Nr 6 | Lokaal is het maandblad van de lokale besturen en verschijnt 11 x per jaar | VVSG vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746
Lokaal
De lokale impact van de zesde staatshervorming
Gemeenten gaan de kapitaalmarkt op
Zwerfvuil op hotspots
Taal stimuleren op het speelplein
HIER SORTEREN WE
NET ALS THUIS
Fost Plus ijvert reeds 20 jaar samen met steden, gemeenten en afvalintercommunales voor het correct sorteren van huishoudelijk verpakkingsafval. Met resultaat! De Belg sorteert thuis bijna perfect. Hoog tijd om dit succesverhaal uit te breiden naar bijvoorbeeld de werkplek, de sportclub, het zwembad, recreatiedomeinen of tal van andere plaatsen waar mensen samenkomen en consumeren. Zo zorgen we ervoor dat lege verpakkingen gerecycleerd kunnen worden tot nieuwe grondstoffen.
www.fostplus.be
Samen > Goed sorteren > Beter recycleren
stefan dewickere
opinie
mark suykens algemeen vvsg-directeur
Regioscreening schiet doel voorbij
N Het is veel efficiënter te investeren in streken en samenwerkingsinitiatieven die al een weg hebben afgelegd en veel potentie hebben om reële vooruitgang te boeken.
u de tweede fase van de Vlaamse regioscreening werd afgerond, is het tijd om even te reflecteren. In de eerste fase werden 2228 samenwerkingsverbanden geïnventariseerd, met als conclusie dat er wildgroei en verrommeling is in Vlaanderen en dat vooral de lokale besturen die veroorzaakt hebben. Wat zijn de feiten? De inventaris is vanuit twee oogpunten zeer ongenuanceerd. Een eerste belangrijk element is dat voor de helft van de in de inventaris opgenomen samenwerkingsverbanden het initiatief van andere overheden dan de lokale kwam. Met 679 samenwerkingsverbanden is Vlaanderen de grootste opstarter, gevolgd door de provincies (220) en de federale overheid (157). Dit zijn er in totaal 1056. Als er dan al sprake zou zijn van verrommeling – of is het eerder een verantwoorde netwerksamenleving –, willen de centrale overheden dan eerst eens in eigen boezem kijken? Ten tweede bevat de inventaris enkele honderden overleggroepen, werkgroepen, collegagroepen die geen beheers- of beleidsfunctie vervullen namens de lokale overheden maar eerder technische, beroepsondersteunende informatienetwerken zijn. In feite zijn er een 750 relevante samenwerkingsverbanden opgericht door lokale besturen die een effectieve beheers- en/of beleidsfunctie vervullen. In de tweede fase, de evaluatiefase per streek onder begeleiding van de provinciegouverneurs en een extern consultingbureau, werden naar onze mening niet de juiste accen-
ten gelegd. Om te beginnen lag de klemtoon eenzijdig op de samenwerkingsverbanden die door de lokale besturen opgericht zijn. De door centrale overheden opgerichte initiatieven bleven nagenoeg buiten het vizier. Ten tweede werd alle energie gestopt in een gebiedsdekkende werkwijze, terwijl het veel efficiënter was geweest te investeren in streken en samenwerkingsinitiatieven die al een weg hebben afgelegd en veel potentie hebben om reële vooruitgang te boeken. Dus investeren in actiegerichte streekprojecten of kleinschalige interlokale samenwerkingsvormen (zowel van gemeenten als OCMW’s) die een voorbeeldfunctie kunnen vervullen voor andere streken. De enige winst die werd behaald, is een groter bewustzijn bij een aantal mandatarissen en topambtenaren dat ze zelf werk moeten maken van efficiëntie, bestuurskrachtversterking en geëngageerde samenwerking. Op het terrein zelf wordt steeds meer initiatief genomen. Politiezones opteren voor intensieve samenwerking, associatie of fusie. Gemeenten én OCMW’s investeren in samenaankoop op streekniveau en organiseren steeds meer gezamenlijke diensten. In sommige gevallen bespreken burgemeesters een toekomstige samenvoeging met collega-gemeenten. Op andere plekken komen gesprekken op gang over stadsregionale ontwikkeling. Een echte regioscreening moet op deze verschillende actieve sporen inpikken en procesondersteuning geven. Geen blauwdrukken voor fusies alleen, maar lokale ontwikkelingen in diverse vormen forser ondersteunen.
Lokaal juni 2014
3
inhoud • juni 2014 • nummer 6
special
Deze staatshervorming heeft meer invloed op de lokale besturen dan pakweg mogelijke fusies. De fiscaliteit zal veranderen met effecten op de inkomsten van de gemeenten. Maar ook het verkeersveiligheidsfonds, de RSZ-kortingen op allerlei personeel, het activeringsbeleid van de OCMW’s of de distributietarieven maar ook al wat raakt aan gezondheid zoals de kinderbijslag en de ouderenzorg.
22
22 Interview Karine Moykens en Dirk Dewolf ‘De tankers zijn in beweging gezet.’
Karine Moykens is secretaris-generaal van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Dirk Dewolf is administrateur-generaal van het Agentschap Zorg en Gezondheid. Zij zorgen de volgende jaren voor het Vlaamse welzijns- en gezondheidsbeleid dat door de zesde staatshervorming in plaats van vier miljard euro vanaf 1 januari 2015 elf miljard zal beheren, op een totaal van 39 miljard euro voor de Vlaamse overheid.
26 Gedruppel in de Dorpsstraat De zesde staatshervorming en de lokale impact van de Bijzondere Financieringswet 30 De staatshervorming nadert nu ook de gemeente 31 Arbeid naar de deelstaten 34 Verkeersveiligheidsfonds doet rekening kloppen 35 De stelling ‘Zesde staatshervorming: Wetstraat wordt Vlaamse Steenweg, maar voor de Dorpstraat verandert er niets.’ 36 Ouderenzorg en de staatshervorming
Lokaal is het maandblad van de lokale besturen Contact lokaal@vvsg.be, T 02‑211 55 46 Hoofdredacteur Marlies van Bouwel marlies.vanbouwel@vvsg.be Werkten mee aan dit nummer Redactie Marleen Capelle, Katrien Gordts, Pieter Plas, Jan Van Alsenoy, Bart Van Moerkerke Beeld Layla Aerts, Stefan Dewickere, Bart Lasuy, Nix, Karolien Vanderstappen, Vorm Ties Bekaert Druk Schaubroeck Met de steun van Belfius en Ethias, partners van de VVSG Advertenties Peter De Vester peter@cprojects.be, T 03-326 18 92
4 juni 2014 Lokaal
Vacatures en abonnementen Nicole Van Wichelen nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 Prijs abonnement VVSG-leden: 68 euro VVSG-leden vanaf 10 ex. 55 euro Niet-leden: 125 euro Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • www.vvsg.be VVSG-bestuur Luc Martens, algemene voorzitter, voorzitter algemene vergadering en voorzitter directiecomité Kris Van Dijck, voorzitter raad van bestuur Rudy Coddens, voorzitter directiecomité afdeling OCMW’s Bart Somers, voorzitter afdeling veiligheidsdiensten
Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG
22
BART LASUY
De lokale impact van de zesde staatshervorming
bestuurskracht
6 Kort print & web, perspiraat, Nix 8 Gemeenten gaan de kapitaalmarkt op 10 De lokale mandataris en de fiscus
Veel burgemeesters, schepenen en OCMWmandatarissen maar ook raadsleden zullen hun nieuwe inkomsten die voortvloeien uit hun mandaat voor het eerst moeten invullen op hun belastingbrief. Bewijst u beter uw reële uitgaven of hanteert u beter het wettelijke forfait?
12 vrije tribune Investeren in bijdetijds HR-beleid 14 Heimwee naar het lokaal sociaal beleidsplan? 16 Een smoel voor Europa: Het woord is aan de Europese burgers 18 Praktijk in Kortrijk Budget Games: In Kortrijk bepalen inwoners het beleid 20 De OCMW-raad van Leuven Een goede sfeer en inhoudelijk debat mens & ruimte
36 Kort nieuws, print & web, oproepen 42 Zwerfvuil: een subjectief gevoel in cijfers uitgedrukt
64
DANIEL GEERAERTS
DANIEL GEERAERTS GF
52
3 opinie Regioscreening schiet doel voorbij 70 column Verboden te lachen
STEFAN DEWICKERE
10
STEFAN DEWICKERE
16
45 Voor meer ruimtelijke bestuurskracht 46 Ruimtelijke uitvoeringsplannen zelf goedkeuren 47 Hulpverlening komt uit haar kot 50 Into D-mentia: op bezoek in de leefwereld van iemand met dementie 52 De bibliotheek is goud waard 54 Boekbaby’s verovert Vlaanderen In den beginne waren er woorden… 56 Spelen en/of leren Taal stimuleren in de vrije tijd 60 OCMW: sterk werk ‘De geknipte cliënt voor de klus’
beweging
63 Open en bloot 64 Netwerk Kruisbestuiving om schulden te voorkomen
Met BudgetInZicht werken OCMW’s en CAW’s intensief samen aan schuldpreventie. De coördinatoren komen om de zes weken op de VVSG samen om hun jonge project verder uit te werken en van elkaar te leren, samen met Isolde Vandevelde, medewerker van het Vlaams Centrum Schuldenlast.
66 Kort promotie, perspiraat 68 agenda
Lokaal juni 2014
5
bestuurskracht kort lokaal perspiraat
“Tegen 2030 moeten er 330.000 woningen bijkomen, die bij voorkeur binnen of dicht bij de bestaande kernen worden gebouwd. Maar dat wil niet zeggen dat alles moet worden dichtgebouwd. Een elegante oplossing is groepswonen: goed voor het milieu én voor de maatschappelijke cohesie. Maar het is heel moeilijk voor groepen om een geschikt stuk bouwgrond te vinden, omdat projectontwikkelaars die vaak opkopen.” Jessika De Lille, woordvoerster van de Bond Beter Leefmilieu – Metro 19/5 “Klein en persoonlijk is de nieuwe trend in musea. Musea gaan over ons. Je ziet musea steeds vaker een verantwoordelijkheid opnemen voor een gemeenschap. Voor de waardigheid en trots ervan.” De Vos, voormalig hoofd publiekswerking in het Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel – De Standaard 19/5 “Qua mobiliteit is de ideale stad die waar je op citytrip wil gaan. Dat is de lakmoesproef. Je zal zien dat het altijd steden zijn waar erg weinig autoverkeer in de binnenstad is, zodat er ruimte is om te wandelen, marktjes, fietsers... Eind 2013 pakte Hamburg uit met een plan om tegen 2050 auto-onafhankelijk te worden dankzij groene parkverbindingen waar veilig, aangenaam en gezond gefietst en gewandeld zou kunnen worden tussen de bestemmingen. Daar moet het naartoe.” Socioloog en mobiliteitsonderzoeker Kris Peeters – Gazet van Antwerpen 17/5 “Afwachten is geen optie en lokale overheden kunnen wel degelijk het verschil maken in het klimaatbeleid. We ondertekenden samen met Aalst en Sint-Niklaas het Burgemeestersconvenant en engageren ons om de Europese klimaatdoelstellingen te behalen door de CO2-uitstoot op ons grondgebied met minstens 20% te verminderen tegen 2020.” Burgemeester Piet Buyse (CD&V) van Dendermonde - Gazet van Antwerpen 15/5 “Lokale besturen voeren in zekere zin een demografische politiek. Gemeenten nemen initiatieven om het wonen aantrekkelijker te maken voor gezinnen. De stad en de omliggende gemeenten gaan daarbij in concurrentie met elkaar. De Vlaamse overheid zou hier meer scheidsrechter kunnen spelen.” Onderzoekers Dirk Luyten en Kathleen Emmery van het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen – De Standaard 13/5
6 juni 2014 Lokaal
nieuws
Van Vlaamse Lokale Ontvangers naar Vlofin De algemene vergadering van de Vlaamse Lokale Ontvangers (VLO) van 20 mei 2014 greep de viering van haar tienjarig bestaan aan om haar naam en logo aan te passen aan de sinds 2013 veranderde functiebenaming. De keuze viel op Vlofin: de Vlaamse LOkale FINancieel beheerders. De benaming benadrukt de Vlaamse en lokale verankering van de functie, houdt met de eerste drie letters ook een knipoog in naar het verleden en verwijst ten slotte natuurlijk naar de functiebenaming en corebusiness van de financieel beheerders. Vlofin wil naast belangenbehartiger van alle financieel beheerders en bijzonder rekenplichtigen (voor politiezones en brandweerzones) ook vooral een vereniging zijn voor collegiale kennis- en expertiseuitwisseling over de lokale financiën. Ze wil zo ten dienste staan van de lokale besturen, hun bestuurders en andere belanghebbenden, onder het motto ‘je collega is je beste consultant’. Om de transitie compleet te maken werd ook de volledig nieuwe website www.vlofin.be gelanceerd in samenwerking met V-ICT-OR, waarop het delen van kennis en expertise centraal staat. Herwig Hoskens, financieel beheerder van gemeente Lille, volgt Philip Lefever als voorzitter op.
Toekomstvisie De nieuwe naam en het nieuwe logo passen in de evolutie naar new public management die is ingezet door het Gemeentedecreet, een evolutie die de vereniging en haar partners met veel enthousiasme hebben omarmd en vertaald in de nog altijd zeer ac-
tuele uitgave Van ontvanger, een ambt met een indrukwekkend verleden, naar financieel beheerder, een ambt met een veelbelovende toekomst uit 2010. Die biedt een leidraad aan alle financieel beheerders voor een toekomstgerichte invulling van hun ambt. De vereniging geeft er ook haar toekomstvisie weer op het ambt, waarbij ze focust op vijf clusters: de financieel beheerder als CFO, controller, change manager, bewaker van wettigheid en regelmatigheid (compliance) en bewaker van het financiële evenwicht.
Nieuwe vorming Vlofin gaf op 20 mei ook het startschot voor een opleidingstraject dat de vereisten van de externe audit met betrekking tot financieel management probeert te koppelen aan deze vijf clusters. In het opleidingstraject wordt ook rekening gehouden met input vanuit de VVSG. Vlofin verspreidde vorig jaar onder de financieel beheerders op eigen kosten het boekje Verbeteren door zelfevaluatie: specifiek werkboek financieel management van Ruud Bourmanne, VVSGstafmedewerker organisatieontwikkeling. Vlofin wil dus duidelijk inzetten op een verder verhogen van de kwaliteit van het lokaal financieel management. ben gilot
info@vlofin.be en www.vlofin.be
Europees cohesiebeleid: Wie zit mee aan tafel? In slechts één op vijf lidstaten zitten de lokale besturen mee aan tafel bij de voorbereiding en uitwerking van het partnerschapsakkoord dat de grote lijnen vastlegt voor het besteden van de Europese Structuurfondsen 2014-2020. België is daar niet bij. Uiteraard zijn de regionale overheden, – in België zijn dat de gewesten, met Vlaanderen, Wallonië en Brussel – degenen die de pen vasthouden, maar de lokale besturen worden niet betrokken. De Europese Gedragscode voor het partnerschapsakkoord is nochtans niet vrijblijvend. Onze Europese koepel maakte een overzicht en formuleerde aanbevelingen. De komende jaren zullen die gehanteerd worden bij de opvolging van de Structuurfondsen, in de gesprekken met de Europese Commissie en het Europees Parlement. betty de wachter
Het overzicht met aanbevelingen is te vinden op www.ccre.org.
print & web
STEFAN DEWICKERE
Overheidsopdrachtenrecht 2013-2014
Manager televisie VRT Jean Philip De Tender, VVSG-voorzitter Luc Martens en algemeen VVSG-directeur Mark Suykens ondertekenen het protocol citymarketing.
VRT en VVSG: meer transparantie bij producties op locatie Op 12 mei ondertekenden de VRT en de VVSG een protocol citymarketing. Deze overeenkomst kwam er op verzoek van (voormalig) mediaminister Ingrid Lieten. De aanleiding was een reeks parlementaire vragen in 2013 over de financiële inbreng van gemeenten bij televisieproducties zoals Villa Vanthilt. De minister suggereerde toen in haar antwoord dat de VRT en de VVSG het best een gentlemen’s agreement konden afsluiten om meer duidelijkheid te creëren. In de overeenkomst engageert de VRT zich om meer transparantie te brengen over de financiële en logistieke impact van producties op locatie. Zo worden naast een vaste financiële bijdrage ook de bijkomende kosten zoals verplaatsing, catering of overnachting op voorhand in rekening gebracht. De gemeenten kunnen op deze manier een afgewogen beslissing nemen. De VVSG zal als aanspreekpunt optreden wanneer gemeenten vragen hebben.
Dit Themawetboek verzamelt de relevante wet- en regelgeving inzake overheidsopdrachten op het Europese en het nationale niveau. Het bundelt daarbij ook rondzendbrieven van diverse overheden en adviezen van de Commissie voor de Overheidsop‑ drachten, geselecteerd op grond van hun blijvende actualiteit en bruikbaarheid voor de juridische praktijk. De opgenomen akten zijn voorzien van verhelderende annotaties en verwijzingen naar de rechtspraak. Bovendien bevat het boek een gedetail‑ leerd trefwoordenregister en een exhaustieve inhoudsopgave. C. De Koninck, P. Flamey, J. Bosquet, Overheidsopdrachtenrecht, geannoteerd met de rechtspraak van de Raad van State, 20132014, Uitgeverij Larcier, Brussel, 126 euro
jan van alsenoy
nix
Lokaal juni 2014
7
bestuurskracht financieel beleid
Gemeenten gaan de kapitaalmarkt op Enkele lokale besturen halen via de uitgifte van schuldpapier geld op via de kapitaalmarkt om zich op lange termijn te financieren. Wie zijn ze en waarom doen ze zoiets? Lokaal biedt u een blik op een alternatief financieringsinstrument in de lokale sector. tekst ben gilot beeld daniel geeraerts
9,9 miljard euro. Dat is het totale bedrag van de leningen die gemeenten en OCMW’s in 2011 hadden uitstaan. De meeste van die leningen zijn bankleningen. Klassieke bankleningen zijn de laatste jaren echter een stuk duurder geworden. Door de Europese schuldencrisis hebben leningen aan overheden namelijk hun connotatie van risicoloze lening verloren. Maar ook de geleidelijke invoering van de Basel III-regels maakt bankleningen duurder. Sommige besturen kijken daarom naar alternatieve methoden om hun investeringen te financieren, bijvoorbeeld door een beroep te doen op de financiële markten. Daar kunnen ze schuldpapier, ook schuldbewijzen genoemd, verkopen. Een bestuur dat schuldbewijzen verkoopt, verbindt er zich toe het uitgeleende geld terug te betalen wanneer de schuldbewijzen ten einde lopen, op de eindvervaldag dus. In tussentijd betaalt het bestuur rente aan de koper van de schuldbewijzen. Dergelijke schuldbewijzen kunnen op de financiële markten verhandeld worden. De verkoop van schuldbewijzen op de kapitaalmarkt is uiteraard niet beperkt tot lokale besturen. Naast ondernemingen doen ook de Vlaamse en de federale overheid regelmatig een beroep op de financiële markten. De federale overheid herfinanciert bijvoorbeeld op die manier haar schuld. Volgens gegevens van het Agentschap Binnenlands Bestuur kozen gemeenten bij het afsluiten van leningen vanaf 2012 iets meer voor de kapitaalmarkt. 5% van de leningen, zo’n 37,4 miljoen euro, die gemeenten in 2012 aangingen, waren namelijk obligatieleningen. In totaal hebben vandaag een dertigtal Vlaamse gemeenten en OCMW’s een programma bij een financiële instelling opgestart dat het hun mogelijk maakt schuldpapier uit te geven dat ze op korte, middellange of lange termijn moeten terugbetalen (zie kader). In totaal zouden deze lokale besturen voor zo’n 2 miljard euro aan leningen kunnen afsluiten. Of ze de leningen ook daadwerkelijk opnemen, hangt onder andere af van de evolutie van hun financieringsbehoefte. Begin mei 2014 hadden deze lokale besturen voor 630 miljoen euro aan schulden op deze manier uitstaan.
Indien besturen regelmatig grote investeringen doen, kunnen schuldbewijzen een mogelijkheid zijn om de financieringsbronnen van het bestuur te diversifiëren en zo de kans te vergroten altijd (betaalbare) financiering te vinden.
8 juni 2014 Lokaal
De schuldbewijzen die besturen verkopen, kunnen sterk variëren. Een bestuur kan bijvoorbeeld kiezen voor de uitgifte van kortetermijnthesauriebewijzen. Dat zijn schulden die het op korte termijn – dat wil zeggen enkele dagen tot een jaar – moet terugbetalen. Daarnaast kan een bestuur ook schuldbewijzen uitgeven op middellange of lange termijn, langlopende thesauriebewijzen of medium term notes (MTN) genoemd. Dat zijn
doorgaans schuldbewijzen met termijnen van vijf tot vijftien jaar, maar korter of langer kan ook. Naast de verschillen bestaan er ook gemeenschappelijke kenmerken tussen de verschillende schuldbewijzen die kunnen worden uitgegeven. In tegenstelling tot klassieke bankleningen moet bij thesauriebewijzen vóór de eindvervaldag geen kapitaal afgelost worden. Pas op het einde van de looptijd van de lening moet de uitgever het volledige ontleende bedrag terugbetalen. Tussentijds zijn er wel rentebetalingen verschuldigd. Een ander gemeenschappelijk kenmerk is de beperkte(re) rol die de bank speelt bij de uitgifte van schuldbewijzen. Het geld dat ontleend wordt, komt namelijk niet van de bank (bijvoorbeeld van spaardeposito’s). De bank treedt wel op als tussenpersoon die de uitgever vooral begeleidt bij de verkoop en de verhandeling van de schuldbewijzen. Voor dat werk rekent de bank een vergoeding aan.
In totaal zouden deze lokale besturen op de kapitaalmarkt zo’n 2 miljard euro aan leningen kunnen afsluiten. Of ze de leningen ook daadwerkelijk opnemen, hangt onder andere af van de evolutie van hun financieringsbehoefte. Het uitgeven van schuldbewijzen door lokale besturen kan voordelen bieden. Indien besturen regelmatig grote investeringen doen, kunnen schuldbewijzen een mogelijkheid zijn om de financieringsbronnen van het bestuur te diversifiëren en zo de kans te vergroten altijd (betaalbare) financiering te vinden. Het is daarnaast ook mogelijk dat een lokaal bestuur zich door schuldbewijzen uit te geven goedkoper financiert dan met klassieke bankleningen. Dat zal afhangen van de stand van de onderliggende marktrentevoet en de hoogte van de marge die intekenaars op het schuldpapier, dikwijls pensioenfondsen en verzekeraars, vragen. Er zijn echter ook risico’s verbonden aan de uitgifte van schuldbewijzen. Het is mogelijk dat een bestuur op het moment van de uitgifte geen kopers voor de schuldbewijzen vindt. Dat risico bestaat bij de initiële plaatsing van de schuldbewijzen maar het kan ook voorkomen op de eindvervaldag, voor zover er geen middelen voorhanden zijn om de lening af te lossen en de lening dus geherfinancierd moet worden. Het bestuur kan zich tegen dit risico indekken door een back-uplijn af te sluiten waarbij een andere partij, meestal de bank die de uitgifte begeleidt, desgevallend het schuldpapier opkoopt. Een ander risico bestaat erin dat de rente die bij de herfinanciering betaald moet worden, hoger of zelfs veel hoger uitvalt dan verwacht. Alleszins is het voor een bestuur verstandig op de toekomstige kapitaalaflossingen te anticiperen en hierover transparant te communiceren. Is het nu voor alle besturen interessant om de kapitaalmarkt op te gaan? Mogelijk vertonen investeerders maar een beperkte
Uitgifteprogramma’s
Situatie op 5 mei 2014 maximumbedrag 30.000.000
opgenomen bedrag
Aalst
Gemeente
30.000.000
Aarschot
Gemeente
25.000.000
4.750.000
Antwerpen
OCMW
187.500.000
64.678.000
Beveren
Gemeente
53.000.000
14.000.000
Brugge
Gemeente
100.000.000
29.250.000
Brugge
OCMW
30.000.000
20.000.000
Genk
Gemeente
30.000.000
20.000.000
Genk
OCMW
25.000.000
16.754.000
Gent
Gemeente
450.000.000
50.000.000
Gent
OCMW
15.000.000
0
Hasselt
Gemeente
450.000.000
82.751.000
HeusdenZolder
Gemeente
25.000.000
7.000.000
Ieper
Gemeente
25.000.000
2.000.000
Knokke-Heist
Gemeente
30.000.000
5.000.000
Leuven
Gemeente
85.000.000
45.602.000
Lier
Gemeente
45.000.000
34.000.000
Mechelen
Gemeente
100.000.000
51.795.000
Mechelen
OCMW
25.000.000
0
Ronse
Gemeente
20.000.000
13.000.000
Sint-Truiden
Gemeente
23.500.000
3.000.000
Tienen
Gemeente
50.000.000
19.099.000
Vilvoorde
Gemeente
60.000.000
7.500.000
Wielsbeke
Gemeente
25.000.000
25.000.000
Wingene
Gemeente
25.000.000
8.275.000
Zaventem
Gemeente
25.000.000
7.000.000
Zottegem
Gemeente
30.000.000
26.750.000
Pool
8 gemeenten
43.500.000
43.500.000
interesse in schuldbewijzen van relatief kleine besturen die deze financieringsvorm onregelmatig en voor kleinere bedragen willen inzetten. Als we bijvoorbeeld naar de ondernemingen kijken, zien we dat de uitgifte van schuldpapier veelal gebeurt door de grotere ondernemingen. Kmo’s ondervinden meer moeilijkheden om zich tot de kapitaalmarkten te wenden wegens hun kleine omvang, de hoge transactiekosten of doordat er minder informatie over hen beschikbaar is. Keren we terug naar de lokale besturen, dan stellen we vast dat er initiatieven zijn om met enkele besturen samen een gebundelde uitgifte doen. Op de VVSG-Trefdag van 16 oktober leggen we in de sessie ‘Instrumenten voor schuldfinanciering: meer dan bankleningen alleen?’ de vraag voor aan experts en mensen uit de praktijk. Feit is dat de uitgifte van schuldbewijzen de nodige kennis van zaken vereist. Een bestuur dat de kapitaalmarkt op gaat, kan er dan ook beter op letten dat die in het bestuur aanwezig is of ontwikkeld wordt. Ben Gilot is VVSG-stafmedewerker financiën
Lokaal juni 2014
9
bestuurskracht het statuut van de politici
De lokale mandataris en de fiscus Veel lokale mandatarissen zullen straks voor het eerst hun belastingaangifte invullen met daarop ook een inkomen dat ze als raadslid, schepen of burgemeester hebben gekregen. Maar hoe zit dat precies in elkaar, bijvoorbeeld in combinatie met andere beroepsinkomsten? Lokaal maakt het allemaal duidelijk voor u. tekst jan leroy beeld stefan dewickere
B
urgemeesters, schepenen, OCMW-voorzitters en leden van districtscolleges verdienen voor de uitoefening van hun mandaat een wedde. Dat betekent dat de ‘werkgever’ (de gemeente, het OCMW of het district) hun maandelijks een nettobedrag uitbetaalt: de brutowedde verminderd met de persoonlijke sociale bijdragen en de bedrijfsvoorheffing. Na afloop van het inkomstenjaar bezorgt de gemeente, het OCMW of het district aan de uitvoerende mandatarissen een zogenaamde fiche 281.10. Een kopie van dat document gaat naar de belastingdiensten. Op die fiche staan de uitbetaalde lonen, de ingehouden bedrijfsvoorheffing enzovoort. Elke belastingplichtige mag van zijn belastbaar inkomen de kosten aftrekken die hij heeft gemaakt om zijn inkomen te verdienen, de zogenaamde beroepskosten. Loon- en weddetrekkenden hebben de keuze tussen twee systemen: een beroep doen op het wettelijke forfait, of de werkelijk gemaakte kosten bewijzen. Voor burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters is er daarnaast nog
een derde systeem, een speciaal forfait dat alleen voor hen geldt. Leden van districtscolleges kunnen daar geen beroep op doen. Dat speciale forfait bepaalt de beroepskosten die een burgemeester, schepen of OCMW-voorzitter in mindering van zijn belastbaar inkomen mag brengen, zonder die kosten te moeten bewijzen. De Federale Overheidsdienst Financiën bepaalt jaarlijks het bedrag, dat identiek is voor alle besturen. Voor het aanslagjaar 2014 (inkomsten 2013) gaat het om 6681,94 euro voor een burgemeester en 4009,16 euro voor een schepen of OCMW-voorzitter. Opgelet! Veel besturen betalen aan hun uitvoerende mandatarissen een deel van de kosten die ze maken terug, zoals verplaatsingskosten, telefonie of computergebruik. Volgens de fiscus moeten deze terugbetalingen worden afgetrokken van het speciale forfait. Uitvoerende lokale mandatarissen kunnen in plaats van het speciale forfait ook kiezen voor het wettelijke forfait. Dat geldt trouwens automatisch voor wie niet voor een ander systeem kiest.
Wettelijk forfait aanslagjaar 2014 (inkomsten 2013) 28,7% van de eerste schijf van 5650 euro 10% van de inkomensschijf van 5650 euro tot 11.220 euro 5% van de inkomensschijf van 11.220 tot 18.670 euro 3% van de inkomensschijf boven 18.670 euro met een absoluut maximum van 3900 euro.
10 juni 2014 Lokaal
Het is doorgaans niet voordelig voor het wettelijke forfait te opteren, omdat het maximaal aftrekbare bedrag lager ligt dan het speciale forfait. Als derde mogelijkheid kan een mandataris de werkelijk gemaakte beroepskosten bewijzen en, in de mate dat de belastingcontroleur ze aanvaardt, van het belastbare inkomen aftrekken. Mogelijkheden hier zijn: kosten voor verplaatsingen in opdracht van het bestuur, kantoorbenodigdheden, telefoon- en internetkosten, abonnementen, noodzakelijke lidmaatschappen, gedeeltelijk gebruik van privéhuisvesting, aankopen van kantoormeubilair of pc (af te schrijven over verschillende jaren) of relatiegeschenken (50% aftrekbaar). Dergelijke kosten komen uiteraard maar voor aftrek in aanmerking voor zover ze niet al door het bestuur werden terugbetaald, en voor zover voldoende aangetoond wordt dat ze noodzakelijk zijn voor het mandaat. Dit laatste betekent dikwijls dat hierover een afspraak wordt gemaakt met de belastingcontroleur, naar aanleiding van de controle van de belastingaangifte. Een uitvoerende mandataris die nog een ander inkomen geniet, heeft voor dat andere inkomen ook weer de keuze tussen het wettelijke forfait enerzijds en het aangeven van de werkelijke kosten anderzijds, en dat los van de kostenkeuze voor het inkomen uit het mandaat. Alleen als voor beide inkomens het wettelijke forfait wordt gekozen, moet dat worden be-
Zijn verkiezingsuitgaven en partijafdrachten aftrekbaar? Het argument dat verkiezingsuitgaven kosten zijn die een mandataris maakt om een inkomen te verwerven of te behouden, wordt tot nu toe niet aanvaard, die uitgaven zijn geen fiscaal aftrekbare beroepskosten. De meeste mandatarissen moeten een deel van hun inkomen als politicus afstaan aan de partij of lijst die hen heeft voorgedragen. Deze bijdragen of giften zijn wel fiscaal aftrekbaar als beroepskosten, maar onder een dubbele voorwaarde: de mandataris bewijst zijn werkelijke beroepskosten (en doet dus geen beroep op een forfait) én hij kan aantonen dat de bijdrage verplicht is en dus geen pure gift, want giften aan politieke partijen zijn niet fiscaal aftrekbaar.
rekend op het totaal van de inkomsten. Ook hier is er voor leden van districtscolleges een uitzondering: als zij hun inkomen als mandataris combineren met een ander inkomen, dan moeten ze wel voor beide hetzelfde kostensysteem hanteren.
Werkelijk gemaakte beroepskosten komen uiteraard maar voor aftrek in aanmerking voor zover ze niet al door het bestuur werden terugbetaald, en voor zover voldoende aangetoond wordt dat ze noodzakelijk zijn voor het mandaat.
Presentiegelden Vele burgemeesters, schepenen, OCMWvoorzitters, voorzitters en bureauleden van districtsraden verdienen niet alleen een wedde, maar ook presentiegelden als provincieraadslid bijvoorbeeld of als bestuurder in een intergemeentelijk samenwerkingsverband. Ook gemeente- en OCMW-raadsleden krijgen presentiegeld. Bij de aangifte van de presentiegelden kunt u eveneens beroepskosten inbrengen. Hier bestaan maar twee systemen: het wettelijke forfait of de aangifte van de werkelijke beroepskosten. Deze keuze staat los van de keuze die u maakt voor de eventuele wedde als uitvoerend mandataris, of voor andere beroepsinkomsten.
Hoe de belastingaangifte invullen? Voor de manier waarop het inkomen als mandataris, de ingehouden bedrijfsvoorheffing en de gemaakte kosten concreet moeten worden ingevuld op de belastingaangifte, verwijzen we naar de website van de VVSG. Houd er wel rekening mee dat de presentiegelden in principe op deel 2 van de belastingaangifte moeten terechtkomen, en dat krijgt niet iedereen automatisch toegestuurd van de belastingdiensten. Vraag het dus op tijd aan, voor zover u nog met de papieren aangifte (in te dienen tegen uiterlijk 26 juni) werkt. Gebruikers van Tax-on-web hebben deel 2 digitaal ter beschikking, en kunnen hun belastingaangifte indienen tot 16 juli. Jan Leroy is VVSG-directeur Bestuur Op www.vvsg.be > werking en organisatie > lokale mandatarissen-statuut > fiscaal statuut vindt u nog veel meer informatie over de belastingaangifte van lokale mandatarissen
Opgelet met sociale bijdragen op presentiegelden Mandatarissen die presentiegelden invullen bij de ‘baten’ op het aangifteformulier, lopen veel kans nadien de vraag te krijgen van het Rijksinstituut voor Sociale Verze‑ keringen van Zelfstandigen (RSVZ) om op dat bedrag sociale bijdragen te betalen. Dat is het gevolg van het feit dat de fiscus die bedragen automatisch aan het RSVZ doorgeeft. Het is echter duidelijk dat op presentiegelden van politieke mandatarissen geen sociale bijdragen verschuldigd zijn. De betrokkene moet dan ook aan het RSVZ elk jaar opnieuw het bewijs leveren dat het om presentiegelden ten gevolge van een politiek mandaat gaat.
Lokaal juni 2014
11
bestuurskracht vrije tribune – HR-beleid
Lokale besturen hebben op HR-vlak een goede reputatie: we halen kwaliteitslabels voor personeelsbeleid, figureren op studiedagen met cases die in de privésector als voorbeeld dienen of duiken zelfs op in de lijst van beste werkplekken. Maar er valt nog veel te doen. We moeten blijven vechten tegen oude gewoontes en tegen de negatieve perceptie over ‘de ambtenaar’, maar we doen dit met volle goesting. Wat is er immers aangenamer dan te werken voor de burger en dan nog op het beleidsniveau dat het dichtst bij hem staat?
Investeren in bijdetijds HR-beleid
vrije tribune
N
u het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden is ingevoerd, wordt het tijd om het verschil tussen statutaire ambtenaren en contractanten weg te werken. Als het in de 21ste eeuw niet meer hoort verschil te maken tussen hoofd- en handenarbeid, dan hoort het al helemaal niet meer verschil te maken tussen statutairen en contractanten, die naast elkaar dezelfde taken uitvoeren. Een eenheidsstatuut voor beide groepen realiseren is volgens ons haalbaar door het contractuele stelsel als basis te nemen en te zorgen voor een stevige tweede pijler die het statutaire pensioen benadert en voor een aangepaste extra ziekteverzekering die ernstig zieke collega’s helpt zonder ‘pensionitis’ te stimuleren. Een eenheidsstatuut kan ook een einde maken aan de onrechtvaardige ongelijke ontslagregeling. De recent afgesproken motiveringsplicht bij ontslag maakt politiek getinte ontslagen – voor zover die überhaupt nog zouden voorkomen – niet meer mogelijk, dus wordt het tijd de ontslagregeling voor statutairen en contractanten gelijk te maken.
Rechtspositie dereguleren We stelden al dat we voor HR al lang niet meer bij de achtervolgers fietsen; we zijn mee in het koppeloton. Jammer genoeg fietsen we nog steeds met een stalen kader en houten velgen, terwijl onze privécollega’s vrolijk fluitend voor carbon hebben gekozen. We zijn grote voorstanders van de gelijke toegang tot het openbaar ambt, van de motiveringsplicht, van de gedepolitiseerde selectie van medewerkers en van goed bestuur tout court. Zonder twijfel. Maar laten we dit bewijzen in de feiten, niet in de regels en procedures. Neem de bestaande regeling voor externe mobiliteit, waardoor mensen vlotter tussen ge-
12 juni 2014 Lokaal
meente en OCMW kunnen bewegen. Die procedure is zo dwingend dat ze een gezonde HR-insteek in de weg zit. Vervang dit door een principe van mobiliteit tussen besturen, te ontwikkelen op maat van de besturen in kwestie. Er ontstaan met de vele huidige regels en procedures trouwens twee soorten besturen: besturen die vooruit willen en constant op de dunne lijn balanceren, met het risico teruggefloten te worden op basis van procedurefouten, en besturen die dit risico niet willen lopen, maar waar de HR-stem op de personeelsdienst niet luid klinkt.
ruime middelen uit het strategisch veiligheidsplan van de federale overheid. Het is alleen jammer dat de administratieve opvolging zo zwaar en dwingend is. Ook de recente VIA-regeling danst op deze twee benen: het is enerzijds prima dat de Vlaamse regering inspanningen doet om het verzorgend personeel beter te belonen en de publieke sector hierbij niet vergeet. Anderzijds veroorzaakt deze goedbedoelde regel een ongelijke behandeling van personeelsgroepen. Lokale besturen hebben vanzelfsprekend de kans om zelf bij te passen, maar bij de geldende budgettaire krapte is dit geen evidentie.
Heldere financiering In de loop van de jaren zijn er zeer goeie initiatieven genomen waardoor besturen naast hun wettelijke taken zich konden inzetten voor het welzijn van hun inwoners door om te schakelen van allerlei nepstatuten tot een groep gesubsidieerde contractuelen (gesco), door werkgelegenheid voor laaggeschoolden te stimuleren via WEP+-projecten, door het veiligheidscontract en de daaraan gekoppelde gemeenschapswachten, die we ondertussen niet langer van onze straten en pleinen kunnen wegdenken. De reden waarom we iemand een contractant of een gesco noemen heeft enkel te maken met de financiering van deze mensen. Een minder geschikte kandidaat binnenhalen omdat hij of zij voldoet aan de gescocriteria gebeurt zeer uitzonderlijk. We vragen daarom het gesco-contingent in de reguliere financiering van gemeenten te integreren, met stevige en langdurige overgangsmaatregelen voor diegenen die hier om historische redenen meer voordeel uit haalden. Voor andere subsidiesystemen stellen we voor de rapporteringsplicht ingrijpend te hervormen. We ontvangen
En dan is er nog de pensioenproblematiek. Vanuit de logica van de solidariteit tussen werkenden en gepensioneerden en vanuit de vaststelling dat de lokale besturen als enige bestuursniveau zelf die solidariteit in een gesloten systeem organiseren, is er niks in te brengen tegen het systeem van responsabiliseringsbijdrage zoals de RSZPPO (de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de provinciale en plaatselijke overheden) ze nu toepast. Jammer genoeg heeft dit ongewenste neveneffecten. De discussie of we nu meer of minder statutaire ambtenaren moeten benoemen in een poging dit onder controle te houden, verscherpt onherroepelijk de kloof binnen onze personeelsgroep. We kunnen trouwens niet volledig op statutairen overschakelen, anders verliezen we onze hoger genoemde gescosubsidie. We leggen de lat hoog, we vragen veel, maar dat durven we omdat we voluit willen gaan voor een moderne overheid, die trends zet op het vlak van arbeidsvoorwaarden. Domien Dessein is voorzitter overleg HR Vlaamse centrumsteden
G-PLAN WERKEN OP AFSPRAAK WERKT!
Ervaar de kracht van eenvoud en gemak Steeds meer diensten gaan op afspraak werken: Bevolking, Burgerlijke stand, OCMW, Ruimtelijke ordening etc. Of dat nu gedeeltelijk is of volledig, in G-PLAN kunnen organisatiebreed alle afspraken op een eenvoudige manier worden beheerd. U heeft in één oogopslag zicht op alle afspraken. In G-PLAN is het mogelijk om een afspraak online te maken, wijzigen en annuleren. Dit levert niet alleen gemak op voor de klant, maar ook efficiency voor u!
Intelligente koppeling met persoonlijke agenda’s Een afspraak met één of meerdere personen inplannen? Ook dat is geen probleem. Door de intelligente koppeling met persoonlijke agenda’s worden de beschikbare tijden direct weergegeven. Bovendien wordt de agenda van de medewerker automatisch bijgewerkt. Dubbele registratie behoort hiermee tot het verleden.
Snel en eenvoudig binnenmelden met G-BOS Zonder tussenkomst van het onthaal kan een bezoeker zich binnenmelden. Dit kan snel door het scannen van de code op de afspraakbevestiging bij de ticketzuil. Er zijn ook andere manieren om te kunnen binnenmelden. Zodra een bezoeker zich heeft binnengemeld, wordt de betrokken medewerker of dienst hiervan automatisch op de hoogte gesteld.
Uitgebreide informatie over het werken op afspraak? Kijk op www.jccsoftware.be
Voordelen Piek- en dalmomenten gelijkmatiger verdelen Medewerkers efficiënt inzetten Klantgerichter werken Hogere klanttevredenheid Uitgebreide management- en beleidsrapportages Intelligente koppeling met outlookagenda’s Spreekkamers optimaal benutten
bestuurskracht sociaal beleid
Heimwee naar het lokaal sociaal beleidsplan? Lokale besturen smeekten om planlastvermindering. Tot voor kort schreven ze veertien sectorale plannen. Dankzij de regelgeving van BBC en planlastvermindering integreren gemeente en OCMW al die plannen nu in hun strategisch meerjarenplan. Dat gebeurde ook met het lokaal sociaal beleidsplan. Deze verandering baarde vele verantwoordelijken sociaal beleid zorgen. Met een enquête ging de VVSG na of deze ongerustheid terecht was. tekst joke vanreppelen
D
e VVSG verstuurde in februari 2014 een enquête naar alle gemeente- en OCMW-secretarissen uit Vlaanderen. Van 60% kregen we antwoord. Uit de enquête blijkt dat de ruime meerderheid (64%) tevreden is met de integratie van lokaal sociaal beleid in het meerjarenplan. De angst dat er minder aandacht zou zijn voor sociaal beleid zonder een apart plan, blijkt ongegrond. Lokale besturen prijzen de integrale benadering, omdat ze leidt tot meer intern draagvlak en een sterker antwoord op maatschappelijke uitdagingen. De financiële gevolgen van het geplande beleid zijn zichtbaarder en transparanter. Besturen vertrouwen op een efficiëntere opvolging. Ze stellen een betere samenwerking tussen gemeente en OCMW vast.
vrezen sommige besturen dat sociaal beleid ondersneeuwt door de versnippering over de meerjarenplannen van gemeente en OCMW.
bij één bestuur te leggen. Daaruit volgt dat beleidsdoelstellingen van lokaal sociaal beleid beperkt zijn tot één meerjarenplan.
Gemeente en OCMW samen voor een sterk sociaal beleid? Lokaal sociaal beleid heeft bij 70% zowel een plek in het meerjarenplan van de gemeente als in dat van het OCMW. Lokaal sociaal beleid is zeer breed: van kinderopvang over armoedebestrijding naar ouderenzorg. Het is te verwachten dat beide besturen beleid voeren met een sociale insteek en dit neerschrijven in hun planning. Toch zijn er uitzonderingen waarbij sociaal beleid slechts in één plan voorkomt. 27% van de besturen clustert alle doelstellingen van sociaal beleid in
Vlaamse beleidsdoelstellingen een stimulans? De Vlaamse ministers gaven elk hun Vlaamse beleidsprioriteiten om te wegen op het lokale beleid. Wanneer lokale besturen deze prioriteiten inschreven, kregen ze meestal Vlaamse subsidies. Dat geld was er niet voor lokaal sociaal beleid. Minister Vandeurzen formuleerde Vlaamse beleidsdoelstellingen om gemeenten en OCMW’s te stimuleren en inspireren. Is dit gelukt? De overgrote meerderheid (78%) neemt de Vlaamse beleidsdoelstellingen geheel of gedeeltelijk op in de strategische meerjarenplanning. Deze Vlaamse beleidsdoelstellingen zijn zeer breed geformuleerd, bijvoorbeeld als ‘preventief gezondheidsbeleid’ of ‘problematiek van de dak- of thuisloosheid’. Door de algemeenheid van de Vlaamse beleidsdoelstellingen sluiten ze als vanzelf aan bij de lokale omgevingsanalyse en bijhorende doelstellingen. Bijna alle lokale besturen vragen om financiële steun, eerder dan om inspirerende doelstellingen om lokaal een sterk sociaal beleid te kunnen voeren.
Lokale besturen prijzen de integrale benadering, omdat ze leidt tot meer intern draagvlak en een sterker antwoord op maatschappelijke uitdagingen. Toch horen we ook kritische geluiden in de open vraagstelling van de enquête. De invoering van BBC vraagt intense aandacht die niet naar inhoudelijke discussie gaat. Een van de besturen verwoordt het zo: ‘Tijdig en formeel voldoen aan alle financiële en beleidsmatige “spelregels” kreeg voorrang op een stevige inhoudelijke onderbouw.’ Lokaal sociaal beleid is vaak geen prioritaire doelstelling in het meerjarenplan. Voor sommigen wekt dit de indruk dat het laag op de agenda staat. De VVSG benadrukt dat het onderscheid tussen prioritair en overig beleid louter betekent dat de doelstelling een nauwe opvolging vereist van de gemeente- of OCMW-raad. Tot slot 14 juni 2014 Lokaal
het meerjarenplan van het OCMW, een uitzonderlijke 2% beperkt sociaal beleid tot het gemeentelijk meerjarenplan. Werken gemeente en OCMW samen om een sterk lokaal sociaal beleid te plannen en uit te voeren? De meerderheid (56%) slaat de handen in elkaar. Een kleine helft doet dat dus niet, maar waarom? Sommige lokale besturen hadden een verschillende snelheid bij de invoering van BBC, doordat bijvoorbeeld het OCMW een BBC-pilotproject was en de gemeente niet. Deze verschillen werkten de inhoudelijke samenwerking tegen. Daarnaast beslissen sommige lokale besturen om de verantwoordelijkheid voor lokaal sociaal beleid volledig
Burgers en actoren aangesproken? Het decreet Lokaal Sociaal Beleid verplicht lokale besturen actoren en burgers te betrekken bij de opmaak, uitvoering en evaluatie van sociaal beleid. Besturen hadden trouwens al een sterke traditie om de stem van burgers en actoren te laten weerklinken in de plannen lokaal sociaal beleid. Op welke manier wordt participatie vormgegeven in het brede strategische meerjarenplan?
Besturen gingen creatief aan de slag om samen met burgers beleidskeuzes te maken in financieel krappe tijden. Een kleine helft van de besturen betrok burgers bij de opmaak van het meerjarenplan.
ten en OCMW’s krijgen hierbij vaak de regie toegewezen, zonder evenwel doorzettingsmacht te hebben. 41% van de ondervraagden geeft aan nauwelijks doorzettingsmacht te hebben om partners
Een versterking van de regie van lokale besturen zou een flinke hefboom voor een stevig lokaal sociaal beleid zijn. Meer dan 80% gaf aan burgers op een andere manier dan de klassieke adviesraad bij het beleid te betrekken. Mooie voorbeelden vindt u verzameld op de VVSGwebsite (www.vvsg.be > sociaal beleid > lokaal sociaal beleid > participatie). Naast individuele burgers sprak de meerderheid (62%) van lokale besturen ook andere organisaties aan. Gemeen-
rond de tafel te brengen. Een versterking van de regie van lokale besturen zou een flinke hefboom voor een stevig lokaal sociaal beleid zijn. En nu? Het jaar 2013 was een intensief planningsjaar voor lokale besturen. De nieuwe regelgeving van BBC en planlast,
nieuwe boekhoudkundige programma’s en stevige maatschappelijke vraagstukken daagden lokale besturen uit. Vele besturen grijpen deze uitdagingen als een kans aan om meer sectoroverschrijdend te plannen, maar ook meer integraal te participeren met burgers en initiatiefnemers. Sociaal beleid zit in de strategische meerjarenplanning van gemeente én OCMW. Nu is de tijd aangebroken om deze ambities om te zetten in actie samen met geëngageerde burgers en betrokkenen. Joke Vanreppelen is VVSG-stafmedewerker lokaal sociaal beleid
Het volledige onderzoeksrapport staat op www.vvsg.be > sociaal beleid > lokaal sociaal beleid. U kunt het ook opvragen bij joke.vanreppelen@vvsg.be.
advertentie
Puro zet zich in voor de bescherming van de regenwouden. Wij werken samen met de natuurbeschermingsorganisatie World Land Trust en voor elk verkocht kopje koffie staan wij een financiële bijdrage af om bedreigde stukken tropisch regenwoud in Zuid-Amerika aan te kopen en duurzaam te beschermen.
Wij geloven in eerlijke lonen voor de boeren die onze koffie telen. Het hele gamma Puro koffie is Fair Trade gecertificeerd.
www.purocoffee.com - 0800/44 0 88 Lokaal juni 2014
15
bestuurskracht Europese subsidies
Voor veel lokale besturen zijn Europese subsidies nog onbekend terrein. De opmaak van een Europese projectaanvraag wordt meestal geassocieerd met veel administratie en geregel. Het vraagt uiteraard de nodige inspanningen en kennis, maar geslaagde projecten tonen aan dat het kan. Met Lokaal bekijken we elke maand de grote lijnen van een Europees programma, met daarbij voorbeelden van hoe gemeenten die subsidies hebben verworven. Ter inspiratie en navolging om de stap naar Europese projectaanvragen te zetten. tekst betty de wachter beeld daniel geeraerts
Een smoel voor Europa: Het woord is aan de Europese burgers
burg Europa voor de
er 2014-2020
al twerking centra Wat? twisseling en ne ui t el st er rg bu Europa voor de e luiken: ot gr ee schiedenis en tw r onde op Europese ge on to em kl et 1. Herdenken m atie. identiteit; burgerparticip ‑ et klemtoon op m tie meer voor de ju ra ng oc ki em er 2. D ar te oorm ap ‑ er en ge tw t ne ef e he ch a ematis Het programm rschappen en th ne rt pa ge di ou melages. Meerv gestimuleerd. 14 gaat sturen worden be le ka lo enteerd. In 20 n va ken thema’s gepres re ai rit door‑ io el pr er W er n ar Eerste Elk jaar worde ’ om honderd ja en nk . Voor de EU er g ‘H in id ik jaar uitbre n tie het voor het lu r, uu M se ngen, de van de Berlijn ropese verkiezi log, 25 jaar val thema’s de Eu de jn zi ’ ie. at tie ip ra ic rgerpart het luik ‘Democ er Europa en bu ov t ba de t he verdieping van le organisaties, Voor wie? ouvernemente -g et ni or vo , sturen denk tanks. Voor lokale be ksinstellingen, oe rz de on s, satie culturele organi Budget ro 16 4 miljoen eu
ent tpunt, Departem Contac t burger Contac de st or en vo di pa af ro inatie - St Marie Renier, Eu , Domeincoörd ia ed M en t or Sp traat 9 Cultuur, Jeugd, w - Arenbergs voor renberggebou A , al na ek op ‘Europa io zo at e, rn .b Inte w w w.cjsm , 70 06 53 -5 02 1000 Brussel T ’ er rg bu de
16 juni 2014 Lokaal
In 2014 staat Europa voor de burger in het teken van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog.
advertentie
Seminarie met zeven jumelagepartners
M
et haar zeven jumelagepartners uit Frankrijk, Duitsland en Franstalig België plaatste de gemeente Middelkerke actief ouder worden in de EU op de agenda tijdens een driedaagse bijeenkomst in 2012 onder de titel ‘Seniorenparticipatie op de arbeidsmarkt’. Een debat over de verschillende pensioenstelsels en voorzieningen diende als uitgangspunt voor de workshops waarin de verzuchtingen en verwachtingen, de verschillen en gelijkenissen op een geanimeerde wijze werden besproken en op grote muurflappen werden geformuleerd. Daarnaast bespraken de deelnemers de toekomst van hun jumelage: het oorspronkelijke uitgangspunt van vrede zegt de meeste jongeren weinig. In een ‘worldcafé’ werden verschillende stellingen besproken en nieuwe ideeën gelanceerd. De gemeente diende met succes een aanvraag in bij het vorige Europa voor de burgerprogramma bij het onderdeel ‘uitwisseling van burgers’ en verkreeg een subsidie van 17.000 euro. www.middelkerke.be knop Bestuur en organisatie, Verwante besturen, Jumelages.
Hasselt, deel van een economisch Europees netwerk
GOV.BELUX@ CHG-MERIDIAN.COM
+32 (0) 2 705 46 00
ICT Betaal volgens inkomsten Budget optimalisatie Asset Management www.chg-meridian.be/public Efficient Technology Management
N
a een eerder succesvol project over klimaatactie besloot de stad Hasselt met haar partnersteden uit Duitsland, Portugal, Litouwen, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk een netwerk van ‘twinned towns’ op te zetten dat vooral de economische situatie en werkgelegenheid als uitgangspunt neemt voor uitwisseling, overleg en leren van elkaar. De burgers en deskundigen worden nauw betrokken bij de zogenaamde DARE-events. Die bestaan telkens uit drie onderdelen: de DARE-conferentie met beleidsmakers, vertegenwoordigers van organisaties, van de betrokken steden en van Europese instellingen, de DARE-visits met bezoeken aan interessante praktijken ter plaatse en de DARE-workshops met een mix van burgers, deskundigen en bedrijfsleiders. Het project wil creatieve, vernieuwende ideeën voor werkgelegenheid aanboren, op lokale behoeften en vragen inspelen, en vooral aantonen dat de steden actie ondernemen. Het project loopt over een periode van twee jaar en verkreeg 119.000 euro in het kader van het onderdeel netwerk van gejumeleerde steden. http://www.hasselt.be, zoek op CEP
• ORGANISATIEAUDIT • ORGANISATIEAUDIT • Competentiemanagement • Integratie & samenwerking tussen gemeente en OCMW • Crisis- en changemanagement • Kosten-batenanalyse dienstverlening
Kokerstraat 2a - 9750 Zingem Tel 09 389 69 90 • info@assolutions.be
Betty De Wachter is VVSG-diensthoofd Internationaal
Lokaal juni 2014
17
bestuurskracht praktijk
KORTRIJK – Kortrijk vond het hoog tijd om naar burgers te luisteren bij het uitstippelen van het beleid. Burgerparticipatie krijgt er een innoverende betekenis dankzij ‘budget games’: in dit spel bepalen burgers samen hoe ze het budget van hun gemeente spenderen.
GF
Budget Games: In Kortrijk bepalen inwoners het beleid
Het eerste van de tien engagementen van Kortrijk Nieuw Plan luidt ‘Een stad die luistert en dialogeert’. Bijna zes miljoen euro wordt hieraan besteed. Inspraak en participatie staan centraal. Budget games, een participatiespel dat overgewaaid is uit de VS, werkt ondertussen echt. Na een testspel in Aalbeke mocht Heule in december aan de slag.
Begroting spelen Via buurt- en wijkcomités, verenigingen, scholen, handelaars en zorgcentra nodigde Kortrijk in de deelgemeenten Aalbeke en Heule zoveel mogelijk deelnemers uit voor de ‘budget games’. Aalbeke telde een zeventigtal deelnemers. In Heule na‑ men ruim 120 inwoners deel. Deelnemers worden opgedeeld in groepen die zo goed mogelijk de samenleving weerspiegelen, en krijgen negentien projecten voorgelegd. Maar drie prioriteiten kunnen worden gerealiseerd. Het spel wordt in goede banen geleid door moderatoren en per tafel is er een waarnemer. Tot slot zijn er de hele avond stadsmedewerkers beschikbaar voor specifieke vragen over een bepaald thema
(van rioleringen tot mobiliteit). Het totale budget dat de bewoners in het spel mogen besteden, bedraagt zes miljoen euro (op een jaarbudget van 125 miljoen euro). Burge‑ meester Vincent Van Quickenborne bleek vooraf sceptisch: ‘Ik had mijn twijfels of het wel bruikbare resultaten zou opleveren. Omdat de methodiek van het spel bijzonder goed in mekaar steekt, slaagt elke groep er toch in het debat op gang te brengen en uiteindelijk tot een consensus te komen.’
Resultaten Na de verwerking van de resultaten volgt de communicatie. In Aalbeke zijn jeugdin‑ frastructuur, onderhoud van trage wegen en een oplossing voor het zware verkeer prioritair. In Heule starten de ‘budget games’ met opschudding over de al sinds 1976 (!) beloofde aanleg van het gemeen‑ teplein. Maar een avondje dialoog kan tot nieuwe inzichten leiden: de uiteindelijke meerderheid koos in de eerste plaats voor meer onderwijs en kinderopvang. Pas op de tweede plaats kwam het dorpsplein. Met de resultaten gaat Kortrijk ook echt aan de slag. Ondertussen bepaalt in Heule een werkgroep met burgers hoe het nieuwe dorpsplein eruit moet zien. Doordacht com‑ municeren blijkt een van de belangrijkste leerpunten uit het hele project te zijn. ‘Burg‑ ers informeren over hoe de resultaten van de “budget games” beleidsmatig vertaald worden, brengt een hele dynamiek op gang. Burgers zien dat er naar hen wordt geluis‑ terd, zijn tevreden en sporen anderen aan om ook deel te nemen aan het debat,’ zegt Ruth Vandenberghe, programmaregisseur van Kortrijk Spreekt.
Kosten Op dit moment bedraagt de kostprijs van de budget games zo’n 32.000 euro. Volgens burgemeester Van Quickenborne is dat de investering meer dan waard. Kortrijk is vastberaden om de budget games op een blijvende manier in het beleid te integreren en voorziet daarom in een opleiding voor achttien stadsmedewerkers. ‘De aankoop van het spel was een eenmalige uitgave. Voor Heule schakelden we nog de hulp in van Co-Learning, het bedrijf dat de budget games ontwikkelde.’ Ondertussen heeft Kortrijk de techniek in de vingers en zal het stadsbestuur hem toepassen in andere deelgemeenten.
Waar haalden ze de mosterd? In het Braziliaanse Porte Alegre is burger‑ participatie sinds 1989 een jaarlijkse gewoonte. In België was de primeur voor Mons, waar burgemeester Elio di Rupo in 2002 experimenteerde met participa‑ tieve democratie voor de deelgemeenten Jemappes en Flénu. Ook Vlaanderen heeft intussen zijn eerste (voorzichtige) stappen in participatieve democratie gezet, ook Antwerpen en Mechelen hebben al geëx‑ perimenteerd. De specifieke spelmethodiek van de budget games komt uit San José in Californië. katrien gordts
U kunt het boek Budget Spelen,
Inwoners bepalen het beleid, van Jürgen De Smet gratis downloaden op https://leanpub.com/budgetspel.
Gemeente’t is de campagne in de aanloop naar de VVSG Trefdag waarbij we innoverende praktijkvoorbeelden omtrent samenwerking, participatie, transitie en financiering in de kijker plaatsen. Laat u inspireren door andere gemeenten www.trefdag.be/gemeentet. Hebt u zelf een goede praktijk, laat het dan ons weten via trefdag@vvsg.be 18 juni 2014 Lokaal
Passiefschool De Marolle in Kruishoutem Public & Social Banking Eind oktober 2013 werd de nieuwe gemeenteschool van Kruishoutem voorlopig opgeleverd. Een bijzondere samenwerking tussen diverse partijen, waarbij een heuse passiefschool het licht zag! Met het “passiefconcept” willen de gemeente en de schooldirectie op een duurzame manier omgaan met het energieverbruik. En dat gaat ver: goede isolatie, efficiënte zonnewering, maar ook slimme verlichting en optimaal waterbeheer. Dit alles uiteraard met alle aandacht voor het comfort van de schoolkinderen en leerkrachten en een aangename omgeving waarin iedereen graag werkt en leert.
Als bevoorrechte partner van de Belgische openbare besturen werken wij graag mee aan dergelijke ambitieuze projecten die de leefbaarheid van onze omgeving verbeteren op een slimme en duurzame manier. Voor “De Marolle” verleenden wij de nodige kredieten en traden wij ook op als projectbeheerder bij het bouwen. De totale investering via Belfius bedroeg 3.764.210,75 euro voor een bebouwde oppervlakte van 2.400 m2. Meer info over andere van onze projecten vindt u op www.belfius.be/lokaleprojecten.
Belfius Bank NV, Pachecolaan 44, 1000 Brussel – IBAN BE23 0529 0064 6991 – BIC GKCCBEBB – RPR Brussel BTW BE 0403.201.185 – FSMA nr. 19649 A.
OCMW-raad Leuven
Een goede sfeer en inhoudelijk debat in OCMW-raad Leuven In de Leuvense OCMW-raad ligt de nadruk vooral op het inhoudelijke debat. Zo is er aandacht voor een agressiedraaiboek en de mogelijkheid voor personeel om als getuige bij een euthanasieaanvraag op te treden. Tot slot een uitgebreide toelichting van de woon-zorgcentra over cijfers die het nieuws domineerden: de Vlaamse kwaliteitsindicatoren.
tekst katrien gordts beeld stefan dewickere
Voor wie al even niet meer in de Vesaliusstraat in Leuven is geweest – onder wie ondergetekende – is het even wennen. Tegenover het OCMW staat een moderne nieuwbouw in de steigers waar in december het woon-zorgcentrum Remy en de kantoren van de dienst thuiszorg een nieuw onderdak krijgen. De adjunct-secretaris heet me warm welkom terwijl we wachten op de raadsleden die een bezoek brengen aan de aanpalende nieuwbouw en de eerste modelkamer die klaar is. Stipt om acht uur – met negen van de dertien leden present – gaat de raad van start. Veerle Yskout, juriste van het team schuldhulpverlening, komt het eerste agendapunt BudgetInZicht toelichten. Een oproep van de Vlaamse overheid in 2011 leidde tot een sa20 juni 2014 Lokaal
menwerkingsproject tussen de OCMW’s en CAW’s van Oost-Brabant, het CLB en het Vlaams Centrum Schuldenlast. Doel is over de gemeentegrenzen heen krachten te bundelen in de preventie van schuldenlast. Na twee projectjaren worden de middelen vanaf maart 2014 structureel. De leden krijgen een overzicht van de activiteiten van vorig jaar en het beleidsplan 2014-2015. Op een drafje zijn twee agendapunten uitgesteld, de vertegenwoordigers van het OCMW op een algemene vergadering bekrachtigd en een ‘niet zo spectaculaire’, dixit voorzitter Erik Vanderheiden, kaderwijziging van de dienst personeelsbeheer goedgekeurd. Wat meer aandacht is er voor de beslissing om een medewerker van het OCMW
als getuige bij een euthanasieaanvraag toe te laten. Volgens secretaris Koen Wuyts moet het OCMW – in de uitzonderlijke situatie dat een cliënt geen tweede getuige vindt – optreden als laatste vangnet. Na duiding bij de voorwaarden en enkele hypothetische situaties, op vraag van oppositiepartijen N-VA en Open VLD, is het punt goedgekeurd. Op naar het ‘Agressiedraaiboek’ dat door iedereen bijzonder ernstig wordt genomen. Het laatste incident gebeurde een week geleden en ligt dus nog vers in het geheugen. Heleen Witdouck (CD&V) verklaart dat vooral arbeidspsychologen, de thuiszorgdiensten, de sociale dienst en het onthaal met agressieve cliënten hebben af te rekenen. Voorzitter Vanderheiden geeft,
‘zonder te dramatiseren’, mee dat slachtoffers de gevolgen twee tot zes maanden meedragen. Een korte toelichting over de uitrol, en het boek is goedgekeurd. De raad keurt de punten van de centrale aankoopdienst allemaal goed. De projectaanvraag voor ‘Kinderen Eerst’ dat de strijd met kinderarmoede aanbindt, moet tegen eind mei ingediend zijn. Iedereen is het er snel over eens dat het Vast Bureau de details verder zal uitklaren. Nu het e-zorgdossier in Leuven gebruikelijker wordt, zoekt het OCMW naar manieren om ook elektronisch te communiceren
tussen de woon-zorgcentra, ziekenhuizen en huisartsen. Er komt een project om uit te zoeken of het platform e-health de woon-zorgcentra hierbij kan integreren. De meeste aandacht is er voor een analyse van de resultaten van de Vlaamse kwaliteitsindicatoren. Cijfers die dagen het nieuws domineerden met titels als ‘Woon-zorgcentra beschermen ouderen te weinig’ en ‘Bijna helft rusthuisbewoners slikt tien pillen per dag’ bezorgden menig OCMW kopzorgen. Verantwoordelijke voor de bewonerszorg Els Rens, bijgestaan door de directeuren van de Leu-
vense woon-zorgcentra, licht de cijfers gedetailleerd toe en pleit voor relativering: ‘Deze eerste resultaten zijn een nulmeting. Ze bevatten nog veel kinderziekten, zoals de interpretatie van de indicatoren, het gebrek aan onafhankelijke controle en het verschil tussen centra die de cijfers manueel en andere die ze elektronisch bijhouden. Woon-zorgcentra mogen het uiteindelijke doel van dit onderzoek niet uit het oog verliezen: op lange termijn nagaan of er een evolutie te merken is en zo een interne kwaliteitscontrole uitoefenen.’ Toch wordt er uitgebreid stilgestaan bij de vijf onderdelen
van de zorg voor rusthuisbewoners (doorligwonden, valincidenten, medicatiegebruik, levenseinde en verloop personeel), hoe de verschillende woon-zorgcentra in Leuven scoorden en welke punten de mogelijke verschillen zouden verklaren. Luc Ponsaert van Open VLD waarschuwt voor de concurrentie tussen woon-zorgcentra die dit vergelijkende onderzoek kan creëren: ‘Een gebrek aan controle werkt mogelijk manipulatie in de hand.’ Ook al gaat Groen deels akkoord met deze bedenking, ‘zo’n kwaliteitscontrole is absoluut nodig,’ zegt Louis Debruyne.
Afsluiten doet de raad met het verzoek van Luc Ponsaert van Open VLD om de (uitgebreide) notulen van de raad openbaar te maken. Op het argument van de voorzitter dat hij hiermee vooral het ‘cinemaeffect’ van de gemeenteraad wil vermijden, antwoordt Open VLD: ‘We zijn hier toch volwassener dan in de gemeenteraad?’ Een uitspraak die Louis Debruyne van Groen al lachend wil twitteren. Conclusie: inhoudelijk sterk debat en goeie sfeer, daar in Leuven. Katrien Gordts is redacteur van Lokaal
Lokaal juni 2014
21
Dirk Dewolf: ‘Voor de organisatie van de eerstelijnszorg zal Vlaanderen veel meer dan nu de regie kunnen voeren: de geïntegreerde diensten voor thuiszorg komen over, de lokale multidisciplinaire netwerken, de huisartsenkringen. Dat opent perspectieven voor vereenvoudiging.’ Karine Moykens: ‘Als je samenwerkt met anderen kun je andere keuzes maken dan alleen. Daar ligt de kracht van de lokale besturen: meer samenwerken op maat van de regio. Je mag dat niet van bovenaf opleggen.’
Tine De Moor: ‘‘Een coöperatie draait bij de gratie van participatie. Het engagement levert iets op voor jezelf en voor de gemeenschap. Dat is reciprociteit. Voor de langere termijn is het belangrijk dat het collectief institutionaliseert.’ Een filmpje van dit interview kunt u op www.vvsg.be bekijken.
22 juni 2014 Lokaal
Een filmpje van dit interview kunt u op www.vvsg.be bekijken.
special interview Karine Moykens en Dirk Dewolf
‘De tankers zijn in beweging gezet.’ De zesde staatshervorming brengt bevoegdheden van het federale naar het Vlaamse niveau. Voor de beleidsdomeinen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin kan de impact moeilijk overschat worden. Het departement beheert nu vier miljard euro, dat worden er vanaf 1 januari 2015 elf, op een totaal van 39 miljard euro voor de Vlaamse overheid in haar geheel. Een gesprek met twee boegbeelden, Karine Moykens en Dirk Dewolf. tekst annelies de ridder, bart van moerkerke beeld stefan dewickere
K
arine Moykens is iets meer dan een half jaar secretaris-generaal van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Dokter Dirk Dewolf nam begin dit jaar de functie van administrateur-generaal van het Agentschap Zorg en Gezondheid op. Zij zullen de komende jaren mee vorm geven aan het Vlaamse welzijns- en gezondheidsbeleid dat door de zesde staatshervorming sterk aan belang wint. Kunt u eerst even verduidelijken hoe het departement en het agentschap zich tot elkaar verhouden? Karine Moykens: ‘Het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin bestaat uit een departement en enkele agentschappen. Een van die agentschappen is Zorg en Gezondheid. Het departement staat in voor de beleidsvoorbereiding, uiteraard in samenspraak met de agentschappen, en voor de coördinatie tussen alle entiteiten van het beleidsdomein. Daarnaast heeft het departement ook twee uitvoerende entiteiten: het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden VIPA, en Welzijn en Samenleving dat alles van het algemeen welzijnswerk coördineert.’ Wat betekent de zesde staatshervorming voor het departement en voor het Agentschap Zorg en Gezondheid? Karine Moykens: ‘We zullen elf miljard euro beheren tegenover vier miljard euro nu, op een totaal van 39 miljard euro voor de hele Vlaamse overheid. Er zullen voor het beleidsdomein 1500 ambtenaren bijkomen. De impact van de zesde staatshervorming
voor ons beleidsdomein en voor de Vlaamse overheid is dus gigantisch.’ Dirk Dewolf: ‘In ons agentschap hebben we nu 210 voltijds equivalenten. Daar komen er 107 bij van de FOD Sociale Zaken, de FOD Volksgezondheid en het Riziv. Het agentschap krijgt er ook een reeks bevoegdheden bij. We waren al bevoegd voor onder meer preventie en gezinszorg, nu komt de residentiële ouderenzorg over. Die zullen we samenvoegen met de gezinszorg in een nieuwe afdeling Woonzorg. De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden wordt een Vlaamse bevoegdheid. We zullen daar zoeken naar logische verbanden met de zorgverzekering. Voor de organisatie van de eerstelijnszorg zal Vlaanderen veel meer dan nu de regie kunnen voeren: de geïntegreerde diensten voor thuiszorg komen over, de lokale multidisciplinaire netwerken, de huisartsenkringen. Dat opent perspectieven voor de vereenvoudiging van de structuren op de eerste lijn.’ Karine Moykens: ‘Op 1 juli wordt Vlaanderen juridisch bevoegd, op 1 januari 2015 komen ook de centen over. We hebben nu een overgangsprotocol klaar voor de transitieperiode. Voor de ouderenzorg loopt dat tot eind 2017. Tot dan blijft de federale administratie haar huidige taken uitvoeren, maar dan onder de politieke voogdij van de Vlaamse minister.’ De uitvoering van de zesde staatshervorming is niet alleen voor de administratie een grote opdracht, ook voor de toekomstige minister. Welke eigenschappen moet hij of zij hebben? Karine Moykens: ‘Het zal vooral belangrijk zijn dat de minister of de ministers creatief willen nadenken over innovatie in een sector die impact heeft op Lokaal juni 2014
23
special interview Karine Moykens en Dirk Dewolf
Dirk Dewolf: ‘De grootste realisatie is dat we onze kokers verlaten hebben en de cliënt centraal stellen. Je ziet dat in de persoonsvolgende financieringsstroom, in de gegevensdeling in de zorg.’ de mensen van de wieg tot het graf. Ook belangrijk is dat de minister het overleg een warm hart toedraagt. In deze sector is overleg met het middenveld, met de gebruikers zeer belangrijk. De overgang met de zesde staatshervorming heeft alleen kans op slagen als dat overlegmodel voortgezet wordt.’ U zei minister of ministers. Wat bedoelt u met de meervoudvorm? Karine Moykens: ‘Welzijn, gezondheid en gezin zaten tot nu toe bij één minister, maar dat is geen garantie dat dit in de toekomst zo blijft. Kijk maar naar het beleidsdomein cultuur, jeugd, sport, media, dat heeft vier bevoegde ministers. Uiteraard is een één op één-relatie tussen minister en beleidsdomein een grote meerwaarde voor de interne coherentie.’ Dirk Dewolf: ‘Ik steek niet weg dat het onderbrengen van welzijn en gezondheid bij twee verschillende ministers voor ons agentschap niet wenselijk is. Als je vanuit de zorgbehoevende vertrekt, kan je die twee onmogelijk scheiden. Door de veroudering van de bevolking en de toename van het aantal chronisch zieken geraken welzijn en gezondheidszorg steeds meer verstrengeld. Een goed beleid scheidt welzijn en gezondheid niet.’ Karine Moykens: ‘Ik sluit me daar volledig bij aan. In de voorbije bestuursperiode zijn binnen het departement veel muren gesloopt. Het risico van het splitsen van de portefeuille is dat we allemaal terug in ons hokje kruipen.’ In de voorbije beleidsperiode waren er ook contacten met andere beleidsdomeinen, zoals met huisvesting in verband met de assistentiewoningen. Worden die intersectorale contacten voortgezet? Dirk Dewolf: ‘Huisvesting heeft inderdaad heel veel sociale dimensies en is dus belangrijk voor de sector welzijn en volksgezondheid, maar ook connecties met andere beleidsdomeinen, zoals onderwijs met de opleiding in de zorgberoepen zijn dat.’ Karine Moykens: ‘Er zijn ook belangrijke links naar werk, denk aan de hele kwestie van de arbeidszorg of aan de dienstencheques en de sterke relatie met de aanvullende thuiszorg. We zoeken nu ook samenwerking met toerisme. We hebben sterk ingezet op de samenwerking binnen ons beleidsdomein en we zijn begonnen met ook buiten het beleidsdomein te kijken. Die lijn richting werk, 24 juni 2014 Lokaal
onderwijs, huisvesting, toerisme zullen we doortrekken.’ Dirk Dewolf: ‘De beste remedie tegen verkokerd beleid is de zorgbehoevende centraal stellen.’ Al die domeinen komen samen op het lokale niveau. Welke rol ziet u hierin voor de lokale besturen? Karine Moykens: ‘Een lokaal bestuur is het best geplaatst om de behoeften van de inwoners in kaart brengen en om te zien hoe en waar die behoeften ingevuld kunnen worden. Stel dat een initiatiefnemer assistentiewoningen wil bouwen, dan kan het lokale bestuur hem leiden naar de deelgemeente waar daar het meest behoefte aan is. Het kan een mogelijk interessant stuk grond aanwijzen waarop gebouwd kan worden.’ Dirk Dewolf: ‘Lokale besturen kunnen dingen die centrale besturen niet kunnen. We zijn bijvoorbeeld heel blij dat het concept “Gezonde Gemeente” goed aanslaat. Het lokale bestuur ontdekt in voeding, bewegen, leefstijl een nieuwe uitdaging om de bevolking te sensibiliseren. En het kan de bestaande dienstverlening van bijvoorbeeld de sportdienst een bredere invalshoek geven. Een ander domein waaraan wij vanuit Brussel maar weinig kunnen doen, is het bestrijden van de eenzaamheid. Een lokaal bestuur is veel beter geplaatst om daar een gemeente- of wijkgebonden plan voor uit te werken. Vlaanderen en de lokale besturen vullen elkaar aan en leren van elkaar.’ Karine Moykens: ‘Ook samenwerking met andere gemeenten en OCMW’s, met andere partners en organisaties is zeer belangrijk. Maar die moet ook lokaal groeien. Het zou niet goed zijn dat wij samenwerking voor bepaalde items zouden opleggen. Ik weet uit ervaring op lokaal vlak dat gemeenten goed kunnen samenwerken met elkaar en met anderen, ook zonder federale of Vlaamse steun. Maar ze zullen net als de Vlaamse en federale overheid keuzes moeten maken. En als je samenwerkt met anderen kun je andere keuzes maken dan alleen. Daar ligt de kracht van de lokale besturen: meer samenwerken op maat van de regio. Je mag de thema’s niet van bovenaf opleggen.’ Staat dat niet wat haaks op het zorgregiodecreet dat samenwerking in een regio voor een stuk vastlegt? Dirk Dewolf: ‘ De zorgregio’s zijn een vertrekbasis, nu moeten we die aftoetsen. De huisartsenkringen worden daar nu over geconsulteerd. Als ze niet akkoord gaan met de voorgestelde zorgregio, kunnen ze alternatieven voorstellen, op
Karine Moykens: ‘Mensen willen langer gewoon tussen andere mensen leven. Het bijzondere als het moet, het gewone als het kan. Daarom zullen we de zorg moeten vermaatschappelijken. Die beweging is ingezet.’ voorwaarde dat er geen blinde vlekken en overlappingen zijn en dat het alternatief groen licht krijgt van alle andere regionale spelers in de welzijns- en gezondheidszorg. De lokale dialoog moet een gedragen plan opleveren. De zorgregio is dus geen rigide gegeven maar een uitgangspunt voor een efficiëntere organisatie.’ Karine Moykens: ‘Het zorgregiodecreet is geen fetisj. Het belangrijkste is dat je een regionale afbakening hebt die voor alle spelers aanvaardbaar is. Momenteel is ons nog niets beters aangereikt dan die zorgregio’s.’ Is er al iets meer geweten over de infrastructuursubsidies voor de ouderenvoorzieningen? Karine Moykens: ‘Het Vlaams Parlement heeft unaniem een resolutie aangenomen en op basis daarvan hebben we al een besluit genomen om de continuïteit te verzekeren. Elke ouderenvoorziening die VIPA-subsidie wou krijgen, moest ten laatste op 31 december 2013 een zorgstrategisch plan indienen bij het Agentschap Zorg en Gezondheid en moet tegen eind 2014 een technisch-financieel plan bezorgen aan het VIPA. Die voorzieningen komen op een lijst te staan waarvoor in de huidige procedure nog VIPA-subsidies toegekend zullen worden. Wanneer dat zal gebeuren, is afhankelijk van de regeringsonderhandelingen. Daarnaast moeten we met ons beleidsdomein een heel nieuw systeem van financiering van het ouderenbeleid uitwerken en infrastructuur is daar een onderdeel van. We zullen daarvoor op korte termijn een denktank op de rails zetten.’ Wat zijn voor u de belangrijkste verwezenlijkingen van de voorbije bestuursperiode en de grootste uitdagingen voor de komende? Karine Moykens: ‘Er zijn op heel veel verschillende domeinen tankers in beweging gezet. De kinderopvang, de integrale jeugdhulp, de personen met een beperking, dat zijn drie grote lijnen waarvoor we met nieuwe decreten, nieuwe regelgeving een innovatieve weg zijn ingeslagen. Meer dan ooit vertrekken we van de gebruiker, de cliënt, de patiënt. Die nieuwe decreten uitvoeren en de zesde staatshervorming in praktijk brengen wordt een grote uitdaging.’ Dirk Dewolf: ‘De grootste realisatie is dat het beleid erop aangestuurd heeft dat de kokers verlaten worden en de cliënt centraal komt te staan. Je ziet dat in de persoonsvolgende financieringsstroom, in de gegevensdeling in de zorg. Je
ziet dat ook in de eerstelijnszorg waar welzijn en gezondheid elkaar ontmoeten, er is een platform van samenspraak gecreëerd. De zesde staatshervorming plaatst ons natuurlijk voor grote uitdagingen, operationeel en conceptueel. Een ander punt is dat we de demografische evolutie niet zullen kunnen bijbenen met de economische groei. We zullen dus moeten nadenken over efficiëntiewinsten.’ Karine Moykens: ‘Ik wil er nog een item aan toevoegen: de vermaatschappelijking van de zorg. Mensen willen langer gewoon tussen andere mensen leven. Het bijzondere als het moet, het gewone als het kan. Daarom zullen we de zorg moeten vermaatschappelijken. Die beweging is ingezet, dat zie je in de regelgeving, we zullen dat nu moeten doortrekken.’ Dat brengt ons bij de mantelzorgers. Hoe kunnen we hen versterken? Dirk Dewolf: ‘Je mag dat zeker niet enkel financieel bekijken. Mantelzorgers van personen met dementie bijvoorbeeld hebben psychologisch veel behoefte aan gesprekken met lotgenoten om even los te komen van de zorg.’ Karine Moykens: ‘Lokale besturen hebben een belangrijke rol in het versterken van de mantelzorgers. Zij staan het dichtst bij hen. Misschien moet een lokaal bestuur, een sociaal huis precies daarop maximaal inzetten en die keuze maken. Lokale dienstencentra zijn daarbij belangrijk, maar ook medewerkers van de gemeente of het OCMW die bij de mensen aan huis gaan, kunnen zaken signaleren.’ Dirk Dewolf: ‘Eenzaamheid mag in elk geval geen motief meer zijn om naar een woon-zorgcentrum te gaan.’ Karine Moykens: ‘Dat geldt ook voor personen met een beperking die zelfstandig kunnen blijven wonen met anderen en samen zorg inkopen.’ Dirk Dewolf: ‘We ontkennen het belang van de institutionele zorg zeker niet, maar de demografische evolutie en de financiële krapte, in combinatie met de vraag om langer thuis te blijven wonen, dwingen ons om het anders en zo mogelijk efficiënter aan te pakken. Misschien moeten Vlaanderen en de VVSG daarover eens samenzitten voor een ruime denkoefening.’ Dat zou mooi zijn. Annelies De Ridder is VVSG-stafmedewerker woonzorg Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
Lokaal juni 2014
25
special zesde staatshervorming
Gedruppel in de Dorpsstraat De zesde staatshervorming en de lokale impact van de Bijzondere Financieringswet De zesde staatshervorming bevat uiteenlopende bestuurlijke en politieke aspecten, maar de ruggengraat ervan vormt in belangrijke mate de herziening van de Bijzondere Financieringswet, de wet die regelt hoe de gewesten en gemeenschappen hun bevoegdheden kunnen financieren. Wat houdt de logica van die Bijzondere Financieringswet (BFW) in, hoe beïnvloedt ze de beleidsruimte van de gewesten en wat zal de impact ervan zijn op de lokale besturen? tekst pieter plas beeld stefan dewickere, layla aerts
D
e nieuwe BFW wijzigt de financiering van de gemeenschappen en gewesten grondig. Dat was nodig omdat de zesde staatshervorming ook een heel pak bevoegdheden en middelen van het federale naar het regionale niveau overhevelt. De BFW bevat daarnaast ook een bijdrage van de gewesten en gemeenschappen in de sanering van de overheidsfinanciën en in de kosten van de vergrijzing. Financiering: van dotaties naar opcentiemen Met de nieuwe BFW wordt de groei van de huidige gemeenschapsdotaties beperkt. Voortaan gebeurt een belangrijk deel van de financiering van de gewesten via opcentiemen op de federale personenbelasting in plaats van met dotaties. De gewesten krijgen daarmee een ruimere fiscale bevoegdheid. Om voldoende continuïteit te garanderen blijft de federale overheid wel bevoegd voor de belastingbasis, de bedrijfsvoorheffing en de inning van de volledige personenbelasting. Vlaanderen zou met de nieuwe BFW – voortgaand op de huidige dotatie – een kleine 7 miljard euro met opcentiemen moeten kunnen dekken. Eén kenmerk van deze nieuwe financieringswijze is de grotere volatiliteit. De evolutie van de gewestdotatie was tot nog toe voorspelbaar door de koppeling ervan aan de inflatie en de economische groei;
26 juni 2014 Lokaal
een systeem met opcentiemen is dat veel minder, wat – zoals de gemeenten maar al te goed weten – tot onzekerheid bij
Ouderenzorg is een belangrijke bevoegdheid die naar Vlaanderen overkomt.
de opmaak van de Vlaamse begroting kan leiden. Extra bevoegdheden en middelen… Na 2015 worden voor een bedrag van 11 miljard euro (uitgaven voor) bevoegdheden van het federale niveau naar Vlaanderen overgeheveld. Tegenover de huidige Vlaamse begroting vertegenwoordigt dit een toename met 30%. In het algemeen stijgt het aandeel van gewesten en gemeenschappen in de totale overheidsuitgaven van een kwart naar een derde. De belangrijkste bevoegdheden die naar
De Vlaamse opcentiemen Vlaanderen overkomen, zijn de kinderbijslag en de ouderenzorg, arbeidsmarktbeleid, fiscale uitgaven (dat zijn belas-
Vlaanderen zal met die extra bevoegdheden en bijbehorende middelen in principe meer kunnen uitgeven. Maar de extra
Voortaan gebeurt een belangrijk deel van de financiering van de gewesten via opcentiemen op de federale personenbelasting in plaats van met dotaties. De gewesten krijgen daarmee een ruimere fiscale bevoegdheid. tingkortingen, zoals de woonbonus), gezondheid en ziekenhuizen. Het speelveld wijzigt op die manier aanzienlijk. Het beleidsdomein Welzijn en Volksgezondheid bijvoorbeeld wordt met een aandeel van meer dan 27% in de uitgaven even belangrijk als Onderwijs. Ook het aandeel van Werk en Sociale Economie stijgt merkelijk.
manoeuvreerruimte die zo voor gewesten en gemeenschappen wordt gecreëerd, wordt meteen ook begrensd door responsabiliseringsmechanismen en saneringsverplichtingen. Het komt erop neer dat de regio’s onvoldoende extra middelen krijgen om de overgedragen bevoegdheden op het huidige niveau voort te zetten. Op die manier worden de gemeenschappen en gewesten gedwongen hun deel van de sanering van de totale Belgische overheidsfinanciën te dragen. Voor alle duidelijkheid: de federale overheidsschuld gaat niet deels over naar de regio’s. Bovendien zullen de regio’s in toenemende mate moeten bijdragen voor de financiering van de ambtenarenpensioenen. Maar het blijft nog altijd een stuk minder dan wat de lokale besturen moeten betalen. BFW-logica: universaliteit en budgettaire neutraliteit als bakens in de mist Over de nieuwe financieringswet bestaat nogal wat verwarring, vooral wat betreft de toewijzing van middelen of saneringsinspanningen aan concrete bevoegdheidsdomeinen: welke (nieuwe) bevoegdheid krijgt welke middelen, en op welk bevoegdheidsdomein zal hoeveel moeten worden bespaard? Het universaliteitsprincipe creëert daarbij voorlopig enige ‘rust’, in die zin dat het dergelijke vragen voorbarig maakt. Het bepaalt namelijk dat ‘ontvangsten niet op voorhand kunnen worden toegewezen aan specifieke uitgaven’. Met andere woorden, de BFW hoeft niet – of toch niet expliciet – voor elke bevoegdheid een overeenkomstige dotatie vast te leggen. De decreetgever
Vanaf 2015 wordt het aandeel van de federale overheid in de huidige per‑ sonenbelasting ruwweg beperkt tot 75%, en zal Vlaanderen via eigen op‑ centiemen – autonoom dus – 25% van de inkomsten uit de personenbelas‑ ting beheren. Vlaanderen krijgt ook de bevoegdheid voor bepaalde fiscale uitgaven of belastingkortingen, zoals de zogenaamde woonbonus. Vandaag zijn de Vlaamse opcentiemen goed voor ongeveer 7 miljard euro. Hoe Vlaanderen de veel ruimere eigen be‑ lastingbevoegdheid zal invullen, is onzeker. Wat we wel weten is dat de lokale besturen voor hun inkomsten uit de aanvullende personenbelasting, die berekend wordt op het totaal van de federale en gewestelijke perso‑ nenbelasting, nu afhankelijk worden van twee spelers en hun respectieve aandelen: de Vlaamse en de federale overheid. De ruimte die Vlaanderen heeft om de opcentiemen te vermin‑ deren, is beperkter dan die op federaal niveau. Beslist de federale overheid om bijvoorbeeld het aandeel fiscale inkomsten uit btw en accijnzen te vergroten en dat van de personenbe‑ lasting proportioneel te verminderen, dan zou dat een verlies van inkomsten betekenen voor Vlaanderen en de lo‑ kale besturen, tenzij die tegelijk hun tarieven verhogen.
bepaalt jaar na jaar welke middelen aan welke bevoegdheid worden toegewezen. (Volgens hetzelfde principe besteden lokale besturen overigens autonoom de middelen die ze van centrale overheden ontvangen – wat wel eens voor wrijvingen zorgt.) Het principe van universaliteit gaat hand in hand met dat van budgettaire neutraliteit dat bepaalt dat de nieuwe BFW niet mag leiden tot verarming van de gewesten en gemeenschappen, noch van de federale overheid. Voor Vlaanderen zowel als voor de andere overheden geldt dat de middelen waarin de nieuwe BFW voorziet, de som zijn van de middelen in de huidige financieringswet en de Lokaal juni 2014
27
special zesde staatshervorming
De overgedragen middelen zijn niet geoormerkt, Vlaanderen kan ze dus naar eigen goeddunken aanwenden.
de noodzakelijke saneringen kan zoeken in de nieuwe bevoegdheden, maar evengoed in wat ze vandaag al doet. Ze kan ook beslissen bijkomende middelen aan te boren via belastingverhogingen. Ook een mix van deze drie is natuurlijk mogelijk.
middelen die nodig zijn voor de nieuwe bevoegdheden ‘bij ongewijzigd beleid’. Daarbij plaatsen we meteen de niet onbelangrijke kanttekening dat de saneringsinspanning wordt opgelegd ná de
Nieuwe bevoegdheden: beleidsruimte of beleidskrapte? Als het voorgaande al zekerheden oplevert, dan zijn het er twee. Alleen al door de opgelegde saneringsinspanningen
De nieuwe Bijzondere Financieringswet mag niet leiden tot verarming van de gewesten en gemeenschappen, noch van de federale overheid. budgettaire neutraliteit. Voor een goed begrip: na de sanering is de BFW dus niet meer budgettair neutraal. Wat de budgetneutraliteit nog verder kan ondergraven, is het risico van foutieve ramingen: van de evolutie van de dotaties bijvoorbeeld, en van de startbedragen voor de uitoefening van nieuwe bevoegdheden vanaf 2015, die gebaseerd zijn op begrotingsgegevens van 2013. 28 juni 2014 Lokaal
zijn de middelen – voor de geraamde behoeften – die overkomen van het federale naar het Vlaamse niveau, niet voldoende om het huidige (federale) beleid voor de over te hevelen bevoegdheden op gelijke wijze voort te zetten. Ten tweede zijn noch de middelen noch de saneringen geoormerkt, dus op voorhand bestemd voor bepaalde bevoegdheidsdomeinen. Dat betekent dat de Vlaamse overheid
Globaal genomen zal er ondanks de structurele verschuivingen in behoeften en middelen de komende jaren nauwelijks ruimte zijn voor nieuwe uitgaven of belastingverminderingen. De jaarlijkse netto beleidsruimte (de extra budgettaire ruimte bij constant beleid) bedraagt in Vlaanderen bij een normale economische groei tussen 200 en 300 miljoen euro. Door de opgelegde sanering en de onvolledige middelenoverdracht zal die netto beleidsruimte in de periode 20152016 negatief zijn. Ook voor 2020 en de jaren daarna zijn de groeivooruitzichten beperkt, met 100 miljoen of minder netto beleidsruimte per jaar. Het is goed mogelijk dat dit een impact zal hebben op de overdrachten van de Vlaamse overheid naar de lokale besturen. Maar dat het spanningsveld tussen taken en uitgaven van Vlaanderen en de lokale overheden hierdoor zal toenemen, staat wel vast. Pieter Plas is redacteur van Lokaal Met dank aan Axel Mathot en Jan Leroy
Op de Trefdag van 16 oktober buigen 4000 deelnemers uit gemeente en OCMW zich over de vraag hoe ze maximaal de vitale krachten in bestuur en samenleving kunnen benutten. Hier verneemt u hoe u anders naar maatschappelijke vraagstukken en nieuwe manieren van samenwerken kunt kijken. Hier leert u samen met burgers, verenigingen en bedrijven tot sterke oplossingen te komen. Ontdek nu het hele programma!
www.trefdag.be
AJB
special zesde staatshervorming
De staatshervorming nadert nu ook de gemeente Deze staatshervorming zal veel meer invloed hebben op de lokale besturen dan pakweg het steeds weerkerende fusieverhaal. Niet enkel de hervorming van de fiscaliteit, met de te verwachten effecten op de inkomsten van de gemeenten, maar ook de afbuiging in de richting van de regio’s van federale middelen en instrumenten die de lokale besturen eigen beleidsruimte geven zal zijn effect, ten goede of ten kwade, niet missen. Denk maar aan het verkeersveiligheidsfonds, RSZ-kortingen op allerlei personeel, het activeringsbeleid van de OCMW’s, distributietarieven, maar ook aan al wat raakt aan het welzijns- en gezondheidsbeleid. tekst fabio contipelli
H
et Institutioneel Akkoord voor de Zesde Staatshervorming, zoals het Vlinderakkoord officieel heet, wil een efficiëntere federale staat en grotere autonomie voor de deelstaten realiseren en regelt de overdracht van een groot aantal beleidsdomeinen en -bevoegdheden naar de gemeenschappen en de gewesten. Wat staat er te gebeuren? Welke impact kan dit hebben op de werking en beleidsruimte van de lokale besturen? Deze zesde staatshervorming bestaat uit twee grote delen: de bestuurlijk-politieke vernieuwing en de overdracht van bevoegdheden. Een eerste politiek akkoord over de financiering van de zesde staatshervorming werd nog net voor de zomer van 2013 beklonken. Het Uitvoeringscomité voor de Institutionele Hervormingen (COMORI), de werkgroep met acht partijen die die staatshervorming moest voorbereiden, was het eens geraakt over de grote lijnen. Met de bestuurlijke vernieuwing kwamen de kieskringen, BHV, de randgemeenten, de oprichting van een hoofdstedelijke gemeenschap en de volksraadpleging aan bod. In de zomer van 2013 werd de tweede fase ingezet: de transfers van een reeks bevoegdheden en de grote fiscale hervorming die de regionale regeringen meer slagkracht geeft. Hiervoor werden niet minder dan 24 wetsvoorstellen ingediend in Kamer en Senaat, met daaraan verbonden een bedrag van meer dan 20 miljard euro. Het gaat onder andere om gezinsbijslagen (6,8 miljard), gezondheidszorg (5,1 miljard), arbeidsmarkt (4,7 miljard), fiscale uitgaven – vooral fiscale aftrek inzake
30 juni 2014 Lokaal
huisvesting (3 miljard) – en andere zaken zoals het grotestedenbeleid, participatiefonds, verkeersboetes, rampenfonds, aankoopcomités (0,67 miljard). De gewesten krijgen gemiddeld 87 % van de middelen voor die bevoegdheden. Op die manier moeten de gewesten en gemeenschappen in de komende jaren zelf ook een inspanning doen. Deze
daaraan verbonden middelen eventueel te besteden aan andere beleidsdomeinen of -prioriteiten. Het is momenteel dan ook niet duidelijk wat de lokale gevolgen zullen zijn van deze staatshervorming, maar dat die er zullen zijn staat buiten discussie. Ondertussen heeft de Vlaamse administratie zelf een aantal voorstellen verzameld in een groenboek.
Zal Vlaanderen ruimte laten aan lokale besturen om een beleid op maat te kunnen uitwerken en hiervoor voldoende middelen te voorzien? bevoegdheden verhuizen op 1 juli 2014. Om de bestuurlijke en wettelijke continuïteit te verzekeren blijft de oude (federale) regelgeving van toepassing totdat er een regionaal alternatief wordt ingevoerd. De regio’s zullen nog jaren zoet zijn met de invulling van deze nieuwe beleidsruimte. Hoewel ook de lokale besturen zullen moeten bijdragen aan de sanering van de openbare financiën (ongeveer 2,5 miljard euro), worden zij buiten die discussie gehouden. In vergelijking met de tekst van het Vlinderakkoord geven de definitieve wetten een duidelijker beeld van de transfers naar de regio’s. Dit betekent natuurlijk niet dat er nu al zicht is op het toekomstige beleid. De gemeenschappen en gewesten kunnen de overgedragen bevoegdheden immers inzetten zoals zij dat zelf wensen. Er zijn, met andere woorden, geen restricties om de
Toch blijven we op onze honger zitten. Is Vlaanderen zich bewust van de impact op de lokale overheid van de keuzes die het zal maken? Is Vlaanderen zich bewust dat door deze staatshervorming het spanningsveld tussen taken en uitgaven van de Vlaamse overheid en van lokale overheden nog zal toenemen? Zal Vlaanderen ruimte laten aan lokale besturen om een beleid op maat te kunnen uitwerken en hiervoor voldoende middelen te voorzien? Heeft Vlaanderen de moed om door te gaan op het elan van de Vlaamse interne staatshervorming en nieuwe bevoegdheden rechtstreeks over hevelen naar het lokale niveau? Durven we samen Vlaanderen te reorganiseren? We willen graag antwoorden maar zijn er niet echt gerust in. Fabio Contipelli is VVSG-stafmedewerker maatschappelijke integratie en werk
De maatregelen van het doelgroepenbeleid kunnen lokale besturen gebruiken als werkgever of in het kader van het OCMW-activeringsbeleid.
Arbeid naar de deelstaten De deelstaten krijgen meer bevoegdheden over het arbeidsmarktbeleid met uitzondering van de regels die tot het arbeidsrecht en de sociale zekerheid behoren. tekst fabio contipelli beeld layla aerts
N
iet alle bevoegdheidsoverdrachten zijn relevant voor gemeenten, OCMW’s en politiezones. We beperken ons dan ook tot de meest relevante wijzigingen inzake de bevoegdheid arbeidsmarkt voor de lokale overheid. Omdat niet alles in centen kan worden berekend, is het nu enkel mogelijk een orde van grootte te schatten. Wat de tewerkstellingsmaatregelen betreft die de gemeenten en OCMW’s als werkgever maar ook als beleidsmaker gebruiken, nemen we nu al aan dat het kan gaan over een kleine 600 miljoen euro. Welke bevoegdheden worden er dan wel overgeheveld? De gewesten verwer-
ven volledige beslissings- en uitvoeringsbevoegdheid om de beschikbaarheid van
welke soort werkzoekende voor deze maatregel in aanmerking kan komen. Het regelgevend kader inzake passende betrekking, actief zoekgedrag, administratieve controle en sancties blijft een bevoegdheid van de federale overheid. Omdat het overgrote deel van de (tijdelijk) geschorste werkzoekenden voor financi-
Omdat het overgrote deel van de (tijdelijk) geschorste werkzoekenden voor financiële hulp bij het OCMW aanklopt, pleiten wij in ieder geval voor structurele afspraken tussen OCMW en VDAB. de werklozen te controleren en eventuele sancties op te leggen, kunnen autonoom bepalen welke studies en beroepsopleidingen een werkzoekende met behoud van zijn uitkeringen kan aanvatten en
ële hulp bij het OCMW aanklopt, pleiten wij in ieder geval voor structurele afspraken tussen de federale en Vlaamse overheid en bijgevolg ook tussen OCMW en VDAB. Het is immers belangrijk dat het Lokaal juni 2014
31
special zesde staatshervorming
OCMW op de hoogte is van de schorsing van de cliënt, niet enkel om budgettaire redenen, maar ook om inzicht in de reden van schorsing te krijgen. Ook belangrijk is het doelgroepenbeleid. Hieronder vallen de RSZ-kortingen voor doelgroepen en de activering van de werkloosheidsuitkeringen. In totaal een budget van 4,6 miljard euro waarvan bijna 2,5 miljard euro voor Vlaan-
op jaarbasis meer dan 65 miljoen euro tegenover voor de OCMW’s. Vlaanderen zal een grote verantwoordelijkheid dragen om het systeem betaalbaar te houden. Indien het systeem zou wijzigen, kan dat grote financiële gevolgen hebben. Met een vijfduizendtal werknemers, vooral bij de OCMW’s, bezitten gemeenten en OCMW’s een marktaandeel van ongeveer 15%. Een eventuele afbouw
Vlaanderen zal een grote verantwoordelijkheid dragen om het systeem van de dienstencheques betaalbaar te houden. Indien het systeem beperkt wordt, kan dat financieel grote gevolgen hebben.
zelf als de juridische werkgever optreedt) en Artikel 61 (de tewerkstelling waarbij het OCMW zijn tewerkstellingsopdracht realiseert in samenwerking met een andere werkgever). Het geregionaliseerde bedrag dat naar het Vlaamse Gewest verhuist, wordt geschat op een 115 miljoen, inclusief doelgroepvermindering. Dit bedrag is vooral toe te wijzen aan artikel 60§7. Hiervoor is er op federaal niveau steeds een open enveloppe geweest met een bedrag dat stijgt of daalt naargelang de nood van de OCMW’s en dus vooral conjunctuurgebonden. Het reële budget lag in 2012 al 12% hoger ten opzichte van dat van 2009. Dit is een zeer belangrijk aandachtspunt voor de volgende Vlaamse regering. Er is immers een zeer grote verbondenheid tussen de RMI-wet en artikel 60§7. Het contingenteren van het aantal plaatsen of zelfs het weghalen van deze maatregel bij de OCMW’s kan onder andere leiden tot een grotere lokale bijdrage in het leefloon en dus een negatief effect op de lokale financiën. We houden zeker geen pleidooi voor een status-quo. We vragen al jaren om hét OCMW-instrument te vernieuwen. Zo hebben wij in een gezamenlijk standpunt met de VDAB al een aantal mogelijkheden opgesomd zoals het veralgemenen van het loopbaan- en competentiegericht denken, het invoeren van de zogenaamde persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP’s), de mogelijkheid tot korte stages bij een andere werkgever, harde garanties op een warme overdracht binnen de maand na het eind van de tewerkstelling in artikel 60§7, prioritaire behandeling van
deren. Denk vooral aan de maatregelen Activa, Sine, Gesco, artikel 60§7, maar ook aan uitzendarbeid, startbaanovereenkomsten, de stelsels van de loopbaanonderbreking, de arbeidskaarten A en B enzovoort. Dat zijn stuk voor stuk maatregelen die gemeenten en OCMW’s op lokaal niveau gebruiken als werkgever of in het kader van het OCMW-activeringsbeleid. De structurele RSZ-verminderingen en de vrijstelling van het doorstorten van de bedrijfsvoorheffing blijven echter federaal. De gewesten krijgen de volle bestedingsautonomie voor de budgetten. Ze zullen het overgehevelde budget naar goeddunken kunnen gebruiken voor verschillende vormen van arbeidsmarktbeleid in de brede zin zoals maatregelen in verband met loonkosten, opleiding en begeleiding van werkzoekenden of tewerkstellingsprogramma’s.
zal ook een negatief domino-effect genereren op de middelen sociale Maribel, vooral bij de OCMW’s. Andere belangrijke lokale spelers zijn de 130-tal PWA’s met een dienstenchequeonderneming. In 2003 werden zij door de federale regering aangepord om met dienstenchequeactiviteiten te beginnen. Vandaag zijn ze, met meer dan 11.000 werknemers, een relatief grote speler. Meer dan de helft van de toenmalige PWA’ers zijn dienstenchequewerknemers geworden.
Dienstencheques Er is ook een regionalisering van de dienstencheque op til, met behoud op federaal vlak van het arbeidsrecht (arbeidsvoorwaarden). Het budget voor Vlaanderen is iets meer dan 1 miljard euro op een totaal van 1,7 miljard euro, goed voor 90.000 werknemers. Ook een aantal gemeenten maar vooral OCMW’s en PWA’s zijn spelers in deze sector. De 163 erkende OCMW’s realiseren jaarlijks een kleine drie miljoen uren. Daar staat
Als de gewesten beslissen een PWA-voorziening te behouden, zal de federale overheid de financiering van de werkloosheidsuitkeringen van de PWAwerknemers voortzetten maar dan beperkt tot het huidige aantal gerechtigden per gewest.
32 juni 2014 Lokaal
Artikel 60§7 De gewesten worden ook bevoegd om de categorieën gebruikers vast te stellen waaraan rechthebbenden op een leefloon en het equivalent leefloon ter beschikking kunnen worden gesteld. Concreet gaat dit om maatregelen uit de OCMW-
wet zoals Artikel 57quater (de inschakeling van bepaalde vreemdelingen door het OCMW in het beroepsleven), Artikel 60§7 (tewerkstelling waarbij het OCMW
OCMW-cliënten in het VDAB-aanbod, opzetten van structurele informatie-uitwisseling. Daarnaast ijveren we ook voor eenvoudige toegang voor OCM-cliënten
tot alle huidige en toekomstige Vlaamse doelgroepenmaatregelen. Gesco’s Sinds de jaren tachtig beschikken gemeenten, OCMW’s, intercommunales, AGB’s, provinciebesturen en politiezones elk over een contingent van gesubsidieerde contractuelen (KB nr. 474 van 1986). Hoewel het niet expliciet werd vernoemd in het Vlaams Groenboek – de gesco-maatregel werd meer dan vijfentwintig jaar geleden al de facto geregionaliseerd – kunnen wij niet genoeg benadrukken hoe belangrijk deze maatregel voor de lokale overheden is. Samen beschikken onze besturen over een contingent van 20.900 VTE gesco’s (2012) met een reële bezetting van 19.991,34 VTE, verdeeld over ongeveer 29.500 personeelsleden. Financieel betekent dit een kleine 210 miljoen euro in loonpremies bovenop de RSZ-korting op de patronale bijdrage van 154,5 miljoen euro. In de totaliteit gaat het om meer dan 360 miljoen euro middelen voor de Vlaamse lokale besturen. Hoewel de loonkosten van de gesco’s tijdens de afgelopen tien jaar voor de lokale besturen enorm gestegen zijn, is de premie steeds gelijk gebleven. Daarom pleiten wij ervoor van de regionalisering gebruik te maken om deze gescomiddelen, die intussen geëvolueerd zijn naar een structurele financiering, over te hevelen naar het Gemeentefonds. Dit kan eventueel in een nog op te richten Personeelsfonds, met specifiek behoud van de huidige gesco-verdeelsleutels per bestuur. De middelen uit zo’n fonds worden dan voorbehouden voor mensen uit kansengroepen op de arbeidsmarkt. De doelgroepvermindering (vermindering RSZ-bijdrage) blijft dus van toepassing. Elk ander criterium wordt afgeschaft. Dit betekent ook een administratieve vereenvoudiging voor zowel de lokale als de Vlaamse administraties. PWA Ook de PWA-bevoegdheid valt nu onder de autonomie van de gewesten. De PWA’s zijn in alle opzichten een beetje een vreemde eend in de bijt. De PWAbeambte is tot nader order een federa-
le ambtenaar. De gemeenten en sociale partners zijn medebeheerders van de vzw. De PWA’ers zijn uitkeringsgerechtigde werklozen. De bevoegdheid en de werkingskosten voor personeel en beheer worden overgeheveld. Maar toch stelt de federale overheid bij de overheveling een bijkomende voorwaarde. Enkel als de gewesten beslissen een PWAvoorziening te behouden, zal de federale overheid de financiering van de werkloosheidsuitkeringen van de PWA-werknemers voortzetten. Bovendien wordt deze tussenkomst per gewest beperkt.
het PWA-verhaal niet te laten verdwijnen maar in te kantelen in het Vlaamse beleid en samen met de VDAB voort te werken aan doorstroming van de huidige en toekomstige PWA’ers. Het PWA als het ware gesitueerd tussen werkervaring en sociale economie… Lokale besturen als werkgever De overheveling van de stelsels van de loopbaanonderbreking in de openbare sector kan als een mooie kans worden aangegrepen om de verlofmogelijkheden voor loopbaanonderbreking en -ver-
Het wegvallen van het PWA-stelsel kan ertoe leiden dat gemeenten en OCMW’s die bepaalde dienstverlening in de maatschappelijke sfeer willen continueren, dit in de toekomst volledig op eigen kosten zullen moeten doen. Voor Vlaanderen betekent dit in de toekomst een ‘contingent’ van 7291 PWAwerknemers. Nochtans waren er in 2012 in Vlaanderen al 12.430 PWA’ers aan de slag, dus dat zou een reductie van bijna 50% betekenen. Vandaag presteert een PWA-werknemer gemiddeld 32,4 uur per maand. In tegenstelling tot de algemene perceptie werden in 2012 nog een kleine 3,8 miljoen PWA-cheques verkocht, waarvan 61% bij lokale overheden, scholen en lokale vzw’s. 26% van de PWAwerknemers zijn actief bij particulieren (huishouden, tuinonderhoud of oppas kinderen) en de rest bij bedrijven uit de tuin- en landbouwsector. Het wegvallen van dit stelsel kan ertoe leiden dat gemeenten en OCMW’s die bepaalde maatschappelijke en sociaal waardevolle dienstverlening zoals busbegeleiding, schooltoezicht leerlingen, buitenschoolse opvang, gemachtigde opzichters, het ruimen van sneeuw en tal van andere maatschappelijke en sociale activiteiten willen continueren, dit in de toekomst volledig op eigen kosten zullen moeten doen. Bovendien zijn er voor deze doelgroep bijna geen echt haalbare en betaalbare alternatieven. Het gros is zeer laag geschoold en bijna 70% is meer dan vijf jaar werkzoekend. Daarom pleiten wij
mindering, vrijwillige vierdagenweek en halftijds vervroegde uitdiensttreding kritisch door te lichten en te moderniseren. Daarbij moeten de werkbaarheid en de openbare dienstverlening voor de burger centraal staan. In de huidige arbeidsmarkt moeten ook openbare besturen gebruik kunnen maken van uitzendarbeid. Op basis van de wet van 24 juli 1987 over uitzendarbeid en terbeschikkingstelling zijn tot nog toe niet de vereiste uitvoeringsbesluiten genomen om de mogelijkheden voor uitzendarbeid helemaal op de lokale besturen van toepassing te maken. Deze besluiten moeten na de bevoegdheidsoverdracht door Vlaanderen dringend worden uitgevaardigd zodat lokale besturen gebruik kunnen maken van uitzendkrachten voor de tijdelijke vervanging van zowel statutaire als contractuele personeelsleden, en dit zowel voor personeelsleden waarvan de tewerkstelling tijdelijk is geschorst als voor personeelsleden waarvan de tewerkstelling is beëindigd, bij een tijdelijke vermeerdering van werk en voor de uitvoering van een uitzonderlijk werk. Fabio Contipelli is VVSG-stafmedewerker maatschappelijke integratie en werk
Lokaal juni 2014
33
special zesde staatshervorming
Verkeersveiligheidsfonds doet rekening kloppen Een groot deel van de inhoud van het verkeersveiligheidsfonds gaat naar de gewesten. Het fonds zelf blijft federaal, maar de band met de verkeersboetes wordt doorgeknipt. Het zal op een andere manier worden gespijsd. De wegen van de zesde staatshervorming zijn soms ondoorgrondelijk. tekst bart van moerkerke beeld isabelle pateer
Tip voor de lezer: bekijk dit artikel door een strikt budgettair-financiĂŤle bril. Zoek niet naar de inhoudelijke logica in dit verhaal, want die zit er eenvoudigweg niet in.
Eigenlijk zijn de centen van het Verkeersveiligheidsfonds gekoppeld aan de overdracht van bevoegdheden inzake het arbeidsmarktbeleid.
34 juni 2014 Lokaal
Van boete- naar veiligheidsfonds Het verkeersboetefonds werd indertijd in het leven geroepen als financiĂŤle tegemoetkoming aan de lokale besturen voor de bijkomende kosten van de politiehervorming. Het werd en wordt nog steeds gespekt met de opbrengsten van de verkeersboetes, in de eerste plaats de snelheidsovertredingen. Aan de hand van een set criteria wordt het geld vervolgens verdeeld over onder meer de politiezones en de federale politie. In 2008 werd het verkeersveiligheidsfonds, zoals het intussen genoemd werd, grondig hervormd. Sindsdien bestaat het uit twee delen. De zones en de federale politie ontvangen een vaste som, namelijk het jaarlijks geĂŻndexeerde bedrag dat ze in 2007 kregen. Het extra geld dat in het fonds zit ten opzichte van het referentiejaar 2007, wordt verdeeld onder de gewesten, afhankelijk van waar de boetes worden uitgeschreven. Die verdelen het geld vervolgens onder de politiezones. Althans dat was de bedoeling, maar het KB dat de modaliteiten voor die tweede schijf zou vastleggen, is er (nog) niet gekomen. Verkeersveiligheid en arbeidsmarktbeleid Met de zesde staatshervorming kondigt zich een nieuwe belangrijke verandering aan. Het Vlinderakkoord zei dat het fonds zou worden geregionaliseerd, met uitzondering van de middelen die verband hielden met bevoegdheden die federaal bleven. Intussen maken de wetsvoorstellen over de staatshervorming duidelijk dat het fonds niet op die manier geregionaliseerd zal worden. De federale overheid zal bevoegd blijven voor de verdeling van de middelen van het verkeersveiligheidsfonds. Maar dat wil niet
zeggen dat alles bij het oude blijft. Neen, de opbrengsten van de geregionaliseerde overtredingen worden uit het fonds gelicht en gaan wel degelijk naar de gewesten. Alleen is het helemaal niet zeker dat de gewesten die middelen zullen inzetten voor verkeersveiligheid of voor steun aan de politiezones, dat wordt een zaak van beleidskeuzes. Om dat te begrijpen moeten we even de redenering van de
van het verkeersveiligheidsfonds zijn nodig om dat globale pakket aan middelen rond te krijgen, terwijl aan het fonds op zich eigenlijk geen bevoegdheidsoverdracht verbonden is. Het wordt niet met zoveel woorden gezegd, maar de centen van het verkeersveiligheidsfonds zijn gekoppeld aan de overdracht van bevoegdheden inzake het arbeidsmarktbeleid. Die twee hebben niets met elkaar te ma-
De opbrengsten van de geregionaliseerde overtredingen worden uit het fonds gelicht en gaan wel degelijk naar de gewesten. Alleen is het helemaal niet zeker dat de gewesten die middelen zullen inzetten voor verkeersveiligheid of voor steun aan de politiezones. onderhandelaars van de zesde staatshervorming en de financieringswet volgen. Hun uitgangspunt was dat aan de overdracht van een globaal pakket van bevoegdheden een globaal pakket aan middelen gekoppeld werd. Vlaanderen krijgt dus een pak nieuwe bevoegdheden en aan die overheveling zijn de nodige middelen verbonden (met een saneringsinspanning). En nu komt het, de centen
ken, maar dat was ook niet de bedoeling van de onderhandelaars. Ze hebben de oefening louter vanuit een financieelbudgettaire hoek bekeken: ze zetten tegenover het globale pakket aan nieuwe bevoegdheden een globale pot aan middelen. Dat betekent ook dat Vlaanderen de middelen van het verkeersveiligheidsfonds nodig heeft om de bevoegdheden voor arbeidsmarktbeleid te kunnen in-
vullen. Als Vlaanderen toch extra inzet op verkeersveiligheid, zal dat dus ten koste gaan van middelen voor andere beleidsdomeinen. Fonds vervelt Als het verkeersveiligheidsfonds een groot deel van zijn middelen verliest, wat betekent dat dan voor de politiezones? Wellicht niets, want hoewel er nog geen expliciet engagement is, wijst alles erop dat de federale overheid het verkeersveiligheidsfonds, of hoe het in de toekomst ook mag heten, op een andere manier zal financieren tot het even groot is als vroeger. De inhoudelijke band tussen het verkeersveiligheidsfonds en de verkeersboetes wordt dus doorgeknipt. Het fonds vervelt tot een structurele, federale financieringsbron voor de lokale politiezones. Wellicht zullen de huidige regels voor de verdeling van de federale middelen voorlopig behouden blijven. Conclusie: voor de politiezones zal er (voorlopig) niets veranderen. Wordt het verkeersveiligheidsfonds geregionaliseerd? Ja en neen. Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
#vvsgstelling
‘Zesde staatshervorming: Wetstraat wordt Vlaamse Steenweg, maar voor de Dorpstraat verandert er niets.’ Wim Van Huffelen
Zal zich vermoedelijk snel vertalen in nog meer regeltjes om die Dorpsstraat naar Vlaamse hand te zetten. Kristof Debergh:
@vvsg uit aanpak eerdere overdrachten en de geruchten (rijopleiding/gediff. kindergeld,..): er komt wellicht regeltjestsunami #VVSGstelling
de stelling voor juli:
‘Politici komen en gaan maar de ambtenaar blijft bestaan.’
Twitter uw mening met #vvsgstelling
Lokaal juni 2014
35
special zesde staatshervorming
Ouderenzorg en de staatshervorming Ouderenzorg is sinds 1980 een gedeelde bevoegdheid van de federale en de Vlaamse overheid. Met de zesde staatshervorming verschuift het zwaartepunt verder naar de gemeenschappen. Wat verandert er? Wat blijft er zoals het was? Waar zitten de losse eindjes? tekst annelies de ridder, bart van moerkerke beeld stefan dewickere
H
et departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt na de zesde staatshervorming een belangrijke pijler van het Vlaamse beleid. Het zal een budget van elf miljard euro beheren, het volledige Vlaamse budget bedraagt 39 miljard euro. Het wordt daarmee nagenoeg even groot als het departement Onderwijs.
tenzij een van de gemeenschappen het protocolakkoord over de overgangsperiode zou opzeggen. Ook het prijzenbeleid wordt een Vlaamse bevoegdheid. Nieuwe voorzieningen en voorzieningen die hun dagprijs willen wijzigen, moeten hun stevig onderbouwde dossier indienen bij de FOD Economie. Op middellange ter-
Voor de VVSG is niet alleen de continuïteit in de overgangsperiode zeer belangrijk. Er moeten de komende jaren ook extra investeringen komen, er moet nieuwe capaciteit gecreëerd worden en er zijn meer erkenningen voor RVT-plaatsen in de woon-zorgcentra nodig. Financiering van de voorzieningen De belangrijkste verschuiving is de financiering van de ouderenvoorzieningen (ROB/RVT, kortverblijf, dagverzorgingscentra). De personeelssubsidie die tot nu toe door het Riziv wordt uitbetaald, zal bij het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid worden ondergebracht. De bevoegdheid ligt vanaf 1 juli 2014 bij de gemeenschappen, maar in een overgangsperiode tot ten laatste 2017 zal het Riziv blijven instaan voor de uitbetaling. Dit wil zeggen dat er enkel fundamentele zaken wijzigen als de drie gemeenschappen hierover een akkoord bereiken. En dus zullen ingrijpende wijzigingen aan het financieringsmechanisme wellicht pas na 2017 plaatsvinden, 36 juni 2014 Lokaal
mijn zal dat bij het Agentschap Zorg en Gezondheid gebeuren, ook hierover zijn afspraken gemaakt. Voor de VVSG is niet alleen de continuïteit in de overgangsperiode zeer belangrijk. Er moeten de komende jaren ook extra investeringen komen, er moet nieuwe capaciteit gecreëerd worden en er zijn meer erkenningen voor RVT-plaatsen in de woon-zorgcentra nodig. Het aantal zwaar zorgbehoevende ouderen blijft immers toenemen. Meer integratie De zesde staatshervorming brengt nog enkele bevoegdheidsoverdrachten mee met invloed op de ouderenzorg: de tegemoetkoming hulp aan bejaarden
(THAB), de mobiliteitshulpmiddelen voor ouderen, de erkenning van de gezondheidsberoepen en de organisatie van de eerste lijn. Die maken het mogelijk tot een meer geïntegreerd beleid te komen en verschillende structuren beter op elkaar af te stemmen. De integratie van de THAB in de zorgverzekering bijvoorbeeld zou voor de hand liggen. Het wordt ook mogelijk regelgeving te stroomlijnen: de Vlaamse en federale personeelsnormen kunnen tot één personeelsnorm omgevormd worden. In de eerste lijn kunnen de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging en de samenwerkingsinitiatieven eerstelijnsgezondheidszorg nu echt geïntegreerd worden. Knelpunten Niet alle federale bevoegdheden betreffende ouderenzorg komen naar Vlaanderen. De invulling van de zorgberoepen (KB 78) blijft federaal. Ook de diensten thuisverpleging gaan niet naar de gemeenschappen. Dat betekent dat een globaal Vlaams beleid in ouderen- en woonzorg altijd het stukje thuisverpleging zal missen. Andere knelpunten worden met de bevoegdheidsoverdracht niet opgelost. Zo zullen kine-prestaties in de ROB’s ook in de toekomst apart gefactureerd moeten worden aan het Riziv, terwijl ze in de RVT’s in de globale Riziv-financiering zitten. Annelies De Ridder is VVSG-stafmedewerker woonzorg, Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
Zij kozen voor ING … En u? Het is niet toevallig dat het Universitair Ziekenhuis Saint-Luc, net zoals twee derde van de Belgische organisaties, voor ING heeft gekozen als financiële partner. De financieel directeur, Philippe Dehaspe, getuigt:
Het financiële beheer van een ziekenhuisinstelling vereist zowel een strikte aanpak als een grondige kennis van de Belgische gezondheidszorg.
Philippe Dehaspe
Financieel directeur van het Universitair Ziekenhuis Saint-Luc
Boven op onze complexe en streng gereglementeerde factura tiecyclus is er nog de wachttijd voor de vereffening van de werkingssub sidies die de FOD Volksgezondheid toekent. Aangezien deze subsidies een kwart van onze inkomsten vertegenwoordigen, kan dat onze cashflow zwaar onder druk zetten. Elke dag moeten we onze cash flowpositie bepalen, om de over schotten te kunnen beleggen te gen een gunstige rentevoet of de tekorten te kunnen compenseren tegen voordelige voorwaarden. In dat verband is de online beheertool die ING aanbiedt via Telelink Online echt bijzonder praktisch. We loggen in, tikken een bedrag en een loop tijd in, en ING biedt ons onmiddel
lijk een rentevoet. Als we die goed keuren, komt het geld rechtstreeks op de rekening van het ziekenhuis. Wat de langetermijnfinanciering betreft, moet u weten dat wij voor de terugbetaling van de kredieten die we afsluiten voor de renovatie van onze gebouwen afhankelijk zijn van subsidies. De ontvangst van deze subsidies is echter gebaseerd op de traditionele looptijd van een afschrijving, d.w.z. 33 jaar. Dit is helaas moeilijk verzoenbaar met de klassieke horizon die de banken hanteren. Maar ING heeft ons ech ter een creatieve oplossing aange boden, waardoor we de ontvangen subsidies en onze betalingen op elkaar kunnen afstemmen, zon der ons te moeten engageren voor 33 jaar. Lees de volledige getuigenis van Philippe Dehaspe en ook die van andere cliënten op ing.be/getuigenissen.
Wilt u ook kiezen voor ING als financiële partner? Maak een afspraak met een van onze ING Relationship Managers via ing.be/business. Advertentie uitgegeven door ING België nv – Bank/Kredietgever – Marnixlaan 24, B-1000 Brussel – RPR Brussel – Btw: BE 0403.200.393 – BIC: BBRUBEBB – IBAN: BE45 3109 1560 2789 Verzekeringsmakelaar ingeschreven bij de FSMA onder het nummer 12381A. Verantwoordelijke uitgever: Inge Ampe – Sint-Michielswarande 60, B-1040 Brussel – 708383N – 03/14
Lokaal juni 2014
37
mens en ruimte kort lokaal nieuws
Onderhoudsgeld: parlement luistert niet naar OCMW’s volledig ten laste van de lokale besturen en bovendien worden onderhoudsplichtigen er helemaal niet toe aangezet onderhoudsgeld te betalen. De indieners van het voorstel verwerpen deze kritiek. De amendementen die de oppositiepartijen indienden, werden dan ook niet aanvaard. De VVSG betreurt dit ten zeerste en zal de OCMW’s vragen apart bij te houden hoeveel onderhoudsplichtigen er financiële
steun komen vragen omdat hun inkomen volledig in beslag is genomen. nathalie debast
Het goedgekeurde wetsontwerp en de discussie zijn te lezen via - www.lachambre.be/FLWB/ PDF/53/3452/53K3452004.pdf (wetsont‑ werp) - www.lachambre.be/doc/PCRI/pdf/53/ ip196.pdf (discussie)
DANIEL GEERAERTS
Het federale parlement heeft dan toch beslist dat de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO) het volledige inkomen van onderhoudsplichtigen in beslag zal kunnen nemen wanneer die geen onderhoudsgeld betalen. Nochtans stuitte dit voorstel op luid protest van de OCMW’s. Die vrezen dat onderhoudsplichtigen dan zullen aankloppen bij het OCMW, dat hun financiële steun moet toekennen. Die toelage is
Elk jaar opnieuw wachten de OCMW’s af of ze hun cliënten opnieuw kunnen laten participeren aan sport of cultuur.
Participatie en sociale activering OCMW-cliënten: federale middelen 2014 zijn een feit Op voorstel van staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie Maggie De Block krijgen de OCMW’s ook in 2014 een subsidie om de participatie en sociale activering van hun cliënten te bevorderen. Het KB verscheen ondertussen in het Belgisch Staatsblad. Het gaat om 6.829.000 euro voor het algemene luik van sportieve, sociale en culturele participatie, aangevuld met 4.309.000 euro voor de strijd tegen kinderarmoede. De VVSG is tevreden met deze financiële ondersteuning van de OCMW’s, maar blijft pleiten voor een structurele financiering. Nu heerst ieder jaar opnieuw grote onzekerheid over de verderzet38 juni 2014 Lokaal
ting van deze middelen (het KB moet jaarlijks opnieuw uitgevaardigd worden). Dat bemoeilijkt het opzetten van duurzame partnerschappen en/of het ondersteunen van cliënten. nathalie debast
KB houdende maatregelen ter bevordering van de participatie en sociale activering van de gebruikers van de dienstverlening van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor het jaar 2014 , BS 15 mei 2014, Inforumnummer 184550. OCMW’s vinden hier de tabel met hun subsidiebedrag via www.mi-is.be/be-nl/ocmw/participatie-en-sociale-activering
print & web
Platform Centrummanagement in Oostende:
Welke kansen voor investeringen in binnenstedelijk winkelvastgoed?
Wow! Diversiteit werkt In succesvolle organisaties doet iedereen gelijkwaardig mee. De combinatie van eigenheid en gezamenlijkheid levert een ‘in‑ clusieve cultuur’ op, een cultuur waarin mensen zich scharen achter een gemeenschappelijk doel maar waarbij ze tegelijker‑ tijd zichzelf kunnen zijn en hun eigen talenten tot hun recht kunnen laten komen. Dat is niet alleen fijn voor de mensen zelf maar zeker ook voor de orga‑ nisatie, die zo het beste uit de medewerkers haalt. Onderzoek wijst bovendien uit dat diversi‑ teit tot betere bedrijfsresulta‑ ten leidt. Wow! geeft inspiratie om zo’n open werkcultuur te be‑ reiken. De lezer krijgt inzichten en tips om unieke talenten beter te benutten, het wij/zij-denken te verminderen, de diversiteit te vergroten en daadkrachtig met co-creatie aan de slag te gaan. J. Kramer, Wow, wat een verschil! Diversiteit werkt, Uitgeverij Thema, Zaltbommel, 12,5 euro
Op 13 juni richt het Platform Centrummanagement zijn blik op de vastgoedsector. Welke kansen zien investeerders, ontwikkelaars, beheerders en makelaars nog in binnenstedelijk winkelvastgoed? En hoe kunnen de vastgoedsector en de overheid samen antwoorden bieden op de gewijzigde retailmarkt? De Belgian Luxembourg Council of Shopping Centers (BLSC) en het Platform Centrummanagement nodigen u uit hierover in Oostende mee na te denken en in debat te gaan.
Gemeentelijke administratieve sancties Een antwoord op overlast?
Er is heel wat commotie aan voorafgegaan, maar de nieuwe wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties is ondertussen een feit. Dit boek schetst de nieuwe GAS-wetgeving binnen het kader van de overlastproblematiek als een beleidsvraagstuk voor beleidsmakers in lokale overheden. Daarnaast hebben de auteurs ook oog voor de uitgangspunten die de federale wetgever heeft gemaakt.
Barometer Winkelvastgoed: onstabiel weer op komst Doordat het handelslandschap ingrijpende veranderingen ondergaat door onder meer de explosief groeiende e-commerce, stelt de private sector zich meer dan ooit de vraag welke locatie het geschiktst is om te investeren. De barometer van het winkelvastgoed slaat voorlopig nog niet tilt, maar wijst wel op een onstabiel klimaat. Bij de lopende en geplande winkelprojecten in België valt trouwens een erg ongelijke verdeling op: een zeventigtal retailparken en baanwinkelprojecten (846.000 m²) tegenover vijftien stadswinkelprojecten (95.000 m²). Tegelijkertijd willen steden en gemeenten, maar evengoed de Vlaamse overheid, de krimpende kernen versterken. Daarvoor is toenadering tot en samenwerking met de private sector nodig. Voldoende kansen en uitdagingen, dus hoog tijd voor een gezamenlijke denkoefening!
Een positief investeringsklimaat creëren Op 13 juni kunnen burgemeesters, schepenen, centrummanagers en ambtenaren in het Oos-
Deze benadering laat zien dat GAS maar één van de instrumenten is om met openbare overlast om te gaan, waarbij elk instrument zowel voor- als nadelen heeft en de inzet ervan aan voorwaarden is gekoppeld. Deze analytische kijk wordt op een hoger niveau getild door een kader aan te reiken om tot een evenwichtige inzet van verschillende instrumenten te komen. Vervolgens zoomt deze publicatie specifiek in op het instrument GAS zoals het in de wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties van 2013 vorm heeft gekregen. Na deze juridische analyse komt de fase van de implementatie van gemeentelijke administratieve sancties aan bod. Aan de hand van schema’s en stappenplannen maakt dit boek de lezer wegwijs vanuit een ruimer perspectief.
Over de auteurs
Frankie Schram is Professor aan het KU Leuven Instituut voor de Overheid en gastprofessor aan de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen en van de faculteit rechten van Universiteit Antwerpen. Joke Lievens is licentiaat in de rechten en master in overheidsmanagement en -beleid. Ze is werkzaam als juriste aan het gemeentebestuur van Mol en docente bij Inovant.
ISBN 978 90 4961 011 1
JURIDISCH BELEID
MANAGEMENT
9 789049 610111
www.vandenbroele.be
330955_cover LMB GAS 160x240 rug 13.indd 1
bart palmaers
Het volledige programma en het inschrijvings‑ formulier vindt u op www.vvsg.be (economie / platform centrummanagement), of krijgt u via bart.palmaers@vvsg.be
Deze bijeenkomst wordt gerealiseerd met steun van MK Illumination, Wereldhave Belgium en het Agentschap Ondernemen.
LOKAAL MANAGEMENT BELEID
LOKAAL MANAGEMENT BELEID
tendse Kursaal van gedachten wisselen met talrijke investeerders, ontwikkelaars, beheerders en exploitanten van winkelcentra en winkelprojecten. Het programma biedt een pak stof tot nadenken: Bill Grimsey, Brits retailveteraan en auteur van The Grimsey Review, schiet tijdens zijn eerste optreden in België met scherp op de winkelstraat zoals we die vandaag kennen. CEO’s van verschillende ontwikkelaars en investeerders lichten kritisch toe waarom zij investeringskansen zien in de kernwinkelgebieden. U luistert ook mee naar het Rotterdamse vastgoedfonds dat een versnipperde eigenaarsstructuur wegwerkt via een binnenstedelijke herverkaveling én naar het afsluitende debat met Vincent Van Quickenborne (Kortrijk), Steven Van Muylder (kabinet-Peeters) en Luc Plasman (Wereldhave Belgium). Burgemeesters of schepenen met enige ambitie op winkelvlak missen deze unieke kans niet!
Gemeentelijke administratieve sancties - Een antwoord op overlast?
De Belgian Luxembourg Council of Shopping Centers (BLSC) vertegenwoordigt de winkelvastgoedsector in de brede zin van het woord. Deze sector zorgt behalve voor shoppingcenters en retailparken in de periferie en op baanlocaties ook voor grote investeringen in onze kernwinkelgebieden. Denk bijvoorbeeld aan K in Kortrijk, Shopping 1 in Genk, de nieuwe ontwikkelingen op de Langemunt en de Korenmarkt in Gent en de heroplevende Bruul in Mechelen.
Gemeentelijke administratieve sancties Een antwoord op overlast?
Frankie Schram Joke Lievens
Het mobielste land ter wereld OCMW
GEMEENTE
18/11/13 11:36
Tal van verwante kwesties, zoals economische marktwerking, ruimtelijke ordening, verkeers‑ infrastructuur en openbaar vervoer, maken het moeilijk om een heldere visie op duurzame mobiliteit te ontwikkelen. Dit boek gaat met een frisse blik op zoek naar de mechanismen achter de mobiliteit en de opties voor een duurzamere toekomst. Het richt zich tot iedereen die uit interesse, vrijwillig of profes‑ sioneel, bezig is met mobiliteit, en bij uitbreiding met milieu en ruimtelijke ordening. T. Vanoutrive, K. Boussauw, Het mobielste land ter wereld: Een dialoog over duurzame mobiliteit, Uitgeverij Garant, Antwerpen, 24,90 euro
Lokaal juni 2014
39
mens en ruimte kort lokaal nieuws
Huisstijlgids
Tot 31 juli: subsidieoproep Huizen van het Kind Het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning regelt de mogelijkheid van subsidiëring van een Huis van het Kind. De beslissing over de toekenning van subsidie aan een Huis van het Kind gebeurt na een oproep door Kind en Gezin. Deze oproep is intussen verschenen, en wie dus als Huis van het Kind subsidie wil krijgen, moet nu een aanvraag indienen. Dit moet gebeuren vóór 31 juli 2014. De subsidie is een algemene werkingssubsidie die volgend aanbod voor aanstaande gezinnen en gezinnen met kinderen moet financieren: opvoedingsondersteuning, spel en ontmoeting, mobiel en ambulant aanbod preventieve gezinsondersteuning, ook ter versterking van de onderwijskansen. In de begroting van Kind en Gezin werd 324.000 euro vrijgemaakt voor de subsidiëring van Huizen van het Kind. De subsidie waarop elk Huis van het Kind recht heeft, houdt rekening met het aantal minderjarigen in zijn werkingsgebied en met het aandeel minderjarigen in kansarme gezinnen in dat werkingsgebied. De bedragen variëren van 1131,67 euro (gemeente Baarle-Hertog) tot 78.772,60 euro (stad Antwerpen). Na een ontvankelijkheidsonderzoek zal Kind en Gezin bekijken of elke aanvraag voldoet aan de subsidievoorwaarden (werkingsgebied, aanwezig aanbod, realisatietermijn). In een derde fase zullen alle aanvragen beoordeeld worden en een rangorde krijgen. Meer
concreet moet blijken in welke mate en op welke wijze het Huis van het Kind: • zich richt tot gebruikers die nog niet bereikt worden; • onderlinge overlappingen in het bestaande aanbod wegwerkt; • lokale lacunes in het aanbod preventieve gezinsondersteuning tegengaat door de middelen van de verschillende initiatiefnemers te bundelen; • concrete initiatieven neemt om gebruikersparticipatie structureel en maximaal te verankeren (binnen het Huis van het Kind); • zorgafstemming organiseert voor individuele gebruikers; • voorziet in middelen voor onder andere coördinatie en kwaliteitsbevordering van het aanbod dat ondergebracht is in het Huis van het Kind. De aanvragen zullen ook gesorteerd worden per provincie en naar de verhouding tussen centrumstad en andere gemeenten. ann lobijn
Subsidieaanvragen moeten gebeuren via het formulier dat Kind en Gezin ter beschikking stelt. Dit is te downloaden via www. huizenvanhetkind.be/hk/formulieren Decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning, BS van 29 januari 2014, info‑ rumnummer 280196. Besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2014 tot uitvoe‑ ring van het decreet van 29 november 2013 houdende de organi‑ satie van preventieve gezinsondersteuning, nog niet gepubliceerd in het BS, Inforumnummer 283688.
Tot 10 juni Morgenstadt City Challenge: duurzaamheids- en innovatiewedstrijd voor gemeenten Wat maakt een stad of gemeente klaar voor de toekomst? Het Duitse onderzoeksinstituut Fraunhofer IAO en zijn partners in het innovatienetwerk ‘Morgenstadt: City Insights’ bieden gerichte antwoorden via consultancy en analyses. Gemeenten die hun duurzaamheids- en innovatiescores willen verbeteren, kunnen via deze wedstrijd genie-
40 juni 2014 Lokaal
ten van uitgebreide dienstverlening op maat bij de implementering van het Morgenstadtmodel voor duurzame stadsontwikkeling. Er zijn twee indienrondes voor kandidaturen: een tot 10 juni, een tweede tot 10 oktober. Informatie en indienen via www.morgenstadt.de
print & web
Decreet lokaal cultuurbeleid bekoort en versterkt 39 nieuwe gemeenten
Knokke-Heist is een van de 39 nieuwe gemeenten die financiële versterking krijgen.
Als gevolg van het planlastdecreet werd ook het decreet voor lokaal cultuurbeleid vernieuwd in 2012. Het behield de sterkten, knipte in de planlasten en maakte nog meer maatwerk mogelijk. Die ingreep heeft geloond. Het nieuwe decreet motiveerde 39 gemeenten om de Vlaamse prioriteiten in lokaal cultuurbeleid en de subsidievoorwaarden naar hun lokaal cultuurbeleid te vertalen en in het gemeentelijk meerjarenplan te integreren. Via hun meerjarenplan deden ze hun aanvraag, met als resultaat dat ze worden erkend en gesubsidieerd voor hun (algemeen) gemeentelijk cultuurbeleid. Het is evident dat deze gemeenten zo lokaal sterker staan in de beleidsaandacht voor kunsten cultuurparticipatie, infrastructuur en ondersteuning van het socio-culturele middenveld. De erkenning en subsidie laat hun toe beter aan te sluiten op de dynamiek die het lokale cultuurlandschap kenmerkt, geïnspireerd door de Vlaamse overheid en een keur van sectorale steunpunten en belangenbehartigers.
De VVSG was al lang een pleitbezorger om iedereen mee aan boord te nemen en verwelkomt de keuze van Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege voor de vrijwaring van de budgetten voor lokaal cultuurbeleid. Naast de algemene erkenning en subsidie van 39 gemeenten verwerven Oostende (De Grote Post), Ronse en Deinze de erkenning en Vlaamse ondersteuning voor een cultuurcentrum. Hetzelfde geldt voor een nieuwe bibliotheek in Linkebeek. hilde plas
Decreet van 15 juli 2011 houdende vaststel‑ ling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, BS 11 augustus 2011, Inforumnummer 258777 Decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid, BS 28 augustus 2012, Inforum‑ nummer 267670 De lijst van de 39 gemeenten staat vermeld in het persbericht van 30 april 2014 dat u terug‑ vindt op www.sociaalcultureel.be, sociaalcultureel werk voor volwassenen.
BART LASUY
Stadswijk in verandering De bestuurlijke opvattingen over stedelijkheid en gemeenschaps‑ vorming van waaruit stadsver‑ nieuwing gebeurt, komen niet noodzakelijk overeen met de opvattingen en praktijken die bewoners zelf ontwikkeld heb‑ ben. Om de ene beter te laten aansluiten bij de andere, moet men de omgeving eerst leren lezen tussen stenen en mensen. Dit boek grijpt de ervaringen en resultaten van een actieonder‑ zoek in Ledeberg als stadswijk in Gent aan om te onderzoeken hoe sociaal-culturele tus‑ senkomsten zich verhouden tot bestaande processen van gemeenschapsvorming in een veranderende stad, en welke mogelijke rollen sociaal-cul‑ tureel werkers daarbij kunnen innemen. S. De Visscher, G. De Brauwere, G. Verschelden, Stadswijk in verandering: Lezen tussen stenen en mensen, Academia Press, Gent, 26,5 euro
Nieuwe brochures voor ondernemers en kmo’s Het Agentschap Ondernemen van de Vlaamse overheid publi‑ ceerde twee nieuwe brochures voor kmo’s en ondernemers. De folder Groener ondernemen geeft informatie over de steunmaat‑ regelen bij investeringen om de energie-efficiëntie in kmo’s te stimuleren. De tweede brochure Bedrijf en stedenbouwkundige vergunning licht de basisregels toe die voor ondernemingen van belang zijn bij de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning. De brochure beperkt zich tot de regels voor ruimte‑ lijke ordening. Beide brochures zijn te downloaden of te bestellen via www. vlaanderen.be/publicaties Lokaal juni 2014
41
mens en ruimte afvalbeleid
Zwerfvuil: een subjectief gevoel in cijfers uitgedrukt Veertig gemeenten brachten hun openbare netheid in kaart met de netheidsbarometer. De Vlaamse overheid bundelde die metingen en kan zo voor het eerst een Vlaamse netheidsindex presenteren. Die toont aan dat er zogenaamde hotspots zijn waar zwerfvuil een groter probleem is dan op andere plaatsen. Daar moet dus in de komende jaren meer aandacht naartoe gaan. Door de index jaarlijks op te stellen kan Vlaanderen tendensen vaststellen en het effect van beleidsmaatregelen beoordelen. tekst piet coopman beeld daniel geeraerts
D
e index bundelt de resultaten van vier metingen met de netheidsbarometer in veertig Vlaamse gemeenten in 2013, goed voor een 800-tal meetpunten gespreid over elf zogenaamde typeomge-
Afvalverzamelplaatsen zijn zwerfvuilgevoeliger door hun grote mate van anonimiteit.
42 juni 2014 Lokaal
vingen. De index presenteert zo gegevens waarmee men de evolutie van de netheid op lange termijn in kaart kan brengen. De deelresultaten leveren daarbovenop ook interessante inzichten op. Ze tonen immers aan dat er plekken zijn
waar zwerfvuil duidelijk een groter probleem is dan op andere plaatsen. Zo scoren afvalverzamelplaatsen (bijvoorbeeld glasbollen of plaatsen met een textielcontainer), parkeerterreinen aan snelwegen en stopplaatsen voor het openbaar vervoer minder goed dan winkel- en wandelstraten en woonwijken. Aan de netheid van woonwijken hechten inwoners dan weer veel belang. Dat afvalverzamelplaatsen en parkeerterreinen aan snelwegen slechter scoren dan andere omgevingen verbaast niet echt. Er heerst een grote mate van anonimiteit. Daardoor zijn ze zwerfvuilgevoeliger, zeker wanneer er al afval ingezameld wordt, zoals bij glasbollen en sites met een textielcontainer. Bovendien voelt niemand zich verantwoordelijk
voor de netheid van zo’n site. Eigenaarschap is wel aanwezig bij een woonwijk. Beleving van netheid is subjectief Onderzoek van de OVAM uit 2012 toont aan dat Vlamingen zelf gemiddeld een subjectieve score van 7 op 10 toekennen aan de netheid van de openbare ruimte. Het is wel moeilijk dat resultaat of de score van de netheidsindex van 2013 te koppelen aan een individuele beleving van de netheid. Iedereen heeft een eigen idee vanaf wanneer men de omgeving als ‘vuil’ bestempelt. Bovendien hechten mensen doorgaans meer belang aan de netheid van bepaalde type-omgevingen, omdat ze er zelf wonen of omdat er kinderen spelen. Ze nemen op die plaatsen soms zelf initiatief om zwerfvuil op te ruimen. Daarom weegt de netheid van bijvoorbeeld woonwijken met ontmoetingsplaats in de netheidsindex zwaarder door dan die van andere plaatsen. Meer dan 100 gemeenten gebruiken netheidsbarometer Sinds 2010 motiveert de Vlaamse overheid gemeenten sterk om de netheidsbarometer te gebruiken. In dat jaar lanceerde Vlaams minister van Leefmilieu Joke Schauvliege op de VVSG-Trefdag het idee van de Vlaamse netheidsindex als verzameling van metingen met de netheidsbarometer. De netheidsbarometer is in oorsprong een idee van IVAGO, de intergemeentelijke vereniging voor afvalbeheer van de stad Gent en de gemeente Destelbergen. De OVAM liet de barometer omwerken tot een instrument dat alle Vlaamse lokale besturen kunnen gebruiken en verzorgde een gebruiksvriendelijke internettoepassing. De medewerkers van het Netheidsnetwerk van de OVAM geven opleiding aan gemeenten om de barometer correct in te zetten. Ondertussen gebruiken meer dan honderd gemeenten de barometer als kompas voor hun netheidsbeleid. De netheidsbarometer is in de eerste plaats een graadmeter voor de openbare netheid en geeft geen indicatie van de absolute hoeveelheden zwerfvuil. Door de metingen periodiek te herhalen kunnen de effecten van bepaalde beleidsmaatregelen, zoals het slimmer plaatsen van straatvuilnisbakken of het anders inplannen van veeginspanningen, wel beoordeeld worden.
De Vlaamse netheidsscores van de type-omgevingen in detail Type-omgeving
Voorbeeld
Score
Afvalverzamelpunten
Glasbollen, plaatsen met textielcontainer
75
Openbaar domein
Openbare pleinen, sportvelden
89
Stopplaatsen openbaar vervoer
Tram- of bushokjes
81
Winkel- en wandelstraten
Verkeersluwe straat met winkels
87
Woonwijk met ontmoetingsplaats
Woonwijk met cultureel centrum
89
Parkeerterreinen van autosnelwegen
Parkeerterrein aan E40
70
Centrumstraten
Straten of pleinen met school
86
Landelijke wegen
Wegen voor landbouw-, fietsof voetgangersverkeer
92
Woonwijk zonder ontmoetingsplaats
Woonwijk met enkel privéwoningen
93
Hoofdstructuurweg
Weg met verkeersdoorstroming als belangrijkste functie
86
Wegen op industrieterreinen
Weg in industriezone zoals toegekend in ruimtelijkeordeningsplan
88
Globale netheidsindex voor Vlaanderen in 2013
Een gemeente kan via de barometer bepaalde types vervuiling in kaart brengen. Zwerfvuil, sluikstorten en externe factoren zijn verplichte parameters. Onder externe factoren verstaan we alle elementen die het netheidsbeeld verstoren maar waar de reinigingsdiensten weinig vat op hebben. Voorbeelden zijn leegstand, afwezigheid van sociale controle, wildplakken en graffiti. Een gemeente kan ook zelf parameters toevoegen zoals overvolle vuilnisbakken of afval dat op een verkeerd moment of in een verkeerd recipiënt wordt aangeboden.
86
Van preventie tot handhaving Zwerfvuil is slechts één van de vele factoren die de netheid van de openbare ruimte bepalen. Bij het streven naar een nette openbare ruimte gaan de Vlaamse overheid en lokale besturen uit van een integraal beleid op basis van vijf pijlers. Via communicatiecampagnes kan het thema onder de aandacht gebracht en gedragsverandering gerealiseerd worden. Op die manier moet zwerfvuil in de eerste plaats vermeden worden. Daarnaast speelt de infrastructuur een rol: het doelgericht plaatsen van
Vlaamse overheid ondersteunt lokaal zwerfvuilbeleid Lokale besturen staan niet alleen in hun strijd tegen zwerfvuil. Via indevuilbak.be, een gezamenlijk initiatief tegen zwerfvuil van de Vlaamse overheid, het bedrijfsleven (zoals Fost Plus) en de VVSG, kunnen lokale besturen rekenen op materiële, financiële en beleidsondersteuning. De materiële ondersteuning vertaalt zich vooral in hulpmid‑ delen om zwerfvuil op te ruimen, zoals grijpers. De financiële ondersteuning is er voor het opzetten van zwerfvuilprojecten, maar ook voor het gebruiken van de netheids‑ barometer. Beleidsondersteuning krijgen lokale besturen van de twee medewerkers van het Netheidsnetwerk (OVAM). Zij adviseren bij de opmaak of verbetering van lo‑ kaal zwerfvuilbeleid en organiseren de uitwisseling van kennis en goede voorbeelden tussen gemeenten. www.indevuilbak.be
Lokaal juni 2014
43
mens en ruimte afvalbeleid
Aangepaste vuilnisbakken met een peukenhouder kunnen zwerfvuil voorkomen.
VVSG-memorandum pleit voor integrale handelwijze door alle instanties In het memorandum voor de Vlaam‑ se verkiezingen in mei 2014 pleit de VVSG voor een integrale benadering van afvalgerelateerde overlast. Het is essentieel de materiële en finan‑ ciële ondersteuning van lokale pro‑ jecten en de uitbouw van het Net‑ heidsnetwerk bij de OVAM voort te zetten. Bovendien vraagt de VVSG dat de betrokkenheid van Fost Plus als vertegenwoordiger van de verpak‑ kingsindustrie bij het ‘indevuilbak’initiatief bestendigd wordt en dat de financiële bijdrage van de sigarettenen kauwgomproducenten verhoogd wordt.
vuilnisbakken en een slimme inrichting van de openbare ruimte dragen allemaal bij tot een propere leefomgeving. Gemeenten kunnen beter al bij de ontwerpfase rekening houden met de zwerfvuilproblematiek. Vuilnisbakken worden bijvoorbeeld het best langs looplijnen geplaatst en niet in een anoniem hoekje van een plein. De resultaten van de netheidsindex in 2013 maken duidelijk dat specifieke maatregelen voor zogenaamde doelplaatsen in de gemeente deel moeten uitmaken van een Vlaams en lokaal beleid. Zo doet zich aan stopplaatsen van het openbaar vervoer een specifiek verschijnsel voor: naast ander zwerfvuil vind je er vooral sigarettenpeuken. Aangepaste vuilnisbakken met een peukenhouder kunnen dat probleem oplossen. Een andere pijler van een integraal zwerfvuilbeleid is de materiële omgeving. In een omgeving zonder verloede44 juni 2014 Lokaal
ring of leegstand hebben mensen minder de neiging hun rommel gewoon te laten vallen. Helaas heeft een lokaal bestuur daar niet altijd invloed op. Burgerparticipatie is een volgende essentiële pijler van een goed netheidsbeleid. Inwoners kunnen betrokken worden bij het opzetten van een netheidsbeleid en bij het net houden van de openbare ruimte. Talloze peter- en metersystemen, waarbij inwoners de verantwoordelijkheid nemen voor het schoonhouden van een stukje openbare ruimte, zijn succesvol. Het sluitstuk van een effectief beleid is handhaving. Er zijn de eerder harde vormen van handhaving zoals boetes. Maar zachtere vormen van handhaving kunnen net zo effectief zijn. Zo kan de boete vervangen worden door zwerfvuilstrooiers aan een opruimactie te laten deelnemen of enkele uren te laten meedraaien met de stedelijke reinigingsdienst.
Met z’n allen verantwoordelijk voor zwerfvuil Zorgen voor een nette omgeving is niet enkel een opdracht voor lokale besturen. Alle betrokkenen moeten hun part doen. Individuele burgers moeten zich van hun verantwoordelijkheid bewust zijn. Het moet duidelijk zijn dat zwerfvuil veroorzaken niet hoort en dat het afval gewoon in de vuilnisbak moet. Gemeenten zijn dan weer het best geplaatst om een lokale werkwijze van preventie over reiniging en handhaving te coördineren. De Vlaamse overheid levert dan passende ondersteuning voor lokale besturen. En producenten spelen een belangrijke rol bij de preventie van zwerfvuil dat hun producten kunnen veroorzaken en leveren een financiële bijdrage aan de oplossing van het probleem. Piet Coopman is VVSG-stafmedewerker afvalbeleid
mens en ruimte ruimtelijke ordening
Voor meer ruimtelijke bestuurskracht Ruimte Vlaanderen, een departement van de Vlaamse overheid, gaf opdracht om na te gaan hoe gemeenten het best kunnen worden ondersteund om een beter ruimtelijk beleid te voeren. Anders gezegd: hoe kan de Vlaamse overheid helpen de bestuurskracht op het gebied van ruimtelijke ordening bij gemeenten te vergroten? tekst xavier buijs
I
n de stuurgroep waarin ook de VVSG zetelt, werd de studie besproken en ging er ook uitgebreid aandacht naar toezicht. We stellen vast dat Vlaanderen de mogelijkheid wil behouden om op te treden tegen gemeentelijke beslissingen die in strijd zijn met de regelgeving, bijvoorbeeld omdat de gemeente een procedurefout heeft gemaakt. Maar het is onduidelijk of Vlaanderen de ambitie heeft tegen élke fout op te treden of dit enkel wil kunnen doen bij ernstige juridische fouten, fouten met een grote ruimtelijke impact of wanneer gemeentelijke beleidskeuzes ingaan tegen het ruimtelijk kader dat door de andere bestuursniveaus is gesteld. En moet Vlaanderen dan niet een stap verder gaan? Stel dat de Vlaamse overheid merkt dat een gemeente keer op keer beslissingen neemt waarmee Vlaanderen moeite heeft, ook al zijn die beslissingen zuiver juridisch gezien in orde; kan of moet ze dan optreden? Het antwoord op die vraag hangt natuurlijk sterk af van de vraag hoe je de relatie tussen Vlaanderen en gemeenten inkleurt. Kies je voor een maximale invulling van de gemeentelijke autonomie, waarbij het zwaartepunt van de controle op het gemeentelijk ruimtelijk beleid bij de gemeenteraad ligt? Of kijkt de Vlaamse overheid ook in de toekomst inhoudelijk mee over de schouder van de gemeenten? Voor de VVSG is het belangrijk dat Vlaanderen duidelijk maakt hoe het zijn begeleiding van de gemeenten ziet. Concentreert deze zich op het voorkomen van latere beroepen tegen individuele vergunningsbeslissingen en het schorsen van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, of heeft Vlaanderen de ambitie inhoudelijk mee te wegen in de
hoop een sterker lokaal ruimtelijk beleid te creëren? En de hoe-vraag Er was in de stuurgroep ook een discussie over hoe het over-de-schoudermeekijken er zou kunnen uitzien. Uit studies blijkt dat een Vlaamse overheid die de gemeenten even komt vertellen wat goed lokaal ruimtelijk beleid is, niet werkt. Een dialoog tussen Vlaanderen
Monitoring Om te weten wat de prestaties van een gemeente zijn, is het belangrijk dat de Vlaamse overheid een analyse van het gemeentelijke beleid betreffende ruimtelijke ordening organiseert. Ze beschikt nu al over veel gegevens die op een grotere of geringere bestuurskracht wijzen. Denk maar aan het aantal weigeringen van vergunningen omdat het college niet tijdig een beslissing nam of het aantal pv’s dat tegen stedenbouwkundige overtredingen is opgemaakt. Maar zulke kwantitatieve indicatoren krijgen pas waarde als ze worden geïnterpreteerd. Ook een kwalitatieve analyse is dus belangrijk, zeker als Vlaanderen dergelijke gegevens gebruikt om beleid te voeren. De VVSG merkte op dat monitoring van het gemeentelijk beleid natuurlijk goed
Wil Vlaanderen echt sectorgebonden visitaties op touw zetten? Een integrale benadering is noodzakelijk. Gemeenten stellen niet voor niets een meerjarenplan op. en de betrokken gemeente over lokaal ruimtelijk beleid met als doelstelling van elkaar te leren, kan wel werken. Dat zou in de vorm van een ‘visitatie’ kunnen gebeuren. Zo’n meedenkende en betrokken Vlaamse overheid is veel motiverender voor de betrokken gemeente. Anderzijds: wil Vlaanderen echt sectorgebonden visitaties op touw zetten? Een integrale benadering is noodzakelijk. Gemeenten stellen niet voor niets een meerjarenplan op. Daarin staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid. De toetsing van de realisatie van dat plan moet voor Vlaanderen centraal staan. En ook: zijn verplichte visitaties of ‘audits’ van het gemeentelijk ruimtelijk beleid zinvol? En als ze louter op uitnodiging van de gemeente worden georganiseerd, kunnen gemeenten dergelijke audits dan niet evengoed zelf organiseren of die kennis van zaken inhuren op de markt? De Vlaamse overheid is als regelgevende en toezichthoudende overheid immers geen overheid zonder eigen agenda.
is, maar dat het wel om zinvolle indicatoren moet gaan. Verzamelen om te verzamelen belast de gemeenten én de Vlaamse overheid onnodig. Het is volgens ons ook niet wenselijk dat Vlaanderen voor elke sector een apart monitoringsysteem opzet. Een integratie met de ‘lokale statistieken’ (www.lokalestatistieken.be) is aangewezen. De VVSG pleitte er tot slot voor dat niet alleen de gemeentelijke overheid wordt gemonitord, maar dat evengoed de prestaties van de gewestelijke en provinciale overheid worden gemeten en gecommuniceerd. Dit standpunt werd als aanbeveling opgenomen in de studie. Xavier Buijs is VVSG-stafmedewerker ruimtelijke ordening De studie ‘Bestuurskracht van gemeenten en provincies: naar een nieuwe vorm van interbestuurlijke relatie’ is half mei opgeleverd, binnenkort raadpleegbaar op www.ruimtelijkeordening.be
Lokaal juni 2014
45
mens en ruimte ruimtelijke ordening
Ruimtelijke uitvoeringsplannen zelf goedkeuren Ruimtelijke uitvoeringsplannen bepalen in grote lijnen of juist in detail hoe een deel van de gemeente zich ruimtelijk kan ontwikkelen. Vooral gemeenten maken deze juridisch bindende plannen op. tekst xavier buijs
T
ot voor kort werden de ruimtelijke uitvoeringsplannen aangenomen door de gemeenteraad en goedgekeurd door de deputatie. Dit specifieke toezicht viste eventuele juridische fouten of strijdigheden met provinciale of Vlaamse regelgeving eruit. Recent werd deze werkwijze gewijzigd. Voortaan wordt een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan gewoon goedgekeurd (definitief aangenomen) door de gemeenteraad zelf. Deze wijziging is het gevolg van een afspraak binnen de Interne Staatshervorming. Die had tot doel de werking van de lokale democratie en de slagkracht van de overheid te verhogen. De gemeente(raad) heeft meer te zeggen over het eigen beleid en de werklast van de deputatie vermindert. Door de wijziging van de procedure kunnen projecten enkele maanden eerder worden gerealiseerd. Stok achter de deur Toch blijft er nog een stok achter de deur. Na de beslissing van de gemeenteraad moet er onmiddellijk een kopie van het plan aan de deputatie én aan de Vlaamse regering worden bezorgd. Zij hebben de mogelijkheid een ruimtelijk uitvoeringsplan te schorsen. Het plan treedt dan minstens voorlopig niet in werking. De deputatie en de Vlaamse regering hebben dertig dagen de tijd om een dergelijke schorsingsbeslissing te nemen. Zo’n beslissing moet vanzelfsprekend de redenen weergeven waarom het besluit wordt geschorst. Als de deputatie of Vlaamse regering het eens is met de inhoud en dus niet wil schorsen, hoeft ze niets te doen. In geval van schorsing beschikt de gemeenteraad vervolgens
46 juni 2014 Lokaal
over zestig dagen om een nieuwe beslissing te nemen, natuurlijk rekening houdend met de opmerkingen. Andere wijzigingen mag de gemeente dan niet meer doorvoeren. Het ruimtelijk uitvoeringsplan treedt in werking 14 dagen (dus niet de gebruikelijke tien dagen) na bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Vooroverleg De afgelopen jaren heeft het informele en formele (= plenaire vergadering) vooroverleg met de provincie en de Vlaamse overheid over gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen aan belang gewonnen. Terecht, vinden wij. Dergelijke momenten, vroeg in het proces en in dialoog met de gemeenten, zijn veel beter geschikt om als provinciale of Vlaamse overheid op aandachtspunten te wijzen. Een plan achteraf schorsen is erg frustrerend voor de gemeente die, samen met die schorsende overheid, een jarenlang proces heeft doorgemaakt. Schorsing De deputatie en de Vlaamse regering kunnen alleen onder bepaalde voorwaarden een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan schorsen. Het kan wanneer het plan overduidelijk in strijd is met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen of het provinciaal structuurplan of met voorgenomen wijzigingen aan die plannen voor zover dat wijzigingen zich in een eindfase bevinden. Schorsen kan ook als het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan strijdig is met een provinciaal of gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Nieuw is de nuance dat als de provincie of het gewest op voorhand instemt met deze strijdigheid, het ge-
meentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan toch strijdige uitspraken mag bevatten en die gemeentelijke uitspraken voorgaan op de provinciale of gewestelijke bepalingen. Schorsen kan ook als het plan juridisch niet in orde is: als de juiste procedures niet zijn gerespecteerd of wanneer wordt vastgesteld dat het plan regels bevat die in strijd zijn met de regelgeving. Opvallend is dat de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening wél nog altijd door de deputatie wordt goedgekeurd. Raar, want dit kleine broertje van de ruimtelijke uitvoeringsplannen heeft een minder vergaande impact dan ruimtelijke uitvoeringsplannen. De VVSG en de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening pleitten ervoor om ook hiervoor het specifieke toezicht af te schaffen, maar dat is niet gebeurd. De goedkeuring van (wijzigingen aan) gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen blijft ongewijzigd en gebeurt dus nog wel altijd door de deputatie. Overgangsregeling Als er in uw gemeente een ruimtelijk uitvoeringsplan wordt opgemaakt waarbij de plenaire vergadering al plaats heeft gehad, wordt het plan wel nog volgens de oude spelregels afgehandeld, dus door de deputatie goedgekeurd. Komt die vergadering nog, dan worden de nieuwe spelregels gevolgd. Ook de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen worden voortaan door de deputatie zelf goedgekeurd. Het specifiek Vlaamse toezicht is daar dus ook verdwenen. De plannen van de Vlaamse overheid werden altijd al door de Vlaamse regering goedgekeurd.
Xavier Buijs is VVSG-stafmedewerker ruimtelijke ordening
mens en ruimte hulpverlening
Hulpverlening komt uit haar kot Veel hulpvragen worden niet gehoord. Of ze worden gewoon niet gesteld. Misschien lijkt dat een bijkomstig probleem, omdat de hulpverleners hun handen ook zo al meer dan vol hebben. Maar onderbescherming maakt de problemen alleen maar groter, zodat op termijn het werk en de kosten helemaal niet meer te overzien zijn. Proactief sociaal beleid biedt dus alleen maar voordelen. tekst tim reddé beeld stefan dewickere
M
ensen hebben nog te veel last van drempels wanneer ze een hulpvraag willen stellen. Het begint al met de perceptie of ervaring van de problemen. Er zijn mensen die in armoede leven maar geen reden zien om hulp te vragen. Als mensen aanvoelen dat ze steun kunnen gebruiken, weten ze vaak niet welke dienstverlening er be-
staat en wat daarvan voor hen beschikbaar is. Zodra ze dat weten, moeten ze zoeken naar de juiste locatie. En als ze zover zijn, moeten ze over de schaamtedrempel klimmen. Dikwijls hebben ze het gevoel dat ‘er iets mis gegaan is’, dat ze ‘gefaald hebben’ en ‘als een sukkelaar naar het OCMW moeten trekken’. Daarom kwamen in het concept van
het sociaal huis zoveel mogelijk diensten achter één verwijsloket. Hierdoor weet je buur niet of je naar het sociaal huis gaat om bijvoorbeeld algemene inlichtingen te vragen, computerles te volgen of om een hulpvraag te stellen. En dat werkt. Maar sommige besturen gaan nog verder. Zoeken naar onderbescherming Veel besturen hebben een mooi aanbod aan dienstverlening: van financiële basisondersteuning tot uitgebreide projecten waarbij vrijwilligers minder mobiele ouderen naar het dorpsrestaurant brengen waar ze voor een prikje een gezonde maaltijd krijgen, vaak nog gecombineerd met interessante informatiemomenten of aantrekkelijke activiteiten.
Besturen proberen alle drempels in de hulpverlening weg te werken.
Lokaal juni 2014
47
mens en ruimte hulpverlening
Vroeger leek dit voldoende, maar nu gaan besturen liever een stap verder. Zo werd onder andere in Zottegem een onderzoek gevoerd naar de behoeften en rechten van kwetsbare groepen op het grondgebied, met als vaststelling dat een sterk klassiek sociaal beleid nog steeds veel ruimte laat voor onderbescherming. Wie door zijn situatie recht heeft op bepaalde hulp, diensten of tegemoetko-
kers. Dit is een laagdrempelige manier om contact te krijgen met het hele gezin. Voorzichtig wordt er een band opgebouwd met de gezinsleden om andere problemen bespreekbaar te maken. Door mensen op hun eigen tempo te laten vertellen, komen sluimerende problemen aan het licht die zonder ingrijpen kunnen uitgroeien tot ware drama’s. Mensen die blijven doorzetten in de hoop dat het
Een sterk klassiek sociaal beleid laat nog steeds veel ruimte voor onderbescherming. mingen maar deze niet gebruikt, is onderbeschermd. En zoiets heeft gevolgen. Neem Georgette (80). Door problemen aan haar heup loopt ze een hoog valrisico. Als dat op tijd opgemerkt wordt, kan er in overleg met Georgette schoonmaakhulp voor het grotere onderhoud komen. Of een vrijwilliger kan enkele malen per week langskomen om hout of kolen voor de kachel klaar te zetten. Misschien kan iemand met of voor haar boodschappen doen. Vrij eenvoudige ingrepen laten het valrisico gevoelig dalen. Voor de kleine kosten die de samenleving heeft door tijdig bij Georgette langs te gaan, bespaart ze de grote kosten die ontstaan na een val met ziekenhuisopname én schoonmaakhulp én thuiszorg of zelfs opname in een woon-zorgcentrum. Luc slaagt er als alleenstaande vader niet meer in zijn energiefactuur te betalen. Hij schaamt zich om hulp te zoeken, waardoor ongewild de druk op de ketel stijgt. Als niemand signalen opvangt, zal Lucs situatie escaleren tot hij de huishuur niet meer betalen kan. Dan moet het OCMW een zwaar dossier opstellen met constructies die zeer veel bemiddeling – tijd en geld – vragen om te vermijden dat Luc op straat komt te staan. Volgens OCMW-voorzitter Kurt De Loor en coördinator lokaal sociaal beleid Jeanine Bellens van Zottegem, kan het ook anders. In het project Katrol krijgen schoolgaande kinderen die hulp kunnen gebruiken, huiswerkbegeleiding van vrijwilligers of maatschappelijk wer48 juni 2014 Lokaal
ooit zal beteren, komen vast te zitten in neerwaartse spiralen die uitdraaien op verdriet, frustratie en angst voor de toekomst. Dit beïnvloedt hun beslissingsproces negatief, waardoor de problemen zich blijven opstapelen. Na verloop van tijd wordt de situatie zeer complex en de draaglast voor de maatschappelijk werker zeer zwaar. Onderbescherming veroorzaakt een situatie die door gebrek aan de vereiste steun steeds slechter wordt. Hier ligt een belangrijke rol voor het lokale bestuur. Proactief Wie de onderbescherming wil bestrijden heeft daarvoor vrij eenvoudige en vrij goedkope middelen ter beschikking, ze vragen wel een goede coördinatie en ondersteuning. Alles staat of valt met de afstemming tussen beleid en medewerkers. Beide niveaus moeten bereid
van al bekend is dat ze kwetsbaar is. En net omdat deze kwetsbare groep de hulpverlening schuwt, is het nodig de diensten via laagdrempelige projecten zoals Katrol bij de mensen te brengen. Misschien wil Georgette als fiere oude dame niet horen dat ze haar schoonmaak niet meer zelf kan doen, maar zijn er andere manieren om haar te benaderen. Zo zette Zottegem een project valpreventie op. Tijdens een aangekondigd bezoekje wordt gekeken hoe veilig de woning is. Dat is al een eerste contact. Vanuit de vraag of er genoeg mensen over de vloer komen die kunnen helpen na een valpartij, wordt meteen duidelijk of de oudere over een stevig netwerk beschikt. De medewerker ziet ook of de oudere nog fysiek zelfstandig is. Bij een controle of de koelkast veilig is, kan hij meteen vaststellen of er genoeg eten ligt. Via een omweg kunnen mensen signalen opvangen. Daar hoef je niet professioneel voor te zijn, daarom leren de vrijwilligers van de zorgnetwerken hoe ze tijdens interacties signalen van hulpbehoevendheid kunnen opvangen en aan wie zij die mogen doorgeven. Tijdens hun bezoeken bouwen vrijwilligers een band op met de mensen voor wie ze boodschappen doen, klusjes opknappen of de rolluiken optrekken. Deze band is de spreekbuis voor hulpvragen die de drempel van formele hulpverlening niet halen. Als Georgette de vrijwilliger die geregeld eens komt stofzuigen, vertelt dat haar tuin zo’n wildernis is dat ze niet meer naar buiten durft, kan deze zeggen
Door mensen op hun eigen tempo hun verhaal te laten doen komen sluimerende problemen aan het licht die zonder ingrijpen kunnen uitgroeien tot ware drama’s. zijn de dienstverlening anders te organiseren. Die nieuwe insteek heet proactief handelen. Dit kan vertaald worden in gerichte, outreachende, sociale dienstverlening. De kern zit natuurlijk in de eerste twee woorden: we brengen de dienstverlening dichter bij de mensen (outreachend) die ze kunnen gebruiken. We richten ze dus op de doelgroep waar-
dat ze eens zal polsen voor tuinhulp. Als vrijwilligers horen dat de financiële toestand slecht is, kan er een afspraak met een medewerker van het sociaal huis geregeld worden. Nog meer werk? Dat is natuurlijk allemaal heel fraai, maar moeten we nog taken bij zoeken,
als de medewerkers al tot over hun oren in het werk zitten? Is er wel tijd om ook nog eens vrijwilligers op te leiden en te begeleiden, net nu we moeten besparen? Besturen die hierop besparen, zullen de rekening dubbel betalen. De dienstverlening kan inderdaad op reactief of curatief (of palliatief) niveau gehouden worden, maar in dat geval blijven de kwetsbare en minder mondige personen achter. Een klein probleempje wordt een groot obstakel en veroorzaakt nog meer kleine problemen die weer groter worden. Wanneer mensen uiteindelijk toch naar het OCMW gaan, is de dossierlast immens en betaalt het bestuur alsnog de rekening. Bovendien zetten meer en meer projecten in op het sociale kapitaal, hoe klein dit op het eerste zicht ook mag lijken. Dit sociale kapitaal kan, in tegenstelling tot financieel kapitaal, uit zichzelf groeien. Het zorgnetwerk Zohra te Avelgem, een project dat al tien jaar draait, begon met een klein groepje vrijwilligers die onder de juiste begeleiding zelf vrijwilligers blijven aanleveren. Zo ontstaat er een echte equipe die een flinke bijdrage levert aan sterke dienstverlening. De eerste stapjes Proactief handelen vraagt tijd. Pas op middellange termijn beginnen de projecten vruchten af te werpen. Het begint met zoeken en experimenteren om te kijken of projecten aanslaan. Daarna moeten ze hun plaats in het lokale sociale leven nog vinden. Om proactief te kunnen handelen moet je weten wie in de gemeente extra hulp nodig heeft. Niet alleen doelgroepen maar ook scharniermomenten zijn handige richtpunten. Denk maar aan het moment dat iemand een psychiatrische afdeling verlaat, of dat iemand weduwe of weduwnaar wordt. Voor een correcte manier van benaderen is de praktijkervaring van medewerkers heel belangrijk, maar er bestaan ook ervaringsdeskundigen. En wat zijn de verdoken signalen van hulpvragen? Begin in een kleine wijk of bij een selectie van mensen, dat geeft het project meer kans op slagen. Zorg voor voldoende begeleiding en omkadering zodat het
project geen stille dood sterft. Na verloop van tijd zal het meer bekendheid verwerven en zullen zowel maatschappelijk werkers als vrijwilligers meer voeling krijgen met de opbouw van een bruikbare relatie tussen hulpverlener en mogelijke cliënt. Het is essentieel in deze eerste stap goed over mogelijke partners na te den-
bij nieuwe of oude dossiers. Met de vraag ‘Hadden we eerder kunnen ingrijpen?’ blijft iedereen nadenken over hoe andere dienstverlening voorkomt dat onderbescherming uitmondt in noodkreten. Proactief handelen verdient een structurele plaats in lokale besturen. Heeft uw bestuur al initiatieven genomen om de dienstverlening korter bij de mensen
In zorgnetwerken leren vrijwilligers hoe ze signalen van hulpbehoevendheid kunnen opvangen en aan wie zij die mogen doorgeven. ken om het werk te verdelen en gezamenlijk middelen in te zetten. Dat maakt de zaak vanzelf efficiënter. Dan neemt ook het bereik van het project sterk toe, zowel qua vrijwilligers als qua gebruikers. Samenwerking is als het ware de meststof voor een proactief project. Zoek naar alle relevante partners en laat hun zien dat het hun ook winst kan opleveren, alleen al door grotere naambekendheid. Proactief handelen laat zich in dat opzicht steeds vertalen in winst voor vzw’s, bedrijven en zelfs andere lokale besturen. Dorpsdienst Nestor in het zuiden van West-Vlaanderen is een schitterend voorbeeld van samenwerking tussen verschillende OCMW’s. Het is een twaalf jaar oud zorgnetwerk waarbij ondertussen een flink aantal vrijwilligers betrokken zijn, plus 2,25 FTE werknemers (twee coördinatoren en twee administratief medewerkers) die een uitgestrekt gebied van vijf gemeenten dekken.
te brengen? De uitwerking van een sociaal huis is al een begin. Een toegankelijk onthaal met de nodige privacy verlaagt drempels. Een goede nazorg van dossiers is ook een sterk punt, want goede opvolging kan vermijden dat na de hulpverlening iemand opnieuw dezelfde problemen krijgt. Gebeurde er in het verleden al een omgevingsanalyse waarin zowel kwetsbare groepen als relevante actiepartners werden opgespoord? Waar liggen er dan nog kansen om onderbescherming te bestrijden? Overleg over hoe de lokale dienstverlening zich extra kan richten op het doorbreken van neerwaartse spiralen. De inspanning is de moeite waard voor de bewoners en voor het bestuur zelf. U zult de echte voordelen van een uitmuntende sociale dienstverlening vanzelf ontdekken. Tim Reddé is VVSG-stafmedewerker lokaal ouderenbeleid
Tijd voor actie Ook interne diensten kunnen onderbescherming mee opsporen en wegwerken. In het project verwijs je mogelijke cliënten niet alleen door naar andere gemeentelijke diensten, ook het omgekeerde is belangrijk. Het duurt even voor de proactieve reflex echt ingeburgerd raakt, dat kan door structureel herinneringsmomenten te plannen. Eens langsgaan en vragen of ze nog mensen hebben gezien die hulp kunnen gebruiken is voldoende. De herhaling moet ook binnen de dienst gebeuren, maar dan in een andere vorm: regelmatig korte denkoefeningen
Volgende personen leverden informatie voor dit artikel: Koen Cromheecke (diensthoofd Sociale Dienst - SH Maldegem), Kurt De Loor en Jeanine Bellens (OCMW-voorzitter en coördinator lokaal sociaal beleid - SH Zottegem), Trees Vandeputte (voorzitter SH Avelgem), Karel Bollen (RIMO Limburg) en Nancy Van Landeghem (Samenlevingsopbouw WestVlaanderen). Bronnen: Sociaal Huis Maldegem, Sociaal Huis Zottegem, Sociaal Huis Avelgem, Dorpsdienst Nestor, www.ontknopen.be, Samenlevingsopbouw, HIVA.
Lokaal juni 2014
49
mens en ruimte ouderenbeleid
Into D-mentia: op bezoek in de leefwereld van iemand met dementie ‘We trekken je de schoenen van een persoon met dementie aan, om zo je begrip van de ziekte en je begrip voor personen met dementie te vergroten. Het is alsof je acteur bent in een film met een onbekend scenario, maar waarin een goede souffleur je vertelt wat je moet doen en hoe je je moet voelen. Na deze simulatie volgt een individueel nagesprek. Enkele dagen later volgt er een groepstraining,’ vertelt Corrie Aarts van het Nederlandse Dementie Ondersteunings- en Trainingscentrum. tekst melanie demaerschalk beeld gf
Into D-mentia is gebouwd in een container, ingericht als een woning die je bezoekt met een vestje aan met een mobiele luidspreker die zegt wat de bezoeker denkt en voelt.
50 juni 2014 Lokaal
I
nto D-mentia neemt je mee naar de ervaringswereld van een persoon met dementie. Je kijkt met haar ogen, hoort met haar oren, leeft in haar huis en ervaart de dingen zoals haar ‘innerlijke stem’ je aangeeft. ‘Into D-mentia simuleert hoe het voelt om dementie te hebben,’ zegt projectmanager Corrie Aarts. Om het inleefscenario op te stellen heeft het Nederlandse Dementie Ondersteunings- en Trainingscentrum personen met dementie gevraagd waarmee ze het moeilijk hebben. Ze bleken het vooral lastig te hebben met het feit dat er over hun hoofd werd gesproken: alsof ze niet enkel dementerend maar ook doof zijn geworden. ‘Dit is dan ook een van de aspecten die we in de simulator hebben verwerkt,’ zegt Corrie Aarts. Zij werkt met twee theoretische modellen: het adapatie-copingmodel voor mensen met dementie van Rose Marie Dröes, en de presentiebenadering. Telkens anders Het adaptatie-coping-model, dat ook gebruikt wordt bij het bepalen van kwaliteit van leven voor personen met dementie, gaat ervan uit dat gedrag van personen met dementie mede verklaard kan worden door twee factoren. Aan de ene kant moet de persoon zich telkens opnieuw aanpassen aan de gevolgen van de ziekte (adaptatie). Aan de andere kant moet de persoon leren omgaan met de stress die deze gevolgen kunnen veroorzaken (coping). Volgens Dröes moet de omgeving zowel in de adaptatie als in de coping steun en begeleiding kunnen bieden. De omgeving heeft hier bovenop een eigen adaptatie-coping te doen: ze moet zich ook telkens opnieuw aanpassen en leren leven met de gevolgen van de ziekte van hun naaste. Een voorbeeldje: als je partner vroeger altijd de vuilnisbakken buitenzette, maar dat nu niet meer doet,
kan dat enorm veel ergernis veroorzaken. Door je verwachtingen aan te passen en in te zien dat de vuilnisbakken niet door luiheid of onwil binnen blijven, maar doordat je partner écht vergeten is ze buiten te zetten, is het veel gemakkelijker om hiermee om te gaan. Dan is het ook zaak om zich aan de nieuwe situatie aan te passen. In dit voorbeeld werkt
maar ook door zijn ogen. De zorg die je verleent is dan geen vast ‘nummertje’, ze is afgestemd op de relatie die je hebt opgebouwd. Je zoekt aansluiting bij de persoon met dementie, in taal, in logica, maar vooral in de zorg die je verleent. Het hele idee achter de simulator is dat je, door écht in de schoenen van iemand met dementie te staan, personen met
Het is gemakkelijker je als mantelzorger of zorgverlener aan te passen aan de persoon met dementie, zodra je sommige zaken vanuit zijn realiteit hebt ervaren. een geheugensteuntje op voorhand beter dan boos worden achteraf. Het adaptatiecoping-model zit op verschillende manieren in Into D-mentia verwerkt. Zo krijgen de deelnemers soms een keuze voor hoe ze met een bepaalde situatie om willen gaan. In het nagesprek en in de groepsvorming komt dan ter sprake waarom ze die bepaalde keuze gemaakt hebben. Hoe zou jij je aanpassen en omgaan met je beperkingen, mocht je dementie hebben? Het is gemakkelijker je als mantelzorger of zorgverlener aan te passen aan de persoon met dementie, zodra je sommige zaken vanuit zijn realiteit hebt ervaren. Ook de groepstraining, die volgt op de individuele ervaring, presenteert oplossingen in lijn met het adaptatie-coping-model: zowel mogelijkheden om de persoon met dementie te begeleiden in dat aanpassen en ‘copen’, als oplossingen om je als zorgverlener zelf aan te passen aan en om te gaan met de veranderende situatie. In de schoenen van De tweede theoretische achtergrond is de presentiebenadering. De basisgedachte hier is dat je als hulpverlener of mantelzorger vooral probeert tegemoet te komen aan wat de persoon met dementie écht nodig heeft. De relatie tussen de hulpverlener en de persoon met dementie komt zo op de voorgrond: om ons bewust te worden van iemands verlangens en angsten moeten we hem écht proberen te begrijpen. Je probeert als hulpverlener of mantelzorger niet alleen door de bril van de persoon met dementie te kijken,
dementie beter zal begrijpen en dus ook beter zal verzorgen. Nagesprek Into D-mentia werkt met een standaardscenario, iedereen staat in ‘dezelfde’ schoenen. Corrie Aarts: ‘Maar al is het scenario voor iedereen gelijk, de reacties van de deelnemers aan Into D-mentia kunnen als dag en nacht verschillen. Er
een aantal keuzemogelijkheden. In het nagesprek bekijken we welke keuze je hebt gemaakt, en welke motivatie daarachter zit. We proberen samen de emoties die de simulator heeft opgeroepen een plaats te geven. Mensen krijgen in dit nagesprek ook de tijd om over hun eigen ervaringen met personen die aan dementie lijden te vertellen en ze te spiegelen aan hun eigen beleving in de simulator. Bij de groepstraining, enkele dagen na de simulatie, gaan we hier verder op in.’ Groepstraining De opleiding Into D-mentia eindigt dus met een groepstraining. Corrie Aarts: ‘Enkele dagen na de simulatie brengen we deelnemers aan Into D-mentia van de voorbije dagen samen voor de groepstraining. Ook hier kijken we naar eigen beleving in de simulator en naar de ervaringen die mensen al hebben met dementie en personen die deze ziekte hebben. We besteden ook aandacht aan de relatie tussen de hulpverlener en de persoon met dementie. De groepstraining wordt per doelgroep aangepast. We gaan in op de vragen en ervaringen van de deelne-
Mensen met dementie blijken het vooral lastig te hebben met het feit dat er over hun hoofd wordt gesproken: alsof ze niet enkel dementerend maar ook doof zijn geworden. zijn mensen die onaangedaan zijn, anderen komen in tranen buiten. Het individuele nagesprek dient dan ook om die ervaringen samen te kaderen. De simulator kan mensen herinneren aan persoonlijke ervaringen, en die worden dan samen besproken. Mensen die zelf voor personen met dementie zorgen of gezorgd hebben, kunnen na hun Into D-mentia-beleving ook vragen hebben bij de manier waarop zij hen zelf bejegenen. In het nagesprek krijgen ze de kans hun gevoelens hieromtrent uit te pluizen. De combinatie van de simulator met het nagesprek en de groepstraining vormt daardoor een sterk geheel.’ Voor dat nagesprek bestaat geen vast scenario, het gaat in op wat je hebt beleefd toen je in de huid van een persoon met dementie zat. ‘De simulator geeft je
mers, zodat elke training een beetje anders is. Wel bespreken we in elke groepstraining hoe je omgaat met problemen die zorgen voor iemand met dementie met zich meebrengt, of beter nog, hoe je deze problemen kunt voorkomen. Zo leren de deelnemers moeilijke omstandigheden voorkomen, en als dit niet kan, er zo goed mogelijk mee omgaan.’ Melanie Demaerschalk is VVSGstafmedewerker vorming www.intodementia.nl voor prijzen, de manier van werken. Into D-mentia is gebouwd in een mobiele cabine, zodat de opleiding overal kan worden georganiseerd. Mantelzorgers of kleine organisaties kunnen aansluiten bij bestaande sessies.
Lokaal juni 2014
51
mens en ruimte emancipatiebeleid
De bibliotheek is goud waard Als jonge secretaris leerde ik van een wijze collega dat het zorgen voor nieuwe verbanden tussen mensen de cruciale opdracht van een gemeente was. De traditionele verbanden in gezin, parochie of buurt stonden onder druk. Als ik op mijn beurt de vraag krijg waarom de gemeente Herzele zo zwaar geïnvesteerd heeft in de bibliotheek, dan grijp ik wel eens naar die woorden terug. De moderne bibliotheek is bij uitstek een plaats waar nieuwe verbanden kunnen ontstaan. En nieuwe, emanciperende gedachten bovendien. tekst daniel adriaens beeld gfs
I
n tevredenheidsonderzoeken scoren de brandweer en de bibliotheek steevast zeer hoog. Dit mag niet verwonderen: de eerste heeft een sterk probleemoplossend vermogen, de tweede een hoge productbetrokkenheid. Eenvoudig gesteld: wie niet naar de bibliotheek wil, die komt er niet. Een mooie vertrekpositie voor beleidsmakers die op deze beschikbare goodwill willen doorwerken door er maatschappelijk zinvolle activiteiten op te enten. Maar uiteraard biedt de connectie met de bibliotheek ook voor de burgers zelf tal van voordelen. Het is voor veel mensen een fijne ankerplaats, een digitaal venster op de wereld, een brug tussen generaties en culturen, met vanzelfsprekend ook nog steeds een deskundig opgebouwde en geactualiseerde selectie van informatie, documentatie en artistieke creatie. Vanuit de Vlaamse Gemeenschap werd deze meervoudige rol voor de bibliotheken van de toekomst helder uitgewerkt in een beleidsvisie die hopelijk ook in de volgende Vlaamse regering mag doorwerken. Locus lanceerde eveneens een discussietekst over Bibliotheek 2020, met een rode draad van traditie en transitie, met een evolutie van collectie naar connectie. Vanuit de praktijk van mijn eigen gemeente, die op 4 april tot de gemeente met de beste bibliotheek werd uitgeroepen, wil ik zelf enkele aspecten toelichten. Ontmoeting mag centraal staan Een paar jaar geleden vroeg de KUL haar studenten naar de belangrijkste rol van haar universiteitsbibliotheek. Het antwoord van de studenten was: in de eerste plaats moet de bibliotheek een ontmoetingsruimte zijn. Als het ontmoetingsaspect bij een universiteitsbibliotheek al
52 juni 2014 Lokaal
centraal staat, waarom zou een gemiddelde gemeente dan enkel op de kennisfunctie inspelen? In de Vlaamse inspiratienota wordt in dat verband ‘en passant’ het concept van de bibliotheek als ‘derde plek’ aangehaald. De term is afkomstig van de Amerikaanse socioloog Ray Oldenburg. De achterliggende gedachte is dat elke mens naast zijn werk en zijn thuisomgeving nog een ‘derde plek’ nodig heeft. Oldenburg vindt dit niet alleen individueel behartenswaardig, maar ook maatschappelijk relevant. Het draagt bij tot een warm gevoel in de samenleving, op kleine schaal. Hij verbindt er voorwaarden aan die door een moderne bibliotheek vrij goed ingevuld worden: laagdrempelig,
gratis of niet duur, uitnodigend en comfortabel, makkelijk bereikbaar, beantwoordend aan een ontmoetingsfunctie. In die zin is de bibliotheek zeker voor een aantal Herzeelse inwoners een derde plek: ze komen er de krant lezen, kijken naar filmpjes, begroeten ondertussen wat andere passanten waarmee ze als collegabezoekers een emotionele band hebben opgebouwd, of ze komen er bekenden tegen. Bezoekers hoeven niets specifieks te doen, ze kunnen er gewoon zijn, de vaste gasten worden bij ons zelfs – zoveel mogelijk – met de voornaam aangesproken. Middel en doel zijn niet altijd even scherp te onderscheiden: komen mensen naar de bibliotheek om iets te doen of om iemand te ontmoeten?
De oude wattenfabriek werd in Herzele omgetoverd tot een moderne bibliotheek, bij uitstek een plaats waar nieuwe verbanden ontstaan.
Alleen de voorwaarde van Oldenburg dat eten en drinken beschikbaar moet zijn in zo’n derde plek, is voor ons een brug te ver. ‘De bibliotheek is geen kerk, maar ook geen kermis,’ zegt onze cultuurbeleidscoördinator Jan Hermans en hij heeft gelijk. Een bibliotheek moet niet te veel vermarkten om ontmoetingen te faciliteren. Integendeel: haar sterkte is precies dat ze bij niemand weerstand oproept, dat ze een stille kracht is.
gemeenten op het vlak van onderwijs? Op de uitreiking van de prijs voor de beste bibliotheek van Vlaanderen en Brussel haalde de vertegenwoordiger van de minister Einstein aan om het belang van de bibliotheek voor opgroeiend burgerschap te illustreren. Volgens hem moet een jongere maar één weg kennen, dat is de weg naar de bibliotheek. Als de bibliotheek de leerschool van de democratie is, moet ze breed en diep genoeg gaan. Daarom moet er inderdaad geïnvesteerd worden in prettige gebouwen, die tot in de puntjes verzorgd zijn, zonder al te hip te ogen. Iedereen moet er zich immers in kunnen herkennen, maar in de eerste plaats moeten mensen aangetrokken worden om te komen. Vast staat dat het aantal bezoekers in onze bibliotheek na de vernieuwing gewoonweg verdubbelde. Ook de investeringen in publieke computers voor de doelgroepen waarvoor de bezoekfrequentie vroeger eerder laag lag, renderen veel beter. Op dit vlak is er een goede samenwerking met het OCMW.
Leerschool van democratie Meer dan de school of een jeugdgemeenteraad in het gemeentehuis, zou de bibliotheek volgens voormalig Nederlands minister van Onderwijs Heddy D’Ancona de leerschool van de democratie zijn. Wie zal haar tegenspreken? Het is in ieder geval een plaats waar verschillende meningen naast elkaar bestaan, zonder elkaar de ruimte te betwisten. Daar zorgen de divers samengestelde raden van beheer wel voor. Het is ook opvallend dat in een verzuild onderwijssysteem er geen enkel probleem bestaat met de openbare bibliotheek, die van oudsher zelfs in het verlengde van het onderwijs ligt. Alle scholen zijn er kind aan huis, in het deeltijds kunstonderwijs trouwens ook. Hoezo enkel regiefunctie voor de
© FRANK DE CLIPPEL & WOUTER TAELMAN / ANIMOTIONS
De activiteiten die ontwikkeld worden in de bibliotheek, moeten eveneens het brede spectrum bestrijken. ‘Mediawijsheid is niet aangeboren,’ beweert bibliothecaris Paul Kellens: ‘Empowerment moet soms heel tastbare vorm en inhoud krijgen.’ Ten aanzien van een overweldigend aanbod aan mogelijke informatiebronnen kunnen bibliotheekmedewerkers het verschil maken door de burgers te helpen in hun zoektocht. In Herzele zit er haast geen enkele bibliotheekmedewerker nog achter de klassieke balie. Ze lopen rond en zijn aanspreekbaar. Ze hebben enkel een badge op die hen identificeert, meer niet, zodat ze niet als ‘too close for comfort’ worden ervaren. Ethische belegging De bibliotheek in Herzele heeft vrijwel alle problemen gekend die denkbaar waren bij een verbouwingsproject van die omvang. Lange tijd moeten wachten op de subsidies voor de sanering, een faillissement van de aannemer, wisseling van het studiebureau, grote onvoorziene en onvoorzienbare extra werken, juridische betwistingen. ‘Het leek wel alsof de duivels op dit project zaten. Alles wat kon
tegengaan, zat tegen. Maar toch had dit project voor mij de aantrekkingskracht van een magneet. Het was de moeite waard,’ zegt burgemeester Johan Van Tittelboom. De opdracht werd zelfs steeds ruimer: in één gebouw moest immers niet alleen een nieuwe bibliotheek gerealiseerd, maar ook een nieuwe academie voor podiumkunsten en beeldende kunsten, ruimte voor de vrije radio, een ontmoetingsruimte voor de jeugd, kantoren voor de cultuurdienst en de jeugddienst, alsook een mediabox en een grote feestzaal. Daarbovenop kwamen nog eens acht lofts. Onnodig te zeggen dat de budgettaire impact bijzonder dikwijls ter sprake kwam en dat het project als een maat te groot voor onze gemeente werd voorgesteld. Nu de bibliotheek twee jaar in bedrijf is, is het duidelijk dat het allemaal toch wel de moeite waard was. De bibliotheek is nu het drukst bezochte openbare gebouw van de gemeente (100.000 bezoekers per jaar), ouders lopen erlangs terwijl hun kinderen in een andere ruimte van het gebouw naar dansles gaan, er zijn samenwerkingsverbanden met allerlei initiatiefnemers, het personeel heeft duidelijk een nieuw elan gekregen, het juryverslag had het zelfs over een team waar ‘het enthousiasme van afspatte’… Het is klaar dat deze investering veel in beweging gebracht heeft, met vanzelfsprekend een permanente opdracht tot opvolging en actualisering. Het meinummer van het Bibliotheekblad schreef over de ‘wet van de remmende voorsprong’: de wet die zegt dat een winnende organisatie nadien op haar lauweren gaat rusten. Volgens Sofie Hoefman, schepen van cultuur, is er nog werk aan de winkel: ‘Eerlijk is eerlijk: zelfs met de verdubbelde bezoekerscijfers halen we nog niet de helft van de bevolking in de bibliotheek.’ Herzele is een gemeente met relatief minder jonge inwoners en hoogbejaarden, maar met een sterke aangroei van de groep nieuwe inwoners van 20 tot 65, zeg maar de belastingbetalers… Zij krijgen als ‘aandeelhouder’ met deze bekroonde bibliotheek in hun nieuwe woonplaats direct al een maatschappelijk dividend. Daniel Adriaens is gemeentesecretaris Herzele
Lokaal juni 2014
53
mens en ruimte leesbeleid
Boekbaby’s verovert Vlaanderen
In den beginne waren er woorden… Stel je voor: je gaat met je baby van zes maanden naar een consultatiebureau van Kind en Gezin. Daar krijg je – behalve goede zorgen – een cadeau: een linnen tas met daarin twee boekjes en een geïllustreerde brochure over het belang van voorlezen. Een leuke verrassing. Hier is Stichting Lezen aan het werk, die met het project Boekbaby’s al van bij de wieg wil inzetten op lezen en liefde voor boeken. tekst patrick jordens beeld gfs
de wachtkamer van de consultatiebureaus altijd boekjes liggen.
B
oekbaby’s komt overgewaaid uit Engeland, waar het Bookstart heet. In Vlaanderen ging het project in 2005 van start in tien gemeentes, vandaag nemen er al 79 deel. En het aantal groeit gestaag. Initiatiefnemer Stichting Lezen heeft voor dit project de medewerking gevraagd en gekregen van Kind en Gezin en van Locus (Steunpunt voor bibliotheken en culturele centra). In de deelnemende gemeentes blijft het overigens niet bij één boekenpakket. Als hun kindje vijftien maanden is, krijgen jonge ouders in het consultatiebureau een uitnodiging om een tweede boekenpakket op te halen. Daarvoor moeten ze naar de bibliotheek waar een gezellige baby-en-peuterhoek is ingericht en waar ze meteen kennis maken met een nog veel breder aanbod boeken die ze kunnen lenen voor hun kind en henzelf. De plaatselijke bibliotheek had er overigens ook al voor gezorgd dat in
54 juni 2014 Lokaal
Quality time! Het project Boekbaby’s vertrekt vanuit de overtuiging dat boeken en leescultuur belangrijk zijn en dat je daar beter zo vroeg mogelijk mee begint. Auteur Joke van Leeuwen zegt het zo: ‘Boeken zijn als cultuurdragers noodzakelijk voor een democratische samenleving waarbij iedereen betrokken is en blijft. En dat besef begint op jonge leeftijd.’ Boekbaby’s wil de relatie tussen ouders en kinderen versterken met momenten van warmte, plezier en geborgenheid. Boeken kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Natuurlijk kan een baby nog niet lezen. Maar ouders die voorlezen, prenten aanwijzen, geluidjes maken, verhaaltjes verzinnen, liedjes zingen…, kinderen die stoffen boekjes beetpakken, voelen, proeven (!), verrast worden door knisperboekjes, luisteren naar de stem van mama en papa…, dat is allemaal puur plezier. ‘Quality time’
ling niet te onderschatten zijn: wie al heel vroeg in contact komt met boeken, liedjes, versjes, verhalen zal sneller nieuwe woorden en zinnen leren en plezier hebben in lezen. Ook de latere leescultuur en de algemene culturele interesse van de hele familie varen er wel bij. Met andere woorden: jong begonnen is half gewonnen! Voorleesplezier Boekbaby’s is dus om meer dan één reden een succes. Dat wordt nogmaals bevestigd door recent onderzoek van het Centrum voor Taal en Onderwijs van de KULeuven in opdracht van Stichting Lezen en de Vlaamse minister van Cultuur. Bereiken de materialen en de doelstellingen van Boekbaby’s effectief alle ouders en niet alleen de blanke middenklasse, die doorgaans meer vertrouwd is met lezen? Gaan ouders met verschillende opleidingen en culturele achtergronden anders om met boeken, voorlezen en vertellen? Daarover werden de ouders zelf, de bibliotheekmedewerkers
Wie al heel vroeg in contact komt met boeken, liedjes, versjes, verhalen, zal sneller nieuwe woorden en zinnen leren en plezier hebben in lezen. Ook de latere leescultuur en de algemene culturele interesse van de hele familie varen er wel bij. voor kinderen, maar ook voor ouders die via dit plezier vertrouwen krijgen in hun unieke rol als eerste opvoeders. Onderzoek heeft bovendien uitgewezen dat de effecten op de taalontwikke-
en de vrijwilligers van Kind en Gezin geraadpleegd. Uit deze studie blijkt dat Boekbaby’s in alle lagen van de bevolking hoog scoort. Ook van de laaggeschoolde en/
of anderstalige ouders zet maar liefst 45,7% de stap naar de bibliotheek om het tweede peuterpakket af te halen. Meer dan de helft van alle ouders gaf te kennen dat door Boekbaby’s de voordelen van het samen in boeken kijken beter tot hen doordrongen en dat ze effectief ook vaker voorlazen. Voorleesplezier troffen de onderzoekers aan in alle families, ongeacht de culturele achtergrond of socioeconomische situatie.
provincie West-Vlaanderen gaat vanaf juli voluit. Hilde Vandormael is verbonden aan het Provinciaal Steunpunt Onderwijs Limburg waar ze sinds 2011 verantwoordelijk is voor de begeleiding van Boekbaby’s. Vandormael is laaiend enthousiast over dit project: ‘In eerste instantie, omdat het zo concreet en laagdrempelig is. Want zeg nu zelf: wie krijgt er niet graag een cadeautje? Zelf heb ik al in mijn kin-
Boekbaby’s is meer dan louter een taalproject. De ontwikkeling van de verbeelding, de gevoeligheid voor schoonheid, emotioneel meeleven met personages… het zijn allemaal minstens even waardevolle aspecten van de (voor)leeservaring. Verhalen in de thuistaal Het feit dat voorlezen de (taal)ontwikkeling van hun kind bevordert, is in het bijzonder voor anderstalige ouders een pluspunt van Boekbaby’s. In dat verband doet de studie wel een opmerkelijke aanbeveling aan de bibliotheken: meer boekjes in de oorspronkelijke taal van de ouders aanbieden. Als ouders in de omgang met hun kind gebruik maken van de taal die ze het best beheersen, verhoogt dat hun zelfvertrouwen en wint het affectieve en speelse karakter van hun voorlezen erbij. Dat laatste dreigt nu wel eens in de verdrukking te komen ten voordele van het meer didactisch-pedagogische aspect. Dat het project gaandeweg de woordenschat en taalgevoeligheid van een kind stimuleert, is natuurlijk prachtig. Maar Boekbaby’s wil en kan meer zijn dan louter een taalproject. De ontwikkeling van de verbeelding, de gevoeligheid voor schoonheid van taal en beeld, emotioneel meeleven met personages, samen reflecteren op het verloop van een verhaal… het zijn allemaal minstens even waardevolle aspecten van de (voor) leeservaring. De praktijk In bijna tien jaar tijd heeft Boekbaby’s in Vlaanderen een opmerkelijke groei gekend. En het virus zet zich door: in ruim dertig Limburgse gemeentes worden nu boekenpakketten verspreid en ook de
dertijd ervaren hoe belangrijk het is dat mensen in je omgeving je met boeken in contact brengen. Ik ben dan ook heel blij dat ik dat nu op mijn beurt kan doorgeven. Ik ben intussen zelf oma en ik zie voortdurend hoe ontvankelijk zelfs die hele kleintjes ervoor zijn!’ Het Provinciebestuur Limburg en Vandormael zien het Boekbaby’s-initiatief intussen ook ruimer dan de eerste opdracht. In Limburg wordt geen moeite gespaard om alle mensen die betrokken zijn bij het project regelmatig met elkaar in contact te brengen. Hilde Vandormael: ‘Twee concrete initiatieven zijn er het resultaat van. Een eerste is vorming over communicatie voor bibliotheekmedewerkers en vrijwilligers van de consultatiebureaus van Kind en Gezin: hoe kunnen zij de boodschap overtuigend en helder overbrengen aan de ouders? Een tweede initiatief is het opzetten van ervaringsuitwisselingen tussen de K&Gvrijwilligers en de professionelen van de bibliotheek, maar ook externe organisaties zoals basiseducatie en de integratiedienst. Iedereen wordt er beter van als alle betrokkenen hun expertise met elkaar delen.’
Op 13 juni vindt in Brussel in het hoofdgebouw van Kind en Gezin een studiedag over Boekbaby’s plaats. Reserveren kan via www.boekbabys.be
gratiedienst bij Boekbaby’s werd betrokken. Zij schakelde op haar beurt buurtwerkers in, die de meeste anderstalige ouders goed kennen en met hen over het project spraken. Niet dwingend of controlerend, maar op een eerder uitnodigende manier. En wat blijkt? Twee jaar later vindt 47% van de ouders de weg naar de bibliotheek. Net zo goed ontdekken bibliothecarissen door dergelijke uitwisselingen manieren om jonge ouders (beter) te benaderen en te verwelkomen.’ Voor Vandormael is Boekbaby’s een hefboom om met verschillende partners te werken aan een lokaal en duurzaam kansen- en taalbeleid. Daar worden niet enkel de kinderen beter van, net zo goed de volwassenen. En bij uitbreiding de hele maatschappij. Hoe zei Joke van Leeuwen het ook weer? ‘Boeken zijn als cultuurdragers noodzakelijk voor een democratische samenleving waarbij iedereen betrokken is en blijft.’ Patrick Jordens is freelance redacteur
Samen sterker ‘Eerst lag het percentage ouders dat in Heusden-Zolder in de bibliotheek het peuterpakket ophaalde aan de lage kant: slechts 27%. Tot er iemand van de inte-
Het complete onderzoeksrapport van het Centrum voor Taal & Onderwijs staat op www.cteno.be, via de zoekterm Boekbaby’s. www.limburg.be/educatiefcentrum
Lokaal juni 2014
55
mens en ruimte jeugd- en integratiebeleid
Spelen en/of leren Taal stimuleren in de vrije tijd Bij het Speelplein Begijnenborre in Dilbeek maken ze al jaren gebruik van Taalspeler om het Nederlands te stimuleren in hun reguliere speelpleinwerking. Daarnaast organiseert de gemeente taalkampen om het Nederlands van anderstalige kinderen op een speelse manier bij te schaven. tekst britt roels en amke bailleul
I
n Vlaanderen en Brussel komen speelpleinkinderen voor 10,9 procent uit een kansarm milieu, of ze komen via het OCMW op een speelplein terecht. 13,6 procent heeft een migratieachtergrond. Dat bleek uit een schatting in 2010. Omdat taalstimulering Nederlands sinds dit jaar een beleidsprioriteit in het decreet lokaal jeugdbeleid is, krijgen 55 gemeenten in Vlaanderen extra subsidies om tijdens de vakanties, bijvoorbeeld bij de speelpleinwerking, het Nederlands van maatschappelijk kwets-
bare kinderen op een speelse manier te verbeteren. Maar ook andere gemeenten kunnen met eenvoudige ingrepen aan taalstimulering werken. In Dilbeek organiseert de jeugddienst de gemeentelijke speelpleinwerking. Op het speelplein komen er in alle vakantieperiodes (behalve de kerstvakantie) ongeveer honderdvijftig kinderen tussen drie en veertien jaar spelen. Er zijn zes leeftijdsgroepen begeleid door een ploeg enthousiaste animatoren. Begijnenborre werkt al zeven jaar met Taalspeler, een methodiek van de Vlaamse Dienst Speel-
pleinwerk vzw om op het speelplein aan taalstimulering te doen. Het uitgangspunt: vrijetijdsinitiatieven zijn er niet om kinderen een schoolse taalvaardigheid bij te brengen. Op een speelplein is het belangrijkste dat kinderen zich amuseren. Er zijn twee basisprincipes. Ten eerste: taal is geen drempel om te mogen meespelen; ten tweede: Nederlands als speeltaal is leuk. Voor Stefanie Strynckx, hoofdanimator, is de essentie van Taalspeler het spelen: ‘Taal is maar een klein deel van een kind. Als een kind graag speelt, dan
Stefanie Strynckx, Laura Thys en Ulrike Verheyen: ‘Zie anderstaligheid en taalstimulering niet als een probleem, maar benader het positief en zie het eerder als een uitdaging.’
56 juni 2014 Lokaal
gáát het spelen. Als het wat meer hulp of stimulering nodig heeft, dan is Taalspeler daar perfect voor. Taalspeler doet je je werking aanpassen en bewuster met taal omgaan. Je ziet dan dat de kindjes er veel sneller mee weg zijn. Op een onbewuste manier – dat is wat het juist zo leuk maakt voor die kinderen.’ Taalstimulering: wat zegt de wetenschap? Taalspeler is gebaseerd op wetenschappelijke inzichten over hoe kinderen een taal verwerven. Daarbij zijn drie principes belangrijk: interactie, heterogene groepen en een positieve en veilige omgeving. Kinderen doen dingen die aansluiten bij hun interesses. Hoe meer ze zich daar-
leggen niet de nadruk op juist en fout,’ zegt hoofdanimator Stefanie Strynckx. ‘We proberen een kind, met de weinige woorden die het kent, mee te krijgen in het spel. Zonder te verbeteren of te berispen. Het doel van Taalspeler is ook niet om kinderen in het Nederlands te leren zeggen: “Dit is een boterham en een brooddoos.” Wel om hen te betrekken in het spel, ook al begrijpen ze niet alles.’ Het belang van een visie Die wetenschappelijke inzichten vormen een basis voor taalstimulering op het speelplein. Daarnaast is het belangrijk dat de gemeente een eigen visie op de plaats van het Nederlands én van de thuistalen formuleert. Ze mag de discus-
Op een speelplein is het belangrijkste dat kinderen zich amuseren. Er zijn twee basisprincipes. Ten eerste: taal is geen drempel om te mogen meespelen; ten tweede: Nederlands als speeltaal is leuk. bij welkom voelen, kansen krijgen om te participeren en in interactie te gaan, hoe sneller ze taal verwerven. Tegelijkertijd maken ze vriendjes en spelen ze mee, waardoor ze een sociaal netwerk uitbouwen. De methodiek Taalspeler wil precies de interactie tussen kinderen onderling en met de animatoren versterken. De animatoren worden zich bewust van taal en die aandacht wordt na een tijdje iets spontaans. Het vakantiegevoel bij de kinderen blijft centraal. Het speelplein is de ideale omgeving voor anderstalige kinderen om speels Nederlands te leren. ‘In Dilbeek is er een grote meerderheid die voldoende Nederlands spreekt en daardoor de andere kindjes mee kan beïnvloeden om dat ook te doen,’ zegt speelpleinverantwoordelijke Ulrike Verheyen. De mix van Nederlandstalige en anderstalige kinderen levert een oefenterrein voor interactie op. Zet je enkel anderstalige kinderen bij elkaar in homogene groepen, dan verkleint dat oefenterrein. De taal van kinderen op een positieve manier benadrukken is belangrijk voor hun motivatie. Kinderen op hun fouten wijzen werkt belemmerend. ‘We
sie over de gemeenschappelijke taal op het speelplein niet uit de weg gaan. De plaats van talen op een speelplein is uiteraard gebonden aan de context: de buurt van de speelpleinwerking, de aanwezige talen bij de kinderen en animatoren of het gemeentelijk beleid. Maar ongeacht die context krijgen alle talen beter een positieve plaats en betekenis. Op de speelpleinwerking van Dilbeek is Nederlands de speeltaal. Hoofdanima-
titeit van een kind. Het gebruik ervan bestraffen of verbieden kan dus een negatief effect hebben op zijn zelfbeeld. Het speelplein van Dilbeek gaat positief met thuistalen om, zegt hoofdanimator Laura Thys: ‘We vinden het belangrijk dat de kinderen voelen dat hun taal niet “slecht” is. Maar de afspraak is dat de gemeenschappelijke taal het Nederlands is.’ En hoe gaat het in de praktijk? Zodra een gemeentelijke visie op talen uitgewerkt is, brengt Taalspeler deze tot leven in de hele speelpleinwerking. Werken met Taalspeler gebeurt op verschillende niveaus: het klimaat, het aanbod en de interactie. Laura Thys: ‘Elke week herhalen we de principes tijdens de vergaderingen van de hele speelpleinploeg. Door zelf het goede voorbeeld te geven zorg je ervoor dat iedereen mee is. Elk jaar komt Taalspeler ook aan bod op de vormingsdag voor alle animatoren.’ Als de verantwoordelijke en de hoofdanimatoren helemaal ‘mee’ zijn, is het makkelijker om ook de animatorenploeg mee te krijgen. Zo raakt de methodiek ingebed in de hele werking: ‘Taal is dan geen probleem meer, maar een situatie als een andere.’ Taalspeler garandeert ook een plaats voor taal in het aanbod van activiteiten. De animatoren denken bij de voorbereiding bewust na over de plaats van taal in het spel. Taal sluit aan bij het spel. Taal stimuleert interactie. Het is een middel om alle kinderen te betrekken, zodat ze helemaal kunnen opgaan in hun spel.
Kinderen doen dingen die aansluiten bij hun interesses. Hoe meer ze zich daarbij welkom voelen, kansen krijgen om te participeren en in interactie te gaan, hoe sneller ze taal verwerven. tor Stefanie Strynckx: ‘Als kinderen onder elkaar een andere taal spreken, dan zeggen wij in het Nederlands: “Kom we gaan samenspelen.” Vangen we iets op in het Frans, dan gaan we daar in het Nederlands verder op in.’ Nog een essentieel uitgangspunt is dat de thuistaal deel uitmaakt van de iden-
Taalspeler draait inderdaad om interactie tussen kinderen en animatoren en tussen kinderen onderling. Dat stimuleer je door de zes tips van Taalspeler toe te passen (zie kader p. 58). Die tips maken de methodiek tastbaar voor elke animator. Ze evolueren op den duur tot een spontane houding bij elke begeleider. Lokaal juni 2014
57
mens en ruimte leesbeleid
De zes tips van Taalspeler • Ga op ooghoogte van het kind zitten. • Heb respect voor de moedertaal. • Stel zoveel mogelijk open vragen. • Maak zoveel mogelijk gebruik van visuele ondersteuning. • Verbeter kinderen niet wanneer ze iets fout zeggen, maar herhaal het juiste. • Speel volop mee met de kinderen.
In Dilbeek hangen de tips op in het animatorenlokaal en worden ze vaak vermeld. Laura Thys: ‘Het zijn zes kleine tips, maar toen ik er eenmaal mee aan de slag ging, vond ik ze bijzonder handig. Ook bij kinderen die wel Nederlands spreken! Het gaat heel erg over hoe je op een heel duidelijke manier met kinderen communiceert. Of ze nu een andere taal spreken of niet.’ Communicatie met ouders Taalspeler geeft ook houvast voor de communicatie met ouders, zoals het gebruik van pictogrammen, contactmomenten met ouders en manieren om hen bij de speelpleinwerking te betrekken. Ook in Dilbeek gebruiken ze de pictogrammen. ‘We gebruiken de pictogrammen van de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk. Ze maken het een stuk gemakkelijker en visueler. Ook in ons algemeen informatieboekje gebruiken we pictogrammen en duidelijke taal.’ Vooral de hoofdanimatoren en de verantwoordelijke hebben contact met de ouders. Stefanie Strynckx: ‘Vaak kennen de ouders niet goed Nederlands. Omdat ze naar hier gekomen zijn en soms één van de ouders nooit Nederlands heeft geleerd of thuis is gebleven. Hierdoor verloopt communicatie moeilijker.’ Het is essentieel voor gemeenten om speelpleinen daarin te ondersteunen, omdat net de ouders ervoor zorgen dat kinderen bij de speelpleinwerking belanden. Taalkamp en speelplein vullen elkaar aan Een taal verwerven lukt het best in een gemengde groep. Toch kan het interessant zijn om kinderen die helemaal geen Nederlands kennen voor een korte periode in een andere groep samen te brengen. Net omdat hun vaardigheden in 58 juni 2014 Lokaal
het Nederlands op dat moment nog niet voldoende zijn om op voort te bouwen. Een speelpleinwerking heeft nu eenmaal grote groepen, waarin begeleiders kinde-
groep te zetten, maar hen in de namiddag te laten aansluiten bij het speelplein. Zo bundelen we onze krachten.’ Wees realistisch Een taal verwerven duurt lang. Het gebeurt continu, de processen verlopen grillig, en er zijn verschillen tussen kinderen onderling. Input staat niet automatisch gelijk aan output. Bij sommige kinderen heeft die input tijd nodig. Het is dus belangrijk dat taalstimulering realistische verwachtingen creëert bij alle betrokkenen: initiatiefnemers, kinderen en hun ouders. Kinderen pra-
De thuistaal maakt deel uit van de identiteit van een kind. Het gebruik ervan bestraffen of verbieden kan dus een negatief effect op zijn zelfbeeld hebben. ren minder individuele aandacht kunnen geven. Ulrike Verheyen: ‘Het is onze taak om kinderen zich hier thuis te doen voelen en om hen met het weinige Nederlands dat ze kennen te stimuleren. Maar niet om die allereerste stappen in het Nederlands te zetten.’ Het is dan ook belangrijk in de gemeente op zoek te gaan naar partners met eenzelfde visie om samen aan taalstimulering te werken. Zo werkt de jeugddienst van Dilbeek sinds een jaar samen met de integratiedienst. Die organiseert taalkampen voor kinderen die nog geen Nederlands kennen. In kleinere groepen zetten ze onder pedagogische begeleiding hun eerste stapjes in de Nederlandse taal. Aan die samenwerking willen beide diensten in de toekomst voortbouwen: ‘We denken er nu aan om die kindjes in de voormiddag in een aparte
ten niet plots perfect Nederlands na twee weken speelplein of een week taalkamp. Effecten van taalstimulering manifesteren zich veeleer pas op lange termijn en zijn moeilijk exact in kaart te brengen. Zo ziet Stefanie Strynckx kinderen die al van jongs af aan naar het speelplein komen, met de jaren echt groeien in hun Nederlands. Het is alleszins belangrijk blijvend met kinderen in interactie te gaan. Als ze zich amuseren, als ze kunnen spelen en zingen, als ze voelen dat ze erbij horen, dan ontstaan er heel veel kansen om taal te stimuleren. Britt Roels is stafmedewerker Taal & Diversiteit bij Kruispunt Migratie-Integratie vzw Amke Bailleul is coördinator Visie, Projecten & Ontwikkeling bij de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk vzw
Meer informatie en ondersteuning Taalspeler: het uitgewerkte pakket bestaat uit vorming, begeleiding en ondersteu‑ nende producten. Informatie bij de Vlaamse Dienst Speelpleinwerk vzw: www.speelplein.net/taalspeler. Vorming over taalstimulering in de vrije tijd kunt u volgen bij het Kruispunt Migra‑ tie-Integratie. De agenda staat op www.kruispuntmi.be/vormingen. Blijf op de hoogte via de nieuwsbrief Diagonaal of via www.kruispuntmi/vormingen/RSS. Extra vragen? britt.roels@kruispuntmi.be
Wint u deze trofee?
D kand ien uw idatu u t 15 s egen r in
epte
2014 mber
Voor het tweede jaar op rij wil Ethias de beste praktijken inzake preventie van haar klanten uit de openbare sector belonen. Nieuw voor deze editie is dat we ook de non-profitsector erbij betrekken. Wenst u uw ideeĂŤn, projecten, goede praktijken en succesverhalen in dit domein met anderen te delen? Doe dan zeker mee aan deze wedstrijd!
Met de steun van:
Surf snel naar www.preventionawards.be en schrijf u nu al in voor de editie 2014! Lokaal juni 2014
59
OCMW: sterk werk
De geknipte cliënt voor de klus Het Opleidings- en Tewerkstellingscentrum (OTC) van het OCMW Gent is gelegen in de noordelijke Bloemekenswijk, een oude arbeidersbuurt in volle ontwikkeling. Vanessa De Prée is er trajectbegeleider, Luc Van Hoorde is haar cliënt in tewerkstellingsbegeleiding. tekst pieter plas beeld stefan dewickere
60 juni 2014 Lokaal
O
CMW-cliënten die in aanmerking komen voor aanwerving als artikel 60’er, kunnen in het OTC voor begeleiding terecht bij Vanessa De Prée of een van haar collega’s. ‘Ik ben al achttien jaar maatschappelijk werker, maar de laatste tien jaar werk ik als trajectbegeleider. Ik heb hier twee takenpakketten. Enerzijds ben ik tewerkstellingsbegeleider, in het bijzonder dan voor de karweiploeg van ons opleidings- en tewerkstellingscentrum (OTC), de klusjesdienst dus. In de karweiploeg stellen we OCMWcliënten te werk als artikel 60’ers. Dat gebeurt na een fase van arbeidsbegeleiding, waarbij we cliënten naar gepast
werk of een passende stiel toeleiden. De cliënt doorloopt ook eerst een werkstage. Het andere gedeelte van mijn werk valt onder de noemer “Perspectief”. Dat is onze werking voor mensen met een verslavingsprobleem. Voor hen doe ik een aangepaste vorm van begeleiding naar werk; dat is dan een tewerkstelling onder artikel 60, waarvan ik het traject opvolg. Daar gaat dan ook arbeidsbegeleiding aan vooraf.’ ‘Bij arbeidsbegeleiding bekijken we de competenties en vaardigheden van cliënten en zoeken we naar een gepaste baan die ze zouden kunnen uitoefenen. Bij veel mensen is dat geen evidentie, maar bij Luc was het meteen duidelijk wat hij kon en wou doen. Hij kon aan de slag bij de karweiploeg als artikel 60’er. Die periode is nu afgelopen, binnenkort kan hij aan de slag bij een privébedrijf. Dit is een van onze laatste ontmoetingen. Binnenkort sluiten we zijn dossier af. Luc en ik zagen elkaar regelmatig voor de tussentijdse evaluatiegesprekken. Een evaluatiegesprek is niet zomaar een babbel, maar een gestructureerd gesprek waarin aandachtspunten systematisch worden overlopen. Arbeidsattitude is er daar bijvoorbeeld een van. Vragen worden behandeld, problemen worden opgelost. Luc is natuurlijk een cliënt zoals de anderen, maar om eerlijk te zijn, bij veel cliënten is het parcours hobbeliger dan bij hem. Met hem waren er nooit problemen, hij was ook nooit ziek. Het was meteen duidelijk welk vak hij zou uitoefenen, en met zijn attitude zat het ook helemaal goed. En dat terwijl hij toch een zere heup heeft, waardoor hij voortdurend met last of pijn zit. We zullen hem hier missen.’ Luc Van Hoorde kreeg één jaar leefloon voordat hij bij het OTC aan de slag kon als artikel 60’er. ‘Voor die
tijd had ik twintig jaar in de chemiesector gewerkt. Als schilder, ja. Ik ken alles van kleuren en kan er alles mee: kleurstoffen en -materialen en hun samenstelling. Toen ik plots zonder werk viel, was ik vijftig. Als leefloner werd ik eerst begeleid door Ann, bij Vanessa kwam ik dan terecht voor arbeidsbegeleiding. Ik heb twee jaar bij de karweiploeg gewerkt. Je doet daar allerlei klussen. Schilderen en schuren deed ik het liefst, maar dan is er ook behangen, ontruimen, tuinieren enzovoort. Tuinierwerk doe ik niet zo graag. Sinds april ben ik klaar met de klusjesdienst. Daarna had ik het geluk meteen een andere baan te vinden. In het kader van een nieuw project van het Europees Sociaal Fonds (project ‘kortdurende stages in privéondernemingen’ van Diverscity in het kader van ESFprogramma Werkplekleren, n.v.d.r.) heb ik drie weken stage kunnen lopen bij een privéschildersbedrijf, en dat bedrijf heeft mij nu aangeworven als werknemer! Ik heb daar de stiel verder geleerd, maar het sloot allemaal goed aan bij wat ik al kon. Ik ben blij dat ik werk heb. Anders moest ik nu weer gaan stempelen. Maar hier heb ik ook een goede tijd beleefd. Het OTC is voor iedereen die hier in begeleiding komt, een goede zaak. Ik heb veel ervaring kunnen opdoen in de karweiploeg – en van alles gezien en meegemaakt, mooie dingen maar ook minder fraaie. Je moet weten dat je met de klusjesdienst van het OTC klussen opknapt bij mensen thuis die zelf ook OCMW-cliënten zijn. Bij het OTC heb ik veel vrienden gemaakt. Ik had er ook een fantastische technische instructeur. Of we elkaar nog zullen terugzien? Ik weet het niet. Ik heb in elk geval Vanessa’s telefoonnummer .’ (lacht) Pieter Plas is redacteur van Lokaal
Lokaal juni 2014
61
De pocket ‘Welk OCMW is bevoegd’ beantwoordt allereerst de cruciale vraag welk OCMW bevoegd is. Verder geven de auteurs aan welke kosten van maatschappelijke dienstverlening het bevoegd OCMW van de POD Maatschappelijke Integratie of van een ander OCMW kan terugvorderen. De betreffende regelgeving is niet de makkelijkste om in de praktijk toe te passen: de wet dateert al van 2 april 1965 en de bewoordingen zijn bijgevolg niet altijd aangepast aan de maatschappelijke evoluties. Bovendien laten heel wat regels ruimte voor discussie. Daardoor is het soms moeilijk of onmogelijk om op basis van juridische argumenten te bepalen welk OCMW bevoegd is. In het belang van de hulpvrager moeten de OCMW’s de knoop nochtans snel doorhakken. De pocket ‘Welk OCMW is bevoegd’ zorgt voor een helder overzicht en heel wat voorbeelden.
BESTELKAART Politeia Ravensteingalerij 28 1000 Brussel Fax: 02 289 26 19 Tel.: 02 289 26 10 of bestel via website: www.politeia.be e-mail: info@politeia.be
Deel 1 geeft antwoord op de vraag welk OCMW in welk geval bevoegd is om op te treden. In hoofdstuk 1 komt de algemene bevoegdheidsregel aan bod, in hoofdstuk 2 worden de verschillende uitzonderingen bekeken en hoofdstuk 3 gaat over de regeling van bevoegdheidsconflicten tussen OCMW’s. In deel 2 van deze pocket wordt de kostenvraag behandeld. Het bevoegde OCMW kan immers op basis van de wet bepaalde kosten van maatschappelijke dienstverlening terugvorderen van de POD Maatschappelijke Integratie of van een ander OCMW.
Ja, ik bestel … ex. van Welk OCMW is bevoegd aan € 25,00* (VVSG-leden) of € 29,00* (niet-leden)
Naam:
VVSG-lid:
Functie:
Datum en handtekening:
ja
nee
Organisatie/Bestuur: E-mail: Tel.: Adres: BTW:
* Prijzen inclusief btw, exclusief verzendingskosten, geldig tot 31/12/2014. Raadpleeg voor exacte prijzen steeds onze website www.politeia.be ** Het betreft hier een losbladig werk. De aanvullingen worden u toegestuurd aan 0,55 euro/blz., tot schriftelijke wederopzegging. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.
beweging actualiteit
stefan dewickere
Sociale diensten uitgekleed
Een filmpje kunt u op www.vvsg.be bekijken.
Wat leefde er op sociale media? Jan De Coninck
@vvsg: ‘Het geloof dat het OCMW voor heel wat mensen het verschil maakt is de brandstof waarop we draaien’, besluit @PVSchuylenbergh #VVSG Koen Anciaux
“Open en Bloot”: @vvsg inspiratiedag sociale diensten in #Gent. Grote delegatie van #OCMW-Sociaal Huis #Mechelen aanwezig. Zeer interessant. Shirley Ovaere
Kwaliteit #socialedienstverlening ook afhankelijk van integratie en investeringen #ict @vvsg @ OCMWK #openenbloot Nathalie Debast
We zijn hier met +700! ocmw’s wn opkomen vr belangrijke werk dat ze doen, vaak in moeilijke omstandigheden, zegt @RudyCoddens #vvsg
Open en Bloot, de inspiratiedag voor sociale diensten op 6 mei in Gent, was een succes. ‘Fijn dat er ook eens een Trefdag voor de maatschappelijk werkers is,’ hoorden we in de wandelgangen. Bijna zevenhonderd maatschappelijk werkers, hoofden sociale dienst, raadsleden en VVSG-medewerkers deelden in 27 workshops goede ideeën en praktijken, tips en tricks, inspiratie en methodologie. 43 teams van sociale diensten toonden zich met hun sterkste troeven in de fotowedstrijd. Het team samenlevingsopbouw van het OCMW van Mol werd de winnaar. Ze durfden zichzelf open en bloot een spiegel voorhouden en voor innovatief, participatief en zorgzaam cliëntwerk kiezen. U kunt alle teamfoto’s nog bekijken op slideshare. In toekomstdromen ijverden Sandra Carlier, Wendy Ballard, Annelies Nys en Christoph Van de Wiele voor tijd, middelen en mankracht om samen met de cliënten duurzame en integrale trajecten op te zetten. In het politieke middagdebat waren Katrien Schryvers (CD&V), Elisabeth Meuleman (Groen), Sarah Smeyers (N-VA), Egbert Lachaert (Open VLD) en Monica De Coninck (SP.A) het over veel oneens, maar wel droomden ze allemaal van een betere wereld. Ze willen het leefloon opkrikken en de OCMW’s meer slagkracht geven om mensen te activeren en de armoede te bestrijden. Een poll wees uit dat het werk met de cliënten de grote drijfveer is voor de meeste maatschappelijk werkers, zij willen mensen echt vooruit helpen. katty creytens Lokaal juni 2014
63
beweging netwerk
Kruisbestuiving om schulden te voorkomen In tijden van crisis is schuldbemiddeling belangrijk maar schuldpreventie is dat nog veel meer. Na twee jaar projectwerk worden elf regionale samenwerkingsverbanden voor schuldhulpverlening en -preventie sinds januari 2014 structureel gefinancierd door de Vlaamse overheid. De CAW’s zijn de budgethouders, de coördinatoren staan in voor de samenwerking. Om de zes weken komen ze op de VVSG samen op uitnodiging van het Vlaams Centrum Schuldenlast. Ze brainstormen er in kleine groepen, er komen inspirerende praktijken aan bod, afhankelijk van de agenda die het Vlaams Centrum Schuldenlast samen met de leden in de weken tevoren op het forum samenstelt. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere
Isolde Vandevelde is stafmedewerker preventie op het Vlaams Centrum Schuldenlast: ‘Op het Vlaams Centrum Schuldenlast zijn we eerder beleidsmatig bezig maar we zoeken naar verhalen en signalen van op het terrein en die hoor ik onder meer in dit netwerk. Ik krijg dus van hen signalen, maar zij krijgen van mij uit de eerste hand informatie over het beleid, zoals over nieuwe besluiten van de Vlaamse Regering, lopende onderzoeken en mogelijkheden tot samenwerking zoals met de FOD Economie. Dit netwerk is een belangrijke schakel om elkaar op de hoogte te houden. Dit is een heel positief netwerk, we krijgen energie van elkaar, iedereen noteert tips van anderen, tijdens de pauze zie je dat ze elkaar aanspreken. Het is echt schitterend dat we vanaf dit jaar de Dag Zonder Krediet samen organiseren. Tot vorig jaar waren we met het Vlaams Centrum Schuldenlast een tussenschakel, nu participeren we allemaal aan het platform en zijn we gelijkwaardige partners. Dat we zo eens van positie veranderen, vind ik heel prettig. Daarnaast leveren we de expertise bij opleidingen over methodieken of ondersteunen we evenementen in de regio’s.’ Kevin Verborgt is coördinator van BudgetInZicht in de Kempen: ‘Tijdens deze samenkomsten horen we wat interessant is, welke projecten goed werken en hoe de samenwerking elders verloopt. Allemaal werken we om CAW’s en OCMW’s te stimuleren tot samenwerking voor schuldpreventie. Maar sommigen van ons werken alleen, in een eenmanspositie. Dat is redelijk uniek, dus is het aangenaam erover te praten en inhoudelijke ideeën uit te kunnen wisselen. Vanuit dit netwerk is er ook
64 juni 2014 Lokaal
provinciale samenwerking gegroeid. Zo worden de krachten gebundeld, zodat we niet naast elkaar werken en elkaar niet overlappen. Naar Brussel komen we vooral voor de kruisbestuiving. Hier kunnen knelpunten op tafel gelegd worden. We kijken of ze overeenkomen met andere regio’s en of er al ervaringen zijn om een probleem om te buigen. Het is belangrijk structureel te kunnen werken. Dit is zowel zinvol op Vlaams niveau als op provinciaal niveau in onze regio, maar ook met de verschillende OCMW’s en zelfs met de cliënten die indirect via ons en via andere werkgroepen bij het beleid vertegenwoordigd zijn. We zijn de vertalers van hun belangen.’ Eveline Bohez is coördinator van BudgetInZicht in de regio Midden-WestVlaanderen: ‘Toen het Vlaams Centrum Schuldenlast twee jaar geleden het initiatief voor dit netwerk nam, was ik blij. Ik trek dit samenwerkingsverband in mijn eentje en heb de uitwisseling tussen de verschillende regio’s altijd zeer interessant gevonden. Je werkt niet langer op je eiland, je kunt van elkaar leren. Van hieruit is ook onze provinciale samenwerking met BudgetInZicht Noord- & ZuidWest-Vlaanderen gegroeid: wij komen regelmatig samen om naar afstemming te zoeken. Het is een dankbaar forum dat sinds januari ook digitaal bestaat, waardoor we geen zes weken hoeven te wachten om elkaar te horen, ideeën bij elkaar af te toetsen of interessante websites te delen. Het CAW is aangesteld als budgethouder van BudgetInZicht, maar wij zitten tussen het CAW en het OCMW. In mijn communicatie let ik erop dat ik steeds het verband tussen beide partners leg. Natuurlijk is preventie moeilijk meetbaar. Toch ondervind ik dat steeds
meer OCMW’s uit onze regio het belangrijk vinden dat kinderen in het lager onderwijs al leren met geld om te gaan en schulden te voorkomen zodat ze al jong beseffen hoe ze geld moeten beheren. Zo verhogen we immers hun kansen op een toekomst zonder schuldoverlast.’ Lies Uytterhoeven is medewerker BudgetInZicht in de regio Antwerpen: ‘Na zo’n bijeenkomst ga ik altijd heel gemotiveerd en vol energie naar huis. Ik doe hier inspiratie op. Heel persoonlijk heb ik hier professioneel iets aan, je kunt praten met mensen in dezelfde positie. We pikken ook veel ideeën van elkaar op. Voor de OCMW’s van mijn regio is het erg interessant als ik signalen van anderen heb gehoord. Vooral als we ideeën overne-
Isolde Vandevelde is stafmedewerker preventie Vlaams Centrum Schuldenlast
men die al ergens anders zijn uitgetest, dan zijn ze gesterkt en springen ze met meer overtuiging in het diepe. We delen ook onze powerpoints en draaiboeken zodat we een pak sneller kunnen werken. Ons jaarplan is enkel haalbaar omdat ik niet van nul hoef te beginnen. Integendeel, ik kan dikwijls meteen aan de slag gaan met die kant-en-klare draaiboeken.’ ‘Het CAW is officieel mijn werkgever, maar ik werk voor het samenwerkingsverband, dat is een bijzondere nieuwe positie die zeker sterke kanten heeft. We moeten trouwens niet alleen de samenwerking aanwakkeren tussen CAW en OCMW, maar ook tussen alle partners in dat samenwerkingsverband. Je moet in die samenwerking investeren maar
zodra het loopt, zie je mensen enthousiast worden. De energie die ik hier vind, zie ik nu stilaan bij alle partners uit het samenwerkingsverband. In het begin neemt iedereen een afwachtende houding aan, maar hoe meer je inzet, hoe groter je draagvlak.’ ‘De kruisbestuiving gaat alle kanten uit, met respect voor de eigen invulling want eenheidsworst is zeker niet de bedoeling. Als je op eenzelfde lijn zit en je kunt dan de krachten bundelen, dan kun je heel veel bereiken. Al is het alleen maar om te brainstormen want alleen is dat moeilijk!’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
Kevin Verborgt is coördinator van BudgetInZicht in de Kempen Eveline Bohez is coördinator van BudgetInZicht in de regio MiddenWest-Vlaanderen
Lies Uytterhoeven is medewerker BudgetInZicht in de regio Antwerpen
Lokaal juni 2014
65
“De wielklem voor mensen die hun parkeerboetes niet betalen, is een ultiem dwangmiddel en kan binnen het kader van de wet. Er zijn gemeenten waar er vraag naar is, en die het hebben opgenomen in hun reglement, maar we hebben nog geen weet van een toepassing.” VVSG-stafmedewerker mobiliteit Erwin Debruyne, n.a.v. de beslissing van de stad Menen om wanbetalers met een wielklem staande te houden – Belga 16/5 “Het klopt dat de kadastrale inkomens vandaag vaak ver verwijderd zijn van de eigenlijke waarde van een woning. Sinds 1979 kan er veel veranderd zijn, zowel in de goede als de slechte zin. Waar de kadastrale inkomens heel laag liggen, moeten besturen veel opcentiemen, die de belastingsinkomsten bepalen, vragen aan de inwoners. Waarschijnlijk zou een herziening een stijging van het kadastraal inkomen betekenen, waardoor de opcentiemen kunnen dalen. Dat betekent echter niet meteen dat de belastingen zullen dalen. Bij grote verschillen tussen bepaalde woningen zal het vooral een verschuiving zijn tussen de inwoners. Enkel als de gemeente of stad ook minder inkomsten uit belastingen wil halen, zal er een daling zijn voor iedereen.” VVSG-expert gemeente- en OCMWfinanciering Jan Leroy – Het Laatste Nieuws 16/5 “Het kan niet zijn dat een stad of gemeente voor elke weg of paadje aansprakelijk kan worden gesteld. Ook de VVSG laat verstaan dat dit een gevaarlijk precedent is voor de steden en gemeenten.” Burgemeester Frank Boogaerts (N-VA) van Lier, waar het bestuur in beroep gaat tegen een vonnis dat de stad schuldig acht voor een ongeval door een olievlek op de rijbaan – Het Laatste Nieuws 13/5 “Gemeenten hebben de handen vol met het opruimen van afval. Vooral bushokjes en de omgeving rond glasbollen zijn gevoelige plaatsen. We steunen de gemeenten die hard optreden.” VVSG-stafmedewerker afvalbeleid Christof Delatter, over het feit dat de stad Harelbeke een glasbol wegnam waarrond te vaak zwerfvuil werd achtergelaten – Het Nieuwsblad 10/5
66 juni 2014 Lokaal
beweging kort lokaal
ProMotie
STEFAN DEWICKERE
perspiraat
• Dirk Bisschop (CD&V), burgemeester van de stad Damme, is overleden na een verkeersongeval. Eerste schepen en partijgenoot Joachim Coens neemt voorlopig het burgemeesterschap waar. • Lieven Cnudde wordt de nieuwe schepen voor CD&V in het stadsbestuur van Oudenaarde. Hij vervangt zijn partijgenoot Pieter Orbie, die binnenkort directeur Welzijn wordt bij het Oost-Vlaamse provinciebestuur. • In Knesselare zet burgemeester Fredy Tanghe (GROEP9910) een stap opzij in afwachting van het beroep tegen zijn veroordeling van eind april. Tanghes partijgenoot en eerste schepen Erné De Blaere neemt tijdelijk zijn sjerp over, zijn bevoegdheden werden herverdeeld over het schepencollege. • Schepen Chris Bosmans nam ontslag uit de CD&V-fractie en zetelt voortaan als onafhankelijke. Gezien eerder ook al een raadslid dezelfde beslissing nam, heeft de CD&V-N-VAcoalitie in Putte geen meerderheid meer en is de gemeente structureel onbestuurbaar verklaard. Nu N-VA een nieuw bestuursakkoord sloot met Open VLD, is de kans groot dat voormalig burgemeester Peter Gysbrechts (Open VLD) opnieuw burgemeester wordt. • Johan Linthout (CD&V) is het nieuwe lid van het schepencollege van Roosdaal. Hij volgt zijn partijgenoot Fredy Segers op, die wel als raadslid actief blijft. • Maxim Willems (Gemeentebelangen), eerste schepen in Knokke-Heist, is vorige week overleden. Wie hem opvolgt in het schepencollege is nog niet bekend. • In Pepingen neemt schepen Gerard Defloo (N-VA) de bevoegdheid sport over van zijn partijgenoot Peter Lacres. • Boudewijn Derkoningen is niet langer secretaris van het OCMW van Maaseik. Stadssecretaris Raymond Corstjens zal vanaf heden beide secretarisfuncties voor zijn rekening nemen. • Maarten Compernolle is de nieuwe financieel beheerder van de stad Tielt. Hij volgt Linda De Wit op, die vorig jaar ontslag nam. • Vanaf begin juni krijgt de politiezone Haacht een nieuwe korpschef: Wim d’Haese. Tot dan neemt commissaris Walter Huybrechts het ambt waar. • Luc Breydels wordt de nieuwe korpschef van de politiezone Zuid. Als korpschef van de politiezone Rode zal hij voorlopig worden opgevolgd door commissaris Willy Van Duffel. • Vanaf begin juli gaat commissaris Frank Maes aan de slag als waarnemend korpschef van de politiezone Vlas. Hij zal de functie waarnemen tot er een opvolger voor huidig korpschef Stefaan Eeckhout is gevonden. Bron: Pinakes nv
CONGRES- EN ERFGOEDCENTRUM
Een uniek concept
Van Beet hovenst raat 8/10, 2800 Me c he le n W W W. L A M O T- M E C H E L E N . B E
De Trefdag van 16 oktober is een niet te missen ontmoetingsdag. Tijdens lezingen, werkbezoeken, trefwinkels, praktijkmarkten en op de infostands doet iedereen frisse inzichten op en leert opmerkelijke praktijken en trends kennen. Nieuwe contacten helpen u nadien verder op weg. Schrijf nu in op www.trefdag.be
CONGRESSEN SEMINARIES BEDRIJFSFEESTEN EVENEMENTEN TENTOONSTELLINGEN Fotografie Image4You – Luc Hilderson
Uw personeelsadvertenties in Lokaal, VVSG-week ĂŠn op de VVSG-website inlevering personeelsadvertenties voor
Lokaal 7 (julinummer) > 12 juni 2014 Lokaal 8 (septembernummer) > 11 augustus 2014
informatie
nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43
Op de Trefdag van 16 oktober vragen 4000 deelnemers uit lokale besturen zich af hoe ze de vitale krachten in bestuur en samenleving kunnen benutten. Hoe komen ze samen met burgers, verenigingen en bedrijven tot sterke oplossingen? Schrijf nu in op www.trefdag.be
www.trefdag.be
Lokaal juni 2014
67
beweging agenda
ONS VOLLEDIG OPLEIDINGSAANBOD OP WWW.VVSG.BE/ OPLEIDINGEN
Antwerpen 5 juni
Digitaal klasseren en beheren van overheidsinformatie Studiedag boordevol praktische handvatten om op een haalbare manier digitaal te klas‑ seren en informatie goed te beheren. www.vvsg.be/opleidingen
informatieveiligheid? Wat moeten lokale besturen ondernemen? Wanneer zijn persoonsgegevens van burgers veilig: wat mag, wat niet? Organisatie van Cipal en de VVSG www.vvsg.be/opleidingen Gent 10 juni
Leuven 5 juni
De reglementering van de overheidsopdrachten Een seminarie van de Vlaamse vereniging voor Aanbestedingsrecht. www.vva-vzw.be Tessenderlo 6 juni Puurs 12 juni Schoten 17 juni
Werkgroep Kwaliteitszorg DGAT Stap mee in deze werkgroep. Via een vereen‑ voudigde versie van het werkboek Verbeteren door zelfevaluatie leert u werken aan de zelfevaluatie van het eigen DGAT. www.vvsg.be/opleidingen Antwerpen 10 juni
Privacy en informatieveiligheid in lokale besturen Wat zijn aandachtspunten bij privacy en
Vroeger praten over later in het woon-zorgcentrum Met reflectie, praktijkoefeningen en casusbesprekingen krijgt u een degelijke basis om op een positieve manier het levenseinde bespreekbaar te maken. www.vvsg.be/opleidingen Gent 11 juni Antwerpen 16 juni Brugge 19 juni Leuven 24 juni Hasselt 26 juni
CRAB-beheerdersdagen Een namiddag vol ervaringsuitwisse‑ ling voor de beheerders van het Centraal Referentie AdressenBestand, nu het CRAB-decreet precies drie jaar oud is en over een jaar helemaal klaar en gevalideerd moet zijn. www.agiv.be
Gent 11 juni en 24 juni Leuven 25 juni Hasselt 26 juni
Autocontrolegids voedselveiligheid in de kinderopvang Het Federaal Agentschap voor Veiligheid van de Voedselketen ontwierp een auto‑ controlegids voor de voedselveiligheid in de opvang van baby’s en peuters. We maken er u graag wegwijs in. www.vvsg.be/opleidingen Leuven 12, 19 en 26 juni 2014
De reglementering van de overheidsopdrachten
Een driedaags seminarie van de Vlaam‑ se vereniging voor Aanbestedingsrecht www.vva-vzw.be West-Vlaanderen (meerdere locaties) 12 juni Antwerpen-Noord 23 juni Kempen 24 juni
Regionaal Ondersteuningspunt Lokale Dienstencentra Dé kans om thema’s, goede praktijken, vragen en knelpunten te bevragen bij de collega-centrumleiders en zo nieuwe resultaten te boeken. www.vvsg.be/opleidingen Hasselt 12 juni
Sterker besturen door samenwerking met de buren Samenwerking tussen besturen is een beproefde strategie om ook in tijden van budgettaire krapte goede dienstverlening te garanderen en beleidsdoelen te realiseren. Deze studiedag presenteert een palet van praktijken op het vlak van punctuele of kleinschalige samenwerking tussen besturen, gemeente en OCMW. Een unieke gelegenheid om kennis en ervaring over samenwerking te delen onder besturen. Woensdag 18 juni (voormiddag) in CC De Werft, Geel Dinsdag 24 juni (namiddag) in CC De Spil, Roeselare Alle informatie op www.vvsg.be/opleidingen
68 juni 2014 Lokaal
Algemene vergadering VVSG / Gemeenten & Afdeling OCMW’s Na de statutaire vergadering van de VVSG vzw zijn er drie thematische werk‑ groepen: de brandweerhervorming, de externe audit en een sterk lokaal sociaal beleid. http://congrescentrum.vvsg.be Leuven 17 juni
Fietsinfrastructuur in de publieke ruimte Een themanamiddag georganiseerd door Steunpunt Straten in samenwer‑ king met het Departement Mobiliteit
Brugge, start op 1 juli
Bent u klaar voor de externe audit?
en Openbare Werken en de Fietsersbond voor meer en betere fietsinfrastructuur. www.steunpuntstraten.be
Het langlopend opleidingstraject ‘Externe audit en interne controle’ helpt u in acht sprongen om uw intern controle- en organisatiebeheersingssysteem op een goed spoor te zetten. Op deze manier bent u niet alleen direct voorbereid op de externe audit, u legt tegelijk een stevig fundament voor uw intern controle- en organisatiebeheersingssysteem en de opvolging van de beleids- en beheerscyclus. In acht modules, gebaseerd op de thema’s van de leidraad organisatiebeheersing, maakt u kennis met praktische instrumenten en handreikingen.
Gent 23 juni
Functionerings- en evaluatiegesprekken Het accent in deze tweedaagse training ligt op het inoefenen van vaardigheden die van belang zijn om een goed func‑ tionerings- en evaluatiegesprek in de kinderopvang te voeren. www.vvsg.be/opleidingen
Module 1:
organisatiebeheersing in essentie. Met handreikingen voor doelstel‑ lingen, proces-, project- en risicomanagement en monitoring Module 2 tot 6: organisatiebeheersing in HRM, financieel management, ICT, facility management, communicatie en informatiebeheer Module 7: belanghebbendenmanagement, organisatiestructuur en -cultuur met focus op ethiek en integriteit Module 8: organisatieontwikkeling en de kunst van de verbeterdynamiek Alle informatie op www.vvsg.be/opleidingen.
Gent 26 juni
Socialemediastrategie voor lokale besturen Schrijf in voor dit seminarie en leer een socialemediastrategie maken op maat van uw organisatie en doelstellingen. www.vvsg.be/opleidingen Gent 26 september
Meet your buyer @EcoProcura EcoProcura is het Europese forum voor overheidsaankopers, beleidsmakers en
producenten voor duurzaam en in‑ novatief aankopen. Op de laatste dag van de driedaagse conferentie is er een netwerkmoment waarop aankopers in speeddates de vertegenwoordigers van duurzame ondernemers kunnen ontmoeten. www.ecoprocura.eu/ghent2014
Pia De Monie, OCMW voorzitter Kruibeke, over het leertraject Politiek Leiderschap dat opnieuw start op 18 september in Leuven
‘ Bijzonder aangenaam om samen met collega’s dit traject te doorlopen, we zijn van mekaars ervaringen heel wat wijzer geworden. Ik ben ervan overtuigd dat heel wat tools aangereikt zijn om samen beter te besturen.’
Lokaal juni 2014
69
column Eva De Schryver
Verboden te lachen
70 juni 2014 Lokaal
onverrichterzake naar huis laten terugkeren omdat de verbinding tussen het gemeentehuis en de federale dienst Binnenlandse Zaken (Belpic) uitviel? Dat was bovendien zo onvoorspelbaar dat loketmedewerkers aan boze burgers niet eens konden zeggen wanneer ze hen wel konden helpen. En dus belde onze klantgerichte dienst burgerzaken de inwoner op zodra het systeem het weer deed. Onze dienst burgerzaken staat vol met bakjes met verschillende operating systems. Ook uw vingerafdrukken worden gescand voor uw reispas. Maar beter dit dan te moeten faxen of alles op papier te moeten versturen. Bij een verhuizing moet er nog steeds een administratief dossier worden afgeprint én opgestuurd, samen met een ontvangstbewijs dat de ontvangende gemeente dan nog eens zou moeten terugsturen. Is dit nog van deze digitale tijd? Dit zijn maar een paar frustraties van onze klanten en medewerkers en dan alleen maar op de dienst burgerzaken. Ook andere afdelingen gaan gebukt onder de manuele taken, die in het jaar 2014 echt wel rijp zijn voor digitale vereenvoudiging. Maken we samen een lijst op van welke investeringen er bovenlokaal nodig zijn zodat onze diensten papier en manueel werk kunnen uitsparen? Met digitalisering of ICT kunnen we winnen aan efficiëntie en tegelijk onze inwoners nog beter van dienst zijn. Waarom bestaat er nog geen centraal platform voor alle aanvragen van stedenbouwkundige inlichtingen bij verkoop van eigendom? Bij de kandidaatkopers levert dit een snellere afhandeling bij de notaris en zeker een glimlach op. Het lokale bestuur staat het dichtst bij de inwoners. Daarom verwachten inwoners en ondernemers ook dat hun contacten met gemeente of OCMW vlot en efficiënt verlopen, dat ze zonder wachttijd vlot geholpen worden aan de balie en steeds vaker ook bepaalde diensten of documenten van thuis uit kunnen aanvragen. Daarom roep ik iedereen op mee te denken en zeker hoopvol te blijven lachen. Gelukkig mag dat op onze identiteitskaart nog altijd.
KAROLIEN VANDERSTAPPEN
Wie over vijftig of honderd jaar onze reispassen terugvindt, zal serieus schrikken. Hoewel we bekend staan als vriendelijke bourgondiërs die graag reizen, moeten we voor de pasfoto leren ‘neutraal’ te kijken, niet te lachen, onze tanden niet te tonen. Dat is conform de ICAO-normen (International Civil Aviation Organization). Zo kunnen de douaniers op de luchthaven ons makkelijker herkennen. Een proefproject in een paar gemeenten wees uit dat het werkt. Daarom wordt de regel nu overal ingevoerd. Wie te breed lacht op de foto, wordt niet aanvaard door het computerprogramma. En dan staat daar op de dienst burgerzaken een glimlachende inwoner tegenover die rode streep als bewijs dat het de Dienst Reis- en Identiteitsdocumenten bij de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken menens is. Leg dat dan maar eens met een glimlach of een kwinkslag uit. Mensen zijn het niet gewend neutraal te poseren en zien er op de foto dan soms boos uit. Om niet een op de drie inwoners terug naar af en om een nieuwe pasfoto te sturen, moesten we de professionele fotografen uit de streek uitnodigen voor een informatiesessie. Kafka leeft. Wie zijn dochter rijles wil geven maar niet meer in dezelfde gemeente woont, moet sinds februari niet alleen een voorlopig rijbewijs aanvragen op haar gemeentehuis, maar ook nog eens langsgaan op het eigen gemeentehuis voor een stempel die aangeeft dat hij aan de voorwaarden voldoet. Dit zou tegenwoordig toch elektronisch moeten kunnen? Nadien moeten onze medewerkers die gemeente op de hoogte brengen dat de sperperiode van een jaar ingaat. Hoe vaak hebben de 308 diensten burgerzaken de voorbije maanden de inwoners die een half dagje vrij hadden genomen voor hun nieuwe identiteitskaart,
Slechts
Auteurs: Bart Vercauteren (bisdom Brugge) Katrien Colpaert (VVSG)
€ 79**! Wettelijk vastgelegde verplichtingen bepalen de organisatie van alle erkende erediensten. Alle leden van de eredienstbesturen moeten zich deze wet- en regelgeving eigen maken. Maar ook diegenen die behoren tot de toezichthoudende overheden moeten op de hoogte zijn van de regels. Het losbladig handboek ‘Vademecum kerkbesturen’ bundelt alle relevante bepalingen in één handig naslagwerk. Het is dan ook een onontbeerlijk instrument voor elkeen betrokken bij de werking van een eredienstbestuur.
Zeer praktijkgericht Steeds up-to-date
•
Hoe gebeurt de erkenning van nieuwe kerken geloofsgemeenschappen?
•
Welke rol speelt de gemeente in de werking van de kerkbesturen?
•
Welke onkostenvergoeding ontvangen vrijwilligers van een eredienstbestuur?
•
Hoe is het administratief toezicht op de besluiten inzake overheidsopdrachten geregeld?
•
Hoe gebeurt het financieel beheer?
OVER
Inclusief handige modelformulieren Met toelichting bij het Minimum Algemeen Rekeningstelsel (MAR)
B ES TELK A A RT
?
DE AUTEURS
Het vademecum komt tot stand onder het toeziend oog van specialisten uit de lokale besturen en de bisdommen. Hoofdauteur is Bart Vercauteren, deskundige kerkfabrieken bij het bisdom Brugge. Co-auteur is Katrien Colpaert, stafmedewerker bij de VVSG.
JA, ik bestel ... exemplaren van ‘VADEMECUM KERKBESTUREN’ aan € 79**/exemplaar.
Politeia Ravensteingalerij 28 1000 Brussel Fax: 02 289 26 19 Tel.: 02 289 26 10 of bestel via website: www.politeia.be e-mail: info@politeia.be
Naam: Functie:
VVSG-lid:
ja
nee
Datum en handtekening:
Organisatie/Bestuur: E-mail: Tel.: Adres: BTW:
* Alle prijzen incl. BTW, excl. verzendingskosten. ** Het betreft hier een losbladige publicatie met abonnementsformule. De bijwerkingen worden u automatisch opgestuurd tegen de prijs van 0,55 euro/blz. en 29 euro per update van de website tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement. Alle prijzen zijn geldig tot 30.09.2014. Consulteer onze website voor actuele prijzen. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.
Uw professionele e-mails met Becloud Hosted Exchange Becloud Hosted Exchange is een professionele e-mail- en agendaoplossing met hosting in België. U hebt overal toegang tot uw e-mails, agenda en contactpersonen in real time: via uw pc, smartphone of tablet. Zo hebt u de voordelen van een eigen mailserver, maar zonder de dure investeringen in hardware, software en onderhoud. De oplossing omvat antivirus- en antispambescherming, en back-ups op de Belgacom-servers.
Eerste 2 maanden gratis bij bestelling voor 30 juni 2014
Becloud Hosted Exchange Start
Becloud Hosted Exchange Comfort
Becloud Hosted Exchange Maxi
Becloud Hosted Exchange Intense
€ 5 /mailbox /maand
€ 7/mailbox /maand
€ 10 /mailbox /maand
€ 15 /mailbox /maand
= 1 GB e-mail
= 25 GB e-mails en kalender
= 25 GB e-mails, kalender en archief
= 25 GB e-mails, kalender en archief + Outlook-licentie
Meer weten? Contacteer uw Belgacom Account Manager of surf naar www.belgacom.be/cloud Raadpleeg de kaart met netwerkbereik op www.proximus.be/4G. Uw smartphone moet compatibel zijn met het 4G-netwerk van Microsoft, Exchange en Sharepoint zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft. Alle prijzen zijn excl. btw. Proximus. © Belgacom 2014. AlleAlle rechten voorbehouden. NVvan vanpubliek publiek recht, Koning Albert II-laan 27, B-1030 Brussel. © Belgacom 2014. rechten voorbehouden. Belgacom Belgacom NV recht, Koning Albert II-laan 27, B-1030 Brussel.
Wist u het al? Binnenkort zet Proximus zich ook voor uw Telecom- en ICT-oplossingen met dezelfde toewijding in als voor uw mobiele oplossingen.