving evolueren? Hoe gaan we er met zijn allen op vooruit? Milica Petrovic, Fons Ravijts, Els Roger (red.), Migratiemaatschappij. 20 stemmen over samenleven in diversiteit. Acco, Leuven, 24,50 euro.

Lokaal maart 2014

43


mens en ruimte erfgoedbeleid

Open Monumentendag 2014

Erfgoed, vroeger, nu en in de toekomst De Vlaamse gemeenten zijn al 25 jaar de spil van het succes van Open Monumentendag. Met de provincies en Herita, de organisatie die iedereen met een hart voor erfgoed samenbrengt en ook Open Monumentendag coördineert, slaan ze de handen in elkaar om lokale erfgoedpareltjes aan het publiek te tonen en zo de belangstelling voor hun erfgoed te vergroten. Op zondag 14 september zetten ze voor de 26ste keer gratis de deuren open. En daar hoort zoals steeds ook een uitvoerig en gevarieerd programma bij. tekst stefanie hap

I

De Panne, Villa Zonneweelde

Doe mee aan Open Monumentendag 2014 Vertel op zondag 14 september het verhaal van uw lokale erfgoed en laat het grote publiek kennis maken met de unieke erfgoedparels uit uw gemeente. Surf naar www. openmonumenten.be en kom alles te weten over Open Monumentendag 2014 en het thema ‘Erfgoed vroeger, nu en in de toekomst’. Is het lokale erfgoedaanbod te klein? Werk dan samen met de omliggende gemeen‑ ten een interessant programma uit. Steeds meer families met kinderen en jongeren maken van Open Monumentendag een dagje uit. Reden te meer om hen extra in de watten te leggen. Herita staat gemeenten graag met raad en daad bij, onder meer via twee workshops die in het voorjaar worden georganiseerd. www.openmonumenten.be, openmonumentendag@herita.be of T 03-212 29 55

44 maart 2014 Lokaal

n 2013 vierde Open Monumentendag zijn zilveren jubileum. Op die 25 jaar is Open Monumentendag een vaste waarde op de culturele agenda geworden, maar de jaarlijkse hoogtijdag heeft ook veel betekend voor het lokale erfgoedbeleid. Een toonaangevend voorbeeld op het vlak van jongerenwerking was het pioniersproject dat in 1992 in Brugge van start ging. Jongeren tussen veertien en achttien jaar gingen op een innovatieve manier aan de slag met de opengestelde monumenten. Gaandeweg namen ze het project zelf in handen en in 2002 kreeg het zelfs een internationale dimensie met het stadsproject ‘Frontsid(t)e’. Vanaf 2005 stierf het project helaas een stille dood, maar de erfenis bleef belangrijk. Enkele jonge erfgoedpioniers richtten eind 2003 tapis plein vzw op, een projecthuis voor erfgoed en actuele cultuur. Intussen is tapis plein erkend als expertisecentrum voor cultureel erfgoed en won het de Vlaamse Cultuurprijs. Open Monumentendag maakt dat mensen zich engageren en het erfgoed weer tot leven brengen. Zo ontstond in 2008, toen 20ste-eeuwse architectuur het thema was, de vereniging Architectuurliefhebbers in Boom. Aanvankelijk waren ze vooral actief rond de Provinciale Technische Scholen en het omliggende park. De aandacht voor dit recente erfgoed nam toe en de scholen werden intussen beschermd. Open Monumentendag bracht


In 2014 staat Open Monumentendag in het teken van de evoluties binnen het erfgoed in Vlaanderen.

in Boom dus ‘onontdekte’ gebouwen onder de aandacht en zette monumentenzorg mee op de gemeentelijke politieke agenda. Ook in Gent bracht de aandacht van Open Monumentendag veel in beweging. Tijdens het tienjarige jubileum van Open Monumentendag in 1998 bracht toenmalig minister Johan Sauwens er onder meer een bezoek aan het met afbraak bedreigde huis De Jaegher. Dankzij de ministeriële bescherming die spoedig volgde, werd het huis van de sloophamer gered. Inmiddels is het gerestaureerd.

Boom, Provinciale Technische Scholen © Provincie Antwerpen

en inmiddels is C-Mine er gevestigd. Ook het mijngebouw van Waterschei kreeg dankzij Open Monumentendag grote aandacht, net als de directeurswoning in Zwartberg. Open Monumentendag doorbreekt grenzen en stimuleert buurgemeentes om de krachten te bundelen. Zo werkte Vilvoorde vorig jaar samen met Kapelle-op-den-Bos. Met een boottocht op het zeekanaal Brussel-Schelde werd een

Open Monumentendag doorbreekt grenzen en stimuleert buurgemeentes om de krachten te bundelen. De Panne is een goed voorbeeld van hoe Open Monumentendag een katalysator kan zijn voor de erkenning van het lokale erfgoed. Aanvankelijk kon de bescherming van de Dumontwijk als stadsgezicht op weinig bijval rekenen bij de eigenaars. De grote belangstelling op Open Monumentendag deed het tij snel keren. De inwoners raakten steeds beter vertrouwd met het erfgoed van de waardevolle Dumontwijk en de waardering ervoor nam toe. Niet vanzelfsprekend voor een kustgemeente onder constante druk van vastgoedpromotoren! Door het goede contact met de eigenaars slaagt de dienst Cultuur er elk jaar in nooit eerder opengestelde villa’s aan het grote publiek te tonen. Het mijngebouw van Winterslag bij Genk werd voor het eerst opengesteld in 1997. Met meer dan 10.000 bezoekers overtrof de volkstoeloop alle verwachtingen. Dat bracht de belangstelling voor de site in een flinke stroomversnelling

450 jaar oud ‘monument’ op een andere manier in de kijker gesteld, met veel publieke belangstelling tot gevolg. Kleinere gemeentes vinden elkaar dikwijls in een intergemeentelijke samenwerking en dat werkt alleen maar versterkend. Erfgoed vroeger, nu en in de toekomst In 2014 staat Open Monumentendag in het teken van de evoluties binnen het erfgoed in Vlaanderen. Bedoeling van de initiatiefnemers 25 jaar geleden was onder meer het draagvlak voor monumenten- en erfgoedzorg te verbreden. Door tal van monumenten open te stellen raakte het grote publiek ervan overtuigd dat het belangrijk was die monumenten voor de toekomstige generaties te bewaren. Intussen is de invulling van het begrip erfgoed sterk geëvolueerd. Naast grote kerken en kastelen wordt ook het kleine kapelletje op de hoek van de straat nu als erfgoed beschouwd. We

Genk, C-Mine voormalige mijnsite Winterslag ©Stad Genk

spreken niet alleen van monumenten, maar ook van archeologie, waardevolle landschappen, mobiel en industrieel erfgoed. Een andere evolutie: monumenten worden niet langer als individuele relicten gezien. De laatste jaren is er ook steeds meer aandacht voor de ruime omgeving en de context van een monument. Monumenten staan vaak symbool voor de identiteit van een gemeenschap. Daardoor zijn ze een gemakkelijk doelwit in tijden van conflict. De gevolgen van zo’n conflict zijn dikwijls nog aanwezig in het landschap en de bebouwde omgeving. De herdenking van de Groote Oorlog krijgt daarom eveneens een plaats op Open Monumentendag 2014. Ook qua herbestemming en restauratie is er de laatste jaren veel in beweging: discussies over duurzaamheid, de keuze voor een specifieke restauratietechniek of de nieuwe functie die een oud of vergeten gebouw weer tot leven wekt. Op Open Monumentendag 2014 brengen we ook de multiculturele samenleving onder de aandacht. Gaandeweg rijzen er vanuit die andere culturen nieuwe monumenten uit de grond. Erfgoed in evolutie betekent ook dat we ons richten tot de erfgoedzorgers van de toekomst. Kinderen en jongeren komen vaker in contact met monumenten dan ze misschien wel denken. Ze gaan naar school in een oud klooster, hun jeugdbeweging of academie is gevestigd in een oud gebouw… Met de titel ‘Erfgoed, vroeger, nu en in de toekomst’ kunnen gemeenten dit jaar opnieuw een rijk en gevarieerd programma samenstellen. Stefanie Hap is verantwoordelijke Open Monumentendag bij Herita vzw

Lokaal maart 2014

45


mens & ruimte cultuurbeleid

Vluchtelingen thuis in de bibliotheek Vluchtelingenwerk Vlaanderen is curator van de Jeugdboekenweek 2014 in de bibliotheken. Het thema Gevaar krijgt daarmee een bijzondere invulling. Bedoeling is de vluchtelingenproblematiek – in een heel breed kader – bespreekbaar te maken. Met kinderen én volwassenen. En de bibliotheek kan daar haar rol als voorwaardenschepper, kennisdeler en ontmoetingsmakelaar ten volle in opnemen. tekst hilde de brandt beeld locus

- roman klokchov

H

et is allemaal begonnen met 2020, het visietraject waarmee Locus, het steunpunt voor lokaal cultuurbeleid, met bibliotheken op zoek gaat naar hun positionering voor de toekomst. Meer van hetzelfde is geen – of alleszins geen voldoende – antwoord op digitale en financiële uitdagingen. Maar hoe kan het dan anders? Experiment Het voorbije jaar trok Locus het debat in de sector op gang. Samen nadenken over zichtbaarheid en herkenbaarheid van de bibliotheek, over haar functie als huis van kennis maar ook als publieke

Curator Een vertrouwd en succesvol pad eens helemaal anders plaveien en onderweg uitkijken naar nieuwe invalswegen en onvermoede zijpaden: dat is tegelijk de opdracht en de uitdaging van het experiment. Zo komt het dat de vertrouwde Jeugdboekenweek in de bibliotheek verrijkt wordt door een enthousiaste en sterke curator: Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Zoals elk jaar was het de werkgroep Leesplezier die de werking voor de Jeugdboekenweek op gang trok. Met onwaarschijnlijk veel creativiteit en knotsgekke ideeën werkte de groep een spel uit over mogelijk en onmogelijk gevaar in de bi-

De Jeugdboekenweek is fun, en dat blijft ook zo. De opdracht aan de curator was helemaal niet het plezier te bederven door te veel sérieux, maar wel ervaringen en inzichten toe te voegen en de kennismaking met vluchtelingen vanzelfsprekender te maken. ontmoetingsruimte, over haar sterke traditie en de manier waarop die met een uitdagende toekomst kan worden verbonden. In dat debat groeide consensus over een experiment. Als antwoorden niet evident en eenduidig zijn, waarom het dan niet gewoon eens anders proberen? Geen tabula rasa – dat nu ook weer niet, of toch niet voor iedereen – maar uittesten hoe de bibliotheek haar collectie sterker met meer en andere mensen kan verbinden. Want een bibliotheek heeft geen bestaansgrond als lezers, luisteraars, bezoekers haar woorden niet wakker lezen, haar kansen niet grijpen. 46 maart 2014 Lokaal

bliotheek. De Jeugdboekenweek is fun, en dat blijft ook zo. De opdracht aan de curator was helemaal niet het plezier te bederven door te veel sérieux, maar wel ervaringen en inzichten toe te voegen en de kennismaking met vluchtelingen vanzelfsprekender te maken. Dat is een positief verhaal van dialoog en uitwisseling, van kennis en ontmoeting, en dus helemaal iets voor de bibliotheek! Netwerk Bibliotheken bieden tijdens de Jeugdboekenweek workshops en lezingen, rondleidingen en spelmodules. Dat is dit keer

niet anders. In de inspiratiegids verwerkte de curator titels, films, workshops van, met, door of over vluchtelingen. Nodig voor een workshop een vluchtelingkunstenaar uit. Bied kinderen en hun ouders een namiddag in het gezelschap van een gevluchte verhalenverteller aan. Werk samen met het opvanginitiatief in uw buurt. Geen vluchtelingen in uw gemeente? Neem contact op met collega’s van integratie of het OCMW. Sluit allianties met huizen van het Nederlands en basiseducatie. Versterk en inspireer elkaar. Vluchten is overigens van alle tijden. Koppel vijftig jaar migratie aan het thema. Verbind het met het herdenkingsjaar Groote Oorlog.


Gastvrije bib De Jeugdboekenweek loopt af op 30 maart, de samenwerking met de curator en de aandacht voor vluchtelingen niet. Nog tot het najaar kunnen biblio-

ven mogen, maar ook details maken verschil. Elke bibliotheek kan meedoen, elke inspanning wordt gewaardeerd. De winnaar krijgt een geldprijs van 1000 euro en het label Gastvrije bib.

De Jeugdboekenweek loopt af op 30 maart, de samenwerking met de curator en de aandacht voor vluchtelingen niet. Tussen alle initiatieven door profileert de bieb zich als sociale en creatieve draaischijf. theken kandideren voor Gastvrije bib. De opdracht is eenvoudig: stuur uw werking bij zodat een meer divers publiek zich thuis voelt. Grote initiatie-

Tussen alle initiatieven door profileert de bibliotheek zich als sociale en creatieve draaischijf en toont ze zich ook van deze, vaak onderbelichte kant.

Gastvrije vluchtelingen Vluchteling-kunstenaar Roman Klokchov ontwierp het campagnemateriaal voor Jeugdboekenweek in de bibliotheek. Verschillende bibliotheekmedewerkers waren te gast in het Klein Kasteeltje en brachten een bezoek aan de sans-papiers in de Brusselse Begijnhofkerk. Vluchtelingen zijn mensen zonder thuis, maar ze zijn wel thuis in de bibliotheek. Hilde De Brandt is Locus-stafmedewerker www.gevaarindebib.be www.vluchtelingenwerk.be www.gastvrijegemeente.be

advertentie

Puro zet zich in voor de bescherming van de regenwouden. Wij werken samen met de natuurbeschermingsorganisatie World Land Trust en voor elk verkocht kopje koffie staan wij een financiĂŤle bijdrage af om bedreigde stukken tropisch regenwoud in Zuid-Amerika aan te kopen en duurzaam te beschermen.

Wij geloven in eerlijke lonen voor de boeren die onze koffie telen. Het hele gamma Puro koffie is Fair Trade gecertificeerd.

www.purocoffee.com - 0800/44 0 88 Lokaal maart 2014

47


mens en ruimte integratiebeleid

De groeipijnen van superdivers Vlaanderen Nieuwe uitdagingen voor een lokaal integratiebeleid Superdiversiteit is niet langer een vaag concept, maar een dagelijkse realiteit in almaar meer gemeenten in Vlaanderen. Het Kruispunt Migratie-Integratie sprak in 2013 met 79 medewerkers van lokale besturen om een antwoord te vinden op vragen zoals: op welke knelpunten botsen de medewerkers, welke initiatieven werpen vruchten af, welke ondersteuning kan de integratiesector daar tegenover plaatsen? tekst melissa ceuterick beeld layla aerts

T

ussen 2001 en 2010 is het aantal vreemdelingen die zich jaarlijks in Vlaanderen vestigen meer dan verdubbeld. Vooral de uitbreiding van de EU en het vrije verkeer van personen hebben bijgedragen aan de diversifiëring van het aantal landen van herkomst. Vandaag is één op zes Vlamingen van vreemde herkomst. Superdiversiteit is dus niet langer een vaag concept maar dagelijkse realiteit. De term superdiversiteit wijst op de toegenomen sociale en etnisch-culturele diversiteit in onze samenleving. Termen zoals ‘migrantengemeenschap’ en ‘doelgroep’ voldoen immers niet meer. Er zijn ook niet langer pasklare antwoorden die voor alle groepen werken. Superdiversiteit vraagt maatwerk en gaat gepaard met de nodige groeipijnen. Opvallend is dat de knelpunten die tijdens onze gesprekken aan de oppervlakte kwamen, aansluiten bij de huidige Vlaamse beleidsprioriteiten voor integratie. Met deze prioriteiten legt de Vlaamse regering het accent op participatie, sociale samenhang, taalbeleid en toegankelijkheid van zowel gemeentelijke als niet-gemeentelijke diensten. We bekijken hier wat de gesprekken hebben opgeleverd over die prioriteiten.

Integratie zou een aspect van andere beleidsdomeinen moeten worden, zodat het op lange termijn als apart beleidsthema overbodig wordt.

48 maart 2014 Lokaal

Participatie Participatie aan het lokale verenigingsleven neemt bij de hele bevolking af. Dus ook bij personen met een migratiegeschiedenis. Bovendien zijn nieuwkomers doorgaans niet structureel georganiseerd in zelforganisaties. In gemeenten met een startende integratiewerking vinden de medewerkers moeizaam toegang tot hen. Soms helpt het daarbij meer informele circuits zoals geloofsgemeenschappen aan te spreken. Meer directe samenwerking met onthaalbureaus is eveneens aan te bevelen.


Sociale samenhang: wij/zij? Er blijken vaak negatieve percepties te bestaan over thema’s als migratie en nieuwkomers. Lokale besturen zien beeldvorming als een belangrijke toegangspoort naar maatschappelijk draagvlak en sociale samenhang. De behoefte aan ondersteuning op dit vlak is groot. Opmerkelijk is dat gemeenten in hun communicatie nog te weinig rekening houden met de diversiteit van hun bevolking. Nederlands: hefboom en struikelblok Taalbarrières vormen voor gemeente- en OCMW-personeel vaak een obstakel in het dagelijkse werk met nieuwkomers. Een onduidelijk lokaal taalbeleid helpt daarbij niet. Medewerkers van lokale besturen kennen de mogelijkheden van de taalwetgeving onvoldoende. Dit leidt vaak tot een krampachtige houding in de omgang met anderstaligen. Op verschillende plaatsen is er onmiskenbaar een groter aanbod van taallessen en oefenkansen nodig. Sommige gemeenten organiseren kinderopvang in het kader van

Omgevingsanalyse 2013 Ham, Geraardsbergen, Liedekerke, Mortsel en Waregem zijn gemeenten die pas na 2010 een integratiedienst hebben opgericht, ze vertegenwoordigen ook elk een provincie en vormen een staalkaart van lokale besturen die op basis van recente mi‑ gratiefenomenen een Vlaamse integratiesubsidie verwierven. We gingen er praten met medewerkers van uiteenlopende diensten zoals Bevolking, Vreemdelingenza‑ ken, Welzijn, Onderwijs, Gelijke Kansen, Integratie, Jeugd, Sport, Cultuur, Vrije tijd en OCMW. De resultaten van onze gesprekken toetsten we af bij de medewerkers van twintig integratiediensten. Dat gebeurde tijdens provinciale focusgroepen. Uit al deze gesprekken hebben we algemene conclusies gehaald. Het onderzoeksrapport ‘Geactualiseerde Omgevingsanalyse 2013: Focus op lokale besturen’ is digitaal beschikbaar op www.kruispuntmi.be.

tegratie te werken. Hieruit spreekt een duidelijk signaal aan het Vlaamse beleid. Integratie zou een aspect van andere beleidsdomeinen moeten worden, zodat het op lange termijn als apart beleidsthema overbodig wordt. Veel integratieambtenaren worstelen met hun plaats in het gemeentelijke organogram. Om inclusief beleid te realiseren is impact op de interne besluitvorming belangrijk. Te vaak wordt de integratiedienst nog gezien als een categoriale dienst die er

Medewerkers van lokale besturen kennen de mogelijkheden van de taalwetgeving onvoldoende. Dit leidt vaak tot een krampachtige houding in de omgang met anderstaligen. taallessen voor ouders. Zo zien ze erop toe dat zoveel mogelijk nieuwe inwoners naar de taallessen kunnen komen. Taal is vooral een startpunt, nooit het eindpunt van het integratieproces. Onduidelijkheid over lokale regie Verder doken er veel vragen op over de invulling van de lokale regie inzake integratiebeleid. Dat beleid moet de toegankelijkheid van voorzieningen verhogen die traditioneel onder andere beleidsdomeinen vallen. Daartoe behoren welzijn, wonen, onderwijs en werk. Op al die terreinen bestaan er belangrijke hefbomen om integratie te bevorderen maar die bevinden zich op een ander bestuurlijk niveau. Een integratiedienst heeft bovendien geen expliciet mandaat om andere diensten te verplichten aan in-

enkel is voor de nieuwkomer. Zelfs de fysieke inbedding, bijvoorbeeld in een sociaal huis of bij de dienst bevolking, beïnvloedt de werking. De ambtenaren met wie we spraken, beamen dat werken aan integratie staat of valt met de visie van hun bestuur en met de mate waarin het thema door collega’s aanvaard wordt. Vanzelfsprekend moet een integratiedienst ook over de nodige middelen beschikken. Daarnaast noteren we dat ondersteuning door de integratiesector eveneens een belangrijke succesfactor is. Aanbevelingen voor de sector Op basis van de resultaten van ons onderzoek stelden we belangrijke problemen vast. Hieruit putten we aanbevelingen voor de brede integratie- en

inburgeringssector. Zo moet de sector bijvoorbeeld meer inzetten op vorming over uiteenlopende onderwerpen. We denken daarbij aan vorming over draagvlakontwikkeling of over taal- en andere wetgeving. Daarnaast is er vorming in interculturele communicatie voor ambtenaren en gemeentemedewerkers nodig. Ook vorming op maat van startende integratieambtenaren en beginnende schepenen met de bevoegdheid integratie behoort tot de mogelijkheden. Het eindrapport somt nog meer opties op. We noteren ook de vragen naar verdere ondersteuning en uitwisseling van expertise op het vlak van werkvormen en materialen waarmee betrokkenen lokaal sneller kunnen inspelen op evoluties en urgente knelpunten. In de toekomst zullen we nog meer advies op maat van de lokale besturen moeten bieden. Verder kijken de geënquêteerden ook naar de sector om de intergemeentelijke samenwerking te blijven ondersteunen. Ten slotte zou de integratiesector permanent moeten inzetten op overkoepelend praktijkgericht onderzoek en beleidssignalisatie. Aan de slag In 2014 wordt het Kruispunt samen met de integratiecentra, de onthaalbureaus en de tolkendiensten opgenomen in een Extern Verzelfstandigd Agentschap Integratie en Inburgering. Van daaruit timmeren we verder aan de weg. Melissa Ceuterick is stafmedewerker onderzoek bij het Kruispunt Migratie-Integratie, een expertisecentrum inzake migratie, integratie en etnisch-culturele diversiteit

Lokaal maart 2014

49


mens en ruimte internationale uitwisseling

Reis met bonen: scholieren op uitwisseling in Nicaragua Hoe vertel je als scholier aan je leeftijdsgenoten over je inleefreis in Nicaragua? En vooral, hoe breng je een verhaal dat niet in het oppervlakkige blijft steken en niet enkel focust op hardnekkige vooroordelen, maar toch wat dieper graaft, een eerlijk beeld probeert te geven en tegelijk andere jongeren sensibiliseert? In Sint-Truiden deden ze het met een toneelstuk. tekst bert janssens beeld benny poncelet

Z

estien jongeren, drie leerkrachten en vier begeleiders van het Truiense Nicaraguacomité trokken vorig jaar tijdens de paasvakantie naar Nueva Guinea, de Nicaraguaanse partnergemeente van Sint-Truiden. Het Nicaraguacomité uit Sint-Truiden trekt dit initiatief onder de naam IntercambioSO; intercambio betekent uitwisseling en de SO staat voor Secundair Onderwijs. De leerlingen kwamen uit het vijfde middelbaar van drie Truiense scholen en bereidden zich meer dan een jaar op de reis voor. Ze namen deel aan een wekelijkse cursus Spaans, een groepsweekend en meerdere vormingsmomenten over geschiedenis en culturele gevoeligheden. Jij bent een lekker kipje En dan vertrokken ze naar Nicaragua. De hoofdbrok van de reis was het bezoek aan Nueva Guinea waarmee Sint-Truiden al meer dan tien jaar een stedenband heeft. In die tijd zijn er stevige vriendschapsbanden gegroeid tussen de twee gemeenschappen. De stedenband, die in het Zuiden gericht is op bestuurskrachtversterking van het lokale bestuur, be-

50 maart 2014 Lokaal

schikt zowel in Sint-Truiden als in Nueva Guinea over een sterke civiele poot, met een georganiseerde groep van solidaire burgers. Dat Truiense Nicaraguacomité organiseert dus ook de inleefreis. In de partnergemeente logeerden de jongeren een week bij gastgezinnen. En ondanks de taallessen verliep de communicatie niet altijd even vlot. De jongeren illustreren dit in een toneelscène over de verwarring aan tafel bij het gastgezin. Als de gastvrouw trots een schotel met kip serveert, vraagt de Truiense jongen: ‘Ben jij kip?’, waarop de gastvrouw ietwat verbouwereerd zegt: ‘Hét is kip. Is het lekker?’ Hierop reageert de Truienaar heel enthousiast: ‘Jaja, je bent lekker!’ Even later wordt het helemaal gênant als de Truienaar een vraag beantwoord krijgt met ‘soy casada’ (‘ik ben getrouwd’), maar dat interpreteert als ‘cansada’ (‘moe’). Waarop hij spontaan antwoordt: ‘Ah, dan moeten we maar naar bed…’ Maar met zo’n portie hilariteit eindigt het natuurlijk niet. De interculturele reflectie relativeert ook en zet jongeren aan over hun eigen manier van doen na te

denken. Zo stelt Astrid vast dat deze inleefreis haar heeft veranderd in denken en handelen: ‘Ik denk nu regelmatig aan hen, wanneer wij hier elke dag liters en liters stromend water hebben en wanneer wij soms gewoon de televisie laten opstaan zonder ernaar te kijken of lampen laten branden. Daar bestaat elke dag en ieder uur de kans dat de elektriciteit uitvalt of dat er geen water meer is om te douchen.’ De relativering gaat ook iets verder en dieper en doet nadenken over onze eigen samenleving en maatschappij. Er valt ook voor de jongeren (en bij uitbreiding voor ons) veel te leren in Nicaragua. Ook bij Lennerth heeft Nicaragua een diepe indruk nagelaten: ‘Om te beginnen sprak de mentaliteit van de mensen me heel erg aan. Als je op straat nog maar knikte naar een wildvreemde, kreeg je onmiddellijk een glimlach, gevolgd door een “Buenas!” (goeiedag).’ Beklijvende ervaring Hun initiële onwennigheid maakt snel plaats voor een gretig opnemen van allerhande indrukken en ervaringen. De


Vanaf links: Verwarrende conversaties tussen Truienaar en gastvrouw Hoe maak je een kip klaar in zeven stappen? Onderweg met de bus

rode draad van het toneelstuk zijn natuurlijk de zwarte bonen en rijst, maar ook de reis zelf, het samen onderweg zijn. Dit beelden de jongeren uit door herhaaldelijk in de bus te zitten. Zoals dat gebruikelijk is in Nicaragua, stopt die bus geregeld en komen er lokale verkopers hun etenswaren slijten. Tijdens de eerste tussenstop worden deze Nicaraguanen straal genegeerd door de jon-

boom bleven kijken toen er gezamenlijk geschilderd moest worden en pas de handen uit hun mouwen staken toen de eerste laag verf van de muren was geregend. We krijgen als toeschouwer een rijke mix van geuren, beelden, indrukken, gevoelens voorgeschoteld, maar tegelijk ook het besef van de onvolledigheid ervan. Of zoals Anne zegt: ‘Ik blijf met veel gevoelens zitten die ik niet verwoord krijg.’ Opvallend ook hoe enthousiast de jongeren zijn over de gastvrijheid van hun gastgezin. ‘Vrienden voor het leven,’ klinkt het herhaaldelijk. Door een week lang samen te leven met een Nicaraguaans gezin werden ze ondergedompeld in de gebruiken en gewoonten van Nueva Guinea. Het blijft wel een wat oppervlakkige kennismaking, maar bij het afscheid vloeiden er toch traantjes. Emma zal voor altijd haar tweede familie in het

Astrid: ‘Ik denk nu regelmatig aan hen, wanneer wij hier elke dag liters en liters stromend water hebben en wanneer wij soms gewoon de televisie laten opstaan zonder ernaar te kijken of lampen laten branden.’ geren. Bij de laatste tussenstop stapt de verkoper met een lege mand van de bus. Het toneelstuk geeft een eerlijk beeld van de jongerenbeleving, in een taal en op een manier die hun leeftijdsgenoten aanspreekt en warm maakt om meer te weten te komen over dat verre land waar Sint-Truiden een band mee heeft. Het is een crossmediaal beeld van indrukken dat onder de professionele begeleiding van Mooss vzw tot stand kwam: teksten, muziekstukjes, sketches over hoe een kip gepluimd wordt voor het avondeten (en de kip in kwestie is uitgebeeld door een van de jongeren) of hoe de jongeren in Nicaragua wel heel expliciet en sensueel dansen, of nog hoe de Nicaraguaanse jongeren hen uitnodigden voor een feestje aan de rivier, videofragmenten van de jongeren in actie tijdens het schilderen van een schoollokaal of tijdens de verbeteringswerken in een Montessorischooltje. Ook hoe bijvoorbeeld de Nicaraguaanse jongeren eerst de kat uit de

hart dragen: ‘Ik had echt nooit gedacht dat ik er zo’n band mee zou opbouwen maar het klikte vanaf de eerste moment. De eerste avond dansten we al limbo in de huiskamer alsof we nooit anders gedaan hadden. We hadden daar een broer en zus die heel hard hun best deden om zich zoveel mogelijk verstaanbaar te maken voor ons.’ Van giechelende jongeren naar bewuste volwassenen Los van het individuele leertraject van elke jongere legt de groep van inleefreizigers ook een groeiproces af. Dat de reis een belangrijke bijdrage heeft geleverd tot hun persoonlijke ontwikkeling, dat herhalen de jongeren ten overvloede: ‘Meegaan naar Nicaragua was de beste beslissing die ik genomen heb.’ En die individuele ontwikkeling gaat een stap in de richting van een wereldburgerschap. Begeleidster Sofie Poncelet tijdens de inleiding van het theaterstuk: ‘We zagen

een evolutie van giechelende vijftienjarigen naar een hechte groep nu met wat Nicaraguaans bloed in hun aderen. Het zijn jongvolwassenen geworden die zich bewuster zijn van het leven en de realiteit in Nicaragua en door die ervaring een beetje ambassadeur zijn geworden.’ Het degelijke voortraject, de intensieve begeleiding tijdens de reis zelf en de naverwerking (inclusief dit toneelstuk) zijn in grote mate verantwoordelijk voor dit succes. En die zestien bewuste wereldburgers met een hart voor Nicaragua maken dat het Nicaraguacomité en de stedenbandwerking van Sint-Truiden met het IntercambioSO-project in hun opzet geslaagd zijn. IntercambioSO toont aan dat het organiseren van inleefreizen een ongelofelijke sterkte is en dynamiek brengt binnen het kader van een stedenband. Het is boeiend, interessant, verrijkend, vermoeiend, hard soms ook (want als jongere kom je jezelf wel tegen op zo’n reis). Maar het is vooral ook hartverwarmend, het maakt een soms complexe overzeese situatie heel concreet en persoonlijk en biedt heel veel mogelijkheden om scholen, ouders en bredere leefomgeving van de jongeren in het sensibiliseringsproces te betrekken. Dat is ook de boodschap die voorzitster Hilde Martens van het Nicaraguacomité aan de volle zaal toeschouwers meegeeft aan het einde van de voorstelling: ‘Neem het mee en vertel erover!’ Via de jongeren en hun ouders krijgt het verhaal over Nicaragua plots een vrij groot bereik in en buiten Sint-Truiden. Tijdens de avondvoorstelling begin januari genoten vrienden, ouders en familieleden in de schouwburg van het cultuurcentrum De Bogaard. Via dagvoorstellingen bereiken ze met Reis met bonen 1400 leerlingen en leerkrachten van de tweede en derde graad secundair onderwijs. En hiermee geven ze al de aftrap voor een volgende editie van de IntercambioSO-inleefreis in 2015. Bert Janssens is VVSG-stafmedewerker internationaal Zie ook de blog met ervaringen van de reis: http://intercambioso.wordpress.com

Lokaal maart 2014

51


OCMW: sterk werk is een sterk merk

‘Mijn gids in dit nieuwe land’ PUURS - Melissa Jacobs heeft op dit moment elf asielzoekers onder haar hoede, Edouard Karangwa is blij met zijn gids in Puurs en in de wereld van paperassen en onzekerheid.

tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere

N

a hun asielaanvraag bij Fedasil verblijven asielzoekers vier maanden in een opvangcentrum, dan stromen ze door naar een lokaal opvanginitiatief van een OCMW. Als dat in Puurs is, komen ze bij Melissa Jacobs of haar collega terecht. ‘Ik haal de persoon of het gezin op aan het station en breng hen naar de woning en geef een startpak-

52 maart 2014 Lokaal

ket af. Dan kunnen ze uitpakken en wennen aan de omgeving. Diezelfde dag kom ik nog eens langs om praktische zaken te regelen. Ik leg hun het huisreglement uit, ik vertel waar de winkels zijn, waar de bibliotheek is en hoe ze hun papieren in orde moeten brengen. Dan geef ik ons telefoonnummer door. In het opvangcentrum was er altijd iemand voor hen, zeven dagen


op zeven, de klok rond. Dat is even wennen en dat telefoonnummer stelt hen gerust. Tot voor een jaar bleven de mensen dikwijls heel lang in Puurs, nu is dat een veel kortere periode omdat de procedure ingekort is. Nu passeren er hier toch gauw een vijftigtal asielzoekers per jaar. Zodra ze als politiek vluchteling erkend zijn, moeten ze zelf een woning vinden. Er zijn er veel die hier willen blijven, maar betaalbare woningen zijn hier moeilijk te vinden zodat de meesten toch naar de steden trekken. We hameren erop dat ze Nederlandse les moeten volgen, dat is belangrijk als ze hier willen werken en dat willen ze toch allemaal het liefst. Maar er zijn lange wachttijden. We kijken eerst op welk niveau ze kunnen beginnen en of ze daarnaast eerst naar Basiseducatie in

Willebroek moeten om te leren lezen en schrijven of dat ze meteen naar het volwassenenonderwijs kunnen in Mechelen of Antwerpen. Omdat alles zo lang duurt, dokteren we nu zelf een taalaanbod uit met spelletjes en eenvoudige conversaties zodat ze de weg kunnen vragen of contact kunnen hebben met de buren. Maar het belangrijkste is toch de opvolging van de procedure via het internet. Zij krijgen de beslissing doorgestuurd, bij een negatieve beslissing moeten ze naar hun advocaat. We houden dat mee in het oog. We hebben ook een cursus vluchtverhaalanalyse gevolgd zodat we hun de manier van vragenstellen kunnen leren. Nu gebeurt het interview veel eerder dan vroeger. Dat is goed want ook van zeer ingrijpende gebeurtenissen vergeten mensen details of de juiste chronologie. We maken hen daarvan bewust en zetten alles met hen op een rijtje. De verhalen zijn even uiteenlopend als de landen waaruit de asielzoekers komen: van Mauritanië tot Bangladesh, van Afghanistan tot Togo, van Palestina tot Congo.’ Edouard Karanga komt uit Noord-Kivu, uit de buurt van Masisi. Maar daar wil hij liever niet aan herinnerd worden. ‘Na het Klein Kasteeltje kwam ik hier in Puurs terecht en ben ik heel goed ontvangen door mijn mooie assistente Melissa. Ze heeft me alles gegeven wat nodig is voor het huishouden: eten, een

ijskast en zo. Ook met andere problemen kon en kan ik bij haar terecht. Ze staat altijd voor me klaar, ik kan haar altijd om advies vragen. Ze is een gids voor mij in dit nieuwe land. Omdat ik een prothese draag, heeft ze me goed geholpen met het ziekenhuis en de apotheek. Ik ben een dure klant, ik ben me daarvan bewust, daarom ben ik ook tevreden. Maar ik ben ook heel blij met mijn bibliotheekkaart, ik kan daar op het internet alle informatie vinden die ik nodig heb, zowel over mijn geboortestreek als over België. Dat houdt me ook goed bezig. Ik spreek nog geen Nederlands maar ik wil het heel graag leren. Gelukkig kon ik me met het Frans wel volledig verstaanbaar maken, dat kunnen niet alle vluchtelingen. Maar om echt te kunnen integreren heb ik nog een opleiding nodig, ik wil ook de situatie hier beter leren kennen. Voor mij is het goed dat ik naar Vlaanderen kon komen, het is hier beter om werk te vinden en ik zou graag een technisch vak leren. Ik ben nog geen erkende vluchteling, ik hoop gauw mijn erkenning te krijgen, zolang je die niet hebt, blijf je toch onrustig. Ik heb mijn land verlaten, terugkeren is geen optie. Wat moet ik dan doen? Gelukkig ben ik gelovig en geloof ik in mirakels.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

Lokaal maart 2014

53


Op de Trefdag van 16 oktober buigen 4000 deelnemers uit gemeente en OCMW zich over de vraag: hoe benut je maximaal de vitale krachten in bestuur en samenleving? Hoe kijk je anders en scherper naar maatschappelijke vraagstukken en nieuwe manieren van samenwerken? Hoe kom je samen met burgers, verenigingen en bedrijven tot sterke oplossingen? Meer informatie over dit niet te missen evenement volgt. Noteer 16 oktober alvast in uw agenda!


beweging actualiteit

stefan dewickere

Mensen coachen met een arbeidsbeperking: test geslaagd

Op 24 januari 2014 was Diverscity samen met Fegob (de Federatie van Centra voor Gespecialiseerde Opleiding, Begeleiding en Bemiddeling) te gast in het Vlaams Parlement voor de studiedag ‘Aan de slag met een arbeidshandicap in het lokaal bestuur’. Daar werden de resultaten voorgesteld van een innovatief project. Na een projectoproep, waar lokale besturen zich kandidaat konden stellen werden 31 medewerkers met een arbeidsbeperking (zowel fysiek als psychisch) begeleid door een jobcoach. Vele van deze mensen waren al een tijd afwezig op het werk. Na een intense begeleiding van de medewerker, waarbij ook het lokale bestuur zelf ondersteund werd, zijn 23 medewerkers opnieuw aan de slag. Dit gebeurde meestal door het takenpakket aan te passen en hulpmiddelen in te schakelen. Zeven medewerkers zijn aan de slag in een nieuwe functie of andere dienst en zes medewerkers hebben ook een ander werkregime. Er waren praktijkverhalen uit Gent, Kortrijk en Zwijndrecht, waar het bestuur een beroep deed op het interessante integratieprotocol van de dienst Emancipatiezaken van de Vlaamse overheid. Geen resultaten zonder aanbevelingen: tijdens het project kwamen ook knelpunten aan het licht. De sleutel tot de nodige oplossingen ligt niet altijd bij de lokale besturen zelf, ook decreten moeten veranderen. Daarom heeft Diverscity deze aanbevelingen overhandigd aan de ministers Geert Bourgeois en Philippe Muyters. peter neirynck

Voor de resultaten en presentaties: www.diverscity.be

Lokaal maart 2014

55


beweging netwerk

Zeven jaar geleden werd de VVSG-commissie Platteland opgericht. Bedoeling was de VVSG-werking voor landelijke gemeenten vorm te geven en gezamenlijke punten op de agenda te plaatsen om de belangen van de kleine gemeenten in de dialoog met de centrale overheden te vertegenwoordigen. De commissie fungeert een beetje zoals de Raad van Bestuur van de VVSG, maar dan op maat van deze specifieke doelgroep, en zonder voorzitter: het overleg gebeurt volledig collegiaal. De landelijke gemeenten worden hier vertegenwoordigd door de lokale bestuurders van dertig gemeenten, vooral burgemeesters, met ook enkele schepenen, gemeentesecretarissen en ondersteuners van burgemeestersoverleggen. tekst pieter plas beeld stefan dewickere

De spreekbuis van alle landelijke gemeenten Liesbet Belmans: ‘De VVSG-standpunten voor verschillende beleidsdomeinen worden in de VVSG-commissie Platteland afgetoetst aan de groep van plattelandsgemeenten. Landelijke gemeenten hebben hun verschillen en eigenheden, maar bevinden zich allemaal in eenzelfde situatie: ze hebben veel open ruimte te beheren, maar weinig geld om dat te doen. Deze belangengroep is er ook gekomen als reactie op de vaststelling dat “de VVSG nog te weinig zichtbaars deed voor de plattelandsgemeenten”. In 2009 kwam de commissie op kruissnelheid, sindsdien komen we vijfmaal per jaar samen. De werkgroep steunt ook op een samenwerkingsverband tussen de Alain Wyffels is burgemeester Langemark-Poelkapelle (niet op de foto)

VVSG en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). In het kader daarvan gaan we tweemaal per jaar op excursie en bezoeken we met de groep een plattelandsof openruimteproject. Al tweemaal organiseerden we een conferentie van de landelijke gemeenten, in Ledegem en in Zoutleeuw. De eerste stond in het teken van het Manifest van de Plattelandsgemeenten in 2010, de tweede koppelden we aan de opstelling van het verkiezingsmemorandum. We hebben samen veel druk gezet om de oprichting van het Plattelandsfonds op de agenda te plaatsen en te houden. We trokken met een delegatie naar de minister-president en voerden actie voor de belangen van de landelijke gemeenten, zodat het fonds er uiteindelijk is gekomen. Acht miljoen euro is toch niet niets. De vergadering is altijd boeiend, en als de opkomst dan ook nog groot is, geeft

Peter Hautekiet is stafmedewerker Vlinter

Fredy Tanghe is burgemeester Knesselare

56 maart 2014 Lokaal

Lieven Vantieghem is burgemeester Avelgem

Johan Debaene is gemeentesecretaris Staden

me dat veel energie. Het enthousiasme van sommige leden werkt ook aanstekelijk. De durf en de gevatheid waarmee ze soms uitspraken doen, is een bijkomende motivering voor mij. In de toekomst wil ik er met de commissie voor zorgen dat het Plattelandsfonds bestendigd en hopelijk nog versterkt wordt. Het fusiedebat en de hervorming van het Gemeentefonds zijn ook twee heel belangrijke dossiers die de komende jaren op de agenda zullen staan. Daarnaast wil ik de groep graag hechter helpen maken. De samenstelling en opkomst wisselt, maar toch hebben we al een vaste kern.’ Michel Doomst: ‘De plattelandsgemeenten hebben een platform nodig waar ze systematisch plannen en bedenkingen kunnen uitwisselen. Deze commissie is

Guy Kersten is schepen Riemst

Hans Eyssen is burgemeester Holsbeek


voor mij telkens een ideale oplaadpaal voor de beleidsbatterij.’ Hans Eyssen: ‘Het is goed te kunnen overleggen met de mensen van de buitengemeenten, die typische aspecten gemeenschappelijk hebben. Met onze ideeën, bekommernissen en problemen kunnen we zo samen toch wegen op het beleid. We denken samen na over de organisatie van onze diensten en over samenwerking. Dit netwerk is nodig om de belangen te verdedigen van een groot deel van de Vlaamse gemeenten dat vaak wordt vergeten.’ Lieven Vantieghem: ‘De grotere steden zijn in de bestuursorganen van de VVSG sterk vertegenwoordigd, maar kleine gemeenten vinden moeilijker een stem. Nochtans ondervinden kleine gemeenten veel problemen; op andere vlakken hebben ze het dan weer gemakkelijker dan grote gemeenten. Maar kleine gemeenten staan voor evenveel nieuwe opdrachten en uitdagingen en krijgen daar minder middelen voor. Met deze commissie kunnen we ons netwerk vergroten, onze kennis delen en samen wegen op het debat, ook in de aanloop naar de verkiezingen.’ Lies Laridon: ‘De VVSG-commissie Platteland is voor mij belangrijk omdat ik er mij begrepen voel. Alle praktische, juridische en andere problemen waarmee we op het platteland geconfronteerd worden, komen daar ter sprake en ze worden naar de andere overheden geventileerd. Ook de positieve aspecten van het platteland worden er in de verf gezet.’

Guy Kersten: ‘Overleggen is belangrijk om draagkracht te geven aan gezamenlijke vragen. We leren van elkaar, delen gezamenlijke problemen en delen elkaars oplossingen. Deze groep helpt om de noden van het platteland beter te verwoorden naar de instanties.’ Frank Wilrycx: ‘Met deze werkgroep slaan we de handen in elkaar én de handen aan de ploeg, om een plattelandsbeeld te gebruiken. Plattelandsgemeenten hebben veel gemeen, maar zitten toch elk in specifieke situaties: de Kempense context is soms anders dan de West-Vlaamse. Hier komen de gelijkenissen en de verschillen aan bod en kunnen we verenigd spreken. Zo geven we samen een insteek aan het beleid. Dat is nuttig en belangrijk.’ Alain Wyffels en Dieter Hoet: ‘De grootste verdienste van de werkgroep is ongetwijfeld dat ze kennis en informatie uitwisselt tussen gelijkgestemde gemeenten. In het Westhoekoverleg is dat al zo, in deze commissie richten we onze blik verder, naar de andere landelijke gemeenten in Vlaanderen.’ Johan Debaene beaamt: ‘Het is goed om eens over het muurtje van de eigen regio heen te kijken en samen te zitten met andere gemeenten die met dezelfde problemen worstelen. In dit netwerk kunnen we de thema’s behandelen die ons aangaan.’

Fredy Tanghe: ‘Deze commissie is een goed klankbord. Kleine gemeenten kunnen hier input geven aan de VVSG over de problemen waarmee ze te maken hebben. Omgekeerd blijven wij via de VVSG op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. We netwerken, delen kennis en ervaring met elkaar. Zo heeft iedereen er iets aan.’ Patrick Vandijck: ‘Deze commissie is dé ontmoetingsplaats van de plattelandsgemeenten. Het is het platform waar alle landelijke gemeenten elkaar kunnen treffen, elkaars visies en ideeën leren kennen en samen standpunten adviseren en uitwerken.’ Peter Hautekiet: ‘Als beleidsmedewerker streekontwikkeling merk ik dat intergemeentelijke samenwerking voor veel plattelandsgemeenten een goede manier is om hun ambities te realiseren. Het platteland kent veel uitdagingen in verband met onder andere leefbaarheid en landschapsontwikkeling, waarbij specifieke expertise moet worden ingezet en die vaak gemeentegrensoverschrijdend zijn. De vergaderingen van de Plattelandscommissie inspireren me omdat ik zie met hoeveel creativiteit lokale besturen de zaken kunnen aanpakken. Je leert op zo’n vergadering altijd bij.’ Pieter Plas is redacteur van Lokaal

Dieter Hoet is coördinator Westhoekoverleg

Frank Wilrycx is burgemeester Merksplas

Patrick Vandijck is voorzitter van de gemeenteraad Kortenaken Liesbet Belmans is VVSG-stafmedewerker

Lies Laridon is burgemeester Diksmuide

Michel Doomst is burgemeester Gooik

Lokaal maart 2014

57


perspiraat

‘Uitgaven voor politie en het gebruik van de openbare weg blijven de bevoegdheid van de gemeenten. Zoals vele gemeenten ook geld vragen voor de standplaats van een kermis. Als je het zo bekijkt, zijn koersen in het verleden altijd goed ondersteund. Vraag is: kunnen ze het ook zonder die steun?’ Koen Van Heddeghem, VVSGstafmedewerker politie - Het Nieuwsblad 12/2

“Perfecte timing, want veel steden en gemeenten moeten volop besparen. Sowieso moeten minder wegen worden hersteld. Al moeten we wel voorzichtig blijven: de winter kan nog altijd toeslaan.” Want de warme winter is een opsteker voor de gemeenten, zo spaart Gent al gauw een half miljoen euro uit. Jan Van Alsenoy, VVSG-directeur Beweging - Het Laatste Nieuws 8/2

‘Dat er bevoegdheden overgeheveld worden naar het schepencollege is begrijpelijk. Vaak moet er samengewerkt worden met private partners en die onderhandelingen moeten snel gaan. Het is en blijft belangrijk en noodzakelijk voor de democratie om een gemeenteraad te houden, maar de onderwerpen die besproken worden, zijn vaak al achterhaald. De burger wacht niet meer op een gemeenteraad.’ Luc Martens, voorzitter VVSG en burgemeester van Roeselare n.a.v. het uitstel van de gemeenteraad in Tielt - Het Nieuwsblad 5/2

‘Het verbaast mij niet dat zoveel gemeenten de belastingen verhogen, maar ik vind dat het al bij al nog meevalt gezien de slechte financiële toestand waarin veel gemeentebesturen zich bevinden. Dit is het tweede jaar op rij is dat zoveel gemeenten hun belastingen optrekken, in 2013 deden 20 Vlaamse gemeenten dat al. En dat zijn er zo goed als allemaal andere dan diegene die vandaag hun tarieven optrekken.’ Jan Leroy, VVSG-directeur Bestuur en financieel expert De Standaard 3/2

58 maart 2014 Lokaal

beweging kort lokaal

ProMotie Mandatarissen • Vlaams parlementslid Lode Vereeck stapte over van LDD naar Open VLD. Kersvers burgemeester van Glabbeek Peter Reekmans volgt hem op als fractieleider. • Nestor Evens (CD&V) is de nieuwe OCMW-voorzitter en schepen in Lennik. Hij volgt Henri Van Eeckhoudt op, die ontslag nam. • Paul Victoor, CD&V-raadslid in Ieper, is de nieuwe voorzitter van afvalintercommunale IVVO. Hij volgt Jan Delie op.

Functionarissen • Eddy Beké, stadssecretaris in Zottegem, is met pensioen gegaan. Hij wordt voorlopig opgevolgd door Bart De Cock, diensthoofd Milieu. • Het OCMW van Aalter is verhuisd. Sinds vorige week vindt u de OCMW-diensten in het gemeentehuis, Europalaan 22. • Luitenant Dirk Van Waeyenberghe is de nieuwe commandant van de Herzeelse brandweer. Hij volgt Marc De Raedt op, die met pensioen gaat. • Roger Bouwens is niet langer directeur van het CC Leopoldsburg. Voorlopig worden zijn taken overgenomen door diensthoofden Peter Bosmans en Evi Lommers. Bron: Pinakes nv

Leuven: duurzaamste gemeente 2013 Uit een lijst met 48 kandidaten kwam Leuven op 11 december als duurzaamste gemeente 2013 uit de bus. De stad werd gekozen met het project Leuven Klimaatneutraal 2030. Samen met zestig Leuvense organisaties en burgers richtte de stad de gelijknamige vzw op. Die heeft het ambitieuze doel van Leuven een klimaatneutrale stad te maken. www.leuvenklimaatneutraal.be en www.duurzaamstegemeente.be

Kortrijk: Smart City Kortrijk was op 29 januari de winnaar van de Smart City Award van technologiefederatie Agoria en Belfius Bank. Een jury van zeven onafhankelijke experts beloont de stad voor haar ‘Shop & Go’-project. Bezoekers of leveranciers kunnen een half uur gratis parkeren in Kortrijk. Dankzij een systeem van draadloze sensoren in de grond, volgen parkeerwachters de parkeerduur van automobilisten in het stadscentrum op. Parkeertickets zijn zo niet langer nodig. Het systeem is een primeur voor ons land.

Met de onderscheiding willen Agoria en Belfius Bank gemeenten die in 2013 Smart City-projecten hebben opgezet in de kijker zetten. In totaal dienden negentien gemeentes een project in. Naast de winnaar vielen ook het stadsspel Zwerm van Gent, de interface voor gebarentaal van Luik, het stadsverwarmingsnet van Roeselare en het digitale handelsplatform Nuvonet van SintNiklaas in de smaak bij de juryleden. www.agoria.be, www.kortrijk.be, www.smartcities.info


Oostkamp: beste overheidsmanagers

BART LASUY

Als overheidsmanagers van het jaar belanden de Oostkampers Jan Compernol en Tom Vandenberghe in het rijtje klinkende namen als Ingrid Lieten, Fons Leroy en Frank Van Massenhove.

De gemeentesecretaris en de OCMW-secretaris van Oostkamp, Jan Compernol en Tom Vandenberghe, hebben op 30 januari van de Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid (VVBB) de prijs Nederlandstalige Overheidsmanager van het Jaar gekregen voor de manier waarop ze als leidinggevend duo gewerkt hebben aan een succesvolle integratie van de gemeentelijke en de OCMW-dienstverlening. Met deze bekroning wil de VVBB de vele inspanningen onder de aandacht brengen die

Uw personeelsadvertenties in Lokaal, VVSG-week én op de VVSG-website

in de buik van Vlaanderen worden geleverd om het management van de overheid te verbeteren. De aandacht in de pers is nu wel genoeg gegaan naar de zeer beperkte groep van topmanagers. Op veel plaatsen en in veel organisaties maken nieuwe generaties overheidsmanagers gedreven werk van een slagkrachtiger en innoverende overheid. De secretarissen van Oostkamp zijn de exponenten van deze generatie. www.vvbb.be en www.oostkamp.be

Stadsbestuur Veurne zoekt, in statutair verband, een voltijds

GEMEENTESECRETARIS m/v functieomschrijving De secretaris is het hoofd van het personeel en de verbindingsfiguur tussen het lokaal beleid en de stadsdiensten. Hij coördineert samen met het managementteam de voorbereiding en de uitvoering van het lokaal beleid in het algemeen en de besluitvorming van de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen. Hij is de adviseur voor de raad en het college. Voor de beleidsvoorbereiding kan hij rekenen op verschillende beleidsmedewerkers.

Gedreven, communicatief, eerlijk en flexibel. Onafhankelijk, maar loyaal. Kennis van wetgeving gemeenten en administratief recht. Beschikken over bestuurskundig inzicht. Vertrouwd met managementtechnieken.

profiel

inlevering personeelsadvertenties voor

Lokaal 4 (aprilnummer) > 13 maart 2014 Lokaal 5 (meinummer) > 14 april 2014

informatie

nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43

voorwaarden Beschikken over masterdiploma /diploma universitair onderwijs/diploma hoger onderwijs van twee cycli gelijkgesteld met universitair onderwijs. Beschikken over een attest van een aanvullende managementsopleiding.

Boeiende job met verantwoordelijkheid in een aangename werkomgeving. Aantrekkelijk loon (bruto geïndexeerd maandsalaris min. € 4.051,32 en max. € 5.983,69) met bijkomende extralegale voordelen (maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering, fietsvergoeding of tussenkomst openbaar vervoer). Aanleg wervingsreserve van vijf jaar.

aanbod

Kandidaatstelling voor 18 maart 2014: aangetekend of afgifte tegen ontvangstbewijs, Stadsbestuur Veurne-personeelsdienst, St.-Denisplaats 16, 8630 Veurne, via e-mail met ontvangst- en leesmelding aan personeelsdienst@veurne.be. Toe te voegen: ondertekend ingevuld cv-formulier (downloaden op www.veurne.be). Documentatiebundel en inlichtingen: www.veurne.be of personeelsdienst Stadsbestuur Veurne, T 058-33 55 15 – personeelsdienst@veurne.be

Lokaal maart 2014

59


beweging agenda

Hasselt 10 maart en 21 maart

Mechelen 11 maart

Op deze infosessie krijgt u inzicht in de lei‑ draad organisatiebeheersing en hoe deze gehanteerd zal worden door de externe audit. www.vvsg.be/opleidingen

Een ervaren begeleider doet professio‑ nals uit lokale opvanginitiatieven samen creatieve oplossingen uitwerken, nieuwe hulpbronnen onderzoeken maar ook om‑ gaan met gevoelens zoals onmacht. www.vvsg.be/opleidingen

Antwerpen 11 maart

Hasselt 12 maart

Enkele (inter)gemeentelijke pioniers delen hun ervaringen met collega’s uit andere lokale besturen. Inclusief plaatselijke werkbezoeken. www.vvsg.be/opleidingen

Niet alleen het team op het goede spoor houden, ook individuele ondersteuning bieden vindt u belangrijk. Via dit traject kunt u kansen grijpen om uw team op een hoger niveau te tillen. www.vvsg.be/opleidingen

Externe audit en organisatiebeheersing

Afval gaat ondergronds

Intervisie voor LOI-begeleiders

Van ploegbaas naar teamcoach

Mechelen 11 maart

Omgaan met psychiatrische cliënten

Malle 12 maart

Thuiszorgdiensten krijgen meer en meer cliënten met een psychiatrische problema‑ tiek. Deze opleiding focust op de speci‑ fieke deskundigheid en vaardigheden die daarbij komen kijken. www.vvsg.be/opleidingen

Op deze inspiratie- en uitwisselingsmid‑ dag geeft de VVJ de schepenen van Jeugd tips voor een jeugdbeleid van topkwaliteit met veel jongerenparticipatie. www.vvj.be

Netwerk Jeugdbeleid

GLOEDNIEUW VVSG-OPLEIDINGSTRAJECT, INSCHRIJVEN KAN VANAF NU !

Externe audit & interne controle U bent niet alleen direct voorbereid op de externe audit, maar u legt tegelijk een stevig fundament voor uw interne controle en organisatiebeheersingssysteem en de opvolging van de beleids- en beheerscyclus. U schrijft in als bestuur voor het hele traject en vaardigt vervolgens de juiste mensen af naar de juiste module, zo haalt u er het maximum uit. MODULE 1 • organisatiebeheersing in essentie. Met handreikingen voor doelstellingen-, proces-, project- en risicomanagement en monitoring MODULE 2 TOT 6 • organisatiebeheersing in HRM, financieel management, ICT, facility management, communicatie en informatiebeheer MODULE 7 • belanghebbendenmanagement, organisatiestructuur en -cultuur met focus op ethiek en integriteit MODULE 8 • organisatieontwikkeling en de kunst van de verbeterdynamiek Deze trajecten starten in mei op meerdere locaties in Vlaanderen. ruud.bourmanne@vvsg.be, 0478 879 524 of surf naar www.vvsg.be/opleidingen.

60 maart 2014 Lokaal

Sint-Niklaas 13 maart

Regionaal Ondersteuningspunt Dagverzorgingscentra Deelnemers onderzoeken samen hoe on‑ der meer vervoer, praktische organisatie en afstemming met thuiszorg ingevuld kunnen worden. Begeleiders vullen aan met bijsturingen, norminterpretaties en decretale wijzigingen. www.vvsg.be/opleidingen Gent 13 maart Leuven 18 maart

Correct verlonen Specialisten helpen u in een halve dag het onderste uit de kan halen inzake spelregels, voorwaarden en praktische toepassing om als lokaal bestuur uw medewerkers te verlonen. www.vvsg.be/opleidingen Brugge 18 maart

Werkgelegenheidsmaatregelen OCMW-cliënteel Wordt in het kluwen van werkgele‑ genheidmaatregelen van u verwacht de beste tewerkstellingsvorm voor uw OCMW-cliënten te zoeken? De oplei‑ ding loodst u in twee dagen door deze doolhof. www.vvsg.be/opleidingen Oostduinkerke 19 maart

Coachend leiderschap Voeg een extra leiderschapsstijl toe aan uw competenties: trouw aan uw eigen persoonlijkheid, met vooral oog voor uw sterktes maar wel waakzaam voor werkpunten waar nodig. www.vvsg.be/opleidingen Brugge 20 maart

De RMI-wet

Omdat elk OCMW de opdracht heeft het Recht op Maatschappelijke Integratie te waarborgen, schetst deze vorming in theorie én praktijk het kader van de RMIwet en zijn recentste wijzigingen. www.vvsg.be/opleidingen


Gent 20 maart

Inspiratiedag kinderopvang Het nieuwe decreet komt eraan en op deze inspiratiedag komt u alles te weten over het lokale loket kinderopvang, over de geldende tarieven of de rol van het OCMW in de kinderopvang. www.steunpuntkinderopvang.be

Gent 6 mei - inspiratiedag voor sociale diensten

Mechelen 21 maart

Empowerend werken met cliënten Durft u uw huidige OCMW-hulpverle‑ ningspraktijk te toetsen en te verster‑ ken? Stap dan mee in dit leertraject vol inspiratiemomenten, onmisbare kennis en ervaringsuitwisseling. www.vvsg.be/opleidingen Vlaanderen 23 maart 2014

Dag van de Ambachten

Dit evenement promoot de ambach‑ telijke beroepen in België. Het geeft de bezoekers de kans om een originele zondag met het gezin door te brengen die bestaat uit een bezoek aan crea‑ tieve ateliers, demonstraties en allerlei proeverijen. Google op dag van de ambachten 2014 voor de adresjes in uw buurt. www.dagvandeambachten.be

H

oe kunnen we in een snel veranderende samenleving garant blijven staan voor schitterend sociaal werk op het OCMW? Dat is de vraag die we op dit congres heel open stellen. We verdiepen ons in de maatschappelijke betekenis en de waarden van de sociale dienst (en hoe we deze concreet kunnen neerzetten in het dagelijkse werk op de sociale dienst). Pittige en actuele debatten worden niet geschuwd, ver‑ nieuwende en inspirerende praktijken mogen evenmin ontbreken. Maar tegelijk no nonsense, open en bloot en net daarom een verrijking voor elke deelnemer! Open&bloot vindt plaats op 6 mei in ICC Gent. Alle informatie op www.vvsg.be/opleidingen of via katty.creytens@vvsg.be

Leuven 31 maart

Leiding geven in de kinderopvang Deze vorming geeft inzicht in de eigen leiderschapsstijl, sterktes en werkpunten. Deelnemers trainen op communicatieve vaardigheden inclusief het motiveren van medewerkers. www.vvsg.be/opleidingen

Gent 4 april Hasselt 28 april

Een scan als leidraad voor sterke sociale diensten Doorheen het traject ontstaat een steeds scherper en kritischer beeld van de eigen organisatie op basis van een scan. Uitwis‑ seling levert vervolgens direct bruikbare inspiratie voor verbeterprojecten. www.vvsg.be/opleidingen

Lien Van Riet, beleidsmedewerker OCMW Asse, over de tweedaagse opleiding De A3-methodiek: de kracht van één blad die opnieuw start op 6 mei in Leuven.

‘ De A3-methodiek maakt het mogelijk op een overzichtelijke manier zicht te krijgen op de werking van de organisatie. Dit is voor het beleid de geschikte manier om na te gaan welke doelstellingen de diensten moeten bereiken.’

Lokaal maart 2014

61


column Eva De Schryver

Deugniet

62 maart 2014 Lokaal

ons begrip. Zo vermijden we beslissingen in het ijle. Onze appreciatie voor de medewerkers is er alleen maar door gegroeid. Met hun glimlach en hun inzet met hart en ziel maken ze elke dag het verschil. Het gebouw dateert van de jaren tachtig. Het is goed onderhouden maar heeft modernisering nodig. De zorgbehoeften zijn veranderd. Volgens nieuwe Vlaamse normen deugt-het-niet meer. We moeten investeren om in 2019 onze erkenning te behouden. Wordt het een volledige nieuwbouw? Behouden we 59 bedden of breiden we uit tot negentig? Kunnen we aanspraak maken op bouwsubsidie? Het is onduidelijkheid troef op Vlaams niveau. Hoe snel zullen de nieuwe Vlaamse parlementairen werk maken van financiële stimuli? Vorige week stak Lydia van op het grote scherm met foto’s nog even haar tong uit naar alle bezoekers. Hoe oud zullen wij worden? Welke zorg zal ons te beurt vallen? Worden we een zonnetje, een mopperpot, een deugniet die grapjes maakt, of zullen we bij elke activiteit vragen hoeveel het kost en stiekem sigaretjes roken? Gaan we onverwacht wandelen? Hoe zullen wij onze (klein)kinderen en zorgverstrekkers nog verrassen? De babyboomers gaan nu op pensioen. Wie vandaag geboren wordt, kan 120 worden. Maar nog zekerder is: de toenemende zorgbehoefte is een uitdaging van formaat, die we snel samen moeten opnemen. Met investeringen van de privé, het lokale bestuur, maar ook van Vlaanderen. We hebben echt geen tijd meer te verliezen. Het is voor alle deugnieten van vandaag en overmorgen. De namen van de bewoners werden gewijzigd om elke gelijkenis met de realiteit te vermijden ;-)

KAROLIEN VANDERSTAPPEN

‘Hij is een deugniet en een luierik,’ knipoogt Lydia. Ik glimlach. Het hondje kijkt me van op de vensterbank vriendelijk aan, met glazige plastic knoopoogjes. Hij heeft een omgekeerd pillendoosje als hoedje op zijn kop. Lydia geeft haar trouwe metgezel een enthousiaste aai. Deugnieterij als lichtpuntjes. Zou ze beseffen dat ze in het woonzorgcentrum zo vaak een zonnetje is? Altijd enthousiast zwaaiend met een kleurrijk breiwerkje. Naast haar zit Kamiel, die niet veel meer praat maar af en toe ook een bemoedigende aai krijgt van Lydia. Gisèle leest met duidelijke stem voor uit Story, afgewisseld met gemopper. ‘O neen, toch geen muziek, hè, al dat lawijt!’ Ze kan het niet helpen. Haar geest staat niet stil en we mogen al haar gedachten kennen. Kinderen doen haar dan weer stralen. Ze wil meteen weten wie ze zijn, terwijl de buurvrouw uit haar dut ontwaakt en spontaan in haar handen klapt bij de eerste tonen van de muziek. In de nieuwe leefgroep vallen uitgesproken gewoontes of karaktertrekken meteen op. Het is knap hoe onze medewerkers er flexibel en positief op inspelen. Het valt misschien niet direct op, maar steeds meer bewoners zijn verward of (beginnend) dement. Ze hebben toezicht nodig. Ze zouden verdwalen. Daarom beslisten we twee extra medewerkers aan te werven, ten voordele van hun comfort en veiligheid. Die verhoogde zorg vertaalt zich jammer genoeg nog niet in een gelijke stijging van de Riziv-bijdrage. Verzorging, verpleging, keuken, onderhoud, wasserij, logistieke ondersteuning: de dienstverlening is personeelsintensief. Dankzij inleefdagen kon ieder OCMWraadslid de werking van het woonzorgcentrum beter leren kennen. Een aanrader! Proeven van de praktijk vergroot


R U S T H U I S

BIBLIOTHEEK

ZWEMBAD

Public & Social Banking Slimme partnerships zorgen voor slimme projecten. Lokale instellingen werken voortdurend aan duurzame en efficiënte oplossingen voor de complexe maatschappelijke uitdagingen van vandaag en morgen. Belfius helpt al jaren deze kleine en grote vooruitgangen waarmaken dankzij studies, advies, financiële producten, diensten en technologie. Deze expertise heeft ervoor gezorgd dat Belfius een slim partnership heeft met de publieke en sociale sector. Wat kan dit partnership concreet betekenen voor u en uw projecten? Uw relatiebeheerder bekijkt het graag samen met u. Meer info en voorbeelden van realisaties vindt u op www.belfius.be

Belfius Bank NV, verzekeringsagent (FSMA nr. 19649 A) Pachecolaan 44 te 1000 Brussel - IBAN BE23 0529 0064 6991 – RPR Brussel BTW BE 0403.201.185.


Bu

rge rz

ake

Beheer uw begraafplaatsen zonder zorgen

n n

rzake

Burge

Begraafplaatsen.net

at

etaria

Secr

Wat is het? Prod uct fi ch e     

Moderne look & feel Uitgebreide opzoek­ mogelijkheden Ingebouwde agenda Uitgebreide rapportering Documenten en lijsten

Koppelingen 

Integratie met Burgerlijke Stand.net

GIS-toepassingen

Opzoeken in Bevolking.net

Rijksregister, eID, VKBO

Meeting.net

Het beheer van begraafplaatsen is niet alleen een gevoelige maar ook een complexe materie. Eén dossier kan namelijk tientallen jaren meegaan. Het kan in die periode door verschillende mensen worden behandeld en zelfs onderhevig zijn aan een wijzigende reglementering. Ter ondersteuning van dit administratieve proces en van de verantwoordelijke medewerkers ontwikkelde Remmicom de toepassing Begraafplaatsen.net. Binnen deze toepassing beheert u een structuur van begraafplaatsen in blokken of velden, rijen en nummers, op maat van de specifieke begraafplaats. Daarnaast beheert u de verschillende types van concessies, met duur en prijs van de overeenkomst en houdt u diverse gegevens bij: het type concessie en de begraafwijze, de gegevens van de overledene(n), de koppeling met de locatie op de begraafplaats en het beheer van de vrije plaatsen ... Ook de verlengingen van concessies, ontgravingen of ontruimingen kunt u met de toepassing Begraafplaatsen.net eenvoudig bijhouden.

Handige agenda De toepassing berekent de vervaldag van de verschillende concessies en via een handige agenda houdt u een overzicht van de noodzakelijke acties. Via de module Lijsten en Documenten genereert u de nodige documenten voor aanplakking met de gegevens van het graf, overzichten van vervallen graven, een lijst van monumenten ...

Ontdek Begraafplaatsen.net tijdens onze demodagen!  27

maart (Houthalen)

 31

maart (Kontich)

7 april (Sint­Martens­Latem)

Tijdens onze demodagen geeft Martine Verbeek, auteur van het oranjeboek rond begraafplaatsen, tips rond een beter beheer van uw begraafplaatsen. Schrijf je in op onze website: http://www.remmicom.be/demodagen­begraafplaatsen Interesse in Begraafplaatsen.net? Contacteer Peter Dewever: peter.dewever@remmicom.be of 0497 52 43 15 Remmicom NV - Stationsstraat 145 - 2235 Westmeerbeek Tel. 016 68 02 23 - Fax 016 68 05 13 - info@remmicom.be - www.remmicom.be

ce Servi u s a tr & Infr


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.