Elyze Storms-Smeets
Nick van den Berg
Nick van den Berg
Voorwoord
Renée Koning
Gelders Genootschap
Robert Quarles van Ufford
Nederlandse Kastelenstichting
Inleiding
Oorlog in Arcadië: Nederlandse kastelen, buitenplaatsen en landgoederen in de Tweede Wereldoorlog. Een introductie
Elyze Storms-Smeets
Deel 1 – voor de oorlog
Grandeur en verval – het buitenleven van de Nederlandse elite, circa 1900-1940
Nick van den Berg en Marlieke Damstra
Gevorderd voor de verdediging van het Vaderland – Mobilisatie, 1939-1940
Elyze Storms-Smeets
Deel 2 – tijdens de oorlog
Van landingsbaan tot lanceerinrichting –het militaire belang van Arcadië
Ad van Liempt
Gevorderd, bezet en gebruikt –kastelen en landhuizen onder de Duitse bezetting, 1940-1945
Sazya Zeefat
Het leven op het huis en landgoed, 1940-1945 – Oorlog op afstand?
Merel Haverman
Adellijke landgoederen in Overijssel tijdens de bezetting
Yme Kuiper en Hanneke Ronnes
Arcadië in de oorlog –kasteel- en landgoedtoerisme in bezettingstijd
Julia van Duijvenvoorde en Elyze Storms-Smeets
Kunst op de buitenplaats –Bescherming, roof en restitutie
Ingrid Jacobs
Het laatste oorlogsjaar – verwoesting en beschadiging tijdens de geallieerde opmars door Nederland
Fred Vogelzang
Bevrijding en afrekening
Joost Rosendaal
Deel 3 – na de oorlog
Kastelenzorg voor, tijdens en in de nasleep van de oorlog
Wouter van Elburg en Manuela Hoepman
Sporen van verwoesting en wederopbouw in het landgoederenlandschap
Michiel Purmer en Elyze Storms-Smeets
Kastelen in de herinneringscultuur van de oorlog – versnipperde onzichtbaarheid
Kees Ribbens
Deel 4 – persoonlijke geschiedenissen
Familie Sandberg op de landgoederen
Leuvenum en De Bannink
Willemieke Ottens
Het Witte Huis –Toevluchtsoord in oorlogstijd
Nick van den Berg
Het kampkasteel De Schaffelaar
Hinke Piersma
De instandhouding van ons familiegoed –
Familie De Beaufort
Sazya Zeefat en Kim van de Ven
Van houtvordering tot rhododendronpluk–
Natuurmonumenten en de buitenplaatsen
Hilverbeek en Gooilust
Michiel Purmer
Een internationale familie in veranderende geopolitiek –
Kasteel Oost, Valkenburg
Elyze Storms-Smeets
Nawoord
Noten Register
Dankwoord
bunkers voor het personeel. Ook park Vijvervreugd kreeg drie bunkers. Sommige kregen, ter camouflage, een zadeldak. Ook werden er hier en daar vensters op het beton geschilderd.
Eigenaar Schorer woonde in Culemborg, maar kreeg hoogstzelden permissie zijn Toorenvliedt, dat als Sperrgebiet was aangemerkt, te bezoeken. Hij hoorde van tuinbaas Bram Leer wat er allemaal op zijn eigendom werd aangericht. In juni 1943 lukte het Schorer weer eens te komen kijken. Hij schreef later in een verslag over dat bezoek: ‘Het is een afschuwelijk gezicht die grote en hoge motorbetonmachines hun vieze inhoud dag en nacht op de te maken bunkers uit te zien storten.’13
Leer werd er wanhopig van. Hij moest in februari 1944 zijn woning bij de poort van Toorenvliedt verlaten, keerde een maand later illegaal terug en
ging enige tijd, met toestemming van de Duitsers, in het kasteel wonen. De ellende was dat overal op het terrein mijnen lagen, ook in zijn moestuin, zodat hij feitelijk geen inkomsten meer had, en ook haast geen eten meer.
Vanaf d -Day brak er een nerveuze tijd aan voor de Duitse militairen in de regio. Eerst moesten ze naar het front in Noord-Frankrijk. Toen ze daar de geallieerde opmars niet konden weerstaan, werd Toorenvliedt het coördinatiecentrum van de terugtocht. Ook werd de verdediging van Festung Walcheren vanaf het landgoed georganiseerd. Dat wisten de geallieerden, en er volgden twee bom aanvallen op Toorenvliedt, op 20 en 22 maart 1944. Door de bewolking mislukten die deels en bleef de schade beperkt. Adri Leer (15), de zoon van tuinbaas Bram, was toevallig in een loods met een fietsreparatie
bezig toen de bommenwerpers kwamen. Hij rende naar de commandobunker, werd daar zowaar binnengelaten en kwam er ongedeerd vanaf.14
Dat commando over de Festung Walcheren hield het niet lang vol, want vanaf 3 oktober kwam het water. Na het bombardement van de Westkappelse Zeedijk, en vooral na de bommen op de andere zeedijken van Walcheren, zagen de bezetters van Toorenvliedt het eiland steeds verder onderlopen. Het inunderen bleek succesvol: bevoorrading, communicatie en commando bleken niet langer mogelijk. Op 17 oktober ontruimden de Duitsers Toorenvliedt en de andere landhuizen, op zoek naar een drogere plek. Het duurde nog meer dan twee weken voor de geallieerden Middelburg kwamen innemen. Ze deden dat, op 6 november, met twaalf amfibie voertuigen, Buffalo’s. Bij Toorenvliedt werden
Plattegrond van Den Haag met het Sperrgebiet van de Atlantikwall, gemaakt in 1949 door D.A. van Hilten. De Festung Clingendael is ingetekend met geschut, munitieopslagplaatsen, versperringen en mijnenvelden.
Haags Gemeentearchief, Collectie D.A. van Hilten.
ze beschoten. Een van de Buffalo’s week af van de rest om te onderzoeken waar het vuur vandaan kwam. Op het water waaronder het landgoed schuilging liep het voertuig op een mijn. De Buffalo ontplofte en alle zes inzittenden werden gedood. Vlak erbij peddelde tuinbaas Bram Leer op een vlot met wat kleren en eten, op weg naar het kasteel waarvan de bovenverdieping bereikbaar was. Hij werd door de klap het water in geschoten. De bemanning van een Buffalo sleurde hem eruit. Aan boord sloegen ze hem een deken om en kon hij opwarmen. Intussen voeren ze verder, en zo behoorde Bram Leer tot degenen die Middelburg kwamen bevrijden.15
Toorenvliedt bood nadien een troosteloze aanblik. Het huis was zwaar beschadigd, en het park dat meer dan een jaar onder het zoute water had gestaan, was een dode kale vlakte geworden.16 Pas in deze eeuw is
oorlog in arcadië
Al een week na de Nederlandse capitulatie eigende Friedrich Christiansen zich het landhuis Groot Haesebroek toe, dat de Joodse familie Wolf had achtergelaten. De butler van de familie Wolf, Henri Brinkmansr., werd aangesteld als Hofmeister, hoofd van het personeel. Direct na de oorlog werden Brinkman en andere personeelsleden ondervraagd door de Politieke Opsporingsdienst. Hun dossiers geven inzicht in de periode van mei 1940 tot de zomer van 1944.17
Aan het begin van Christiansens verblijf op Groot Haesebroek was Brinkman getuige van een vreemd voorval: Met brandende kaarsen kwam de generaal met zijn staf en gasten de
villa van Groot Haesebroeck binnen, liepen alle vertrekken door, van de kelders tot aan de zolder om zogenaamd de joodsche geest te verdrijven.
De voormalige chauffeur van de familie Wolf, Joseph van der Velde, moest ook in dienst blijven op Groot Haesebroek, nu voornamelijk om de filmapparatuur te bedienen. Toen het huis gevorderd werd, was de inventaris van het huis nog volledig aanwezig. Zelfs de hoeden, handschoenen etc. van de familie Wolf lagen nog in de garderobe.
Op Groot Haesebroek onthaalde Christiansen hoge officieren en andere gasten, onder wie Joseph
Goebbels, Heinrich Himmler, Arthur Seyss-Inquart, prins August Wilhelm van Pruisen, en veldmaarschalken Hugo Sperrle en Walther von Brauchitsch. Brinkman zou later in zijn gezin vertellen: Ik heb van elke bekende Nazi de hand geschud, behalve die van Hitler zelf.
Brinkman moest ook de lege villa De Wiltzangk onder zijn hoede nemen, waar de ziekelijke echtgenote van Christiansen zou verblijven. Na zes weken vertrok ze weer met haar particulier verpleegster. Ze was niet zo ziek of ze nam van de inventaris van De Wiltzangk linnengoed, zilver en Delfts Blauw mee. Ook haar verpleegster liet
Een ‘zwangloses Beisammensein’ met Herman Göring en Arthur Seyss-Inquart in de tuin van Groot Haesebroek, 1941-1944. Beeldbank wo2 - niod, Amsterdam; Fotodienst der nsB
Er zijn drie gastenboeken bekend van Friedrich Christiansens verblijf in Nederland van 15 juni 1940 tot 20 april 1945, op zijn Fliegerhorn in Wassenaar (Groot Haesebroek), Bussum (Slingerbosch) en Emmen (Villa Lindernhof). Onder zijn gasten waren Hermann Göring (op foto in de auto), Arthur Seyss-Inquart, Viktor Lutze (commandant van de Sturmabteilung), hertog Carl Eduard von Sachsen-Coburg-Gotha, Gertrud Scholtz-Klink, en vele anderen. Collectie Hermann Historica.
zich niet onbetuigd. Naderhand werd er steeds meer uit de villa gehaald: o.a. kostbare Perzische tapijten, schilderijen, linnengoed en serviezen. Ook werden de beide auto’s, een Buick en een Ford, weggehaald.
Omstreeks 1942, herinnerde Van der Velde zich, verhuisde de staf van Christiansen naar Hilversum en Bussum. Ik ben toen meegegaan en werd in Bussum te werk gesteld, nu als chauffeur van Gruppen führer Hiss. Deze behoorde tot de staf van Christiansen en was speciaal belast met het toezicht op de huizen, waarin de staf was ondergebracht en met de bevoorrading van de staf. Naar ik meen is een deel van het op Groot
Haesebroek aanwezige tafelzilver door de staf van Christiansen meegenomen naar Bussum en daar in gebruik geweest. De overige inventaris van Groot Haesebroek bleef echter in het huis. Ik ben daar na de verhuizing naar Bussum nog wel eens geweest met Hiss, maar werd niet meer in het huis toegelaten. In de zomer van 1944 vernam ik, dat Groot Haesebroek op last van Christiansen of Hiss door de verhuizer Smit geheel was leeggehaald. Na de bevrijding constateerde een ooggetuige: De groote villa was geheel ledig. Alleen het plafond, de schoor steen en de marmeren vloer van de Italiaansche kamer waren nog aanwezig. Alle badkamers zijn intakt. Alle vaste kleeden, alle meubelen, lichtkronen en
Friedrich Christiansen, Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden, bij landhuis Groot Haesebroek, 1941-1944. Beeldbank wo2 - niod, Amsterdam; Fotodienst der nsB
zelfs vaste kasten zijn door de Duitschers meegenomen.
Sinds 1946 is Groot Haesebroek de residentie van de Canadese ambassadeur. In het park resteren nog bomen met inkervingen van Duitse militairen die de ingang tot het landgoed bewaakten toen Christiansen er verbleef.
gevorderd, bezet en gebruikt – kastelen en landhuizen onder de duitse bezetting, 1940-1945
Het leven op het huis en landgoed, 1940-1945 –Oorlog op afstand?
Merel Haverman Met medewerking van Ingrid Jacobs en Sazya Zeefat
Over de historische ontwikkelingen op kleine schaal en over het dagelijks leven op huis en landgoed tijdens de bezetting gaat dit hoofdstuk. Wat veranderde er in de jaren 1940-1945? De mate van verandering of aanpassing had alles te maken met ‘tijd’ en ‘locatie’. De periode van de mobilisatie vanaf het najaar van 1939, de oplopende spanningen, de Duitse inval in mei 1940, de ‘relatieve’ rust, de bouw van de Atlantikwall , de Slag om Arnhem, de Hongerwinter en de Bevrijding – ze waren van grote invloed op de dagelijkse gang van zaken op het landgoed.
Misschien nog wel het belangrijkst was de plek, de locatie. Lag het kasteel of landgoed in het westen of het oosten van het land? Langs het front gedurende de herfst en winter van 1944? Was het al bevrijd of beleefde het de Hongerwinter?
Het zijn essentiële vragen die we ons moeten stellen, willen we een algemeen beeld – als dat al mogelijk is – kunnen geven van het reilen en zeilen op de huizen tijdens de oorlogsjaren. Het maaien van haver nabij kasteel De Haar, Haarzuilens, augustus 1940. Het
Wegens de aanleg van de Atlantikwall waren zo’n 300.000 mensen gedwongen te verhuizen, ook de Martha-Stichting uit Alphen aan de Rijn. Met een groep wees- en voogdijkinderen verbleven zij op de buitenplaatsen Over-Holland, Sterreschans en Rupelmonde aan de Utrechtse Vecht. Onder de kinderen waren ook Joodse baby’s die bij het tehuis waren afgegeven. Collectie M. Greep-Van der Hammen, Wassenaar.
121 landgoed een manier om even aan de oorlog te ontsnappen.
Zelfredzaam
Al direct na de mobilisatie in 1939 voerde de Nederlandse regering het distributiestelsel in met de bedoeling om Nederland ten tijde van oorlog zo veel mogelijk zelfvoorzienend te maken. Dat hield in de praktijk in dat er meer graan en aardappels werden verbouwd en dat daarvoor grasland werd opgeofferd. Voor de eerlijke verdeling van het voedsel onder de bevolking richtte de overheid een systeem in met bonkaarten. Zo raakte een groot aantal producten zoals dat heette ‘op de bon’. Het ging vooral om voedingsmiddelen. Suiker ging in 1939 al als eerste op de bon, maar later ging het ook om textiel, schoenen, zeep en lucifers. Dat gold ook voor brandstof; we kennen de foto’s van automobielen die aangedreven werden met houtgeneratoren, of die een enorme gasbel op het dak hadden. Landgoederen en buitenplaatsen waren over het algemeen meer ‘zelfredzaam’. Zij hadden immers hun land, hun bos, hun moestuin.
De zelfredzaamheid van het landgoed is goed te volgen uit het dagboek van Adolphine Agneta Groeninx van Zoelen, de eigenaresse van Molecaten te Hattem. Twee maanden na de dood van haar man in 1942 begon zij haar dagelijkse werkzaamheden bij te houden in een dagboek. Ze sprak met haar adviseur Mulder en diverse houtkopers over te vellen houtopstand, over het aanleggen van een stookvoorraad, de déjeuners en thés met vrienden op de landgoederen Het Spijkerbosch in Olst en IJsselvliedt te Wezep en over de gebruikelijke visites en logees op Molecaten. Ze besloot haar dagelijkse verslag telkens met het aantal eieren dat de kippen hadden gelegd. Door de jaren heen werd op het landgoed onder meer maïs, tabak, groenten en fruit geteeld. Van aardbeien, bessen en frambozen werd jam gemaakt, van tabaksbladeren sigaretten, en erwten en kapucijners werden ingemaakt.13 Wecken en inmaken als conserveringstechnieken waren niets nieuws, maar met de voedselschaarste en de koude winters bittere noodzaak geworden. Ook op andere landgoederen, zoals Den Treek in Leusden, waren de groenten en fruit in weckflessen essentieel.14
Arcadië, paradijs op aarde. Zo werden Nederlandse kastelen en landgoederen vanaf de zeventiende eeuw vaak gezien. In Nederlands landgoedonderzoek is de periode 1940-1945, waarin de oorlog naar arcadië kwam, veelal onderbelicht. Nederlandse, Duitse en geallieerde legers vorderden een groot aantal kastelen en landhuizen met hun bijhorende boerderijen en gronden. Eigenaren werden geconfronteerd met gevaarlijke situaties en stonden vaak voor onmogelijke keuzes, die nog decennialang invloed zouden hebben.
Meer dan 90 Nederlandse landgoederen werden door het Nederlandse leger gebruikt tijdens de mobilisatie. Maar liefst 400 werden gevorderd door de Duitse bezetter voor uiteenlopende functies. Zo’n 105 kastelen en landhuizen raakten compleet verwoest door oorlogsgeweld en honderden licht tot zwaar beschadigd. Door buitenverblijven te bestuderen als microkosmossen in bezettingstijd ontstaat dieper begrip van het leven op het platteland. Veel thema’s komen aan bod. Niet alleen het militaire belang van landgoederen, maar ook zelfvoorzienendheid, kunst(roof), de rol van eigenaren, toerisme, verwoesting en wederopbouw.
Via thematische essays, kaderteksten met ‘stemmen uit het verleden’ en zes persoonlijke geschiedenissen, geeft Oorlog in Arcadië zowel een overzicht van belangrijke gebeurtenissen en processen rondom Nederlandse kastelen en landgoederen in oorlogstijd, als intieme, persoonlijke inzichten van landgoedeigenaren, militairen en vluchtelingen.
Het landelijke onderzoek Oorlog in Arcadië , over Nederlandse kastelen en landgoederen in de Tweede Wereldoorlog, is een samenwerking van het Gelders Genootschap en de Nederlandse Kastelenstichting.