Nr 5 | Lokaal is het maandblad van de lokale besturen en verschijnt 11 x per jaar | VVSG vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746
Lokaal
Tijd voor het nieuwe OCMW Essay:
Na 25 mei: partijen zetten in op het lokale bestuur
Fusie politiezones om te verbeteren
Kwaliteit in de sociale dienst
Zij kozen voor ING … En u? Het is niet toevallig dat twee derde van de Belgische organisaties ING heeft gekozen als financiële partner. Philippe Dehaspe, financieel directeur van het Universitair Ziekenhuis Saint-Luc en cliënt bij ING, getuigt:
Het financiële beheer van een ziekenhuisinstelling vereist zowel een strikte aanpak als een grondige kennis van de Belgische gezondheidszorg.
Philippe Dehaspe
Financieel directeur van het Universitair Ziekenhuis Saint-Luc
Boven op onze complexe en streng gereglementeerde facturatiecyclus is er nog de wachttijd voor de vereffening van de werkingssubsidies die de FOD Volksgezondheid toekent. Aangezien deze subsidies een kwart van onze inkomsten vertegenwoordigen, kan dat onze cashflow zwaar onder druk zetten. Elke dag moeten we onze cashflowpositie bepalen, om de overschotten te kunnen beleggen tegen een gunstige rentevoet of de tekorten te kunnen compenseren tegen voordelige voorwaarden. In dat verband is de online beheertool die ING aanbiedt via Telelink Online echt bijzonder praktisch. We loggen in, tikken een bedrag en een looptijd in, en ING biedt ons onmiddel-
lijk een rentevoet. Als we die goedkeuren, komt het geld rechtstreeks op de rekening van het ziekenhuis. Wat de langetermijnfinanciering betreft, moet u weten dat wij voor de terugbetaling van de kredieten die we afsluiten voor de renovatie van onze gebouwen afhankelijk zijn van subsidies. De ontvangst van deze subsidies is echter gebaseerd op de traditionele looptijd van een afschrijving, d.w.z. 33 jaar. Dit is helaas moeilijk verzoenbaar met de klassieke horizon die de banken hanteren. Maar ING heeft ons echter een creatieve oplossing aangeboden, waardoor we de ontvangen subsidies en onze betalingen op elkaar kunnen afstemmen, zonder ons te moeten engageren voor 33 jaar. Lees de volledige getuigenis van Philippe Dehaspe en ook die van andere cliënten op ing.be/getuigenissen.
Wilt u ook kiezen voor ING als financiële partner? Maak een afspraak met een van onze ING Relationship Managers via ing.be/business. Advertentie uitgegeven door ING België nv – Bank/Kredietgever – Marnixlaan 24, B-1000 Brussel – RPR Brussel – Btw: BE 0403.200.393 – BIC: BBRUBEBB – IBAN: BE45 3109 1560 2789 Verzekeringsmakelaar ingeschreven bij de FSMA onder het nummer 12381A. Verantwoordelijke uitgever: Inge Ampe – Sint-Michielswarande 60, B-1040 Brussel – 708383N – 04/14
stefan dewickere
opinie
piet van schuylenbergh vvsg-directeur afdeling ocmw’s
Na 25 mei een sterk sociaal beleid!
A
f en toe gebeurt het nog in ons land en het is dan meteen een gebeurtenis die de aandacht trekt. Over de taalgrens heen vertolken de afdelingen OCMW’s van de Vlaamse, Waalse en Brusselse verenigingen van steden en gemeenten een gezamenlijke boodschap voor de toekomstige regeringen. Deze boodschap vertrekt van de realiteit van het terrein: ruim vijftien procent van alle inwoners in ons land leeft onder de Europese armoedegrens. Heel wat uitkeringen zijn vandaag te laag om rond te komen. Een alleenstaande moeder met twee jonge kinderen krijgt vandaag een leefloon van 1090 euro per maand. Tel daar de kinderbijslag bij en ze zit nog altijd 250 euro onder de Europese armoedegrens. Huren op de private markt en vaste kosten slorpen dat budget quasi helemaal op. Daarom stellen de OCMW’s drie maatregelen aan de volgende federale regering en de regeringen van de deelstaten voor.
Het verhogen van de terugbetaling van de leeflonen aan de OCMW’s met 5 procent is een betekenisvolle stap.
1
Werk samen een stappenplan uit om aan iedereen een inkomen te garanderen dat minstens op het niveau van de Europese armoedegrens ligt. Dit stappenplan bepaalt duidelijk hoe deze doelstelling zal worden bereikt en welke overheid welke maatregel treft: optrekken van de laagste uitkeringen, verhogen van het minimumloon, inzetten van fiscale instrumenten, optrekken van de kinderbijslagen, inzetten van gerichte ondersteunende maatregelen zoals huursubsidies en andere toelagen. Bovendien moet er steeds een voldoende spanning tussen een inkomen uit arbeid en een uitkering blijven zodat werken steeds aangemoedigd wordt.
2
Erken de OCMW’s als partners in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Een gedeelde verantwoordelijkheid levert het beste resultaat. De OCMW’s zijn niet de mister cash van de samenleving, ze bieden mensen hulp op maat zodat die opnieuw aansluiting kunnen vinden bij de samenleving. De centrale overheden moeten de troeven van de OCMW’s zien en hen hiervoor ondersteunen. Dat kan door de leeflonen aan 90 procent terug te betalen in plaats van de huidige 50 procent. Wat de OCMW’s dan extra krijgen, investeren ze in de begeleiding van hun cliënten.
3
Door de zesde staatshervorming komen veel bevoegdheden met impact voor de gewone man in de straat in handen van de deelstaten, zoals ouderenzorg, arbeidsmarktbeleid en de kinderbijslagen. De deelstaten moeten deze kans grijpen om een sociaal beleid te voeren dat meer aangepast is aan de behoeften van de bevolking. Dat impliceert dat de deelstaten voldoende financiële middelen inzetten om de gevolgen van de vergrijzing en de stijgende zorgbehoeften op te vangen en om een beleid te voeren dat prioriteit geeft aan de meest kwetsbaren. Bovendien blijven sommige bevoegdheden een gedeelde verantwoordelijkheid. Goed overleg tussen de federale overheid en de deelstaten blijft dus cruciaal. Een ambitieus sociaal programma. Ondertussen heeft de huidige federale regering al een betekenisvolle stap gezet door de terugbetaling van de leeflonen aan de OCMW’s met 5 procent te verhogen. Laat dit de voorbode zijn van een sterk sociaal beleid.
Lokaal mei 2014
3
inhoud • mei 2014 • nummer 5
Tijd voor het nieuwe OCMW
8
34 Piet Van Schuylenbergh vindt het hoog tijd voor een nieuw OCMW,
een die sociaal onderneemt en de cliënt zoveel mogelijk actief betrekt bij de hulpverlening. Concrete hulpverlening op de eerste lijn gebeurt het best zo dicht mogelijk bij die cliënten, maar voor alles wat zich op de tweede lijn afspeelt, liggen samenwerking en schaalvergroting voor de hand. Dat kan op allerlei manieren zoals ook één OCMW-bestuur dat meerdere gemeenten bedient, zonder afbreuk te doen aan de lokaal ingebedde dienstverlening.
45 De stelling ‘Leefloon of paspoort aanvragen is niet hetzelfde. Hulpverlening vergt andere aanpak dan klassieke dienstverlening.’.
Lokaal is het maandblad van de lokale besturen Contact lokaal@vvsg.be, T 02‑211 55 46 Hoofdredacteur Marlies van Bouwel marlies.vanbouwel@vvsg.be Werkten mee aan dit nummer Redactie Marleen Capelle, Katrien Gordts, Pieter Plas, Jan Van Alsenoy, Bart Van Moerkerke Beeld Layla Aerts, Stefan Dewickere, Bart Lasuy, Nix, Karolien Vanderstappen, Vorm Ties Bekaert Druk Schaubroeck Met de steun van Belfius en Ethias, partners van de VVSG Advertenties Peter De Vester peter@cprojects.be, T 03-326 18 92
4 mei 2014 Lokaal
Vacatures en abonnementen Nicole Van Wichelen nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 Prijs abonnement VVSG-leden: 68 euro VVSG-leden vanaf 10 ex. 55 euro Niet-leden: 125 euro Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • www.vvsg.be VVSG-bestuur Luc Martens, algemene voorzitter, voorzitter algemene vergadering en voorzitter directiecomité Kris Van Dijck, voorzitter raad van bestuur Rudy Coddens, voorzitter directiecomité afdeling OCMW’s Bart Somers, voorzitter afdeling veiligheidsdiensten
Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG
34
STEFAN DEWICKERE
essay
60
DANIEL GEERAERTS
BART LASUY
LAYLA AERTS STEFAN DEWICKERE
STEFAN DEWICKERE
56
3 opinie Na 25 mei een sterk sociaal beleid! 70 column Het provinciale dilemma
mens & ruimte
46 Kort nieuws, print & web, oproepen 50 Zot van Gezond
bestuurskracht
6 Kort print & web, perspiraat, Nix 8 Interview met de VVSG-voorzitters ‘Geef ons meer ruimte.’
De VVSG heeft het memorandum voor de verkiezingen van 25 mei samengebald in tien punten. De voorzitters hopen op een snelle afspraak over de pensioenen, alleen dan kunnen ze hun taken naar behoren vervullen. Samenwerking is goed en wel, maar vooral voor een betere dienstverlening en een succesvolle strijd tegen de armoede.
16 Hoe de partijen na 25 mei willen inzetten op het lokale bestuur 20 Vijf lijsttrekkers over Europa en de lokale besturen 24 De fusie van de politiezones Beersel, Halle en Sint-Pieters-Leeuw Niet alleen bezuinigen, ook verbeteren 27 De ideale schaal voor ICT-beleid? 28 Een smoel voor Europa: Groen, groener, groenst… 31 Besturen bijna transparant KAROLIEN VANDERSTAPPEN
24
28
Coverbeeld: Lieve is de jongste maatschappelijk werker in OCMW Brugse Poort in Gent. Ze focust al op het nieuwe OCMW.
31 Lokale raad Krijgen raadsleden in de commissies even veel presentiegeld?
52 Praktijk in Hoegaarden Vrijwilligers als voelsprieten van het OCMW 54 Praktijk in Genk Experimenteren mag 55 Lokale raad Wat betekent het groene punt op een verpakking? 56 OCMW: sterk werk ‘Cultuur ademen.’
beweging
59 Vlariodag: jaarlijkse bijeenkomst rioleringssector 60 Netwerk Proactief meedenken Omdat de VVSG vijftien jaar geleden meer input vanuit de sociale diensten wilde, werden de hoofdmaatschappelijk werkers van grote en kleine OCMW’s samengebracht in een stuurgroep. Ze zijn al die jaren graag blijven komen, de stuurgroep biedt hun intervisie, terwijl zij voor de VVSG ware voelsprieten zijn.
62 Inzetten op kwaliteit van de sociale dienst 66 Kort promotie, perspiraat 68 agenda
32 De OCMW-raad van Aalst Van bestekken, gunningen en sociale economie
Lokaal mei 2014
5
bestuurskracht kort lokaal perspiraat
nieuws
“In elke stad moeten we erop letten een goed contact te hebben met de juiste schepen en de juiste ambtenaar, want overal zijn de regels voor ons anders. Het jammere is dat sommige steden al met een gesubsidieerde gelijkaardige dienst werken. Daar kunnen wij niet tegenop. Steden ervan overtuigen dat ze wel een rol hebben, maar geen financieel ondersteunende, is nu deel van de job.” Ben Rieder, CEO van fietspakjesdienst BubblePost – De Tijd 18/4 “Van alle verplaatsingen in Kopenhagen gebeurt 26 procent per fiets. Mochten de andere grote Europese steden hetzelfde percentage halen, zouden er 76.600 jobs gecreëerd worden en bijna 10.000 minder doden vallen.” Onderzoekster Francesca Racioppi van de Wereldgezondheidsorganisatie – De Morgen 15/4 “Mensen die te veel pinten drinken of tegen een auto plassen, kunnen in Gent een GAS-boete krijgen. Maar ik ga geen GAS-boete laten uitschrijven tijdens een WK-wedstrijd omdat iemand staat te roepen of te dansen.” Daniël Termont (SP.A), burgemeester van Gent over de rondzendbrief met richtlijnen voor WK-festiviteiten van minister Joëlle Milquet – De Standaard 11/4 “Een stad moet ervoor zorgen dat ouderen en moeders met kinderwagens er vrij en makkelijk kunnen rondlopen. Verlaag de stoeptegels, zorg ervoor dat de trottoirs breed genoeg zijn. Het klinkt banaal, maar het is van een onvoorstelbare waarde. Moeders en ouderen zijn zoals de kanaries in de mijnen. Als zij gedijen, heb je een gezonde stad.” De Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber – Knack 9/4
6 mei 2014 Lokaal
STEFAN DEWICKERE
“De milieuregelgeving vertrekt vanuit de filosofie dat je wonen en werken zo veel mogelijk moet scheiden. Dat staat natuurlijk haaks op de essentie van de stad dat je functies moet verweven. Uiteraard zijn risicovolle activiteiten niet op hun plaats in een woongebied, maar alles scheiden en bufferen kun je niet volhouden, de mobiliteitsproblematiek toont dat aan.” Jens Aerts, gastdocent stedenbouw en ruimtelijke planning aan de VUB – Trends 17/4
Federale overheid betaalt verhoogd vakantiegeld politie Op het begrotingsconclaaf van begin april heeft de federale regering beslist het verhoogde vakantiegeld voor de lokale politiezones te betalen. Op 19 december 2013 had de Raad van State het KB dat het vakantiegeld voor het politiepersoneel regelt, opnieuw vernietigd; dit was al eens gedeeltelijk gebeurd in 2011. Toen reageerde de federale overheid met een nieuw Koninklijk Besluit, het KB van 11 juni 2011 ter wijziging van het KB van 29 april 2009 houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten, dat met terugwerkende kracht inging vanaf 1 januari 2009. Dit KB van 11 juni 2011 vernietigde de Raad van State nu in zijn arrest van december 2013. Volgens de Raad werd het algemeen principe van ‘non-retroactiviteit’ geschonden. Het gevolg van het arrest is dat alle personeelsleden van de lokale en federale politie, ook voor 2009 en 2010, recht hebben op 92 procent van het maandloon aan vakantiegeld. Dit betekende een extra
kostenpost van 28,7 miljoen euro voor de lokale politiezones in België voor de periode 2009-2010. Voor alle 117 Vlaamse politiezones werd dit geschat op een bijkomend bedrag van 15 miljoen euro. De VVSG heeft er bij de minister van Binnenlandse Zaken de voorbije maanden op aangedrongen dat de federale overheid deze bijkomende kosten voor haar rekening zou nemen. De VVSG is dan ook zeer tevreden dat de federale overheid daar tijdens het begrotingsconclaaf toe besloten heeft. Het is de bedoeling dat de federale overheid het bedrag via eenmalige dotaties aan de politiezones zal storten. Die zullen op hun beurt – als werkgever – het bedrag doorstorten aan hun personeel. koen van heddeghem
KB van 11 juni 2011 ter wijziging van het KB van 29 april 2009 houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten, Inforumnummer 257269. Raad van State van 19 december 2013, 5e K., nr. 225923. Inforumnummer 279775
Tot 31 mei Guangzhou International Award for Urban Innovation Voor de tweede keer reikt de Chinese stad Huangzou een prijs uit voor stedelijke innovatie. De laureaten van de vorige prijs waren Wenen (integratieproject), Vancouver (duurzaam woonproject), Kocaeli in Turkije (anti-aardbevingsproject), Lilongwe in Malawi (bestuurskrachtondersteuning vanuit
het Zuid-Afrikaanse Johannesburg) en Seoul in Korea (een project om kinderprostitutie te voorkomen). Ze kregen toen roem, uitstraling en elk 20.000 dollar. Registreren moet voor 31 mei, het project indienen voor 30 juni. www.urban-innovation.org en www.guangzhouaward.org
print & web
LOKAAL MANAGEMENT BELEID
Er is heel wat commotie aan voorafgegaan, maar de nieuwe wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties is ondertussen een feit. Dit boek schetst de nieuwe GAS-wetgeving binnen het kader van de overlastproblematiek als een beleidsvraagstuk voor beleidsmakers in lokale overheden. Daarnaast hebben de auteurs ook oog voor de uitgangspunten die de federale wetgever heeft gemaakt. Deze benadering laat zien dat GAS maar één van de instrumenten is om met openbare overlast om te gaan, waarbij elk instrument zowel voor- als nadelen heeft en de inzet ervan aan voorwaarden is gekoppeld. Deze analytische kijk wordt op een hoger niveau getild door een kader aan te reiken om tot een evenwichtige inzet van verschillende instrumenten te komen. Vervolgens zoomt deze publicatie specifiek in op het instrument GAS zoals het in de wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties van 2013 vorm heeft gekregen. Na deze juridische analyse komt de fase van de implementatie van gemeentelijke administratieve sancties aan bod. Aan de hand van schema’s en stappenplannen maakt dit boek de lezer wegwijs vanuit een ruimer perspectief.
Over de auteurs
Frankie Schram is Professor aan het KU Leuven Instituut voor de Overheid en gastprofessor aan de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen en van de faculteit rechten van Universiteit Antwerpen. Joke Lievens is licentiaat in de rechten en master in overheidsmanagement en -beleid. Ze is werkzaam als juriste aan het gemeentebestuur van Mol en docente bij Inovant.
BELEID
MANAGEMENT
9 789049 610111
www.vandenbroele.be
Op 12 maart keurde het Europees Parlement tijdens een van zijn laatste zittingen vóór de komende verkiezingen zonder amendementen het ontwerp van verordening inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer goed. Een dag eerder vond nog een bespreking plaats van het lijvige verslag over dit ontwerp door de Commissie LIBE (Burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken) van het Parlement, samen met een aantal resoluties over de toezichtstrategie van de Amerikaanse inlichtingendienst NSA. De eerste ontwerptekst voor deze verordening kwam van de Europese Commissie (COM-2012/0011(COD)). Met de goedkeuring neemt het Europees Parlement stelling in tegenover de Europese Raad. Die laatste moet nu zelf zijn positie over het ontwerp bepalen (algemene benadering) en is daar ondertussen mee bezig. Deze hervorming wordt vooral aangestuurd door druk vanuit de commerciële sector om de regelgeving op de persoonlijke levenssfeer meer in overeenstemming te brengen met de regelgeving in de Verenigde Staten. De Commissie en het Parlement volgden immers de vraag van internetgiganten zoals Google, Facebook en Amazon voor een gegevensbescherming op hun maat, onder meer omdat dit tot een versterking van de Europese digitale economie kan leiden. Hoewel de tekst nog niet definitief is, liggen de grote uitgangspunten wel al vast: het beperken van ‘profiling’, de uitdrukkelijke vraag aan de burger om gegevens te verwerken, de terugname van toestemming van de personen waarover gegevens worden bijgehouden, het recht
op verwijdering van gegevens en het directe recht op een afschrift van de verwerkte gegevens. Daarnaast ligt ook een ontwerp van richtlijn voor over de specifieke gegevensbescherming in strafzaken. De VVSG volgt de hervorming van de General Data Protection Regulation op samen met andere Europese verenigingen van steden en gemeenten, verenigd in de Council of European Municipalities and Regions (CEMR). CEMR is ontgoocheld over de inhoud van de recent goedgekeurde tekst omdat die ook zonder uitzonderingen van toepassing zal zijn op de lokale en regionale overheden. Overheden gebruiken persoonsgegevens niet voor commerciële doeleinden, maar wel voor goede openbare dienstverlening. Er wordt gevreesd dat de nieuwe regels tot een zware administratieve last zullen leiden, zoals een aanpassing van operationele procedures en gedetailleerde rapportering, zonder dat de burger daar enig voordeel van zal hebben. In het Verenigd Koninkrijk en Zweden worden de kosten voor lokale en regionale overheden al op 200 miljoen euro geschat in het eerste jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe regels. Bovendien zijn er zware sancties voor inbreuken. Daarom pleit CEMR ervoor om de regionale en lokale overheden van deze nieuwe verplichtingen vrij te stellen. Andere overheden in ons land, waaronder de federale politie, hebben een soortgelijk voorbehoud bij de tekst. De parlementsleden hebben hier evenwel geen gehoor aan gegeven.
Gemeentelijke administratieve sancties Een antwoord op overlast?
Frankie Schram Joke Lievens
LOKAAL MANAGEMEN T BELEID
ISBN 978 90 4961 011 1
JURIDISCH
330955_cover LMB GAS 160x240 rug 13.indd 1
Gemeentelijke administratieve sancties - Een antwoord op overlast?
Nieuwe Europese regels persoonsgegevens ontgoochelt gemeenten
Gemeentelijke administratieve sancties Een antwoord op overlast?
OCMW GEMEENTE
18/11/13 11:36
Gemeentelijke administratieve sancties Wat is overlast? Hoe verhoudt ‘openbare orde’ zich tot ‘open‑ bare overlast’? Wat houdt het nieuwe wettelijke kader in? Wat is er precies veranderd en hoe is de GAS-wetgeving door de jaren heen gewijzigd? Deze uitgave schetst de nieuwe GASwetgeving binnen het kader van de overlastproblematiek als een beleidsvraagstuk voor lokale overheden. Daarnaast is er aandacht voor de uitgangs‑ punten van de federale wetge‑ ver. Behalve juridische analyse presenteert het boek ook een kader en een stappenplan om GAS in te voeren naast de inzet van andere instrumenten tegen overlast. F. Schram, J. Lievens, Gemeentelijke administratieve sancties: een antwoord op overlast? Uitgeverij Vanden Broele, Brugge, 59 euro
tom de schepper
www.europarl.europa.eu, zoek ‘gegevensbescher‑ ming’, www.ccre.org, zoek ‘data protection’
nix
Lokaal mei 2014
7
Kris Van Dijck, Katrien Schryvers en Luc Martens willen ruimte om een goed lokaal beleid te kunnen voeren.
Tine De Moor: ‘‘Een coöperatie draait bij de gratie van participatie. Het engagement levert iets op voor jezelf en voor de gemeenschap. Dat is reciprociteit. Voor de langere termijn is het belangrijk dat het collectief institutionaliseert.’ Een filmpje van dit interview kunt u op www.vvsg.be bekijken.
8 mei 2014 Lokaal
Een filmpje van dit interview kunt u op www.vvsg.be bekijken.
bestuurskracht interview met de VVSG-voorzitters
‘Geef ons meer ruimte.’ De lokale besturen willen eindelijk serieus genomen worden en dat betekent dat er meteen na de verkiezingen een akkoord moet komen over de pensioenen, anders kunnen de gemeenten en OCMW’s hun taken niet naar behoren vervullen. Samenwerking onderling of met andere gemeenten is goed en wel, maar dan vooral om de dienstverlening te verbeteren en meer mensen uit de armoede te halen. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere
D
e memoranda zijn opgesteld, het land is klaar voor de Europese, federale en Vlaamse verkiezingen van 25 mei. Aan VVSG-voorzitter Luc Martens (burgemeester van Roeselare), voorzitter van de raad van bestuur Kris Van Dijck (burgemeester van Dessel) en lid van het directiecomité afdeling OCMW’s Katrien Schryvers (OCMW-voorzitter van Zoersel) vroegen we wat zij nu echt belangrijk vinden. Luc Martens: ‘Het belangrijkste is dat de lokale besturen meer vrijheid krijgen. Weg met de betutteling, weg met het wantrouwen. In onze gemeenteraden, in onze colleges zitten topmensen, ze verdienen meer vertrouwen. Hun competenties en toewijding worden niet gevaloriseerd door het federale of Vlaamse niveau. Die overheden geven het lokale bestuur niet genoeg slagkracht. De gemeenten rijden met de remmen dicht, maar het zijn de federale en Vlaamse overheid die erop duwen. Dus geef de lokale besturen de ruimte.’ Katrien Schryvers: ‘Ook de OCMW’s hebben voldoende middelen en slagkracht nodig in hun strijd tegen de armoede en bij de zorg die ons nog te wachten staat. Hun positie als regisseur moet ook erkend worden zodat zij een zorgstrategisch plan
kunnen uittekenen over alle organisaties heen: in de ouderenzorg of de zorg voor mensen met een handicap, chronisch zieken of mensen met psychische problemen. Zowel de zorg om mensen zo lang mogelijk in de eigen omgeving te laten blijven als de residentiële zorg moeten onder de coördinatie van het OCMW vallen. Naast hun eigen aanbod moet er ook meer afstemming komen met dat van andere organisaties, vooral lokaal, want de zorg is schaars en we moeten ze zo efficiënt mogelijk inzetten.’ Kris Van Dijck: ‘In de feiten zien we dat de gemeente de belangrijkste politieke entiteit is maar dat de middelen ongelijk verdeeld zijn. Het lokale bestuur staat het dichtst bij de mensen, het is daarom het belangrijkste bestuursniveau en de spil van het beleid. We kunnen partners zijn als we op voet van gelijkheid staan en als we geen ondergeschikt maar een prominent bestuur zijn. Dat wil zeggen dat we op eigen kracht het beleid in daden moeten kunnen omzetten en dan moet zowel het federale als het Vlaamse niveau inzien dat het lokale bestuur zowel voor vrije tijd, sport en cultuur als voor veiligheid ten volle een rol kan spelen. Wat mij in Vlaanderen stoort is dat de politiezone een duidelijke schaalgrootte heeft maar dat het een Lokaal mei 2014
9
bestuurskracht interview met de VVSG-voorzitters
Kris Van Dijck: ‘We kunnen partners zijn als we op voet van gelijkheid staan en als we geen ondergeschikt maar een prominent bestuur zijn.’
andere wordt voor de brandweer of voor het onderwijs. Meer afstemming geeft meer legitimiteit.’ Pleit u dan voor meer uniformiteit? Kris Van Dijck: ‘Uniformiteit hoeft niet, neen, het moet van onderuit groeien. Bij de samenwerkingsverbanden bots je altijd op Vlaamse of federale regelgeving.’ Luc Martens: ‘Tot nu toe waren we toeschouwers van de staatshervorming. Nochtans zijn we als lokale besturen partners, dat is de subsidiariteitsgedachte. In elk geval voelen we op 308 plaatsen de consequenties van de staatshervorming en moeten we remediëren op de punten waar ze heeft gefaald. De andere bestuursniveaus hebben geen vertrouwen in de lokale besturen, ze gaan niet ernstig met ons om. Toch zijn we de folklore van sommige tv-series allang ontgroeid. Er is heel veel capaciteit, ik merk enorm veel competentie op.’ Kris Van Dijck: ‘Niet alleen politiek is dat zo, ook ambtelijk. Ik heb heel positieve ervaringen met de managementteams van onze gemeenten. Ze beheersen hun materie op een hoog niveau. Ze voeren samen met de politieke vertegenwoordigers het beleid, net zoals dat in de bedrijfswereld gebeurt. Het college is een soort raad van bestuur.’
Hoe staan jullie tegenover fusies? Kris Van Dijck: ‘Je moet een zekere vrijheid geven aan gemeenten die dat willen. De discussies zijn heel emotioneel want je gemeente bepaalt je identiteit, je eigenheid. Dat is niet onbelangrijk, het is ons dorp, onze stad. Dat is emotioneel zeer geladen. Mensen hebben zo’n houvast nodig. Maar we staan voor veel uitdagingen, er zijn veel taken die we goed willen doen en soms is er de vraag of er genoeg daadkracht is in elke gemeente, een samenwerkingsverband kan dan een goede oplossing zijn. Weinig gemeenten zien een fusie zitten.’ Luc Martens: ‘Fusie is geen toverwoord, al kan het soms een verantwoorde keuze zijn. Je moet dat gelaagd bekijken, ook de samenwerkingsverbanden. Soms kan er veel in de gemeente zelf, met partners of satellieten. Soms ligt de oplossing in het samenbrengen van de expertises tussen de gemeenten in een organisatie of in een procedure. Het kan ook een groeiproces zijn waarbij gemeenten structureel wel varen. De fusieoperatie van de jaren zeventig is niet voor herhaling vatbaar, die was dikwijls zeer persoonlijk of partijpolitiek gekleurd. Een fusie kan voor ons enkel van onderuit groeien. Er zijn daarbij drie stappen: wat doe je zelf, wat kan beter door het samen te doen en pas als er voldoende onderling vertrouwen is,
Kerntaken niet loslaten Voor Rudy Coddens, V VSGvoorzitter van het directieco‑ mité afdeling OCMW’s, moe‑ ten de leeflonen omhoog: ‘Toch minstens tot het Europese ar‑ moedeniveau. Tegelijk moeten de minimumlonen stijgen zodat er een spanningsveld tussen uitkeringen en minimumlonen blijft. Een hoger leefloon voor iedereen is eerlijker, nu past de ene gemeente financieel bij en de andere niet.’ Coddens gelooft
10 mei 2014 Lokaal
in samenwerking, dat moet ge‑ makkelijker kunnen: ‘Kleinere OCMW’s kunnen nu soms geen ruime dienstverlening ontwikke‑ len, een grotere schaal kan voor‑ delen bieden.’ Ook pleit hij voor verregaande samenwerking van ondersteunende diensten van gemeente en OCMW: ‘In Gent werken we aan een gemeen‑ schappelijk dienstverlenings‑ centrum voor personeelsbeheer en later voor de financiële dien‑
sten. Hierdoor wordt de dienst‑ verlening voor de eigen besturen beter, maar ook die aan de EVA’s en IVA’s en aan het departement onderwijs. Tegelijk wordt ze ook goedkoper en efficiënter. Hier‑ voor is een veranderingstraject nodig en dat kost tijd. Het stond bij ons in het bestuursakkoord, na anderhalf jaar zal het eerste gemeenschappelijke diensten‑ centrum een feit zijn. Dan volgt er nog een hele weg om de din‑
Katrien Schryvers: ‘Het sociale beleid kwam vroeger nauwelijks aan bod op de gemeenteraad of het college, nu vormt het een elementair deel van globaal beleid. ’
kan er worden overgegaan tot een fusie. Anders forceer je de zaak. Ook in de publieke opinie vind je geen draagvlak.’ Katrien Schryvers: ‘Waarom zouden we een fusieoperatie opleggen? Is er dan een probleem? Niet in de meeste gemeenten. Misschien draaien we de vraag beter om: aan welke criteria moet een gemeente beantwoorden? Is er bestuurskracht? Is de dienstverlening goed genoeg, zijn de dossiers inhoudelijk sterk, is de gemeente toegankelijk? Sinds de laatste gemeenteraadsverkiezingen werken het OCMW en het gemeentebestuur op veel plaatsen nauwer samen, dikwijls onder druk van de lokale financiën. Ik vind het spijtig dat dit vaak eenzijdig benaderd wordt, het kan veel meer zijn dan een kwestie van efficiëntiewinsten. Het sociale beleid kwam vroeger nauwelijks aan bod op de gemeenteraad of het college, nu vormt het een elementair deel van globaal beleid. Door de aanwezigheid van de OCMW-voorzitter wordt het lokale sociale beleid beter. In Zoersel werken de managementteams van OCMW en gemeente al zes jaar geïntegreerd, zo heeft iedereen meer notie van welke problemen er zijn.’ ‘Voor veel besturen biedt die samenwerking vooral de kans om mensen uit te sparen, bijvoorbeeld op het secre-
gen beter op elkaar af te stem‑ men. Het is belangrijk dat die mensen bij elkaar zitten en sa‑ men diensten verlenen.’ Ook Rudy Coddens is voorstan‑ der van een tegemoetkoming of een compensatie in de pen‑ sioenen van de statutairen die de lokale besturen nu helemaal betalen. Maar hij denkt ook aan de gesco-medewerkers: ‘De sub‑ sidie die we voor hen krijgen, is al die jaren gelijk gebleven, waar‑ door de kloof tussen wat je voor
deze medewerkers krijgt en hoe‑ veel je hun betaalt, almaar gro‑ ter is geworden.’ Daarom pleit hij in het kader van de zesde staats‑ hervorming voor waakzaamheid bij het doorgeven van verant‑ woordelijkheden: ‘Het biedt mo‑ gelijkheden, maar alleen als alle financiële middelen meekomen met de bevoegdheden. Natuur‑ lijk moet er overal bespaard wor‑ den, maar het komt toch meest‑ al terecht bij de lokale overheden die het eerst door de burgers
tariaat, terwijl het veel belangrijker is dat je sociale beleid beter en toegankelijker wordt. Het heeft ons in Zoersel verwonderd dat sinds gemeente en OCMW onder één dak werken met één onthaal, het OCMW vijftig procent meer mensen bereikt. Dat ligt niet alleen aan de crisis, maar vooral aan de lagere drempel.’ Kris Van Dijck: ‘Toen we groeiden, is de Pastorij ons sociaal huis geworden, met niet alleen het OCMW, maar ook het gemeentelijke sociale beleid, de seniorenwerkingen. Ik ben ook voor een geïntegreerde werking zoals de managementteams die samen vergaderen en ik vind dat het in vergelijking met het overlegcomité vroeger nu honderd keer efficiënter verloopt sinds de OCMWvoorzitter lid is geworden van het college.’ Willen jullie het leefloon opgetrokken zien? Katrien Schryvers: ‘Een van onze grote vragen is om de uitkeringen op te trekken om de mensen uit de armoede te kunnen halen. Ik hoor dikwijls zeggen dat die mensen al veel krijgen, maar je zou het er eens een maand mee moeten doen! Na een maandje zouden we ook van alles beginnen doorschuiven of uitstellen met alle gevolgen van dien. Er zal hier en daar wel eens misbruik zijn en dat moet er worden uitgehaald. Maar er is nog veel sen-
worden aangesproken als er iets niet in orde is.’ Toch vindt hij het interessant dat al wat werkge‑ legenheid is, nu Vlaams zal zijn: ‘Hopelijk komt er dan een einde aan de wirwar van maatregelen, statuten en initiatieven waarin een kat haar jongen niet terug‑ vindt. En als het eenvoudiger wordt voor de cliënten, is dat ook het geval voor de OCMW’s.’ Ook binnen ouderenzorg ziet Cod‑ dens een belangrijke rol wegge‑ legd voor de OCMW’s: ‘De kwa‑
liteit is zeer goed en als OCMW heb je een regulerende rol in die kwaliteit maar vooral ook in de prijssetting. Dit loslaten is kort‑ zichtig.’ Hij wil in Gent investeren in nieuwe woonzorgcentra en lo‑ kale dienstencentra: ‘Uit bespa‑ ringsoverwegingen mag je de kerntaken niet afstoten. Inves‑ teren is trouwens ons antwoord op de crisis. Door te investeren zwengel je in moeilijke tijden de economie aan en creëer je ba‑ nen.’ MvB
Lokaal mei 2014
11
bestuurskracht interview met de VVSG-voorzitters
Luc Martens: ‘Tot nu toe waren we toeschouwers van de staatshervorming. We voelen op 308 plaatsen de consequenties van de staatshervorming en moeten remediëren op de punten waar ze heeft gefaald.’
sibiliseringswerk nodig om mensen in armoede vooruit te kunnen helpen. Onze sociale diensten en het OCMW werken keihard om mensen te helpen. Activering is inderdaad de sleutel om uit de armoede te geraken. Heel wat mensen kunnen door omstandigheden tijdelijk of langdurig moeilijk op de arbeidsmarkt terecht. Dat is een van de grootste uitdagingen die op ons af komen. Zelfs jonge mensen van rond de twintig jaar kunnen vaak niet terugvallen op hun gezin, het is iets dat me telkens weer aangrijpt. Ik heb zelf kinderen van die leeftijd, ze kunnen op eigen benen staan maar hebben toch nog ondersteuning nodig. Onze OCMW’s doen op dat vlak heel goed werk. Door hierop in te zetten maken we mee toekomst!’ Luc Martens: ‘Ze geven hun hefbomen. Het lokale bestuur is het best geplaatst om uit te zoeken wat haalbaar of wenselijk is. We hebben hier te maken met mensen van vlees en bloed met maar een beperkte actieradius. De schaal van de VDAB staat verder af van die mensen, deze mensen zijn niet mobiel of flexibel, je moet hen niet naar Brussel sturen. Het lokale bestuur kan in samenwerking met professionele partners een goede rol vervullen in dat verband. Lokaal zijn we zeer goed geïnformeerd, we kunnen abstractie maken van procedures, de lokale besturen kunnen de juiste keuzes maken.’ Katrien Schryvers: ‘We moeten als gemeente, als OCMW naar buiten durven komen. Dat hebben we in het verleden te weinig gedaan. We hebben ons te veel gericht op individuele hulp en begeleiding, die heel belangrijk is zodat mensen kunnen wonen en werken, uit de schulden kunnen geraken en uit de armoede. Maar we moeten ook durven zeggen waar we voor staan, welke signalen we van de mensen opvangen. Eenvoudig is het niet. Met het leefloon heb je misschien wel net genoeg om te wonen en te eten, maar je sociale leven gaat wel kopje-onder. Dat hoor je van de grootvader die vertelt dat hij wel graag naar zijn voetballende kleinzoon gaat kijken maar schrik heeft dat hij in de kantine ook een rondje moet geven.’ Kris Van Dijck: ‘Dat klopt, je sociale leven valt of staat daarmee. Dat vergeten we. Het sociale beleid is individugericht. Met een algemener beleid viseer je geen mensen maar bied je iedereen een kader aan. Zo kun je een aanbod doen voor opvoedingsondersteuning waar echt niet alleen sociaal zwakkeren op af komen. Ook wijkont12 mei 2014 Lokaal
wikkeling, zelfs de organisatie van wijkfeesten, is heel belangrijk. In sociale woonwijken moet je dat aansturen maar je kunt er heel mooie feesten geven. Voor de kleurrijkste bevolking ondersteunen we dat met de 11 julicheques. Zo proberen we sociaal zwakkeren toch buiten te doen komen en hun geburen te leren kennen.’ Katrien Schryvers: ‘Door dingen samen te doen, gebeuren er ter plaatse heel mooie dingen.’ De pensioenlast wordt een zware dobber. Wat wilt u hieraan doen? Luc Martens: ‘Op de werkvloer is er geen onderscheid tussen de statutairen of contractanten maar achteraf, na hun pensionering, is er wel een groot verschil. Dat is een groot probleem. Er zullen bovendien meer statutairen op pensioen gaan, en de extra kosten van die pensioenen worden niet gedragen door de toename van het Gemeentefonds. Het gros van de lokale besturen staat op ontploffen vanaf 2016, en wie zal er nog provisies hebben na 2025? Dan zullen de moeilijkheden nog groter zijn. Dus moeten we op korte termijn met de regering een akkoord vinden. Zo moeten we zeker de perequatie herbekijken en de statutairen behandelen zoals de werknemers van de federale en Vlaamse overheden of die van de privé. De lokale overheid is de enige overheid die voor de betaling van de pensioenen niets uit de schatkist krijgt, dat is niet billijk. Integendeel, dat is discriminatie. We vragen hier al lang aandacht voor, maar nu wordt het almaar precairder. We zien de rode vlag en dat heeft invloed op alles, we zullen minder investeren, minder personeel aanwerven om toch maar ruimte vrij te maken voor die pensioenlast.’ Kris Van Dijck: ‘Als we al die pensioenen moeten betalen, kunnen we onze taken niet goed uitvoeren. Die investeringen worden gevraagd, die tewerkstelling ook, maar als er geen wegen worden vernieuwd of gebouwen gezet, valt het hele bouwwerk in duigen. Veel gemeenten hebben dat zo rigoureus in de BBC gezet dat het vet echt van de soep is en het duurt niet lang meer of de balletjes zijn er ook uit.’ Luc Martens: ‘Ook de politie en de brandweer wegen op het budget.’ Katrien Schryvers: ‘En we slepen het verleden van alle OCMW-ziekenhuizen nog altijd mee, ook al organiseren
we nu de diensten anders. We hebben dit al heel dikwijls zonder resultaten gesignaleerd. Het is belangrijk dat er dadelijk na de verkiezingen aandacht naar het probleem gaat. We willen het niet langer afschuiven, we willen bijdragen aan een oplossing. Want in de toekomst wordt het zo financieel nog altijd moeilijker.’ Luc Martens: ‘Federaal is er een aanzienlijke tussenkomst gekomen om het gat te dichten. Maar die financiering moet blijven duren want het moet jaar op jaar gebeuren. We moeten het structureel verankeren. Alleen als dit wordt opgelost, komt er verademing. En dat hangt af van de goede wil. Wij hebben geen keuze, het wordt ons opgelegd, we worden tegen de muur geduwd. De vraag is of de federale en de Vlaamse regering hun verantwoordelijkheid zullen opnemen. De gemeenten hebben veel mensen in dienst genomen op aansturen van de Vlaamse of federale overheid, we kregen extra middelen als we deze mensen zouden aannemen. Dat is
de moeilijkheid. Het is een collectieve verantwoordelijkheid, we hebben andere sherpa’s nodig om deze berg te beklimmen.’ Is er nog iets dat u op de lever ligt? Kris Van Dijck: ‘Lokale besturen moeten op tijd het geld kunnen krijgen waarop ze recht hebben.’ Luc Martens: ‘Juist. In het begin van het jaar krijg je te horen waarop je recht hebt, maar achteraf blijkt dat een vergissing te zijn. Je hebt dus in de illusie geleefd dat je meer zou krijgen. En dan gebeuren de doorstortingen ook nog onregelmatig. Soms is er opeens een inhaalbeweging, dan weer vertraging en moet je gaan lenen, waardoor de leninglast toeneemt. Lokale besturen willen trimestrieel een goede opvolging.’
Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
advertentie
Puro zet zich in voor de bescherming van de regenwouden. Wij werken samen met de natuurbeschermingsorganisatie World Land Trust en voor elk verkocht kopje koffie staan wij een financiële bijdrage af om bedreigde stukken tropisch regenwoud in Zuid-Amerika aan te kopen en duurzaam te beschermen.
Wij geloven in eerlijke lonen voor de boeren die onze koffie telen. Het hele gamma Puro koffie is Fair Trade gecertificeerd.
www.purocoffee.com - 0800/44 0 88 Lokaal mei 2014
13
Advertorial
“Fel Naturel Lokeren koestert zijn burgers, kleurrijk en in alle opzichten” JCC Software, díe moeten we hebben voor klantbegeleiding!
Zeg geen gemeente tegen Lokeren. Want dat is deze plaats in het hart van Oost-Vlaanderen niet. Zeker niet, bevestigt Nele Lievens stellig. Lokeren is een stad. Met veel stadse voorzieningen, als een zwembad, een bloeiend cultureel centrum en een museum. Het jaarlijkse internationale muziekfestijn Lokerse Feesten en topvoetbalclub Sporting Lokeren bevestigen de goede naam van de stad tot zelfs ver buiten de eigen regio. Lokeren is tevens een stad omdat het een substantieel aantal inwoners heeft, 40.300 om redelijk precies te zijn. Inwoners die de stad koestert, in alle opzichten. Ter illustratie vertelt Nele Lievens (38), Bestuurssecretaris
Ruzieachtige sfeer op piekmomenten
en Diensthoofd van Burgerlijke Stand en Bevolking, net
“Mijn argumenten waren gestoeld op de regelmatig voor-
zo gemakkelijk over het jaarlijkse budget voor uitbreiding
komende onmin tussen wachtende burgers op vooral
van het kunstpatrimonium als over haar inzet om de
piekmomenten. Niet goed voor onze klanten, die wij
bezoekers van de loketten in de hal van het stadhuis op
optimale dienstverlening willen aanbieden. Evenmin
een slimme en snelle wijze van dienst te zijn.
prettig voor onze medewerkers die soms met kromme
G-BOS van JCC Software, zo nuanceert zij dit laatste met
tenen het ongenoegen van de burgers moesten aanhoren.
een tevreden glimlach.
Een ander argument was, dat ik vind dat Lokeren in zijn service naar de burgers modern en efficiënt behoort te zijn. Na uitgebreid overleg bleken ook de besluitvormers overtuigd van de meerwaarde van klantbegeleiding met de applicatie van JCC Software.”
Bevestiging goede keuze “Door simpel de bezoekers een volgnummer te geven zijn de frustraties beduidend minder geworden. Fascinerend is zelfs dat het aantal bezoeken aan het stadhuis onze schattingen meer dan royaal blijkt te overtreffen. Tot meer dan zestigduizend op jaarbasis. En dat gerelateerd aan een bevolking van ruim veertigduizend. Opzienbarend! Die aantallen zijn overigens geen argument geweest voor de aanschaf. Wel zijn zij nu de onmiskenbare bevestiging van onze goede keuze voor klantbegeleiding met G-BOS”.
Groen is de hoofdkleur Fel Naturel, zo presenteert Lokeren zich. De stad stimu“Weet je”, begint Nele bescheiden haar verhaal, “Lokeren
leert de trend tot groener en kleurrijker. En dat lukt goed.
heeft nooit een klantbegeleidingssysteem gehad.
De stad ligt er begin april al mooi bij. Een waterig
Wij hadden geen cijfers voorhanden om de noodzaak van
lentezonnetje belicht het Josephine Charlottepark.
een dergelijk systeem aan te tonen. Ik heb mij daarom
Ook de haven en de hazen in het centrum, die verwijzen
grondig geïnformeerd, collega-gemeenten gebeld en
naar het vroegere haarsnijden, een industrie die konijnen-
geraadpleegd en – samen met de verantwoordelijke
en hazenhaar prepareerde voor de hoedenindustrie,
schepen – demo’s van verschillende leveranciers bezocht.
pikken hun straaltjes mee. De Durme meandert gezapig
Steeds weer heb ik mijn argumenten voor klantbegeleiding –
door de stad en voedt het Molsbroeck, een moerassig
en voor G-BOS in het bijzonder – naar voren gebracht!”
gebied met een ecologische flora en fauna.
Nele: “Lokeren is écht mooi, een prima plaats om enige tijd te vertoeven, en zeker voor liefhebbers van de fiets. De Urbanusroute, je kent hem wel, hè?, voert langs alle pittoreske plekjes van de stad. Fel Naturel is ook het druppelpatroon in het logo van Lokeren. De kleuren van die druppels representeren zijn grote diversiteit, vertegenwoordigd in 92 nationaliteiten.” Lokeren tracht zijn burgers in en bij de samenleving te betrekken. Door, meer algemeen, emancipatie en integratie te stimuleren. En nu ook, meer specifiek, door het klantvriendelijk begeleiden van zijn burgers aan de loketten.
Wensen van Bevolking en Burgerlijke Stand Nele: “ICT heeft zich over het bestek en de technische
Een andere optie in dit opzicht is de door de onthaalbalie
details van het klantbegeleidingssysteem gebogen.
afgeleverde samengestelde bon. Dit houdt in dat een
Inhoudelijk waren de wensen van de zeventien mede-
burger met één bon meerdere producten kan halen.
werkers van de dienst Burgerzaken doorslaggevend.
De volgorde van oproep wordt dan bepaald door waar,
Ik noem een paar belangrijke. Als mensen via de helder
bij welk loket, het op dat moment het rustigst is. Voor een
ingerichte ticketzuil hun komst aankondigen, krijgen
snelle en soepele afhandeling.”
ze een volgnummer en worden ze via een tv-scherm opgeroepen zich te melden bij een bepaald loket.
Wachten ongemerkt genoegen
Ook krijgen bezoekers een ‘boodschappenlijstje’ mee
“G-BOS is een zeer degelijk en efficiënt klantbegeleidings-
als zij niet voldoende zijn toegerust om hun product aan
systeem, dat naadloos aansluit op onze behoeften en
te vragen of af te halen. Het gaat dan heel simpel om
wensen. Op het televisiescherm, dat de bezoekende
bijvoorbeeld geld, pasfoto, identiteitskaart, noem maar op.
burger oproept, vertonen we daarnaast promotiefilmpjes
Om reden dat zij niet voor niets hoeven te wachten.”
van de stad. Ook loopt een banner met actueel lokaal nieuws mee. We nodigen daarop bijvoorbeeld de burgers uit voor het Parktheaterfestival of de Nieuwjaarsreceptie inclusief het serveren van een traditioneel streekgerecht, het Lokerse paardenworstje. Zo maken we het wachten van de burger tot een ongemerkt genoegen.”
Ongekend tevreden “Over JCC Software, onze leverancier van G-BOS, ben ik ongekend tevreden. Dankzij het klantbegeleidingsysteem kunnen we de burger meer wachtcomfort bieden. De ticketzuil is geheel naar onze wensen ingericht. Voor mensen met taalproblemen is er de onthaalbalie. Ook onze loketmedewerkers zijn tevreden. G-BOS heeft bijgedragen tot meer werkcomfort. Via overzichtelijke
Ongewenste prikkels vermijden
managementinformatie krijgen we een goed beeld van
“Onze loketwerking is ingedeeld in drie clusters, te weten
onze dienstverlening aan de loketten. Kortom, de
burgerlijke stand, bevolking en vreemdelingen/rijbewijzen.
applicatie van JCC Software is de enige die perfect en
We hebben de zuil echter onderverdeeld in verschillende
professioneel aansluit op onze wensen.”
productgroepen. Belangrijk is dan ook dat burgers die meerdere producten nodig hebben, een zekere voorrang krijgen bij een tweede of zelfs derde loket van een andere cluster. Dit om te lange wachttijden en eventueel opkomende irritaties te vermijden.
Zutphenstraat 59 7575 EJ Oldenzaal (NL) t: +31 (0)541 62 70 62 f: +31 (0)541 62 70 68 e: info@jccsoftware.nl www.jccsoftware.be
bestuurskracht verkiezingen 2014
Hoe de partijen na 25 mei willen inzetten op het lokale bestuur In de aanloop naar de Vlaamse, federale en Europese verkiezingen vroeg Lokaal de Vlaamse politieke partijen hun standpunten te toetsen aan drie grote thema’s voor de lokale besturen vandaag: bestuurskracht; financiën; leefloon en sociale uitkeringen. Uit de antwoorden treden opvallende gemeenschappelijke lijnen naar voren, maar de partijen leggen natuurlijk ook specifieke accenten. Ze zijn in ieder geval allemaal erg begaan met het lokale bestuursniveau. Een overzicht. tekst pieter plas beeld gf
Bestuurskracht, bestuurlijke efficiëntie Is meer of juist minder decentralisatie wenselijk? Welke bevoegdheden verdienen lokale autonomie, en hoe kan de centrale overheid dit mogelijk maken? En hoe kan de bestuurlijke efficiëntie van de gemeenten het best worden vergroot: door schaalvergroting, samenwerking of op andere manieren? Wouter Beke, partijvoorzitter en burgemeester Leopoldsburg ‘Meer of minder decentralisatie is voor ons geen punt van geloof; belangrijk is dat bevoegdheden worden uitgeoefend op het niveau dat daar het best voor geplaatst is, en liefst zo dicht mogelijk bij de burger. Het is geenszins de bedoeling dat de lokale besturen wél de bevoegdheden krijgen, maar niet voldoende financiële middelen om ze uit te oefenen. Daarom willen we het Belfortprincipe behouden, dat overleg en financiering van nieuwe taken vooropstelt. Ook het verhogen van de bestuurlijke efficiëntie vraagt maatwerk. CD&V wil in elk geval de wettelijke belemmeringen voor een volledige integratie van gemeente en OCMW wegnemen, zodat lokale besturen daarvoor kunnen kiezen. Vrijwillige fusies kunnen, maar we willen geen verplichte en algemene fusieoperatie.’ Wouter Van Besien, voorzitter ‘De Vlaamse overheid moet de gemeenten meer autonomie durven geven en tegelijk de rol van de gemeenteraden versterken. Dat betekent ruimere bevoegdheden, veel minder en minder gedetailleerd uitgewerkte Vlaamse prioriteiten, en drastisch snoeien in de rapportageverplichtingen. Groen wil het debat over fusies van gemeenten herope16 mei 2014 Lokaal
delijk kan resulteren in een fusie. De verschillende overheden laten we werken in sterkere en transparantere samenwerkingsverbanden op bovengemeentelijk (streek)niveau.’
nen. Fusies alleen zijn geen tovermiddel, maar door fusies sterker te stimuleren kunnen we komen tot gemeenten met meer bestuurskracht, die tegelijk sterk inzetten op democratie. Onze keuze voor de vervanging van provincies door stads- en streekgewesten, samen met een forse inkrimping van het aantal intermediaire structuren, betekent dat we niet kiezen voor megagemeenten, maar wel voor sterke gemeenten die in zo’n stadsen streekgewest op evenwichtiger basis kunnen samenwerken.’
Laure Stuyck, woordvoerster ‘Geen enkel bestuur begrijpt de specifieke problemen en behoeften beter dan het lokale. Daarom is lokale autonomie zeer belangrijk. Om slagkrachtige lokale besturen te verzekeren is een homogeen takenpakket nodig. Maar ook maximale samenwerking tussen de gemeente en het OCMW en tussen gemeenten onderling draagt hiertoe bij. Zo bundelen we de aanwezige expertise. De centrale overheden moeten instaan voor zaken die op een hoger niveau moeten worden behandeld. Dat mag echter de flexibiliteit van een lokaal bestuur niet hinderen.’
Kris Van Dijck, burgemeester Dessel en Vlaams volksvertegenwoordiger ‘Voor ons volstaan in Vlaanderen twee volwaardige beleidsniveaus: de lokale en de Vlaamse overheid. Gemeentebesturen moeten zich verder ontwikkelen tot de belangrijkste overheid en het eerste aanspreekpunt voor de burger. We verhogen de bestuurskracht om gemeenten meer bevoegdheden, autonomie en verantwoordelijkheid te kunnen geven. N-VA pleit voor een doorgedreven integratie van gemeente en OCMW. Kleine gemeenten verplichten we om OCMWen gemeentediensten samen te voegen. Kleinere gemeenten moeten verder op een aantal domeinen samenwerken in vaste verbanden, wat desgewenst gelei-
Peter Mertens, partijvoorzitter en gemeenteraadslid Antwerpen ‘Wat het best op lokaal niveau gebeurt, moet daar zijn plaats vinden. Decentralisatie is nodig. Vaak wordt daartegen ingebracht dat het te veel “versnippering” brengt. Maar alles samenbrengen is al even vaak een verkapt afbraak- en besparingsbeleid, dat voorgesteld wordt als “efficiënt, goed bestuur”. De gemeenten zijn een cruciaal niveau door de kleine afstand tussen overheid en bevolking. De uitvoering van centrale besluiten wordt er aangepast aan de lokale situatie. Het lokale niveau biedt ook meer mogelijkheden tot inspraak. Er is een voortdurende wisselwerking nodig tussen mensen, buurten, werknemers in bedrijven en politieke verantwoordelijken. PVDA+ wil
meer inspraak van de bevolking. Over begrotingen bijvoorbeeld moet er debat zijn, door ze voor te leggen aan de gemeenteraden of via digitale raadplegingen. PVDA+ ziet voor de gemeenten een grote rol weggelegd bij vele van haar voorstellen, bijvoorbeeld wat betreft sociale woningen, onderwijs, jeugd en cultuur.’ Bart Van Malderen, fractieleider Vlaams Parlement ‘Wij zijn voor meer decentralisatie van Vlaamse bevoegdheden naar het lokale niveau. De Vlaamse overheid oefent vandaag allerlei bevoegdheden uit die volgens SP.A beter op het lokale niveau zitten, zoals kinderopvang, rusthuizen, woonprojecten, lokaal gezondheidsbeleid, preventie, doktersoverleg, ruimte-
lijke ordening en aspecten van arbeidsmarktbegeleiding. Op dat lokale niveau kan het beleid beter inspelen op specifieke behoeften en is het vertrouwen van de bevolking in het bestuur groter. Dit impliceert dat de Vlaamse overheid de bevoegdheden en het volledige bijbehorende budget moet overdragen aan de lokale besturen. Het algemene kader voor die decentralisering moet wel worden vastgesteld door de Vlaamse overheid. Bij een uitbreiding van bevoegdheden is een vorm van schaalvergroting echter onontbeerlijk. Veel van de bestaande 308 gemeenten kunnen het huidige bevoegdheidspakket nauwelijks aan. Schaalvergroting kan gebeuren door meer samenwerking en door een vrijwillige of gedwongen versmelting van gemeenten.’
Joris Van Hauthem, fractieleider Vlaams Parlement ‘Er moet een duidelijke bevoegdheidsverdeling zijn tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen. Wij kiezen voor subsidiariteit en willen bevoegdheden op een zo laag mogelijk bestuursniveau leggen, behalve als blijkt dat de taak niet op dat niveau te vervullen is. De overheid moet beslissingen dus zo dicht mogelijk bij de betrokken mensen zelf nemen. De bestuurlijke efficiëntie van de gemeenten kan worden verhoogd door betere samenwerking tussen de gemeenten en door het OCMW als welzijnsdienst te integreren binnen de gemeentediensten. Hiertoe moet men het decreet intergemeentelijke samenwerking herschrijven.’
Er is algemene eensgezindheid over ‘burgernabij bestuur als behoorlijk bestuur’, lokale besturen als eerstelijnsoverheid en het subsidiariteitsbeginsel. Voor meer bestuurlijke efficiëntie worden intergemeentelijke samenwerking, fusies en de integratie van gemeente en OCMW gestimuleerd. Die integratie is het meest doorgedreven bij Vlaams Belang en N-VA. Bestuurlijke efficiëntie hangt ook samen met grotere financiële slagkracht (SP.A, Vlaams Belang, N-VA). Een vorm van schaalvergroting (zij het samenwerken, integreren of fuseren) lijkt voor alle partijen een voorwaarde voor meer efficiëntie. CD&V laat daarin het meest maatwerk toe (keuzemogelijkheid creëren, belemmeringen wegnemen). Wat de bevoegdheden op lokaal niveau betreft, houdt Open VLD het op de behoefte aan een homogeen takenpakket, terwijl SP.A ook expliciet de bevoegdheden noemt die lokaal moeten worden. Groen benadrukt nog de versterking van de gemeenteraden en meer lokale autonomie. SP.A is voor decentralisatie, maar dan wel in een kader aangereikt door Vlaanderen. Bij PVDA+ treden inspraak en burgerparticipatie nadrukkelijk naar voren.
Financiën Hoe ziet de partij het Gemeentefonds evolueren in de komende bestuursperiode? En hoe kan de enorme stijging van de lokale pensioenuitgaven beheersbaar worden gehouden voor de lokale besturen? Wouter Beke ‘De lokale besturen staan vandaag voor grote uitdagingen, niet het minst de factuur van de lokale pensioenen. Daarom is de garantie op de jaarlijkse groei van het Gemeentefonds met 3,5 procent voor ons een prioriteit. De indexering van het Gemeentefonds willen we (her)verdelen over de lokale besturen op grond van een gelijk basisbedrag per inwoner. Daarnaast willen we de bestaande instrumenten van Gemeente-, Steden- en Plattelandsfonds integreren voor broodnodige
structurele herfinanciering van de lokale besturen. Tot slot willen we een permanent voorschottensysteem voor de personenbelasting invoeren en de verschillende subsidiestromen vanuit de Vlaamse overheid bundelen, in plaats van de tientallen regelingen die nu bestaan.’ Wouter Van Besien ‘De Vlaamse overheid moet voldoende middelen blijven verstrekken via het Gemeentefonds. Groen wil de solidariteitsmechanismen versterken ten voor-
dele van de financieel minst draagkrachtige gemeenten. Een hervorming moet oog hebben voor drie belangrijke pijlers: fiscale draagkracht, centrumfunctie en vergoeding voor het behoud van open ruimte. Groen staat achter de vraag van de VVSG aan de Vlaamse en federale overheid om de gemeenten te ondersteunen bij het opvangen van de pensioenfactuur. We willen niet dat hogere overheden kosten doorschuiven naar lagere overheden. Daarom vragen we een consequente toepassing van het Belfortprincipe: controleren welke gevolgen beslissingen van de Vlaamse of federale overheid hebben voor lokale besturen.’ Marius Meremans, Vlaams volksvertegenwoordiger ‘Bestuurskrachtige gemeenten zijn financieel gezonde gemeenten. De N-VA Lokaal mei 2014
17
bestuurskracht verkiezingen 2014
zorgde in de huidige Vlaamse regering mee voor de ondersteuning van de lokale besturen bij de beheersing van hun financiën, bijvoorbeeld door de groeivoet van 3,5 procent van het Gemeentefonds te behouden. Om de financiële uitdaging het hoofd te bieden moeten lokale besturen de efficiëntie van hun werking nog verhogen en hun apparaatkosten verminderen. Ter ondersteuning van de bestuurskracht hervormen we het Gemeentefonds en integreren we daarin de middelen van het Provinciefonds, het Stedenfonds, het Plattelandsfonds en andere sectorale subsidiestromen.’ Laure Stuyck ‘Vandaag betalen alle overheden de pensioenen van hun eigen ambtenaren. Gemeenten hebben een voogdijoverheid, de Vlaamse overheid – die slechts een minieme pensioenlast draagt en de factuur van circa 4 miljard per jaar naar de federale overheid doorschuift. Deze pensioenbom is voor de lokale besturen onbetaalbaar. Over een spreiding van deze uitgaven moeten federale en Vlaamse overheid voor de nieuwe regeerperiode een akkoord sluiten. Voorts zijn dringend federale ingrepen nodig die de verdere stijging van de pensioenuitgaven voor statutairen tegengaan. Ingrepen kunnen gebeuren op het vlak van gelijkgestelde periodes, perequatie en gemengd pensioen. Het Gemeentefonds is ook dringend aan hervorming toe; de huidige Vlaamse regering raakte daar niet uit. Voor zo’n grootschalige hervorming is een zo breed mogelijk draagvlak in het Vlaams Parlement nodig.’ Peter Mertens ‘Wij willen het budget van het Gemeentefonds, en daarmee de dotaties die iede-
re gemeente krijgt, met 15 procent verhogen. Het geld voor deze herfinanciering moet van een taks op de inkomens uit fortuinen komen, en van de strijd tegen fiscale fraude en ontduikingsmechanismen. Ook de gemeentelijke belastingvrijstellingen voor grote bedrijven willen we terugdraaien. Die gebruiken de gemeentelijke infrastructuur om hun winsten te realiseren, een navenante bijdrage aan de gemeentelijke financiën is dan ook logisch. De belasting op drijfkracht en de vestigingstaks zijn daar het meest geschikt voor. De concurrentie tussen steden leidt tot een neerwaartse fiscale spiraal voor de bedrijven. Om daar een eind aan te maken zouden de tarieven voor deze belastingen gewestelijk of zelfs het best federaal vastgelegd worden.’ Bart Van Malderen ‘Gemeenten zijn het beste bestuursniveau qua democratische legitimiteit en burgernabijheid. Een deel van de Vlaamse bevoegdheden moet daarom naar de gemeenten overgeheveld worden, gekoppeld aan verregaande samenwerking tussen (kleinere) gemeenten. Dit moet uiteraard gepaard gaan met een verdere groei van het Gemeentefonds. SP.A is
gevoelig voor de specifieke situatie van steden met centrumfuncties. Een verfijning van de criteria van het Gemeentefonds is in dat verband nodig. Doordat we geen extra financiële inspanningen van gemeenten vragen, stellen we ze in staat de pensioenlast beter te dragen.’ Joris Van Hauthem ‘Een verdere groei van het Gemeentefonds moet minstens de inflatie bijbenen. Gemeentefonds, Stedenfonds en Plattelandsfonds moeten één fonds worden. Een betere allocatie van deze middelen over de gemeenten is ook nodig. De Vlaamse en federale regering moeten stoppen met maatregelen die het budget van de lokale besturen bezwaren. De stijging van de pensioenuitgaven moet opgevangen worden door schaalvergroting, in de vorm van betere samenwerking tussen gemeenten en de integratie van het OCMW in de gemeente. De provincies kunnen worden afgeschaft en de subsidies die nu naar de provincies gaan, kunnen naar de gemeenten vloeien. De oprichting van stads- of regioraden kan mee de bestuurlijke verrommeling oplossen.’
Enkel Open VLD (in mindere mate ook Groen) gaat in op concrete ingrepen voor het opvangen van de pensioenuitgaven. Alle partijen willen de groei van het Gemeentefonds minstens bestendigen; tegelijk wil men het fonds ook hervormen (geldstromen van de verschillende fondsen integreren) en de middelen beter verdelen. Voor Vlaams Belang is de afschaffing van de provincies expliciet een manier om meer middelen voor de gemeenten te genereren, PVDA+ ziet aanzienlijk meer financiële ruimte voor de lokale besturen ontstaan door een rijkentaks en door de strijd tegen fiscale fraude.
Leefloon en sociale uitkeringen Moeten leefloon, andere sociale uitkeringen en de laagste lonen omhoog? Wat vindt u van het VVSG-voorstel om de tussenkomst van de staat in de leeflonen aan de OCMW’s op te trekken van 50% tot 90%, zodat de sociale diensten van de OCMW’s met deze extra middelen cliënten beter kunnen begeleiden bij hun integratie in de samenleving?
18 mei 2014 Lokaal
Wouter Beke ‘CD&V wil het leefloon stapsgewijs verhogen tot de Europese armoededrempel. Daarbij moet ook de financiering van de OCMW’s worden aangepast, bijvoorbeeld door een stijging gefinancierd vanuit de federale budgetten. Door
meer samenwerking tussen gemeente en OCMW en tussen verschillende OCMW’s wordt de efficiëntie van de dienstverlening verhoogd, en het aanbod verder ondersteund. OCMW’s moeten inzetten op sociaal-economische activering van rechthebbenden op een leefloon. Met de overheveling van de bevoegdheid van art. 60 en art. 61 in het kader van de zesde staatshervorming moeten VDAB en OCMW’s afspraken maken over de arbeidsmarktbegeleiding van leefloners. Het doel is meer leefloners activeren voor de arbeidsmarkt en hiervoor aangepaste trajecten samenstellen, rekening houdend met de complexe achterstandssituaties.’ Wouter Van Besien ‘Groen ijvert voor voldoende hoge minimumuitkeringen en minimumlonen. We trekken in België alle uitkeringen op tot boven de armoedegrens (60 procent van het mediaaninkomen) en maken ze welvaartsvast. De laagste lonen verhogen we netto via een loonbonus. We vragen ook dat de federale overheid de leeflonen voortaan voor 90 procent terugbetaalt, in plaats van voor 50, 60 of 65 procent. Het OCMW kan de middelen die zo vrijkomen, investeren in een proactief armoedebeleid waarin preventie en begeleiding centraal staan.’ Sarah Smeyers, OCMWvoorzitter Aalst en federaal volksvertegenwoordiger ‘Wij garanderen dat het minimumpensioen én de minimumuitkeringen voor wie het echt nodig heeft, worden opgetrokken tot het niveau van de armoedegrens zoals die Europees gedefinieerd wordt. Hierbij houden we rekening met toegekende sociale voordelen. Zo maken we de pensioenen en de sociale bijstandsuitkeringen armoedebestendig. Voor de N-VA heeft het OCMW een belangrijke taak als actor en regisseur in het sociale-integratieproces en het armoedebeleid. We voeren een versterkt activeringsbeleid voor leefloners. De OCMW-begeleiders die in het kader van art. 60 en 61 leefloners begeleiden naar een passende baan, schakelen we in de lokale werkwinkels in, in samenwerking met de VDAB.’
Laure Stuyck ‘De uitkeringen zijn inderdaad te laag. In budgettair moeilijke tijden heeft staatssecretaris De Block een verhoging van 2 procent doorgevoerd voor het leefloon en de inkomensgarantie voor ouderen. Het OCMW moet ruimte krijgen om voldoende te focussen op basistaken, zoals mensen naar de arbeidsmarkt begeleiden en proactief armoede opsporen. Om die ruimte te creëren heeft staatssecretaris De Block het terugbetalingspercentage verhoogd met 5 procentpunt. Voor kleine OCMW’s gaat het om een stijging met 10 procent. Dit betekent een dubbele winst voor het OCMW: meer begeleiding leidt tot meer doorstroming van leefloners, en dus ruimte voor medewerkers om te investeren in arbeidsintensieve dossiers.’ Peter Mertens ‘PVDA+ wil alle uitkeringen en vervangingsinkomens optrekken tot de Europese armoedegrens, die overigens nog te laag ligt om rond te komen. De wet waarborgt het recht op een leefloon. Dat moet mensen toelaten zich maatschappelijk te integreren. Het moet minstens op de Europese armoedegrens liggen en mag niet afhankelijk gemaakt worden van louter economisch activeren. De federale overheid moet het leefloon voor 100 procent betalen, waardoor de sociale diensten van de OCMW’s effectief versterkt kunnen worden zoals de VVSG vraagt. Dat de federale overheid het leefloon maar in beperkte mate terugbetaalt aan de OCMW’s, is onbillijk en ondergraaft de solidariteit. Arme gemeenten met veel leefloners betalen veel meer dan gemeenten met een welvarende bevolking, ook voor de begeleiding van de leefloners.’
Bart Van Malderen ‘Iedereen moet een leven kunnen leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. SP.A wil daarom alle sociale uitkeringen optillen tot boven de armoedegrens. Met de verhoging van het leefloon moet de federale tussenkomst in de kosten van het leefloon voor de OCMW’s toenemen. Op die manier krijgen de OCMW’s meer financiële ruimte, die ze kunnen gebruiken voor een betere begeleiding van mensen met een leefloon naar werk, een opleiding of zorg. Werken moet natuurlijk altijd meer opbrengen dan niet werken. Daarom willen we ook de lage of modale inkomens financieel een duwtje in de rug geven. Concreet versterken we de progressieve werkbonus voor inkomens tot 1800 euro netto. Wie 1500 euro netto verdient, krijgt zo op het einde van de maand 73 euro meer.’ Joris Van Hauthem ‘Verschillende uitkeringen en vervangingsinkomens behoren tot de laagste van Europa. Het leefloon moet in elk geval stijgen, maar daar hoort persoonlijke trajectbegeleiding bij, anders riskeren mensen in een sociale hangmat terecht te komen. Armoedebestrijding moet erop gericht zijn mensen uit de armoede te houden. Als principe geldt al langer dat werk de basisbescherming tegen armoede is. Door een aanbodbeleid te voeren en individuele trajecten naar werk aan te bieden kunnen de lokale sociale diensten een belangrijke rol spelen, maar we zien niet meteen heil in een hogere tussenkomst van de federale overheid.’ Pieter Plas is redacteur van Lokaal
Inzetten op activering naar werk als vorm van armoedebestrijding wordt nadrukkelijk gekoppeld aan een stijging van de uitkeringen, die algemeen als te laag worden beschouwd. OCMW’s en lokale sociale diensten hebben hier een wezenlijke rol in te spelen. CD&V en SP.A gaan mee in de redenering dat de federale tussenkomst moet stijgen – voor Open VLD is dat al gebeurd –, zonder daarbij een percentage te noemen. Groen onderschrijft het VVSG-voorstel volledig, PVDA+ gaat nog een stap verder en koppelt de verhoging van de uitkeringen en een maximale federale tussenkomst los van economische activering.
Lokaal mei 2014
19
©SANDER DE WILDE
bestuurskracht Europese verkiezingen
1
THYSSEN MARIANNE CD&V
1
STAES BART Groen
1
VAN BREMPT KATHLEEN
1
SP.A
VERHOFSTADT GUY Open VLD
1
VAN OVERTVELDT JOHAN N-VA
Vijf lijsttrekkers over Europa en de lokale besturen Europa heeft steeds meer invloed op de lokale agenda. We legden vijf lijsttrekkers bij de komende Europese verkiezingen enkele vragen voor over het subsidiariteitsprincipe en de subsidiariteitstoets, over de financiële en administratieve impact voor de lokale besturen van Europese regelgeving, over de lokale stem in de Europese besluitvorming. tekst bart van moerkerke beeld gfs
E
uropa is voor gemeenten en OCMW’s een zeer belangrijke bestuurslaag. De lokale besturen voeren vaak de Europese regelgeving uit, ze geven concrete invulling aan Europees beleid en dragen er de administratieve en financiële consequenties van. De voorbeelden zijn legio. Het succes van het Burgemeestersconvenant waaraan op dit ogenblik al negentig Vlaamse steden en gemeenten meedoen, en het
Vlaams Platform van convenantgemeenten, opgericht door de VVSG, de
klimaatplannen waarmee de lokale besturen een bijdrage leveren aan de energieomslag, de strijd tegen armoede, en specifiek tegen kinderarmoede, de keuze voor slimme oplossingen voor distributie of voor sociale innovatie, het zijn allemaal lokale antwoorden voor de realisatie van de EU 2020-doelstellingen. Lokale besturen moeten ook de middelen en personeelsinzet opbrengen om richtlijnen en verordeningen uit te voe-
Marianne Thyssen: ‘Een “Think local government first”-beginsel is misschien een interessante mogelijkheid, maar er is zeker ook nog een betere interne coördinatie van de verschillende beleidsniveaus binnen de lidstaten zelf mogelijk.’
De top-drie van de lijsttrekkers We vroegen de lijsttrekkers welke in hun ogen de drie belangrijkste (huidige en toekomstige) dossiers zijn die behandeld worden in het Europees Parlement, die een weerslag hebben op de lokale besturen en waarbij zij betrokken zijn.
20 mei 2014 Lokaal
Bart Staes: ‘De komende vijf jaar zal alle Europese milieuwetgeving onder de loep genomen en waar nodig herijkt worden. Het zal belangrijk zijn een goed evenwicht te vinden tussen een streng en vooruitstrevend milieubeleid en de middelen die lokale besturen krijgen om die doelstellingen daadwerkelijk te realiseren. Een tweede belangrijk dossier is het duurzaam omgaan met overheidstekorten. De groenen willen dat de strenge macro-economische con‑ ditionaliteiten van het stabiliteits- en groeipact niet van toepassing zijn op investeringen van de lokale besturen. Drie, de concrete uitvoering de komende zeven jaar van de nieuwe wetgeving inzake structuurfondsen, zowel regionaal, sociaal als grensoverschrijdend. Lo‑ kale besturen moeten voldoende ondersteund worden om in deze wirwar aan regelgeving en mogelijkheden hun weg te vinden.’
ren. Zo is er de herziening van de regelgeving voor overheidsopdrachten die bijkomende opvolging vraagt om ze correct toe te passen. Andere voorbeelden zijn de complexe regelgeving betreffende diensten van algemeen economisch belang en de staatssteunregels bij het uitkeren van subsidies aan derden. Vaak
de parlementsleden meer aandacht aan dit probleem zouden moeten schenken. Regulering is immers geen doel op zich, het is een middel om een vrije maar veilige samenleving te creëren. Efficiëntie is hier het ordewoord. Ik wil toch ook even meegeven dat er veel overbodige regels komen van de nationale ministers die
Bart Staes: ‘De huidige subsidiariteitstoets, waarbij een derde van de nationale parlementen zich kan verzetten tegen wetgevingsvoorstellen van de Commissie wanneer ze vinden dat het subsidiariteitsprincipe niet gerespecteerd werd, werkt niet goed.’ klinkt de verzuchting dat de Europese regelgeving minder complex, minder detaillistisch moet zijn, en vooral dat grondig moet worden bekeken welke de gevolgen voor de lokale besturen van die regelgeving zijn. Ruimte voor verbetering Houdt Europa voldoende rekening met de financiële en administratieve gevolgen van zijn beslissingen voor de lokale besturen? Dat was de eerste vraag die Lokaal voorlegde aan de Europese lijsttrekkers Bart Staes (Groen), Marianne Thyssen (CD&V), Kathleen Van Brempt (SP.A), Johan Van Overtveldt (N-VA) en Guy Verhofstadt (Open VLD). De liberale lijsttrekker geeft aan dat de Europese Commissie verplicht is een ‘impact assessment’ uit te voeren om de financiële of administratieve druk op bedrijven en lokale besturen tot een minimum te beperken. ‘Ik ben het ermee eens dat ook
Marianne Thyssen: ‘In de commissie eco‑ nomische en monetaire zaken, waarin ik de afgelopen jaren zetelde, springt zeker de lo‑ pende modernisering van het staatssteun‑ beleid in het oog. In de commissie milieube‑ heer, volksgezondheid en voedselveiligheid is het onder meer uitkijken naar de evalu‑ atie en mogelijke wijzigingen op het vlak van energie-efficiëntie. Meer algemeen is er ui‑ teraard de goedkeuring van het “kader voor het klimaat- en energiebeleid voor 2030”.’
verenigd zijn in de Raad.’ Ook Marianne Thyssen wijst naar de verplichte voorafgaande effectbeoordeling waarbij de Commissie de administratieve en budgettaire gevolgen van elke beleidsoptie moet onderzoeken en expliciteren. Een ander formeel kanaal loopt via het Comité van de Regio’s, dat in veel materies geraadpleegd moet worden en dat bovendien steeds op eigen ini-
gevende proces op Europees niveau. De CD&V-lijsttrekker ziet ook een belangrijke rol voor de Europarlementsleden die erover moeten waken dat de Europese wetgeving die ze goedkeuren geen onevenredige last oplegt aan de uitvoerende besturen. Ze geeft het voorbeeld van het cohesiebeleid dat voor steden en gemeenten zo belangrijk is. ‘Het Europees Parlement versterkte de steun via het EFRO voor steden en geïntegreerd stedelijk beleid. Een van de belangrijkste prioriteiten van onze fractie bij de onderhandelingen was de financiering via structuur- en investeringsfondsen te vereenvoudigen en de administratieve rompslomp voor de ontvangers van financiering te verminderen. In het kader van het “Better regulation”-initiatief zijn al veel stappen gezet om Europese wetgeving te vereenvoudigen en te verbeteren, al blijft er nog ruimte voor verbetering. Een “Think local government first”-beginsel is misschien een interessante mogelijkheid, maar er is zeker ook nog een betere interne coördinatie van de verschillende beleidsniveaus binnen de lidstaten zelf mogelijk. Lokale bestu-
Kathleen Van Brempt: ‘Ik ben er echt van overtuigd dat het lokale niveau wel degelijk een rol kan spelen bij de voorbereiding van Europese regelgeving en dus niet alleen bij de uitvoering.’ tiatief advies kan uitbrengen. Dat moet ervoor zorgen dat de lokale overheden zo nauw mogelijk worden betrokken bij het beleidsvoorbereidende en het wet-
ren moeten voldoende geraadpleegd en geïnformeerd worden door het nationale bestuur dat onderhandelt op het Europese niveau.’
Kathleen Van Brempt: ‘Een eerste belangrijk dossier is de uitvoering van de nieuwe program‑ maperiode van de EFRO-, ESF- en INTERREG-middelen. Die geven aan veel lokale besturen en lokale vzw’s de mogelijkheid projectfinanciering te krijgen. Twee, het 2030-klimaatpak‑ ket. De vervuiling in steden is groot en de luchtkwaliteit vaak laag. Tegelijk zijn steden ook de plekken waar duurzame ontwikkeling echt start en concreet wordt. Het energie-effici‑ ënter maken van het vaak oude en energieverslindende stedelijke patrimonium, het maken van radicaal andere keuzes inzake stedelijke mobiliteit, het bewustmaken van burgers... het gebeurt allemaal in de steden. Drie, de ontwikkeling van een sociaal Europa. Dit is de komende bestuursperiode mijn absolute prioriteit. Speerpunten zijn een resolute strategie betreffende jongerenwerkloosheid, de invoering van een Europees (relatief) minimumloon, de strijd tegen sociale dumping en een begin maken met een fiscale harmonisatie zodat alle bedrijven een rechtvaardig bedrag aan belastingen betalen. Een sociaal Europa komt alle inwoners ten goede, wat op zijn beurt positieve effecten genereert voor de lokale besturen.’
Lokaal mei 2014
21
bestuurskracht Europese verkiezingen
Rol in de beleidsvoorbereiding Bart Staes en Kathleen Van Brempt zijn iets minder positief dan hun collega’s. ‘Europa houdt jammer genoeg niet altijd voldoende rekening met de gevolgen van zijn beslissingen voor de lokale besturen,’ zegt de lijsttrekker van Groen. ‘Een dieptepunt voor de groenen afgelopen jaar was het verbinden van structuuren investeringsfondsen aan de macroeconomische conditionaliteiten van het stabiliteits- en groeipact voor de regio’s. Het doortrekken van deze conditiona-
Kathleen Van Brempt pleit ervoor om de regio’s en de lokale besturen meer te betrekken bij de totstandkoming van de Europese regelgeving. ‘Ik ben er echt van overtuigd dat het lokale niveau wel degelijk een rol kan spelen bij de voorbereiding van Europese regelgeving en dus niet alleen bij de uitvoering. Ook Benjamin Barber, de auteur van “If mayors ruled the world” verdedigt deze stelling.’ Johan Van Overtveldt vindt dat de bestaande regels eerst goed omgezet en uitgevoerd moeten worden alvorens er
Guy Verhofstadt: ‘Natuurlijk moet de EU zich niet bezighouden met het reguleren van bijvoorbeeld de olijfolie in restaurants of de inplanting van een park of een sporthal. Dat laatste moet je overlaten aan het lokale niveau. Ieder zijn werk en dan komen we er wel.’ liteiten voor de regio’s ondermijnt volledig het doel van deze fondsen. Vooral regio’s die het financieel-economisch moeilijk hebben, wordt zo een van de weinige mogelijkheden voor broodnodige publieke investeringen ontnomen. Anderzijds keurde het Europees Parlement in januari een richtlijn goed omtrent openbare aanbestedingen, zodat lokale overheden bijvoorbeeld eindelijk fairtradeproducten kunnen aanschaffen zonder in de problemen te geraken. Europarlementsleden moeten bij het opmaken van wetgeving stilstaan bij de effecten op lokale besturen, net zoals bij de impact op burgers, consumenten, het milieu, bedrijven.’
nieuwe te creëren. ‘Er is minder maar betere EU-wetgeving nodig en het is belangrijk dat administratieve lasten zoveel mogelijk vermeden worden.’ Subsidiariteit De relatie Europa-lokale besturen staat natuurlijk niet los van het subsidiariteitsprincipe: wat hoort thuis op welk beleidsniveau? Alle lijsttrekkers vinden subsidiariteit een prima uitgangspunt. Guy Verhofstadt: ‘Het principe van de subsidiariteit zit vervat in artikel 5(3) van het EU-verdrag. Ik geloof sterk in decentralisatie en de emancipatie van het lokale niveau, maar niet alles kan en moet op dat lokale niveau geregeld
Johan Vanovertveldt: ‘Het budgettaire kader voor 2014-2020 ligt vast. Ook de EU moet de tering naar de nering zetten en de middelen zo efficiënt mogelijk inzetten. Voor de lokale be‑ sturen zijn vooral de structuurfondsen zeer belangrijk. Een ander belangrijk dossier is het klimaat- en energiebeleid. Wij pleiten voor een bindende doelstelling voor energie-efficiën‑ tie. Alle beleidsniveaus hebben een rol bij de uitvoering er‑ van, ook de lokale besturen. Meer algemeen zijn we voor een gedragen Europese integratie, die van onderuit kan groeien. De rol en de inbreng van lokale besturen is dus een belangrijk aandachtspunt.’ 22 mei 2014 Lokaal
worden. We leven in een geglobaliseerde economie met uitdagingen over de landsgrenzen heen. Natuurlijk moet de EU zich niet bezighouden met het reguleren van bijvoorbeeld de olijfolie in restaurants of de inplanting van een park of een sporthal. Dat laatste moet je overlaten aan het lokale niveau. Ieder zijn werk en dan komen we er wel.’ Johan Van Overtveldt pleit voor een Unie ‘die van onderuit is opgebouwd en niet van bovenaf wordt opgelegd. Europa mag enkel wetgevend optreden als daar een meerwaarde voor is. Wetgeving moet zo dicht mogelijk bij de burger gemaakt worden, dus lokaal.’ Marianne Thyssen verwoordt haar standpunt als volgt: ‘De overheid moet zo dicht mogelijk bij de burgers staan. Een lager bestuursniveau moet enkel afstand doen van die bevoegdheden die op een hoger bestuursniveau doelmatiger uitgeoefend kunnen worden. In de praktijk zal dit betekenen dat er op vele domeinen net méér Europa nodig is, omdat veel uitdagingen een globale behandeling vragen.’ Zijn ze dan ook alle vijf voorstanders van de subsidiariteitstoets die onder meer door Nederland sterk naar voren wordt geschoven? Op dat punt is er wat minder eensgezindheid. Marianne Thyssen is voorstander van de subsidiariteitstoets of de ‘rode kaart’-procedure waarmee de nationale en regionale parlementen actiever controle uitoefenen op de voorstellen van Europese wetgeving. Ook Bart Staes vraagt meer betrokkenheid van nationale en regionale parlementen die sterker over het subsidiariteitsprincipe waken vanuit natio-
Guy Verhofstadt: ‘De herziening van de richtlijn op de overheidsopdrach‑ ten en concessieovereenkomsten voor openbare werken en diensten, goed voor 18 procent van het BBP van de EU. Twee, het beheer van de EUstructuurfondsen voor de steden en regio’s (360 miljard euro over zeven jaar). Drie, de uitrol van breedbandinfrastructuur onder de “Connecting Europe”-faciliteit van de EU (1 miljard euro).’
naal perspectief. Hij geeft wel aan dat de huidige subsidiariteitstoets, waarbij een derde van de nationale parlementen zich kan verzetten tegen wetgevingsvoorstel-
ropese Commissie haar voorstel intrekken.’ Guy Verhofstadt is niet principieel tegen de subsidiariteitstoets, maar hij wijst
Johan Van Overtveldt: ‘Europa mag enkel wetgevend optreden als daar een meerwaarde voor is. Wetgeving moet zo dicht mogelijk bij de burger gemaakt worden, dus lokaal.’ len van de Commissie wanneer ze vinden dat het subsidiariteitsprincipe niet gerespecteerd werd, niet goed werkt. Johan Van Overtveldt wil de subsidiariteitstoets een meer bindend karakter geven: ‘Als een bepaald aantal nationale en/of regionale parlementen stelt dat beleid beter op nationaal of regionaal niveau gevoerd wordt, dan moet de Eu-
erop dat subsidiariteit geen begrip is dat neutraal ingevuld kan worden. ‘Wie wat op welk beleidsniveau doet, is per slot van rekening het resultaat van een politieke beslissing. Kijk maar naar het verschil tussen ons en onze noorderburen. Nederland heeft zelf een erg gecentraliseerde staat met weinig macht en autonomie voor de provincies en gemeenten.
België is in de loop van zijn politieke geschiedenis veel meer gedecentraliseerd. Wil dat dan per se zeggen dat een van de twee zou falen op een subsidiariteitstoets?’ SP.A-lijsttrekker Kathleen Van Brempt staat eerder sceptisch tegenover de subsidiariteitstoets. ‘Uiteraard mag de Unie geen regelgeving maken op terreinen waarvoor zij niet bevoegd is en natuurlijk moet van elk wetgevend initiatief afgewogen worden of dit de juiste manier is om een probleem op te lossen. Maar ik stel vast dat eurocritici het argument van de subsidiariteit voor van alles en nog wat inroepen en zich daarachter verschuilen in plaats van kleur te bekennen over de inhoud van de zaak. Het is al te makkelijk de EU voortdurend te beletten actie te ondernemen vanwege vermeende subsidiariteitsproblemen en er haar tegelijk van te beschuldigen niets te doen.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
advertentie
Unimog Tour ‘14 27 mei 2014
Woluwepark - Brussel
Open-air Show van 10.00 uur tot 15.00 uur Ontdek de nieuwe generatie Unimog ...
Gelieve uw aanwezigheid te bevestigen per mail via sjaak.vanberkel@lambert.mercedes-benz.be
www.lambertmercedes.be
Lokaal mei 2014
23
bestuurskracht politie
De fusie van de politiezones Beersel, Halle en Sint-Pieters-Leeuw
Niet alleen bezuinigen, ook verbeteren In het evaluatieverslag van tien jaar politiehervorming stelde de federale politieraad in 2009 voor de schaalgrootte van een aantal politiezones te corrigeren wanneer daar op lokaal niveau een draagvlak voor is. Door de verslechterde financiële situatie van de gemeenten en de stijgende uitgaven voor de pensioenbijdragen in de politiezones en voor bijkomende politietaken zijn in vele zones de financiële limieten nu bereikt. Kunnen we door schaalvergroting met dezelfde of minder middelen betere politiezorg bieden? Die vraag loopt als een rode draad door de vele fusiegesprekken in het Vlaamse politielandschap. tekst koen van heddeghem beeld stefan dewickere
I
n 2010 zijn de lokale politiezones Maasmechelen en Lanaken tot één nieuwe meergemeentepolitiezone Lanaken-Maasmechelen gefuseerd. Nog in Limburg gaat nu op 1 mei de politiezone MidLim van start. Deze nieuwe zone is een samensmelting tussen de meergemeentepolitiezone GAOZ (Genk, As, Opglabbeek en Zutendaal) en de eengemeentezone Houthalen-Helchteren. Ook de fusieplannen tussen de politiezones van Beveren en Stekene/Sint-Gillis zitten in de laatste rechte lijn. ‘Doel is meer en beter blauw op straat, voor dezelfde kostprijs,’ volgens burgemeester Van de Vijver van Beveren. Ook de fusie van de politiezones Mechelen en Willebroek komt almaar dichterbij. Beide gemeenteraden keurden eind maart het protocolakkoord en de vrijwillige fusie van de politiekorpsen van Willebroek en Mechelen goed. De streefdatum voor het in werking treden van de eengemaakte zone Mechelen-Willebroek is 1 januari 2015. Beter met dezelfde middelen Ook in de vier eengemeentepolitiezones Beersel, Dilbeek, Halle en Sint-PietersLeeuw startten in 2011 de eerste gesprekken over een mogelijke fusie. De respectieve gemeenteraden gingen ermee akkoord dat een projectgroep, bestaande uit de vier korpschefs en hun beleidsmedewerkers, een haalbaarheidsstudie zou uitvoeren. ‘Het uitgangspunt was te on-
24 mei 2014 Lokaal
derzoeken of de vier politiezones samen betere dienstverlening aan de bevolking konden aanbieden met dezelfde financiële middelen,’ legt Mark Crispel, korpschef van de politiezone Sint-Pie-
Door te fusioneren kunnen de politiezones een betere politiezorg realiseren.
ters-Leeuw, uit. De haalbaarheidsstudie moest ook rekening houden met enkele belangrijke punten: de keuze voor een gebiedsgebonden werking bood de beste waarborgen voor een stevige lokale ver-
ankering, geen verdere fusie zonder akkoord over de financiële verdeelsleutel tussen de vier gemeenten. Tijdens het onderzoek werden ook de zogenaamde ‘stakeholders’ geconsulteerd over hun
gevers niet diegenen waren die uiteindelijk beslisten over de studie. Het resultaat van de haalbaarheidsstudie was positief: ‘Ja, het is haalbaar, doelmatig en doeltreffend de vier politiekorpsen te
Johan Vanwezer: ‘Samen kunnen we zaken doen die apart niet lukken, zoals toezichtploegen inzetten en garanderen dat er de klok rond een officier gerechtelijke politie beschikbaar is.’ verwachtingen. Zo wezen onder meer de burgemeesters, de leden van de zonale veiligheidsraad, de vakbonden en externe experts op het belang van de lokale verankering, voldoende aanspreekpunten binnen de zone en zo kort mogelijke aanrijtijden. De studie werd uitgevoerd in een verkiezingsjaar: een coalitiewissel in de vier gemeenten betekende dat de opdracht-
fusioneren met het oog op het duurzaam verwezenlijken van een betere politiezorg in deze vier gemeenten,’ luidde de eindconclusie van het rapport. ‘Samen kunnen we enkele zaken doen die apart niet lukken, zoals toezichtploegen inzetten en garanderen dat er de klok rond een officier gerechtelijke politie beschikbaar is,’ zegt de Halse korpschef Johan Vanwezer. Financiële situatie gemeenten verandert: Dilbeek stapt uit de fusie Maar in 2013 maakten alle gemeenten hun financiële meerjarenplanning op in het kader van de beleids- en beheerscyclus (BBC). Door de stijgende pensioenuitgaven en verminderde ontvangsten moeten vele gemeenten besparen. ‘Het uitgangspunt van de haalbaarheidsstudie – een betere politiezorg met dezelfde
Dilbeek zou de fusie te veel neerkomen op een besparingsoperatie en dat zag de gemeente qua veiligheid niet zitten. De korpschefs van de politiezones Beersel, Halle en Sint-Pieters-Leeuw kregen de opdracht na te gaan of een fusie nog haalbaar was, rekening houdend met de nieuwe financiële situatie. Akkoord over de financiële verdeelsleutel cruciaal Volgens de drie korpschefs was dat ondanks de gewijzigde omstandigheden het geval. ‘Het was zeer belangrijk dat de drie gemeenten een akkoord bereikten over de verdeelsleutel van de politiebegroting,’ legt Johan Vanwezer uit. Hierbij werd rekening gehouden met de financiële draagkracht van de gemeenten. Daarnaast konden ze elkaar vinden in de keuze voor het organisatiemodel van de nieuwe politiezone. ‘Die hanteert een hybride organisatiestructuur. Dit betekent dat de centrale aansturing zal gebeuren vanuit het hoofdgebouw in Sint-Pieters-Leeuw, met twee sectoren Noord en Zuid waar gebiedsgebonden zal worden gewerkt,’ verduidelijkt Mark Crispel. De ondersteunende diensten worden vooral centraal aangestuurd, de operationele diensten (twee sectoren) werken decentraal. Eind november 2013 verklaarden de drie gemeenteraden zich akkoord met de fusie. De federale regelgeving bepaalt ook dat er gedurende twee jaar na de
Mark Crispel: ‘De nieuwe zone hanteert een hybride organisatiestructuur. De centrale aansturing zal vanuit het hoofdgebouw in Sint-PietersLeeuw gebeuren, met twee sectoren Noord en Zuid die gebiedsgebonden zullen werken.’ middelen – was niet langer houdbaar voor een aantal gemeenten,’ benadrukt Robert Vanden Bremt, waarnemend korpschef in Beersel. De stelling dat deze fusie geen besparingsronde mocht zijn, werd verlaten. Dit was voor Dilbeek de reden om niet langer deel te nemen aan de fusiegesprekken. Volgens
fusie geen verlaging mag komen van de gemeentelijke bijdrage aan de nieuwe zone in vergelijking met de bedragen die ze aan de vorige zone besteedden, om de goede werking te kunnen blijven verzekeren. De gemeente Beersel kon in het kader van haar financiële meerjarenplanning haar dotatie pas verlagen Lokaal mei 2014
25
bestuurskracht politie
Politiezone Sint-Pieters-Leeuw ontvangt prijs voor beste maatschappelijk verslag Op 3 december 2013 werd door het Belgisch Instituut voor Bedrijfsrevisoren voor de vijftiende keer op rij de Prijs voor het Beste Belgisch Maatschappe‑ lijk Verslag (of duurzaamheidsverslag) uitgereikt. Het Belgisch Instituut wil met deze prijs organisaties aanzetten verslag uit te brengen over hun duur‑ zaamheidsactiviteiten, ze aanmoedigen om de communicatie over duurzame ontwikkeling aan te wenden als hulpmiddel bij het deelnemen aan een trans‑ parante en efficiënte stakeholderdialoog en de integratie van maatschap‑ pelijk verantwoord ondernemen binnen organisaties bevorderen. Er waren dit jaar voor de eerste keer vier categorieën: grote ondernemingen, kleine en middelgrote ondernemingen, niet-gouvernementele organisaties, en andere organisaties. Binnen deze laatste categorie deelt de lokale politie van SintPieters-Leeuw de eerste plaats met Pro Natura. De jury waardeert in het bijzonder dat de lokale politie van Sint-Pieters-Leeuw al een aantal jaren een maatschappelijk verslag uitbrengt en dit blijft doen en dat ze relevante aan‑ gelegenheden ter sprake brengt, veel concrete cijfergegevens verstrekt, niet enkel over positieve punten, en talrijke contacten met belanghebbenden toe‑ licht. De jury is verheugd over de nagestreefde werkwijze die een zeer volledig beeld geeft van het beroep.
vanaf 2016. Daarom is het de bedoeling dat de nieuwe politiezone ten laatste op 1 januari 2016 operationeel is. Nu is het wachten op de publicatie van het Koninklijk Besluit dat het territorium van de nieuwe politiezone vastlegt. Zodra dat er is, kunnen de drie gemeenteraden de politieraadsleden verkiezen en kan het politiecollege van start gaan. Wanneer de nieuwe politieorganen geïnstalleerd zijn, kunnen die de noodzakelijke stappen zetten om de nieuwe lokale politiezone op te richten. De ‘inplaatsstelling’ van de lokale politie in de nieuwe zone zal gebeuren door een tweede Koninklijk Besluit. De nieuwe politiezone zal ongeveer 210 personeelsleden tellen. De drie korpschefs hopen dat de wettelijke bestuursorganen tegen deze zomer geïnstalleerd zijn. Koen Van Heddeghem is VVSG-stafmedewerker lokale politie en veiligheid
advertentie
IS DEZE ADVERTENTIE WEL LEGAAL? U staat er misschien niet bij stil, maar deze advertentie is onderhevig aan een pak wetgeving. Beeldmerken, auteursrecht, plaatsing, nanciën... Meer dan u op het eerste gezicht zou vermoeden. Dat geldt eigenlijk voor de wet in het algemeen. Alles hangt met elkaar samen, zeker bij steden en gemeenten. Dus kunt u maar beter samenwerken met een partner die alle kennis in één huis heeft. Zelfs als het gaat om een advertentie.
Speciek voor overheden: ruimtelijke ordening - overheidsopdrachten en pps personeelsbeleid - overheidsaansprakelijkheid - administratief recht - grondgebiedszaken - milieu Mechelsesteenweg 27 - 2018 Antwerpen - T +32 3 232 50 60 - E info@gsj.be - www.gsj.be
26 mei 2014 Lokaal
bestuurskracht samenwerking
Wat is de ideale schaal voor ICT-beleid? Sinds 2005 komen de burgemeesters van de gemeenten uit de regio Roeselare-Tielt bijeen in het Midwestoverleg. Maar ook op andere beleidsdomeinen werken de gemeenten in deze regio samen. Ondertussen werd duidelijk dat de optimale schaal voor samenwerking voor bibliotheekwerking, huisvesting of ICT-ondersteuning verschilt. tekst dominik ronse en saskia verriest beeld gf
D
e voorbije jaren is de samenwerking in de regio en tussen de gemeenten van de regio sterk toegenomen. Met een actieve werking van het Midwestoverleg, de gebiedsgerichte werking van de provincie, de toenemende regionale werking in wvi en de initiatieven van het RESOC werd structurele ondersteuning voor deze regionale samenwerking ontwikkeld. De studie naar schaalveranderingen die in 2010 werd uitgevoerd door professor De Rynck, een regioscreening avant la lettre, bevestigde dat er op veel beleidsdomeinen wordt samengewerkt. Een enquête bij zowel mandatarissen als secretarissen ter opvolging van deze studie gaf aan dat er vraag was naar samenwerking en ondersteuning bij de inzet van ICT in de organisatie en de dienstverlening van de lokale overheid. Deze vaststelling was ook een belangrijk punt in het debat omtrent de optimale schaal voor een gemeentelijke organisatie en dienstverlening. Duidelijk werd dat een optimale schaal voor ICT-ondersteuning op een heel ander niveau te situeren is dan voor bijvoorbeeld bibliotheekwerking of huisvesting. Regiopot Om aan deze behoefte te voldoen en dit debat verder te ontwikkelen richtte het Midwestoverleg-Beheerscomité ILV Associatie Midwest onder meer de werkgroep Midwest ICT op. Deze werkgroep lanceerde het voorstel van de regionale I-scan. Dit voorstel kende navolging in de stuurgroep Midwest met een goedkeuring door het Midwestoverleg-Beheerscomité op 26 november 2013 en de beslissing hier middelen uit de regiopot
voor in te zetten. Daardoor kunnen alle zeventien besturen aan dit project deelnemen zonder er zelf een aanvullende financiële bijdrage voor te leveren. In uitvoering van deze beslissing sloot de wvi, als partner van het Midwestoverleg, een overeenkomst af met de UGent. Het I-scan-team van het departement handelswetenschappen en bestuurskunde zal het project begeleiden. Dit team was en is ook verantwoordelijk voor de ontwikkeling van I-scan, de I-scan 2.0 en de I-scan +.
drie stappen. Ten eerste is er een survey van het ICT-beleid en de ingezette middelen. Inspiratie hiervoor vormde een gelijkaardige survey die werd uitgevoerd door VERA bij Vlaams-Brabantse gemeenten. Ten tweede zullen vijf thematische focusgroepen zich richten op specifieke problemen (zoals informatieveiligheid) waar gezocht wordt of regionale samenwerking tot een efficiënte oplossing kan leiden. Ten slotte zal een afsluitende workshop de resultaten van de focusgroepen verwerken met als doel
De regionale I-scan bouwt voort op de I-scan 2.0, maar wil zich meer toespitsen op de kansen qua schaalvergroting en samenwerking tussen gemeenten voor informatiebeheer, e-government, IT en GIS. De regionale I-scan bouwt als experimenteel concept voort op de I-scan 2.0, maar wil zich meer toespitsen op de kansen qua schaalvergroting en samenwerking tussen gemeenten voor informatiebeheer, e-government, IT en GIS. De regionale I-scan wil in kaart brengen hoe e-government in de verschillende lokale besturen van een regio ontwikkeld is, hoe het vanuit het beleid wordt aangestuurd en welke middelen en mensen worden ingezet. Het zwaartepunt daarbij ligt op de mogelijkheden tot samenwerking en schaalvergroting. E-government is daarbij een containerbegrip waar zowel frontoffice als backoffice inbegrepen zijn. Het begeleidingstraject vindt plaats in
deze resultaten op te schalen naar een bredere toepassing. Deze werkwijze met een voortdurende wisselwerking tussen alle deelnemende gemeenten moet leiden tot een goede analyse van de problemen en behoeften op het vlak van regionale samenwerking, maar zal ook een onmiddellijke return voor de betrokken lokale besturen opleveren omdat ze leren hoe de eigen gemeente presteert in vergelijking met de andere en inspiratie kan opdoen bij goede voorbeelden in de regio. Het project loopt tot het voorjaar van 2015. Dominik Ronse is gemeentesecretaris van Ingelmunster, Saskia Verriest is coördinator Midwestoverleg-ILV Associatie Midwest
Lokaal mei 2014
27
bestuurskracht Europese subsidies
Voor veel lokale besturen zijn Europese subsidies nog onbekend terrein. De opmaak van een Europese projectaanvraag wordt meestal geassocieerd met veel administratie en geregel. Het vraagt uiteraard de nodige inspanningen en kennis, maar geslaagde projecten tonen aan dat het kan. Met Lokaal bekijken we elke maand de grote lijnen van een Europees programma, met daarbij voorbeelden van hoe gemeenten die subsidies hebben verworven. Ter inspiratie en navolging om de stap naar Europese projectaanvragen te zetten. tekst betty de wachter beeld layla aerts
Een smoel voor Europa: Groen, groener, groenst…
0 LIFE 2014-202 aat. De tie voor het klim Wat? herming en ac sc be achts‑ eu ili nd m aa r er bijzonde LIFE gaat ov andering is een er tv n: aa ge im lin kl el st de grote doel strijd tegen ht zich op drie ric ing van a er m et m rb ra ve og omie, met on punt. Het pr ec e m ar of st ar een kool it • overgang na de biodiversite n het milieu en it in het overige en ng lli te de kwalite va ls oe td aa im kl en n milieu• integratie va ming) EU (mainstrea imaatbeheer de n beleid va or milieu- en kl vo ng ki er w en g en sam • beter overle s. au ve op alle ni n, voor andere Voor wie? nnisinstellinge ke or voor vo , en ur st die ac tiviteiten Voor lokale be or organisaties vo , en ijv dr be or overheden, vo zetten. lmaatacties op ki of eu ili m het uden voor het Budget euro voorbeho n oe ilj m 4 86 , met 3,4 miljard euro Klimaat Actie FE LI l onderdee le Diensten, Contac t r en Bos, Centra uu at N e or vo .natuurenbos.b Agentschap eren.be, w w w nd aa vl e. en ln @ voedselket en els.mar tens iligheid van de Ve d, ei dh .belgie.be, on FOD Volksgez ugelier@milieu .h ie an ef st , Leefmilieu leefmilieu, DG lgium.be be w w w.health.
28 mei 2014 Lokaal
De Kraenepoel in Aalter is Habitatgebied
D
e Kraenepoel is een vijver die deel uitmaakt van beschermde landschappen en waardevolle natuurgebieden. In opvolging van de Europese Habitatrichtlijn van 1996 bakende de Vlaamse overheid veertig gebieden af waarin specifieke en zeldzame natuurtypes voorkomen. Door zijn bijzondere kenmerken werd de Kraenepoel ondergebracht in zo’n Habitatgebied. Dit betekende dat er actie moest worden ondernomen om de vijver weer in zijn oorspronkelijke kwaliteit te herstellen en hem onder te brengen in ecologisch landschapsbeheer. Een grote uitda-
ging voor de gemeente Aalter die hiervoor een partnerschap aanging met het Agentschap Natuur en Bos en een LIFEproject indiende (1998-2002) waardoor de helft van de gebudgetteerde 675.000 euro door die Europese middelen werd gefinancierd. Het vijverwater, de bodem met overmatige algengroei en gemineraliseerd slib, de exoten aan de vijverrand moesten grondig worden gesaneerd. De inspanningen werden beloond: verschillende plantensoorten keerden terug, en de vijver blijft een belangrijke plek als broed- en overwinterplaats voor watervogels. De Kraenepoel is zowel land-
schappelijk als cultuurhistorisch waardevol. Wanneer de vijver dichtgevroren is, mag er onder strikte voorwaarden geschaatst worden. Toch is het werk niet af: de watertoevoer, de toestand van de vijverbodem, de toevloed van Canadese ganzen blijven aandachtspunten voor het gebied waarvoor een langlopend beheerplan is opgesteld. De dienst wegen en domeinen van de gemeente heeft alleszins een bijzonder landschap onder zijn hoede. www.aalter.be knop beleid, dienstver‑ lening, dienst wegen en domeinen
Roeselare: gedragscode voor in de tuin
D
at gemeenten ook op een andere manier dan vanuit subsidieoogpunt een bijdrage kunnen leveren aan Europese programma’s bewijst Roeselare. In januari 2010 ging een LIFE+-project onder de naam AlterIAS (Alternatives for Invasive Alien Species) van start. Het richtte zich op ‘Informatie en Communicatie’ om de professionele groensector en het brede publiek te sensibiliseren over de problematiek van de invasieve exoten. Het gaat om dieren, planten of microorganismen die hier van oorsprong niet thuishoren en die de biodiversiteit ernstig kunnen schaden. Universiteiten, de gewesten, de sierteeltsector en de federale overheid bundelden de krachten, waardoor het project in heel België werd uitgevoerd. Het team van AlterIAS werkte een gedragscode uit, in nauwe samenwerking met professionelen uit de groensector en hun beroepsverenigingen. Gemeenten kunnen een belangrijke rol spelen in de bestrijding van invasieve planten, zowel door sensibilisatie bij hun inwoners (bijvoorbeeld tuinliefhebbers) als in de aanleg en het groenonderhoud van eigen parken en plantsoenen. Roeselare was de eerste stad die de gedragscode
ondertekende. Volgens Griet Buyse van de Roeselaarse groendienst is dat een goed begin: ‘We kopen geen planten meer aan die op de bewuste lijst staan. We leggen het verbod op via aanbestedingen en sensibiliseren via het informatieblad en de stedelijke website. Om de bevolking zelf mee te krijgen zijn we vanuit de stad begonnen met een informatiestand tijdens de opening van het Pastoorbos. Ook al was de interesse daar redelijk groot, we waren van mening dat we nog kleinschaliger, meer buurtgericht moesten werken. We koppelden deze informatie aan een informatieavond over groen in een woonwijk en merkten dat de mensen luisterden naar ons verhaal. Zeker wanneer je de mensen erop wijst hoeveel extra werk en geld het een gemeente kost om de Heracleum mantegazzianum of de Hydrocotyle ranunculoides in bedwang te houden. Het boekje “alternatieven voor invasieven” werd heel positief onthaald en het biedt de mensen een goede leidraad. Wanneer je dan ziet dat de mensen spontaan de gedragscode als tuinliefhebber willen ondertekenen, besef je: we zijn op de goede weg.’ www.roeselare.be, departement DIPOD, knop Groendienst
Triple E voor de vijvers van Hasselt en Zonhoven
H
et Vijvergebied Midden-Limburg, met de Roosterbeek en Laambeek, kwam in aanmerking voor de zogenaamde Triple E-aanpak: een combinatie van Ecologie (milieu), Educatie (vooral sensibilisering) en Economie (private eigenaars en landbouwers) in het 3Water-project. Invasieve planten, vooral sierplanten, vormen een ernstige bedreiging voor de biodiversiteit. Ze ontsnappen uit de tuinen, dringen
de natuur binnen en kunnen overleven in steden, bossen, grasland, waterrijke gebieden en vele andere ecosystemen. De Europese organisatie van landbouwers (ELO) diende het project in, maar heeft verschillende partners waaronder het Agentschap Natuur en Bos en de lokale besturen Hasselt en Zonhoven. Na drie jaar samenwerken werd de leefomgeving in het vijvergebied hersteld, met bijzondere aandacht voor de bedreigde
roerdomp en boomkikker, voor de waterkwaliteit en de droge en natte heidegebieden. Informatieborden en -folders en geleide wandelingen maken de bezoekers bewust van het belang van zorgvuldig onderhoud en landschapsbeheer. www.3water.eu
Betty De Wachter is VVSG-diensthoofd Internationaal
Lokaal mei 2014
29
PRAKTIJKGIDS
CAMERATOEZICHT Tom De Schepper (ed.)
De afgelopen jaren zetten steeds meer lokale besturen bewakingscamera’s in tegen criminaliteit en overlast. Zo goed als alle gemeenten hebben er tegenwoordig wel eentje hangen in de sporthal, aan het jeugdhuis, bij het gemeentehuis, het rusthuis, het containerpark of in de stationsbuurt. Maar ook op openbare pleinen en in parken wordt steeds meer gebruik gemaakt van permanent cameratoezicht. Het inzetten van camera’s roept echter heel wat vragen op: Staat de privacy van de burger op losse schroeven? Moet de uitgaansbuurt onder toezicht komen? Zijn er alternatieven om sluikstorten tegen te gaan? Bekijkt om het even wie continu de beelden? Wat gedaan indien er toch een misdrijf vastgesteld wordt? Kan je overal en altijd gefilmd worden? Welke evaluaties bestaan er en wat zijn de effecten? Waar dien je een klacht in en kan je bestraft worden? Welke stem heeft het raadslid en het bestuur? Dit handboek maakt u wegwijs doorheen de privacybeginselen en het kluwen aan wetgeving dat het publieke cameragebruik beheerst. Daarnaast krijgt u in dit handboek een overzicht van veelvoorkomende vragen en antwoorden, interessante visies uit rechtspraak en rechtsleer en diverse voorbeelden en modellen van adviezen en raadsbesluiten. Maar we zoomen ook in op 5 knelpunten en de toekomstige ontwikkelingen inzake cameratoezicht, zodat u er zelf ook beter zicht op krijgt.
INHOUDSTAFEL Titel I Titel II
Cameratoezicht in 20 vragen Digitaal toezicht als beleidsinstrument Titel III 5 tendensen in publiek cameratoezicht Titel IV Doelstellingen van het cameratoezicht Titel V Primair: de Camerawet Titel VI Secundair: de Privacywet Titel VII Tertiair: bijzondere camerawetgeving Titel VIII Politioneel gebruik van cameratoezicht Titel IX Integratie en samenwerking in publiek cameratoezicht Titel X Cameratoezicht in beeld Titel XI Stappenplan voor het invoeren van cameratoezicht Titel XII Richtlijnen voor lokale adviesverlening Titel XIII Rechtspraak cameratoezicht Titel XIV FAQ Cameratoezicht Titel XV Schema’s en modellen
✁
BESTELKAART Politeia // Ravensteingalerij 28 // 1000 Brussel // Fax: 02 289 26 19 // Tel: 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be // e-mail: info@politeia.be
Ja, ik bestel … ex. van de PRAKTIJKGIDS CAMERATOEZICHT, prijs VVSG-leden € 65, niet-leden € 75* (incl. cd-rom) Bestuur/Organisatie: ............................................................................. Lid VVSG Ja ❑ Nee ❑ Naam: ................................................................................................................................................. Functie: ............................................................................................................................................... E-mail: ................................................................................................................................................. Tel.: ..................................................................................................................................................... Adres: ................................................................................................................................................. Btw: .................................................................................................................................................... * De ‘Praktijkgids cameratoezicht’ is een losbladige uitgave van de VVSG en Politeia en wordt meermaals per jaar aangevuld. Bestellen kan op www.politeia.be, door te mailen naar info@politeia.be of te faxen naar 02 289 26 19. De prijs bedraagt 65 euro, niet VVSG-leden betalen 75 euro. De bijwerkingen worden u automatisch toegestuurd aan 0,55 euro per pagina en de cd-rom update aan 29 euro/cd tot schriftelijke wederopzegging. Deze prijzen zijn inclusief btw maar exclusief verzendkosten. Check voor actuele prijzen steeds onze website www.politeia.be. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.
30 mei 2014 Lokaal
Datum en handtekening
bestuurskracht openbaarheid van bestuur
Besturen bijna transparant
D
e Vlaamse beroepsinstantie voor de openbaarheid van bestuur maakte haar jaarverslag bekend. Alle besturen verstrekken hoe langer hoe meer op een spontane en informele wijze de informatie die burgers nodig hebben. Daarom blijft het percentage van afwijzing van de geregistreerde verzoeken betreffende passieve openbaarheid van bestuur eerder laag. Toch werd 9,5% van alle geregistreerde verzoeken in verband met openbaarheid van bestuur geweigerd. Dit percentage ligt wel een stuk hoger dan de voorbije jaren. Tijdens de periode van 1 juli 2012 tot en met 30 juni 2013 was er bij enkele lokale besturen een stijging van het aantal aanvragen tegenover het jaar tevoren: Antwerpen met 1177 verzoeken (vorig jaar 678), Brugge met 91 verzoeken (vorig jaar 64), Leuven met 355 verzoeken (vorig jaar 258), Oostende met 182 verzoeken (vorig jaar 140) en Roeselare met 84 verzoeken (vorig jaar 57). In Gent daalde het aantal geregistreerde verzoeken dan weer met 696 (vorig jaar 947). In de overige gemeenten uit het onderzoek bleef het aantal ongeveer gelijk. In het achtste werkjaar behandelde de beroepsinstantie liefst 389 beroepsdossiers. Dat is meer dan ooit. Het jaar daarvoor waren het er maar 204. De beroepsinstantie maakt echter een belangrijke kanttekening: het afgelopen jaar diende één enkele verzoeker 137 beroepsdossiers in (een kettingmail, waarbij alle Vlaamse gemeentebesturen werden aangeschreven om een afschrift te verlenen van hun register van openbaarheidsverzoeken, waarna een hele reeks beroepen werd ingesteld). In 230 beroepsdossiers (59%) werd uiteindelijk geheel of gedeeltelijk tegemoetgekomen aan de eis van de verzoeker: naar aanleiding van 34 beroepen werd de openbaarmaking volledig ingewilligd, bij 59 dossiers was er een gedeeltelijke openbaarmaking na een ingediend beroep en bij 137 dossiers werd het verzoek in tussentijd, dus gedurende de afhandeling van het beroep, nog ingewilligd door de instantie. 152 dossiers werden integraal afgewezen (onontvankelijk of ongegrond). In zeven dossiers deed de indiener van het beroepschrift afstand van het beroep, zodat de beroepsinstantie geen uitspraak hoefde te doen. Voor drie van de 389 afgehandelde dossiers door de beroepsinstantie werden zaken aanhangig gemaakt bij de Raad van State. Het gaat om verzoeken tot nietigverklaring van een beslissing van onze beroepsinstantie. Er is nog geen uitspraak. In totaal werden voor de voorbije negen werkingsjaren van de beroepsinstantie 33 dossiers aanhangig gemaakt bij de Raad van State. Daarvan werden er al 23 definitief afgehandeld. In achttien gevallen werd de beroepsinstantie in het gelijk gesteld, terwijl in vier dossiers de beslissing van de beroepsinstantie werd vernietigd en in één dossier de beslissing van de beroepsinstantie gedeeltelijk werd vernietigd. Marian Verbeek is VVSG-stafmedewerker gemeentelijke werking en organisatie
lokale raad
Krijgen raadsleden in de commissies even veel presentiegeld? De voorbije jaren vormden de presentiegelden voor leden met raadgevende stem in gemeenteraadscommissies een discussiepunt: minister Geert Bourgeois nam een ander standpunt in dan zijn voorganger Marino Keulen. Volgens Keulen leveren deze raadsleden dezelfde inspanning en moeten ze dus gelijk vergoed worden, volgens Bourgeois is differentiatie mogelijk. Sinds kort schrijft artikel 39 van het Gemeentedecreet voor dat als het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad hierin voorziet alle commissieleden hetzelfde presentiegeld krijgen. Maar enkele parlementsleden vinden dat het leden van kleine fracties meer financieel voordeel kan geven. Dus nu is er een maximumbedrag voor leden met raadgevende stem, gekoppeld aan het hoogste aantal vergaderingen voor een vast lid: ‘Indien een lid met raadgevende stem lid is van verscheidene commissies, kan het aantal toegekende presentiegelden jaarlijks nooit hoger zijn dan het hoogste presentiegeld dat theoretisch toegekend kan worden aan een vast lid. Voor de berekening van dit maximumbedrag wordt rekening gehouden met het aantal commissievergaderingen die voor een vast lid recht geven op presentiegeld.’ Dit wordt geheid puzzelwerk. Vooral omdat het aantal toegekende presentiegelden nooit hoger kan zijn dan het hoogste presentiegeld: enerzijds een aantal, anderzijds een bedrag. Stel dat commissie A jaarlijks tien vergaderingen telt, commissie B zes en commissie C drie. Sommige gemeenteraadsleden (vaste leden van een commissie) zitten in commissie A en B. Dus: A + B = 16 vergaderingen/jaar. Het maximum is dus 16 maal presentiegeld. Een raadslid van een eenmansfractie zit in al deze commissies als lid met raadgevende stem en krijgt dus normaal 10 + 6 + 3 presentiegelden. Maar omdat er een maximum van 16 geldt, vallen er dus drie weg. Maar wat als er een verschillend presentiegeld voor deze commissies wordt toegekend? Wat als een vast lid van commissies A en B, bijvoorbeeld die eenmansfractie, nog als lid met raadgevende stem zetelt in commissie C, omdat dit nu eenmaal een kleinere commissie is? Welk maximum geldt dan? Dit in wezen goedbedoelde initiatief wordt de nek omgewrongen door regulitis, omdat bepaalde parlementsleden vrezen dat eenmansfracties te veel vergoed zouden worden. Het is trouwens nog de vraag of voor dit alles een decreetwijziging nodig was, want een uitvoeringsbesluit van 5 juni 2009 regelde al dit soort zaken. Deze nieuwe regel gaat met terugwerkende kracht in op 1 januari 2014. Daar komt voor dit jaar dus enig herberekenwerk van. De oplossing was nochtans vrij eenvoudig en lag in de gelijkschakeling van niet-stemgerechtigde en stemgerechtigde leden in commissies – voor zover dit al niet duidelijk was voordat de minister de doos van Pandora opende. Decreet van 21 februari 2014 houdende wijziging van artikel 39 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, Inforumnummer 281.948
Stel uw vraag aan david.vanholsbeeck@vvsg.be Lokaal mei 2014
31
OCMW-raad Aalst
Van bestekken, gunningen en sociale economie Om half acht baadt de raadzaal op de eerste verdieping van het nieuwe sociaal huis nog in het licht van een heldere lenteavond. De buurt van de Gasthuisstraat (de naam is niet toevallig) is van oudsher een welzijnssite: de OCMW-stek is aangebouwd aan het vroegere Moederhuis en bevindt zich op het historische terrein van het Sint-Elisabethhospitaal dat nu gedeeltelijk is omgebouwd tot een sociale woonwijk. tekst pieter plas beeld stefan dewickere
‘Lachen, collega’s. OCMWraad is leuk!’ Voorzitter Sarah Smeyers (N-VA) opent de vergadering met een knipoog naar onze fotograaf en schrijver dezes. In haar halfdroge kwinkslag weegt de nuchtere no-nonsense door op de ironie, en voor de aanwezigen is de toon van de boodschap niet mis te begrijpen: de Aalstenaars hanteren de gebruikelijke luchtigheid maar inhoudelijk is het de raadsleden van zowel meerderheid als oppositie bittere ernst. In een handomdraai is één agendapunt verdaagd, de factuur in het tweede punt goedgekeurd en een principiële beslissing in het derde ei zo na genomen: het gaat over een nieuwe lening van drie miljoen euro ter financiering van onder andere investeringsuitgaven van boekjaar 2013 en het eerste semester van 2014, en een bijkomend gedeelte van de lening voor de vervangingsnieuwbouw van woonzorgcentrum De Hopperank. Arnold Van de 32 mei 2014 Lokaal
Perre van de mee besturende CD&V vraagt zich daarbij af of, ook al met het oog op meer samenwerking tussen OCMW en stad, de leningen van het Aalsters Stedelijk Ziekenhuis (ASZ) niet te combineren vallen met OCMW-leningen om gunstiger voorwaarden te verkrijgen. Daisy Van Gheit van de socialistische SD&P, ook lid van de meerderheid en tevens voorzitter van het ASZ, heeft daar haar twijfels bij. Vanuit de oppositie steunt Martine De Maght (Open VLD) deze ‘evidente vraag’, maar ze wil tegelijk wel eens een overzicht van de leninglast van het OCMW te zien krijgen. De voorzitter laat de beslissing goedkeuren; de vraag zal worden voorgelegd aan het stadsbestuur en het ASZ. Het dossier van het nieuwe woonzorgcentrum De Hopperank zal in het komende halfuur de raadszitting domineren. In de openbare aanbesteding voor het nieuwbouwproject worden
enkele aanpassingen aangebracht: wifi-voorzieningen worden opgenomen, timing en rekeningen worden bijgesteld. De bevoegde ambtenaar licht de wijzigingen toe, de raad keurt goed. Bij de vraag om goedkeuring van een aangepast bestek voor de omgevingsaanleg van De Hopperank in het volgende punt ontstaat enige discussie. Eerst moet de beslissing uit een vorige raadszitting over het oorspronkelijke bestek worden ingetrokken; de kostenraming in dat eerste bestek bleek te hoog en wordt nu met ruim 100.000 euro verlaagd. De intrekking is al snel een feit, maar ondanks de uitleg van de aanwezige ambtenaar blijven SD&P en Open VLD zich afvragen hoe het mogelijk was dat de kosten eerst zoveel hoger waren geschat. Wat echter voor meer commotie zorgt, is het feit dat de groenaanplanting uit het aangepaste bestek voor de omgevingsaanleg van het nieuwe woonzorgcen-
trum blijkt te zijn gehaald. SD&P, CD&V en Open VLD zijn verontwaardigd: wegen, wandelpaden en zitbanken blijven in het aanlegplan, maar de senioren kunnen niet vertoeven in het groen!? De voorzitter sust en verduidelijkt, geflankeerd door de secretaris en de ambtenaren: ‘Bomen en planten worden wel degelijk behouden in het uitvoeringsplan, maar zitten niet meer in het lastenboek van de aannemer. De aanleg van groen zal door het OCMW zelf gebeuren.’ Wenkbrauwgefrons bij Jo De Swaef (Open VLD): ‘Hoeveel tuinmannen hebben wij dan in dienst?’ Twee voltijdsequivalenten, zo blijkt. De aanpassing raakt uiteindelijk goedgekeurd, met onthouding van Open VLD. Een reeks beslissingen passeert vervolgens zonder problemen: goedkeuringen
van bestekken en vrijgaves van waarborgen na afloop van werken. Dat bij de gezamenlijke aanstelling van een externe dienst Preventie en Bescherming op het werk door de stad, het OCMW en het ASZ, en bij de aankoop van klein medisch materiaal voor verschillende OCMW’s (OCMW Geraardsbergen als opdrachtencentrale) door samenwerking en bundeling kan worden geprofiteerd van gunstiger voorwaarden, leidt bij raadsleden van alle strekkingen tot instemmend gemompel. Bij het bestek voor een aankoop van keukenmateriaal staan Open VLD en N-VA er nog op enkele Aalsterse firma’s toe te voegen aan de lijst van aan te schrijven leveranciers. Maar het is niet al bestek en gunning wat de klok slaat. Bij de beslissing over een nieuwe offerteaanvraag voor
het reinigen van OCMWvoertuigen in een carwash voor vier jaar bijvoorbeeld, gooit de raad het roer helemaal om. ‘Kan dit niet in sociale tewerkstelling, als proefproject of stage gebeuren?’ werpt de N-VA-fractie op. CD&V sluit aan: ‘Dit is een ideale activiteit voor de sociale economie.’ ‘Akkoord’, knikt Open VLD, ‘maar moet dit in eigen beheer? Trouwens, 33 voertuigen zeven keer wassen in vier jaar maakt toch geen volledig takenpakket voor een voltijdse artikel 60’er?’ Het kan in eigen beheer, zo verzekert de voorzitter, in combinatie met andere klussen. De raad zal de Cel Tewerkstelling ‘met bekwame spoed’ een voorstel in die zin laten uitwerken. Dan is er de aanvraag van vzw Vluchtelingenwerk Vlaanderen om opgenomen te worden in de OCMW-databank van
vacante plaatsen en kandidaten voor tewerkstelling in artikel 60§7. Enkel Steve Herman van Vlaams Belang stemt ‘om duidelijke redenen’ tegen. Nog op de agenda van het openbare gedeelte van de vergadering: aanstellingen van advocaten voor het OCMW in beroepsprocedures bij de arbeidsrechtbank tegen beslissingen van het comité van de sociale dienst (telkens met onthouding van Open VLD), en een toelichting van de bestuurssecretaris Personeel en Organisatie over de screeningsprocedures bij OCMW-aanwervingen. Voordat de besloten vergadering begint, buigt de raad zich over de schriftelijke vraag van het verontschuldigde Groen-raadslid Paul Nijs. Die stelt voor om naar het voorbeeld van de gemeenteraad van Gent een motie aan te nemen dat de verho-
ging van de leefloonbedragen tot een menswaardig niveau moet worden opgenomen in het nieuwe federale regeerakkoord. Sarah Smeyers pikt hier meteen op in: ‘De N-VA sluit zich inhoudelijk zeker aan bij deze vraag, maar bij een stemming over de motie zullen we ons onthouden. De OCMW-raad kan hier geen invloed uitoefenen. Alle partijen hebben dit trouwens opgenomen in hun verkiezingsprogramma’s.’ Daisy Van Gheit (SD&P), maar ook Arnold Van de Perre (CD&V) en Martine De Maght (Open VLD) treden haar bij. ‘Het is aan organisaties zoals de VVSG om hiervoor te ijveren bij de federale regering.’ en ‘Dit zet inderdaad geen druk op de ketel, we moeten deze oproep steunen via de VVSG’, klinkt het uit respectieve monden. Meerdere blikken draaien mijn kant uit. ‘Ik denk dat dit genoteerd is,’ glimlacht de voorzitter. Waarvan akte. Pieter Plas is redacteur van Lokaal
Lokaal mei 2014
33
34 mei 2014 Lokaal
OCMW’s moeten weg uit de hoek waar de klappen vallen. Ze moeten zich meer dan ooit profileren als motor van een sterk lokaal sociaal beleid en als lokale toegangspoort tot alle sociale rechten en voorzieningen. OCMW’s moeten echte netwerkorganisaties worden die voortdurend op zoek gaan naar bondgenoten om hun missie te realiseren: mensen in staat stellen een menswaardig leven te leiden. De autonomie van mensen versterken zodat ze hun plaats in de samenleving vinden moet de leidende gedachte zijn. De gemeenten zijn hierbij de eerste en bevoorrechte partner. Maar er is ook veel meer samenwerking met andere OCMW’s en andere partners nodig om deze opdracht te realiseren. Schaalvergroting mag hierbij geen taboe zijn. Van Vlaanderen verwachten we minder betutteling en regels, meer erkenning van onze regisseursfunctie en meer ruimte om als publieke sociale ondernemers aan de slag te gaan. Kortom: het is tijd voor het OCMW anno 2014!
Tijd voor het nieuwe OCMW piet van schuylenbergh
W
karolien vanderstappen
ie de laatste jaren in kringen van gemeenten en OCMW’s en bij de Vlaamse politici zijn oor te luisteren legt, kan er niet omheen: het voortbestaan van het OCMW wordt in vraag gesteld. Niet altijd openlijk, dikwijls verpakt in een pleidooi voor meer efficiëntie en kostenbeheersing. Maar onder dit eerste vernislaagje ligt de onversneden vraag verscholen of er wel behoefte is aan een apart lokaal bestuur dat het sociale beleid op het lokale bestuursniveau vorm geeft. Een inkanteling van het OCMW in het gemeentebestuur is voor vele Vlaamse én lokale beleidsmakers het na te streven doel. Laten we het debat over de verhouding tussen gemeente en OCMW in een breder kader plaatsen. De echte inzet van de discussie moet inhoudelijk zijn en mag zich niet beperken tot de onderlinge lokale bestuurlijke verhoudingen. Die zijn niet eens zo belangrijk. Dé vraag is: hoe komen we tot een sterker sociaal beleid en welke rol heeft het lokale bestuur hierin te spelen? Pas als we op deze vraag een antwoord hebben, kan het gaan over de verhouding tussen gemeente en OCMW. Sociaal beleid? Om te bepalen wat we onder sociaal beleid verstaan grijpen we terug naar de sociale grondrechten, sinds 1994 opgenomen in artikel 23 en 24 van de Grondwet. Deze grondrechten vertrekken van het principe dat iedereen recht heeft op een menswaardig leven en vereisen dat de overheden in dit land actief optreden om dit recht te verwezenlijken en om de nodige sociale bescherming te bieden. De sociale grondrechten zijn dus richtsnoeren voor het beleid: het recht op arbeid, het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand, het recht op een behoorlijke huisvesting, het recht op een gezond leefmilieu, het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing en op onderwijs. Deze grondrechtenbenadering is ook voor de lokale besturen niet nieuw: ze is het uitgangspunt van het decreet lokaal sociaal beleid van 2004. Al in 1976 werd het recht op een menswaardig bestaan ingeschreven in artikel 1 van de OCMW-wet. Reeds Lokaal mei 2014
35
essay
Al in 1976 werd het recht op een menswaardig bestaan ingeschreven in artikel 1 van de OCMW-wet. Reeds achttien jaar vóór de inschrijving van de sociale grondrechten in de Grondwet maakten de OCMW’s er al werk van! achttien jaar vóór de inschrijving van de sociale grondrechten in de Grondwet maakten de OCMW’s er al werk van! Deze brede benadering van sociaal beleid gaat verder dan wat de Vlaamse overheid doorgaans verstaat onder welzijn, volksgezondheid en gezin. In onze definitie omvat het sociale beleid veel beleidsdomeinen: sociale zekerheid en sociale bijstand, fiscaliteit en inkomensherverdeling, gezondheidszorg, welzijn (ouderenzorg, thuiszorg, jeugdzorg), gezinszorg, onderwijs en vorming, maatschappelijke en culturele participatie, werk, wonen, armoedebestrijding, migratie, inburgering en integratie. Vanwege die brede benadering zijn er ook velen bij dit beleid betrokken: instellingen van en binnen de sociale zekerheid, Vlaamse instellingen en organisaties, hier en daar de provincies, gemeenten en OCMW’s, socialprofitorganisaties die dikwijls lokaal actief zijn maar almaar meer op een regionale schaal georganiseerd worden in zorgregio’s en andere verbanden, hier en daar commerciële organisaties (zoals in de woonzorg). Tot slot is er ook de georganiseerde of niet-georganiseerde burger die als klant van al deze voorzieningen en diensten steeds meer een vinger in de pap wil hebben of die via zelforganisaties mee wil praten met het beleid. Dit beleid behoort niet tot het exclusieve terrein van een overheid. Meerdere overheden sturen het aan. De federale overheid is vooral verantwoordelijk voor de sociale zekerheid en de sociale bijstand en voor de inkomensherverdeling in het land, vooral via de fiscaliteit. Sinds de zesde staatshervorming stuurt de Vlaamse overheid binnen Vlaanderen praktisch alle andere sociale bevoegdheden aan. De Vlaamse overheid is 36 mei 2014 Lokaal
echter een huis met vele kamers: ze is sinds de invoering in 2006 van de principes van beter bestuurlijk beleid in de Vlaamse administratie verkaveld over dertien departementen en talloze agentschappen, wat de eenheid van beleid niet bevordert. Tot slot zijn er de gemeenten en OCMW’s die op lokaal niveau iedereen vooral samenbrengen en enige coördinatie in de uitvoering proberen te brengen. Van echt aansturen en regisseren is er minder sprake. Lokaal komt alles samen Het is het lokale bestuur dat onmiddellijk en rechtstreeks geconfronteerd wordt met de effecten van het beleid dat de andere overheden voeren of met de mankementen van dat beleid. En die laatste zijn talrijk: onbetaalbare en slechte huisvesting, onvoldoende plaatsen in de scholen, onvoldoende kinderopvang, wachtlijsten in de zorg als gevolg van de vergrijzing, onvoldoende aangepaste banen, stijgende armoede door te lage uitkeringen en te lage basislonen, onderbescherming van zwakke doelgroepen die hun rechten niet uitputten, meer bestaansonzekerheid bij jongeren en mensen van vreemde origine, toenemende schuldenlast, ook bij middenklassengezinnen, de groeiende vereenzaming… De mondige burger verwacht oplossingen voor al die problemen en richt zich hiervoor tot de overheid die het dichtst bij hem staat: zijn lokale bestuur. Bovendien wil hij ook inspraak; hij wil zelf kunnen bepalen hoe hij zijn leven inricht en wat die overheid allemaal voor hem doet en laat. Niet dat gemeente en OCMW machteloos zijn, ze leveren zelf veel diensten aan de bevolking. Ze beschikken trouwens over flinke troeven als het op dienstverle-
ning aankomt: fijnmazig, overal aanwezig, dicht bij de mensen, laagdrempelig en toegankelijk, pluralistisch, vanuit een integrale zienswijze. Ze hebben echter maar weinig sturingsmogelijkheden tegenover al die anderen die lokaal actief zijn. De zogenaamde doorzettingsmacht van gemeente en OCMW is vrij beperkt; de samenwerking is in grote mate gebaseerd op vrijwilligheid en goede wil. Hoewel in veel decreten sprake is van de regiefunctie van het lokale bestuur (lokaal sociaal beleid, lokaal woonbeleid, lokaal armoedebeleid, integratie en inburgering), blijkt dit in de praktijk dikwijls een lege doos te zijn bij gebrek aan sturingsinstrumenten. Vooral de Vlaamse overheid treedt sturend op. Vlaanderen bepaalt de programmatie, regelt de erkenning en de subsidiëring en legt regels en procedures voor het kwaliteitsbeleid vast. Vlaanderen bepaalt eigenlijk wat er lokaal moet gebeuren en hoe. Niet dat er geen ruimte is voor inbreng van het lokale bestuur, maar als de sturing vanuit Vlaanderen gebeurt, sluiten de lokale partners maar schoorvoetend aan bij het lokale verhaal. Vlaanderen doet dit bovendien vanuit de logica van de eigen organisatie: centraal en sectoraal, over de hoofden van de lokale besturen en de mensen heen, sterk verkokerd en te weinig gericht op samenwerking over de
Hoewel in veel decreten sprake is van de regiefunctie van het lokale bestuur, blijkt dit in de praktijk dikwijls een lege doos te zijn bij gebrek aan sturingsinstrumenten.
muurtjes van de sector of het beleidsdomein. Nochtans vergen alle hierboven geschetste maatschappelijke problemen juist een sectoroverschrijdende aanpak. Versnippering De huidige Vlaamse werkwijze leidt tot een manifest minder goed gebruik van overheidsmiddelen. Vanuit een sectorale logica worden de middelen zeer versnipperd ingezet. Een mooi voorbeeld daarvan is de wijze waarop de Vlaamse overheid de infrastructuur in de zorg subsidieert, volledig los van de investeringen in het onderwijs en de sociale huisvesting. Een meer globale en integrale aanpak van deze persoonsgebonden infrastructuur die gemeente, OCMW en hun lokale partners bouwen, zou niet alleen veel efficiëntiewinsten opleveren maar ook leiden tot een meer polyvalente inzet en een multifunctioneel gebruik van de aanwezige infrastructuur. De centrale Vlaamse benadering speelt bovendien onvoldoende in op lokale verschillen en behoeften. Daardoor speelt ook het aanbod onvoldoende in op de vraag, met witte vlekken op één plaats en overaanbod op een andere. Eén centrale aansturing vergt ook meer en langere procedures en meer tijd. Wie ooit met het VIPA een woonzorgcentrum gebouwd heeft of met AGIOn een school weet wat dat betekent.
Deze verspilling van overheidsmiddelen kunnen we ons niet permitteren. Door de zesde staatshervorming komt het zwaartepunt van bevoegdheden bij de deelstaten te liggen. Dit biedt mogelijkheden om een samenhangend Vlaams beleid te voeren, al moeten de deelstaten ook bijdragen tot de sanering van de overheidsfinanciën. Deze saneringsbijdrage zal van Vlaanderen een zware inspanning vergen: vanaf 2016 moet 4% van het Vlaamse budget hieraan opgeofferd worden. Elke euro zal dus twee keer omgedraaid moeten worden voordat hij besteed wordt. De opmaak van de Vlaamse begroting in de komende legislatuur wordt dus zeker geen makkelijke opdracht. Het adagium ‘meer doen met minder’ zal meer dan ooit van toepassing zijn. We hebben dus behoefte aan een meer integrale strategie. Dit betekent: meer inhoudelijke afstemming tussen de verschillende beleidsdomeinen en sectoren, meer ontschotting. Dit impliceert meer samenwerking in horizontale netwerken van voorzieningen en diensten, los van de sectorale kokers. Zulke netwerken moeten aangestuurd worden. Aansturing vraagt voldoende bestuurskracht, capaciteit om te sturen én de legitimering om het te doen. Dit is een kans en tegelijk een uitdaging voor het lokale bestuur. Progressief universalisme Dit brengt ons bij de vraag wat de kern van het sociale beleid moet zijn. Voeren we een universeel beleid dat zich richt tot iedereen en inzet op breed toegankelijke interventies? Dat verhoogt het draagvlak bij de bevolking en zeker bij de midden- en hogere inkomensgroepen die dit beleid via belas-
tingen of sociale bijdragen moeten financieren. Anderzijds dreigt zo’n beleid vooral in het voordeel te zijn van de sterkste groepen in de samenleving die het minst behoefte hebben aan goed sociaal beleid. Of voeren we eerder een doelgroepenbeleid, dat in eerste instantie gericht is op de zwakkere groepen in de samenleving en vooral hun ten goede komt. Dan worden de middelen gerichter ingezet op diegenen die ze het meest nodig hebben. Zo’n beleid dreigt echter te stigmatiseren: een beleid voor de armen is een arm beleid. We pleiten daarom voor een derde weg, die van het progressief universalisme. Zo’n beleid maakt een combinatie van een algemeen beschikbaar aanbod voor iedereen met daarbinnen extra ondersteuning voor zwakkere groepen in de samenleving. Dit past binnen de socialegrondrechtenbenadering die aan de basis ligt van onze brede inhoudelijke omschrijving van sociaal beleid. Bovendien sluit het progressief universalisme naadloos aan bij de missie van de OCMW’s: mensen in staat stellen een menswaardig leven te leiden, wat inhoudt dat OCMW’s mensen ondersteunen die niet of onvoldoende uit eigen kracht of met eigen middelen kunnen aansluiten bij of deelnemen aan de samenleving. Maatschappelijke integratie dus, wat veel meer is dan loutere financiële hulpverlening aan mensen met onvoldoende inkomen. Een beleid gebaseerd op een algemeen beschikbaar aanbod voor iedereen met daarbinnen extra ondersteuning voor zwakkere groepen in de samenleving vraagt een bepaalde organisatorische context. Sociaal beleid in het algemeen en hulpverlening en zorg in het bijzonder grijpen meer in op het Lokaal mei 2014
37
essay
De huidige Vlaamse werkwijze leidt tot een manifest minder goed gebruik van overheidsmiddelen. Vanuit een sectorale logica worden de middelen zeer versnipperd ingezet.
leven van mensen dan de klassieke dienstverlening aan het loket. Een leefloon aanvragen is niet hetzelfde als een paspoort aanvragen. Sociale interventies vereisen professionals die handelingsruimte krijgen binnen een afgesproken kader en die de vrijheid krijgen om de recentste methoden van het maatschappelijk werk toe te passen. Ze vragen ook een goede samenwerking met de doelgroep en met de sociale organisaties op het terrein. Vaak gaat sociaal beleid ook gepaard met het beheer van eigen voorzieningen in een marktomgeving met andere aanbieders (private social profit, commerciële aanbieders). Dit vergt een meer bedrijfsmatige aanpak die niet in een klassieke overheidscontext kan gedijen. Toegepast op het lokale bestuursniveau vraagt het sociaal beleid een aparte entiteit die deze organisatorische context vorm kan geven. Deze entiteit waakt er bovendien over dat er voldoende sociale klemtonen gelegd worden binnen het lokale beleid en dat er een voldoende breed aanbod voorhanden is dat tegemoet komt aan de behoeften van de bevolking en bovendien extra ondersteuning biedt aan de groepen die ze het hardst nodig hebben. Deze aanjagersrol is noodzakelijk om te voorkomen dat het sociale beleid ondergesneeuwd geraakt in het grotere geheel van het gemeentelijke beleid. De bordjes verhangen Ondertussen stellen we vast dat lokale besturen zich vooral toeleggen op het beheer van de schaarste. Niet uit overtuiging, maar uit pure financiële noodzaak. Ze lichten hun eigen werking en structuren door om te zien waar ze efficiëntiewinsten kunnen verwezenlijken. Ze gaan op zoek naar sy38 mei 2014 Lokaal
nergieën en schaalvoordelen: bundeling van de ondersteunende diensten van gemeente en OCMW, meer gemeenschappelijk management van gemeente en OCMW via één secretaris en/of één financieel beheerder die voor beide besturen opereert, het huisvesten van de diensten van beide besturen in gemeenschappelijke infrastructuur. Naast deze interne efficiëntieoefening zien we dat het hele beleid en de samenwerking met andere partners ook vooral op hun besparingsmogelijkheden bekeken worden. Klantgerichte diensten worden uitbesteed, afgebouwd of zelfs afgestoten. Steeds meer gaan er stemmen op om het OCMW in te kantelen in de gemeente, zowel wat betreft het bestuur als wat betreft de organisatie van hulp- en dienstverlening. Het grote gevaar van deze kortetermijnstrategie is dat ze ten koste gaat van een sterk sociaal beleid, terwijl er precies meer ambitie op dat vlak moet zijn. Uit deze patstelling geraken we maar verlost als we de bordjes verhangen. Mensen in staat stellen een menswaardig leven te leiden vergt een integrale strategie, lokale sturing, samenwerking in een netwerk, bundeling van de schaarse middelen en een specifieke organisatorische context en werkwijze. Dit vraagt een nieuw samenspel tussen Vlaanderen en de lokale besturen en tussen de gemeente, het OCMW en de lokale partners. Een nieuw partnerschap met Vlaanderen De integrale benadering is een sterke troef van het lokale bestuur. Burgers worden niet gevat in een administratieve opdeling in sectoren maar benaderd als inwoners van een gemeente, ieder met zijn mogelijkhe-
den, vragen en problemen. Toegepast op sociaal beleid gaat het over mensen die op zoek zijn naar werk, maar ook naar een betaalbare woning en begeleiding bij hun schuldproblemen, naar een oplossing voor de problemen van hun kinderen op school of naar betaalbare kinderopvang. De bestrijding van deze problemen moet integraal gebeuren, in een breed partnerschap van lokale initiatiefnemers. Het lokale bestuur moet niet alles zelf doen, maar wel het overzicht bewaren en dit netwerk aansturen. Deze benadering vergt een omslag in het denken en handelen van de Vlaamse overheid. Lokale aansturing vereist lokale doorzettingsmacht. Als we dit toepassen op het terrein van de hulpverlening en zorg zou Vlaanderen zich moeten beperken tot de opmaak van een programmatie voor buurt- of nabijheidsgerichte dienstverlening (in de thuiszorg, de woonzorg en de kinderopvang bijvoorbeeld) op basis van objectieve gegevens die de behoeften in kaart brengen. Het OCMW kan dan bepalen hoe en met wie deze programmatie ingevuld wordt. In functie van specifieke lokale zorgbehoeften kan van de Vlaamse programmatie afgeweken worden. Dit kadert in een lokale zorgstrategie die onder leiding van het OCMW opgemaakt wordt en waarbij alle relevante partners op het terrein betrokken worden.
Sociale interventies vragen professionals die handelingsruimte krijgen binnen een afgesproken kader en die de vrijheid krijgen om de recentste methoden van het maatschappelijk werk toe te passen. Het OCMW sluit een convenant af met de Vlaamse overheid over de te bereiken resultaten en maakt met de lokale partners afspraken over de uitvoering van dit convenant. Het OCMW tekent dus voor het resultaat en bepaalt verder zelf met wie en hoe dit resultaat bereikt zal worden. Vlaanderen financiert het OCMW en de lokale organisaties voor de uitvoering van het convenant. Gedaan dus met de rechtstreekse aansturing vanuit Brussel; lokaal worden de behoef-
ten bepaald, de taken verdeeld en afspraken gemaakt over de uitvoering, onder leiding van het OCMW maar met betrokkenheid van iedere relevante speler. Het lokale bestuur wordt dus echt mee verantwoordelijk voor de verwezenlijking van het sociaal beleid op zijn grondgebied. Vlaanderen mag verwachten dat het lokale bestuur zich er samen met zijn lokale partners toe engageert maatschappelijk verantwoorde zorg en hulpverlening aan te bieden. Deze zorg is van hoge kwaliteit, goed georganiseerd, rechtvaardig en niet elitair, relevant en toegankelijk.
Small enough to care, big enough to make it happen Wat de lokale aansturing wel bemoeilijkt is de vaststelling dat de welzijns- en zorgsector in Vlaanderen zich in grote mate op een bovenlokaal niveau aan het organiseren is. De voorbeelden zijn legio: de eerstelijnsgezondheidszorg, de private thuiszorg, de CAW’s, private en commerciële woonzorgcentra die lokaal ingebed zijn maar zich in grote groepen clusteren om van schaalvoordelen op het vlak van beheer te profiteren. Als het lokale bestuur de ambitie wil hebben deze spelers aan te sturen, moet het zich ook op een bovenlokaal niveau organiseren. De schaal moet wel nog behapbaar zijn: het niveau van de kleinstedelijke zorgregio uit het zorgregiodecreet creëert een schaal die in Vlaanderen een zestigtal gebieden van 60.000 tot 120.000 inwoners omvat, wat nog voldoende dicht bij de lokale besturen en de lokale realiteit staat om ondersteunend te kunnen werken maar groot genoeg is om voldoende capaciteit te genereren om deze aansturing mogelijk te maken. Deze bovenlokale aansturing kan in een eerste stap verwezenlijkt worden via samenwerking onder de OCMW’s in een OCMWvereniging. Zodra deze samenwerking goed ingeburgerd is en indien de OCMW’s en gemeenten het wensen, kan zelfs gedacht worden aan de creatie van één intergemeentelijk OCMW dat verschillende gemeenten bedient. Belangrijk blijft wel dat bovenlokale aansturing niet ten koste mag gaan van de lokale dienstverlening. De fijnmazigheid van de OCMW-dienstverlening en de aanwezigheid in elke gemeente is een ongelofelijke troef die de OCMW’s nooit mogen opgeven. De bovenlokale regietaak kan geLokaal mei 2014
39
essay
De federale voorwaarde dat het OCMW een aparte rechtspersoon is met een eigen bestuur, is de beste waarborg voor een stevige lokale verankering van het sociaal beleid.
scheiden worden van de rol van lokale initiatiefnemer maar mag deze nooit vervangen. Een nieuw partnerschap tussen gemeente en OCMW Lokaal sociaal beleid zoals we het geformuleerd hebben is geen nichebeleid voor een apart bestuur maar maakt deel uit van het globale gemeentelijke beleid. Het is een breed beleid dat zich uit op talloze beleidsdomeinen die ook niet allemaal ingevuld worden door het OCMW. Het OCMW is wel een specifiek bestuur met uiteraard een sociale opdracht. Het ligt dan ook voor de hand dat de sociale hulp- en dienstverlening aan de burger zich op één plek bundelt, ondergebracht bij het OCMW. Hoe ver een gemeente hierin gaat, moet het voorwerp zijn van afspraken tussen gemeente en OCMW. Het kan dus verschillen van gemeente tot gemeente, ook al omdat het aanbod aan hulpen dienstverlening door het lokale bestuur niet overal identiek is. Minstens moet alle hulpverlening in de sfeer van welzijn en zorg bij het OCMW geplaatst worden. Bovendien lijkt het ons een rol voor het OCMW om aandacht op te eisen voor de sociale klemtonen binnen de gemeentelijke beleidsdomeinen. Laat het OCMW maar met de ogen van de hulp- en zorgvragende burger naar de gemeentelijke dienstverlening kijken. Er is ook een bestuurlijke relatie tussen gemeente en OCMW, die nu beheerst wordt door talloze gedetailleerde regels die vervat zitten in het gemeente- en OCMW-decreet en dito uitvoeringsbesluiten. Ook hier mag de Vlaamse overheid zich een heel eind terugtrekken. Er mag flink gewied worden in de centrale regels en ruimte komen voor meer lokaal maatwerk. Lokale besturen zijn 40 mei 2014 Lokaal
verantwoordelijke besturen die hiertoe perfect in staat zijn. In principe moet de onderlinge relatie tussen een gemeente en haar OCMW in volledige vrijheid tussen beide besturen geregeld kunnen worden, uiteraard met eerbiediging van principes en gegevenheden die voor elke gemeente en elk OCMW onverkort moeten gelden. Zo moeten de lokale afspraken tussen gemeente en OCMW altijd de wettelijke en decretale opdrachten van het OCMW respecteren. En een OCMW moet gezien zijn opdracht steeds kunnen beschikken over operationele autonomie, de ruimte om de interne werking en organisatie te regelen, zijn personeelsbeleid en financieel beleid te voeren binnen de krijtlijnen van een budgettair kader dat met de gemeente afgesproken is en beslissingen te nemen over individuele hulpverleningsdossiers. Om die reden houden we ook vast aan de federale voorwaarde dat het OCMW een aparte rechtspersoon met een eigen bestuur is. Dat is de beste waarborg voor een stevige lokale verankering van het sociaal beleid. Waarover kunnen dan wel lokale keuzes gemaakt worden? Uiteraard kiest elk lokaal bestuur zijn beleidsprioriteiten en maken gemeente en OCMW afspraken over de taakafbakening tussen beide besturen en over hun onderlinge samenwerking (zie hierboven). Daarnaast willen we meer lokale keuzemogelijkheden bieden in de wijze waarop de politieke afstemming tussen gemeente en OCMW gerealiseerd wordt. Wordt de OCMW-voorzitter aangeduid door het beleidsorgaan van het OCMW en toegevoegd aan het schepencollege, of vaardigt het schepencollege een van zijn leden af om het OCMW voor te zitten? Of komt er opnieuw
een apart overleg tussen het schepencollege en het OCMW? Is er plaats voor overleg tussen de gemeenteraad en de OCMW-raad, periodiek of permanent? Wat zal de rol van de burgemeester zijn in de relatie tussen gemeente en OCMW: behoudt hij zijn huidige functie van scheidsrechter die hem het recht geeft OCMW-dossiers te doen verdagen voor overleg met het schepencollege vooraleer het OCMW kan beslissen, of gaat hij het OCMW zelf voorzitten? Gemeente en OCMW kiezen dit dan allemaal zelf. Ook de keuze van het beleidsorgaan van het OCMW en de samenstelling ervan willen we lokaal laten bepalen. Blijft het een apart beleidsorgaan, de raad voor maatschappelijk welzijn of OCMWraad, verkozen door de gemeenteraad, of zal de OCMW-raad bestaan uit gemeenteraadsleden die door de gemeenteraad aangeduid worden, of wordt het een combinatie van de twee? Zou het niet interessant zijn het OCMW-beleidsorgaan de mogelijkheid te geven externe onafhankelijke deskundigen te coöpteren die verder van de lokale partijpolitiek staan maar hun expertise kunnen toevoegen aan de besluitvorming binnen het OCMW? Of kan er aanvullend gewerkt worden met een adviesraad waarin de lokale partners zitting hebben zodat ze structureel bij het beleid betrokken worden?
Ook de wijze waarop het OCMW door de gemeente gefinancierd wordt en de uitvoering van gemeentelijke opdrachten worden voortaan lokaal geregeld. De wijze waarop de gemeente toezicht uitoefent op het OCMW en de zaken waarover het OCMW aan de gemeente rapporteert eveneens: gemeente en OCMW bepalen zelf welke beleids- en financiële informatie het OCMW aan de gemeente bezorgt en op welke wijze het dit doet, welke beleids- en beheersinstrumenten het OCMW zal hanteren en op welke wijze het budgettair kader vastgelegd zal worden. Kortom, de bestuurlijke relatie tussen gemeente en OCMW wordt dan niet meer centraal en eenvormig geregeld, ze wordt het voorwerp van lokale onderhandelingen waarvan de uitkomst kan verschillen van gemeente tot gemeente. Versterkend en verbindend werken In plaats van op centrale regels die de interne werking en organisatie van lokale besturen vastleggen moeten we meer inzetten op het versterken van de bestuurskracht van gemeente en OCMW. Als we bestuurskracht definiëren als de capaciteit om de missie van de eigen organisatie te verwezenlijken, moeten we nagaan hoe we gemeente en OCMW in staat kunnen stellen hun missie beter te vervullen. Dit heeft in eerste instantie te ma-
ken met de positie die Vlaanderen tegenover de lokale besturen inneemt en de ruimte die Vlaanderen aan de lokale besturen laat om te besturen (zie hierboven). Het heeft ook in niet geringe mate te maken met de wijze waarop gemeente en OCMW zichzelf organiseren. Toegepast op het OCMW: het OCMW heeft als missie mensen in staat te stellen een menswaardig leven te leiden. Het is de motor van het lokale sociaal beleid. Het doet dit samen met de gemeente en met een hele resem lokale partners. Mensen integreren in de samenleving gebeurt in eerste instantie door de cliënten niet te zien als lijdend voorwerp van de aangeboden hulpverlening en als mensen met gebreken maar door integendeel te vertrekken van hun capaciteiten en mogelijkheden, door in de hulpverlening de kracht van mensen centraal te stellen en hun autonomie te verhogen. OCMW’s die hun missie willen realiseren, werken versterkend en verbindend. De bestuurskracht van de OCMW’s versterken betekent op zoek gaan naar de organisatorische context die bijdraagt tot kwaliteitsverbetering van de hulpverlening die de autonomie van de mensen versterkt en hun integratie in de samenleving op duurzame wijze bevordert.
Zonder afbreuk te willen doen aan veel goede praktijken in de OCMW’s en aan de vele inspanningen die al geleverd werden om tot een stevig beleid te komen en tot een strategie die kwaliteit versterkt, kan volgend ondersteunend kader inspiratie bieden voor veel OCMW’s. Een OCMW dat versterkend en verbindend werkt is sterk gericht op de externe omgeving; het staat open voor en speelt in op maatschappelijke veranderingen en heeft aandacht voor nieuwe doelgroepen. Zo’n OCMW is erop gericht een draagvlak te creëren en met andere organisaties samen te werken. Op organisatieniveau hanteert het OCMW een gedragen visie op hulpverlening die vertrekt van de eigen missie en die tot stand komt in dialoog met het beleid, het management, de hulpverleners en de cliënten. Die visie geeft richting aan de hulpverleners en ze wordt voortdurend verwoord en ondersteund door een coachend leiderschap. De cultuur van dit OCMW is er een van dialoog en overleg. Het management van het OCMW creëert een goede organisatiestructuur die ondersteunt en niet afremt. Het HR-beleid, het fiLokaal mei 2014
41
essay
nanciële beleid, de ICT-ondersteuning staan in functie van de hulpverlening. Met de gemeente wordt samengewerkt waar dit nuttig en mogelijk is, maar ook samenwerking met andere OCMW’s of andere organisaties behoort tot de mogelijkheden. Het management is innovatief ingesteld en ondersteunt initiatieven van onderuit. Er is goede interne communicatie die de samenwerking bevordert. Hokjesdenken wordt tegengegaan; de deskundigheid en de ervaring van medewerkers delen wordt sterk aangemoedigd. De leidinggevenden geven veel handelingsruimte aan de hulpverleners zodat ze op maat van de cliënten kunnen werken. Hulpverleners worden sterk betrokken bij het beleid van het OCMW en op hun kracht ingezet; deskundigheid en specialisatie worden positief gewaardeerd, er is ruimte voor de toepassing van verschillende methodieken. Medewerkers worden ondersteund via teamoverleg en intervisie, er is permanente aandacht voor vorming en bijscholing. Leidinggevenden stimuleren een positieve basishouding bij hun medewerkers. Cliënten worden actief betrokken bij de hulpverlening. Het OCMW hanteert participatieve methoden zoals lokaal cliëntoverleg, trajectbegeleiding, groepswerk en buurtwerk. Vanuit een participatieve hulpverleningsrelatie tracht het OCMW de autonomie van de cliënten te versterken zodat ze meer greep krijgen op hun eigen hulpverleningstraject. Het OCMW maakt burgerinitiatieven mogelijk in zorg en welzijn en moedigt mensen aan zich te organiseren. 42 mei 2014 Lokaal
Het OCMW tracht cliënten vanuit hun ervaringsdeskundigheid ook bij het beleid te betrekken via klankbordgroepen en andere vormen van overleg en inspraak en via het inschakelen van ervaringsdeskundigen. OCMW en sociaal huis Het loont de moeite het concept van het sociale huis wat meer body te geven. Ingevoerd door het decreet op het lokale sociaal beleid van 2004 zagen hier en daar in Vlaanderen sociale huizen het licht, dikwijls gebouwen waar diensten van gemeente en OCMW samen huisden. Het decreet gaf nogal wat ruimte aan gemeente en OCMW om zo’n sociaal huis naar eigen inzichten in te vullen. Het moest minstens een gemeenschappelijk frontoffice van gemeente en OCMW zijn waar de inwoners terecht kunnen voor informatie over de gemeentelijke sociale dienstverlening, in de praktijk is het hier en daar uitgegroeid tot een netwerk van lokale partners, al dan niet gehuisvest in een gemeenschappelijk gebouw. Zo zien we ook de rol van het OCMW als netwerkorganisatie in een brede samenwerking met vele partners. In sommige gemeenten vervangt het sociaal huis zelfs het OCMW, althans voor de buitenwereld en de inwoners. Los van de vraag of we het OCMW voortaan sociaal huis moeten noemen of niet, verdient het concept van een sociaal huis een opwaardering als aanspreekpunt voor de inwoners over de sociale hulp- en dienstverlening van hun gemeente. In elke gemeente zou het OCMW een burgernabij toegangsloket moeten zijn waar elke inwoner terecht kan met al zijn vragen over sociale voordelen en uitkeringen, niet louter over de lokale sociale dienst- en hulpverlening maar
ook die van andere overheden (de provincie, de Vlaamse overheid , de federale overheid en de sociale zekerheid). Bovendien geeft het OCMW niet enkel informatie over deze voordelen en uitkeringen, mensen kunnen er ook een dossier openen voor een uitkering waarop ze recht hebben. Het OCMW geeft op eenvoudig verzoek een stand van zaken van ieders dossier. Op deze wijze wordt het OCMW voor elke burger de lokale toegangspoort tot alle sociale voorzieningen waarop hij recht heeft, met inbegrip van de socialezekerheidsuitkeringen. Het OCMW zorgt ervoor dat het dossier geopend wordt en stuurt de aanvraag door naar de bevoegde administratie die nagaat of de burger aan de voorwaarden beantwoordt en over de aanvraag beslist. De bevoegde administratie of instelling staat ook in voor de uitbetaling. De burger hoeft de bevoegde instanties zelf niet meer te contacteren en zijn dossier op te volgen, dat doet het OCMW voor hem. Zo krijgt het concept van ‘een sociaal huis in elke gemeente’ een veel bredere betekenis en komt het beter tegemoet aan de wens van alle inwoners om de toegankelijkheid van de dienstverlening te verbeteren. Het grootste voordeel is voor de sociaal zwakkere groepen: wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de take-up van de voordelen waarop mensen recht heb-
Los van de vraag of we het OCMW voortaan sociaal huis moeten noemen of niet, verdient het concept van het sociale huis een opwaardering als aanspreekpunt voor de inwoners over de sociale hulp- en dienstverlening van hun gemeente. ben bij deze groepen het laagst is. Zo’n breed opgevat sociaal huis is een vorm van automatische rechtentoekenning: de administratieve barrières die vaak verhinderen dat mensen de voordelen krijgen waarop ze recht hebben, worden zoveel mogelijk gesloopt. Bovendien valt hierdoor ook een psychologische barrière weg: omdat iedereen bij het OCMW moet zijn, valt het stigma ‘het OCMW is voor de armen’ weg. Laat OCMW’s ondernemen OCMW’s beheren allerlei voorzieningen en diensten in de thuiszorg, de woonzorg, de kinderopvang of de sociale economie. Ze opereren in een markt met vele spelers: private socialprofitorganisaties, hier en daar commerciële spelers. Dit betekent dat ze niet de enige aanbieder zijn van welzijn en zorg. De publieke zorg heeft wel verplichtingen die de private zorg dikwijls niet heeft. Het zijn meteen ook extra troeven voor de publieke zorg. Naar analogie met de opdracht die overheidsbedrijven ook in andere sectoren hebben, omschrijven we ze als openbare dienstverplichtingen. Zo biedt het OCMW zorg aan vanuit een integrale benadering, gericht op de integratie van mensen in de lokale samenleving. Daardoor is de OCMW-zorg zeer toegankelijk: goed bereikbaar, laagdrempelig en vaak kleinscha-
lig, toegankelijk voor iedereen ongeacht rang of stand, ook betaalbaar voor mensen met een laag of geen inkomen. Bovendien treden OCMW-voorzieningen marktcorrigerend op: ze verhinderen het ontstaan van private monopolies, ze garanderen keuzevrijheid en een pluralistisch aanbod dat respect heeft voor ieders levensbeschouwing en ze houden de marktprijs scherp. Daar komt nog bij dat OCMW’s maatschappelijk verantwoorde ondernemers zijn die ook aandacht hebben voor goede sociale verhoudingen met hun werknemers en voor de impact van hun handelen op milieu en samenleving. Deze openbaredienstverplichtingen hebben een kostprijs en het is logisch dat de overheid deze kostprijs ten laste neemt, boven op de reguliere financiering van de zorgvoorzieningen. Los van deze openbaredienstverplichtingen worden publieke zorgorganisaties net als private organisaties uitgedaagd om goed werkende dienstverlening aan te bieden, dienstverlening die ertoe doet en inspeelt op de behoeften van de klant, met een goede verhouding tussen prijs en kwaliteit. Er is geen enkele reden waarom publieke ondernemingen minder efficiënt of minder effectief zouden mogen zijn dan private ondernemingen. Dit betekent wel dat OCMW’s met dezelfde wapens moeten kunnen strijden als hun private collega’s, wat nu niet altijd het geval is. Zo pleiten we voor eenzelfde reguliere en stabiele financiering en voor dezelfde loon- en arbeidsvoorwaarden voor het personeel van alle zorgvoorzieningen, ongeacht de aard van hun inrichtende macht (publiek, private social profit of commercieel). We pleiten ook voor minder regeldrift bij de overheid. Het
is logisch dat de erkennende overheid resultaten wil zien en de kwaliteit bewaakt maar de huidige overdaad aan procedures en voorschriften heeft daar vaak niks meer mee te maken. Geef sociale ondernemers de ruimte om te ondernemen. Stimuleer ook de samenwerking tussen publieke en private zorgvoorzieningen en geloof in het vakmanschap en de professionaliteit van de mensen op het terrein. Meer samenwerking onder OCMW’s Dat brengt ons meteen bij het laatste onderdeel van deze bijdrage, maar zeker niet het minst belangrijke. OCMW’s moeten meer samenwerken. Ze doen dat nu al dikwijls om allerlei vormen van hulpverlening aan te bieden die ze op eigen houtje niet zouden kunnen verwezenlijken wegens te duur of te weinig volume: rechtshulp door een jurist delen met vier of vijf OCMW’s, schuldhulpverlening met een aantal OCMW’s en een CAW, activering van moeilijk bemiddelbare werkzoekende cliënten via clusters van OCMW’s, betaalbare sociale huurwoningen via sociale verhuurkantoren of thuiszorg via een samenwerkingsverband op streekniveau. Dit zijn voorbeelden die navolging verdienen, ook met andere vormen van hulpverlening. Het is de evidentie zelf: inspanningen worden gebundeld waardoor er hulp verleend kan worden die aan een behoefte beantwoordt en er anders niet zou zijn. Toch kan samenwerking ook op andere terreinen nuttig zijn. Zo is er de al besproken samenwerking onder OCMW’s op bovenlokaal niveau om met één stem te kunnen spreken tegenover bovenlokaal georganiseerde zorgorganisaties om hen echt te kunnen aanLokaal mei 2014
43
essay
Het is logisch dat de erkennende overheid resultaten wil zien en de kwaliteit bewaakt, maar de huidige overdaad aan procedures en voorschriften heeft daar vaak niks meer mee te maken.
sturen. Maar ook voor het beheer van zorgvoorzieningen zouden veel inspanningen kunnen worden gebundeld en beter ingezet in het belang van elk OCMW. Dat gaat dan over het benutten van schaalvoordelen via gemeenschappelijke aankopen, maar ook over het bundelen van de expertise op het vlak van personeelsbeleid, financieel beleid of ICT. Waarom slagen sommige openbare woonzorgcentra erin om zonder verlies te werken en andere niet? Waarom is in de thuiszorgdienst van het ene OCMW het ziekteverzuim lager dan in dezelfde dienst bij een ander OCMW? Waarom behoort het ene OCMW tot de koplopers qua informatisering en zit het andere OCMW nog in de staart van het peloton? Dit heeft zeer vaak met de aan- of afwezigheid van deskundigheid te maken die in de hoofden en de handen van experts en leidinggevenden zit. Zet deze expertise in ten behoeve van een cluster van OCMW’s en iedereen wordt er beter van. Dit gebeurt veel te weinig, we hebben allemaal de neiging om telkens weer het warm water uit te vinden, elk in ons eigen OCMW. Die lokale reflex is goed en moet zeker bewaard en gekoesterd worden op het niveau van de concrete hulpverlening op de eerste lijn. Als het echter over het beheer van voorzieningen gaat, wat zich op de tweede lijn afspeelt, dan liggen samenwerking en schaalvergroting voor de hand. Samenwerking tussen OCMW’s kan in verschillende vormen tot stand komen. Adhocsamenwerking kan zeer nuttig zijn en is bij succes vaak de opstap naar meer structurele samenwerking. Een stap verder is integratie van diensten waarbij één OCMW diensten levert aan andere OCMW’s. 44 mei 2014 Lokaal
OCMW’s kunnen ook een vereniging oprichten om bepaalde opdrachten gemeenschappelijk uit te voeren, zoals het beheer van de woonzorgcentra van de aangesloten OCMW’s. Het huidige decretale kader voor OCMW-verenigingen biedt veel mogelijkheden. Er is een grote keuze van partners: het OCMW alleen (wat in feite een vorm van verzelfstandiging is en niet van samenwerking), meerdere OCMW’s, het OCMW met zijn gemeente, verschillende OCMW’s met hun gemeente, één of meer OCMW’s met één of meer publieke en/of private partners. Er is ook een keuze aan rechtsvormen: een vereniging in publieke vorm of in privaatrechtelijke vorm zonder winstoogmerk. Zo’n breed palet aan mogelijkheden heeft alleen maar voordelen. Wel zouden er nog hinderpalen opgeruimd moeten worden die de samenwerking tussen OCMW’s belemmeren. Zo zou een OCMW-vereniging vrij de rechtspositieregeling van zijn personeel moeten kunnen bepalen en afhankelijk van de aard van de activiteiten van de OCMWvereniging, de keuze moeten hebben om een bedrijfsboekhouding te voeren. Het zou ook mogelijk moeten zijn een intergemeentelijk OCMW op te richten: één OCMW-bestuur dat meerdere gemeenten bedient, zonder afbreuk te doen aan de lokaal ingebedde dienstverlening. Als we de sturingscapaciteit van de OCMW’s tegenover de bovenlokaal georganiseerde zorgorganisaties willen verhogen, zou dat zeker een troef zijn. Terug naar de inspirerende missie Op 1 januari 1977 werden de OCMW’s boven de doopvont gehouden. Ze kwamen in de plaats van de commissies voor openbare
onderstand (COO’s) en dat zou iedereen geweten hebben. Voortaan spraken we over menselijke waardigheid en recht op maatschappelijke dienstverlening en niet meer over behoeftigheid en armenzorg. Deze nieuwe missie gaf een stoot energie aan de sector. Nieuwe initiatieven zagen het licht. OCMW’s zijn nu een belangrijke initiatiefnemer in de woonzorg, de thuiszorg en de kinderopvang, ze doen aan budget- en schuldhulpverlening en zetten activeringstrajecten op, ze bieden vorming en opleiding aan en helpen mensen met woonproblemen, ze gaan om met nieuwe cliënten zoals mensen van vreemde origine en almaar meer ook jongeren. Ze werken op maat en dat is hun sterkte. OCMW’s werken bovendien samen met veel partners, de gemeente en allerlei organisaties op het terrein. Ze doen dit al jaren en ze doen dit doorgaans goed. Bovendien hebben ze al die jaren geleerd de tering naar de nering te zetten; ze moeten werken met beperkte budgetten die ze zelf niet kunnen bepalen. Niet eenvoudig, want de behoeften die ze moeten lenigen zijn altijd groter dan de beschikbare middelen. De meeste OCMW’s voeren dag in dag uit oefeningen in het verbeteren van de efficiëntie van hun werking. Hoe komt het dan dat deze discussie nog gevoerd moet worden?
OCMW-raadsleden die aan hun eerste mandaat in het OCMW beginnen na zes jaar gemeenteraad, zeggen dikwijls dat hun ogen nu pas open gaan. Ze ondervinden voor het eerst wat een OCMW eigenlijk allemaal doet en welke onvervangbare plaats het inneemt in het leven van mensen. Toen ze gemeenteraadslid waren en ze de meerjarenplanning van het OCMW moesten goedkeuren of hun akkoord moesten geven aan het oprichten van nieuwe OCMW-diensten, stonden ze daar nooit bij stil. VVSG-medewerkers ondervinden hetzelfde bij contacten met kabinetsmedewerkers of parlementsleden; zelden gaat de discussie over de inhoud, over de opdracht van het OCMW. Een onderzoek van een paar jaar geleden over beeldvorming gaat in dezelfde richting: wie het OCMW niet kent heeft veel vooroordelen over de werking en de dienstverlening, wie er al een beroep op heeft gedaan is doorgaans heel tevreden. Laten we daarom zeker de discussie over de toekomst van de OCMW’s voeren, maar dan liefst met de juiste argumenten. En laten we met gepaste fierheid aan iedereen vertellen wat we allemaal doen voor de mensen. Piet Van Schuylenbergh is VVSG-
#vvsgstelling
‘Leefloon of paspoort aanvragen is niet hetzelfde. Hulpverlening vergt andere aanpak dan klassieke dienstverlening.’
Liesbet Belmans
Ja, dat klopt. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet kunnen aangeboden worden in hetzelfde gebouw.
Lut Verbeeck
Klopt helemaal en die andere aanpak begint al met een ander soort van onthaal, met andere vereisten voor baliemedewerkers, vraagt ook een werkomgeving die gericht is op welzijn en zorg… de stelling voor juni:
‘Zesde staatshervorming: Wetstraat wordt Vlaamse Steenweg, maar voor de Dorpstraat verandert er niets.’ Twitter uw mening met #vvsgstelling
directeur afdeling OCMW’s
Lokaal mei 2014
45
mens en ruimte kort lokaal nieuws
Vertegenwoordigingsbevoegdheid OCMW
Belangrijkste knelpunten voor uitoefening weggewerkt Op 2 april 2014 keurde het Vlaams Parlement een wijziging van het OCMW-decreet goed. Dankzij deze wijziging zullen OCMW’s opnieuw andere personen dan hun eigen personeelsleden kunnen inzetten om te verschijnen in rechte en om het OCMW te vertegenwoordigen in dossiers collectieve schuldenregeling. Sinds het wijzigingsdecreet van 29 juni 2012 waren er immers problemen ontstaan bij het uitvoeren van de vertegenwoordigingsbevoegdheid. In de praktijk werd weinig rekening gehouden met deze wijzigingen, maar het stond vast dat dit vroeg of laat tot grote problemen zou leiden. De VVSG
heeft sindsdien dan ook regelmatig om een aanpassing gevraagd. Begin dit jaar werd een voorstel van decreet ingediend door verschillende volksvertegenwoordigers van de meerderheid, waarna de VVSG in samenspraak met het Vlaams Centrum Schuldenlast een amendement aanleverde om het voorstel te verbeteren. Niet alle juridische problemen in verband met de vertegenwoordigingsbevoegdheid zijn hiermee opgelost, maar de grootste belemmeringen zijn wel van de baan. Het vertegenwoordigen van het OCMW gebeurt nog steeds door de voorzitter (of door de raad bij een persoonlijk belang
van de voorzitter), maar het verschijnen in rechte en de vertegenwoordiging in dossiers collectieve schuldenregeling namens het OCMW zal in de nabije toekomst gedelegeerd kunnen worden aan een raadslid, een advocaat, een personeelslid, een personeelslid van een samenwerkingsverband van een of meer OCMW’s of een personeelslid van een ander OCMW op basis van een samenwerking met dat OCMW. Alle opties zijn opnieuw mogelijk. De VVSG is heel tevreden met deze wijziging die een efficiënte werking voor de OCMW’s weer mogelijk maakt. pieter vanderstappen
Stedenbouwkundig ambtenaar aanwijzen zonder juist diploma weer mogelijk Decretaal is bepaald dat alle gemeenten stedenbouwkundig gezien ‘ontvoogd’ moeten worden. Dit houdt in dat het college over een aanvraag beslist zonder bindend advies van de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar, ook al gaat het om een ingewikkelde aanvraag. Ook op Vlaams niveau is er de politieke wil voor algemene ontvoogding. Steeds meer gemeenten raken ook daadwerkelijk ontvoogd, maar met de laatste wil het maar niet vlotten. Dit ligt lang niet altijd aan de gemeente zelf. Zo is een van de voorwaarden om ontvoogd te worden dat de gemeente over een gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar beschikt. Een stedenbouwkundig ambtenaar vinden en ook houden is echter niet evident. Op vacatures reageren meestal maar enkele, soms geen, kandidaten die lang niet altijd slagen voor de proeven. In het verleden was er een oplossing. Gemeenten konden iemand aanwijzen als 46 mei 2014 Lokaal
gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar, zonder dat die persoon over het juiste diploma beschikte. Het personeelslid moest dan wel binnen zes jaar alsnog het diploma ruimtelijke ordening halen. In 2012 liep deze overgangsmaatregel af maar nu is deze mogelijkheid opnieuw ingevoerd. Dit kan een oplossing zijn voor de 29 gemeenten die nu niet of niet meer over een gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar beschikken.
Subsidieregeling aangepast De Vlaamse overheid gaf in het verleden twee subsidies voor stedenbouwkundig ambtenaren. De eerste is een tegemoetkoming voor gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaren die een opleiding ruimtelijke ordening volgen. Ze bedraagt voortaan 22.000 euro, ongeveer hetzelfde bedrag als vroeger. Nieuw is dat ook voor medewerkers die via een intergemeentelijk samenwerkingsverband zijn aange-
wezen als stedenbouwkundig ambtenaar zonder dat zij over het vereiste diploma beschikken, ondersteuning kan worden gevraagd. De procedure om het bedrag te krijgen wordt bovendien lichtjes vereenvoudigd. De andere subsidie heeft betrekking op de loonkosten van gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaren in kleine gemeenten. Voortaan komen gemeenten met een inwonersaantal tot 25.000 (vroeger 10.000) in aanmerking voor een ondersteuning van 40% van de loonkosten voor een periode van vier jaar. Laat nu net het overgrote deel van de gemeenten die nog geen stedenbouwkundig ambtenaar hebben, kleiner zijn dan 25.000 inwoners. Uw gemeente heeft al een stedenbouwkundig ambtenaar op 1 juli 2014? Helaas: u kunt de subsidie niet meer of niet nog eens aanvragen. Nieuw is dat intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in aanmerking komen voor een subsidie. Die
print & web
Trends in openbaar vervoer Van 10 tot 12 juni is het in Parijs verzamelen geblazen voor de laatste mobiliteitstrends in openbaar vervoer. Dan vindt de tweejaarlijkse Europese mobiliteitsbeurs Transports Publics plaats. Alle hoofdrolspelers in openbaar vervoer en duurzame mobiliteit uit Europa buigen zich in Parijs weldra over de nieuwste innovaties in producten, diensten en beleid. Er worden zo’n tienduizend deelnemers uit meer dan vijftig landen verwacht. Eregast is de Braziliaanse stad Curitiba. Ze heeft een stevige reputatie opgebouwd als duurzame stad die perfect de balans houdt tussen milieuvriendelijke maatregelen, levenskwaliteit en economische groei. Deze reputatie heeft ze in grote mate te danken aan het openbaarvervoernetwerk URBS dat dagelijks zeventig procent van de ruim drie miljoen inwoners vervoert. Enkele in het oog springende kenmerken zijn de snelbuslijnen, stations op moeilijk te bereiken locaties, cilindervormige haltes die het op- en afstappen versnellen en één tarief voor elke bestemming. Ook de fietser komt er binnenkort niets tekort. Tegen 2016 moet het ‘fietsmasterplan’ met ruim driehonderd kilometer fietspad klaar zijn. Dit plan wordt uitvoerig uit de doeken gedaan op de beurs.
Moving Together Voor het eerst wordt mobiliteit in Europa actief gepromoot met de beleidsconferentie ‘Moving Together’. Hoofddoel is inzicht te geven in het Europese beleid en in hoe de Europese steden van morgen er zullen uitzien. Ook wordt het uitkijken naar de nieuwe resultaten van de Eurobarometer met als hamvraag: zijn Europeanen tevreden met hun openbaar vervoer? Tot slot speciale aandacht bij de productinnovaties voor ‘connected mobility’ waarbij vooral wordt gekeken naar de mogelijkheden die NFC (Near Field Communication) in de toekomst zal brengen voor onder andere ‘contactloze’ betalingen via smartphones. katrien gordts
Transports Publics 2014 heeft plaats van 10 tot 12 juni in Parijs. Het volledige programma vindt u terug op www.transportspublics-expo.com. Alles over de Europese beleidsconferentie ‘Moving Together’ staat op www.moving-together.com.
Verblijfswetgeving 2014 Dit geannoteerd wetboek bevat een artikelsgewijze commentaar op de verblijfswet van 15 decem‑ ber 1980, inclusief uitvoerings‑ besluiten en andere regelgeving, gevolgd door parlementaire toelichting, kruisverwijzingen en rechtspraak. Bij bepaalde artikelen werden overzichtscom‑ mentaren toegevoegd over aspecten die in de wet niet of sterk verspreid terug te vinden zijn, zoals de procedure voor visumaanvraag of de formaliteiten bij de inschrijving in de registers. Een gedetailleerde inhoudsopgave en trefwoor‑ denlijst maken het werk vlot toegankelijk. B. Gabriëls, D. Geens, S. Micholt et al., Wet en duiding: Verblijfswetgeving 2014, Uitgeverij Larcier, Brussel, 96 euro
DE WAARDE VAN CULTUUR Pascal Gielen Sophie Elkhuizen Quirijn van den Hoogen Thijs Lijster Hanka Otte
ONDERZOEKSCENTRUM ARTS IN SOCIETY RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN
I
bedraagt 60% van de loonkosten. Ook nog relevant: subsidieaanvragen die zijn ingediend voor 1 juli 2014 worden nog volgens de huidige regeling afgehandeld.
De omgevingsambtenaar komt eraan Naar verwachting worden in de loop van 2015 de stedenbouwkundige, verkavelings- en milieuvergunning vervangen door de omgevingsvergunning. Op dat moment verdwijnt ook de functie van gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar. Gemeenten zullen verplicht zijn voldoende deskundigheid in huis te hebben om de omgevingsaanvraag op vakkundige wijze te behandelen. Dit kan betekenen dat een persoon die zowel kennis
heeft van de stedenbouwkundige als van de milieuregelgeving alle vergunningsaanvragen behandelt. Gezien de complexiteit van de regelgeving zal het niet eenvoudig zijn zo iemand te vinden. Het is ook mogelijk dat de deskundigheid over de omgevingsvergunning verspreid zit over verschillende gemeentelijke personeelsleden. In de praktijk zal in de toekomst ongetwijfeld de huidige stedenbouwkundig ambtenaar die omgevingsvergunningsaanvragen behandelen die zuiver betrekking hebben op stedenbouwkundige of verkavelingsaspecten, terwijl de huidige milieuambtenaar de omgevingsaanvragen zal behandelen die zuiver betrekking hebben op milieuaspecten. Bij aanvragen waarin beide aspecten voorko-
men zal er nauw overleg moeten worden gevoerd over hoe het advies wordt geschreven. Aan welke diploma- of ervaringsvereisten iemand moet voldoen om te kunnen worden aangesteld als omgevingsambtenaar en of er ook dan nog subsidies te rapen zijn is nog niet bekend. Dat zal duidelijk worden wanneer het ‘Omgevingsvergunningenbesluit’ beschikbaar is. Het uitvoeringsbesluit is definitief goedgekeurd, maar nog niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. xavier buijs
Meer informatie via xavier.buijs@vvsg.be
De waarde van cultuur: onderzoeksrapport Wie wil weten wat investeren in cultuur oplevert, vindt dis‑ cussiestof in het recente onder‑ zoeksrapport De waarde van Cultuur. Het onderzoek is uitge‑ voerd door een multidisciplinaire ploeg van sociologen, econo‑ men in samenwerking met het onderzoeksplatform Cultuur. De onderzoekers hebben oog voor het ’meetbare’ en het ‘onmeet‑ bare’ van cultuur als maatschap‑ pelijk en politiek gegeven, en voor cultuur als maatschappelijke bouwsteen die als zin kan geven aan een mensenleven. www.cjsm.be/cultuur/onderzoek-en-publicaties/de-waardevan-cultuur De VVSG en Locus organiseren in mei twee gespreksmomenten voor cultuurschepenen naar aanleiding van dit onderzoek. Bekijk de agenda achteraan of mail naar hilde.plas@vvsg.be Lokaal mei 2014
47
mens en ruimte kort lokaal nieuws
Minawerkers : inschrijven tot 1 juni
Minawerkers zijn doelgroepwerknemers die in opdracht van de gemeente milieu-gerelateerde taken uitvoeren. Met de samenwerkingsovereenkomst (milieuconvenant) verdwenen ook de subsidies voor minawerkers. Met dit nieuwe besluit komt er een ander subsidiesysteem voor hen. Kort samengevat betekent dit: • vereenvoudiging: gemeenten moeten nu eenmalig intekenen voor de volgende zes jaar. Er wordt geen planning en slechts een beperkte jaarlijkse rapportering gevraagd. • groter contingent, lager subsidiebedrag: het contingent bestaat uit 616 takenpakketten van 600 uur (= 308 VTE i.p.v. 260 VTE vroeger) die gesubsidieerd worden aan 5250 euro (= 10.500 euro per VTE i.p.v. 12.400 euro per VTE vroeger). • verdeling over de gemeenten: elke gemeente heeft zekerheid over twee takenpakketten (= 1 VTE). Pakketten die door sommige gemeenten niet worden gebruikt, worden herverdeeld over de andere gemeenten.
STEFAN DEWICKERE
Gemeenten kunnen tot 1 juni subsidies aanvragen voor minawerkers voor de periode 2014-2019. De Vlaamse Regering keurde op vrijdag 28 maart het besluit daarover definitief goed.
Gemeenten die wensen deel te nemen, moeten tegen 1 juni hun toetreding bezorgen aan de Vlaamse overheid (afdeling AMIS van het departement LNE). pieter plas
jonas.vanmeirvenne@lne.vlaanderen.be of 02-553 27 78 fabio.contipelli@vvsg.be (sociale economie) en steven.verbanck@vvsg.be (milieu).
Regionale Overlegtafels Economie: de organisatie van kermissen
STEFAN DEWICKERE
In de volgende ronde regionale overlegtafels komt de organisatie van de kermissen aan bod, zowel de theorie als de praktijk. De VVSG doet dat in samenwerking met de Lokale Marktplatforms van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie.
Noteer volgende data: 14 mei (Vlaams-Brabant), 15 mei (Antwerpen), 22 mei (Limburg), 3 juni (Oost-Vlaanderen) en 4 juni (West-Vlaanderen).
48 mei 2014 Lokaal
In alle Vlaamse gemeenten zijn er kermissen. De gemeentebesturen zijn verantwoordelijk voor de organisatie ervan. Sinds 2006 bestaat hiervoor een wettelijk kader dat onder meer oplegt dat de organisatie van de kermis wordt geregeld in een gemeentelijk reglement. Deze regelgeving is niet altijd even eenvoudig en ook niet overal even goed gekend. Vandaar dat de expert van de FOD Economie, Peter Creyf, een overzicht biedt van alle wettelijke verplichtingen. Aanvullend geeft Stefan Thomas namens de VVSG een overzicht van haar werkzaamheden betreffende kermissen en van de modeldocumenten voor deze materie. Ten slotte geeft Toon Goossens van de FOD Economie een overzicht van de talrijke controles waaraan kermis-
attracties onderworpen zijn en die de gemeente moet nagaan alvorens een standplaats toe te kennen. Het is niet altijd even eenvoudig voor de gemeentelijke verantwoordelijken om de theoretische bepalingen in de praktijk toe te passen. Daarom is er de nodige ruimte en aandacht voor praktijkvragen. bart palmaers
Meer informatie op www.vvsg.be, knop economie en werk, economie, overlegtafels of via stefan.thomas@vvsg.be (Vlaams-Brabant), vicky.dekock@ vvsg.be (Oost- en West-Vlaanderen) en liesbet.box@vvsg.be (Antwerpen en Limburg) Deze overlegtafels worden georgani‑ seerd met steun van het Agentschap Ondernemen.
print & web
Dag van de Zorg in Vlaanderen
Onder het motto ‘Maak ze tevree in Molenstee’ konden bezoekers van woonzorgcentrum Molenstee in Kampenhout een parcours volgen dat hen informeerde over werk, vrijwilligerswerk, palliatieve zorg, dementie en schoonmaak. Daarnaast kregen ze ook uitleg over een typische zorgdag, de keuken, relaxatiebaden, kinesitherapie, snoezelen en nog veel meer. Op het einde van het parcours kon iedereen na een hapje en drankje zijn persoonlijke gegevens op een kaartje schrijven dat aan een Molensteeballon de wijde wereld in werd gestuurd. In Wielsbeke leidde een route de bezoekers naar het woonzorgcentrum, de bejaardenwoningen, het lokaal dienstencentrum, de thuiszorg en de sociale dienst. Onderweg werden koekjes gebakken met bewoners en konden bezoekers genieten van een drankje en dessert in de keuken. Tot slot kregen bezoekers als primeur de plannen van het nieuwbouwproject te zien.
Bornem Twee ergotherapeuten, Joke Ivens en Marianne De Sy, begonnen zo’n vijftien jaar geleden met een muziekgroepje. Ze zagen de oudere mensen helemaal opfleuren bij de liedjes uit hun jeugd. Hun groepje De Notenkrakkers is ondertussen een begrip in woonzorgcentrum De Notelaar (OCMW Beveren) en zelfs daarbuiten. Voor de Dag van de Zorg gaven ze het beste van zichzelf in Beveren. Bornem wil een zorgzame gemeente zijn. Daarom ging het sociaal huis op pad en vroeg aan jong en oud om een ziekenhuisbed om te toveren tot een ‘bed voor zorgdromen’. Zo verzamelden ze een droomboek met foto’s. Het resultaat of ‘bedtraject’ is online te volgen en maakt duidelijk dat zorg iets is van en voor iedereen. Buren, familie, vrijwilligers en professionals. annelies de ridder
GF
Wielsbeke
Klimaatbescherming in de bouw: tienpuntenprogramma voor gemeenten
GF
Beveren
GF
Kampenhout
GF
Op zondag 16 maart zorgden informatie, animatie en werkaanbiedingen onder een stralende zon voor een geslaagde Dag van de Zorg. Enkele sfeerbeelden.
Klimaatbescherming begint op lokaal niveau, en energieefficiëntie in gebouwen is een van de belangrijker taken op dit gebied. Om gemeenten te helpen heeft het Duitse Passivhaus Institut een position paper over het onderwerp gepubliceerd. Een tienpuntenprogramma geeft concrete aanbevelingen voor gemeenten om doelstellingen op dit terrein op een effectieve manier te verleggen. Een van de speerpunten is de passief‑ standaard met hernieuwbare technologieën, die een ener‑ giebesparing van maximaal 90% mogelijk maakt. Gemeenschap‑ pen in heel Europa promoten nu deze aanpak, die onder meer door de EU wordt ondersteund via het Passive House Regions with Renewable Energies-project (PassREg), gecoördineerd door het Passivhaus Institut. Ervaringen van de verschillende gemeentelijke partners van het project vormen de basis voor de richtlijnen in de position paper. Passiefhuis-Platform is één van de partners die de Stad Antwer‑ pen begeleiden van ambitieuze regio tot koploper in Europa. De paper en meer info over PassREg is te lezen via www. passiefhuisplatform.be
advertentie
Absoluut schoon, zelfs voor het milieu
DAT IS ONS ULTIEME DOEL
WWW.WMPROF.COM Lokaal mei 2014
49
mens en ruimte gezondheidsbeleid
Zot van Gezond Van begin 2011 tot eind 2013 liep in 121 kleine gemeenten in Vlaanderen het project Zot van Gezond. De gemeenten kregen ondersteuning om hun lokaal gezondheidsbeleid structureel onder handen te nemen en een samenhangend geheel van acties op te zetten. De evaluatie van het project is zeer positief. Ook Sint-Lievens-Houtem en OudTurnhout hebben dankzij het project stappen vooruit gezet op weg naar een beter voedings- en bewegingsbeleid. tekst bart van moerkerke beeld layla aerts
Z
ot van Gezond past in het actieplan van de Vlaamse overheid om meer mensen aan te zetten tot bewegen en evenwichtig eten. Een van de zes strategieën is het promoten van die thema’s in de lokale gemeenschap. 167 gemeenten met minder dan 15.000 inwoners kregen de kans aan het project deel te nemen, 121 schreven in. Bij de start maakten ze aan de hand van een digitale vragenlijst een analyse van hun gezondheidsbeleid en van het gezondevoedings- en bewegingsaanbod in de gemeente. Die analyse was de basis voor een advies op maat, opgemaakt door het Lokaal Gezondheidsoverleg (Logo). Tijdens en na afloop van het project vulden de gemeenten dezelfde vragenlijst nog eens in. Meer dan tachtig procent boekte vooruitgang. Drie vierde gaf aan gezondheid op te nemen in het meerjarenplan 2014-2019. OCMW en sportdienst Sint-Lievens-Houtem en Oud-Turnhout waren twee van de deelnemende
50 mei 2014 Lokaal
gemeenten. In Sint-Lievens-Houtem werd het project opgenomen door het OCMW en de gemeentelijke sportdienst. ‘OCMW-voorzitter en schepen van Volksgezondheid Peter De Naeyer was vroeger bevoegd voor sport, hij wist dat de sportdienst al activiteiten deed ten voordele van bewegen en gezondheid en vroeg of wij Zot van Gezond niet konden oppikken,’ verklaart sportfunctionaris Herwig De Vooght de op het eerste gezicht niet voor de hand liggende samenwerking. ‘De OCMW-secretaris, de OCMW-voorzitter en ikzelf hebben het project inhoudelijk uitgetekend, met de ondersteuning van Logo Gezond+. We namen deel aan het 10.000-stappenplan voor burgers van het Logo en een competitie voor ons personeel tegen buurgemeente Zwalm. Nog voor het personeel werd fruit@work georganiseerd. Daarnaast hebben we bewegen en gezondheid nog explicieter geënt op bestaande activiteiten van de sportdienst. Bij sportactiviteiten voor kinderen boden we hun een stuk fruit en kraantjeswater aan. Via
het rad van calorie leerden ze de voedingsdriehoek kennen en met de koffer van De Proefkampioen ontdekten de jongsten spelenderwijs nieuwe smaken. Op het sportmatinee serveerden we een gezond ontbijt, gevolgd door een wandel- of fietstocht. We organiseerden een gezondheidsrally.’ Kraantjeswater is lekker In Oud-Turnhout zette de dienst milieu en duurzaamheid de schouders onder Zot van Gezond. ‘Bewegen, mobiliteit, gezonde voeding, dat heeft met milieu en duurzaamheid te maken. Zo werden wij de trekker van het project. In het stuurgroepje zetelden verder nog het OCMW, de sportdienst en de dienst vrije tijd,’ zegt duurzaamheidsambtenaar Miraise Peeters. Ook in Oud-Turnhout werd Zot van Gezond aangegrepen om bestaande activiteiten te verdiepen. Zo is er het project Gezonderwijs dat de evolutie van de kinderen opvolgt van het eerste tot het zesde leerjaar. Daarin passen verschillende acties zoals de gezonde brooddoos, het gezonde tussendoortje, het evenwicht tussen computertijd en beweging. Een ander project is een beweegmoment voor alle inwoners op het dorpsplein. De deelnemers krijgen een appel en kraantjeswater. Ook bij de
Een verademing De twee gemeenten zijn het erover eens dat een Vlaamse actie waaraan ze kunnen deelnemen, de zaken voor een klein bestuur makkelijker maakt. Er is ondersteuning door het Logo, er is professioneel communicatie- en promotiemateriaal. En bij Zot van Gezond kwam daar nog eens een weliswaar bescheiden financiële steun van zo’n 2000 à 2500 euro bij. ‘Die steun was niet doorslaggevend, maar maakte het toch mogelijk om bijvoorbeeld voor het beweegmoment op het dorpsplein een professionele begeleider in te huren,’ verduidelijkt Miraise Peeters. ‘Als je kan aansluiten bij een bestaande campagne is het ook makkelijker het bestuur te overtuigen. De eigen inspanning is beperkt, het zou zonde zijn om die niet te doen.’ Tegelijkertijd liet Zot van Gezond nog voldoende ruimte voor de gemeenten om eigen accenten te leggen. Voor Herwig De Vooght was dat een verademing: ‘Het beleidsdomein sport is zo strikt geregeld dat het zeer moeilijk is in te spelen op de lokale behoeften en omstandigheden. Het sport voor allen-decreet laat bijvoorbeeld niet toe om een deel van de middelen te reserveren voor acties van gezondheidsbeleid. Van de lokale besturen wordt wel gevraagd dat ze transversaal werken, maar
Zowel in Sint-Lievens-Houtem als in Oud-Turnhout gaf Zot van Gezond de aanzet om gezondheidsdoelstellingen op te nemen in de meerjarenplannen. Ze hebben intussen allebei ook het charter Gezonde Gemeente ondertekend. OCMW-cliënten werd kraantjeswater gepromoot, onder meer met een standje met gratis water in de entreehal. In acties zoals ‘Met Belgerinkel naar de winkel’, de autoluwe zondag of de provinciale campagne ‘Vriend van’ werd het gezondheidsthema explicieter dan anders meegenomen. Miraise Peeters: ‘Je kan een bestaand initiatief perfect op een duurzame en gezonde manier organiseren. Op een receptie bijvoorbeeld kan je gezonde hapjes en streekeigen appelsap serveren. Daar zijn zelfs geen extra kosten aan verbonden.’
de Vlaamse overheid biedt hiervoor te weinig ruimte in het sectorale decreet sport.’ In het meerjarenplan Zowel in Sint-Lievens-Houtem als in Oud-Turnhout gaf Zot van Gezond de aanzet om gezondheidsdoelstellingen op te nemen in de meerjarenplannen. Ze hebben intussen allebei ook het charter Gezonde Gemeente ondertekend. OCMW-voorzitter en schepen van Volksgezondheid Peter De Naeyer van Sint-Lievens-Houtem: ‘In ons meer-
jarenplan is preventief gezondheidsbeleid opgenomen. Letterlijk staat er: “Een actieve levensstijl bevorderen waarbij voldoende aandacht wordt besteed aan een evenwichtig en gezond voedingspatroon in samenwerking met de gemeentelijke sportdienst.” En de intensieve samenwerking met Logo Gezond+ wordt voortgezet. Het gezondheidsbeleid krijgt dus een duurzamer karakter. Dat vraagt natuurlijk middelen en personeel, en dat in tijden van schaarste. Dit beleid gestalte geven met minder mensen wordt een moeilijke oefening.’ In Oud-Turnhout was een van de zwakke punten bij de start van Zot van Gezond precies het gebrek aan een langetermijnvisie op gezondheid. Nu zijn er wel doelstellingen en acties ingeschreven in het meerjarenplan, de budgetten zijn gereserveerd. Ook de betrokkenheid van het gemeente- en OCMW-personeel was een werkpunt. ‘Dat blijft moeilijk,’ zegt Miraise Peeters. ‘We moeten ertoe komen dat gezondheid, bewegen, duurzaamheid thema’s worden die alle diensten automatisch meenemen bij alles wat ze doen. Daar is nog werk aan. De rode draad door ons meerjarenplan is een sociale, duurzame beleidsvoering. Over zes jaar zouden we dus verder moeten staan.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal www.zotvangezond.be
Lokaal mei 2014
51
mens en ruimte praktijk
HOEGAARDEN – Niet alleen vergrijzing maar ook vereenzaming neemt toe. Een probleem dat sterk voelbaar is in plattelandsgemeenten en waar zorgnetwerken een antwoord op trachten te bieden. Wat valt er te leren van een zorgnetwerk dat binnenkort zijn tiende verjaardag viert?
OCMW Hoegaarden vertrouwt op zorgnetwerk ‘Buren Voor Mekaar’
An Van Ende: ‘De grote sterkte van Buren voor Mekaar is dat we de vrijwilligers hebben leren loslaten. We hebben een coachende rol naar de vrijwilligers toe.’
An Van Ende, deskundige vrijwilligerswerking, T 016-80 87 83 an.vanende@ ocmwhoegaarden.be
52 mei 2014 Lokaal
Een netwerk van voelsprieten, zo omschrijft An Van Ende, deskundige vrijwilligerswerking van het OCMW Hoegaarden, haar netwerk van vrijwilligers. ‘In elke buurt weten onze vrijwilligers wat er bij de mensen leeft. Het werkt in twee richtingen. Vrijwilligers vergroten het sociaal contact en bieden hulp bij dagelijkse taken, zoals boodschappen doen, rolluiken ophalen en beperkte verzorgingstaakjes. Anderzijds zijn ze een verlengstuk van de sociale dienst. Zo weten ze ons te signaleren wanneer mensen behoefte hebben aan hulp van het OCMW, bijvoorbeeld maaltijden aan huis. Die informatie gevolgd door de hulp van het OCMW kan er soms toe leiden dat iemand langer zelfstandig thuis kan wonen.’ Al zo’n tien jaar geleden zag Hoegaarden het nut in van inwoners helpen in hun eigen buurt. Het zorgnetwerk Buren voor Mekaar richt zich op een brede doelgroep. Het grootste deel van de hulpaanvragen komt van senioren, maar ook
GF
GF
Vrijwilligers als voelsprieten van het OCMW
mensen met psychiatrische problemen en mensen die het financieel moeilijk hebben, krijgen hulp. An Van Ende investeerde een jaar lang in een opleiding armoedebestrijding voor vrijwilligers. De praktijk leert helaas dat deze doelgroep moeilijk te bereiken is. ‘Ook al is de drempel om onze vrijwilligers te bereiken zeer laag, het taboe over armoede is bijzonder groot. Mensen die het financieel moeilijk hebben, accepteren niet makkelijk hulp.’ Permanente vorming en ondersteuning van de vrijwilligers blijft cruciaal. Zo bezoekt de coördinator zelf twee keer per jaar elke vrijwilliger, is er een tweejaarlijkse opleiding betreffende beroepsgeheim en discretie en worden vrijwilligers steeds over nieuwe diensten van het OCMW geïnformeerd in de driemaandelijkse vergaderingen. Buren voor Mekaar gaat er prat op een ‘natuurlijk’ project te zijn. Mensen nemen rechtstreeks contact op met de vrijwilligers. Bij dagelijkse hulpvragen is het
OCMW op geen enkele manier betrokken. ‘De grote sterkte van dit project is dat we het als OCMW hebben leren loslaten. Dat maakt natuurlijk dat we niet exact weten hoeveel contacten er per jaar zijn. Het moet ergens tussen de 1200 en 1600 zijn.’ De kostprijs van het project schat An Van Ende relatief laag: ‘Maximaal een halftijds loon en de kosten voor een nieuwjaarsfeestje en een uitstap in juni voor de vrijwilligers.’ Volgend jaar bestaat Buren voor Mekaar tien jaar. Welke uitdagingen zijn er op lange termijn? An Van Ende verwacht dat het steeds moeilijker zal worden vrijwilligers te vinden. Senioren, nog steeds de grootste groep vrijwilligers, hebben almaar minder tijd. De gedachte leeft bij velen dat vrijwilliger zijn veel tijd kost. Niets is minder waar, besluit An Van Ende: ‘Je bepaalt als vrijwilliger helemaal zelf in welke mate je je wenst te engageren en hoeveel tijd je hebt.’ katrien gordts
v.u. Mark Suykens, VVSG vzw Paviljoenstraat 9 • 1030 Brussel
Op de Trefdag van 16 oktober buigen 4000 deelnemers uit gemeente en OCMW zich over de vraag hoe ze maximaal de vitale krachten in bestuur en samenleving kunnen benutten. Hier verneemt u hoe u anders naar maatschappelijke vraagstukken en nieuwe manieren van samenwerken kunt kijken. Hier leert u samen met burgers, verenigingen en bedrijven tot sterke oplossingen te komen. Noteer 16 oktober in uw agenda!
www.trefdag.be
AJB
mens en ruimte praktijk
GENK – The Box is een omgekeerde pop-up-store en -restaurant in de Genkse Vennestraat op een boogscheut van C-Mine. Hier kunnen ondernemers enkele dagen of enkele weken lang hun nieuwe concept of product op de klanten uittesten.
In Genk werd het idee van de pop-up-store omgedraaid. The Box is een vaste locatie waar de ondernemer roteert op een ‘plug and play’-basis, de winkel is kant-enklaar. De keuken kan in enkele klikken zichtbaar gemaakt of helemaal verborgen worden.
DANIEL GEERAERTS
DANIEL GEERAERTS
Experimenteren met de pop-up-store
‘De winkelier die van negen tot zes achter de toonbank staat, verdwijnt,’ beweert Frank Maleszka van het Limburgse Stebo, een hippe kliek handelsconsulenten, opbouwwerkers en coaches die sinds september 2012 het idee van de pop-up-store hebben omgedraaid. Bij de meeste popups houdt een ondernemer met één merk kort op één plaats winkel, The Box is daarentegen een vaste locatie waar de ondernemer roteert op een ‘plug and play’-basis, de winkel is dus kant-en-klaar. De keuken kan in enkele klikken zichtbaar gemaakt of helemaal verborgen worden. Bekabeling, belichting, nutsvoorzieningen, wifi, een
alarminstallatie en een basis brand- en diefstalverzekering, het is er allemaal. De winkel is wel leeg, maar meubelen kan de ondernemer lenen bij de kringwinkel De Koop. Voor Frank Maleszka biedt dit concept het antwoord op twee doelstellingen: ‘Startende ondernemers vinden hier een platform om hun plan uit te proberen, maar ook bestaande ondernemers die via het web verkopen, willen graag af en toe een fysieke plaats om in contact te treden met hun klandizie. Bij deze ondernemers, maar ook bij de creatieve ontwerpers wil een groeiend aantal korte toon- en verkoopmomenten. Ten tweede brengt The Box
ook duidelijk meer dynamiek in de handelskern. De klanten van The Box komen kijken op een plek waar ze normaal niet zouden komen.’ Er is ook goede samenwerking met de lokale handelsvereniging, zo worden voor elke openingsreceptie de producten bij de handelszaken in de buurt gekocht. De eerste negen maanden waren een duidelijk succes: er kwamen bekende en minder bekende handelaars, er was een studenteninitiatief en een kunsttentoonstelling. ‘Het draaide, maar we wilden een stapje verder gaan en een keuken installeren. Daarom sloot The Box vorig jaar in mei en ging ze in september opnieuw open. Ze kan nu ook als restaurant gebruikt worden. In het kader van Music for Life hebben we er Cooking for Life georganiseerd, waarbij bekende Limburgse koks voor het goede doel kwamen koken,’ zegt Frank Maleszka. Al bestaat er ook interesse van andere steden, toch is het geen sinecure om dit concept om het even waar over te nemen.
Op de Trefdag van 16 oktober buigen 4000 deelnemers uit gemeente en OCMW zich over de vraag: hoe benut je maximaal de vitale krachten in bestuur en samenleving? Hoe kijk je anders en scherper naar maatschappelijke vraagstukken en nieuwe manieren van samenwerken? Hoe kom je samen met burgers, verenigingen en bedrijven tot sterke oplossingen? Meer informatie over dit niet te missen evenement volgt. Noteer 16 oktober alvast in uw agenda!
54 mei 2014 Lokaal
mens & ruimte lokale raad
Wat betekent het groene punt op een verpakking?
Frank Maleszka: ‘Trek vooral veel tijd uit, van het Federaal Voedselagentschap tot de btwdiensten, dit nieuwe principe kun je hun niet op een drafje uitleggen. Ook de prospectie voor de uitbating neemt tijd in beslag. De geïnteresseerden komen kijken, je stelt een dossier op, de vingerafdrukken voor de sleutel moeten worden genomen.’ Maar op die manier kan hij ook eindereeksverkopen of garageverkopen vermijden. Communicatie en inhoudelijke ondersteuning zitten ook in het pakket dat Stebo de ondernemers aanbiedt. Voor dit project heeft Stebo ondersteuning gekregen van het Agentschap Ondernemen, Vlaanderen in Actie en de stad Genk en het Impulsfonds. Het pand zelf is eigendom van Stebo en Starterslabo Limburg, maar Maleszka kan zich voorstellen dat een gebouw ook in erfpacht gegeven wordt aan een coöperatie bijvoorbeeld. Voor een weekend kost The Box als winkel 330 euro, voor een maand 1250 euro, als restaurant is dat respectievelijk 400 en 1400 euro. marlies van bouwel
frank/maleszka@stebo.be, www.theboxgenk.be, T 0484 168 444
U vindt de twee in elkaar verstrengelde pijlen, het Groene Punt-logo, op veel verpakkingen van producten die u dagelijks gebruikt. Hoe groen het punt er ook uitziet, met milieuvriendelijkheid van de verpakking die u aanschaft heeft het niets te maken. Het logo betekent niet dat de verpakking recycleerbaar is, noch dat ze selectief wordt ingezameld of gemaakt is van gerecycleerd plastic. Het logo bewijst enkel dat de producent van het product dat in de verpakking zit, meebetaalt aan het inzamelsysteem voor verpakkingsafval dat Fost Plus in België heeft opgezet. Iedereen die verpakte producten op de Belgische markt brengt, moet zorgen dat die verpakkingen apart ingezameld en gerecycleerd worden. Producenten en invoerders kunnen die verplichting zelf nakomen. Een eigen inzamelsysteem opzetten is echter voor veel bedrijven niet haalbaar. Daarom kunnen ze die verplichting overdragen aan een ‘collectief systeem’. Dat zorgt er dan voor dat ze via een gezamenlijk inzamelsysteem de wettelijke doelstellingen halen. Voor huishoudelijk verpakkingsafval doet Fost Plus dat. Bedrijven die aangesloten zijn bij Fost Plus voor het uitvoeren van die wettelijke verplichtingen geven daarvoor een financiële bijdrage aan de vzw Fost Plus. Dat maken ze bekend door op elke verpakking het Groen Punt af te drukken. Fost Plus gebruikt de opbrengsten van het Groen Punt om de selectieve inzameling van huishoudelijk verpakkingsafval uit glas, papier en karton en pmd te financieren. Bijna elk Europees land kent een organisatie zoals Fost Plus. In Frankrijk is dat EcoEmballages, in Oostenrijk ARA en in Turkije Cevko. Het logo verwijst dus naar een lidmaatschap en zegt niets over de ecologische waarde van het product. Integendeel, veel verpakkingen met een Groen Punt worden vandaag niet selectief ingezameld. Vooral bij de plasticfractie veroorzaakt dat nogal wat verwarring. Heel veel mensen weten nog altijd niet precies wat er nu in de blauwe pmd-zak mag, hoewel lokale besturen veel energie stoppen in het uitleggen van de sorteerboodschap. Fost Plus wil in die blauwe zak enkel metalen verpakkingen, drankkartons en plastieken flessen en flacons, terwijl nogal wat mensen de P in pmd simpelweg interpreteren als plastic en dus bewust of onbewust verkeerde verpakkingen in de blauwe zak stoppen. De VVSG heeft daarom al dikwijls een pragmatische oplossing voorgesteld. Het zou al een stuk duidelijker worden als we met een rood en een blauw punt zouden werken in plaats van met het dubbelzinnige Groen Punt. Het rode punt zou dan verwijzen naar verpakkingen die bij het restafval horen, het blauwe punt zou staan op verpakkingen die in de blauwe zak thuishoren. Dat zou niet alleen de sorteerboodschap vereenvoudigen, het kan een stimulans zijn voor de producenten om hun verpakkingen recycleerbaar te maken. Volgens Fost Plus is zo’n oplossing niet haalbaar. Producenten ontwerpen hun verpakkingen namelijk niet enkel voor de Belgische markt. Een louter Belgisch logo is volgens hen dus niet realistisch. Er bestaan in de praktijk nochtans voorbeelden van het tegendeel. Denk maar aan het statiegeldlogo dat enkel voor Estland geldt, of het Belgische ecotakslogo.
Stel uw vraag over afval aan christof.delatter@vvsg.be
www.fostplus.be; www/pro-e.org voor groenepunt-organisaties in Europa en zoek op ‘milieukenmerken’ bij www.ovam.be voor milieulabels en hun betekenis.
Lokaal mei 2014
55
OCMW: sterk werk
Cultuur ademen DUFFEL – Het recht op culturele participatie wordt door cliënte Ann Vervoort erg gesmaakt: ‘Ik vind dat veel meer mensen hierop een beroep moeten doen, maar ze moeten de stap durven zetten en dat betekent dat je voorbij de schaamte moet.’ tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere
56 mei 2014 Lokaal
P
aula Scholiers werkt op het OCMW, Ann Vervoort is cliënt, de schoonvader van de ene is pas gestorven, de vader van de andere dit voorjaar. Ze weten waarover praten. Bovendien is maatschappelijk werker Paula Scholiers van mening dat iedereen op een gegeven moment in een lastige financiële situatie terecht kan komen en dan het recht behoudt op een culturele uitlaatklep. Voor een cheque uit het fonds sociale en culturele participatie kan Ann Vervoort bij Paula Scholiers terecht. Toch had Ann Vervoort eerst ook schroom, ze leerde het OCMW beter
kennen via haar buurvrouw Marianne: ‘Zij vroeg me of ik mee naar Pairi Daisa ging, maar daar had ik echt het geld niet voor. Marianne had daarvoor een reischeque gekregen en ze vond dat ik maar eens met Paula moest gaan praten, want met mijn ziekte-uitkering zou ik zeker ook recht hebben op reischeques. Toch heb ik de stap naar het OCMW pas gezet toen Marianne opeens stierf en ik wilde dat ze waardig zou worden begraven. Zo leerde ik Paula kennen en heb ik toch eens naar die reischeques gevraagd. Voor mij is het ideaal, ik gebruik de treintickets vooral om naar de Zomer van Antwerpen te gaan. Daarnaast ga ik ook elk jaar zeker naar Klassiek in de Stad, de opener van het muzikale jaar op het Sint-Jansplein, want daar worden dan van elke opera stukken gezongen in open lucht. Er staan ook tal van stalletjes, je waant je echt in het buitenland. Je kunt er ook veel staaltjes krijgen. Vorig jaar had ik genoeg tubetjes tandpasta mee voor drie jaar. Al moet ik toegeven dat ik de treintickets ook gebruik om naar Pellenberg te gaan als mijn botten weer eens onderzocht moeten worden. Door mijn gezondheid ben ik fysiek beperkt. Daar kan je sociale leven erg onder lijden, vooral als je daardoor zoals ik met het bestaansminimum van een alleenstaande moet rondkomen. In veel van mijn medische kosten kan het OCMW niet tussenkomen omdat ik al een hospitalisatieverzekering heb en het om pijnverlichting gaat. Omdat er geen distributie in mijn sociale woning is, heb ik ook geen internetaansluiting. Dat is vervelend, ik ga dikwijls naar de bibliotheek maar je kunt daar niet vrij kiezen waar je gaat zitten en meestal is daar iemand met een onprettige lijfgeur. Maar doordat ik zo iemand ben die foldertjes verzamelt, weet ik altijd wat er waar te doen is. En ik probeer uit het kleine
het grote te halen. Ik moet voorzichtig zijn met mijn geld, maar ik heb niet het gevoel dat ik een arme duts ben, integendeel. Ik ben blij dat ik de stap naar het OCMW heb gezet, daardoor kan ik deze zomer ook met mijn moeder naar zee voor de helft van de prijs en daardoor zet ik af en toe een stapje in de wereld. Omdat ik vind dat meer mensen dat moeten doen, vertel ik dit graag door.’ Paula Scholiers is van opleiding sociaal-cultureel werker en cultuur ligt haar na aan het hart. ‘Het budget reischeques is beperkt, we kopen ze telkens per honderd stuks aan bij de NMBS en verdelen ze onder de cliënten die er interesse voor hebben en ervoor in aanmerking komen. Zijn er halverwege het jaar nog over, dan verdelen we ze opnieuw. Toen we er pas mee begonnen, wilde ik wat feedback, ik vroeg de mensen wat ze ermee gedaan hadden en Ann schreef me toen een mooi verslag. Dat doet ze nu elk jaar, het is haar manier om iets terug te geven en ik vind dat sympathiek. Mensen met een verhoogde tegemoetkoming kunnen nu ook een beroep doen op vakantieparticipatie, dat is een gemakkelijke en vlotte manier van werken. Ann is al jaren niet meer op vakantie geweest, en haar moeder zal het deugd doen om er eens tussenuit te zijn. Zelf zegt ze ook dat het goed is voor de verwerking. Ann is zeker geen doorsnee-cliënt, er zijn niet zoveel cliënten met veel culturele belangstelling die er daarna nog een verslag van maken. En er bestaat ook veel gêne. Maar je merkt ook dat mensen die wel culturele interesse hebben tijdens een uitstap even alles op nul kunnen zetten en er daarna weer beter tegenaan kunnen.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
Lokaal mei 2014
57
HERWERKING: HANDBOEK RESIDENTIËLE OUDERENZORG WORDT HANDBOEK FINANCIERING RESIDENTIËLE OUDERENZORG
Hoofdredactie: Evi Beyl (VVSG)
Bij het beheer van voorzieningen is de
garanderen. Het nieuwe boek is opgebouwd
financiering zeer belangrijk. Om u doorheen
rond drie grote financieringsbronnen in de
deze materie te loodsen, heeft de Vlaamse
ouderenzorg: federale, Vlaamse en eigen
Vereniging van Steden en Gemeenten
financiering.
Abonnees van het vroegere handboek
(VVSG) in samenwerking met uitgeverij Politeia het handboek ‘Financiering resi-
Bij het boek hoort nog steeds de website
dentiële ouderenzorg’ geschreven. Het laat
www.handboekouderenzorg.be, waar u alle
u zien hoe u de diverse regelgeving moet
berekeningsformulieren en tal van nuttige
interpreteren, geeft praktische en concrete antwoorden en is aangevuld met een handig werkinstrument. ‘Financiering
residentiële
instrumenten
(bv.
automatisch het herwerkte handboek ‘Financiering residentiële ouderenzorg’ toegestuurd.
simulatie-oefeningen
voor de berekening van het dagforfait, de tegemoetkoming derde luik en de financiering voor de eindeloopbaanregel …) kunt
ouderenzorg’
‘Residentiële ouderenzorg’ krijgen
vinden.
U kunt uw oude boek gerust bijhouden zodat u de schat aan waardevolle informatie die erin werd verzameld, kunt blijven consulteren. Het oude boek zal
is een heruitgave van het handboek ‘Residentiële ouderenzorg’. Na ruim over-
Het handboek ‘Financiering residentiële
leg werd er beslist
om hierin enkel te
ouderenzorg’ zal vanaf nu tweemaal per
focussen op het luik financiering. Dit luik
jaar worden aangepast aan de meest
bevat immers de belangrijkste informatie
actuele bedragen en voorzien van de juiste
om de werking van uw organisatie te
rekenbladen.
echter niet verder worden aangevuld.
✁
BESTELKAART
Ja, ik bestel .......
ex. van Handboek financiering residentiële ouderenzorg* (incl. website) (ISBN 978-2-509-01976-9) aan de prijs van 69 euro** (VVSG-leden) of 79 euro** (niet-leden).
Naam: ............................................................................................... Functie: ............................................................................................
Uitgeverij Politeia
Bestuur/Organisatie: .........................................................................
Ravensteingalerij 28 1000 Brussel
Tel.: .................................................................................................. E-mail: ..............................................................................................
Fax: 02 289 26 19 Tel.: 02 289 26 10 Of bestel via website: www.politeia.be e-mail: info@politeia.be
Adres: ............................................................................................... BTW: ................................................................................................. *
Het betreft hier een losbladige publicatie met abonnementsformule. De bijwerkingen worden u automatisch toegezonden tegen 0,55 euro/blz en dit tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement. Voor wijzigingen aan de website wordt 29 euro aangerekend. ** Prijzen btw inclusief en exclusief verzendingskosten. Prijzen geldig tot 31.12.2014. Consulteer www.politeia.be voor actuele prijzen. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.
Datum en handtekening
beweging actualiteit
stefan dewickere
Vlariodag: jaarlijkse bijeenkomst rioleringssector
Wat leefde er op sociale media? Christoph Meeussen
@meeussjes 1/5de VL riolen in slechte staat. Voor Brasschaat kregen VRT en ik audit vast. Hoe scoren andere gemeenten? #vlario Hermes Sanctorum
@hermessanctorum 1 apr. Vandaag op Vlario-dag (overlegplatform rioleringen): investeringsritme rioleringen niet op peil om ons water overal te zuiveren Koen Roman
@koenroman 1 apr. Op het Grote Waterdebat met @HSanctorum #Groen #Vlario
De Vlariodag brengt traditioneel de laatste dinsdag voor de paasvakantie de Vlaamse rioleringssector samen voor een stand van zaken en voor nieuwe inzichten. Dit jaar opende Belfius op 1 april de dag met een toelichting over de financiĂŤle uitdagingen voor de gemeenten, aan de hand van de eerste cijfers uit de gemeentelijke budgetten 2014-2019. Ook risicobeheer van het rioolstelsel kwam aan bod. Na de koffiepauze konden de deelnemers kiezen uit twee inhoudelijke blokken. Vlario als kenniscentrum leverde informatie over klimaatverandering, hemelwaterplannen of warmterecuperatie uit gemeentelijke riolering. Tijdens de sessie Vlario als overlegplatform modereerde journalist Rik Van Cauwelaert Het Waterdebat tussen Tinne Rombouts (CD&V), Bart Martens (sp.a), Wilfried Vandaele (N-VA) en Hermes Sanctorum (Groen). Onder meer de zoektocht naar extra en andere financiering en naar meer efficiĂŤntie kwamen aan bod. Op de Vlariodag was ook InterRio duidelijk aanwezig met een stand. InterRio is het samenwerkingsverband van gemeentelijke rioolbeheerders, gemeenten die hun riolen zelf beheren en de VVSG. Aan de InterRio-stand kon u kennismaken met het InterRiomemorandum (zie ook http://www.vvsg.be/memorandum2014). Hierin doen we voorstellen voor een sluitende financiering voor investeringen en beheer van het rioleringsstelsel. christophe claeys
Lokaal mei 2014
59
beweging netwerk
Vijftien jaar geleden wilde de VVSG meer input vanuit de sociale diensten en dus werden de hoofdmaatschappelijk werkers van grote en kleine OCMW’s samengebracht in een stuurgroep. Ze vonden elkaar al gauw, want ze delen problemen en doelstellingen. Al die jaren al geven ze elkaar intervisie, ze vormen een adviesorgaan waarmee terdege rekening wordt gehouden: ze signaleren de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen of wettelijke opdrachten die ze in het veld meemaken en anderzijds geven ze advies over nieuwe wetten of decreten. tekst marlies van bouwel beeld daniël geeraerts
Proactief meedenken Dirk De Vos, diensthoofd OCMW Kortrijk: ‘Dankzij de stuurgroep ben ik snel op de hoogte van wat er allemaal gebeurt, hier kan ik de zaken beïnvloeden. Het gaat voor mij niet noodzakelijk om de grote successen, zo ben ik heel blij dat bij het ontwerp-KB voor het sociaal onderzoek maatschappelijke integratie rekening is gehouden met onze opmerkingen. Dat is boeiend om te zien en voor mij werkt het zo. Wat er hier gebeurt, stroomt door naar de sector: in WestVlaanderen zit ik in de stuurgroep van de koepel van de regio’s. Overleggen met iedereen, ook dat is van belang.’
Dirk De Vos is diensthoofd OCMW Kortrijk
Ria Vandaele, coördinator sociale zaken OCMW Ledegem: ‘In Ledegem hebben we een klein OCMW, als klein bestuur hink je dikwijls een paar maanden achterop, je hebt weinig slagkracht. Hier kun je proactief meedenken en je weet wat eraan zit te komen. Zo kunnen we ons in onze regio beter voorbereiden.’ Cis Goormans, hoofd maatschappelijk werk OCMW Vorselaar: ‘Ik ben hier namens het verband maatschappelijk werkers uit het arrondissement Turnhout. Als wetten zo ingewikkeld worden dat ze niet meer werkbaar zijn, kunnen we dat hier laten klinken. We kennen ook de cliënten het best en weten wat werkt en wat niet. Bovendien blijf ik door hier te komen op de hoogte en achteraf breng ik verslag uit in mijn regio. Dat is mijn taak.’
Ria Vandaele is coördinator sociale zaken OCMW Ledegem
60 mei 2014 Lokaal
Cis Goormans is hoofd maatschappelijk werk OCMW Vorselaar
Marianne De Canne, consulent OCMW Antwerpen: ‘Wij voeden ook de VVSG, we hebben een signaalfunctie, we adviseren en tegelijk is het heel interessant dat we informatie kunnen uitwisselen, horen hoe ze het op een ander doen. Het is een heel goede formule met grote en kleine OCMW’s samen te zitten. En als de VVSG iets vraagt, antwoord ik altijd, want ik voel dat ze er iets mee doen.’ Nika Dangez, beleidscoördinator maatschappelijke integratie OCMW Brasschaat: ‘Het werkt aan twee kanten, we geven advies en commentaar, maar de mensen van de VVSG checken bij ons of er nieuwe tendensen spelen. Het is ook
Marianne De Canne is consulent OCMW Antwerpen
Nika Dangez is beleidscoördinator maatschappelijke integratie OCMW Brasschaat
heel fijn dat op onze bijeenkomsten mensen uit een heel andere hoek komen praten. We merken dat iedereen het goed wil doen. Zo hebben we een aantal keren met de energiemaatschappijen gepraat over de budgetmeter. We hebben hun systeem proberen aan te passen aan de wet zodat het voor iedereen haalbaar werd.’ ‘We doen aan dienst- en hulpverlening. Voor dienstverlening heb je procesmodellen en productencatalogi en zijn efficiëntiewinsten mogelijk. Daar is niemand tegen, dat kunnen we goed gebruiken maar hulpverlening laat zich niet in kadertjes wringen. Onze cliënten vragen niet enkel advies of geld, ze vragen hulp. Die functie moeten we in de toekomst streng bewaken.’ Jan Vandoorne, hoofd sociale dienst OCMW Eeklo: ‘Ik vind het belangrijk dat we als lobbygroep door de VVSG worden gehoord. We moeten de dienstverlening vrijwaren, anders worden we het weeskindje, vooral als gemeente en OCMW intenser gaan samenwerken. Geduld oefenen om mensen een project goed te laten uitvoeren, dat wordt niet zo aanvaard, je moet aan zoveel voorwaarden voldoen.’
Marleen Huysmans, hoofd sociale dienst OCMW Mortsel: ‘Ik ben hier voor de eerste keer, ik kom voor de inspiratie en ik hoop goede voorbeelden van de anderen te horen.’ Annemie Baetslé, directeur departement sociale zaken OCMW Gent: ‘De personeelsnorm van de VVSG is een voorbeeld van een mooi resultaat dat we ooit hebben geboekt: hoeveel maatschappelijk werkers heb je nu eigenlijk nodig? We hebben die opgesteld op vraag van Kortrijk met wetenschappers en mensen uit de praktijk. Anderzijds: als er zaken op ons af komen waarmee wij niet akkoord gaan, durven we te reageren. Er wordt nogal veel bij het OCMW gesmeten, terwijl wij geen vuilnisbak zijn maar de deskundigen inzake armoedebestrijding. Als stuurgroep brengen we dat met een stem naar buiten.’ ‘Ik kom al meer dan vijftien jaar, met plezier. Het is een groep met humor. Relativeren is zo belangrijk in ons werk. Er komt zoveel op de OCMW’s af dat als je niet kunt relativeren, je elke nacht wakker ligt. Bovendien moeten we ons sterker profileren.’
Jeroen Peeters, directeur sociale dienst OCMW Turnhout: ‘Het verhaal dat wij brengen, is niet populair. Ik kom hier naartoe om een aantal dingen te halen, maar ook omdat de VVSG onze belangenorganisatie is die voeling met de leden moet houden. Het is een netwerkorganisatie, wij geven input op de standpunten en op de invloedrijke dossiers. Wij zorgen voor voldoende vertaling van wat er lokaal leeft. En tegelijk moet de VVSG ervoor zorgen dat het voor ons werkbaar blijft. Het is een rijke wisselwerking.’ Peter Hardy, VVSG-stafmedewerker, voorzitter en secretaris van de stuurgroep: ‘De leden van de stuurgroep zijn de ambassadeurs van de OCMW’s, in de eigen sector en in de eigen regio. Als VVSG, met onze dubbele taak, zijn we hen heel dankbaar. We kunnen altijd op deze mensen terugvallen waardoor ze wel de usual suspects worden, maar omdat er zoveel vertrouwen is, kunnen we ook heel prettig samenwerken.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
Jan Vandoorne is hoofd sociale dienst OCMW Eeklo
Marleen Huysmans is hoofd sociale dienst OCMW Mortsel
Annemie Baetslé is directeur departement sociale zaken OCMW Gent
Jeroen Peeters is directeur sociale dienst OCMW Turnhout
Peter Hardy is stafmedewerker van de VVSG
Lokaal mei 2014
61
beweging opleidingen
Inzetten op kwaliteit van de sociale dienst Met het kwaliteitskader en een vormingstraject voor sociale diensten ondersteunt de VVSG de werkcontext van maatschappelijk werkers. Binnen het ‘Traject naar Uitmuntendheid’ ontwikkelde de VVSG een zelfevaluatie speciaal voor en op maat van de sociale diensten. Deze scan is een inspirerende leidraad om de organisatie en de werking van de sociale dienst, maar vooral ook de hulpverlening te verbeteren. tekst katty creytens beeld gfs
M
aatschappelijk werkers van de OCMW-sociale diensten helpen dagelijks kwetsbare mensen op weg in de samenleving. De instroom van hulpvragen is weinig voorspelbaar, want iedereen is welkom op de sociale dienst. Er staat weinig vast als de dag begint: wie bereiken we vandaag; met welke vragen komt mijn cliënt; wat beleef ik straks op huisbezoek; word ik zo meteen opgeroepen in een crisissituatie? Misschien is de enige zekerheid dat er in deze stiel geen zekerheid is. Maatschappelijk werkers werken niet solitair, ze maken deel uit van een team, van een cel of van een departement. De OCMW-organisatie begrenst de autonomie van de hulpverleners, maar bepaalt tegelijkertijd de werkomstandigheden en de inzet van de middelen. En dan is er nog het regelgevende kader van wetten, decreten, normen, audits en inspecties met eisen over het maatschappelijk werk. Het is geen geheim dat veel hulpverleners het moeilijk hebben om het cliëntwerk te combineren met ver-
62 mei 2014 Lokaal
slagwerk, registratie en andere administratieve taken. Ook de samenleving drukt haar stempel: armoede, verkleuring, vergrijzing, verjonging, individualisering, besparing, verzakelijking en vermaatschappelijking zijn dynamieken die de OCMW’s uitdagen om voortdurend de juiste antwoorden te vinden. Dit alles maakt het werk van maatschappelijk werker bijzonder boeiend en uitdagend, maar tegelijk ook moeilijk en veeleisend. Sociale diensten staan voor
OCMW-organisatie, de regelgever en de brede samenleving inlossen. Kwaliteitskader In deze tijd van besparingen en financiële schaarste willen de OCMW-sociale diensten het belang van goede hulpverlening meer dan ooit benadrukken. Sommige diensthoofden maken zich zorgen over het voortbestaan van de OCMW’s en zien in kwaliteitsmanagement mogelijkheden om de specifieke rol van
Kwaliteitszorg helpt mee het onrecht te bestrijden: het maakt armoede zichtbaarder en legt de behoefte aan vernieuwing van methoden in hulpverlening bloot. een dubbele opdracht: vragen en behoeften van kwetsbare mensen zo goed mogelijk omzetten in menswaardig leven en tegelijk de verwachtingen van de
een sterke lokale en openbare sociale dienst aantoonbaar te maken. Met gerichte metingen en rapportage maken ze afleesbaar hoe ze tewerkstelling re-
aliseren voor kwetsbare groepen of hoe ze kwalitatief en kwantitatief resultaten boeken in schuldhulpverlening. Ook de positie en rol ten aanzien van het CAW kan meer zichtbaar worden via kwaliteitszorg. Meten en verbeteren is een belangrijk onderdeel van kwaliteitsmanagement. Maar eerst komen visievorming en doelgroepafbakening. Wie zijn die maatschappelijk werkers, voor wie zetten ze zich in? Welke waarden en normen hanteren ze? Veel diensten werken hard aan het uitvoeren en laten doorleven van hun visie en kwaliteitsnormen. Medewerkers én cliënten moeten deze goed kunnen begrijpen. Gelukkig gaat het om veel meer dan een mission statement aan de muur van de wachtzaal. In het belang van de cliënt Betere hulpverlening voor de cliënten blijft het ultieme uitgangspunt, een sterke organisatie dient dit doel. De zoektocht naar efficiëntie en effectiviteit moet leiden tot meer maatschappelijk werk en dus beter hulpverlening. Overbodige administratie en vertragende tussenstappen schrappen leidt tot snellere afhandeling van vragen om snelle hulp maar evengoed tot grondiger en langdurig trajectwerk op maat. Maatschappelijk werkers willen meer voldoening als hulpverlener; goede taakbeschrijvingen en evenredige caseload kunnen daartoe bijdragen. Ze willen af van het negatieve beeld van de veredelde administratieve kracht. Een zoektocht naar meer efficiëntie wordt een positieve houding die ten goede komt aan de cliënt. Zo worden waarden als integraal werken, empowerment, proactief werken en
cliëntinspraak omgezet in concrete en toepasbare doelstellingen waaraan ieder teamlid kan werken. Maatschappelijk werkers vinden het ook belangrijk dat cliënten een gelijke en
verlening de cliënt ondersteund worden in zijn keuzevrijheid. Sociale diensten investeren in leesbare en begrijpelijke beslissingsbrieven, als onderdeel van toegankelijke communicatie.
Sociale diensten investeren in leesbare en begrijpelijke beslissingsbrieven, als onderdeel van toegankelijke communicatie. dus rechtvaardige behandeling krijgen. Veel teams investeren in instrumenten voor intake en sociaal onderzoek waarbij het versterken van basisrechten en volledige rechtenuitputting centraal staan. Dit veronderstelt competente medewerkers, geschikte werkmiddelen, sterke communicatie en een vlotte administratie. Kwaliteitszorg helpt mee het onrecht te bestrijden: het maakt armoede zichtbaarder en legt de behoefte aan vernieuwing van methoden in hulpverlening bloot. Met inspraak van de cliënt Het is een groeiende bekommernis van vele sociale diensten om de cliënt zijn plek te geven in de hulpverlening. Een oprechte houding tijdens intake en sociaal onderzoek is de basis van een vertrouwensrelatie tussen hulpverlener en cliënt. Actieve en open gesprekken bieden ruimte aan de hulpvrager om zijn eigen verhaal te doen. Vervolgens kan ook in het beslissingsproces voor het toekennen van de meest gepaste hulp-
Attente hulpverleners hebben bovendien voelsprieten om op te pikken wat er bij de doelgroep leeft aan klachten, suggesties en complimenten. Een kwaliteitsproces kan deze informele informatie inzetten bij verbeteracties, zodat de cliënt steeds beter wordt geholpen. Onthaalmedewerkers beschikken over een bron van informatie om de werking af te toetsen. Verschillende teams zoeken naar methoden voor periodieke, laagdrempelige tevredenheidsmetingen of gaan aan de slag met cliëntgroepen die inspraak krijgen in bepaalde aspecten van de OCMW-organisatie. Sterke teams Medewerkers moeten tijd en ruimte krijgen om aan kwaliteit te werken. Belangrijk is een goed draagvlak te creëren in het team. Medewerkers moeten zich van hun impact bewust zijn. Door inspraak en eigenaarschap groeien mensen in hun werk. OCMW’s die kiezen voor een kwaliteitssysteem op de sociale dienst, botsen op weerstand bij sommige mede-
Lokaal mei 2014
63
beweging opleidingen
werkers die een aantasting van hun autonomie en uitholling van het individuele cliëntwerk vrezen. Veel hangt dus af van de manier waarop de leidinggevende het team enthousiast kan maken en de versteende beeldvorming van kwaliteitszorg als ‘een hoop schriftelijke poespas met oeverloze procesbeschrijvingen en registraties’ kan doorprikken. Een sterke trigger om maatschappelijk werkers mee te krijgen in een kwaliteitstraject is de focus op de cliënt te leggen en betere hulpverlening als uitgangspunt voor alle verbeterprojecten te zien. Bovendien is kwaliteitszorg niet alleen de taak voor de sociale dienst of alleen de verantwoordelijkheid van de kwaliteitscoördinator. Het is een fundamen-
je vanuit waardering en erkenning tot meer betrokkenheid van medewerkers. Voor teams waar tegenstellingen leven over visie en werkwijze kan een kwaliteitstraject de kans zijn om de neuzen in dezelfde richting te krijgen zonder te vervlakken. Sommige diensthoofden hebben zelfs de ambitie om via een kwaliteitstraject een ware cultuuromslag te bewerken. Zij geloven dat sterke en gedreven teams de beste garantie voor uitstekende hulpverlening zijn, meer dan mooi uitgeschreven procedures en handleidingen. Het team moet bereid zijn om de weg samen af te leggen, stap voor stap. Voor jonge of nieuwe, onervaren medewerkers is dit niet evident. Zij moeten eerst nog een sterke basis ver-
Zoveel mogelijk uitschrijven in processen en procedures zal de kwaliteitszorg eerder ondermijnen dan versterken. Zuinigheid loont, je steekt beter geen energie in beschrijvingen van werkzaamheden die gesmeerd lopen. tele en strategische keuze, waar bij voorkeur de hele organisatie bij betrokken is. Het VVSG-kader is vertaald naar de verschillende sectoren en kan dus ook in het woonzorgcentrum, in de thuiszorg maar evengoed ter hoogte van de ondersteunende diensten worden ingezet. Als een kwaliteitssysteem organisatiebreed wordt opgezet, kan de slagkracht natuurlijk verhoogd worden. De zelfevaluatie richt zich op sterktes en groei. Alleen maar zwakke punten opsommen leidt gemakkelijk tot moedeloosheid en energieverlies. Diensthoofden vertellen ons dat de zelfscan positieve teamdynamiek brengt en het besef goed bezig te zijn. Aan het begin van de opleiding slaat de angst toe, omdat mensen het gewend zijn van hun tekorten uit te gaan. Ze schatten ook vaak de eigen maturiteit van het team te laag in. Door de scan groeit stilaan het inzicht in het eigen kunnen en de erkenning voor wat al opgebouwd is. Werken aan kwaliteit doet nadenken over hoe de sterkste troeven het best kunnen worden uitgespeeld. Zo kom 64 mei 2014 Lokaal
werven, maar tegelijk kunnen zij met een frisse kijk vastgeroeste praktijken net in vraag stellen en mee helpen verbeteren. Oudere collega’s hebben dan soms weer weerstand tegenover doorgedreven digitaliseren en de zoveelste verandering. Deze clichés zijn maar al te dikwijls de realiteit. Concreet aan de slag Het is cruciaal op maat van de eigen sociale dienst te werk te gaan. Het is uiterst belangrijk eerst de lat te leggen, te bepalen wat prioritair is voor de eigen dienst en welke middelen hiervoor ter beschikking staan. De zelfscan is opgebouwd uit verschillende onderdelen en omvat zestig vragen: dit is dus duidelijk niet in één keer te behappen. Een andere valkuil is het leegbloeden van goede bedoelingen. Het zoveelste verbeterplan of de zoveelste bevraging van medewerkers of cliënten zonder opvolging of uitvoering is dodelijk voor creativiteit en dynamiek. Zoveel mogelijk uitschrijven in processen en procedures zal de kwaliteitszorg eerder on-
dermijnen dan versterken. Zuinigheid loont, je steekt beter geen energie in beschrijvingen van werkzaamheden die gesmeerd lopen. Sommige (sub)teams willen een bepaald onderdeel van de hulpverlening evalueren, zoals de werking van de schuldhulpverlening of het LOI. Andere teams pikken een aantal hoofdvragen op om op jaarbasis uit te werken maar dan op alle sociale werkdomeinen. De meeste diensthoofden koppelen de zelfscan aan de doelstellingen of verbeterprojecten van hun eigen BBC-meerjarenplan. De zelfscan is opgebouwd uit hoofdvragen, die telkens geïllustreerd worden met tal van vraagjes. Dit is interessant discussiemateriaal dat op teamdagen kan worden ingezet om te brainstormen. Zo ging een team met de scan aan de slag om de keuze te maken of het met één centrale intaker zou beginnen te werken. Het kwaliteitskader is een denk- en werkkader waarin alle acties, processen en projecten van de sociale dienst kunnen worden geplaatst. Dit biedt overzicht en perspectief aan de teamleden. Nog sterker zal de samenhang zijn tussen het dagelijkse operationele werk, projecten en nieuwe acties wanneer het hele OCMW, mét het managementteam en de OCMW-raad, met hetzelfde kader werkt. Bovendien is dit model afgestemd op de leidraad voor organisatiebeheersing van Vlaanderen. Handig bij de externe audit. Meer uitwisseling De sociale diensten vragen dit kwaliteitstraject verder uit te rollen en de uitwisseling van inspirerende praktijken en modellen veel sterker te bevorderen. De VVSG plant nieuwe vormingssessies die gebaseerd zijn op het kwaliteitsmodel, maar dan toegepast op specifiek procesen projectwerk van de sociale diensten. De leernetwerking tussen de OCMW’s krijgt ook een grotere plek in het VVSGprogramma. Op de sociale diensten is er veel kostbare kennis en kunde aanwezig die het verdient gedeeld en dus vermenigvuldigd te worden. Katty Creytens is VVSG-stafmedewerker vorming sociale diensten
WWW.ZAVENTEM.BE Gemeente Zaventem werft aan (m/v):
GEMEENTELIJK STEDENBOUWKUNDIG AMBTENAAR masterdiploma* Handhaving van de regels in de ruimtelijke ordening Beoordelen van vergunningen waarbij de stedenbouwkundige voorschriften in acht worden genomen en een appreciatiebevoegdheid mogelijk is Formuleren en concipiëren van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente op lange en middellange termijn Er op toezien dat de Gecoro op voldoende wijze wordt geconsulteerd. • A1a-A3a: brutomaandsalaris minimaal 2 928,62 euro en maximaal 5 153,58 euro. • Een voltijdse functie in vast dienstverband. * en een diploma dat voldoet om aangesteld te worden als gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar
INTEGRATIEAMBTENAAR bachelordiploma Bieden van beleidsondersteuning, zorgen voor een open communicatie en ontwikkelen, opzetten en organiseren van activiteiten en initiatieven om de verwezenlijking van het integratiebeleid te bewerkstelligen. • B1-B3: brutomaandsalaris minimaal 2 318,77 euro en maximaal 3 907,07 euro. • Voltijdse functie met contract van bepaalde duur (verlengbaar).
AFDELINGSHOOFD CULTUUR- EN GEMEENSCHAPSBELEID masterdiploma Bevorderen van een integraal gemeentelijk cultuurbeleid en het op elkaar afstemmen van de strategische beleidsplannen voor de vrijetijdssector Het uitbouwen van samenwerkingsinitiatieven met betrekking tot cultuur Zorg dragen dat het verenigingsleven zich ten volle kan ontplooien Opzetten, coachen, ondersteunen en bijsturen van cultuurprojecten. • A4a-A4b: brutomaandsalaris minimaal 3 525,07 euro en maximaal 5 374,74 euro. • Een voltijdse functie in vast dienstverband.
DESKUNDIGE MILIEU EN DUURZAAMHEID bachelordiploma Instaan voor de ontwikkeling, uitvoering en opvolging van projecten inzake duurzaamheid Het sensibiliseren, informeren en communiceren over duurzaamheid Het organiseren van randactiviteiten rond milieu-educatie en het opzetten van allerlei milieugerelateerde initiatieven Het sensibiliseren, informeren en communiceren over milieu • B1-B3: brutomaandsalaris minimaal 2 318,77 euro en maximaal 3 907,07 euro. • Een voltijdse functie in vast dienstverband.
INTERESSE?
Bezorg uiterlijk op 2 juni 2014 uw cv en motivatiebrief samen met een kopie van uw diploma’s aan het College van burgemeester en schepenen: met de post: Diegemstraat 37, 1930 Zaventem OF per mail: vacature@zaventem.be
WERKEN BIJ GEMEENTE ZAVENTEM:
• Maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering en fietsvergoeding • Interessante verlofregeling (min. 32 dagen) • Relevante ervaring (ook uit de privé) wordt meegenomen
Voor alle functies wordt een wervingsreserve aangelegd die 2 jaar geldig is.
MEER INFORMATIE:
www.zaventem.be of via Koen Naulaerts (koen.naulaerts@zaventem.be of 02 717 88 52)
Lokaal mei 2014
65
“Het is niet omdat een stad groot is, dat ze daarom ook goed bestuurd wordt. De Vlaamse regering mag gerust in eigen boezem kijken. Ze hebben de interne staatshervorming onder de grootste dubbelzinnigheid ingevoerd, zonder dat er voldoende extra middelen volgden. Op die manier krijgen de gemeenten inderdaad minder slagkracht.” VVSG-voorzitter Luc Martens, n.a.v. de nota van het Agentschap Binnenlands Bestuur, waarin kleine gemeenten wordt aangeraden te fusioneren – Het Nieuwsblad 14/4 “Als Langemark-Poelkapelle fusioneert met een naburige gemeente, komen er veel grachten en velden bij, maar weinig belastinginkomsten.” Mark Suykens, algemeen directeur van de VVSG – Het Nieuwsblad 15/4 “Bij ons is het probleem niet zo groot als in Nederland. Er zijn hier en daar nog wel computers met XP, maar wij hebben de jongste jaren geïnvesteerd. De meeste besturen zitten op Windows 7 of Windows Vista. De gevoelige informatie zit in een gesloten netwerk, buiten het internet, en die wordt goed beveiligd. Het probleem is bij ons niet onbestaand, maar moet zeker niet overroepen worden.’ Herman Callens, stafmedewerker e-government van de VVSG, over beveiligingsproblemen na de stopzetting van besturingssysteem Windows XP – De Standaard 9/4
beweging kort lokaal
Herzele heeft de beste bibliotheek
In de Wattenfabriek is er een geweldige boekencollectie.
GF
perspiraat
De bibliotheek van Herzele is verkozen tot de Beste Bibliotheek van Vlaanderen en Brussel. De winnaar kreeg de NBD Biblion Award tijdens een feestelijk evenement in het Vlaams Parlement. De verkiezing is een initiatief van het vakblad Bibliotheekblad, de onderneming NBD Biblion met de steun van de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief & Documentatie. Twee jaar geleden kreeg de bibliotheek een plek in de voormalige ‘Wattenfabriek’ samen met de dienst Cultuur en Jeugd, de Academie, de PWA en enkele particuliere lofts. De jury beargumenteert de prijs als volgt: ‘In Herzele laat men zien hoe belangrijk het personeel en de schepen van Cultuur zijn bij het realiseren van een bovengemiddelde bibliotheek: het enthousiasme spat ervan af, dat zie je en dat voel je in alle aspecten van het werk. Er is een geweldige collectie evenals intensieve samenwerking met lokale culturele partners, en men zoekt zeer bewust de connectie met de klant.’ De bibliotheken van Moerbeke en Puurs kregen de tweede en de derde prijs. www.bibliotheekblad.nl
“Het vertrekpunt in de investeringslijn 2014-2019 voor lokale besturen ligt nog vrij hoog omdat er nog veel investeringen lopen van de vorige bestuursperiode. Maar de investeringen dalen pijlsnel.” Jan Leroy, financieel expert en directeur Bestuur van de VVSG – De Standaard 8/4
ProMotie
“Als minister van Binnenlandse Zaken zou Milquet moeten meewerken met de burgemeesters. Dat ze weinig doet, tot daaraan toe, maar dat ze zonder meer tégenwerkt, dat kan niet. Ik denk wel dat dit de mening van de burgemeesters van alle dertien centrumsteden is. De VVSG steunt ons hierin voor honderd procent en geeft ons ook juridische bijstand.” Bart De Wever, burgemeester van Antwerpen, over de nieuwe camerawet die enkel nog aan politiemensen toelaat om livebeelden van bewakingscamera’s te kijken – Gazet Van Antwerpen 5/4
• Griet Smaers (CD&V) is de nieuwe OCMW-voorzitter in Geel. Ze volgt er haar partijgenote Christel Jackers op, die uit de politiek stapte. Luc Van Laer (CD&V) neemt Smaers’ functie van gemeenteraadsvoorzitter over. Fredy Segers, CD&V-schepen in Roosdaal, neemt ontslag. Wellicht wordt hij opgevolgd door Johan Linthout. Funda Oru (SP.a) vervangt haar partijgenoot Danny Vanoppen in het schepencollege van Heusden-Zolder. • Jeffrey Huyghe wordt vanaf 1 mei de nieuwe OCMW-secretaris in Heuvelland. Hij volgt Hugo Lefebvre op, die met pensioen gaat. Staffunctionaris Hilde Verwaeren neemt voorlopig het secretarisambt waar in de gemeente Merelbeke. • Korpschef Luc Breydels verlaat de politiezone Rode. Tot er een nieuwe korpschef is aangesteld neemt Willy Van Duffel de functie waar. Frank Mulleners, huidig korpschef van de politiezone GAOZ, is aangesteld als coördinator van de nieuwe politiezone MidLim. Geert Lanssens, dienstchef van de brandweer in Meulebeke, gaat op 1 mei met pensioen. Bron: Pinakes nv
66 mei 2014 Lokaal
Beersel is een veelzijdige open gemeente met een rijk historisch erfgoed, een mooie natuurlijke omgeving en een Bourgondisch talent voor genieten. Met al onze medewerkers dragen wij correctie dienstverlening aan onze burgers hoog in het vaandel. Om ons team te versterken, zoeken wij (m/v)
SneLLe monTage (1 minuut)
* Geldig tot 30/09/14
geen ervaring vereist | Besparing op mankracht Keuze uit 10 kleuren
geschenk* 4x Bij aankoop van uw eerste Canopy: 60 kg aan gewicht gratis, hetzij 4 base blocks
Leuzesesteenweg 129 | 9600 Ronse Tel. 055 23 24 24 | canopy@canopy.be
w w w. c a n o p y. b e
1 diensthoofd ruimtelijke ordening/ stedenbouwkundig ambtenaar statutair -voltijds- A1a-A3a Functie: • Als stedenbouwkundig ambtenaar voer je de verplichte taken opgelegd door de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening uit. • Je bent verantwoordelijk voor de inhoudelijke lijn van het stedenbouwkundige beleid, je ontwikkelt een beleid over een dynamische samenhang met de ruimtelijke aspecten van het gemeentelijk sectorbeleid (huisvesting, economie, milieu, landbouw, recreatie, mobiliteit, openbare werken, erfgoed…). • Als diensthoofd draag je deze visie over op de medewerkers van de dienst ruimtelijke ordening en hanteert ze consequent bij het vergunningenbeleid en het handhavingsbeleid, je adviseert bouwheren, architecten en andere gemeentediensten bij hun bouwprojecten, je geeft een onderbouwd stedenbouwkundig advies aan het college bij elke bouwaanvraag. • Samen met collega-diensthoofden werk je dienstoverschrijdende projecten uit. Profiel: • Je beschikt over een masterdiploma of een diploma van het hoger onderwijs van twee cycli dat gelijkgesteld is met universitair onderwijs in een stedenbouwkundige richting (ministerieel besluit van 4 juni 2009). • Je kan min. twee jaar nuttige ervaring aantonen als stedenbouwkundige. • Je hebt een geldig rijbewijs B. Aanbod: • Een afwisselende en boeiende job met ontplooiingskansen en verantwoordelijkheden. • Onmiddellijke indiensttreding. • Salarisschaal A1a-A3a met extralegale voordelen (hospitalisatieverzekering, maaltijdcheques 7 euro, fietsvergoeding en terugbetaling openbaar vervoer, meeneembare anciënniteit). Kom jij meewerken aan de toekomst van Beersel? Stuur je kandidatuur met cv en kopie van het gevraagde diploma aangetekend aan: Gemeentebestuur Beersel, Alsembergsteenweg 1046, 1652 Alsemberg, ten laatste tegen 13 mei 2014 (datum poststempel geldt als bewijs). Meer info over de voorwaarden en de functiebeschrijving: contacteer de personeelsdienst op tel. 02 359 17 17 – personeel@beersel.be. Het examen is gepland in de maand juni 2014.
www.beersel.be
Het gemeentebestuur van Alken werft aan: Eén voltijdse vast benoemde
Uw personeelsadvertenties in Lokaal, VVSG-week én op de VVSG-website
inlevering personeelsadvertenties voor
Lokaal 6 (juninummer) > 8 mei 2014 Lokaal 7 (julinummer) > 12 juni 2014
coördinator dienst vrije tijd m/v niveau A1a-A3a.
Voor de dienst vrije tijd zijn we op zoek naar een voltijdse vast benoemde coördinator voor het stimuleren en realiseren van een maximale effectiviteit en efficiëntie in de dienst vrije tijd. De coördinator is lid van het managementteam. Wij vragen: - in het bezit zijn van een master diploma of gelijkwaardig; - een zeer grote affiniteit hebben alle takken van de dienst vrije tijd, o.a. sport, cultuur, toerisme, jeugd en bibliotheek. - volgende competenties in voldoende mate beheersen: - groepsgericht leiding geven - management - plannen en organiseren - delegeren - initiatief nemen - zeer vlot kunnen werken met Word, Access en Excel; - ervaring in openbare dienst is wenselijk maar geen absolute vereiste. Wij bieden: - een uitdagende job in een zeer dynamisch team; - een goede verloning; - een gunstige verlofregeling; - maaltijdcheques en hospitalisatieverzekering. Er zal een preselectie gebeuren op basis van de sollicitatiebrief en het cv.
informatie
nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43
Wens je deel te nemen aan deze selectieprocedure? Stuur dan jouw sollicitatiebrief met cv en kopie van het vereiste diploma naar: Gemeentebestuur Alken, Hoogdorpsstraat 38, 3570 Alken, of mail alles naar Greta.boussu@alken.be, Uiterste inschrijvingsdatum: 15 mei 2014 Bijkomende inlichtingen: personeelsdienst, Greta Boussu, T 011-59 99 41.
Lokaal mei 2014
67
beweging agenda
ONS VOLLEDIG OPLEIDINGSAANBOD OP WWW.VVSG.BE/ OPLEIDINGEN
Kortrijk 8 mei
Groensafari water in de stad Het integreren van multifunctioneel water in de stad kan een oplossing zijn voor water‑ knelpunten, maar vervult ook tal van functies en komt tegemoet aan eisen gesteld door de maatschappij. www.inverde.be/cursus/100 Oostduinkerke 12 mei
Pensionering: een nieuwe start (residentieel) Met deskundigen zoals een advocaat en een arts gaan we in op alle prangende vragen waar anders vaak de HR-dienst mee over‑ stelpt wordt. Ook wie zelf bijna op pensioen gaat, is welkom. www.vvsg.be/opleidingen Limburg (meerdere locaties) 12 mei
Regionaal Ondersteuningspunt Lokale Dienstencentra
Dé kans om thema’s, goede praktijken, vra‑ gen en knelpunten te bevragen bij de collega-
centrumleiders en zo nieuwe resultaten te boeken. www.vvsg.be/opleidingen Limburg (meerdere locaties) 13 mei
Kwaliteit, beleid en actualiteit kinderopvang
Lerend netwerk voor professionals in de kinderopvang, met een luik kwaliteit en een luik beleid en actualiteit. Voor kinderdagverblijven enerzijds, Initiatieven Buitenschoolse Kinderopvang anderzijds. www.vvsg.be/opleidingen Leuven 13 mei Gent 28 mei
De waarde van cultuur… lokaal! De VVSG en steunpunt LOCUS toetsen bij schepenen van cultuur in hoever recent onderzoek het lokale cultuurdebat kan ondersteunen. www.vvsg.be/vrijetijd/cultuur www.locusnet.be
Leuven 13 mei Antwerpen 27 mei Gent 10 juni
Vroeger praten over later in het woonzorgcentrum Met reflectie, praktijkoefeningen en casusbesprekingen krijgt u een degelijke basis om op een positieve manier het levenseinde van de bewoner bespreek‑ baar te maken. www.vvsg.be/opleidingen Leuven 14 mei Hasselt 15 mei Antwerpen 22 mei Merelbeke 3 juni Brugge 4 juni
Organisatie van kermissen: theorie en praktijk Op de volgende bijeenkomst van de Re‑ gionale Overlegtafel Economie staat de organisatie van kermissen op de agenda. Op zoek naar inzicht en benieuwd naar ervaringen bij andere besturen? www.vvsg.be/opleidingen Brussel 15 mei
Vorming BEL-schaal voor beginnende indicatiestellers Naast theoretische bagage om met de Bel-schaal aan de slag te gaan, zullen er ook concrete praktijkcases voorgelegd en ingeoefend worden. www.vvsg.be/opleidingen Hasselt 16 mei
Externe audit en interne controle
Actualia overheidsopdrachten Met goede praktijken als gevolg van de nieuwe wetgeving die van kracht is, een vooruitblik op alweer nieuwe ontwikkelingen betreffende overheidsopdrachten. Voor wie snel is, er zijn nog enkele plaatsjes in Leuven op 8 mei! U stuurt dan het best een mail naar nils.callens@vvsg.be. En anders kunt u zeker nog aansluiten in Gent op 20 mei. Alle informatie op www.vvsg.be/opleidingen.
In acht modules, gebaseerd op de thema’s van de leidraad organisatiebe‑ heersing, maakt u kennis met prakti‑ sche instrumenten en handreikingen. www.vvsg.be/opleidingen Gent 20 mei
Communicatie met kwetsbare gezinnen De waarde van een onthaalouder of kinderbegeleider in de integratie van
68 mei 2014 Lokaal
kansarme gezinnen in de kinderopvang: inzichten en oplossingsgerichte metho‑ dieken. www.vvsg.be/opleidingen Leuven 20 mei
Opvolgen van uw BBC-plannen via projectmanagement Met de invoering van de beleids- en beheerscyclus zal de noodzaak aan een goed beheerssysteem voor de opvolging van acties en projecten enkel toenemen: projectmanagement wordt onmisbaar. www.vvsg.be/opleidingen Brugge 26 mei
Autocontrolegids voedselveiligheid in de kinderopvang Het Federaal Agentschap voor Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) ontwierp een autocontrolegids voor de voedselvei‑ ligheid in de opvang van baby’s en peu‑ ters. We maken er u graag wegwijs in. www.vvsg.be/opleidingen
STUDIEDAG OVER DIGITAAL ARCHIVEREN
Digitaal klasseren en beheren van overheidsinformatie
De omslag van papier naar digitaal werken is in volle stroomversnelling. Overal bestaan er digitale dossiers en velen zijn op zoek naar een doordachte en systematische werkwijze om deze digitale documentenstroom goed te beheren: wat moet bijgehouden worden en wat niet, hoe kan een digitaal documentbeheersysteem eruit zien, wat met digitale handtekeningen? Na deze studiedag lukt het u om op een haalbare manier digitaal te klasseren en informatie goed te beheren. Deze studiedag heeft plaats op 5 juni in Antwerpen. Alle informatie op www.vvsg.be/opleidingen
Hasselt 27 mei
Kinderopvangcaravan Een steuntje in de rug van kinderbegelei‑ ders die altijd nieuwsgierig zijn om bij te leren, te netwerken en zo hun motivatie hoog te houden. www.vvsg.be/opleidingen Brussel en Vlaanderen 3 juni
Werkgroep kwaliteitszorg DGAT Stap mee in deze werkgroep en werk via een vereenvoudigde versie van het werkboek Verbeteren door zelfevaluatie aan de zelfevaluatie van het eigen DGAT. www.vvsg.be/opleidingen
Mechelen 27 mei en 3 juni
Omgaan met psychiatrische cliënten voor (referentie)verzorgenden in de thuiszorg In deze ervaringsgerichte training werken verzorgenden via oefeningen en situaties vanuit de eigen praktijk aan de verbete‑ ring van de eigen vaardigheden. www.vvsg.be/opleidingen
Trefdag: 1 + 1 = 11 Hoogdag voor de lokale besturen met seminaries, trefwinkels, praktijken en veel netwerkmomenten. www.trefdag.be
Gent 3 juni
Antwerpen, dinsdag 10 juni
Lerend netwerk dienstverlening in lokale besturen
Een samenwerking van Cipal Institute en de VVSG. Alle info op www.vvsg.be/opleidingen
Tijdens vier bijeenkomsten onder bege‑ leiding van een expert dienstverlening zullen de deelnemers hun ervaringen uitwisselen gecombineerd met bezoeken en het onderzoeken van cases. www.vvsg.be/opleidingen
Seminarie: wat met privacy en informatieveiligheid in lokale besturen?
Gent 16 oktober
Lokaal mei 2014
69
column Vincent Van Genechten
Het provinciale dilemma
De vraag rijst dus al snel of die provincies nog wel nuttig zijn. Op de website van de federale overheid vinden we volgende stelling: ‘De provincies hebben ruime bevoegdheden […] Een provincie heeft op haar grondgebied de verantwoordelijkheid voor alles wat van provinciaal belang is, dus alles wat in het belang van de provincie moet gebeuren en niet valt onder het algemeen belang van de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten, of onder het gemeentelijk belang.’ Ik nodig Linda De Win uit om aan eender welk Vlaams parlementslid te vragen wat ‘provinciaal belang’ eigenlijk is. Wie daarover een nuttige uitleg kan
70 mei 2014 Lokaal
verschaffen, mag van mij eens goed gaan eten. En net die onduidelijkheid is het grote probleem: boven de provincies hangt altijd een mysterieuze wolk. Niemand weet goed waarom ze nu eigenlijk nuttig zijn maar toch slaagt geen enkele regering erin ze te hervormen, laat staan af te schaffen. Dat kiezers het provinciaal kiesformulier zien als een dartsbord, is dan ook niet verwonderlijk. Ik stel een kant-en-klare oplossing voor. Het wordt tijd dat de Vlaamse provincies leren opkomen voor zichzelf. De perceptie is negatief, dus de oplossing is eenvoudig: draai de perceptie om door strategisch te communiceren. Een provincie is op bepaalde vlakken wel degelijk nuttig. Alleen weten zo weinig mensen dat. De vele positieve dingen die een provincie doet, blijven daardoor vaak binnenshuis. Ook ik ben niet zo overtuigd van het nut van het provinciaal niveau maar nu komt de ironie van het verhaal. Begin april kregen we in Grobbendonk de gouverneur van Antwerpen en de voltallige Bestendige Deputatie over de vloer. We kregen daarbij de kans om enkele politieke dossiers aan te kaarten en daarbij – oh jawel – advies en/of hulp te vragen aan de provincie. Ik presenteerde een dossier over onze gemeentelijke musea en werd op slag een pak wijzer van het korte maar krachtige antwoord van de bevoegde gedeputeerde. Na afloop van de werkvergadering dacht ik: De provincie kan mij op aardig wat vlakken helpen. Bij elk volgend dossier moet ik steeds navragen of provinciale steun ingewonnen kan worden. In één voormiddag vervlogen dus alle harde woorden over de provincies en haalde de realiteit het van de vaak al te simpele theorie omtrent het nut van het provinciale niveau. Het binnenshuissprookje van de provincies heeft ook mij kunnen bekoren. Ik geef het toe: ik ben een fan. Want, zo blijkt, provincies zijn nuttig. Blijft natuurlijk de vraag of al wat ze vandaag doen niet gewoon door een ander niveau overgenomen kan worden.
KAROLIEN VANDERSTAPPEN
Op 14 oktober 2012 gingen burgers niet enkel naar de stembus om een nieuwe gemeenteraad te kiezen. Ze moesten ook hun stem uitbrengen voor hun provincieraad. Behalve enkele beperkte harde kernen die altijd op dezelfde partijen stemmen en burgers die geïnteresseerd zijn in de politiek – ja, zo zijn er nog! –, ben ik er rotsvast van overtuigd dat de meerderheid van de kiezers lukraak beslist voor welke partij ze op provinciaal niveau stemt. De Vlaamse provincies hebben dan ook niet bepaald een geweldige reputatie. Ze lijden in zekere zin aan het ‘Europese Uniesyndroom’: iedereen weet dat ze bestaan maar niemand weet precies waarmee ze zich een godganse dag bezighouden. De provincies hebben geen aantrekkelijke bevoegdheden en komen vaak enkel negatief in het nieuws. Een deel van de Vlaamse partijen (en opinie) is ze liever kwijt dan rijk en bij elke gouverneurswissel ontstaat er wel ergens ruzie. Wat wil je ook: de gouverneurs worden nog steeds benoemd in plaats van verkozen, zoals de burgemeesters. Democratie onwaardig? Daar valt toch wel over te discussiëren.
Courante bankverrichtingen vanop afstand beheren via smartphone of tablet: voor steeds meer particulieren is het de normaalste zaak van de wereld. Tot nu toe was geen enkele mobiele bankapplicatie in België echt aangepast aan de specifieke behoeften en kenmerken van publieke of social profit instellingen en van grote ondernemingen. Maar nu is er BelfiusWeb Mobile.
BelfiusWeb Mobile: via uw smartphone gratis en in alle veiligheid toegang tot de belangrijkste functies van BelfiusWeb en Isabel! “Bijna alle klanten kennen BelfiusWeb en Isabel, onze e-bankingprogramma’s die hen online toegang geven tot onze bancaire diensten. Oplossingen die performant en volledig zijn … maar waarvoor je wel achter een pc moet plaatsnemen om ze te gebruiken, wat niet altijd praktisch is”, stelt Olivier Onclin, directeur Marketing Public & Wholesale Banking. “We hebben BelfiusWeb Mobile ontwikkeld voor financieel verantwoordelijken, namelijk financiële beheerders en directeurs, ontvangers en al wie over de vereiste volmachten en handtekenbevoegdheden beschikt, die hun bank altijd binnen handbereik willen hebben, niet alleen op de werkvloer maar ook thuis, onderweg, in binnen- en buitenland …”
U hebt de functies van BelfiusWeb gekozen
BelfiusWeb Mobile laat vanaf nu toe om de belangrijkste functies van BelfiusWeb en Isabel via smartphone te gebruiken. Enkele voorbeelden: collectieve loonbetaling valideren, leveranciersfacturen dringend betalen, hele loten van Europese domiciliëringen verwerken, rekeningen en opdrachten gelijktijdig opvolgen, soms in verschillende entiteiten … “BelfiusWeb Mobile laat ook toe om opdrachten te verwerken waarvan de bedragen overeenstemmen met de dagelijkse realiteit van onze klanten”, gaat Olivier Onclin verder. “We hebben deze functies geselecteerd in overleg met onze klanten om ervoor te zorgen dat de app volledig aan hun behoeften qua flexibiliteit en mobiliteit beantwoordt. Zonder af te dingen op de veiligheid, uiteraard. We verwachten dan ook dat deze app evenveel succes zal kennen als de versies voor de particuliere klanten*”. *
Belfius Direct Mobile krijgt van zijn gebruikers de hoogste waardering voor een bancaire app: 4,6/5 in de App Store et 4,6/5 op Google play.
Belfius Bank NV, Pachecolaan 44, 1000 Brussel – IBAN BE23 0529 0064 6991 – BIC GKCCBEBB – RPR Brussel BTW BE 0403.201.185 – FSMA nr. 19649 A
“
Vandaag kan ik onderweg checken of de nodige dotaties ontvangen zijn, en kan ik onmiddellijk betalingen doen op mijn smartphone, zonder nog een laptop te moeten meenemen.
”
Paul Vanstraelen, financieel beheerder van het OCMW Sint-Truiden en bijzonder rekenplichtige van de politiezone Sint-Truiden.
Overtuigd? Hebt u een smartphone? Download dan meteen de BelfiusWeb Mobile app via Google play of de App Store door de code hiernaast te scannen. Activering gebeurt via BelfiusWeb. Indien u een Isabel Card hebt, moet u eerst uw toestel linken aan uw “BelfiusWeb via Isabel” abonnement en nadien uw registratie finaliseren. Meer weten of hulp nodig? Neem contact op met uw relatiebeheerder, bel naar het nummer 02 222 87 20 of surf naar www.belfius.be/belfiuswebmobile. De info is ook beschikbaar op BelfiusWeb.
Wordt u onze laureaat 2014?
Kand idatu w orde ren ing n e 15 sewacht v贸 ptem 贸r 2014 ber
Voor het tweede jaar op rij wil Ethias de beste praktijken inzake preventie van zijn klanten uit de openbare sector belonen. Nieuw voor deze editie is dat we ook de non-profitsector erbij betrekken. Wenst u uw idee毛n, projecten, goede praktijken en succesverhalen in dit domein met anderen te delen? Doe dan zeker mee aan deze wedstrijd!
Surf snel naar www.preventionawards.be en schrijf u nu al in voor de editie 2014!
Met de steun van: