2015lokaal04

Page 1

Nr 4 | Lokaal is het maandblad van de lokale besturen en verschijnt 11 x per jaar | VVSG vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746

Lokaal

Het jaar van de drone

Ouderenzorg vernieuwt

Op pad met de Gentse horecacoach

Het Vlaamse platteland als woondorpennetwerk


Uw passie op het bord Als OCMW- of stadsmedewerker zet u zich vol overgave in voor het welzijn van de inwoners van uw stad. Het is met diezelfde inzet dat onze mensen lekkere en gezonde maaltijden bereiden. In onze personeelsrestaurants voor stadsmedewerkers en in onze ziekenhuis- en scholenrestaurants proeft u van de passie die de koks en andere medewerkers van Compass Group koesteren voor verrukkelijke maaltijden en voor tevreden consumenten. Elke dag opnieuw. Smakelijk!

Compass Group Belgilux | Haachtsesteenweg 1179, 1130 Brussel 02 243 22 11 | info@compass-group.be | www.compass-group.be


stefan dewickere

opinie

mark suykens algemeen vvsg-directeur

Decentralisatie: een zaak van vertrouwen

D

Het Vlaamse impulsbeleid heeft ongetwijfeld zijn nut en verdienste gehad, maar intussen is dat voor alle gemeenten verworven regulier beleid.

e voorbije weken hebben de media ruim aandacht besteed aan het feit dat Vlaanderen gemeenten niet meer verplicht een eigen bibliotheek te hebben. Vooral koepelorganisaties en professionelen uit de sector formuleerden hun vrees dat dit het einde van de gemeentelijke bibliotheeksector zou zijn. Dit dossier moet wel in een breder perspectief worden geplaatst. De nieuwe Vlaamse regering heeft twee belangrijke decentralisatieoperaties ingezet. Aan de ene kant zullen zeven sectorale subsidiestromen – cultuur, jeugd, sport, integratie, kinderarmoede, flankerend onderwijs, NoordZuidbeleid – vanaf 2016 in het Gemeentefonds opgenomen worden. Daarbij vallen de aparte plannings- en rapporteringsverplichtingen weg en worden de bedragen vrij besteedbaar voor de besturen. Het gaat (na besparingen) om 130 miljoen euro. Dit is een logische stap in de jarenlange vraag naar meer autonomie en het volwassen worden van beleidsdomeinen als cultuur, sport, jeugd. Het Vlaamse impulsbeleid van de voorbije decennia heeft ongetwijfeld zijn nut en verdienste gehad, maar ondertussen is dat voor alle gemeenten verworven regulier beleid. Ter illustratie: voor de sector kunst en cultuur investeerden de Vlaamse gemeenten bijna 500 miljoen euro (rekeningen 2013). Het is dus volkomen onterecht de indruk te wekken dat gemeenten hun bibliotheek zullen sluiten doordat er geen geoormerkte Vlaamse middelen meer voor zouden bestaan. Vandaag is de eigen inspanning van de gemeenten immers al zes keer groter dan de Vlaamse cultuursubsidies. Eenzelfde analyse kan gemaakt worden voor de sport- en jeugdsubsidies. Het verleden heeft ook

aangetoond dat de vrees van de sectoren zwaar overtrokken is. Toen eind de jaren tachtig de sectorale investeringssubsidies (zoals de zeer subjectief toegekende 60%-subsidies) naar het Investeringsfonds gingen, protesteerden de cultuurkoepels dat gemeenten nu alles in wegen en rioleringen zouden steken en niets meer in cultuur en sport. Dat is helemaal niet uitgekomen, integendeel: op het vlak van (niet zichtbare) rioleringen lijkt de achterstand nu vele malen groter dan voor culturele of vrijetijdsinfrastructuur. Aan de andere kant opteert de Vlaamse regering voor regularisatie van de 29.000 gesco’s in de lokale besturen. 330 miljoen euro aan premies en korting sociale zekerheid worden verdeeld aan de gemeenten via een niet geoormerkte subsidie (per 1 april 2015!). Hier zijn het de vakbondsorganisaties die vrezen voor een aanslag op het personeelsbeleid en vooral voor massale afdankingen. Op het terrein is daar niets van te merken. De vele gesco-medewerkers hebben een nieuwe arbeidsovereenkomst gekregen. Vrees is een slechte raadgever. Sommige koepelorganisaties en vakbonden hebben blijkbaar alleen vertrouwen in de centrale Vlaamse overheid en vertonen een basiswantrouwen tegenover de lokale besturen. Uit vele surveys en enquêtes blijkt dat burgers juist meer vertrouwen hebben in lokale dan in centrale overheden. Koepels en vakbonden moeten zich heroriënteren en de dialoog ter plaatse aangaan in plaats van al hun energie te stoppen in het centrale Vlaamse overleg dat stilaan zijn relevantie aan het verliezen is. Het echte werk gebeurt ter plaatse: vooral daar is er veel lokale denkkracht op maat van de eigen situatie.

Lokaal april 2015

3


inhoud • april 2015 • nummer 4

special

24 Interview met Hilde Clincke en Patricia Sabbe Ouderenzorg vernieuwt

De directeuren ouderenzorg en thuisdiensten van het OCMW Leuven werken voortdurend aan het verbeteren van de zorg die mensen nodig hebben. ‘We proberen mensen zo lang mogelijk veilig thuis te laten wonen. Pas als dat niet lukt, brengen we hen naadloos over naar het woonzorgcentrum,’ zegt Hilde Clincke, directeur thuisdiensten. Maar directeur ouderenzorg Patricia Sabbe ziet een cascade: ‘Door de lange wachtlijsten zie je bijna geen mensen meer met lichtere profielen in het woonzorgcentrum. Dan zijn er geen bewoners meer die een boodschap voor de anderen kunnen doen. Het wordt zwaar voor het zorgpersoneel.’

28 Kiezen voor openbare zorg door verzelfstandiging

24

14

30 Medicatie uitbesteden 32 Praktijk in Merelbeke Traject voor een nieuwe vrijwilligerswerking 34 Rusten in het groen 36 Jong en oud: samen praten en doen 40 Praktijk in Lochristi Het leven stopt niet in het WZC, het zindert na 42 Praktijk in Mol Start-to-tablet

44 OCMW: sterk werk Veilig in dagopvang

Lokaal is het maandblad van de lokale besturen Contact lokaal@vvsg.be, T 02‑211 55 46 Hoofdredacteur Marlies van Bouwel marlies.vanbouwel@vvsg.be Werkten mee aan dit nummer Redactie Marleen Capelle, Katrien Gordts, Pieter Plas, Jan Van Alsenoy, Bart Van Moerkerke Beeld Layla Aerts, Stefan Dewickere, Bart Lasuy, Nix, Karolien Vanderstappen, Vorm Ties Bekaert Druk Schaubroeck Met de steun van Belfius en Ethias, partners van de VVSG Advertenties Peter De Vester peter@cprojects.be, T 03-326 18 92

4 april 2015Lokaal

Vacatures en abonnementen Nicole Van Wichelen nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 Prijs abonnement VVSG-leden: 70 euro VVSG-leden vanaf 10 ex. 57 euro Niet-leden: 130 euro Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • www.vvsg.be VVSG-bestuur Luc Martens, algemene voorzitter, voorzitter algemene vergadering en voorzitter directiecomité Stijn Quaghebeur, voorzitter raad van bestuur Rudy Coddens, voorzitter directiecomité afdeling OCMW’s Marnic De Meulemeester, voorzitter afdeling veiligheidsdiensten

Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG

Marc Bellinckx, hoofdinspecteur van de politiezone MidLim (Genk, As, Opglabbeek, Zutendaal en HouthalenHelchteren) gebruikt al een drone. Hij ziet veel toepassingsmogelijkheden, van het zoeken naar vermiste personen tot het overzicht bewaren bij overstromingen of bosbranden.

STEFAN DEWICKERE

Zorg voor Ouderen


3 opinie Decentralisatie: een zaak van vertrouwen 70 column Mee- of dooddoeners bestuurskracht

6 Kort print & web, perspiraat, Nix 10 Interview René Paas Nederlandse gemeenten moeten zich anders organiseren Sinds 1 januari zijn de gemeenten in Nederland

door een decentralisatie van bevoegdheden verantwoordelijk voor een veel uitgebreider zorgpakket dan voordien. Doorgaan op de klassieke manier is geen optie, daar is geen geld voor.

14 Het wordt te druk in de lucht 22 Een neus voor Europa: kiezen voor koolstofarme economie 28 De raad van Veurne Meerderheid krijgt kritiek en applaus

60

STEFAN DEWICKERE

STEFAN DEWICKERE DANIEL GEERAERTS

STEFAN DEWICKERE

52

52 Het Vlaamse platteland als woondorpennetwerk In beleidsvisies overheerst de oude visie van het autonome dorp. Het platteland is dan een lappendeken van losstaande, begrensde landelijke gemeenten. Maar dit is niet meer de realiteit. Er is een perspectiefwissel nodig. Het dagelijkse leven van dorpsbewoners laat zich niet meer aan banden leggen door de grenzen van de eigen gemeente.

54 Open Monumentendag 2015 in zes categorieën 56 Oostende krijgt groen-blauw netwerk

beweging

59 Slimme samenwerking tussen besturen 60 Netwerk Beleidsgroep werkgeversdelegatie personeel Wetgeving maken voor goeie besturen 62 AGB: meer dan een fiscale constructie?

mens & ruimte

46 Kort nieuws, print & web, oproepen 48 Op pad met de Gentse horecacoach Al sinds 2001 heeft Gent een horecacoach. Sinds-

dien is de functie geëvolueerd van overlastpreventie tot ondersteuning van de lokale economie.

64 Kort laureaat, perspiraat, tweets en tweeps 68 agenda

BART LASUY

10

44

Lokaal april 2015

5


bestuurskracht nieuws

De stadsmonitor 2014: een schat aan informatie Al voor de vijfde keer werd de Vlaamse stedeling vorig jaar de kleren van het lijf gevraagd. De antwoorden van die bijna 20.000 mensen bieden een schat aan informatie, gebundeld in de stadsmonitor die op 19 maart in Mechelen aan de steden werd voorgesteld. De voorbije tien jaar zijn de Vlaamse steden veel hipper geworden voor jongvolwassenen: dit is maar een van de vele conclusies uit de stadsmonitor. ‘Er bestaat een contrast tussen de bruisende, creatieve stad en de zware problemen in een aantal steden. Mechelen ziet er nu zoveel mooier uit dan pakweg tien jaar geleden, maar achter de mooie gevels huist nog veel armoede. Steden zijn toch nog altijd vooral aantrekkelijk om naartoe te gaan. Dat is de dualiteit ook van de stad: je ziet de dynamiek niet vertaald op sociaal vlak. Lees de armoedecijfers, de werkloosheid of de tewerkstellingsgraad er maar op na,’ zegt onderzoeker Luc Bral. ‘Toch werkt de dynamiek, de vernieuwing. Na twintig jaar stedenbeleid zie je het verschil, de overheden hebben duidelijk invloed op de evolutie in de stad.’ Zijn collega Hilde Schelfaut is het daarmee eens: ‘Door in te zetten op het publieke domein breng je een multiplicatoreffect teweeg: zowel een opwaardering van de stad als een positievere beleving door jonge gezinnen en jongvolwassenen. Je ziet ook dat elke stad een sterker profiel krijgt. Naast het algemene Vlaamse overkoepelende beleid is er genoeg ruimte voor elke stad om eigen klemtonen te leggen.’ Ze stelt vast dat de centrumsteden vooral goed scoren op de omgevingsfactoren. Volgens haar collega Karen Stuyck is dit te danken aan het stedenbeleid: ‘De woonsteden zijn veel aantrekkelijker geworden voor gezinnen met kinderen. Er hangt een positieve sfeer, er is genoeg te doen op het vlak van cultuur en vrije tijd, en dat geldt vooral voor hen. De centrumsteden werken daar ook hard aan.’

Mobiliteit Karen Stuyck: ‘Alleen op het vlak van verkeersveiligheidsperceptie doen de centrumsteden het minder goed. Ook laten ouders hun kinderen jonger dan twaalf niet zelfstandig rondlopen of rondrijden in de eigen buurt. Alleen Brugge en Leuven steken positief af tegen deze globale trend.’

Over het algemeen genomen verplaatsen de Vlamingen zich niet alleen meer dan in het verleden, ze doen dat vooral duurzamer dan ooit. Nog nooit werd er zoveel gestapt en getrapt, dat geldt voor de helft van de verplaatsingen. Maar voor het woon-werkverkeer neemt nog altijd zestig procent de auto. Mensen zijn bovendien het minst tevreden over het snelle verkeer in hun eigen buurt, dat ze nochtans zelf voor een deel veroorzaken.

Inspraak Doordat de enquêtes voor de stadsmonitor al sinds 2004 gebeuren, zijn er ondertussen echte reeksen cijfers beschikbaar zodat je kunt vergelijken. Toch is er een maar: in 2004 had bijna iedereen nog een vaste telefoon, en nu niet meer. Daarom gebeurt de enquête sinds 2008 schriftelijk: online of op papier. En in deze reeksen zien de onderzoekers dat mensen almaar liever actief betrokken willen zijn in hun buurt, en in hun stad. Toch nuanceert Luc Bral dit gegeven: ‘In elke stad zie je naast die hoge betrokkenheid dat zes tot zeven procent van de stadsbewoners de groep zeer kritische burgers vormen die voor dynamiek kunnen zorgen. Ze hebben een sterke mobilisatiekracht. Een stadsbestuur moet met die kritische mensen leren omgaan, het is die groep mensen die ook betrokken wil worden bij de beslissingen. Ze krijgen voldoende informatie, behalve als het eropaan komt. Dan is het bij onze bestuurders nog pover gesteld qua openhartigheid. Dat zie je in alle steden. Je leest ook in de cijfers dat elke stad een eigen politieke cultuur heeft. En zodra een stadsbestuur minder goed functioneert, lees je dat af in de generieke cijfers. Zo is tachtig procent van de Bruggelingen fier op de stad, terwijl dat in Turnhout nog maar veertig procent van de bevolking is.’ marlies van bouwel

www.stadsmonitor.be

Tot 17 april De overheid als partner van een betere samenleving Elk jaar reikt het Europese Platform voor overheidsuitmuntendheid een prijs uit, de Europese Prijs Publieke Sector. Het thema van dit jaar is de overheid als partner voor een betere samenleving. Gemeenten mogen meedingen met hun mooiste voorbeelden van sociale cohesie, vernieuwend publiek management of leiderschapsstijlen, publieke financiën of intelligente acties om economische groei te bevorderen. De prijs? Eeuwige Europese roem en deelname aan internationale symposia. Wie naast de prijzen valt, maakt nog altijd kans op een BPC ofte Certificaat van Beste Praktijk dat aan een aantal topprojecten wordt toegekend. www.epsa2015.eu

6 april 2015 Lokaal


print & web

Integratiemonitor meet diversiteit in de stad Op 19 maart presenteerde minister Liesbeth Homans de vierde editie van de Lokale Inburgerings- en Integratiemonitor (LIIM). Deze monitor werd ontwikkeld ter ondersteuning van het integratiebeleid van de steden en gemeenten. In drie Vlaamse gemeenten ligt het aandeel personen van buitenlandse herkomst boven de helft: Baarle-Hertog (67%), Maasmechelen (55%) en Genk (55%). In Antwerpen is 45% van de inwoners van buitenlandse herkomst, dan volgen Gent (29%), Mechelen (29%), Leuven (28%), Turnhout (25%) en Sint-Niklaas (22%). Het aandeel personen met een herkomst van buiten de EU ligt het hoogst in Antwerpen, Machelen, Vilvoorde, Genk en Heusden-Zolder. Dit aandeel ligt veruit het hoogst bij de jongste leeftijdsgroepen. Voor heel Vlaanderen zijn 34% van de kinderen tot vijf jaar van buitenlandse herkomst. In zes Vlaamse gemeenten zijn meer dan twee op de drie kinderen van nul tot vijf jaar van buitenlandse herkomst. Baarle-Hertog scoort het hoogst (80%). Daarna volgen Maasmechelen (74%), Genk (73%), Vilvoorde en Antwerpen (telkens 72%) en Machelen (70%).

Sociaal-economische positie Volgens de Lokale Inburgerings- en Integratiemonitor nemen in nagenoeg alle gemeenten personen van buitenlandse herkomst – en dan vooral van buiten de EU – een duidelijk minder goede arbeidsmarktpositie in. Gemiddeld lag in 2013 de werkzaamheidsgraad van deze groep 25 procent lager dan de werkzaamheidsgraad van personen van Belgische herkomst (47% tegenover 72%). Het omgekeerde geldt voor de werkloosheidsgraad: die ligt bij de personen met een niet-EUherkomst bijna vier keer hoger (15% tegenover 4%). Bij welzijn springt ook het percentage leefloners naar herkomst en de geboorten in kansarme gezinnen naar herkomst van de moeder in het oog. sabine van cauwenberge

Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Vlaamse Gemeenschap Deze uitgave is een actualise‑ ring van het standaardwerk van M. Van Damme en J. Van Beneden uit 1986. Sindsdien werd de organieke regelgeving omtrent de OCMW’s met de vierde staatshervorming van 5 mei 1993 gecommunautariseerd, werden met meerdere Vlaamse decreten belangrijke onderdelen van de OCMW-wet aan nieuwe visies aangepast, en kwam er een volledig nieuw Vlaams OCMWdecreet (19 december 2008). Dit eerste deel van de geactuali‑ seerde monografie focust op het institutionele luik: de werking en de bevoegdheden van de organen en instellingen van het OCMW staan centraal. Ook de nieuwe samenwerking tussen gemeente en OCMW komt kort aan bod. L. M. Veny, I. Carlens, Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Vlaamse Gemeenschap. Deel 1: Instellingen, Wolters Kluwer, Mechelen, 134 euro

Besluiten politiezones digitaal doorzenden gaat nog niet Vorig jaar besliste de Vlaamse regering formeel lokale overheden het Digitaal Loket Mijn Binnenland te laten gebruiken om de beleidsrapporten in het kader van het bestuurlijk toezicht te bezorgen. Ook politiezones stellen beleidsrapporten zoals een begroting, een jaarrekening of een lijst van hun besluiten op. Een louter papieren versie daarvan moeten ze niet alleen aan het federaal toezicht bij de gouverneur bezorgen, maar soms ook aan het Vlaams toezicht bij de gouverneur. Sinds 2013 beperkte een rondzendbrief van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur het Vlaams specifiek toezicht op de

politiezones tot het bezorgen van een lijst van hun besluiten. Nu de gemeenten, districten, OCMW’s en publiekrechtelijke OCMW-verenigingen sinds kort gebruik kunnen maken van het Digitaal Loket, hopen ook politiezones dat gauw te kunnen doen. Politiezones werden door de Vlaamse regering al vermeld in het besluit dat uitvoering moet geven aan het digitaal toezicht, maar in de praktijk blijkt de toegang voor politiezones tot het Digitaal Loket nog niet mogelijk te zijn, noch voor het gebruikersbeheer van de Vlaamse overheid, noch voor het Digitaal Loket zelf. In tussentijd moeten politiezones

hun stukken nog altijd aangetekend of tegen ontvangstbewijs bezorgen aan het Vlaams toezicht. Voor het federaal specifiek toezicht en goedkeuringstoezicht zijn er nog geen initiatieven voor digitalisering in de maak. tom de schepper

Besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2015 houdende de vaststelling van de wijze van communicatie in het kader van het bestuurlijk toezicht op de lokale overheid, de provincieoverheid en de intergemeentelijke overheid, BS van 3 maart 2015, Inforumnum‑ mer 289908.

GAS in de praktijk In deze beknopte publicatie geeft Tessa Allewaert, sanctionerend ambtenaar en praktijklector over gemeentelijke administratieve sancties, een helder overzicht van de wetgeving en uitvoerings‑ besluiten die in 2014 gepubli‑ ceerd werden. De publicatie wil op een bevattelijke manier aan de burger en geïnteresseerde mandatarissen uitleggen hoe gemeentelijke administratieve sancties in praktijk toegepast worden. Verwacht dus geen gedetailleerde bespreking of uitgebreide schema’s, maar wel een korte en leesbare tekst. T. Allewaert, Gemeentelijke administratieve sancties in de praktijk, Uitgeverij Die Keure, Brugge, 29 euro

Lokaal april 2015

7


“Het is onbespreekbaar om bij de nakende begrotingscontrole te raken aan het Gemeentefonds, waarmee de Vlaamse overheid de gemeentekassen spijst. Het zijn de lokale besturen die het best weten hoe om te gaan met stedelijke problemen.” Minister Liesbet Homans bij de voorstelling van de Stadsmonitor – De Tijd, 18/3 “Hoe meer onze stad leeft, hoe beter. En horeca is daar heel belangrijk voor. Het is een van de prioriteiten in het versterken van onze lokale economie.” Kristof Calvo (Groen), gemeenteraadslid Mechelen – Het Nieuwsblad 14/3 “We gaan bekijken hoeveel geld de gemeenten in hun cultuurbeleid investeren, en vooral ook hoe ze dat geld besteden. Als binnen twee jaar blijkt dat er serieuze problemen zijn, dan staan zowel ik als de Vlaamse regering ervoor garant dat we zullen ingrijpen.” Sven Gatz, minister van cultuur – De Morgen 17/03 “We kennen allemaal de financiële situatie van de lokale besturen, dus de volle 13,5 miljoen ophoesten om een nieuw zorgcentrum te bouwen, zit er hier alvast niet in. Maar de prijzen laten stijgen, daar zie ik ook weinig heil in: als OCMW-rusthuis is het vrij waarschijnlijk dat de bewoners bij het OCMW aankloppen omdat ze dat bedrag niet kunnen betalen. Dan is de cirkel rond.” Dave van Oosterwyck, voorzitter van het OCMW in Sint-Katelijne-Waver, dat het woonzorgcentrum SintElisabeth beheert – De Standaard 10/03

8 april 2015 Lokaal

Gepensioneerde contractanten die gewerkt hebben bij besturen die aangesloten zijn bij de tweede pensioenpijler in het plan VVSG-DIBISS krijgen een bijkomende uitkering in de vorm van een levenslange rente. De specifieke voorwaarden en parameters voor de omzetting van het opgebouwde kapitaal naar een lijfrente, staan in de bijlage van het groepsverzekeringsreglement. De huidige parameters vervallen eind dit jaar, het einde van de eerste periode van zes jaar. Zo verandert de leeftijdscorrectie van minimaal drie jaar naar minimaal vijf jaar. Omdat de langetermijnrente vandaag veel lager ligt dan zes jaar geleden (van meer dan 4% naar minder dan 0,75%), worden de rentes die de komende zes jaar beginnen berekend aan een gewaarborgd rendement van 1,75%. Concreet betekent dat iemand die op 1 mei dit jaar 65 wordt en op pensioen gaat bij een opgespaard pensioenkapitaal van 25.000 euro een bedrag van 115,66 euro krijgt, terwijl wie op 1 januari 2016 65 wordt en op pensioen gaat, maandelijks 78,27 euro krijgt. Toch is de daling van de rente niet van toepassing op de pensioenopbouw. marijke delange

peter.vinck@belins.be, T 02-286 20 79 en kris.rutten@ethias.be, T 011-28 20 64

Prijzen bouwheer voor Antwerpen en Aalst Op 27 februari zijn in het Atelier Bouwmeester te Brussel de laureaten bekendgemaakt van de Prijs Wivina Demeester voor Excellent Bouwheerschap 2014, de opvolger van de Prijs Bouwheer. De prijs gaat naar twee Antwerpse en een Aalsters project. De drie laureaten krijgen elk projectbegeleiding voor toekomstige trajecten door een externe projectregisseur of expert, ter waarde van 5000 euro.

Stad, Zorgbedrijf en Lerende Stad Antwerpen krijgen de titel van laureaat voor het Intergenerationeel Project Linkeroever IGLO. De wijk Europark heeft een grondige facelift ondergaan om sociale samenhang tussen de verschillende daar aanwezige generaties en culturen bevorderen. De drager van IGLO is de publieke ruimte.

Aalst is de tweede laureaat, samen met de vzw Parochiale Werken en de Kerkfabriek Sint-Martinus Moorsel, voor het project Gemeenschapscentrum. De historische pastorie en de aangrenzende tuin werden opengesteld voor het publiek met ruimtes voor verenigingen, een polyvalente zaal, nieuwe accommodatie voor KLJ en een park.

GF

“De kloof tussen arm en rijk wordt steeds groter. Het maakt mij woest dat Vlaams minister Homans ook de OCMW’s van de centrumsteden wil inkapselen in de gemeentebesturen. Samenwerking tussen stad en OCMW moet en gebeurt al. Maar het afschaffen van het OCMW in een stad als Brugge zou een ramp betekenen voor het sociaal beleid.” Jonathan Chevalier (SP.A), OCMWraadslid Brugge - Krant van WestVlaanderen 13/3

Nieuwe parameters groepsverzekering

GF

“De strijd tegen de radicalisering moeten we vooral op het lokale niveau voeren. De staat is verantwoordelijk voor de veiligheidsdiensten, maar het zijn de lokale besturen die rechtstreeks te maken krijgen met de extremisten. Elke dag voel ik de adem van die kerels in mijn nek.” Ahmed Aboutaleb, moslimburgemeester van Rotterdam – Knack 11/3

nieuws

GF

bestuurskracht perspiraat

Antwerpen is ook laureaat met de jeugdcultuurzone Het Bos, een met beperkt budget verbouwd stadsmagazijn op het Eilandje. Het is interessante architectuur met een bepaalde graad van afwerking, afhankelijk van de functies binnen het gebouw. marlies van bouwel


print & web

In de ene gemeente heeft een fulltime medewerker 15 m2 bruto vloeroppervlakte ter beschikking, in een andere 45 m2.

Sinds het najaar van 2014 worden op een tiental testlocaties de kosten en uitbatingsgegevens van gemeentehuizen of andere vastgoedobjecten in kaart gebracht. Dat levert opmerkelijke resultaten op. Zo heeft een voltijdse medewerker gemiddeld bijna 35 m² bruto vloeroppervlakte aan kantoorruimte ter beschikking, maar de cijfers lopen uiteen van 15 tot 45 m² per medewerker, een erg ruime spreiding dus. Schoonmaak kost per jaar gemiddeld 27,5 euro per m² of omgerekend 770 euro per werkplek. Ook hier is de spreiding groot: van minder dan 20 tot meer dan 55 euro per m². Meer dan genoeg stof voor discussie en verbeteracties. De VVSG steunt dit project omdat het belangrijk is dat gemeenten inzicht hebben in hun kosten en ook iets met dat inzicht doen. Bovendien maakt de webtoepassing het mogelijk deze kostenkengetallen op gestandaardiseerde wijze gebaseerd op internationale normen anoniem te vergelijken

STEFAN DEWICKERE

Onderzoek naar facilitaire kosten lokale besturen Heel binnenkort wordt het voor gemeenten mogelijk via een webtoepassing op een gestructureerde manier kostenkengetallen van een aantal van hun gebouwen in te geven. Die worden dan verwerkt en weer ter beschikking gesteld aan de deelnemende besturen. Zo kunnen die hun gebouwkosten analyseren en ze, indien gewenst, anoniem vergelijken met andere organisaties, met de bedoeling ze te optimaliseren.

met andere gemeenten en eventueel verbeteringsacties op te starten. De resultaten van het testonderzoek worden op 16 april in Temse voorgesteld. Dat is meteen het startsein voor een algemene uitrol van het project. Vanaf dan kunnen alle 308 gemeenten deelnemen, hun gegevens ingeven en vervolgens vergelijken. De voorstelling van het project op 16 april is gratis toegankelijk, maar inschrijven is verplicht. Het project ‘Benchmarking van facilitaire kengetallen van gemeenten’ is een initiatief van Odisee Hogeschool in samenwerking met de VVSG, de beroepsvereniging van facility managers IFMA Belgium, Uitgeverij Vanden Broele, Procos, Fier. fm. en KU Leuven. jan leroy

www.FaKL-benchmark.be info@FaKL-benchmark.be

Crisiscommunicatie Elke overheid en organisatie moet bij een crisis snel en correct communiceren met burgers, personeelsleden en media. De voorbereiding is dan ook zeer belangrijk. In deze publicatie in Communicatiereeks van Kortom en Politeia gaan de auteurs in op alle aspecten van crisiscom‑ municatie, en de inzet van de verschillende kanalen, de nazorg en evaluatie. B. Brugghemans, J. Huypens, P. Mertens, Crisiscommunicatie, Uitgeverij Politeia, Brussel, 29 euro

De website Deze publicatie staat stil bij de keuzes die van belang zijn bij de uitbouw van een online identiteit als onderdeel van het totale imago van een organisatie of overheid. R. Callewaert, De website: online communicatie en dienstverlening, Uitgeverij Politeia, Brussel, 29 euro

nix

Lokaal april 2015

9


Een filmpje van dit interview kunt u op www.vvsg.be bekijken.

René Paas: ‘In het huidige kader denken de gemeenten hardop na: het is misschien wel handig om die beschutte werkplaats met die dagbesteding te combineren in plaats van twee compleet gescheiden systemen te organiseren. Dat is interessant.’

10 april 2015 Lokaal


bestuurskracht interview René Paas

Nederlandse gemeenten moeten zich anders organiseren Op 1 januari schoof het Nederlandse Rijk de welzijnstaken door naar het gemeentelijke niveau. Het is een bezuinigingsoperatie, maar toch ziet René Paas, voorzitter van de vereniging van directeurs van sociale diensten Divosa, ook lichtpuntjes en kansen in deze decentralisatie. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere

De 400 Nederlandse gemeenten hadden al een grote opdracht in het sociale domein: onderwijs, zorg én bijstand als laatste vangnet van de verzorgingsstaat. In elke gemeente zijn er altijd een of meerdere wethouders (te vergelijken met een schepen) politiek verantwoordelijk voor. Sinds 1 januari 2015 hebben de Nederlandse gemeenten er een resem andere taken bij gekregen door drie decentralisaties die de Nederlandse regering doorvoerde. Naast de jeugdzorg en de zorg voor ouderen en gehandicapten, worden gemeenten verantwoordelijk voor werk en inkomen voor alle mensen die door een arbeidsbeperking niet aan het werk komen. ‘In het regeerakkoord stond het heel mooi verwoord,’ zegt René Paas, voorzitter van Divosa, een vereniging opgericht in 1934 als Vereeniging van Directeuren van Overheidslichamen voor Sociale Arbeid. ‘De gemeente staat als eerste overheid het dichtst bij de burger en kan bij uitstek maatwerk afleveren. Maar achter in het regeerakkoord staat de financiële paragraaf. Het kabinet wil het begrotingssaldo structureel 18 miljard euro verbeteren. Een paar miljard komen uit belastingverhoging. De rest vraagt om bezuinigingen. Het grootste deel van die bezuinigingen komt op de kap van de gemeenten terecht.’

goedkeuren, is het kabinet over een ander onderwerp gevallen. Het volgende kabinet wilde een paar dingen anders. En toen we daaraan gewend waren, sloot het kabinet in 2013 een ‘sociaal akkoord’ met werkgevers en werknemers. Daardoor moest toen weer alles anders. De behandeling van de wet leidde nog tot een politiek akkoord met nieuwe wijzigingen. En telkens heeft de behoefte om de kwetsbare steeds beter te beschermen geleid tot een verdere versnippering.’

Is deze decentralisatie er zonder slag of stoot gekomen? ‘Neen, gemakkelijk is het niet gegaan. De voorganger van de Participatiewet heeft lang op zich laten wachten en in 2012, de dag voor het parlement de wet zou

Hoe is de verhouding tussen Divosa en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten? ‘Divosa is altijd onafhankelijk van de VNG geweest, maar er werd en wordt zeer intensief samengewerkt. Je mag in geen geval de gemeentelijke lobby uit elkaar la-

Wat is dan het verschil met vroeger? ‘Het nieuwe pakket te leveren zorg is in elk geval veel uitgebreider dan wat de gemeenten de laatste jaren gewend waren. Maar de taak van gemeenten is wel vaker veranderd. Divosa is tachtig jaar oud, de vereniging werd opgericht tijdens de crisis in de jaren dertig, toen het particuliere initiatief van de dorpsnotabelen tekort schoot. Er was meer gemeenschapsgeld nodig voor de opvang van mensen die niet in hun eigen onderhoud konden voorzien. Het laatste station van caritas was de gemeentelijke begroting en tijdens die crisis werd dat zo’n groot aandeel dat de gemeente het ook zelf is gaan organiseren. De directeuren daarvan moesten een klus klaren die nog nooit in een gemeente was geklaard. Ze zochten daarom steun bij elkaar en richtten Divosa op.’

Lokaal april 2015

11


bestuurskracht interview René Paas

‘Ik ben ervan overtuigd dat als de gemeenten uitgedaagd worden om werk te maken van preventie, ze dat doen, want het loont.’ ten spelen. Divosa is een personenvereniging: mensen die lid zijn van Divosa helpen elkaar.’ Wat is er begin dit jaar veranderd voor de Nederlander die zorg nodig heeft? ‘Gemeenten gaan een groot deel van de jeugdzorg en de zorg voor ouderen en gehandicapten uitvoeren. Daarnaast krijgen de gemeenten met de Participatiewet de taak om mensen, die door een arbeidsbeperking geen baan kunnen vinden, bij reguliere werkgevers aan werk te helpen. Tot slot vereist de Participatiewet dat overheidsinstanties die mensen naar werk begeleiden beter gaan samenwerken.’ ‘Gemeenten realiseren zich dat ze die veelheid aan taken onmogelijk helemaal zelf kunnen verzorgen. Daarom maken ze afspraken met zorgaanbieders over de dagbesteding, en met de sociale werkvoorziening over beschutte werkplekken. Tegelijkertijd is het gemeenten pijnlijk duidelijk dat de budgetten kleiner zijn geworden. De middelen om mensen aan werk te helpen bijvoorbeeld, zijn nu nog maar een derde van wat ze een paar jaar geleden waren. Doorgaan op de klassieke manier is dus geen optie. Je moet het anders doen. In het huidige kader denken de gemeenten daarom hardop na: het is misschien wel handig om die beschutte werkplaats met die dagbesteding te combineren in plaats van twee compleet gescheiden systemen te organiseren. Dat is interessant. Nu al hebben gemeenten goed door dat ze taken voor minder geld ook goed kunnen uitvoeren.’ Maar dreigen er dan niet heel veel mensen uit de boot te vallen? ‘De stelling van het Rijk is en was dat gemeenten al die dingen in samenhang, slimmer en handiger kunnen organiseren. Een krachtig voorbeeld is de jeugdzorg met zijn heel gespecialiseerde voorzieningen voor stoute kinderen, voor zieke kinderen, voor kinderen met een verstandelijke beperking. Hypergespecialiseerde voorzieningen die nog vaak naast en langs elkaar werkten. Dikwijls is dat oké, maar wat als je kind verschillende van die kwalen heeft?’ 12 april 2015 Lokaal

‘Vanaf nu hoef je dus niet meer van het kastje naar de muur, je moet bij de gemeente zijn. Maar nog belangrijker: ik ben ervan overtuigd dat als de gemeenten uitgedaagd worden om werk te maken van preventie, ze dat nu zullen doen. Preventie loont omdat het gemeenten minder kost dan de jeugdzorg. Bij financiële druk wordt het zeer waardevol je af te vragen hoe je het best je gelden besteedt. En dus ook hoe je voorkomt dat mensen uit de boot vallen.’ Wat merken sociale diensten van de drie decentralisaties? ‘Op de korte termijn is de Participatiewet voor de sociale diensten het meest relevant. Het gros van de mensen die onder de Participatiewet vallen, hebben gemeen dat ze niet in staat zijn hun salaris terug te verdienen voor een baas. Er zijn nu 250.000 jonge mensen met een arbeidshandicap, 100.000 mensen die naar een sociale werkvoorziening gaan en ongeveer 200.000 mensen met een bijstandsuitkering (leefloon) die vanwege een beperking slechte kansen hebben op werk. En tot slot nog ruim 200.000 die snel weer op eigen kracht verder kunnen als de economie aantrekt. Enorme aantallen mensen dus die graag actief willen bijdragen aan de samenleving.’ ‘Door de crisis was het de voorbije periode erg druk aan de poorten van de sociale dienst en dat is het nog steeds. Ontslagen werknemers krijgen, aan het einde van hun werkloosheidsuitkering, enkel nog een spartaanse bijstandsuitkering. Tenminste als ze geen huis, vermogen of partner met inkomen hebben. De schoolverlaters proberen we zo lang mogelijk op school te houden. De kleine ondernemers hadden door de crisis geen klanten meer en waren door hun spaarcenten heen. Zo gauw de economie aantrekt krijgen die twee laatste groepen opnieuw kansen. Want al hoor je van jongeren telkens weer dat het een verloren generatie is, zodra de economie aantrekt, zijn zij de eersten die weer werk hebben en het snelst uit de bijstand stappen. Ook de kleine ondernemers zullen dan weer snel klanten hebben. Bij die groep zie je al een voorteken van een heropleving, flexkrachten kunnen al aan de


‘Werken is de beste vorm van sociale zekerheid. En dat is precies de ambitie waar Divosa al tachtig jaar lang voor staat.’ slag. De ouderen – en dan spreek ik over de 45-plussers – lopen een serieus risico nooit meer aan het werk te geraken omdat werkgevers voorkeur geven aan anderen. Daarnaast zijn er de arbeidsgehandicapten die slechts een deel van een volledig loon kunnen verwerven. Hen proberen we te helpen door met loonkostensubsidie hun inkomen aan te vullen tot het wettelijke minimumloon.’ En wat merken werkgevers en burgers van de veranderingen? ‘De Participatiewet doorbreekt de cirkel van verschillende ambtenaren voor verschillende doelgroepen die onder verschillende sets van regels vielen. Daar werden werkgevers helemaal gek van. Die verkokering verdwijnt en overal in Nederland werken de overheidsinstanties die mensen naar werk begeleiden steeds beter samen op zogenaamde werkgeversservicepunten. Als burgers, met of zonder bijstandsuitkering, behoefte hebben aan één of meer verschillende vormen van ondersteuning, is het gemakkelijker dat zij die vlak bij huis op één plek kunnen aanvragen. Want hoe meer zorg iemand nodig heeft, hoe logischer het is om alles goed op elkaar af te stemmen. Daarom richten steeds meer gemeenten brede sociale wijkteams op. De experimenten zijn volop bezig. Elke gemeente probeert het op een andere manier te organiseren. Over een aantal maanden kunnen we met een rotvaart leren van wat er elders goed is gegaan of fout is gelopen. We zullen elkaars goede ideeën jatten.’ Ik las dat Zaanstad al langer experimenteerde met wijkteams. ‘Zaanstad is een extreme voorloper, daar zijn de sociale wijkteams ongeveer uitgevonden. Ook Leeuwarden, Eindhoven en Utrecht moeten we in de gaten houden. Uit hun praktijk kun je leren, ze lopen ver voorop en dat is interessant.’ Want het is en blijft een ingewikkelde klus? ‘De decentralisatiegedachte is simpel en mooi, maar de wetgeving wordt helaas nooit zo mooi als voorzien. We

wilden één regeling in plaats van de drie oude. Maar we hebben nu feitelijk wel acht regelingen. Terwijl de wet gemaakt werd, kwamen er steeds opnieuw speciale regelingen voor speciale groepen kwetsbare mensen. Het geheel is niet eenvoudiger geworden dan de complexe toestand waar we van af wilden.’ ‘In het sociaal akkoord tussen de werkgevers, de vakbonden en het Rijk, werd afgesproken dat werkgevers tot 2026 100.000 extra banen maken voor mensen met een arbeidsbeperking, als de overheid er zelf 25.000 bij maakt. Het is nu een ingewikkeld spel. In 35 regio’s zitten werkgevers en vakbonden nu aan grote tafels met de gemeenten en UWV (het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, te vergelijken met de VDAB, red.) om die 125.000 mensen een plek te geven. Dat gaat in plakjes per jaar, enkele honderden per jaar per regio.’ ‘Het is niet gemakkelijk. Maar het geeft wel hoop dat er nu een wil bestaat om over de schutting te kijken om dit echt voor elkaar te krijgen. Zoiets zal natuurlijk gemakkelijker gaan als de economie bijtrekt. Toch zie je de werkgevers constructiever worden, ze vragen elkaar wat ze met mensen met een arbeidsbeperking in hun bedrijf doen.’ Is werken dan het belangrijkste in het leven? ‘Werken is echt ongelooflijk belangrijk. Onderzoek toont het aan: het maakt het verschil tussen geluk en ongeluk, tussen trots zijn en je afhankelijk voelen, tussen veel naar de dokter moeten en je gezond voelen. Werken is de beste vorm van sociale zekerheid. Het grote verschil met pakweg dertig jaar geleden is dat we nu beter kijken naar wat mensen wél kunnen. Dát is ons vertrekpunt. En Divosa zal zich nu breder oriënteren, ook naar de andere zorgtaken die de gemeente erbij heeft gekregen. Want wanneer het ons lukt om mensen op alle drie de terreinen beter van dienst te zijn, kunnen we hen sneller weer actief laten meedoen in de samenleving. En dat is precies de ambitie waar Divosa al tachtig jaar voor staat.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

Lokaal april 2015

13


bestuurskracht veiligheid

Het wordt druk in de lucht Tientallen gekleurde ballonnen die tijdens een schoolfeest samen opgelaten worden, een massa heteluchtballonnen die op een zonnige zomeravond vanop de markt opstijgen. Afgelopen winter zorgden wensballonnen en vuurpijlen voor sfeer en licht aan de hemel. Het ziet er zo mooi uit, tenminste als alles veilig verloopt. Net die veiligheid van het luchtruim staat de laatste jaren almaar meer onder druk, vooral door gemotoriseerde tuigen die op lage hoogte vliegen zoals modelvliegtuigjes of paramotoren. Daarnaast zou 2015 wel eens het jaar kunnen worden van de openstelling van ons luchtruim voor het commerciĂŤle gebruik van drones. tekst tom de schepper beeld bart lasuy en gf

E

Een regelgevend kader op het commerciĂŤle gebruik van drones lag al op de tafel van de vorige federale regering, maar omdat er zo veel belangen mee gepaard gaan, is het er nog altijd niet.

14 april 2015 Lokaal

en gemeente of een particulier beschikt niet over het luchtruim, maar mag er wel vrij gebruik van maken. In de praktijk zijn er wel vaak beperkingen zoals het verbod om boven bepaalde gebieden te vliegen of zijn er vergunningen en vliegreglementen nodig. Maar veel meer dan dit vinden we niet terug in de Wet van 27 juni 1937 die de luchtvaart regelt. Voor specifieke vragen over verzekeringen, vlieghoogte en opleidingen zijn er ofwel internationale regels ofwel uitvoeringsbesluiten en rondzendbrieven van toepassing. Dat maakt het voor een gemeente moeilijk na te gaan wat er in de lucht nu wel en niet toegelaten is. De wet van 1937 bevat wel opvallend veel strafbepalingen, waarvan een deel er pas na 2001 in werd opgenomen. Personeel van de lokale en federale politie, de luchtvaartautoriteiten en hun inspectiediensten mogen vaststellingen verrichten en maatregelen nemen bij inbreuken op al die bepalingen. Normaal behandelt het parket al die vaststellingen, maar dat kan door een wetswijziging uit 2008 ook beslissen het dossier door te geven aan de luchtvaartautoriteiten voor administratieve vervolging. Aan de gemeenten kan er niet gevraagd worden administratieve vervolging in te stellen op basis van de luchtvaartwet. Toch hebben sommige gemeenten reglementen gemaakt die verband houden met luchtvaart. Zo geldt in Zaventem een politieverordening op de openbare veiligheid die ook van toepassing is op de luchthaven Brussel-Nationaal. Volgens sanctionerend ambtenaar Nils Meert reikt die niet verder dan de vertrekhal en aankomsthal van de lucht-


haven: ‘Meestal betreft het ook de klassieke vaststellingen van wildplassen, zwerfvuil en enkele vernielingen of uitzonderlijk eens een betoging waarbij bevelen van de politiediensten niet werden nageleefd.’ De grenscontroles en de openbare veiligheid in de transitzones, op het start- en landingsterrein en de platforms, in de bagageruimten en in de vliegtuigen blijven dus altijd de bevoegdheid van de luchtvaartpolitie en luchtvaartinspectie die op de nationale luchthaven werkzaam zijn. ‘Wel evalueren we onze politieverordening in overleg met de federale luchtvaartpolitie, onder meer om na te gaan of we aanvullende fenomenen moeten opnemen, zoals het achteloos achterlaten van bagage of de parkeerproblematiek op de luchthaven,’ zegt Meert. Overlast op de luchthaven zit dus wel in de politieverordening, maar de gemeente heeft geen zeg over wat er mag opstijgen en landen. Dat geldt overigens voor veel gemeenten in Vlaams-Brabant, voor het volledige Brussels Hoofdstedelijk Gewest en zelfs voor alle gemeenten die in de buurt van gelijk welk (zweef)vliegveld gelegen zijn. Internationale normen bepalen dat er een gecontroleerd luchtruim moet zijn waarin vliegtuigen veilig kunnen opstijgen en landen (CTR-02-zone). Belgocontrol en/of de luchtvaartautoriteiten (DGLV) kunnen uitzonderingen verlenen, maar in principe geven zij nooit toelating om enig vliegend voorwerp in die zones op te laten. Nils Meert: ‘Pas als Belgocontrol en het DGLV toelating zouden geven, mogen ook van de gemeente Zaventem wensballonnen opgelaten of vuurwerk afgeschoten worden.’ Feestvuurwerk De verkoop van vuurwerk en wensballonnen blijft een bevoegdheid van de federale regelgever. De federale overheidsdienst Economie moet daarbij rekening houden met een moeilijk evenwicht tussen de vrijheid van handel en de bescherming van de consumenten. Bovendien bepaalt Europa de meeste spelregels en die worden almaar strenger. De VVSG neemt al sinds het najaar van 2014 deel aan een werkgroep die EURichtlijn 2013/29 moet integreren in de Belgische vuurwerkreglementering van 3 maart 2010. Door strengere verplich-

tingen inzake conformiteit en keuring krijgen de producent, de importeur en de distributeur een grotere verantwoordelijkheid. De vuurwerksector vergelijkt graag met het buitenland. In ons land mag een particulier vandaag een kilo vuurwerk in bezit hebben en vier kilo vuurwerk opslaan. Bovendien is het gebruik van de meeste soorten feestvuurwerk door particulieren in theorie enkel mogelijk in de eigen tuin. De vuurwerksector wil die hoeveelheden verhogen tot tien kilo en particulieren ook bepaalde soorten vuurwerk op straat laten afsteken. Niet alle gemeenten, politie- en brandweerdiensten vinden dat een goed idee. Ook het nazorg- en onderzoekscentrum voor brandwonden en littekens Oscare is tegen. Zij hebben elk jaar de handen vol

ordening opgenomen, waaronder een meldingsplicht of vergunning. Maar het blijft vaak dweilen met de kraan open. Bij het gebruik van vuurwerk is toelating van het DGLV enkel vereist bij het afvuren boven een CTR-02-zone of als het vuurwerk meer dan 200 meter de lucht in gaat. Speelgoedballonnen en wensballonnen De luchtvaartwetgeving reguleert niet elk gebruik van vliegende objecten in detail. Veelal moeten we zoeken in specifieke uitvoeringsbesluiten of nog specifieker in niet algemeen gepubliceerde rondzendbrieven van de luchtvaartautoriteiten. Een uitvoeringsbesluit van 19 december 2014 stelt bijvoorbeeld dat telegeleide toestellen, projectiestralen,

Overlast in de gebouwen van de luchthaven zit wel in de Zaventemse politieverordening, maar de gemeente heeft geen zeg over wat er mag opstijgen en landen. met sensibilisering, het verlenen van vergunningen en het voeren van controles. Bovendien kun je in ons land elke dag vuurwerk kopen, terwijl dat in de buurlanden maar een aantal dagen per jaar is. In Nederland wordt de laatste jaren ook meer en meer gevraagd om de aankoop van vuurwerk door particulieren te vermijden en gewoon samen naar het nieuwjaarsvuurwerk van de gemeente te gaan. De FOD Economie wil de belangen uit de economische sector en de veiligheidssector met elkaar verzoenen en dit jaar nog een aantal wijzigingen aan de regelgeving uit 2010 doorvoeren. De VVSG bekijkt dat met enige argwaan. Voor wensballonnen geldt min of meer hetzelfde. De VVSG vraagt al lange tijd om een nationaal verbod op de verkoop en het gebruik van deze lampions, maar vindt daarvoor nog altijd geen gehoor bij de FOD Economie en de FOD Binnenlandse Zaken. Die willen eerst de risicocijfers zien, maar die cijfers bestaan niet. Ondertussen hebben al veel Vlaamse gemeenten een beperking op het gebruik van vuurwerk en wensballonnen in hun politiever-

bemande en onbemande vrije ballonnen pas in de lucht mogen na een toelating van het DGLV. Dat is natuurlijk vrijwel onbegonnen werk voor de bevoegde ambtenaren van het DGLV. Daarom hebben ze zelf de rondzendbrief GDF12 van 1 augustus 2013 opgesteld. Zo mogen kleine vrije ballonnen die gevuld zijn met helium meestal met vijfduizend stuks tegelijk worden opgelaten zonder toelating van de luchtvaartautoriteiten. Enkel in de directe omgeving van (zweef)vliegvelden wordt dat aantal beperkt tot duizend stuks. Bovendien mogen die ballonnen niet aan elkaar vastgebonden worden en, met uitzondering van een touwtje en kaartje, niet voorzien zijn van enig voorwerp van bijvoorbeeld plastic of metaal. Wensballonnen mogen niet opgelaten worden in de CTR-02-zone. Buiten die zone mogen ze met twintig stuks tegelijk worden opgelaten zonder toelating van de luchtvaartautoriteiten. Maar ook zij mogen geen metalen onderdelen bevatten en er mag geen voorwerp aan bevestigd zijn. De gebruiker mag de wensballon ook niet oplaten bij een windsnelheid van meer dan 2 Beaufort, Lokaal april 2015

15


bestuurskracht veiligheid

Aan welke voorwaarden moeten drones binnenkort voldoen? Drones of onbemande en op afstand bestuurde luchtvaarttuigen zijn geen toestellen die louter voor sportief of recreatief gebruik bestemd zijn en ook geen modellucht‑ vaarttuigen. Drones met een maximaal toegelaten opstijgmassa van niet meer dan 150 kilogram zullen onderhevig zijn aan een voorafgaande toelating van de luchtvaartautoriteiten. Speelgoed valt buiten de regels. Een standaardgoedkeuring voor het gebruik moet aangevraagd worden bij het DGLV, na een gedetailleerd veiligheidsonderzoek van het toestel en de mogelijkheden ervan. Het gebruik in open lucht kan enkel buiten gecontroleerd luchtruim op een hoogte van maximaal 65 meter, binnen het zicht van de piloot, bij daglicht en onder een matige windsterkte. De dronesector vindt die hoogte te beperkt. Het gebruik in open lucht kan enkel buiten de verstedelijkte gebieden en buiten risi‑ cogebieden of de CTR-02-zone rond (zweef)vliegvelden. De piloten moeten een opleidingsprogramma gevolgd hebben. Dergelijke opleidingen worden vandaag reeds verstrekt door erkende opleidingsinstellingen. Gemeenten moeten, net als voor modelluchtvaart, akkoord geven voor het opstijgen en landen en voor de aanleg van een modelluchtvaartterrein. Lichte drones (huis-tuin-keukendrones) zullen niet onderhevig zijn aan de meeste bepalingen van de komende regelgeving. Gemeenten kunnen hiervoor aanvullende bepalingen, bijvoorbeeld via de politieverordening, uitwerken. Maar de handhaving blijft moeilijk. Het VVSG-Directiecomité heeft op 18 maart 2015 een werkprogramma RPAS (drones) vastgelegd. Een toekomstige regelgeving voor RPAS moet integraal zijn en rekening houden met de luchtvaartwetgeving, de bescherming van de persoonlijke levens‑ sfeer, de verhouding tussen publieke en private veiligheid, de camerawetgeving en economische belangen. Bovendien moet de werklast door de nieuwe regelgeving voor lokale besturen beperkt blijven. De VVSG zal op basis van een ronde tafel met lokale besturen en de belangrijkste betrokkenen een lijst met veelgestelde vragen opstellen (FAQ), die op de VVSG-studiedag van 22 september verspreid zal worden. De verschillende rondzendbrieven van het DGLV zijn thematisch terug te vinden op www.mobilit.belgium.be. Klik op luchtvaart, luchtruim en activiteiten.

bij langdurige droogte of beperkte zichtbaarheid. Het DGLV wijst de gebruiker ook op zijn verantwoordelijkheid. Voor het projecteren van laserstralen is altijd een toelating van de luchtvaartautoriteiten nodig, tenzij het zoeklichten betreft met een matig vermogen die buiten een CTR-02-zone gebruikt worden. Laserstralen mogen bovendien op geen enkel ogenblik de bestuurders van luchtvaartuigen verblinden. Modelvliegtuigen Sommige gemeenten maakten vroeger al reglementen voor het gebruik van het luchtruim door gemotoriseerde vliegende objecten, zoals modelvliegtuigen. Het doel daarvan was nobel: het vrije gebruik van het luchtruim voor sportieve of recreatieve doeleinden toelaten 16 april 2015 Lokaal

maar de geluidsoverlast voor de buurt en het gevaar op onveilig stunt- en vliegwerk vermijden. Inhoudelijk zaten die reglementen vaak ook goed in elkaar. Er waren goede afspraken over het gebruik van het terrein, bijvoorbeeld het

keringen. De reglementen werden ook goed nageleefd en zo nodig trad de gemeente op door een vergunning in te trekken. Maar de luchtvaartautoriteiten hebben een aantal van die reglementen ongeldig verklaard omdat ze in strijd waren met de hogere luchtvaartwetgeving. De gemeente heeft dus maar een beperkte bevoegdheid in verband met de uitbating van luchtvaartterreinen. De luchtvaartwetgeving bepaalt alleen dat de burgemeester zijn akkoord moet geven voor het opstijgen of landen van modelluchtvaarttuigen of voor de aanleg van een modelluchtvaartterrein op het grondgebied. Ook in de VLAREMwetgeving werd een specifieke rubriek voor vliegvelden en voor terreinen voor blijvende modelluchtvaart opgenomen. 2015 wordt het jaar van de drones Vastgoedkantoren willen drones inzetten voor fotograferen koopwoningen, Amazon wil drones pakjes laten leveren, politiezone ontdekt drugplantage in graanveld met drone, onbekende drone boven kerncentrale, drones zetten Parijs op stelten. Onbemande en op afstand bestuurde toestellen worden steeds meer gebruikt, al bestaat er nog geen regelgevend kader of rondzendbrief over het gebruik ervan. Het commerciële gebruik van die toestellen is dus in theorie verboden, maar in praktijk alomtegenwoordig. En dat roept vragen op bij gemeenten en politiediensten, zegt ook Nils Meert: ‘Er zijn bijna 2000 ondernemingen op ons grondgebied. Het is niet uitgesloten dat sommige daarvan drones gaan gebruiken. Maar valt dat te verenigen met

Onbemande en op afstand bestuurde toestellen worden steeds meer gebruikt, al bestaat er nog geen regelgevend kader of rondzendbrief over het gebruik ervan. verbod op opstijgen op niet-geregistreerde terreinen, over de opvolging van de vluchten onder meer aan de hand van een vluchtregister, over gedragscodes of opleidingen voor piloten en over verze-

de beveiliging van de nationale luchthaven? Samen met een aantal omliggende politiezones, de provincie en de federale luchtvaartpolitie stemmen we onze reglementen daarop af.’


Vakbeurs voor de uitrusting van politie-, bewakings- en veiligheidsdiensten, urgentiediensten en rampenbestrijding

21 - 2 2 - 2 3 | 0 4 | 2 0 1 5 9:30 -17:00

9:30 -17:00

9:30 -16:00

In samenwerking met de lokale en federale politie

www.infopol.be | www.xpo112.be Een initiatief van de vzw INFOPOL SPONSORS

PARTNERS

GRATIS BEZOEK: registratie via de website met code

601


bestuurskracht veiligheid

Mechelen 22 september

Studiedag Drones Op deze studiedag voor gemeenten, politie- en brandweerzones ligt de klemtoon op de vragen en ervaringen van lokale besturen. We laten zoveel mogelijk betrokke‑ nen aan het woord tijdens een plenair deel, workshops en een informatiemarkt. Op deze studiedag wordt een FAQ-lijst ter beschikking gesteld van de deelnemers. Op 21 april zal de VVSG ook een bijdrage leveren op Drone Convention in C-Mine in Genk. www.vvsg.be/agenda

Een regelgevend kader op het commerciële gebruik lag al op de tafel van de vorige federale regering. Het bevatte vooral specifieke bepalingen over de technische vereisten van de toestellen, de opleiding van de piloten, de vliegverkeersregels en de registratie van die toestellen en werd opgesteld in nauw overleg tussen de luchtvaartautoriteiten, Belgocontrol en de snel groeiende belangen- en beroepsfederatie van de sector, Belgian Unmanned Aircraft System Association (BEUAS). Dat het uitvoeringsbesluit bij de luchtvaartwetgeving er nog altijd niet is, heeft te maken met een resem factoren. Zijn de opleidingsvereisten nog federale materie? Moet het KB toch geen strenge bepalingen over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en cameragebruik bevatten? Volgens voorzitter Koen Meuleman van BEUAS moet de huidige ontwerptekst op zeer korte termijn klaar zijn. Tegelijk ziet hij ook dingen die niet kloppen: ‘Drones zouden enkel binnen gezichtsbereik, in ongecontroleerd luchtruim en niet hoger dan zestig meter mogen vliegen. Nochtans heb je minimaal honderd meter nodig voor landmeetkundige en kaarttoepassingen. Dat gecontroleerd luchtruim leidt ertoe dat bijna twee derde van ons land verboden zone wordt voor drones.’ Ze zijn te klein om zichtbaar te zijn op een radarscherm, en 18 april 2015 Lokaal

daarom vindt onder meer Belgocontrol dat in die zones de luchtveiligheid niet langer gegarandeerd kan zijn. BEUAS hoopt daar in overleg met andere betrokkenen een oplossing voor te vinden. Het gebruik van deze toestellen begint ondertussen ingeburgerd te geraken in de bedrijfswereld en kennisindustrie, die er soms met toestemming van DGLV

van drones, bijvoorbeeld bij bosbranden of grote volkstoelopen. Staatsdiensten mogen deze onbemande en op afstand bestuurde luchtvaarttuigen al op wettige wijze gebruiken. Politiezone MIDLIM kocht er in 2012 al een aan. Hoofdinspecteur Marc Bellinkx: ‘We gebruiken het vooral voor crowd control bij evenementen, manifestaties of rampen, voor het zoeken naar vermiste personen, voor de beveiliging van de eigen mensen en voor opnames waarbij luchtbeelden nuttig kunnen zijn, zoals de opmaak van veiligheidsplannen. Ondertussen wordt er ook al nagedacht over bijkomende mogelijkheden inzake fotogrammetrie bij verkeersongevallen en de opmaak van digitale ongevallenschetsen.’ Maar zo’n toestel kost algauw 50.000 euro, vooral de batterij is duur. Bovendien is het belangrijk de continue technologische ontwikkelingen op dit vlak op de voet te volgen. Bellinkx: ‘Ons toestel werd in 2012 aangekocht door de toenmalige politiezone GAOZ, maar omdat de technologie zich snel ontwikkelt, overwegen we zulke toestellen toch eerder te huren.’ Ook over de handhaving van drones en de bevoegdheid die lokale besturen daarin zullen spelen, zijn er nog veel vragen. Alain Remy, diensthoofd bij de federale

Veel Vlaamse gemeenten hebben al een beperking op het gebruik van wensballonnen in hun politieverordening opgenomen, waaronder een meldingsplicht of vergunning. testvluchten mee uitvoeren. In samenwerking met gemeenten en VOKA of UNIZO zijn er bovendien al heuse kenniscentra ontstaan, die verder ontwikkeld worden met Europese subsidies. De economische druk op de regelgever wordt dus groot, maar aan de andere kant maken de toestellen steeds uitdrukkelijker het onderwerp uit van het veiligheidsdebat. Wat moet je denken van een drone boven de kerncentrale van Doel? Nuttige drones Toch zien ook gemeenten, politie- en brandweerdiensten steeds meer het nut in

luchtvaartpolitie in West-Vlaanderen, heeft vragen bij de controle van piloten: ‘Volgens het ontwerp mag de afstandspiloot zijn functie niet uitoefenen als hij onder invloed is van alcohol, drugs of welk geneesmiddel ook. Hoe we dit zullen nagaan, is nergens terug te vinden.’ Om alle vragen en opmerkingen op te sommen heeft de VVSG een werkgroep drones opgericht. Daarin zitten onder meer vertegenwoordigers van gemeenten, politiediensten, BEUAS, VOKA en andere betrokkenen. Tom De Schepper is VVSG-stafmedewerker veiligheid



bestuurskracht Europese subsidies

Voor veel lokale besturen zijn Europese subsidies nog onbekend terrein. De opmaak van een Europese projectaanvraag wordt meestal geassocieerd met veel administratie en geregel. Het vraagt uiteraard inspanningen en kennis, maar geslaagde projecten tonen aan dat het kan. Met Lokaal zoomen we telkens in op de grote lijnen van een Europees programma. We illustreren met voorbeelden hoe gemeenten die subsidies hebben verworven. Ter inspiratie en navolging om de stap naar Europese projectaanvragen te zetten. Deze keer komt het EFRO aan bod. tekst betty de wachter beeld gf

Een neus voor Europa:

kiezen voor koolstofarme economie

Anders omgaan met energie in sport

V

oor de nieuwe sporthal MEOS in Maldegem gingen de ontwerpers uit van duurzaamheid. Die speelde mee in de oriëntatie, het materiaalgebruik en de aangewende technieken, zodat een energiezuinig en duurzaam gebouw tot stand kwam. In de sporthal wordt maximaal gebruik gemaakt van

20 april 2015 Lokaal

hernieuwbare energie en tegelijk wordt de energiebehoefte zoveel mogelijk gereduceerd. Deze zienswijze stoelt op de zogenaamde ‘Trias energetica’: de vraag naar energie beperken, duurzame energiebronnen gebruiken, energie efficiënt gebruiken. Maldegem diende een aanvraag in bij het vorige EFRO-program-

ma en verkreeg een subsidie van 293.000 euro, wat goed was voor 40% van de totale kostprijs. www.maldegem.be/sport Betty De Wachter is diensthoofd Internationaal


advertentie

Voor wie? Lokale besturen kunnen projecten indienen, in samenwerking met andere organisaties zoals bedrijven of kennisinstellingen.

Alle stads- en gemeenteprojecten volgen ? Alle openbare bouwprojecten volgen ? RUEXT BR RA IE K r HASSELT Afgiftekantoo

nr

X

45

Demunterl 07/11/2014 ter Etienne Burgemees

aan 3 bus

6 • 1090 Jette

• Tel. 02 894

29 00 • Fax

02 894 29

10 • € 8,45

• P911878 Oostende

Wat? Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is een van de beter bekende programma’s van de Europese Structuurfondsen. Het richt zich op volgende prioriteiten: • onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie ver‑ sterken; • het concurrentievermogen van de KMO’s versterken; • de omschakeling naar koolstofarme economie ondersteunen; • duurzame grootstedelijke ontwikkeling bevorderen. Het programmagebied omvat heel Vlaanderen. Voor de vier‑ de prioriteit komen enkel Antwerpen en Gent in aanmerking. Omdat de Europese Structuurfondsen nu meer gericht zijn op samenwerking en integratie, gelden er nieuwe voorwaarden, waaronder de zogenaamde GTI’s, wat staat voor Geïntegreer‑ de Territoriale Investeringen. In een bepaald gebied kunnen middelen uit verschillende fondsen (EFRO en ESF) worden gebundeld. In Vlaanderen is er gekozen voor drie GTI’s: • GTI Limburg: inspelend op de specifieke reconversieproble‑ matiek in de provincie als gevolg van de sluiting van Ford Genk, met als basis het ‘Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat - SALK’; • GTI West-Vlaanderen: gebaseerd op het strategisch plan ‘West Deal’ voor een toekomstgerichte transformatie van de provincie; • GTI Kempen: inspelend op de socio-economische en territo‑ riale uitdagingen van dit gebied, met als basis het ‘Dyna‑ misch Actieplan Kempen - Dynak’. Projecten in de GTI’s moeten inspelen op de prioriteiten van het Operationeel Programma (OP) van EFRO en tegelijk aan‑ sluiten bij de regionale strategie.

Alle aanbestedingen in de bouw volgen ?

AZ Damiaan Strabag -

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) 2014 - 2020

Maat werk EN TBLOKK BALLAS GEN BORST WERIN LOSKADES LAAD- & LIFTKO KERS KOLOm mEN

re:in) atu Vac(zie binnen

triee in indus

l zicht beton BALKEN WAND EN PLINTE N TEN E ELEmEN TRIBuN PANEL EN GEïSOL EERDE

Komen I B-7780 traat 9 55 40 12 nv I Textiels I F. +32 56 Cobatim batim.b e 55 40 11 I www.co T. +32 56 tim.be ie@coba calculat en - Antwerp edewerk(st)er - en servicem LEITZ: verkoop

U leest het allemaal in de elektronische versie van Bouwkroniek:

Nu GRATIS voor lokale besturen

Hoe GRATIS ontvangen ? Ga naar http://mijn.bouwkroniek.be/ebouwkroniek/ Kruis aan “3. ik ben een medewerker van een overheidsdienst of een niet-commerciële organisatie” en vul bij de actiecode de naam van uw gemeente of intercommunale in. U ontvangt dan elke vrijdag een e-mail met een link naar e-bouwkroniek. Veel leesgenot.

GOV.BELUX@ CHG-MERIDIAN.COM

+32 (0) 2 705 46 00

Budget 173,5 miljoen euro. Het programma voorziet in tot 50% Euro‑ pese cofinanciering. Het EFRO richt zich in de eerste plaats op werkgelegenheid en economie, maar vaak hebben projecten te maken met andere beleidsdomeinen. In Vlaanderen hebben verschillende ministers Vlaamse cofinanciering geregeld voor EFRO-projecten die aansluiten bij hun beleidsdomein. Contact Agentschap Ondernemen – Afdeling Europa Economie Ellipsgebouw, Koning Albert II-laan 35 bus 12, 1030 Brussel www.agentschapondernemen.be/themas/europees-fondsvoor-regionale-ontwikkeling-efro economie.europa@vlaanderen.be T 02-553 38 63 – F 02-502 47 02 Per provincie zijn er EFRO-contactpunten en Antwerpen en Gent hebben een stedelijk contactpunt. www.agentschapondernemen.be/artikel/provinciale-efrocontactpunten

ICT Betaal volgens inkomsten Budget optimalisatie Asset Management www.chg-meridian.be/public Efficient Technology Management

Lokaal april 2015

21


de raad van Veurne

Meerderheid krijgt kritiek en applaus ‘Ik wil in Lokaal niet lezen dat Veurne de belastingen verhoogt,’ zo richt schepen Jan Verfaillie zich rechtstreeks tot ondergetekende wanneer hij agendapunt 13 aansnijdt. De repliek van oppositieraadslid Wouter Vanlouwe laat niet op zich wachten: ‘En toch is het zo.’ Waarover gaat het en hoe loopt het af? U leest het hier.

tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere

De februarizitting van de gemeenteraad van Veurne begint met een actueel thema: de samenwerking tussen stad en OCMW. In het najaar van 2014 sloten beide besturen een beheersovereenkomst af, de voorbije maanden werden vier bijlagen goedgekeurd die de samenwerking uitdiepen. Vandaag staan de bijlagen vijf en zes op de agenda: ICT en preventie. Voor beide beleidsdomeinen worden de diensten van gemeente en OCMW samengevoegd, soft- en hardware aankopen zal samen gebeuren, er komt een globaal preventieplan enzovoort. Meerderheid en oppositie keuren het punt goed. Over de herinrichting van een gewestweg ter ontsluiting van 22 april 2015 Lokaal

het bedrijventerrein Proostdijkvaart is er veel discussie. De N-VA-fractie stemt tegen, gevolgd door de liberale eenmansfractie. Bij het achtste agendapunt krijgt de meerderheid van Veurne Plus en CD&V dan weer applaus van de twee oppositiepartijen. Het gaat over het gebruik van een verplaatsbare camera in het kader van het actieplan ‘Nettere stad’. Burgemeester Peter Roose (Veurne Plus): ‘Elke maand halen we 2,5 ton afval op bij de 250 openbare afvalkorven in de stad. Het is vooral huishoudelijk afval en dat hoort daar niet thuis. We willen nu gedurende drie maanden een mobiele camera inzetten om de mensen te identificeren die de korven gebruiken voor hun huis-

houdelijk afval. De stad zal de beelden beheren, de politie zal een gesprek met die mensen hebben om inzicht te krijgen in hun beweegredenen. Zodra we daar zicht op hebben, zullen we de nodige maatregelen nemen. Misschien moeten we denken aan ondergrondse containers waar bewoners hun huishoudelijk afval kwijt kunnen tegen een kleine betaling. In elk geval is het de bedoeling om op termijn het aantal afvalkorven te verminderen.’ Mario Haelewyck (Open VLD) toont zich verheugd over het voorstel, dat hij zelf 3,5 jaar geleden al zou hebben gelanceerd. Hij vraagt het bestuur na te denken over het inzetten van camera’s tegen andere vormen van overlast. Wouter Vanlouwe

(N-VA) hoopt dat er in de toekomst een cameraschild rond de stad komt, met onder meer nummerplaatherkenning. Over de openbare verkoop van de pastorie van Wulveringem zijn meerderheid en oppositie het grondig oneens. Schepen van Jan Verfaillie (CD&V) leidt het dossier in. Het gaat over drie loten: de pastorie en de omliggende tuin zijn eigendom van de stad, een ander deel van de tuin is van de kerkfabriek. De instelprijs voor de eerste twee loten is 263.000 euro,


voor het derde lot 69.450 euro. De N-VA-fractie vindt die instelprijzen te laag. Schepen Verfaillie repliceert: ‘Je kan op twee manieren een openbare verkoop doen. Ofwel stel je op de eerste zitdag de instelprijs zo hoog dat er niemand op afkomt, ofwel matig je de prijs om gegadigden te lokken. Wij kiezen voor de tweede optie.’ Wouter Vanlouwe kan zich niet vinden in die redenering. Bovendien vraagt hij dat er restricties aan het derde lot worden verbonden zodat een promotor er geen halfopen bebouwing

kan realiseren. De meerderheid heeft geen oren naar deze opmerkingen, waarop N-VA een schorsing van de zitting vraagt en zich voor overleg terugtrekt. Na een korte onderbreking stemt de fractie tegen. Ook bij agendapunt 13 laait de discussie hoog op. Een milieuvergunning aanvragen zal voortaan 500 euro kosten voor inrichtingen klasse 1 met MER en 375 euro zonder MER, voor klasse 2 zal dat 100 euro zijn. Schepen Jan Verfaillie: ‘Maar ik wil in Lokaal niet lezen dat Veurne de belastin-

gen verhoogt.’ ‘En toch is het zo,’ reageert Wouter Vanlouwe.’ ‘Het gaat puur over het doorrekenen van de reële kostprijs voor de verplichte publicatie van de aanvraag,’ verduidelijkt de schepen. Wouter Vanlouwe: ‘Ik vermoed dat het over het aanrekenen van dossierkosten gaat.’ Daarop mengt burgemeester Roose zich in het debat: ‘ ’t Goed Nieuws waar we vroeger in publiceerden verdwijnt, andere bladen zijn duurder en die prijs moeten we doorrekenen.’ Wouter Vanlouwe legt zich bij die uitleg neer: ‘Als het

louter over publicatiekosten gaat, heb ik er geen probleem mee.’ Even later oogst schepen Anne Dequidt (CD&V) applaus bij de oppositie met de nakende herinrichting van de dorpskern van Steenkerke. ‘We willen er na het bouwverlof aan beginnen. De werken zullen gespreid over vijf fases 220 werkdagen duren.’ En zo is alles weer peis en vree wanneer voorzitter Jef Goens om half elf de vergadering sluit. Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal

Lokaal april 2015

23


Een filmpje van dit interview kunt u op www.vvsg.be bekijken.

24 april 2015 Lokaal


special interview

Hilde Clincke en Patricia Sabbe

Ouderenzorg vernieuwt Minder middelen maar wel meer vergrijzing, het is een van de vele uitdagingen waarvoor lokale besturen zich gesteld zien. Hoe bereiden ze zich daarop voor? Lokaal trok naar het OCMW van Leuven en vroeg het aan Hilde Clincke, directeur thuisdiensten, en aan Patricia Sabbe, directeur ouderenzorg, die in innovatie geloven maar de zorg ook zien verzwaren. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere

A

ls directeur thuisdiensten is Hilde Clincke verantwoordelijk voor een heel scala aan dienstverlening: van schoonmaakdienst tot gezinszorg, van maaltijden aan huis tot klusjesdienst, in totaal 230 mensen die jaarlijks 2000 cliënten hulp bieden in Leuven. Als directeur ouderenzorg beheert Patricia Sabbe een breed gamma woonzorgcentra, assistentiewoningen, een centrum voor kortverblijf en lokale dienstencentra. Het OCMW van Leuven is zeer actief, ook in stuurgroepen en platformen en in innovatie. ‘Die innovatie komt op ons af, we zitten hier tussen de universiteiten,’ zegt Patricia Sabbe. Ze vertelt over InnovAGE: ‘Het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie heeft een project zorginnovatie, samen met de ingenieurs testen we als zorgpartners nieuwigheden uit. Zo komen er op een vrij permanente basis ingenieurs over de vloer in het woonzorgcentrum Edouard Remy. Ze testen er nieuwe technologieën uit, het is een laboratorium in de werkelijkheid. Zo valideren ze nieuwe technologieën, ook technologieën die bruikbaar zullen zijn in de thuiszorg. Vooral in de woongelegenheden van het kortverblijf testen ze nieuwigheden op een heel wisselend publiek. Tot nog toe verzonnen ingenieurs nieuwe dingen waarvan zij dachten dat het relevant was. We hopen door hen met zorgprofessionals te laten samenwerken dat de ingenieurs leren wat wel en niet relevant is voor ouderen en voor de zorg en dat de zorgprofessionals zullen suggereren wat kan helpen om de kwaliteit en de efficiëntie van de zorg te verhogen. Hopelijk zullen ze elkaar inspireren. We starten met valdetectie, valrisico-inschatting en ondervoeding. Dat is niet op onze vraag, maar daarvoor hebben de ingenieurs al iets gemaakt dat ze meteen kunnen testen bij de start van de samenwerking.’

Welke trends zien jullie nog in de zorg? Patricia Sabbe: ‘De toenemende informatisering tussen partners, zo werken we mee aan een project voor de

informatietransfer tussen het woonzorgcentrum en het ziekenhuis en terug. Samen met twee softwarehuizen zijn wij bij een project betrokken waarbij ze een elektronisch zorgdossier maken zodat er informatie kan worden uitgewisseld tussen het woonzorgcentrum en het ziekenhuis. Ook de artsen zouden vanuit hun medisch dossier informatie kunnen toevoegen. Al dat elektronische verkeer verloopt via e-health.’ Hilde Clincke: ‘Vitalink staat ook op de sporen voor de eerstelijnsgezondheidszorg, maar nog maar in een heel pril stadium.De ultieme droom is dat elke zorgverlener die bij een cliënt aan huis komt, op om het even welk moment kan zien wie er nog bij die cliënt komt en waarvoor. Hopelijk wordt het communicatie op een gebruiksvriendelijke leest, zodat ook de werkster, onze verzorgenden en medewerkers aanvullende thuiszorg eraan kunnen participeren.’ En daar kunnen jullie zelf niets aan doen? Patricia Sabbe: ‘We werken constructief mee of participeren aan projecten. Communicatie over alle netten en alle voorzieningen heen, vraagt veel tijd voor evolutie. Het is een complex gegeven. Zelf werken we ook voortdurend aan het verbeteren van de toegang tot de zorg. Zo willen we nu een intakecel oprichten waar mensen terecht kunnen voor het hele continuüm van voorzieningen die we als OCMW aanbieden. Zo komen alle zorgvragen op één punt binnen en wordt op basis daarvan een huisbezoek afgelegd: wat is de meest geschikte of de best mogelijke zorg, is het woonzorgcentrum de enige mogelijkheid, hoe zit het met de wachtlijst, wat kan er ondertussen gebeuren?’ Hilde Clincke: ‘Op dat ene telefoonnummer word je als cliënt direct geholpen of goed doorverwezen met een contact voor de service die je nodig hebt of met de thuiszorg.’ Lokaal april 2015

25


special interview

Hilde Clincke en Patricia Sabbe

Patricia Sabbe: ‘Met een lange wachtlijst komen mensen die angstig zijn of uit eenzaamheid naar het woonzorgcentrum willen, niet aan bod. Daardoor heeft de thuiszorg het zwaarder, dat is een cascade.’ Maar dan bots je toch nog op een wachtlijst? Patricia Sabbe: ‘In het woonzorgcentrum regelen maatschappelijk werkers zo snel mogelijk je opname, daarvoor gebruiken we die wachtlijst. Mensen die we niet kunnen opnemen, volgen we nog niet systematisch op. We willen ze in de toekomst liever de meest geschikte zorg kunnen voorstellen, intern of extern.’ Hilde Clincke: ‘Dat is heel positief, het is een totale benadering van de persoon. Je doet een volledig sociaal onderzoek en je bent niet meer alleen met die ene hulpvraag bezig. Voor elke cliënt wordt onderzocht waar we hem/haar echt op maat kunnen ondersteunen. Wat betreft thuiszorg wordt steeds nagestreefd om de cliënten op een veilige en comfortabele wijze zo lang mogelijk thuis te laten wonen. De integrale zorg staat centraal. Bovendien streven we voor elke hulpvrager naar inkomstenverbeteringen. Vaak weten mensen niet op welke premies of financiële ondersteuning ze een beroep kunnen doen.’ Maar mensen moeten dan wel die intakecel kennen. Patricia Sabbe: ‘Bij het bekendmaken van de intakecel zullen we rondbazuinen dat wie op een situatie stoot waar zorgbehoefte is, dat aan ons mag signaleren. Ook de gemeenschapswachten kunnen dat doen of de jeugdwerkers, en zowel via die intakecel als via de lokale dienstencentra.’

maar het is ook te wijten aan de reorganisatie in de psychiatrie. Voor zulke cliënten, mensen met meervoudige problemen, is het OCMW het laatste vangnet. Deze relatief jonge mensen wonen dikwijls in vervuilde woningen, ze kampen met eenzaamheid en financiële problemen. Het is onze opdracht onze cliënten zo lang mogelijk veilig thuis te laten wonen, en pas als dat niet lukt, zullen we hen naadloos proberen over te brengen naar het woonzorgcentrum. Dit zijn meestal moeilijke zorgsituaties. Onze verzorgenden zijn in empathie getraind, terwijl cliënten met bepaalde psychiatrische problemen eerder afgrenzende en directieve begeleiding nodig hebben. We ondersteunen de mantelzorgers maar we investeren ook veel in training van onze zorgkundigen en medewerkers in de schoonmaakdienst en huishoudhulpen. Dit vereist ook veel individuele ondersteuning van de leidinggevenden en investering in de cliëntbesprekingen. Onze maatschappelijk werkers zitten met een echt kluwen om de zorgsituatie in goede banen te leiden. Het is een ferme klus, een heuse uitdaging.’

Patricia Sabbe: ‘Sommige van die mensen hebben de fut niet, ze zijn niet gemakkelijk te detecteren. We moeten echt sensibiliseren om die signalen door te geven.’

Samenwerken is de boodschap die ik van jullie hoor. Zijn er nog andere voorbeelden dan met de ziekenhuizen? Hilde Clincke: ‘We werken mee aan het zorgvernieuwende project OOTT, oriëntatie en opvolgingstraject voor kwetsbare ouderen in de thuiszorg. De bedoeling is dat voor mensen die uit het ziekenhuis ontslagen worden en terug naar huis willen en kunnen, de thuiszorg eerst op pootjes wordt gezet, vervolgens worden ze thuis geriatrisch opgevolgd. Als het nodig is, passen we daarvoor hun woning aan. In dit project moeten de huisarts en andere hulpverleners samenwerken, je moet ze dus wel op één lijn krijgen zodat de persoon in kwestie thuis kan blijven wonen. Cliënten die reeds thuiszorg krijgen maar plots in een crisissituatie belanden kunnen ook in het OOTT terecht.’

Wat is in de thuiszorg de nieuwste trend? Hilde Clincke: ‘Een belangrijk project in de zorgvernieuwing is Piot, psychotherapeutische interventies voor ouderen thuis. We hebben de voorbije jaren een gigantische toename van mensen met psychische tot zelfs zwaar psychiatrische problemen gezien. Leuven heeft als stad een aanzuigeffect

Patricia Sabbe: ‘Dus naast het kortverblijf, nemen we mensen in dat geval op in het OOTT, mensen kunnen daar maximaal drie weken verblijven, zo voorkomen we dat iemand niet terug naar huis keert. Het is al langer mijn droom om in een residentiële setting iedereen die bij de thuiszorg is betrokken mee te laten doen. In plaats van het vaste perso-

Hilde Clincke: ‘We hebben ook een aanklampende-zorgproject, voor mensen die alle zorg proberen te mijden, en die door de senioreninspecteur of anderen worden aangemeld.’

26 april 2015 Lokaal


Hilde Clincke: ‘Het is onze opdracht mensen met psychische tot zelfs zwaar psychiatrische problemen zo lang mogelijk veilig thuis te laten wonen. Pas als dat niet lukt, zullen we hen naadloos proberen over te brengen naar het woonzorgcentrum.’ neel wordt er dan bijvoorbeeld personeel van de gezinszorg ingeschakeld. Hiermee benader je de thuiszorg zo dicht mogelijk.’ Hilde Clincke: ‘Die samenwerking overstijgt de zuilen. Op de werkvloer krijg je dan een nieuw samengestelde equipe, dat lukt erg goed.’ Patricia Sabbe: ‘Woonzorgcentra en ziekenhuizen zitten tegenwoordig ook meer samen, bijvoorbeeld betreffende een blaaskatheter, dat is een vrij technische verpleegkundige handeling die we door de toename van zwaarder zorgbehoevenden in het woonzorgcentrum veel vaker moeten uitvoeren. We werken ook samen in verband met alle items die voor ons relevant zijn, zoals griepvaccinatie, blaassondes, handhygiëne, ziekenhuisbacterie. We kunnen elkaar inspireren en als woonzorgcentrum moeten we al langer aan die regels voldoen. Nog innoverend zal ons diabetesproject in het woonzorgcentrum zijn. Elke huisarts heeft er een eigen visie op. Op een afdeling word je daarmee geconfronteerd: wie moet hoe vaak geprikt worden met wat? In overleg met de ziekenhuizen hebben we voor de ruimere regio een protocol per situatie uitgewerkt dat standaard gebruikt zal worden.’ Hilde Clincke: ‘En het meest innoverende is dat het ook naar de thuiszorg wordt vertaald.’ Patricia Sabbe: ‘In de woonzorgcentra zie je een verzwaring van de profielen, als OCMW hebben we lang nog lichtere profielen ook opgenomen, maar dat kan met de huidige wachtlijst niet meer. We kunnen de zwaar zorgbehoevenden niet aan hun lot overlaten. Maar met zo’n lange wachtlijst komen mensen die angstig zijn of uit eenzaamheid naar het woonzorgcentrum willen, niet aan bod. Daardoor heeft de thuiszorg het zwaarder, dat is een cascade.’ Hilde Clincke: ‘Ook wij kennen het probleem van de wachtlijst en we hebben een prioriteitenbeleid ingevoerd zodat de meest kwetsbaren het snelst hulp krijgen. Voor mensen die bijvoorbeeld palliatieve zorgen nodig hebben of die net uit

het ziekenhuis ontslagen worden, starten we binnen de week de hulp op. Dat is ons antwoord op de weinige middelen die we als sector nog maar hebben. We moeten echt slim zijn. Zo proberen we ook iets aan de eenzaamheid te doen. Casa Cura is een pilot in samenwerking met de huisvestingsdienst van de KUL en de dienst huisvesting van Stad Leuven waarbij we studenten zoeken die op kot willen bij onze cliënten. Dit helpt tegen de eenzaamheid, lost de onderbenutting van woningen op en bovendien betalen deze studenten minder voor hun kot en krijgt onze cliënt een hoger inkomen. Het klinkt simpel, maar de regelgevingen botsen, vooral op het vlak van brandveiligheid en de fiscale aspecten. De sterkte van dit project is dat de maatschappelijk werker de matching tussen cliënt en student doet. Door de vertrouwensrelatie met de cliënt houdt ze daarbij de vinger aan de pols bij de student en de cliënt. Dit project is mogelijk door een provinciale subsidie voor woningdelen. Nu bereiden we dit project zodat we er volgend acadamiejaar mee van start kunnen gaan.’ Hoe zien jullie de toekomst tegemoet? Hilde Clincke: ‘De vermaatschappelijking van de zorg is een mooi principe, maar is het haalbaar? In welke mate kunnen mensen in hun weinige privétijd zorgtaken opnemen? Nu al krijgen de hulpbehoevende mensen minder zorg. Veel cliënten kiezen nu reeds om financiële reden om de werkster nog maar om de twee weken in plaats van elke week te laten komen. De werkster moet dan op een kortere tijd meer werk verrichten en heeft minder dikwijls de kans om haar signaalfunctie uit te voeren.’ Patricia Sabbe: ‘Er komt ook meer verborgen armoede. Denk maar aan de mensen voor wie geen plaats meer is in de residentiële psychiatrie. De opvolging die zij nodig hebben, mag je niet onderschatten! Het OCMW richt zich tot de ergste situatie, ook in het woonzorgcentrum zit je met de zwaardere profielen terwijl je met de beteren meer interactie had, meer feedback, maar zij vallen er tussenuit. Dan heb je ook geen bewoners meer die een boodschap voor de anderen doen. Het wordt zwaar voor het zorgpersoneel.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

Lokaal april 2015

27


special zorg

voor ouderen

Kiezen voor openbare zorg door verzelfstandiging Als lokale overheid staat het OCMW in voor de dienstverlening met betrekking tot zorg. Het kan zelf die zorg op zich nemen, beslissen de markt bij te sturen of zelf een aanvullend aanbod ontwikkelen, bijvoorbeeld door de oprichting van een extern verzelfstandigd agentschap of zorgbedrijf voor de thuiszorgdiensten, voor de residentiële voorzieningen of voor het hele aanbod inclusief kinderopvang. tekst annelies de ridder

H

et huidige aanbod openbare dienstverlening is te danken aan de keuzes van het verleden, maar ook aan die van vandaag. Lokale besturen kunnen zelf nieuwe dienstverlening in het leven roepen of bestaande dienstverlening afbouwen. Maar om het aanbod op hun grondgebied bij te sturen hebben ze geen doorzettingsmacht, want Vlaanderen trekt de krijtlijnen. De enige manier om de markt van zorgvoorzieningen te beïnvloeden is door een openbaar, pluralistisch aanbod te ontwikkelen, door in te zetten op kwaliteit en niet op winst, door de deuren open te zetten voor elke burger met een zorgvraag, dus ook de meest kwetsbare mensen met de meest complexe zorgvragen of de financieel minst interessante profielen, en door het zorgaanbod in te bedden in het lokaal sociaal beleid en domeinen zoals wonen en vrije tijd. Met zo’n sterk aanbod kan een lokaal bestuur invloed uitoefenen op de markt. De aantrekkelijke zorgmarkt Vanuit commercieel oogpunt lijkt de zorgmarkt interessant: er wordt een stijgende vraag naar zorg verwacht. De eerste babyboomers zijn vandaag tussen zestig en zeventig jaar, ze komen in beeld van de zorgsector. Tot nog toe investeerde een sterke overheid in onze zorgsector. Hier begint een schoentje te knellen. Het groeipad in de thuiszorg is on hold gezet. De bijkomende financiering voor zwaar zorgbehoevenden blijft achterwege. Er moet vijf procent bespaard worden op de werkingsmiddelen, zowel in de thuiszorg als in de ouderenzorg. Er is een erkenningskalender ingevoerd voor woonzorgcentra waardoor de bouw van

28 april 2015 Lokaal

nieuwe centra wellicht later dan voorzien van start zal kunnen gaan. Terwijl de ouderenzorg de voorbije jaren een veilige investering was, is er nu leegstand in sommige commerciële initiatieven en wordt er in bepaalde regio’s gevochten om de financieel interessantere zwaardere zorgprofielen. Zullen commerciële ondernemingen blijven investeren in deze markt? En zo ja, tegen welke prijs? Blijft dit voor iedereen betaalbaar?

in woonzorgcentra. Tot waar komen ze tussen? Welke uitgave is maatschappelijk verantwoord? Als de Vlaamse overheid de woonzorgcentra geen duidelijk signaal geeft over het beleid van de komende jaren, neemt de onzekerheid bij de initiatiefnemers toe. Dat kan ertoe leiden dat de zorgmarkt minder interessant wordt. Als voorzieningen sluiten (wanbeheer, niet voldoen aan de erkenningsvoorwaarden,

In bepaalde regio’s wordt er door commerciële initiatieven gevochten om de financieel interessantere zwaardere zorgprofielen. Als de Vlaamse overheid minder investeert in ouderenzorg, stijgen de dagprijzen met 8 tot 12 euro. Hierdoor komt de toegankelijkheid van de woonzorgcentra in het gedrang. De stap om naar het dure woonzorgcentrum te verhuizen, wordt nog langer uitgesteld. Het risico op onderzorg neemt toe. De bewoners zullen hun maandfactuur zien stijgen en het aantal bewoners dat de factuur niet meer kan betalen, stijgt mee. Dit zal onvermijdelijk leiden tot meer tussenkomsten door OCMW’s die de opdracht hebben onder bepaalde voorwaarden de factuur van het woonzorgcentrum te betalen. Omdat dagprijscontrole sinds vorig jaar een Vlaamse bevoegdheid is, heeft het lokale bestuur er geen invloed op, tenzij door zelf een realistische en correcte dagprijs te vragen in de eigen voorzieningen. Bovendien moet het lokale bestuur op een doordachte wijze omgaan met de vragen tot tussenkomsten

of geen commerciële interesse meer), dan heeft het lokale bestuur de opdracht mee naar een oplossing te zoeken: van het verhuizen van bewoners uit de desbetreffende voorziening tot het zoeken naar een oplossing voor het beheer van de voorziening. Vandaag zien we al dat bepaalde zorgprofielen (multi-problemsituaties in de thuiszorg, lichtere zorgprofielen die gebaat zijn bij een opname in een WZC) niet overal geholpen worden. Waar de vraag groter is dan het aanbod, is de verleiding groot om de financieel interessantste profielen of de gemakkelijkste cliënten te helpen. Hierbij wordt er steeds harder aan de deur van de openbare zorg geklopt en zien we dat het OCMW de laatste reddingsboei is. Meer lokaal ingebedde zorg Bij de organisatie van het woonzorglandschap (zowel ouderen- als thuis-


zorg) kunnen we veronderstellen dat de Vlaamse regering kwaliteit en toegankelijkheid als twee belangrijke principes naar voren schuift. Dit wil zeggen dat er door haar beleid een voldoende aanbod is gespreid over Vlaanderen, dat de zorg betaalbaar is voor iedereen, dat elke zorgbehoevende het bos door de bomen ziet, dat er op maat van de zorgvraag een aanbod is of ontwikkeld wordt… Kan Vlaanderen dit alles bewaken? Er zijn immers zoveel factoren mee gemoeid: aangepaste woningen, bevolkingsdichtheid, sterke buurtnetwerken, sterk uitgewerkt vrijwilligersbeleid, aanwezigheid van voorzieningen (van klusjesdienst tot gespecialiseerde voorziening uit de geestelijke gezondheidszorg), leeftijdspiramide, grenzen (tussen landen, maar ook waterwegen of spoorwegen), aantrekkingskracht van de regio (zoals de kust). Al deze factoren hebben een invloed op de antwoorden die mensen vinden als ze geconfronteerd worden met een zorgvraag. Ze zorgen er soms voor dat er andere lokale antwoorden zijn. Lokale besturen stellen een behoefte in hun gemeente als eerste vast, zij zien als eerste waar er bijsturing op de algemene programmatie vanuit Vlaanderen nodig is. Zij kunnen dit niet alleen opvangen via bestaande instrumenten of een eigen aanbod. Ze moeten een afdwingbare signaalfunctie krijgen tegenover de Vlaamse overheid. Op die wijze kan zorg op maat beter gerealiseerd worden. Het is immers het lokale bestuur dat alle puzzelstukjes samenbrengt en de dwarsverbanden tussen de verschillende domeinen ziet. Het lokale bestuur zal inzetten op de problemen die het vaststelt, maar het zal niet gevat worden door de marktlogica, een regionale organisatiestructuur en/of de Vlaamse programmatiecijfers. Het lokale bestuur zou invloed moeten hebben op deze programmatiecijfers om vanuit de behoeften bijsturingen te vragen aan de Vlaamse overheid. Om snel te kunnen ingrijpen zal het altijd belangrijk blijven dat het lokale bestuur investeert in voorzieningen en diensten. Als het het sluitstuk blijft van het sociale welzijnsbeleid, dan zal het op het gebied van zorg meer moeten ambiëren dan enkel het financiële sluitstuk te vormen. Een regiefunctie vanuit het lokale bestuur wordt het

best gegarandeerd in lokale besturen die zelf ook woonzorgcentra beheren. Kennis over de zorg vanuit de eigen ervaring maar ook in samenwerking met de andere organisaties is essentieel om een goede regisseur te zijn. Niet alleen de ervaring is van belang, ook het inzicht in de onderlinge afstemming tussen de organisaties en de mogelijkheid om te anticiperen op komende lokale uitdagingen en evoluties.

bepaalde zorgprofielen, zonder daarbij hun taak als lokaal bestuur te negeren. Vandaag wordt het zorglandschap steeds meer beheerst door groepen zorgvoorzieningen. Groepen die hun krachten bundelen, die hopen vanuit structureel verankerde samenwerking schaalvoordelen te halen en een minder zware overhead te hebben. Ook binnen de openbare zorg zijn er tal van mogelijkheden tot samenwerking, zoals groepsaankopen of

Omdat dagprijscontrole sinds vorig jaar een Vlaamse bevoegdheid is, heeft het lokale bestuur er geen invloed op, tenzij door zelf een realistische en correcte dagprijs te vragen in de eigen voorzieningen. Kiezen voor openbare zorg Soms wordt geopperd dat openbare zorg duurder zou zijn. Dit is een ideologische discussie die niet met objectieve cijfers gevoerd wordt. Meer objectiviteit is mogelijk door bij de uitbating van diensten en voorzieningen duidelijk aan te geven welke inkomsten (subsidies, projectmiddelen en gebruikersbijdragen) er ontvangen worden, welke ‘reguliere’ kosten eraan verbonden zijn (zoals werkingskosten of personeelskosten) en welke kosten (minder inkomsten) er voortvloeien uit de maatschappelijke opdracht (opname lichte zorgprofielen, multiproblemgezinnen die meer begeleiding vragen). Met andere woorden: door de maatschappelijke opdracht duidelijk te scheiden van de ‘bedrijfsmatige’ werking. En door de extra kosten of baten van het openbare statuut – zoals de personeelskosten of de gemeenschappelijke overhead tussen voorzieningen en lokaal bestuur – duidelijk aan te duiden. Aan de hand van dit rekenkundig overzicht kan een lokaal bestuur dan keuzes maken om de dienstverlening aan te passen. Het kan de kosten drukken, de inkomsten verbeteren of in de maatschappelijke opdracht investeren. Dan kan het ook de optie voor een zorgbedrijf (= EVA met publiekrechtelijk statuut) onderzoeken. De voorbije jaren probeerden openbare voorzieningen vooral de inkomstenkant aan te pakken met dagprijsverhogingen of door zich meer te oriënteren op

het delen van een kwaliteitscoördinator. Daarnaast biedt de inbedding binnen het OCMW ook schaalvoordelen: informatieveiligheid, kwaliteitscoördinator of de personeelsdienst. In de thuiszorgdiensten zagen we onder druk van de regelgeving ook openbare verenigingen ontstaan: Thuiszorg Kempen, Welzijnsregio Noord-Limburg… Veel OCMW-raden vragen zich af of ze voor een openbaar zorgbedrijf in de regio moeten kiezen. Dit kan zijn om de openbare zorg te versterken of (financiële) schaalvoordelen te genereren, maar het kan ook een schijnbaar natuurlijke beweging zijn, ingegeven door samenwerkingsverbanden voor andere thema’s. Het belangrijkste discussiepunt is: hoeveel impact heb je als lokaal bestuur op deze groep van zorgvoorzieningen? Hoe waak je erover dat de maatschappelijke opdracht, de zorg voor de meest kwetsbaren, niet ondergesneeuwd geraakt in discussies over financiële efficiëntie? Daarom moeten we de discussiepunten vanuit beide invalshoeken bekijken en moet elk lokaal bestuur bepalen waar er vanuit de maatschappelijke opdracht wordt bijgestuurd op een louter bedrijfsmatige aanpak. Indien we dit niet doen, dreigen we van onszelf te vervreemden en een van de marktspelers te worden in plaats van de openbare speler. Annelies De Ridder is VVSG-stafmedewerker ouderenzorg

Lokaal april 2015

29


special zorg

voor ouderen

Medicatie uitbesteden Vroeger beschikte het woonzorgcentrum De Meers over een eigen apotheek, maar in 2013 sloot het OCMW van Waregem voor de medicatiebevoorrading een overeenkomst af met een apotheek in de streek, gespecialiseerd in de aflevering van gefragmenteerde medicatie. tekst evi beyl beeld layla aerts

W

ZC De Meers is een fusie van drie voorzieningen met plaats voor 307 bewoners. Omdat een van de vroegere voorzieningen gegroeid was uit een ziekenhuisdienst, beschikte De Meers over een eigen ziekenhuisapotheek. Deze mocht enkel medicatie afleveren aan bewoners van het woonzorgcentrum en viel onder de regelgeving van ziekenhuisapotheken. Omdat de apotheker eind 2014 met pensioen zou gaan, zou de erkenning van de apotheek vervallen. Daarom schakelde het WZC in 2013 al over naar samenwerking met een externe apotheek. De eigen apotheker kon het proces nog een heel jaar begeleiden. Tijdswinst ‘Ook al hadden we een apotheker in huis, het klaarzetten van de medicatie per bewoner gebeurde in het verleden zoals in de meeste woonzorgcentra: het werd per afdeling over de middag in cassettes klaargezet,’ vertelt directeur intramurale dienst van het OCMW van Waregem Ann Herpels. ‘Dat was een zeer

30 april 2015 Lokaal

tijdrovende bezigheid. In het totaal waren verpleegkundigen van de verschillende afdelingen daar dagelijks ongeveer twintig uur mee bezig. Op de afdeling voor personen met dementie van zestig bewoners, waar praktisch alle medicatie geplet moet worden, waren medewerkers wel zes uur per dag bezig met medicatie klaarzetten, pletten en toedienen.’

de toeleverende apotheek werd verwacht. Ann Herpels: ‘Zo wilden wij dagelijks beleverd worden. Ondanks het feit dat veel ouderen een heel deel medicatie op langdurige basis voorgeschreven krijgen, zitten er dagelijks behoorlijk wat wijzigingen in de medicatie. Die wijzigingen moeten door de apotheker doorgevoerd worden en niet door onze medewerkers, wat de kans op fouten maken sterk verkleint. Daarnaast wilden wij ook een garantie op de continuïteit van de leveringen. In ons bestek stond dat de leverende apotheek moest beschikken over minstens twee medicatierobots of in geval van nood onmiddellijk moest kunnen terugvallen op een andere toeleverende apotheek.’ Op 1 oktober 2013 werd de eigen apotheek gesloten en ontving het WZC de eerste levering medicatierollen. In de loop van september 2013 kregen alle medewerkers opleiding door de apotheker over het gefractioneerd leveren van medicatie en het softwarepakket. Bij het gefractioneerd leveren van medicatie worden de geneesmiddelen per afdeling, per bewoner, per dag en per inname-

Op geregelde tijdstippen komt de verantwoordelijke apotheker langs om de werking te bespreken, om opleiding te geven over nieuwe wetgeving of om medewerkers bij te staan bij het gebruik van het softwarepakket. Dit is sinds oktober 2013 verleden tijd. Het OCMW van Waregem schreef een algemene offerteaanvraag uit voor het leveren op afroep van gefractioneerde geneesmiddelen en para-farmaceutische producten. In deze offerteaanvraag werd duidelijk omschreven welke service van

moment in een doorzichtig zakje verpakt. Per innamemoment levert de apotheek een rol met de zakjes medicatie van de bewoners van een bepaalde afdeling in de volgorde die het WZC opgeeft, per kamer of per zitplaats aan tafel of een combinatie van beide. Op elk zakje staat de naam


van de bewoner, zijn kamernummer, het aantal geneesmiddelen, de naam en de kleur van deze geneesmiddelen. ‘Zo kunnen onze verpleegkundigen gemakkelijk een laatste controle doen. Voor bewoners met slikproblemen wordt de medicatie machinaal geplet in de apotheek en afgeleverd in capsules. Doordat we de medicatie niet meer zelf hoeven klaar te zetten en te pletten winnen wij op de afdeling voor ouderen met dementie minstens een fulltime medeweker,’ zegt Ann Herpels. ‘Die uitgespaarde tijd hebben wij ingezet om de uurroosters aan te passen naar meer ononderbroken uurschema’s.’ Naast de tijdswinst in het klaarzetten van medicatie is er ook een behoorlijke tijdswinst door de verminderde administratie. De medewerkers loggen in op het softwarepakket van de apotheek, ze scannen het voorschrift van de arts en

sturen het door. De verantwoordelijke apotheker vult het medicatieschema van de bewoner aan en controleert of er geen onverenigbaarheden zijn. Bij onduidelijkheden neemt de apotheker contact op met de voorschrijvende arts. Omdat het WZC nu werkt met het softwarepakket van de apotheek heeft het de huur van de medicatiemodule van het zorgdossier kunnen opzeggen. Er zijn geen connectieproblemen en het pakket is gebruiksvriendelijk. Alle medewerkers kregen opleiding door de apotheek. Behalve op zon- en feestdagen worden de medicatierollen elke avond om 18 uur op de verschillende afdelingen geleverd, worden de nieuwe voorschriften meegenomen. Wijzigingen of nieuwe medicatie kunnen aangevraagd worden tot omstreeks 17 uur ’s avonds. Op geregelde tijdstippen komt de verantwoordelijke apotheker langs om de

werking te bespreken, om opleiding te geven over nieuwe wetgeving of om medewerkers bij te staan bij het gebruik van het softwarepakket. Bewoners en familieleden worden bij vragen over hun factuur of over het verbruik van medicatie in contact gebracht met de apotheek. En er is nog een voordeel. ‘Door met gefractioneerde leveringen te werken is onze vroegere visuele voorraad in de medicatiekasten op de afdelingen overgegaan in een virtuele voorraad in de apotheek. Dit leverde heel wat extra bergruimte op,’ besluit Ann Herpels. ‘Zorg van goede kwaliteit voor onze bewoners en een uitdagende werkplek voor ons personeel, dat is waar wij naar streven. Dat is ook meteen wat deze samenwerking voor ons betekent.’ Evi Beyl is VVSG-stafmedewerker financiering ouderenzorg

advertentie

Wij geloven in eerlijke lonen voor de boeren die onze koffie telen. Puro zet zich ook in voor de bescherming van de regenwouden. Voor elk kopje koffie dat u drinkt, staan wij een financiële bijdrage af aan de natuurbeschermingsorganisatie World Land Trust om bedreigde stukken tropisch regenwoud in Zuid-Amerika duurzaam te beschermen.

www.purocoffee.com - 0800/44 0 88 Lokaal april 2015

31


special zorg

voor ouderen

MERELBEKE – Het OCMW wil zijn vrijwilligers meer bij het beleid betrekken. Met het participatietraject LDC 2020 wil Merelbeke tot een nieuwe en meer gedragen vrijwilligerswerking te komen. Na zes maanden heeft Merelbeke niet alleen een plan van aanpak maar ook het engagement van zijn doelgroep om de weg mee verder uit te stippelen.

STEFAN DEWICKERE

Traject voor een nieuwe vrijwilligerswerking De vraag van de OCMW-raad om een nieuwe visie voor de vrijwilligerswerking belandde bij Gino Van Damme, coördinator thuiszorgdiensten. Samen met Ca‑ rine Verhoeyen en Kristine De Volder, respectievelijk verantwoordelijke vrijwilligerswerking van het woonzorgcentrum en coördinator van het lokaal dienstencentrum, richtte hij een focusgroep op met een zestal vrijwilligers. Tijdens vier avonden doken ze samen in de vrijwilligerswerking om te zoeken naar elementen die de beleidsnota mee vorm kunnen geven. Kristine De Volder liet zich inspireren door nieuwe en verfrissende manieren van vergaderen: ‘Geen enkele bijeenkomst hebben we gewoon aan een tafel vergaderd. Tijdens de eerste sessie orga‑ niseerden we een ludieke kennismaking en lieten we iedereen aan de hand van post-its vertellen waarom ze vrijwilliger werden. Dit gaf ons inzicht in de drijfveren om vrijwilliger te worden en het ook te blijven.’ Tijdens een tweede bijeenkomst focuste de groep op de positie van vrijwilligers binnen de organisa‑ tie. Iedereen bracht een Playmobilfiguurtje mee en gaf zichzelf een plek op een grondplan van de OCMW-campus. Kristine De Volder: ‘Zo ontdekten we waar vrijwilligers zichzelf zien staan: bij ons, hun begeleiders, of bij de bewoners? Met andere Playmobilfiguurtjes plaatsten ze ook hun ver‑ antwoordelijken op de plattegrond. Aan de hand van bouwelementen konden ze aantonen of de verantwoordelijken boven of naast hen staan. Het was voor ons verhelderend te zien dat sommige vrijwilligers het als een minpunt beschouwen dat

ze geen nauw contact hebben met hun verant‑ woordelijke.’ Een derde sessie legde het verloop van de vrijwil‑ ligerswerking bloot: van werving over onthaal tot coaching en evaluatie. Hieruit bleek dat het OCMW te weinig aandacht heeft voor een ‘exitgesprek’. Kristine De Volder: ‘Vrijwilligers die beslissen te stoppen, vertrekken soms met een negatief gevoel en dragen dit ook uit. Door een eenvoudige babbel kan een organisatie leren wat er is misgelopen en door begrip te tonen kan ze de vrijwilliger met een beter gevoel laten vertrekken.’ De focusgroep kreeg ook een nieuw plan voor werving en onthaal voorgeschoteld en kon zelf ideeën voor een betere manier van werken voorstellen. Dit leverde meteen een paar concrete voorstellen op zoals een peter- en meterschap voor nieuwkomers. Kristine De Volder: ‘Tot onze aangename verrassing zagen onze vrijwilligers zichzelf als een geschikte peter of meter en hoefde dit niet iemand van ons team te zijn. Een ander voorstel waar we mee aan de slag kunnen, is een aantrekkelijke welkomstbrochure in plaats van de huidige, droge vrijwilligersovereenkomst.’ Er rest de focusgroep nog één gespreksavond over werving en waardering. Dat zou het team voldoende stof moeten opleveren voor een beleidsnota die gedragen is door de doelgroep in kwestie. Maar daar stopt het niet. Kristine De Volder: ‘Zelfs wanneer we in het najaar met de plannen aan de slag gaan, willen we onze vrijwil‑ ligers op een structurele manier blijven betrek‑ ken bij het beleid dat we voor hen uitstippelen. Die vraag kwam van de focusgroep zelf, dus we blijven zoeken naar creatieve samenwerkingsmo‑ gelijkheden met onze vrijwilligers. Het zou zonde zijn hen enkel in te schakelen voor uitvoerende taken.’ katrien gordts

Kristine De Volder, coördinator Lokaal Dienstencentrum, kristine.devolder@ocmwmerelbeke.be 32 april 2015 Lokaal


Als financieel verantwoordelijke wilt u dat iedereen in uw stad of gemeente het goed heeft …

Maak samen met uw ING Relationship Manager uw missie waar. Om het welzijn van de bewoners in uw stad of gemeente te

die uw geldstromen optimaliseren en uw liquiditeitsbeheer en

garanderen, is efficiëntie voor u een topprioriteit. Bij ING beseffen

betalingen nog vlotter laten verlopen, bijvoorbeeld. En vergeet het

we dat. Daarom kunt u rekenen op een ING Relationship Manager

elektronisch bankieren niet, speciaal afgestemd op uw situatie en

die uw behoeften begrijpt. Ook bieden we u een aantal financiële

organisatie. Zo maken we u het leven gemakkelijker. Maak gerust

oplossingen die u perfect ondersteunen in uw taak. Diensten

een afspraak met uw ING Relationship Manager.

ing.be/business Aanbod van bankdiensten onder voorbehoud van aanvaarding door ING België en wederzijds akkoord. De voorwaarden en modaliteiten (reglementen, tarieven en andere aanvullende informatie) zijn beschikbaar bij uw ING Relationship Manager of op www.ing.be/business.ING België nv – Bank/Kredietverlener – Vennootschapszetel: Marnixlaan 24, B-1000 Brussel – RPR Brussel – Btw: BE 0403.200.393 – BIC: BBRUBEBB – IBAN: BE45 3109 1560 2789. Verantwoordelijke uitgever: Inge Ampe – Sint-Michielswarande 60, B-1040 Brussel.


special zorg

voor ouderen

Rusten in het groen Verschillende leeftijdsvriendelijke gemeenten wereldwijd hebben senioren gevraagd naar de belangrijkste voor- en nadelen van hun omgeving. Vaak gaven ze parken en open plaatsen in hun steden als pluspunten aan. Parken hebben verschillende troeven: hoe klein ze ook zijn, ze brengen rust voor de drukke straten, ze bevorderen sociaal contact en bovenal kunnen ze bijdragen tot een goede gezondheid omdat ze beweging stimuleren. tekst en beeld daan duppen

I

n 2010 werd er in de Amerikaanse staat Pennsylvania een maatschappelijk gezondheidsonderzoek gehouden. Daaruit bleek dat 71,8% van de inwoners van de stad Philadelphia die ouder waren dan zestig jaar, in het afgelopen jaar geen park bezocht had. Daarvoor gaven zij diverse redenen op. Met die resultaten in de hand overlegden het Philadelphia ouderenagentschap (PCA) en het bestuur van het grootste park van deze stad samen met seniorenverenigingen om uiteindelijk tot de age friendly park checklist te komen. Daarmee kunnen senioren, parkontwikkelaars en

Het oude spoorwegviaduct High Line in New York is sinds 2009 een park van 2,2 km lang. Op negen meter of drie verdiepingen boven de begane grond kunnen mensen rustig wandelen en verpozen met uitzicht op de stad.

1 Tien Amerikaanse criteria voor leeftijdsvriendelijke parken

34 april 2015 Lokaal

Ontwerp een leef‑ tijdsvriendelijke checklist voor alle par‑ ken en open ruimtes in uw stad, of voor een specifieke plaats.

2 Kom tegemoet aan de primaire behoeften van senioren.

Hoe klein ze ook zijn, parken brengen rust voor de drukke straten, ze bevorderen sociaal contact en bovenal kunnen ze bijdragen tot een goede gezondheid omdat ze beweging stimuleren.

3 Verbeter de toeganke‑ lijkheid van bestaande parken.

4 Verhoog de veiligheid en het veiligheidsge‑ voel tegen misdaad in open ruimte.


andere belanghebbenden hun park of lokale groene ruimtes evalueren en verbeteren. De afdeling Age Friendly New York City van de New York Academy of Medicine nam de lijst op in haar werking. Zij ontwikkelde aanvullend een draaiboek met tien strategieën en voorbeelden van leeftijdsvriendelijke initiatieven wereldwijd om beleidsmakers te overtuigen dat leeftijdsvriendelijke parken wel degelijk waardevol zijn. Op dit moment wordt het draaiboek gefinaliseerd. Ondertussen gebruikt de organisatie de inhoud al op presentaties die zij in haar eigen staat geeft. Amerikaanse parken niet kopiëren De stad New York trekt tijdens de zomermaanden met veel succes dagelijks senioren aan voor aquafitness in openbare openluchtzwembaden. Momenteel wil het Age Friendly New York City-programma nog meer inzetten op fitness door toestellen in parken te plaatsen waarop ouderen kunnen trainen. Zulke initiatieven zijn inderdaad ook welkom in onze parken maar onze prioriteiten liggen mogelijk ergens anders. Parken in de Verenigde Staten zijn anders dan in Europa en ze worden ook anders gebruikt. De lijst met aandachtspunten voor een leeftijdsvriendelijk park kan ons zeker inspireren, maar een aangepaste en meer lokale lijst met onze eigen prioriteiten geeft wellicht een beter beeld van de knelpunten.

5 Creëer nieuwe openbare plaatsen waar er nog geen zijn.

6 Start met initia‑ tieven om actief ouder worden te promoten.

De fietsgrage Vlaming heeft misschien eerder baat bij een veilig met de fiets bereikbaar park waar een ruime fietsenstalling is aan de ingang, eventueel aangevuld met een permanent beschikbare fietspomp.

Maak er een intergenerationeel project van waar jeugdraad en ouderenraad samen aan mini-stadsontwikkeling doen. Beide groepen hebben ongetwijfeld interessante ideeën en ze hebben samen ook genoeg organisatietalent en spierkracht.

Leeftijdsvriendelijkheid gaat over toegankelijkheid voor mensen van alle leeftijden. Een leeftijdsvriendelijk park heeft niet alleen een hoge toegankelijkheid voor ouderen maar voor iedereen. Tijd voor ideeën Doelbewust heb ik het hier niet over de ‘oudere Vlaming’. Leeftijdsvriendelijkheid gaat over toegankelijkheid voor mensen van alle leeftijden. Een leeftijdsvriendelijke gemeente of dito park heeft niet alleen een hoge toegankelijkheid voor ouderen maar voor iedereen. Op een overdekte plaats kunnen moeders met hun baby’s spelen en ouderen in de schaduw uitrusten van een wandeling. Op een goed onderhouden pad zonder slijk kan een vader zijn kind leren fietsen en zakken rolstoelgebruikers niet weg. Verlichting creëert voor iedereen een gevoel van veiligheid. Heeft uw gemeente geen park? Opteer dan voor de aanleg van een groene open ruimte. Is er nog open plaats tussen twee rijhuizen, een plein of een straat met extra ruimte? Bouw ze om!

7 Neem (intergene‑ rationele) program‑ ma’s op die bedoeld zijn voor ouderen.

8 Moedig parkorgani‑ saties aan om met de ogen van een oudere te kijken bij hun nieuwe ont‑ wikkelingen.

Is er geen plaats voor groen op de grond? Breng het aan op de muur! Zet er een kleine fontein of waterval bij en u krijgt een oase van rust in een drukke straat. Dat een idee niet gek genoeg kan zijn laat Age Friendly New York City zien: aan het ontzettend drukke Times Square waar ongeveer 330.000 mensen per dag passeren en op andere plaatsen in Manhattan zijn kleine straten volledig verkeersvrij gemaakt. Er werden wat bloembakken geplaatst en zolang het licht is (daglicht, want neonreclames zorgen 24/24 voor verlichting), staan er stoelen en tafeltjes op straat waar mensen kunnen rusten en praten. Als het in een miljoenenstad kan, moet het hier ook lukken! Daan Duppen is researcher D-scope aan de Vrije Universiteit Brussel

9 Moedig publiek-pri‑ vaat partnerschap aan om nieuwe par‑ ken aan te leggen en te onderhouden.

10 Bekijk creatieve manieren om fond‑ sen te verwerven voor verbeteringen in een park.

Lokaal april 2015

35


special zorg

voor ouderen

Jong en oud: samen praten en doen In Gent worden oudere bewoners van de woonzorgcentra al langer verbonden met jongere generaties. Er waren projecten met scholen, maar ook het kunstenproject ‘Vogels over de vloer’ dat de Prinses Mathildeprijs won. Nu zet Gent verdere stappen op het intergenerationele pad. tekst bie hinnekint beeld gf

D

e stad Gent is een voortrekker in intergenerationele projecten: projecten waaraan jong en oud samen deelnemen. Samen werken, spelen en dansen creëert meer begrip en respect voor elkaar. En dit draagt bij tot een solidairdere samenleving. Op 1 september vorig jaar keurde het bijzonder comité ouderenzorg van het OCMW de visienota OCMW Gent brengt generaties samen goed. Tijdens de seniorenweek in 2014 werd een website gelanceerd en op

29 april 2015 gaat de wedstrijd van start. OCMW-voorzitter Rudy Coddens staat pal achter deze intergenerationele benadering. Tijdelijke projecten Het Gentse OCMW heeft een lange traditie in intergenerationele projecten. De ervaring zit voornamelijk in de woonzorgcentra en nu en dan de lokale dienstencentra en de vakantiewerking van de Pagadders. Zo was er de eerste Jong-

Een onontbeerlijk deel van een intergenerationeel project is de conversatie tussen jong en oud.

36 april 2015 Lokaal

oldtimerrit en ‘Vogels over de vloer’, een project waarmee de Prinses Mathildeprijs is gewonnen, Circus Piccolini, de samenwerking tussen Sint-Janscollege en woonzorgcentrum het Heiveld, het bruidsjurkenproject en zo verder. Verschillende projecten kregen steun van de Koning Boudewijnstichting en zijn vermeld in publicaties. In 2012, het Europese jaar van de Intergenerationele Solidariteit, creëerde het OCMW van Gent de Heldenvitrien.


Ontmoeting stimuleert

De voorbije jaren waren er ook een resem tijdelijke projecten met wederzijdse positieve beeldvorming en cocreatie. Oudere bewoners uit de woonzorgcentra werden verbonden met de jongere generaties die er op bezoek mochten komen. Er waren tijdelijke samenwerkingen met scholen uit het middelbaar onderwijs, basisonderwijs, hogescholen, bijzonder onderwijs, kunstonderwijs, beroepsonderwijs en speelpleinwerkingen ongeacht het onderwijsnet. De jongeren en ouderen die elkaar ontmoetten, zagen elkaar na afloop van het project meestal niet meer te-

OCMW Gent stimuleert ontmoetingen om - meer interactie, dialoog en wisselwerking mogelijk te maken - leeftijdsstereotyperingen te doorbreken - tegemoet te komen aan de behoefte aan toenadering vanwege de oudere generatie - getuigenissen en meningen van ouderen niet binnen de muren van de eigen woon‑ kamer of het tehuis te houden, maar te verwerken in een tastbaar en deelbaar eind‑ resultaat zoals een boek, een tentoonstelling, film of een theaterproductie. De kennis die de jongeren zo opdoen, zal veel langer bijblijven dan wanneer ze die voor een examen zouden instuderen.

Vandaag zetten almaar meer beleidsmakers en organisaties intergenerationeel werken boven aan hun agenda, zeker binnen de zorgsector. Ook op het internationale niveau staat het sterk in de be-

Vandaag zetten almaar meer beleidsmakers en organisaties intergenerationeel werken boven aan hun agenda, zeker binnen de zorgsector. Ook op het internationale niveau staat het sterk in de belangstelling. 29 april is de internationale dag van de intergenerationele solidariteit. rug, want dit vraagt persoonlijk initiatief. De samenwerking tussen het OCMW en de diverse scholen en andere partners blijft wel duren. Een geslaagde samenwerking ontstond in het voorjaar van 2014 met het initiatief ‘Eenzame sok zoekt’.

langstelling. 29 april is de internationale dag van de intergenerationele solidariteit. Praten en doen, de intergenerationele ingrediënten Intergenerationeel werken is niet nieuw

en het is ook helemaal geen uitvinding van het OCMW. Al in 2010 verenigden OCMW- en stadsmedewerkers van de seniorendienst, jeugddienst, dienst buurtwerk zich tijdelijk in de Leergroep Intergenerationeel onder leiding van Kees Penninkx en met steun van de Koning Boudewijnstichting. Dit werd vooral een kennismaking met de methodiek en de visie van intergenerationele projectwerking maar ook een kennismaking tussen diverse diensten. Een studiedag vond plaats in De Centrale, waar alle good practices uit Gent werden gebundeld. Negentig professionals uit heel Vlaanderen namen eraan deel. Door de Gentse ervaring met intergenerationele beeldvormingsprojecten zijn de belangrijkste ingrediënten ondertussen gekend. Een onontbeerlijk deel van een intergenerationeel project is de conversatie tussen jong en oud. Deze kan het (geestelijke) isolement van leeftijdsgroepen overstijgen en de weg naar de

advertentie

HR SOFTWARE ZONDER KOPZORGEN

Intuïtieve E-recruitmentsoftware die: Vacatures maakt, beheert en publiceert Procedures en selecties beheert en opvolgt Een dynamische kandidatendatabank bouwt Wetenschappelijke testen integreert Uw processen onder controle houdt

Vrijblijvende demo: 09 389 69 90 - info@assolutions.be JobSolutions is een product van A&S Solutions I www.assolutions.be

Lokaal april 2015

37


special zorg

voor ouderen

Jaarlijkse wedstrijd ‘Jong en oud in Gent’ Om goede voorbeelden van intergenerationele initiatieven in Gent te stimuleren en zo het intergenerationele denken en doen in beweging te houden en om meer bezoekers en uitwisseling van initiatieven op www.jongenoudingent.be te krijgen, organiseert het departement Ouderenzorg een wedstrijd. De winnende projecten zijn meteen ‘inspirerende goede voorbeelden’. Ze moeten plaatsvinden of gestart zijn tussen 1 september 2014 en 31 augustus 2015. Eerste prijs : 750 euro Tweede prijs : 500 euro Derde prijs : 250 euro Deze prijzen zijn geen subsidie, eerder een beloning die gebruikt kan worden voor een gezamenlijke uitstap, barbecue, cultureel evenement of ander initiatief dat de cohesie tussen jong en oud in hun samenwerking nog verstevigt. Daarom moeten initiatief‑ nemers die hun project op de website plaatsen en meedingen naar de prijs ook voor 31 augustus omschrijven waarvoor ze deze beloning zullen gebruiken. De prijzen worden uitgereikt op 16 november om 14 uur. www.jongenoudingent.be

toekomst maken. Bijna vanzelfsprekend stellen jongeren hun ‘levensvragen’ aan ouderen, over liefde, relaties en levensinstelling. Samen iets maken is het vitale onderdeel/opzet van een intergenerationeel project. Het brengt interactie, plezier en beweging op gang. Alle deelnemers heb-

verhoogt dit de motivatie en gedrevenheid om er samen iets van te maken. De artistieke creatie tonen krikt het zelfbeeld op, vooral bij jongeren. Ook voor de personeelsleden in ouderenzorg, een beroep dat weinig ‘tastbaar’ is en in de samenleving eerder laag gewaardeerd lijkt, draagt dit bij tot positieve beeldvorming.

De senioren kunnen laten zien wat ze bijdragen aan de samenleving en krijgen waardering voor wat ze nalaten. Dit leidt ook tot een andere (zelf)beeldvorming. ben invloed op het proces, gelijkwaardigheid, wederkerigheid, openheid en vertrouwen zijn daarvoor nodig. Wat gemaakt wordt, kan alles zijn, in elk geval is het iets wat nog nooit gemaakt is en wat ontstaat uit de ervaring, nieuwsgierigheid, vaardigheden en synergie van de jonge en oude deelnemers. De focus op het resultaat brengt een ‘creatiespanning’ die een teambuildend effect heeft. Laten zien verhoogt de inzet. Wanneer de deelnemers van bij de start weten dat de gezamenlijke creatie aan de buitenwereld zal worden gepresenteerd, 38 april 2015 Lokaal

De senioren kunnen laten zien wat ze bijdragen aan de samenleving en krijgen waardering voor wat ze nalaten. Dit leidt ook tot een andere (zelf)beeldvorming. Door het intergenerationele aspect komen familieleden van de deelnemende jongeren kijken. Zij maken dan ook weer op een andere manier kennis met ouderen en zorg. Een open vernissage, optreden, tentoonstelling, happening of maaltijd vergroot en verstevigt het netwerk van oud en jong en zet anderen misschien aan tot een eigen intergenerationeel initiatief. Een persbericht versturen hoort absoluut bij deze fase.

Iedereen rustig mee in bad Het is evident dat voor intergenerationele projecten een samenwerking nodig is tussen allerlei lokale partners. Het OCMW van Gent heeft al samengewerkt met het Designmuseum, het MIAT, het SMAK, de gezondheidsdienst, de seniorendienst. Ook bij de jeugddienst, de dienst kunsten, de bibliotheken of het buurtwerk liggen er kansen. De partners variëren naar gelang van het opzet van het project en ze worden op die manier zelf ook in beweging gebracht. Samenwerking en mentaliteitsverandering zijn de objectieven van het project. Intergenerationele ontmoeting kan ook via een omweg worden bereikt, zonder dat het als expliciet uitgangspunt of in grote bewoordingen gepresenteerd wordt. Kleinschaligheid in beperkte vooruitgeschoven groepen zal in de meeste gevallen tot een hoge intensiteit en effectiviteit leiden, een bijna ouderwetse militaire strategie… Ze blijken heel vaak het krachtigst als de regie van bovenaf zich achter de coulissen blijft afspelen. Bie Hinnekint is stafmedewerker van het departement Ouderenzorg OCMW Gent


Advies en beheer

En wat als uw uitdagingen een hoge vlucht nemen ?

ETHIAS SERVICES

EEN PARTNER VOOR AL UW OPDRACHTEN MET CERTIFICAAT ISAE 3402 Berekening van loonverplichtingen, optimalisering van pensioenkosten, administratief beheer, betaling van pensioenen voor personeelsleden, juridische studies, actuariĂŤle verslagen, audit van de verzekeringsportefeuille... Tal van dagdagelijkse uitdagingen die Ethias Services voor u kan aannemen !

Meer hierover weten ? www.ethiasservices.be

Services Lokaal april 2015

Ethias Services NV. Ondernemingsnummer 0825.876.113. Contact : Prins-Bisschopssingel 73 – 3500 HASSELT

39


special zorg

voor ouderen

LOCHRISTI - De campagne ‘Zie ze anders!’ die woonzorgcentrum Sint-Pieter begin maart lanceerde, wil de samenleving ertoe aanzetten ouderen niet vanuit hun beperkingen, maar vanuit hun mogelijkheden te bekijken. ‘Want als je ouderen de kans geeft, kunnen zij nog heel wat dromen realiseren,’ vertelt Ann Cardinael, directeur woonzorgcentrum bij het OCMW van Lochristi.

GF

Het leven zindert na Door de filmscènes uit Titanic, Pulp Fiction en The Terminator na te spelen wil OCMW Lochristi tonen dat ook in het dagelijkse leven van ouderen nog ruimte is voor romantiek, rock-’nroll en actie.

Toen Ann Cardinael vijf jaar geleden directeur werd in het woonzorgcentrum Sint-Pieter nam ze zich voor de bewoners meer te activeren: ‘We hebben een zeer uitgebreide animatiewerking en onze kinesiste levert samen met de ergotherapeuten prachtig werk. Maar ik stelde vast dat we bijna alles op een schoteltje aanboden, terwijl het eigenlijk andersom zou moeten zijn. Wij moeten proberen te realiseren wat de bewoners ons vragen. Wij hebben de neiging hen vanuit zorg en liefde alles uit handen te nemen. Het gevolg is dat mensen betekenisloos worden. Niemand voelt zich gelukkig in die positie. De ouderen nestelen zich ook vaak in die passiviteit. Ik wil graag naar een situatie evolueren waar de bewoners in de mate van het mogelijke toch nog de regie van hun eigen leven in handen nemen.’

Kleine taken van grote betekenis De afgelopen jaren investeerde het verplegende en verzorgende perso‑ neel veel tijd in het bewust maken van de bewoners. Het betrok hen meer bij de dagelijkse werking van het woonzorgcentrum. Zo brengt Julien (82) nu elke dag de post rond, Georges (86) giet de planten, Elza (86) helpt mee afruimen na het middageten en Kamiel (72) gaat verschillende keren per dag wandelen met de hond van Suzanne (84). En Werner (72), die al sinds zijn veertiende academie volgt, tekent elke maand de menukaartjes en is de vaste fotograaf op feestjes.

‘Onze bewoners kunnen binnen het woonzorgcentrum taken uitvoeren die ze zeer nuttig vinden. Want het is niet omdat ze hier aangepaste zorgen krijgen, dat ze hulpeloos zijn. We trachten hen zo veel mogelijk te stimuleren om hun leven in eigen handen te nemen. Bijvoorbeeld zelf je gezicht wassen ’s morgens zodat de verzorgster meer tijd voor jou kan vrijmaken, of zelf je kleren voor de volgende dag klaarleggen zodat je zelf kiest wat je draagt. Deze kleine dingen hebben een heel grote betekenis voor de bewoners.’

Bewoners sensibiliseren De campagne ‘Zie ze anders!’ wil niet alleen aan de buitenwereld tonen dat 80-plussers nog veel in hun mars hebben, maar ook aan de bewoners zelf. Daarom roept het WZC Sint-Pieter: zie ze niet als de stille mens die bijna in slaap valt met een boek op zijn schoot of diegene die om de zoveel seconden hulp nodig heeft. Zie ze anders! Zie ze als mensen met ambitie en dromen om nog te verwezenlijken in een woonzorgcentrum waar het leven niet stopt maar verder nazindert. Door de filmscènes uit Titanic, Pulp Fiction en The Terminator na te spelen wil OCMW Lochristi tonen dat ook in het dagelijkse leven van ouderen nog ruimte is voor roman‑ tiek, rock-’n-roll en actie. De campagne kreeg nationale media-aandacht en raakte dui‑ delijk een gevoelige snaar bij veel mensen. Vooral de scène van de Titanic viel in de smaak. Vriend‑

schaps- en liefdesrelaties hebben voor iedereen even veel belang. Dat universele gegeven stopt niet op een bepaalde leeftijd. Ook floreerden de filmpjes lustig op de sociale media. Op twee dagen tijd waren er ongeveer 13.000 views. De bewoners van het woon‑ zorgcentrum, zowel acteurs als niet-acteurs, zijn overweldigd door de aandacht voor de campagne. Elza: ‘Ik krijg regelmatig van mensen te horen: “Zit jij al in het woonzorgcentrum?” Ik ben 86 jaar, natuurlijk heb ik gebreken waardoor ik hier zit. Anders was ik wel thuis gebleven. Maar ik laat niet toe dat ik mij oud voel. Ik maak zelf mijn bed op, hou mijn kast op orde, doe het stof af in mijn kamer. Mensen zien en voelen dat. Ze behande‑ len mij dan ook niet als een oud dametje.’ Een stelling die Gaby (95) bijtreedt: ‘Ik voel geen betutteling. Ik zou het ook niet toelaten. Ik voel me jong van hart en mensen houden daar rekening mee. Ik kan ook in mijn luie stoel gaan zitten en slapen, maar doe dat niet.’ Regisseur Fabrice (32) was onder de indruk van zijn acteurs. ‘Ik bekijk mensen uit het woonzorgcentrum nu als gelijken. Ik vind dat geen oude mensen meer maar mensen met wijsheid, mensen die een groot parcours afgelegd hebben. Ik vergat dat ze ruim vijftig jaar ouder waren toen we bezig waren. Ze kunnen veel meer dan je denkt.’ INGE SEVERI

Hebt u het gemist? Geen paniek, alles is nog te zien op www.ziezeanders.be of op www.ocmwlochristi.be 40 april 2015 Lokaal


TEVREDEN KLANTEN, DAAR STEKEN WIJ ONZE ENERGIE IN. Nadine Winant Infrax-medewerker

KLANTENTEVREDENHEID, DA’S EEN VAN DE INFRAX-WAARDEN. www.infrax.be


special zorg

voor ouderen

MOL – De werkgroep levenslang leren is een van de werkgroepen van de dynamische seniorenadviesraad van Mol. Tien jaar geleden begonnen enkele enthousiastelingen met een computerbad voor senioren. Nu bemannen ze twee keer per maand de knoppenwinkel en geven ze jaarlijks aan meer dan honderd mensen een starterscursus start-to-tablet.

MARLIES VAN BOUWEL

Start-to-tablet

In groepjes van maximaal zes personen kregen vorig jaar in Mol 120 senioren les in het gebruik van de tablet.

In Mol dateert de eerste computerles voor senioren van mei 2005. Hoeveel mensen Hugo Rogghe en zijn collega’s ondertussen wegwijs gemaakt hebben op het internet, is niet bij te houden. Vorig jaar hebben 120 mensen de opleiding start-to-tablet gevolgd, in groepjes van maximaal zes personen zodat persoonlijke opvolging mogelijk is. ‘We geven les in het diensten‑ centrum maar als zes vriendinnen liever bij een van hen thuis les krijgen, is dat ook mogelijk. Als er internet en koffie is, kunnen we eraan beginnen. We hebben ondertussen ook zes tablets die we voor de lessen kunnen gebruiken als mensen er zelf nog geen hebben.’ In de les leren ze de basisprincipes van een tablet aan: van het gebruik van een toetsenbord tot het internet en e-mailen, ook als ze op reis zijn en de free wifi van het hotel willen gebruiken. Tijdens de les schrijft Hugo Rogghe handige tips op het whiteboard, zoals www.gebruikershand‑ leidingen.be voor handleidingen van alle mogelijke toestellen. Dezelfde lesgevers bemannen twee keer per maand de knoppenwinkel. Eén keer in de bibliotheek en één keer in het dien‑ stencentrum is iedereen welkom met een nieuw of ouder apparaat waarvoor ze extra uitleg willen om het te kunnen gebruiken. In de knoppenwinkel lossen ze specifieke problemen op, terwijl start-to-tablet een gestructureerde cursus is.

Het is deze vrijdag druk in het Molse dienstencentrum dat zijn stek heeft op de ruime seniorencampus met ook een woonzorgcentrum, serviceflats en de diensten thuiszorg én de kantoren van het OCMW. De zes cursisten van start-totablet veroorzaken die drukte niet, wel de ouderenadviesraad die vrij autonoom werkt. Enkele dagen vóór de gemeenteraad bespreken wel vijftig senioren de agenda. Ze geven op verschillende punten advies en maken dat over aan de gemeenteraad. Ook al werkt de adviesraad autonoom, toch is de OCMW-voorzitter of de burge‑ meester dikwijls van de partij, al is het om de brandweerhervorming uit te leggen of de samenwerking tussen gemeente en OCMW. ‘Met die samenwerking zit het hier snor,’ zegt directeur ouderenvoorzieningen Guy Van Hove die net zoals seniorencon‑ sulent Karin Verreyt op de loonlijst van de gemeente Mol staat. ‘Karin is het die deze machinerie draaiende houdt,’ zegt Guy Van Hove die daarin meteen bijval krijgt van de voorzitter van de seniorenadviesraad. ‘Ze slaagt er altijd in om vrijwilligers aan te trekken en weet altijd een gratis appel te doen op de professionals. Bovendien wordt ze op handen gedragen. Niemand zegt neen als Karin iets vraagt. Het is hier een mooie symbiose tussen alle vrijwilligers over alle gezindten heen, met als draaischijf Karin.’ MARLIES VAN BOUWEL

Seniorenconsulent Karin Verreyt, T 014-33 07 43, seniorendienst@gemeentemol.be 42 april 2015 Lokaal


e r a w t f o s e t n e Intellig r u u t s e BLIJ b

Remmicom nv Stationsstraat 2235 Westmeerbeek T 016 68 05 13 www.remmicom.be

Alweer een blije burger!


sterk werk

Veilig in de dagopvang Voor wie nog niet naar het woonzorgcentrum verhuist maar toch overdag extra ondersteuning en gezelschap nodig heeft, is er het dagverzorgingscentrum, zoals ’t Dorp van het OCMW van Schoten. Karin Van Geel coördineert en vangt mensen zoals Renée Verwilt (88) met liefde op, Karin Beyers geeft aandacht, zorg en veel koffie. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere

‘Met het dagverzorgingscentrum proberen we mensen zo lang mogelijk uit het woonzorgcentrum te houden. Zolang de zorg ’s avonds, ’s nachts en in het weekend haalbaar is voor hun partner of hun familie, kunnen de zorgbehoevenden hier overdag komen,’ vertelt coördinator Karin Van Geel die me erop wijst dat een dienstencentrum 44 april 2015 Lokaal

activiteiten aan alle leeftijden aanbiedt, maar geen daglange opvang. ‘We ontvangen mensen vanaf 65 jaar, maar bij uitzondering ook jongere mensen met het syndroom van Down, de Korsakovziekte of jongdementie. We ontlasten de partner of andere familieleden. Ze kunnen hen hier met een gerust gevoel achterlaten en zitten er op hun werk


niet mee in wat er thuis gebeurt, of de persoon in kwestie wel eet of drinkt. We vragen wel dat iedereen op vaste dagen komt, zo leren mensen elkaar kennen. We zijn hier altijd heel actief. Nu leeft de oorlog sterk, de mannen praten tegenwoordig veel over de troep en de kazerne waar ze hebben gelegen, dat is vooral op dinsdag, een rustige mannendag. Een heel verschil met maandag, een luidruchtige vrouwendag. Dan zingen we graag kinderliedjes. Er was een tijd dat er veel werd gepuzzeld, maar dat is nu voorbij. Tijdens de wereldbeker waren we in Rode Duivels verkleed, bij de verkiezingen hielden we zelf ook verkiezingen in een stemhokje en als op 8 april de Scheldeprijs Schoten aandoet, dan is het hier al koers wat de klok slaat, met een pintje en een hapje. Maar ook bij het folklorefestival doen we iets in het teken van het land van

de groep die in het dienstencentrum hiernaast optreedt. We vieren Sinterklaas, Kerstmis en Pasen. Zo blijven de mensen bij. Als de zon schijnt, zitten we buiten in onze binnentuin met een ijsje. Soms moet het ook niet meer zijn. Dan worden er vele gesprekken gevoerd, ook over moeilijke thema’s zoals sterven en wat ze daarvan verwachten. Ik ben hier coördinator, er werken nog een verpleegkundige en vier zorgkundigen, allemaal halftime, drie voltijds equivalent. De anderen dragen het team meer dan ik, ik ben toch meer bezig met organiseren en met het vele papierwerk. Dat iedereen halftijds werkt is makkelijk bij het roosteren als er iemand opeens ziek is of bij vakantie. Wie hier werkt moet heel flexibel zijn en dat is niet gemakkelijk: je moet lief zijn, empathisch, maar ook kunnen opruimen, wassen en schrobben. In het woonzorgcentrum is het werk fysiek zwaarder, maar hier moet je altijd aan alles tegelijk denken, aandacht geven, het contact met thuis onderhouden en zorgen opvangen. De laatste jaren verandert het publiek, de mensen worden sociaal armer, er zijn meer mensen met dementie. Ook de problemen thuis komen nu meer naar boven. En ook al heeft Renée nog schrik van haar agressieve echtgenoot, toch is zij een van die mensen die kunnen laten zien dat ze genieten, ook haar zoon is vrolijk en content. De eerste dag dat ik Renée zag, had ze zo geen glans in haar ogen, terwijl ze nu schitteren omdat ze weet dat ze ons kan vertrouwen.’ Renée Verwilt is geboren en getogen in Schoten. Ze heeft er altijd gewoond tot ze enkele maanden geleden naar Antwerpen verhuisde. Nu woont ze bij haar jongste zoon en zijn partner die haar als een prinses behandelen. ‘Overdag kom ik naar hier, vijf dagen per week, meestal hele dagen. Ik ben zo blij dat ik hier ben. Ik kom hier andere echte Schotenaren opnieuw tegen. En dan kun je over vroeger praten. Mijn oudste dochter woont in Mexico, zestig kilometer buiten de stad. Vijf jaar geleden ben ik er nog geweest. Gelukkig is ze

vorig jaar naar hier gekomen en komt ze dit jaar opnieuw op bezoek. Mijn andere zoon heeft een klein kindje en die heeft het druk, die is aan het bouwen. Maar ik ben trots op mijn kleinzoontje. Mijn drie kinderen schelen veel in jaren. Elke keer dat ik dacht dat ik uit de kinderen was, kwam er weer eentje. De oudste had ik op mijn twintigste, bij Nico was ik al 42.’ ’s Middags gaan veel mensen slapen, maar Renée niet, zij bladert in boekjes en bekijkt de prentjes. En voor het eerst in zeker twintig jaar heeft ze nog eens gehaakt. Ze geniet nog na, ze vindt het hier leuk. Ze glimlacht: ‘Ik zit hier goed. Ik ben blij dat ik hier terecht ben gekomen en bij mijn zoon natuurlijk.’ Ze is content, ook met verwennerijen die ze niet meer gewend was, zoals de kapper of de manicure. Karin Beyers is zorgkundige, ze schenkt Renée een kopje koffie in: ‘De mensen komen graag. Dat maakt dat het werken hier veel voldoening geeft. Je ziet ze ook dagelijks met een lach op hun gezicht naar huis gaan. Dat geeft een goed gevoel, je hebt ze weer een prettige dag bezorgd. Natuurlijk moet je wel met veel tegelijk bezig zijn en hier komen zowel goedlachse mensen als andere, bij sommigen wil de gezondheid niet mee, of treedt dementie op. Onze taak wordt wel eens onderschat, je moet veel meer doen dan bingo spelen en koffie drinken. Er zijn dagen dat ik leeg thuiskom en een kwartiertje rust nodig heb. Maar meestal valt het mee. Het zijn ook mensen zoals Renée die het werk aantrekkelijk maken: zij benoemt de dingen die positief zijn en doet een gewone babbel met je. De meeste vrouwen zijn hier moeilijker dan de meeste mannen, het is voor vrouwen lastig afstand te doen van hun zorgende rol. Renée is een uitzondering. Je ziet haar genieten. En als je ziet dat iemand content is, heb je toch de neiging om er sneller naartoe te gaan en ze een knuffel te geven.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

Lokaal april 2015

45


De omgevingsvergunning, een eerste analyse Het Vlaamse milieurecht staat de komende jaren voor een be‑ langrijke wijziging: de integratie van de milieuvergunning en de stedenbouwkundige vergunning in de omgevingsvergunning. Het tijdschrift Milieu- en Energierecht wijdde in 2014 een volledig themanummer aan de omgevings‑ vergunning. Deze publicatie is daar de boekversie van, en geeft een eerste analyse van het nieuwe juridische kader. Het boek gaat achtereenvolgens in op: de volle‑ dige procedure voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning; het feit dat de omgevingsvergun‑ ning een vergunning zal zijn voor onbepaalde duur; de impact van de omgevingsvergunning op de milieueffectbeoordeling, de omge‑ vingsveiligheidsrapportage en de passende beoordeling. Daarnaast wordt een eerste ‘screenshot’ gegeven van het nieuwe decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning. De auteurs nemen ook een kijkje over de grens, met een gedetailleerde bespreking van de Nederlandse omgevingsvergunning. Het boek sluit af met het Omgevingsver‑ gunningsdecreet zelf. B. Vanheusden (ed.), De omgevingsvergunning: een eerste analyse, Uitgeverij Die Keure, Brugge, 57 euro

mens en ruimte nieuws

Gunstregeling woonbehoefte bij herbestemming zones met weekendverblijven stopt

STEFAN DEWICKERE

print & web

Verschillende gemeenten hebben clusters van weekendverblijven op hun grondgebied. Een deel van die verblijven wordt permanent bewoond, terwijl dat volgens de stedenbouwkundige regels niet mag. In sommige gevallen biedt de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan een oplossing. Veelal wordt daarin de bestemming van een gebied gewijzigd van ‘verblijfsrecreatie’ naar ‘wonen met recreatief karakter’. De Vlaamse regelgeving ondersteunde dergelijke bestemmingswijzigingen: art. 5.4.2 VCRO bepaalt dat de woongelegenheden die er door zo’n omzetting

(in theorie) bijkomen, niet worden meegeteld bij het berekenen van de woonbehoefte in de gemeente. Ze wel laten meetellen betekent immers meestal dat elders in de gemeente geen gronden meer mogen worden herbestemd voor woningbouw, omdat door de herbestemming in de woonbehoefte is voorzien. Decretaal is deze gunstregeling echter beperkt tot 30 april 2015. De VVSG vernam van het kabinet van Joke Schauvliege, Vlaams minister bevoegd voor Omgeving, dat deze regeling niet wordt verlengd. De overheden hebben ruim de kans gehad om initiatieven te nemen, luidt

de redenering. De opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan dat een oplossing biedt aan het permanent bewonen van weekendverblijven blijft mogelijk, maar de extra woongelegenheden die hierdoor worden gecreëerd tellen wel degelijk mee als extra woongelegenheden. Door het beëindigen van deze gunstregeling zullen gemeenten volgens de VVSG minder geneigd zijn planologische initiatieven te nemen om een oplossing te bieden voor het permanent wonen op weekendverblijven. xavier buijs

Meer informatie bij xavier.buijs@vvsg.be.

Tot 20 april Cleantechcompetitie ClimateLaunchpad 2015 is Europa’s grootste innovatieve cleantechcompetitie. VITO organiseert dit jaar de wedstrijd voor België en verzamelt de beste ideeën om de

46 april 2015 Lokaal

klimaatverandering om te buigen. Studenten, start-ups, ondernemers, onderzoekers en werknemers die dromen van een eigen zaak worden uitgenodigd om hun

cleantech-idee in te dienen. http://climatelaunchpad.org bart.dooms@vito.be https://vito.be


print & web

Fietsberaad werkt aan beleidswijzer

FIETSBERAAD

IEDEREEN BESCHERMD

Fietsberaad is op zoek naar mobiliteitsambtenaren die mee willen nadenken over de inhoud van de beleidswijzer sterk fietsbeleid. Die uitgave is een belangrijke, eerste

realisatie van Fietsberaad met concrete argumenten en goede praktijken voor het fietsbeleid. Het naslagwerk is in eerste instantie bedoeld voor mobiliteitsschepenen

en -ambtenaren die er op hun beurt waardevolle informatie in terugvinden om hun collega’s te overtuigen. Wilt u graag mee nadenken over de inhoud van dit naslagwerk? Wat mist u in uw werk om collega’s te overtuigen voor meer fietsbeleid? Fietsberaad Vlaanderen organiseert in mei twee werkvergaderingen op verschillende plaatsen in Vlaanderen, over de mogelijke inhoud van de beleidswijzer. wout baert

Wilt u erbij zijn? Laat het dan weten via wout.baert@fietsberaad.be.

Steunpunt Straten wordt Infopunt Publieke Ruimte De Voetgangersbeweging vzw slaat de bladzijde van Steunpunt Straten om. Op het Congres Publieke Ruimte op 3 maart werd Infopunt Publieke Ruimte voorgesteld. ‘Steunpunt Straten richtte zich voornamelijk naar professionelen: ambtenaren, ontwerpers, producenten en aannemers,’ zegt gedelegeerd bestuurder Tom Dhollander. ‘Uit de honderden inzendingen voor de prijs Publieke Ruimte vanaf 2008 tot vandaag blijkt echter dat de meest succesvolle projecten gefundeerd zijn op een brede dialoog tussen bevolking en overheid, tussen publieke en private sector, tussen lokale besturen en bovenlokale overheden, tussen academische wereld en veldwerkers. Ook niet-professionele belangstellenden komen steeds prominenter in beeld wanneer het over openbare ruimte gaat, burgers willen ook hun zeg hebben. Infopunt Publieke Ruimte wil de professionele wereld en burgerinitiatieven beter op elkaar afstemmen. Het is een aanspreekpunt voor professionelen, beleidsmakers en burgers die meer willen doen met hun leefomgeving.’ www.publiekeruimte.info

Tot 11 mei Originele activiteiten ter promotie van Week van de Fair Trade 2015 Van 7 tot 17 oktober is het voor de veertiende keer Week van de Fair Trade. Het Belgisch Ontwikkelingsagentschap BTC zoekt originele activiteiten om mensen kennis te laten maken met fairtradeproducten. Gemeenten of organi-

saties kunnen hiervoor een project indienen, de origineelste worden voor maximaal 4000 euro gefinancierd. www.weekvandefairtrade.be

LOKAAL PROACTIEF HANDELEN IN DE STRIJD TEGEN ONDERBESCHERMING

Iedereen beschermd: lokaal proactief tegen onderbescherming Samenlevingsopbouw stelde een draaiboek samen voor Lokaal proactief handelen, met een uitge‑ werkte methodiek tegen onderbe‑ scherming. Te veel mensen slagen er vandaag immers niet in om hun sociale rechten uit te putten. ‘Pro‑ actief handelen’ betekent dan dat hulp- en dienstverleningsinstan‑ ties zelf het initiatief nemen om rechthebbenden te bereiken, ze te informeren en hun hulp te bieden. Het draaiboek is gebaseerd op een project dat liep in negentien lokale besturen in samenwerking met onder meer de VVSG en het HIVA, en in opdracht van de Vlaamse minister van Welzijn. De publicatie is te downloaden via www.samenlevingsopbouw.be/ in-de-kijker-f

Check je huis: online tool energiezuinig renoveren Een gemiddeld gezin laat jaarlijks een maandloon aan energie door vloeren, ramen en daken verdwij‑ nen. Met de online tool ‘Check je huis’ van de Stad Gent bereken je eenvoudig zelf hoeveel geld je zo laat liggen. De online tool – overigens al even interessant voor niet-Gentenaars – geeft aan de hand van enkele eenvoudige vra‑ gen snel een antwoord op de vraag hoeveel je jaarlijks kunt besparen in je eigen huis. Een eenvoudig en gepersonaliseerd stappenplan geeft per ingreep een overzicht van de geschatte investeringskos‑ ten, de beschikbare premies en de jaarlijkse energiebesparing. De tool is te testen via www. gentklimaatstad.be/check-jehuis

Lokaal april 2015

47


mens en ruimte horecacoach

Op pad met de Gentse horecacoach Gent heeft sinds 2001 een horecacoach. De klemtoon van de functie lag in de beginjaren heel sterk op bemiddeling en preventie. Die thema’s blijven belangrijk, maar nu staat ook beleidsvoorbereiding hoog op de agenda van horecacoach Bart Inghelbrecht. Lokaal ging een namiddag met hem mee langs horecazaken in het hart van Gent. tekst bart van moerkerke beeld layla aerts

B

art Inghelbrecht heeft een kantoor op de begane grond in het politiegebouw in de Belfortstraat, schuin tegenover het Gentse stadhuis. Tot voor kort zat hij hoog en droog in Portus Ganda, beter bekend als de Belgacomtoren. Dat was verre van ideaal, de huidige locatie is veel beter qua zichtbaarheid en bereikbaarheid. ‘Ik maak deel uit van de dienst preventie en ressorteer als dusdanig onder burgemeester Daniël Termont. Tegelijkertijd ben ik een adviseur van schepen van middenstand Christophe Peeters. In steden die pas later een horecacoach kregen, is die vaak bij economie en niet bij preventie ondergebracht.’ In Gent werd de functie in 2001 in het leven geroepen omdat de stad iets wilde doen aan de overlast door sommige horecazaken en de conflicten tussen uitbaters en buurtbewoners. Preventief werken, bemiddelen en sensibiliseren is nog steeds een belangrijke opdracht voor de horecacoach. Bart Inghelbrecht geeft een voorbeeld. ‘Enkele maanden geleden berichtte de pers over een nieuwe studentenbar die de deuren zou openen in de Sint-Pietersnieuwstraat. Het artikel was zeer negatief en dat alarmeerde de buurtbewoners. De stad bracht de burgemeester, de schepen, de horecacoach, de toekomstige uitbaters en de buurtbewoners aan de tafel. Die laatsten konden alle vragen stellen die ze wilden. Het bleek uiteindelijk om een UGent-bar te gaan voor proffen en studenten, waar lezingen en workshops zouden doorgaan. Er werden telefoonnummers uitgewisseld tussen de uitbaters en de buurtbewoners. En de vraag om bewoners op te nemen in de vzw die de bar zou uitbaten, werd positief onthaald door de starters.’ Beleidsvoorbereiding De functie van horecacoach is in de loop van de jaren geëvolueerd. Het beleidsvoorbereidende werk is veel belangrijker geworden.

48 april 2015 Lokaal


Het recente horeca-attest en het terrasreglement zijn daar goede voorbeelden van. Die hebben niets met overlast en preventie te maken maar alles met lokale economie. ‘Je kan in Gent geen horecazaak meer beginnen zonder een horecaattest,’ legt Bart Inghelbrecht uit. ‘Het attest wordt pas afgeleverd als alle nodige documenten en vergunningen in orde zijn. Maar de kandidaat-uitbater staat er niet meer alleen voor zoals vroeger, wij begeleiden hem. Het belangrijkste instrument is een checklist horeca-attest, een eenvoudige folder waarin alle noodzakelijke administratieve stukken en andere formaliteiten opgesomd zijn. De kandidaat-ondernemer kan ze in de loop van het proces aanvinken. Als hij dat wil, staan we klaar om hem te helpen. Een groot voordeel is dat elke starter nu bij mij langskomt. Zo leren we elkaar al direct kennen. Vroeger gebeurde de aanvraag voor het uitbaten van een horecazaak bij de politie, die stelde het dossier op. Ik kwam dikwijls pas in beeld wanneer er problemen waren.’ Tegelijk met het horeca-attest voerde de stad ook een terrasreglement in met enkele algemene richtlijnen. Zo moet de terrasinrichting vlot verplaatsbaar zijn, mag ze geen gesloten uitbreiding van de horecazaak zijn en moet er steeds een voldoende ruime, obstakelvrije doorgang zijn. Het reglement legt ook regels en afspraken voor eenvormigheid, afmetingen en toegankelijkheid van terrassen vast. ‘We hebben ook terrasinplantingsplannen opgemaakt. Die doen uitspraken over de kwalitatieve invulling van de terrassen per plein. Op de Korenmarkt bijvoorbeeld zijn er regels over hoe de windschermen eruit zien, hoe groot ze zijn, wat voor profiel gebruikt wordt, waar de glaspartij komt, waar de reclame. De stad heeft een leverancier gezocht en een groepsaankoop van windschermen georganiseerd. De volgende stap is dat we per plein of straat naar eenzelfde kleur van parasols en luifels gaan. Voor enkele straten en pleinen hebben we de oefening al gemaakt. We hebben de horeca-uitbaters naar hun voorkeurkleur gevraagd en vervolgens hebben we de meerderheid gevolgd. Tegen 2018 moeten alle parasols en luifels op de Korenmarkt bijvoorbeeld zwart zijn. Waarom pas tegen 2018? Omdat

parasols en luifels doorgaans over drie jaar worden afgeschreven, we willen uitbaters die pas geïnvesteerd hebben, niet nog eens op kosten jagen. Schepen Peeters heeft de beslissing in een brief gegoten. En die ga ik nu persoonlijk overhandigen aan de horeca-uitbaters van enkele straten en pleinen in het stadscentrum.’ Zwart of felle kleuren? Onze eerste halte is een familiezaak op het Emile Braunplein, tegenover de nieuwe stadshal. ‘Yves, de uitbater, zal tevreden zijn,’ voorspelt Bart Inghelbrecht. ‘Hij had een voorkeur voor ecru en dat is het ook geworden.’ De man laat even zijn wafelijzer in de steek om Bart te begroeten. Die laatste licht de beslis-

baters in de straat me individueel een mail gestuurd met hun voorkeurkleur. De meerderheid was voor zwart. Ik weet dat zwart moeilijk ligt voor jullie, maar deze beslissing zegt niets over de gevel, de tafels en de stoelen. Er blijven toch nog veel mogelijkheden om jullie huisstijl naar het terras door te trekken.’ Handhaving zeer belangrijk Op naar de Korenmarkt, waar ook zwart uit de bus is gekomen. Hier valt het grote verschil op tussen zaken die de uitbater zelf runt en filialen van horecaketens. Bij de eerste categorie is er een band tussen de ondernemer en de horecacoach, ze kennen elkaar bij naam en het gesprek gaat niet enkel over luifels en parasols. In de ketenzaken is vaak zelfs de zaakvoer-

De functie van horecacoach is in de loop van de jaren geëvolueerd. Het beleidsvoorbereidende werk is veel belangrijker geworden. Het recente horeca-attest en het terrasreglement zijn daar goede voorbeelden van. sing even toe en overhandigt de brief van de schepen. Yves wil weten of ook stoelen en tafels overal dezelfde kleur moeten hebben. Blijkbaar stond dat in een krantenartikel. Maar dat klopt niet, de uitbaters zijn en blijven volledig vrij in de keuze van tafels en stoelen. Het is een boodschap die de horecacoach in de loop van de namiddag herhaaldelijk zal moeten brengen. Om de hoek ligt Klein Turkije, een straat in de schaduw van de Sint-Niklaaskerk. Hier mikken de meeste horecazaken veeleer op het laatavond- en nachtleven. Ze kozen voor zwart. En dat is een ontgoocheling voor de hippe yoghurt- en smoothieszaak met een interieur in felle, frisse kleuren. De zaakvoerster is er niet, maar een van de aanwezige medewerksters is ook zeer goed op de hoogte. ‘Zwart is geen kleur, het zal hier een straat in rouwstemming worden. We zijn wel geraadpleegd maar we hadden het gevoel dat alles al beslist was.’ Bart Inghelbrecht spreekt dat met klem tegen. ‘Ik heb aan Greet, de zaakvoerster, voorgesteld met haar collega’s in de straat te gaan praten, dat heeft ze ook gedaan. Vervolgens hebben alle uit-

der niet aanwezig en is Bart Inghelbrecht voor het personeel een onbekende, net als zijn functie. De brief wordt er beleefd in ontvangst genomen en een bezoekje duurt amper een minuut. Ook op de Korenmarkt zijn de meningen over het zwart verdeeld. Salah, die een chocolaterie annex krantenwinkel uitbaat, was voor bruin-bordeaux omdat dit beter past bij de gevel. Maar hij beseft dat de stad niet voor iedereen goed kan doen en dat een uniforme kleur wel een zekere sfeer, een bepaald gevoel kan creëren. Hij hoopt echter vooral dat de werken aan het vroegere postgebouw zo snel mogelijk afgerond worden, dat de vijf bomen aangeplant worden, dat de kunstwerken er komen. Bart Inghelbrecht deelt mee dat de bomen in het najaar worden geplaatst en dat voor de kunstwerken de procedure loopt. Weer buiten wijst hij me op de eenvormige windschermen die de terrassen afbakenen. Ze hebben een frame in aluminium en een glaspartij, ze staan op voetsteuntjes, ze zijn allemaal even hoog, ze hebben geen overkapping. Eén uitbater blijkt zich van de reglementen Lokaal april 2015

49


mens en ruimte horecacoach

daartegen moeten we optreden. Die looplijnen moeten vrij blijven. Een grote blinde of slechtziende persoon loopt het gevaar zijn hoofd te stoten.’

Twee plannen sturen het horecabeleid Eind 2003 was Gent de eerste Vlaamse stad met een horecabeleidsplan. In het plan is een globale visie op de horeca uitgewerkt, met zes strategische doelstellingen, en een visie voor elk van twaalf deelgebieden. Er was een lijst van bijna honderd actie‑ punten aan gekoppeld. Vele zijn al gerealiseerd (onder andere het horeca-attest en het terrasreglement waarvan sprake in het artikel), maar het horecabeleidsplan blijft een belangrijke leidraad voor het stadsbestuur. In 2011 kwam er een tweede belangrijk document dat sturing geeft aan het horecabeleid, met tien strategische doelstellin‑ gen en meer dan honderd acties: het Gentse winkel- en horecaplan met visie 2020. Het horecabeleidsplan kunt u raadplegen op www.vvsg.be (tik in de zoekfunctie ‘horecabeleidsplan Gent’), het winkel- en horecaplan staat op www.oogent.be (tik in zoekfunctie ‘winkel- en horecaplan’).

niets aan te trekken. Aansluitend bij de windschermen heeft hij een volledig afgesloten tent geplaatst om de warmte van de elektrische verwarmingstoestellen beter vast te houden. Verschillende

mee naar een vergadering van de terrasdienst. ‘Dit is expliciet verboden, ik heb dit al verschillende keren gemeld aan de uitbater en aan de terrasdienst. Een reglement is goed, maar je moet

Op de Korenmarkt valt het grote verschil op tussen zaken die de uitbater zelf runt en filialen van horecaketens. Bij de eerste categorie is er een band tussen de ondernemer en de horecacoach, in de ketenzaken is vaak zelfs de zaakvoerder niet aanwezig en is Bart Inghelbrecht voor het personeel een onbekende, net als zijn functie. horecaondernemers op de Korenmarkt zullen er Bart over aanspreken: waarom mag die tent blijven staan? Waarom zouden zij niet hetzelfde doen? Bart neemt er een foto van, hij neemt die morgen 50 april 2015 Lokaal

het ook strikt handhaven. Op dat punt kan het zeker nog beter. Je merkt op de Korenmarkt ook dat de parasols hier en daar tot over de looplijnen voor blinde en slechtziende personen komen. Ook

Groepsaankoop stimuleren We stappen binnen bij Johan. Hij is actief in de handelaarsvereniging en heeft op vraag van de stad het onderzoek naar de voorkeurkleur gedaan bij zijn collega’s van de Korenmarkt. Hij heeft ze hun keuze laten ondertekenen om alle discussie achteraf te vermijden. ‘Op de Korenmarkt was er eigenlijk vrij weinig discussie, de meerderheid is zeer tevreden met de beslissing om voor zwart te gaan,’ zegt hij. In een broodjeszaak stoten we toch op een fervent tegenstander, niet zozeer van het zwart als wel van het principe van de eenvormigheid. Hans: ‘Dit is een heel slecht idee. Elk gebouw heeft zijn eigenheid, elke zaak heeft een eigen karakter. Sommige hebben klasse, andere zijn iets banaler en dat is juist goed.‘ Bart Inghelbrecht wijst naar de kakofonie van parasols op het plein: ‘Je kan toch niet beweren dat dit mooi is. En er zijn ook veel andere aspecten die de identiteit van een zaak bepalen, er blijven nog meer dan voldoende mogelijkheden open. Ik denk dat, net zoals in andere steden, de keuze voor één kleur het algemene beeld van de Korenmarkt ten goede zal komen.’ Bij het afscheid vraag ik de horecacoach of het rommeltje van parasols en luifels in alle mogelijke vormen en afmetingen niet zal blijven bestaan, ook al zijn ze allemaal zwart of bruin of ecru. ‘Net zoals we voor de windschermen hebben gedaan, moeten we misschien bekijken of we geen groepsaankoop op poten kunnen zetten. Dat wil zeggen dat wij op zoek gaan naar enkele fabrikanten van luifels en parasols en dat we hun voorstellen aan de horeca-uitbaters voorleggen. Het is dan aan hen om te beslissen of ze samen willen aankopen. Op die manier kunnen we als stad onrechtstreeks toch een beetje sturen in de richting van eenvormigheid.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal


Prijs:

€ 29*

Florian De Bont

(VVSG-prijs)

ST R A AT B O M E N IN UW GEMEENTE:

€ 35*

(standaardprijs)

E E N S TA P P E N P L A N V O O R H E T I N P L A N N E N Groen is van levensbelang voor de leefbaarheid van steden en gemeenten. Straatbomen vormen hiervan de ruggengraat. Straatbomen krijgen het echter vaak hard te verduren door het ontbreken van een langetermijnvisie, te weinig groeiruimte onder de grond, de gedeeltelijke of volledige heraanleg van de straten, … De publicatie ‘Straatbomen in uw gemeente: een stappenplan voor het inplannen’ biedt een antwoord op deze bedreigingen. Het handige stappenplan vormt een leidraad bij het bepalen van de juiste standplaats voor uw straatbomen.

De beslisboom geeft antwoorden op volgende vragen:

STRAATBOMEN IN UW GEMEENTE

D E B ES L I S B O O M

Zijn er reeds straatbomen aanwezig?

JA

I

3. DE BESLISBOOM

Het behouden van één of meerdere straatbomen wordt overwogen (contact met bevoegde diensten en/of expert)

NEE

• Waar kunnen we straatbomen op een duurzame wijze inplannen?

NEE

Is het straatprofiel op 1 of meerdere plaatsen ≥ 7,5 meter breed?

Straatbomen kunnen

JA

niet ingepland worden. Ander groen is mogelijk

• Kunnen we groeiplaatsen creëren waarin straatbomen vrij kunnen groeien gedurende hun volledige levensverwachting?

NEE

Kunnen 1 of meerdere straatbomen

NEE

Kunnen 1 of meerdere straatbomen

NEE

op ≥3,5m van de gevel ingepland

op ≥5,5m van de gevel ingepland

worden?

worden?

worden?

JA

Beslissing: één of meerdere straatbomen behouden

JA

Meer weten?

Kunnen 1 of meerdere straatbomen

op ≥2,25m van de gevel ingepland

JA

PROCES NEE/JA

25

JA

Indien noodzakelijk worden de straatbomen beschermd tijdens de werken en de groeiplaatsen

NEE

Kunnen 1 of meerdere straatbomen

NEE

Kunnen 1 of meerdere straatbomen op ≥3m van werkzame

nutsleidingen ingepland worden?

dingen ingepland worden?

nutsleidingen ingepland worden?

Kunnen 1 of meerdere straatbomen

JA NEE

Kunnen 1 of meerdere

NEE

op ≥0,8m van de vrije rijbaan

rijbaan ingepland worden?

ingepland worden?

Er kunnen 1 of meerdere korte-omloopstraatbomen ingepland worden → Raadpleeg “3.3 groeiplaatsvoorwaarden”

Er kunnen 1 of meerdere verkorteomloop-straatbomen ingepland worden → Raadpleeg “3.3 groeiplaatsvoorwaarden”

expert is mogelijk)

Kunnen 1 of meerdere straatbomen

straatbomen op ≥0,7m van de vrije

pland worden?

JA

verbeterd (inschakelen

JA

op ≥0,6m van de vrije rijbaan inge-

JA

• Hoe vermijden we dat straatbomen zullen moeten wijken bij het onderhoud of de heraanleg van straten?

NEE

op ≥1,5m van werkzame nutslei-

JA NEE

Kunnen 1 of meerdere straatbomen

op ≥0,75m van werkzame

JA

Er kunnen 1 of meerdere toekomststraatbomen ingepland worden → Raadpleeg “3.3 groeiplaatsvoorwaarden”

BESTELKAART

Ja, ik bestel:

Stuur of fax naar:

....... ex. van

Straatbomen in uw gemeente: een stappenplan voor het inplannen

aan € 29* (VVSG-leden) / € 35* (standaardprijs). Ik ben VVSG lid  ja  nee

Uitgeverij Politeia Keizerslaan 34 1000 Brussel Fax: 02 289 26 19 Tel.: 02 289 26 10 Of bestel via website: www.politeia.be e-mail: info@politeia.be

Naam: ............................................................................................................. Functie: .......................................................................................................... Bestuur/Organisatie: ....................................................................................... Tel.: ................................................................................................................ E-mail (verplicht bij aankoop e-book): .................................................................. ........................................................................................................................ Adres: ............................................................................................................. BTW: ...............................................................................................................

*

Datum en handtekening

Prijs incl. btw, excl. verzendingskosten, geldig tot 30.09.2015. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet doorgegeven aan derden. Overeenkomstig de wet op de privacy hebt u inzage- en correctierecht. Consulteer steeds www.politeia.be voor actuele prijzen.

Lokaal april 2015

51


mens en ruimte plattelandsbeleid

Het Vlaamse platteland als woondorpennetwerk Het Vlaamse platteland verandert. De landbouw speelt geen centrale rol meer, voorzieningen verdwijnen, steeds meer inwoners werken en consumeren buiten het dorp. Het platteland is in de eerste plaats een aangename woonomgeving, maar het verlies aan voorzieningen en werk ondermijnt er soms de leefbaarheid. tekst maarten loopmans en frans thissen beeld daniel geeraerts

H

et Vlaamse platteland van autonome dorpen verschuift naar een platteland van woondorpen. In autonome dorpen zijn de meeste inwoners van het dorp en doen ze veel zaken in het dorp. In woondorpen zijn een groot deel van de inwoners er in een bepaalde levensfase neergestreken op zoek naar een woning en zijn ze voor werk, voorzieningen en sociale contacten niet op het dorp aangewezen. In realiteit hebben dorpen in Vlaanderen en Nederland vaak met beide werkelijkheden te maken: ook in veel woondorpen wonen nog mensen die van het

In een goed functionerend netwerk van woondorpen kunnen individuen hun leven op verschillende ruimtelijke schalen inrichten, ze zijn voor hun welzijn niet noodzakelijk afhankelijk van het dorp.

52 april 2015 Lokaal

dorp zijn en hun zaken zoveel mogelijk in het dorp doen. In beleidsvisies overheerst zelfs de oude visie van het autonome dorp. Daarbij bestaat het platteland uit een lappendeken van losstaande, begrensde landelijke gemeenten die ieder voor zich proberen de leefbaarheid binnen de eigen grenzen te vergroten. Deze leefbaarheid wordt zo lineair gekoppeld aan het lokale voorzieningenaanbod en – ten behoeve van de fiscale draagkracht – het aantal kapitaalkrachtige inwoners in het dorp. Enkel dorpen met een economisch draagkrachtige bevolking zouden de nodige voorzieningen

kunnen aanbieden en zo de leefbaarheid vergroten. Deze visie gijzelt gemeenten in een eenzijdige ontwikkelingslogica: het enige wat ze kunnen doen is steeds meer kapitaalkrachtige bewoners aantrekken. Het spreekt voor zich dat niet elke gemeente dezelfde bijzondere omgevingskwaliteiten in huis heeft om deze eendimensionale concurrentiestrijd tot een goed einde te brengen. Van lappendeken naar netwerk Om aan deze patstelling te ontsnappen pleiten we voor een perspectiefwissel. Want woondorpen zijn geen alleenstaande, autonome entiteiten. De leefbaarheid ervan wordt even sterk beĂŻnvloed door hun banden en relaties met omliggende gemeenten als door wat er binnen de eigen gemeente gebeurt. Het dagelijkse leven van de dorpsbewoners laat zich immers niet aan banden leggen door de grenzen van de eigen gemeente. Vanuit het referentiekader van het woondorp wordt de ontwikkeling van de ruimere regio als de basis gezien voor de leefbaarheid in het dorp. De leefbaarheid van een dorp hangt evenzeer af van de aansluiting op en relaties met het regionale netwerk van dorpen, als van ontwikkelingen binnen het dorp zelf. Die netwerkrelaties kunnen zeer divers zijn. Natuurlijk kan er sprake zijn van concurrentie, wanneer verschillende gemeenten dezelfde voorzieningen wensen aan te bieden aan de eigen bewoners. Dit kan gemeentebesturen stimuleren om aandachtig te blijven voor de wensen van de bewoners tegen wie ze zich moeten legitimeren. Maar het kan ook gemeentebudgets opdrijven tot ongezonde en soms onnodige hoogten. Binnen net-


werken kan immers ook naar complementariteit worden gezocht. Dan leveren dorpen binnen een netwerk aanvullende diensten aan de bewoners van de regio. Er kan ook sprake zijn van synergie wanneer de combinatie van diensten binnen het netwerk de leefbaarheid binnen het hele netwerk verhoogt, bijvoorbeeld wanneer de ene gemeente het stadion van de regionale voetbalclub levert, terwijl de oefenvelden in een andere gemeente liggen. In een netwerk is daarom niet alleen het aanbod aan diensten zelf belangrijk, maar ook de kwaliteit van de ontsluiting ervan en de verbindingen ertussen. Duurzame ontwikkeling van netwerkleefbaarheid vertrekt vanuit een creatie van duurzame verbindingen en voorzieningen.

Leuven 28 april Plattelandsacademie: over het nut van een dorpenbeleid Een dorp is een samenspel van bewoners, gebouwen en voorzieningen. En rond die componenten zal een dorpenbeleid opgezet worden. Voorzitter Landelijke Gilden Piet Vanthemsche, expert Vlaamse Woonraad Filip Canfyn, Unizo-bestuurder Erwin Van der Kelen, architectuurdocent Pascal De Decker en algemeen directeur VVSG Mark Suykens doen die componenten vanuit hun perspectief uit de doeken. plattelandsacademie@landelijkegilden.be, www.landelijkgilden.be/agenda en www.vvsg.be/agenda

gehouden wordt met de uiteenlopende behoeften aan voorzieningen, maar ook met mobiliteit. De transformatie van autonoom naar woondorp produceert ook nieuwe uitdagingen. De evolutie naar woondorpen

In beleidsvisies overheerst de oude visie van het autonome dorp. Daarbij bestaat het platteland uit een lappendeken van losstaande, begrensde landelijke gemeenten die ieder voor zich proberen de leefbaarheid binnen de eigen grenzen te vergroten. Netwerkrechtvaardigheid Een leefbaarheidsbeleid moet ook een perspectief op sociale rechtvaardigheid ontwikkelen. Ook daar treden verschuivingen op wanneer we het platteland als een netwerk zien. Waar het beeld van het autonome dorp de nadruk legt op een vergelijking van het voorzieningenniveau of werkgelegenheid van dorpen – ieder dorp heeft recht op zijn dorpsschool –, verschuift onder het woondorp-perspectief de aandacht naar een vergelijking van de levenskwaliteit van individuele bewoners: hebben alle kinderen onder redelijke voorwaarden toegang tot een school? In een goed functionerend netwerk van woondorpen kunnen individuen hun leven op verschillende ruimtelijke schalen inrichten, ze zijn voor hun welzijn niet noodzakelijk afhankelijk van het dorp. Een rechtvaardige spreiding van welzijn heeft dan te maken met de mate waarin alle individuen gelijke kansen krijgen om hun leven naar hun wensen en behoeften in te richten. Dit houdt in dat voor verschillende groepen niet alleen rekening

veroorzaakt immers ook nieuwe sociale tegenstellingen op het platteland die niet op de schaal van het dorp kunnen worden opgelost. De instroom van hogere inkomensgroepen op het platteland op zoek naar woonkwaliteit drijft de woningprijzen op, waardoor lagere inkomensgroepen het moeilijk hebben om betaalbare woningen van goede kwaliteit te vinden. Het functieverlies in dorpskernen door de toegenomen automobiliteit van de nieuwe bewoners heeft ook geleid tot een grotere auto-afhankelijkheid. Ongelijke vervoersmogelijkheden veroorzaken ook weer nieuwe verschillen tussen bewoners: vervoersarmoede is een begrip dat duidt op de moeilijke toegankelijkheid tot noodzakelijke voorzieningen of werkgelegenheid voor wie zich op het platteland geen auto kan veroorloven. Maar vervoersarmoede is niet enkel gebaseerd op autobezit; het houdt ook verband met de woningmarkt en de locatie van voorzieningen. Wie geen toegang heeft tot geschikt vervoer maar in een goed voorziene dorpskern woont,

kan dus niet automatisch als vervoersarm worden beschouwd. Leefbaarheid in verbondenheid Te lang is het Vlaamse platteland beschreven als een lappendeken van gemeenten die langzaamaan overspoeld (en leeggezogen) worden door de grote, uitzwermende centrumsteden. Men is blind gebleven voor de meer interne veranderingsprocessen die door een autonome dynamiek worden gedreven: de transformatie van autonome dorpen naar een woondorpennetwerk. Een dergelijk netwerkperspectief biedt gemeenten mogelijkheden om te ontsnappen aan de verstikkende concurrentie om bewoners en voorzieningen, en stimuleert ons leefbaarheid ook te bekijken op een hoger schaalniveau dan het eigen dorp of de eigen gemeente. Dit verschuift de aandacht van het ontwikkelen van eigen voorzieningen naar het ontwikkelen van synergieën en complementariteit, en het verplicht gemeenten ook de nadruk te leggen op bereikbaarheid en verbindingen. Maar het biedt ook een andere kijk op rechtvaardigheid en billijkheid. Iedereen wil leefbaarheid, maar leefbaarheid is niet hetzelfde voor iedereen. Een netwerkperspectief op leefbaarheid verschuift de aandacht van een divers aanbod aan voorzieningen binnen het dorp naar een integratie van het woon-, vervoers- en voorzieningenaanbod binnen het netwerk voor specifieke doelgroepen. Een netwerkvisie biedt de kans, maar dwingt ons ook om het eenheidsdenken van onderlinge competitie tussen dorpen te overstijgen. Maarten Loopmans is sociaal geograaf KU Leuven en Frans Thissen is sociaal geograaf Universiteit van Amsterdam

Lokaal april 2015

53


mens en ruimte erfgoedbeleid

Open Monumentendag 2015 in zes categorieën Open Monumentendag wil elk jaar zo veel mogelijk deuren van monumenten gratis openzetten, en dat is op 13 september dit jaar niet anders. Al 26 jaar lang bewijst Open Monumentendag hoe intens ons erfgoed leeft. Nieuwsgierig en enthousiast ontdekken bezoekers van alle leeftijden over heel Vlaanderen monumenten. En nu wil Herita, de erfgoedorganisatie die Open Monumentendag op Vlaams niveau coördineert, nog meer mensen bij de organisatie betrekken. tekst stefanie hap beeld

H

© herita, stefan dewickere

erita streeft ernaar het grootste culturele eendagsevenement elk jaar beter te maken, zowel voor de lokale organisatoren als voor de vele bezoekers. Daarom wordt Open Monumentendag vernieuwd. Een van die veranderingen heeft betrekking op de lokale organisatoren, nog steeds de belangrijkste partner voor Open Monumentendag. Tot vorig jaar werden ze Lokale Comités genoemd en ze waren veelal gemeentelijk georganiseerd. Die kern van ervaren organisatoren wordt vanaf nu versterkt met nieuwe organisatoren. Ze kunnen een zeer divers statuut hebben: intergemeentelijke samenwerking, gemeente, beheerder van één of meer monumenten, erfgoedvereniging,

privé-eigenaar… Kortom, al wie geïnteresseerd is om mee te doen, kan zich bij Herita melden als lokale organisator van Open Monumentendag. Om zo veel mogelijk organisatoren warm te maken om een programma te schrij-

het onroerend erfgoed: monumenten, landschappen, archeologische sites en mobiel erfgoed. Dit erfgoed hoeft niet per se beschermd te zijn, zolang het waardevol is, krijgt het een plek in het programma. Want het doel blijft: zo veel mogelijk

Op Open Monumentendag krijgen mensen een nieuwe kijk op wat ze zogenaamd al kennen. Met de categorie ‘Vergeet-me-nietje’ krijgt het kleine, minder opvallende erfgoed de nodige aandacht. ven voor Open Monumentendag worden de criteria bewust laagdrempelig gehouden. Het uitgangspunt blijft natuurlijk

mensen laten proeven van het mooiste en boeiendste erfgoed dat Vlaanderen te bieden heeft. Om een groter en geva-

De Egyptische zaal van het kasteel Moeland in SintNiklaas, het Keizersbastion in Antwerpen, De Notelaer in Bornem, het doel van de Open Monumentendag is mensen laten proeven van het mooiste en boeiendste erfgoed dat Vlanderen te bieden heeft. En ook kinderen en jongeren zijn een volwaardig publiek.

54 april 2015 Lokaal


rieerder aanbod te garanderen is er vanaf 2015 een open inschrijvingssysteem. Organisatoren kunnen zich tot 11 september aanmelden en een programma inschrijven. Vanaf 2015 wordt er niet meer gewerkt met een thema, maar wordt er reliëf in het programma gebracht aan de hand van zes categorieën. Als lokale organisator bepaal je zelf in welke categorie je werkt. Eén monument kan ook in verschillende categorieën tegelijk thuishoren, en anderzijds hoeft het zelfs in geen enkele te zitten. Zolang de openstelling of activiteit voldoet aan de drie basisvoorwaarden (onroerend erfgoed, gratis, open op Open Monumentendag), wordt het in het programma opgenomen. In het online-inschrijvingssysteem geef je zelf je categorie aan. Verborgen parel Voor een evenement dat mensen warm wil maken voor ons erfgoed zijn verborgen parels, die min of meer exclusief worden opengesteld, erg belangrijk: ze verrassen, ze laten een ongeziene kant zien, zijn voor de bezoekers een ontdekking die hun leefomgeving er rijker op maakt. En dat is de essentie van Open Monumentendag. Privéwoningen zijn voor de hand liggende verborgen parels. Maar ook monumenten die maar zelden opengesteld worden, zoals de hoofd-

Doe mee aan Open Monumentendag Zijn die prachtige monumenten in uw gemeente de moeite waard om te bezoeken, vertelt u graag over de nieuwe toekomst voor die oude fabriek of wilt u kinderen op ludieke wijze het unieke erfgoed in uw ge‑ meente laten ontdekken? Word dan organisator voor Open Monumen‑ tendag en bouw samen met Herita aan het grote monumentenfeest. Aanmelden en uw programma in‑ schrijven kan nog tot 11 september. Schrijf u ook in op de nieuwsbrief zodat u op de hoogte blijft van alle praktische voorbereidingen.

synagoge van Antwerpen of de Egyptische zaal van het kasteel Moeland in Sint-Niklaas zijn echte publiekstrekkers. Klassieker Elk jaar opnieuw wordt het bewijs geleverd: klassiekers, gebouwen die (bijna) iedereen van naam kent, blijven het doen, ook op Open Monumentendag. Denk aan C-Mine in Genk, de Vooruit in Gent of de kathedraal van Antwerpen. Zulke gebouwen en sites hebben een blijvende aantrekkingskracht op het

bezoeker. Een gidsbeurt door de restauratiearchitect of een werfbezoek kan gegarandeerd op de grote belangstelling rekenen. Europees thema in 2015: technisch en industrieel erfgoed Vanaf het begin van de eerste Industriële Revolutie hoorde België tot de avant-garde. Industriële innovaties uit Engeland werden niet zelden via ons land op het Europese vasteland geïntroduceerd. Van die voortrekkersrol van de voorbije twee

De kinderen van vandaag zijn het publiek en de monumentenverzorgers van morgen. Maar niet alleen dat. Ze hebben recht op een cultureel aanbod op hun maat. grote publiek. Zeker als er iets extra’s te beleven valt: een bijzondere activiteit, een aparte gidsbeurt, een nieuwe invalshoek, een blik achter schermen, een pas voltooide restauratie… Vergeet-me-nietje Met de categorie ‘Vergeet-me-nietje’ krijgt het kleine, minder opvallende erfgoed de nodige aandacht. Dat soort erfgoed is dikwijls erg aanwezig in het straatbeeld, mensen fietsen er bij wijze van spreken elke dag voorbij. Toch staan ze er niet bij stil dat het kapelletje op de hoek van de straat of de waterpomp op het marktplein ook erfgoed is. Op Open Monumentendag krijgen mensen een nieuwe kijk op wat ze zogenaamd al kennen. Ook dat is een vorm van mensen warm maken voor ons erfgoed. Het leent zich goed voor wandelingen met gids, fiets- en zoektochten, voordrachten of projecties. Herbestemming / Restauratie Op Open Monumentendag staan monumenten centraal. Om die monumenten voor de toekomst te bewaren worden ze gerestaureerd en herbestemd. Het is bekend dat die ingrepen telkens opnieuw maatwerk zijn: het wankele evenwicht tussen behoud van authentieke elementen en toevoeging van nieuwe functies blijft altijd een moeilijke zoektocht. Dat interesseert de Open Monumentendag-

eeuwen zijn nog veel sporen terug te vinden. Toch staat dit erfgoed in onze postindustriële kennismaatschappij onder druk en is het behoud van industriële gebouwen, installaties en machines geen sinecure. Veertig jaar na het Europees Monumentenjaar werd 2015 uitgeroepen tot het Europees jaar van het technisch en industrieel erfgoed. Het ligt dus voor de hand dat Open Monumentendag er ook de nodige aandacht aan besteedt. Families met kinderen Families met kinderen zijn voor Open Monumentendag een cruciale doelgroep want investeren in familievriendelijke activiteiten betekent investeren in de toekomst. Uit diverse onderzoeken blijkt dat culturele ervaringen op jonge leeftijd de levenslange interesse in cultuur bevorderen. De kinderen van vandaag zijn het publiek en de monumentenverzorgers van morgen. Maar niet alleen dat. Kinderen en jongeren zijn een volwaardig publiek. Ze hebben recht op een cultureel aanbod op hun maat. In het programma van Open Monumentendag vinden ze dat aanbod heel eenvoudig via Vlieg, het label voor culturele activiteiten op maat van families met kinderen. Stefanie Hap is projectverantwoordelijke Open Monumentendag bij Herita www.openmonumenten.be openmonumentendag@herita.be

Lokaal april 2015

55


mens en ruimte openbare ruimte

Oostende krijgt groen-blauw netwerk Oostende wordt vooral geassocieerd met zijn compacte stadscentrum en uiteraard met de zee. Dat het centrum omgeven is door zeven stadswijken en een gordel van diverse fraaie landschappen is minder bekend. De groene gordel van Oostende kreeg de projectnaam Groen Lint, de straalverbindingen met het stadscentrum zullen groen-blauw kleuren. tekst eli devriendt beeld gfs

H

et Groen Lint rondom Oostende kun je via een fiets- en wandelpad van 35 kilometer ontdekken. Het slingert zich door vijftien verrassende landschappen van duinen tot polders, van bossen tot natte weilanden of akkers. Via een ontwerpwedstrijd is er een masterplan, een ontwikkelingsvisie en -strategie voor de vijftien deelgebieden van de groene gordel voor een periode van vijftig jaar. Het Groen Lint is ambitieus: in de lengterichting worden parken, bossen en groengebieden verbonden tot een groen kralensnoer rond de stad en in de breedterichting verknoopt het de verstedelijkte rand met het open landschap. De achterkant van de stad moet een tweede voorkant worden. Het Groen Lint wordt een nieuwe stedenbouwkundige drager voor een breed, innovatief en duurzaam programma. Vooral de maatschappelijke betekenis is groot. Het beantwoordt niet alleen aan de actuele groenbehoeften van de stadsbewoners, het levert ook een toegevoegde waarde op toeristisch-recrea-

56 april 2015 Lokaal

tief vlak. Het project maakt van Oostende een groene, leefbare stad aan zee, een aantrekkelijke woon- en werkplek voor jonge gezinnen. Het wordt de tuin van elke Oostendenaar en een nieuw stukje Oostende voor de actieve toerist.

ject om de beleidsvisie op duurzaamheid uit te voeren want zowel mobiliteit, energie als duurzame voeding of klimaatsverandering vormen er facetten van. Intussen is het masterplan volledig uitgetekend. Het werd na een open oproep gegund aan Bart Van Gassen (Technum) -

Het Groen Lint is ambitieus: in de lengterichting worden parken, bossen en groengebieden verbonden tot een groen kralensnoer rond de stad en in de breedterichting verknoopt het de verstedelijkte rand met het open landschap. Beleidsvisie op duurzaamheid Oostende ondertekende het Covenant of Mayors, een burgemeestersconvenant waarin steden zich engageren verder te gaan dan de energiedoelstellingen die de EU heeft opgelegd in de 20/20/20-strategie. Het Groen Lint is een belangrijk pro-

ADR Architects en Georges Descombes. Enerzijds zijn de toekomstscenario’s en potenties in kaart gebracht. Anderzijds zijn er concrete voorstellen geformuleerd om de groene zones in de mental map te krijgen. Een van die voorstellen is de integratie van landschappelijke terrassen,


verblijfruimtes die altijd geïntegreerd worden in een bijzondere omgeving. Het masterplan kent nu een vervolg in de uittekening van drie pilots ten westen en ten zuiden van de stad. Zo wordt het Park De Nieuwe Koers aangelegd met integratie van een woonzorgcentrum, een evenementenweide, speelnatuur en een observatorium ‘Astropolis’. Bij de aanleg van dit park loopt de trage weg die de verbinding maakt met de wijk Mariakerke, door het nieuwe woonzorgcentrum De drie Platanen. De overwelfde kreek wordt opnieuw opengemaakt en de bestaande grachten krijgen weer zacht hellende natuurlijke oevers in plaats van de huidige betonnen oeverbeschoeiingen. Voor de realisatie van dit project wordt er nauw samengewerkt met een private partner, de bouwheer van het woonzorgcentrum, vzw Sint-Monica. De tuinen van Stene worden een voedselpark. Daarin komen verschillende stedenbouwkundige functies samen: wonen (co-housing), recreatie, educatie, waterretentie, natuur en landbouw. Het project kreeg als werktitel Les Hortillonages, verwijzend naar het waterrijke gebied met moestuinen in het Noord-Franse Amiens. Het werd geselecteerd als pilotproject productief landschap, een initiatief van de Vlaams Bouwmeester in samenwerking met het ILVO, Ruimte Vlaanderen en het departement landbouw van de Vlaamse overheid. Het zal tegen 2018 gerealiseerd worden. De prachtige natuurgebieden Geuzenbos en Keignaert zijn nauwelijks gekend bij de Oostendenaar. Dit komt hoofdzakelijk omdat er geen duidelijke verbin-

ding is met de omliggende stadsdelen. Een brug, een fiets- en wandelpad zullen deze groengebieden toegankelijk maken en de bezoekers letterlijk in goede banen leiden. De ingrepen zijn meticuleus ingepast in het kwetsbare bos- en natuurgebied. Het aanwezige water wordt zichtbaar en toegankelijk gemaakt voor recreant en buurtbewoner. Uiteraard is ook de fietsveiligheid door de aanleg van vrijliggende fietspaden een belangrijk thema. Voor dit project wordt er samengewerkt met Aquafin, VMM, ANB en Buitengoed, de coöperatieve vennootschap die instaat voor het beheer van de buitengebieden. De realisatie van het Groen Lint is opgenomen in de beheers- en beleidscyclus als prioritaire doelstelling. Het Groen Lint is ook een aparte bevoegdheid geworden. Omdat het project alles overkoepelt, wordt het getrokken door burgemeester Jean Vandecasteele. Groen-blauw netwerk Om de groene stadsrand met het centrum van de stad te verbinden komen er groen-blauwe radiale verbindingen. Vroeger dooraderden kreken de stad, maar die werden in de jaren zeventig ingekokerd en overdekt. Het is nu de ambitie van het stadsbestuur om deze wateraders weer zichtbaar te maken en te koppelen aan trage wegen. Dit groenblauwe netwerk door alle stadsvezels wordt een nieuw speelweefsel, een verrassende publieke ruimte voor de buurt en een veilige verbindingsweg voor fietsers en voetgangers. In navolging van het Europese project 21st century parks,

dat de studie van het Groen Lint mogelijk maakte, werkt de stad Oostende mee aan de aanvraag van een nieuw Interreg-project, Climate Resilient Coastal Landscapes. Samen met de provincie West-Vlaanderen, Farys, VMM en diverse Franse, Engelse en Nederlandse partners worden er antwoorden gezocht op de vraag hoe we omgaan met onze landschappen en stedelijke omgeving in het kader van de klimaatverandering. De aanleg van groen-blauwe radiale verbindingen is een van de antwoorden op deze vraag, en daarom ook een van de casestudies in dit Interreg-project. Tijdens de opmaak van de masterplannen worden gesprekken aangeknoopt met de buurgemeenten Bredene en Oudenburg, maar ook met de provincie en diverse administraties van de Vlaamse overheid. Bovendien is er door het uittekenen van een visie een sturend kader bij de nieuwe ontwikkelingen van andere stadsdiensten, overheden of particuliere initiatiefnemers. Rode draad in het groen-blauwe verhaal is de samenwerking met kunstenaars. Het masterplan werd op gang getrokken door een artistiek voortraject met Josse Depauw, Katrien Vermeire en Peter Verhelst. In een volgend stadium werd met verschillende kunstenaars samengewerkt in het kader van Atelier de stad (Canvas) en expeditie Dansand van Kunstencentrum Vrijstaat O. Kunstenaars laten zien wat je zelf niet onmiddellijk ontwaart… Eli Devriendt is landschapsarchitect van de stad Oostende

Publieke Ruimte in verbinding - Groene netwerken Met groene netwerken kunnen gemeenten met minder middelen toch blijven investeren in omgevingskwaliteit en openbare ruimte. Vanuit dat perspectief is budget niet langer de bepalende factor. Samenwerken met diverse partners en inpikken op lopende zaken zullen de komende jaren veel belangrijker worden om op lokaal niveau aan de publieke ruim‑ te te werken. VRP, Infopunt Publieke Ruimte, atelier Publieke Ruimte en het departement Ruimte Vlaanderen organiseren de tweedaagse vormingsreeks ‘Publieke Ruimte in verbinding. Groene netwerken’. 23 april Genk en 7 mei Hasselt | 28 mei Brugge en 11 juni Oostende | Groensafari (facultatief): 19 mei Lommel Inschrijven via www.vrp.be.

Lokaal april 2015

57


Nieuw in de VVSGpocketreeks!

9

concrete praktijkvoorbeelden

INTEGRATIE GEMEENTEOCMW

4

modellen

Auteurs: Jan Leroy, Piet Van Schuylenbergh, Roel Verlinden Op 16 januari keurde de Vlaamse regering de ‘Conceptnota. Integratie van openbare centra voor maatschappelijk welzijn in de gemeenten: inhoudelijke en procesgerelateerde krijtlijnen’ goed. Dat paste binnen het Vlaamse regeerakkoord dat de OCMW’s tegen 2019 wil zien opgaan in de gemeenten. De komende jaren zal deze nota worden omgezet in regelgeving. In afwachting daarvan wil de VVSG de besturen zo veel mogelijk informeren over deze ontwikkeling. De pocket “Integratie gemeente-OCMW” biedt de besturen inspiratie om nu al het proces aan te vatten.

PRIJZEN Boek:

25 € (leden), 29 € (niet leden)

E-book:

19 € (leden), 25 € (niet leden)

bestellen via www.politeia.be Hoe moet je het regeerakkoord en de conceptnota begrijpen? Hoe zit het met de financiële relatie tussen de Vlaamse gemeenten en OCMW’s? Hoe kom je van samenwerking tot integratie?

Boek + e-book

35 € (leden), 39 € (niet leden)

10% BIJ BESTELLING VAN 10 EXEMPLAREN

BESTELKAART

Ja, ik bestel

....... ex. van het boek Integratie gemeente-OCMW *, ISBN 978-2-509-02354-4, 25 euro (leden), 29 euro (niet leden)

E - b o o k s e n k e l t e b e s t e l l e n v i a w w w. p o l i t e i a . b e Naam: ...............................................................................................

Uitgeverij Politeia

Functie: ............................................................................................

Keizerslaan 34 1000 Brussel

Bestuur/Organisatie: .........................................................................

Fax: 02 289 26 19 Tel.: 02 289 26 10 Of bestel via website: www.politeia.be e-mail: info@politeia.be

Tel.: .................................................................................................. E-mail: .............................................................................................. Adres: ............................................................................................... BTW: ................................................................................................. * Prijzen btw inclusief en exclusief verzendingskosten. Prijzen geldig tot 31.12.2015. Consulteer www.politeia.be voor actuele prijzen. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.

Datum en handtekening


beweging actualiteit

stefan dewickere

stefan dewickere

stefan dewickere

Wat is de beste schaal?

Is de capaciteit van lokale besturen nog in verhouding met de opdrachten en de uitdagingen waarvoor ze staan? Sommige stemmen willen het antwoord helder, eenvoudig en meetbaar: tel het aantal inwoners, leg de lat op 25.000 en fuseer alle gemeenten die daaronder zitten. Mark Suykens wuifde deze redenering op de studiedag Beter lokaal beleid dankzij slimme samenwerking tussen besturen op 5 maart in Hasselt weg: te simplistisch en niet gefundeerd. Beleidsdoelen realiseren hangt ook samen met het vermogen om het menselijke kapitaal van het eigen bestuur maximaal te benutten en daarbovenop ook nog uitvoeringskracht uit samenwerking met anderen te halen. Bestuurskracht is vooral bestuurderskracht. Patrick Kenis, decaan van de Antwerp Management School, onderschreef deze stelling met wetenschappelijk onderzoek. Het is zoals met (ver)bouwplannen: de realisatie vraagt altijd meer tijd en geld dan voorzien. Met grafieken toonde Kenis aan hoe succesvolle partnerschappen er wel in slagen aantoonbare voordelen uit hun samenwerking te halen. De discriminerende factor tussen succesvolle en niet-succesvolle samenwerkingen blijkt leiderschap te zijn en wederzijdse afhankelijkheid om het doel te realiseren. Daarna stond de praktijk centraal: in Oostkamp werken gemeente en OCMW intens samen, Riemst en Kaprijke hebben contractuele vormen van samenwerking met buurgemeenten, Midwest wil het backoffice van zeventien gemeenten uit de regio Roeselare-Tielt bundelen tot ĂŠĂŠn gezamenlijke dienst, en Kinrooi, Dilsen-Stokkem en Maaseik tekenen samen een strategisch ontwikkelingsplan uit met steun van POM-ERSV Limburg. mattie jacobs

Lokaal april 2015

59


beweging netwerk beleidsgroep werkgeversdelegatie personeel

Wetgeving maken voor goeie besturen ‘Wij maken wetgeving voor goeie besturen. Want met wetgeving voor slechte besturen help je de slechte besturen niet vooruit en fnuik je de ambities van de goeie.’ Een krachtig signaal van de beleidsgroep werkgeversdelegatie personeel die de standpunten van de VVSGdirectiecomités mee bepaalt. Standpunten met verstrekkende gevolgen zoals decentralisatie en deregulering, rechtspositiebesluiten, sectorale akkoorden en wetswijzigingen voor gemeente- en OCMW-personeel, passeren er de revue. Met een zeer diverse achterban streeft de groep naar een minimaal bindend kader en een uitgewerkt voorbeeld waarbij lokale besturen zich vrijwillig kunnen aansluiten. Hoofden van personeelsdiensten, financieel beheerders, secretarissen en een mandataris wisselen ervaringen uit en leveren elk hun expertise.

Jan Hendrickx, secretaris van het OCMW Rijkevorsel: ‘Personeel is complexe materie en vertegenwoordigt een groot budget in het management van een lokaal bestuur. De personeelsproblematiek van een landelijke gemeente staat heel dicht bij de secretarissen. Hier blijf ik bij en lever ik tegelijk een bijdrage aan de nieuwe ontwikkelingen.’ Voor Dylan Casar, schepen voor personeel in Aalst, is vooral de ervaringsuitwisseling verrijkend: ‘Ik ben altijd benieuwd naar de meningen van secretarissen en leden van de personeelsdienst en ook anderen vinden het waardevol om mijn politiek getinte invalshoek te horen. Op dit moment stoppen we veel tijd in het dossier over deregulering, een materie die sterk aan belang wint. De Vlaamse regering wil het personeelsbeleid vereenvoudigen en meer ruimte geven aan lokale besturen om zelf accenten te leggen. Hier maken we de afwegingen voor zo-

tekst katrien gordts beeld stefan dewickere

Ann Demoor, HR Zorgbedrijf OCMW Antwerpen

2015 Lokaal 60 april 2015Lokaal

Idriss Ibnou-Cheikh, directeur P&O, OCMW Hasselt Tom De Munter, gemeentesecretaris Kasterlee

Bart Vanneste, OCMW-secretaris Menen

wel grote steden als kleine gemeenten en houden we rekening met de soms delicate balans tussen het politieke en het syndicale niveau.’ Idriss Ibnou-Cheikh, directeur P&O, OCMW Hasselt: ‘Dit netwerk biedt me de kans om bij te benen met de praktische gevolgen van de wijzigende personeelsmaterie, de dynamiek van de groep te voelen en nadien intern terug te koppelen. Sinds de nota-Homans is het grote woord eruit en is de inkanteling van de OCMW’s in de gemeente in 2019 een feit. Daarom is het des te belangrijker dat deze adviesgroep de bijzonderheden van de OCMW’s meeneemt om de integratie zo vlot mogelijk te doen verlopen.’ Marijke De Lange, stafmedewerker gemeentepersoneel, VVSG: ‘We laten ons hier inspireren door de diversiteit aan goeie praktijken. Die trachten we, afhankelijk van schaal en inzetbaarheid, te

Dominik Ronse, gemeentesecretaris Ingelmunster

Carmen Van der Borght, personeelsverantwoordelijke OCMW Waregem

Katleen Janssens, VVSG-stafmedewerker


vertalen in haalbare wetgeving. Want de kennis van zaken zit bij onze leden. In die zin stel ik me altijd heel bescheiden op. Soms kan een ogenschijnlijk lichtjes andere formulering in de wet een hemelsbreed verschil maken in de praktijk. Daarom vertrekken we voluit van wat de leden ons hier aanreiken.’ Stephanie Bombeeck, HR juridische ondersteuning Gent, maakt sinds zowat twee jaar deel uit van de beleidsgroep: ‘Als jurist vind ik het belangrijk om op voorhand de beleidsteksten door te nemen en wijzigingen op de voet te volgen. De wijzigende regels hebben vaak een grote impact op onze dagelijkse werking. Hier zijn we er nauwer bij betrokken en hebben we zelf inspraak.’ Katleen Janssens, stafmedewerker OCMW-personeel, VVSG: ‘Een goeie wisselwerking tussen de verschillende profielen van zowel gemeente als OCMW maakt dat we allemaal veel van elkaar leren. We bieden hier ook een forum voor problemen van andere besturen waar de VVSG zelf niet meteen een antwoord op Karen Segers, consulent OCMW Antwerpen Marijke De Lange, VVSG-stafmedewerker

weet. Na zoveel jaar merk je dat hier een echt netwerk is ontstaan met interacties, ook buiten deze vergadering.’ Mia Spaey, departementshoofd personeel Mechelen: ‘Al ruim tien jaar neem ik deel aan dit netwerk en zo maakte ik al van heel nabij belangrijke evoluties mee, onder andere de totstandkoming van de rechtspositieregeling. Dit is de plek om op de hoogte te blijven van beleidsbeslissingen die in voorbereiding zijn. Buitenstaanders horen vaak pas iets over deze beslissingen als ze al genomen zijn. We krijgen ook een beter zicht op de standpunten van de vakbonden en van hieruit bepalen we mee de positie van de werkgevers.’ Karen Segers, consulent rechten, OCMW Antwerpen: ‘Hier melden we knelpunten die we in de praktijk tegenkomen en formuleren we nieuwe suggesties, in de hoop dat de andere overheden er rekening mee houden bij de opmaak van nieuwe wetgeving. Deze groep kenmerkt zich ongetwijfeld door haar diversiteit en dat maakt het net zo boeiend.’ Jan Hendrickx, OCMW-secretaris Rijkevorsel

Mia Spaey, diensthoofd personeel stad/OCMW Mechelen

Voor Bart Vanneste, OCMW-secretaris in Menen, draait de beleidsgroep om geven en nemen: ‘Vanuit onze werkgeversrol proberen we invloed uit te oefenen op de besluiten en decreten in voorbereiding. In ruil ben je altijd als eerste op de hoogte en wissel je van gedachten met collega’s uit andere besturen. Nu de inkanteling dichterbij komt, is het bijzonder interessant hier alle details te vernemen en heb ik toch het gevoel dat we van hieruit mee de richting kunnen bepalen.’ Tom De Munter, gemeentesecretaris van Kasterlee, zit in de beleidsgroep namens het expertisecentrum van gemeentesecretarissen: ‘Gemeentesecretarissen staan aan het hoofd van het gemeentelijke personeel, maar zijn niet rechtstreeks betrokken bij sectoraal overleg op Vlaams niveau. Het is voor ons van groot belang onze eigen standpunten via dit netwerk te laten doorsijpelen in de standpuntbepaling van de VVSG.’ Katrien Gordts is redacteur van Lokaal

Dylan Casaer, schepen voor personeel Aalst

Diane Vanspringel, adjunct directeur Welzijnszorg Kempen Stephanie Bombeeck, HR juridische ondersteuning Gent

Els Cornelis, adviseur HR-reglementering Leuven

Lokaal april 2015

61


beweging management

Autonoom Gemeentebedrijf: meer dan een fiscale constructie? Door de wettelijke procedures en het openbare karakter van een gemeentebestuur verloopt de uitvoering van het beleid wel eens log. Daarom zoeken gemeentebesturen al decennia naar een organisatievorm waarmee ze het uitgestippelde beleid sneller en doelmatiger kunnen realiseren. Het autonoom gemeentebedrijf (AGB) kan het antwoord zijn. tekst guy verbuyst beeld stefan dewickere

I

n sectoren waar handelingssnelheid belangrijk is, kan een organisatievorm met meer zelfstandigheid goed helpen. Voorbeelden daarvan zijn (gemeentelijke) vzw’s en regies (gewone gemeentebedrijven). Halverwege de jaren negentig werden deze aangevuld met de figuur van een autonoom gemeentebedrijf voor sectoren van commerciële en industriële aard; in 2005 werd dit potentiële werkingsgebied door het Gemeentedecreet veralgemeend naar alle activiteiten van gemeentelijk belang. Een andere fiscaliteit Omdat een autonoom gemeentebedrijf (AGB) enkel kon worden opgericht voor bepaalde activiteiten van commerciële en industriële aard, viel het doorgaans onder andere fiscale regels (zoals btwplicht) dan het lokale bestuur zelf. Hierbij werd in eerste instantie gedacht aan activiteiten in verband met stadsontwikkeling, infrastructuurbeheer en -exploitatie (cultuur, sport) en patrimoniumzaken. Door btw-plichtig te worden kon het AGB de betaalde btw in veel gevallen recupereren. Besturen die grote investeringen hadden gedaan of zouden doen bij de ontplooiing van deze activiteiten, konden dan via het AGB een belangrijk financieel/fiscaal voordeel realiseren. Door de uitbreiding van de mogelijke domeinen waarbinnen een AGB actief kan zijn, werd het AGB voor de gemeenten vanuit financieel standpunt nog interessanter. Het is dan ook niet te verwonderen dat een groot deel van de AGB’s vooral om die reden opgericht zijn. Ook om het onderscheid te maken tussen de uitvoerder en de regisseur en/

62 april 2015 Lokaal

of vanwege de kortere beslissingslijnen kan een lokaal bestuur vanuit bestuurlijk oogpunt voor een verzelfstandigde organisatiestructuur in de vorm van een AGB kiezen. Een snellere uitvoering wordt gerealiseerd door meer verantwoordelijkheid (zoals budgettaire)

een beeld tot stand van waarin de meeste AGB’s actief zijn en hoe groot zij zijn ten opzichte van hun collega’s. Zowel kleine(re) (met minder dan 15.000 inwoners) als grote(re) gemeenten hebben AGB’s opgericht. Doordat sommige steden er meer dan één opgericht hebben,

Het is en blijft het primaat van het politieke bestuur of er überhaupt een AGB bestaat en hoe dit AGB werkt. toe te kennen aan een orgaan dat buiten de strikt gemeentelijke structuren om handelt, meer zoals de partners uit andere sectoren. (Private) derden dringen daar geregeld op aan. Anderzijds kan deze vorm van budgetverantwoordelijkheid efficiënter werken of kunnen door aangepaste loon- en arbeidsvoorwaarden personeelsleden met een specifiek profiel aangeworven worden. Deze elementen kunnen zich vervolgens vertalen in een lagere kostprijs voor dezelfde dienstverlening (of een ruimere dienstverlening voor dezelfde kostprijs). Het kan gemeenten ook de nodige ademruimte geven om grote projecten te realiseren zonder de belastingen al te zeer te verhogen. Het belang van betrokkenheid Via veldwerk en een enquête vanuit het Aanspreekpunt voor Autonome Gemeentebedrijven (AAG) werd de markt van de AGB’s in kaart gebracht. De BBC-cijfergegevens van 130 AGB’s van de toen 161 AGB’s in Vlaanderen zijn ondertussen beschikbaar. Door ze per beleidsdomein samen te brengen komt

zijn er maar 145 gemeenten met een AGB (en dus 163 zonder). Met een respons van 60% kregen we ook een goed beeld van de problemen en goede praktijken van de AGB’s. De invoering van de BBC gaat duidelijk nog gepaard met veel kinderziektes en moeilijk maatwerk. Daarnaast zijn er nog steeds veel besturen die consultants moeten inzetten om de oprichting, de operationalisering en de uitbreiding van de activiteiten van een AGB te ondersteunen. Aan dit onderzoek koppelde het AAG een bezoekplan met de ‘trekkers’ van de AGB’s. De directeurs, bevoegde schepenen, secretarissen en/of betrokken personeelsleden van deze AGB’s werden met de verzamelde gegevens gerichter aangesproken. In eerste instantie werd de beschikbare informatie bevestigd of aangevuld. De wijze waarop de informatie wordt verschaft, de persoonlijke stijl waarmee leiding wordt gegeven en de wijze waarop er interactie tussen gemeente- en AGB-bestuur bestaat, geeft een andere beleving over de werking van het AGB. De hoge mate van betrokkenheid van deze mensen bij de invulling


van de activiteiten van het AGB wordt vertaald in hun woordenschat: ‘zij zullen dit probleem aanpakken’, ‘zij geven hun visie op deze aanpak’, ‘zij expliciteren de timing, de betrokkenheid van anderen, de mogelijkheid om nieuwe ontvangsten te genereren’... Maar aangezien de meeste AGB’s niet over eigen personeel beschikken, is de betrokkenheid met de structuur op zich niet evident. De trekkers bepalen vaak de manier van werken en de sfeer binnen het AGB en de samenwerking met de omgeving van het AGB. Dit komt soms zelfs tot uiting in de keuze van de kantoorruimte. Een AGB in een modern industrieel kantoorgebouw op een bedrijventerrein geeft een andere beleving voor de bezoeker dan een kantoor in een statig gemeentehuis. Het maakt de werking bijna vanzelfsprekend ook autonomer. Echter, het is en blijft het primaat van het politieke bestuur of er überhaupt een AGB bestaat en hoe dit AGB werkt. Door de opmaak en evaluatie van de beheersovereenkomst en de statuten heeft de gemeenteraad (en in tweede orde het college) een bepalende rol in de werking van het AGB. Dit wordt verder vormgegeven door de raad van bestuur en eventueel van dagelijks bestuur van het AGB. Niet zelden worden deze echter samengesteld uit gemeentelijke mandatarissen en andere afgevaardigden. Knelpunten en succesfactoren Bij de oprichtingsfase van het AGB zijn veel medewerkers betrokken. Na enkele bestuurswissels wordt het bestuur dikwijls geconfronteerd met de extra vergaderingen, de afstemming tussen partijen, transacties tussen gemeente en AGB. Essentieel is dan een regelmatige en heldere communicatie over de bestaansreden van het AGB. Ook een eerlijke en correcte analyse van de kosten in elke fase van de levenscyclus van het AGB

Wat doet het Aanspreekpunt Autonome Gemeentebedrijven? Sinds 2009 heeft de VVSG een Aanspreekpunt Autonome Gemeentebedrijven (AAG), een kennis- en uitwisselingsplatform voor leden-AGB’s. Tot nu toe was de werking vooral beperkt tot het aanbieden van vorming en discussiemomenten. Door werkbezoeken (‘veldwerk’) wilde de VVSG voeling krijgen met deze structuren. Dit gaf een beter beeld van het werkingsgebied, de aansturing vanuit het bestuur en de typische aandachtspunten van de AGB’s. Het moet de VVSG ook helpen meer toegevoegde waarde te bieden op het vlak van adviesverlening, begeleiding en opleiding voor de leden van haar AGB-forum. Het resultaat is duidelijk: de interne werkwijzen van de AGB’s kunnen nog verbeterd worden door (nog meer) proces‑ informatie uit te wisselen. De VVSG probeert hier met haar overlegplatform een antwoord op te bieden door deze uitwisseling mogelijk te maken en de informatie gecentraliseerd ter beschikking te stellen. Want dikwijls is het warm water al er‑ gens anders uitgevonden. www.vvsg.be > Werking en Organisatie > Verzelfstandiging en samenwerking > Gemeentelijke verzelfstandiging > Documenten > Afwegingskader verzelfstandiging agb@vvsg.be

is om die reden nodig. Dit betekent niet dat daarom alle verborgen kosten en opbrengsten daadwerkelijk geboekt moeten worden, wel dat er transparant mee wordt omgegaan. De verhoogde responsabilisering van het AGB-team is ook een kritieke succesfactor voor de werking van het AGB. Het toegekende vertrouwen moet bij een bestuurswissel of bij wijzigende wetgeving behouden blijven. Een overdreven administratie kan elke vorm van opname van verantwoordelijkheid en initiatief aan de bron fnuiken en dit kan op termijn de (vermijdbare) liquidatie van het AGB betekenen. Ook een slechte verstandhouding tussen personeelsleden op basis van uiteenlopende loon- en arbeidsvoorwaarden kan dodelijk zijn voor de autonome werking van het AGB. Succesvolle AGB’s hebben hun reputatie dikwijls op één domein opgebouwd. De focus die zij kunnen leggen, heeft sterk tot hun succes bijgedragen. Bovendien worden zij bijna altijd ondersteund door een professioneel werken-

de organisatie, die voldoende voeling heeft met de werking van het AGB. Bij de groei van het AGB is het van belang deze focus en eigenheid te behouden. Het kan niet de bedoeling zijn het gemeentebestuur klakkeloos te kopiëren, want dat doet het voordeel van een autonome werking grotendeels teniet. Een goed herkenbaar, goed omschreven verhaal, aansluitende profielen van medewerkers, een juiste timing en leiders die hun omgeving kunnen meekrijgen zijn bijna noodzakelijke voorwaarden voor de goede werking van een AGB. Ze creëren een flow voor de organisatie, die ervoor zorgt dat een technische structuur het louter fiscale/financiële kan overstijgen. Het bewaken van deze lijn en de communicatie erover zijn constante aandachtspunten, ook in tijden van wisselende samenstelling en bestuursinvloeden. Guy Verbuyst heeft zes maanden veldwerk gedaan voor het AAG

Uw personeelsadvertentie in Lokaal, VVSG-week, op de VVSG-website én getweet via @JobLokaal

inlevering personeelsadvertenties voor

informatie

Lokaal 5 (meinummer) - 9 april 2015 Lokaal 6 (juninummer 2015) – 7 mei 2015 nicole.vanwichelen@vvsg.be, T 02-211 55 43

Lokaal april 2015

63


“In barre economische tijden moeten overheden investeren. Zo zwengelen ze de vraag aan, vinden mensen een baan en stijgt het vertrouwen. Bovendien vermijden ze dat het publieke patrimonium veroudert door een gebrek aan investeringen, wat nadien tot veel hogere kosten leidt.” VVSG-directeur bestuur Jan Leroy - www.gww-bouw.be 18/3 “Als de belbus wegvalt, rijst de vraag wat het alternatief kan zijn. Er duiken suggesties op als taxi’s, diensten die busjes exploiteren voor mensen met een handicap, de mindermobielencentrales. Als De Lijn de gemeenten daarin wil ondersteunen, zijn wij daar niet tegen.” VVSG-stafmedewerker voor mobiliteitsbeleid Erwin Debruyne - De Standaard, 12/3 “In 2013 zijn de nieuwe gemeentebesturen aangetreden. Niemand wilde de belastingen verhogen, maar ze hadden wel allemaal meer geld nodig. Ze vonden iets anders: een verhoging van de prijzen van de gemeentediensten. Zoals de huisvuilverwerking.” VVSG-directeur beweging, Jan Van Alsenoy – Het Nieuwsblad 10/3 “Ik ben een believer. Dat de bibliotheek van morgen er grondig anders zal uitzien is geen bedreiging, maar een kans. Een volgehouden debat kan eerder de redding dan wel de ondergang betekenen van een lokale bibliotheek, als cultureel bedrijf en als ijkpunt.” VVSG-voorzitter Luc Martens – De Standaard 13/3 “VVSG uit bedenkingen bij regularisatie gesco’s lokale besturen. Vlaamse besparing in realiteit vaak groter dan 5%.” VVSG-directeur bestuur Jan Leroy – Twitter 10/3 “De autonomie van de gemeenten neemt eindelijk echt toe.” Mark Suykens, VVSG-directeur – De Standaard 23/3

64 april 2015 Lokaal

beweging laureaat

Afvalintercommunale IMOG Lokale Overheidsorganisatie 2015

GF

perspiraat

Op 3 maart werd de afvalintercommunale IMOG verkozen tot Lokale Overheidsorganisatie van het Jaar. De gemeente Aalter en het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen waren de andere genomineerden in de categorie ‘Lokale besturen – Vlaanderen’. IMOG verzorgt het integrale afvalbeleid van elf gemeenten en 230.000 inwoners in Zuid-WestVlaanderen. De activiteiten van IMOG bestrijken de volledige huishoudelijke afvalketen, van afvalpreventie en -inzameling tot -verwerking. De jury had oog voor de mooie resultaten van IMOG wat betreft efficiëntie, duurzaamheid en energie. Ze benadrukte ook dat organisaties zoals IMOG aantonen dat innovatie niet exclusief tot het domein van de privésector behoort. piet coopman

Parckfarm Brussel Prijs Publieke Ruimte 2015 Meer dan veertig projecten dongen naar de prijs Publieke Ruimte 2015. Parckfarm Brussel kwam uiteindelijk als laureaat uit de bus. Een braakliggend terrein aan Turn & Taxis werd omgetoverd tot een tijdelijk park voor de hele buurt. Het was een samenwerking tussen honderden vrijwilligers, tientallen buurtverenigingen en heel wat investeerders, onder leiding van professionele curatoren en Leefmilieu Brussel. Er kwamen volkstuinen, picknicktafels, speelruimtes, een kinderboerderij enzovoort. Juryvoorzitter Jan Vilain (Infopunt Publieke Ruimte): ‘Het blauwdrukplan, waarin alles tot het laatste detail is ontworpen, raakt stilaan voorbijgestreefd. Dat komt omdat fouten of een slecht functionerend ontwerp pas na de uitvoering aan het licht komen. Daar liggen kansen voor procesplannen, waar het eindresultaat niet vastligt en waar het ontwerp van onderuit groeit. Participatie krijgt een duidelijker plaats in het ontwerpproces en wordt niet noodzakelijk van bovenuit georganiseerd. De uitdaging voor opdrachtgevers en ontwerpers is om spontane participatie-initiatieven te aanvaarden, de waarde ervan te erkennen en ze een plaats te geven in het ontwerpproces. Met andere woorden: traditionele ontwerpmethoden loslaten.’ bart van moerkerke


Het OCMW van Nijlen richt een examen in voor het aanleggen van een werfreserve (voor een periode van zes maanden) voor een toekomstige functie van

Administratief medewerker (m/v)

in contractueel dienstverband voor 11,4/38 uur per week, niveau C (C1-C3) toelatings- en aanwervingsvoorwaarden

• De burgerlijke en politieke rechten genieten en een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de eisen van de functie. • Medisch geschikt zijn voor de uit te oefenen functie. • Voldoen aan de vereiste betreffende taalkennis. • Slagen voor de selectieprocedure. diplomavereiste In het bezit zijn van een diploma hoger secundair onderwijs of gelijkwaardig.

Kandidaturen kunnen voor 17 april 2015 ingediend worden op volgende manieren: Door een sollicitatiebrief, samen met uw cv, kopie van uw diploma en uittreksel uit het strafregister: • aangetekend te versturen aan de voorzitter van het OCMW, Leo Verelst p/a Kerkstraat 4, 2560 Nijlen • persoonlijk te overhandigen tegen ontvangstbewijs • te mailen met leesbevestiging aan personeel@nijlen.be

solliciteren

Voor meer informatie kan u terecht bij de personeelsdienst, T 03-410 02 83 of personeel@nijlen.be

lokaal.indd 1

27/02/15 16:53

HEDENDAAGS MANAGEMENT IN DE PUBLIEKE EN SOCIALE SECTOR. HOE MAAKT U HET VERSCHIL? Hoe wilt u het verschil maken? Wilt u zich verdiepen in een bepaald thema, uw carrière een boost geven of uw leiderschapsvaardigheden aanscherpen? KOM HET ONTDEKKEN OP ONZE INFOSESSIE OP 19 MEI 2015, VAN 12U30-14U

-

Executive Master in het Publiek Management (MPM) Postgraduaat Publiek & Social Profit Management Master Class Inkoopmanagement en Overheidsopdrachten

KENNISMAKEN MET ONZE AANPAK? PIK DAN AANSLUITEND OOK HET GRATIS SEMINARIE MEE, VAN 14U-17U

Seminarie Netwerkmanagement: “Hoe organisatienetwerken waarde creëren” door Prof. dr. Patrick Kenis, Academic Dean Antwerp Management School

Locatie: Antwerp Management School, Sint-Jacobsmarkt 9-13, 2000 Antwerpen Om te registreren, surf naar: www.antwerpmanagementschool.be/infosessie19mei15

www.antwerpmanagementschool.be

Lokaal april 2015

65


Om het team van het splinternieuwe woonzorgcentrum ’t Hoge te versterken zoekt het OCMW Alveringem een (m/v):

ERKEngN Boeiend W eri em W Alv

bij het OCM

DIRECTEUR WOONZORGCENTRUM A1A-A3A - CONTRACTUEEL - VOLTIJDS - REF.8690DR.

Functie: U bent verantwoordelijk voor de algemene werking van het centrum. U coacht en begeleidt de verantwoordelijken en medewerkers van de diverse diensten binnen het centrum. U treedt op als de externe vertegenwoordiger van het centrum. Als lid van het managementteam speelt u een belangrijke rol bij de beleidsvoorbereiding, -uitvoering en -evaluatie op het domein van de ouderenzorg in het algemeen. U rapporteert aan de secretaris van het OCMW. Proel: U bent in het bezit van een masterdiploma en een rijbewijs B. U heeft een managementopleiding gevolgd van minimaal 100 uur of bent bereid deze te volgen binnen het jaar na indiensttreding. Interesse? Informatie over de toelatingsvoorwaarden en het inschrijvingsformulier vindt u in de informatiebrochure op www.assolutions.be/jobs of kunt u opvragen via 09/389 69 56. Solliciteren kan online via www.assolutions.be/jobs of per brief t.a.v. Bram Vandendriessche, A&S Solutions, Kokerstraat 2A, 9750 Zingem tot woensdag 8 april 2015 (datum poststempel of e-sollicitatie telt, gelieve het referentienummer 8690DR te vermelden).

VG 77/B

Bent u geboeid door de lokale overheid? Is leidinggeven uw tweede natuur? Bent u een trekker die graag initiatief neemt en mensen in beweging brengt? Dan is dit misschien dé job voor u. De gemeente Alveringem gaat op zoek naar een (m/v):

WERKEN

Boeiend ringem eente Alve bij de gem

GEMEENTESECRETARIS DECRETALE GRAAD - STATUTAIR - VOLTIJDS - REF.8690SEC.

Functie: U bent het hoofd van de administratie en staat in voor de algemene leiding van de gemeentelijke diensten. U fungeert als de regisseur van de dienstverlening, waarbij efciëntie en kwaliteit voor de burgers centraal staan. U vervult de rol van de strategisch adviseur en ondersteunt de politieke organen bij het realiseren van de vooropgestelde beleidsdoelstellingen. U bent de drijvende kracht van de administratie en het managementteam in het bijzonder. Dit takenpakket kan uitbreiden bij integratie van gemeente en OCMW of door desgevallende snellere opname van de functie van OCMW-secretaris naast die van gemeentesecretaris. Proel: U bent in het bezit van een masterdiploma en heeft de Belgische nationaliteit. Interesse? Informatie over de toelatingsvoorwaarden en het inschrijvingsformulier vindt u in de informatiebrochure op www.assolutions.be/jobs of kunt u opvragen via 09/389 69 56. Solliciteren kan online via www.assolutions.be/jobs of per brief t.a.v. Bram Vandendriessche, A&S Solutions, Kokerstraat 2A, 9750 Zingem tot maandag 13 april 2015 (datum poststempel of e-sollicitatie telt, gelieve het referentienummer 8690sec te vermelden).

66 april 2015 Lokaal

VG 77/B


tweets en tweeps

Volg ons op

VVSG-diensthoofd maatschappelijke integratie & werk @FabioContipelli: Afdeling mens buigt zich over non-discriminatie-acties voor OCMW’s n.a.v. onderzoek discriminatie dienstencheque-onderneming.

@NathalieDumarey, GAS-coördinator Stad Oostende: Collegagroep sanctionerende ambtenaren #VVSG in Wommelgem. Reeds heel wat relevante opmerkingen en vragen gehoord.

Burgemeester van Genk @wimdries: Ontvangst werkgroep financiën centrumsteden @vvsg in #genk. Productieve dag gewenst! @JanLeroyVVSG @angelobruno61

@Stad_Waregem: #VVSG-platform regionale steden is vandaag te gast in het stadhuis.

VVSG-stafmedewerker ouderenbeleid @VeerleB: Ook @vvsg is vertegenwoordigd op de #AgeingSummit: benieuwd naar alle nieuwe inzichten.

VVSG-stafmedewerker armoede, energie en wonen @NDebast: Meteen de laatste VVSGstuurgroep met Annemie Baetslé van OCMW Gent die in april met pensioen gaat. Een monument!

Vlaams parlementslid @ImadeAnnouri: @M_Suykens bijt de spits af op de dag van de lokale politiek van @groen, #hetkananders

VVSG-stafmedewerker maatschappelijke integratie en werk @petradombre: Goed gemotiveerd bezig tijdens schrijfsessie ESF artikel 60. Bedankt OCMW’s!

@VVSG: Veel succes Dag van de Zorg! Ook wij willen vandaag alle zorgverstrekkers een hart onder de riem steken. #maakeenhartvoordezorg

@VVSG Helemaal klaar voor de lancering van www.speelbank.be! #VVSGkinderopvang

VVSG-stafmedewerker ouderenbeleid @VeerleB: Giving the @vvsg perspective on the @AFEINNOVNET today @ccrecemr

Vereniging van steden en gemeenten uit Ecuador @AMEcuador: Bijeenkomst met @VVSG

Lokaal april 2015

67


beweging agenda

ONTDEK ONS OPLEIDINGSAANBOD OP WWW.VVSG.BE/OPLEIDINGEN

LEUVEN 23 april, GENT 30 april

Overheidsopdrachten in lokale besturen Politici, secretarissen, financieel beheerders, verantwoordelijken van technische diensten en aankopen. Alle verantwoordelijken in ge‑ meenten, OCMW’s, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden of politiezones die belast zijn met overheidsopdrachten kunnen nieuws rapen op deze studiedag. Geconcentreerd op een halve dag geven we u een overzicht van recente ontwikkelingen en een selectie van prangende vraagstukken in de toepassing van de overheidsopdrach‑ ten. Niet te missen dus voor wie de regelgeving moet toepassen en zijn kennis op peil wil houden. Inschrijven kan op www.vvsg.be/opleidingen

Antwerpen 2 april Leopoldsburg 23 april Wevelgem 30 april

Intake van goede kwaliteit op de sociale dienst Een lerend netwerk voor een deskun‑ dige wegwijs in de intakeleidraad, doorspekt met praktijkvoorbeelden en concreet werkmateriaal van verschillende OCMW’s. www.vvsg.be/opleidingen Lier 2 april

Regionaal ondersteuningspunt schoonmaakdiensten De regionale ondersteuningspunten voor schoonmaakdiensten focussen op actu‑ ele thema’s en organiseren een intercol‑ legiale bespreking van deze thema’s met ruimte voor vragen en knelpunten. www.vvsg.be/opleidingen Gent 2 april

Inspiratiedag Kinderopvang Intussen een jaarlijkse traditie met een mix aan informatie, een verscheidenheid aan sessies en een boeiende informatie‑ beurs. www.vvsg.be/opleidingen 68 april 2015 Lokaal

Leuven 21 april

Intervisie moeilijke dossiers in de gezinszorg Intervisie onder begeleiding van een mo‑ derator. U geeft elkaar tips, zoekt samen naar een oplossing in elkaars moeilijke dossiers. www.vvsg.be/opleidingen Kortrijk 21 april

Infopol vakbeurs Tweejaarlijkse vakbeurs voor politie-, bewakings- en veiligheidsdiensten. www.infopol.be Mechelen 21 april Brugge 23 april

Zorgen voor morgen? Beheer van religieus erfgoed Van nieuwe wetgeving tot fundraising en met veel praktische tips voor het beheer van religieus erfgoed. www.crkc.be Leuven 23 april Gent 28 april

Flexibel werken en onregelmatige prestaties Avonden, weekends en feestdagen: ge‑

zins- en thuiszorg kan niet om onregelmatige uren heen. Hoe moet en kan dit allemaal volgens arbeids‑ wet, arbeidstijdregeling en rechtspositieregeling OCMW’s? www.vvsg.be/opleidingen Brussel 26 april

Ecopolis

Voor al wie begaan is met een duur‑ zame toekomst: boekvoorstellingen, debatten en lezingen over het nut van utopisch denken, de voordelen van een balanseconomie en prakti‑ sche hefbomen voor een duurzame transitie. http://ecopolis.be Mechelen 28 april

Samen bouwen aan de hulpverleningszones Van de 165 gemeentelijke korpsen blijven er sinds 1 januari 20 hulpverle‑ ningszones over. Een complexe opera‑ tie. Daarom krijgt u op deze studiedag workshops met mooie voorbeelden uit de praktijk en kunt u terecht met al uw vragen bij experts en collega’s. www.vvsg.be/opleidingen


Energie- en klimaatdag LEUVEN 7 mei 2015

KAROLIEN VANDERSTAPPEN

Energie Mobiliteit Water Wonen Duurzaam

Gent 27 april

Bodymap

Bodymap legt op een zeer verhelderende manier uit hoe we de motorische ontwik‑ keling van kinderen kunnen stimuleren. www.vvsg.be/opleidingen Leuven 28 april

De A3-methodiek Deze tweedaagse opleiding maakt het jaarplan van ‘abstract tot concreet’ en geeft de stappen van ‘visie tot actie’ in één overzicht weer. www.vvsg.be/opleidingen Mechelen 28 april

Roosters opmaken Met interactieve presentaties en oefenin‑ gen bestuderen we de roostervormgeving en capaciteitsplanning in kinderdagver‑ blijven. www.vvsg.be/opleidingen Herentals 6 mei

Gecoro-event

Een avond vol inspirerende voorbeelden van kernversterking in de Antwerpse Kempen, georganiseerd door de Gecoro van Herentals samen met de VRP, de VVSG en de stad Herentals. www.vrp.be

Wees erbij op de Energie- en Klimaatdag voor lokale besturen! Wonen. Duurzame ontwikkeling. De uitdagingen voor deze domeinen zijn groot en urgent: toekomstgerichte maatregelen en innovaties zijn broodnodig, en talrijke mogelijke oplossingen wedijveren om aandacht. De Energie- en Klimaatdag prijkt in 2015 als een hoogtepunt in het congres- en vor‑ mingsaanbod van de VVSG. Op deze Energie- en Klimaatdag komen lokale besturen te weten wat maatregelen in de praktijk om het lijf hebben, hoe collega-gemeenten met hun ambities aan de slag gaan, waar nieuwe kansen en mogelijkheden liggen. Een dag vol actuele informatie en vele lokale praktijkvoorbeelden wil de besturen prikkelen en inspireren om nog beter aan toekomstgericht, duurzaam beleid te werken. Op de vele domeinen waar energie en klimaat ertoe doen. Inschrijven kan op www.energieklimaatdag.be

Mechelen 26 mei

Studiedag radicalisering Er is in Vlaanderen veel te doen over radi‑ calisering en de Syriëgangers. Maar wat is radicalisering? Hoe gaan we hier mee om? Op deze studiedag van Mechelen en de VVSG staan voorbeelden centraal met een preventieve en integrale aanpak. www.vvsg.be/radicalisering.

Brussel 11 juni

Workshop: ontwikkel een aanbod over reminiscentie Tien duo’s bestaande uit een archivaris en een bibliothecaris kunnen deze work‑ shop volgen om een reminiscentieaan‑ bod te ontwikkelen voor mantelzorgers en personen met dementie. www.faronet.be/kalender

Brussel 9 juni

Pensioenen lokale besturen, gisteren, vandaag en morgen

Leuven 29 september

Gent 7 mei Hasselt 26 mei

Kom met ons de toekomst van de oude‑ renzorg verkennen, want er tekenen zich nieuwe paden af, met nieuwe techno‑ logieën, een groeiende diversiteit en innovatieve oplossingen. www.vvsg.be/opleidingen

De vergrijzing neemt toe, de federale regering broedt op fundamentele aanpas‑ singen van de pensioenwetgeving. De VVSG brengt deze evoluties in kaart en vertaalt ze in relevante informatie voor lokale besturen. www.vvsg.be/opleidingen

In deze tweedaagse opleiding focussen we zowel op de technieken en instru‑ menten als het invoeren van een cultuur van projectmatig werken en het omgaan met de veranderingen die deze projec‑ ten met zich meebrengen. www.vvsg.be/opleidingen

Inspiratiedag ouderen- en thuiszorg

Tools voor uw BBC-plannen: Module Projectmatig werken

Lokaal april 2015

69


column Sofie Verstraeten

Mee- of dooddoeners

70 april 2015Lokaal

‘De mensen komen hun huis niet meer uit. Ze believen geen voorlichtingsavonden meer, ze zitten liever thuis voor de buis,’ hoorde ik pas nog een communicatiedeskundige mopperen. Hij vroeg zich af of dé burger wel wilde participeren en cocreëren. Ik trek zijn deskundigheid niet in twijfel, verre van, maar ik weet wel dat je mij en de mensen geen blaasjes wijsmaakt. Kiezen is echt kiezen, meedoen is volwaardig meedoen, en niet in de pas lopen van wat ambtenaren-politici-deskundigen-studiebureaus voor ogen hebben. Meer nog, mensen voelen zich zeer betrokken bij wat er in hun omgeving gebeurt. Een snelwegbrug boven de stad maakt de actievoerder in elke rechtgeaarde burger los, de repatriëring van een ingeburgerde asielzoeker zet mensen tot petitietekenen aan, kruimels op de trappen van de kathedraal bestraffen met een administratieve sanctie veroorzaakt bij veel mensen wrevel. Zelfs een actie als veertig dagen zonder vlees of vis mobiliseert duizenden mensen – omdat ze het een zinnige keuze vinden. Heel dikwijls accapareren politieke partijen deze acties die dan verzanden, actievoerders krijgen bij de verkiezingen een mooie plaats op de lijst en worden zo ook politicus. Het zijn deze politici die als de besten weten wat inspraak en cocreatie betekenen. Het is de reden waarom ze in de politiek zijn gegaan: zij willen wel een ballon kiezen maar toch eerst ook die suikerspin. Daarom stel ik voor dat een bestuur dat het met participatie en cocreatie meent, het eerste actiecomité dat spontaan opstaat, serieus ondersteunt met een deskundige communicatieambtenaar, gratis vergaderzalen en maandelijks spreekrecht op de gemeenteraad. Want suikerspinnen maken de politiek aantrekkelijk.

KAROLIEN VANDERSTAPPEN

Als kind mocht ik op de kermis een ballon kiezen aan een van de draadjes in de hand van de man met zijn veel te grote pak en geschilderde gezicht. Maar ik wilde helemaal geen ballon, ik wilde een roze suikerspin van die lieve jongedame. Een roze suikerspin kreeg ik niet, wel een ballon en ik mocht tussen alle dolfijnen en Mickey of Minnie Mouses echt zelf kiezen welke ik zou nemen. Ik nam een schriel rood hartje. Voor een stomme ballon wilde ik mijn ouders niet op kosten jagen. Mama bond hem vast aan mijn polsje en zo wandelden we verder over de kermis. Weerzinwekkend. Toen ze even niet keek, beet ik het touwtje door. Al gauw vloog de ballon boven de hoofden van de mensen, boven de toren van de kerk. En weg was hij. Met opgeheven hoofd onderging ik het getroost tot we opnieuw een kraam met suikerspinnen zagen en ik het nog eens waagde om een suikerspin te vragen. Ineens was ik een ondankbaar en onhandelbaar kind. Hetzelfde gevoel kreeg ik toen de gemeente het nieuwe mobiliteitsplan met een uitgebreide powerpointpresentatie voorstelde in ons gemeenschapszaaltje. Natuurlijk vond ik de inrichting van het dorp belangrijk. Ik wilde graag wat meer groen en bredere trottoirs. Maar uiteindelijk ging de keuze over of het eenrichtingsverkeer linksom of rechtsom door de kom geleid zou worden. De bakker en de apotheker vreesden voor hun klandizie als de auto’s maar in één richting door de straat zouden rijden, terwijl ik als jonge moeder het fietspad en de oversteekplaatsen oneindig veel belangrijker vond dan de keuze tussen rechts- of linksom. Ik wilde ook graag een betere afsluiting van het speelpleintje en droomde ervan dat de automobilisten in onze straat hun voet niet langer zo zwaar op het gaspedaal zouden drukken alsof ze vlak achter het dorp gingen opstijgen.


PRIVATEPARTNERMETKENNISVANZAKEN DMI VASTGOED HEEFT 15 JAAR ERVARING IN PPS Wanneer een bestuur een publiek-private sa-

dat een behoefte van het bestuur invult, niets

menwerking aangaat, wil het vertrouwen op

is ons vreemd. Die achtergrond maakt dat we

een partner die weet waar hij mee bezig is en

vandaag één van de protagonisten zijn in pres-

die zijn kennis maximaal ten dienste stelt van

tigieuze projecten in Vlaanderen en Brussel,

het gezamenlijke project. Kortom, u zoekt geen

zoals Tinelsite Mechelen, Sion site Lier, Be

avontuur met een partij die haar eerste stappen

Mine Beringen of Bootsman Jonsen Oostende

zet in deze samenwerkingsvorm, maar een part-

om er enkele te noemen.

nerschap met een speler met kennis van zaken. DMI Vastgoed is zo’n ervaringsspecialist.

PROACTIEVE PARTNER Besturen schenken ons almaar vaker hun ver-

AEN DEN HOORN TE ZOUTLEEUW

Ieder bestuur heeft een toekomstvisie over de

trouwen op basis van die ervaring en onze visie

DBFM

ontwikkeling van zijn stad of gemeente. We

op een publiek-private samenwerking. Bij DMI

DMI Vastgoed kan bovendien binnen Democo

trappen een open deur in als we zeggen dat de

Vastgoed weten we intussen hoe een bestuur

Group een beroep doen op ruime ervaring in

ontwikkeling van die visie vaak spaak loopt of

denkt en waar de verwachtingen liggen. Daar

DBFM-opdrachten voor openbare besturen. Ook

vertraagt door een gebrek aan financiële mid-

spelen we graag op in. DMI Vastgoed hanteert

de algemene aannemer Democo realiseerde al

delen. De privésector reikt de openbare bestu-

een open communicatie in het volledige sa-

verschillende DBFM-projecten in opdracht van

ren sinds enkele jaren een helpende hand door

menwerkingstraject. We nemen een proactie-

overheden. Zo is Democo betrokken in Scholen

die middelen en gespecialiseerde kennis aan te

ve rol op in het creëren van een draagvlak via

van Morgen, realiseerde het stelplaatsen voor

bieden via een publiek-private samenwerking.

informatie en eventueel participatie van alle

De Lijn in cluster 1 en is cluster 2 in voorberei-

De formule werd eind jaren ’90 voor het eerst in

stakeholders. Verder ontwikkelen we het pro-

ding en bouwde het 9 sporthallen in het kader

de praktijk gebracht in Genk met de herinrichting

ject op een maatschappelijk betrokken en in-

van het Vlaams Sportinfrastructuurplan.

van het Stadsplein en de bouw van het Sint-Mar-

tegere wijze. Die aanpak vergoot de slaagkan-

tinusplein. DMI Vastgoed was één van de private

sen gevoelig. Een ervaren en gespecialiseerd

Kortom, DMI Vastgoed is een solide partner

partners die van het Genkse stadsbestuur het

team zorgt voor een efficiënte aanpak van het

die constructief en proactief meedenkt in het

vertrouwen kreeg om de projecten te realiseren.

ontwikkelingsproces en waakt daarbij continu

realiseren van uw verwachtingen.

over het budget en de timing.

Meer info vind je op: www.dmi.be

VAN KENNIS TOT ERVARING We deden daar heel wat kennis op. De toepassing ervan in andere PPS-projecten zoals Aarschot Op Sporen, Koninklijke Moestuin Tervuren, Vernieuwd Maasmechelen, Anicius Tongeren of Melkmarkt in Izegem maakt dat we ons vandaag op waardevolle ervaring kunnen beroepen. Een kernversterkende ontwikkeling met wonen, werken en winkelen als bestemming, een zorgproject of een gebouw

MOESTUIN TE TERVUREN

DMI Vastgoed | Herkenrodesingel 4b | BE-3500 Hasselt | Tel. +32 (0)11 85 97 13 | Fax +32 (0)11 60 53 87 | info@dmi.be | www.dmi.be Vestiging Antwerpen | Jan van Gentstraat 1 B101 | BE-2000 Antwerpen | Tel. +32 (0)3 216 86 50 | Fax +32 (0)3 844 15 40 Vestiging Brussel | Koninklijk Pakhuis-Tour & Taxis | Havenlaan 86C, 206 | BE-1000 Brussel | Tel. +32 (0)2 333 84 00 | Fax +32 (0)2 333 84 01


integratie ocmw gemeente een opportuniteit om de organisatie te herbekijken: • Wat zijn onze kerntaken?

• Welk leiderschap kan de toekomst verzekeren?

• Wat is onze visie op de administratie?

• Wat zijn de toekomstige personeelsbehoeften?

• Welk dienstverleningsconcept willen we?

• Hebben we de juiste competenties?

• Moeten we de processen optimaliseren?

• …

• Welke systemen hebben we nodig?

Advies nodig bij de ontwikkeling en implementatie van uw nieuwe organisatie? Contacteer ons dan voor professionele begeleiding. Via de raamcontracten van Jobpunt Vlaanderen hoeft u ook zelf geen marktraadpleging meer te doen en kan u snel aan de slag.

contact info@jobpunt.be tel. 016 38 10 00 www.jobpunt.be

raamcontracten


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.