Hedendaagse beeldhouwkunst uit Zuid-Afrika Contemporary South African Sculpture
Den Haag onder de Hemel
museum Beelden aan Zee
Den Haag Sculptuur
De publicatie en tentoonstelling
Het project The Rainbow Nation
Museum Beelden aan Zee is een
Den Haag Sculptuur wil een breed
The Rainbow Nation. Heden-
werd georganiseerd onder
particulier museum in de rechts-
publiek kennis laten maken met
daagse beeldhouwkunst uit
auspiciën van de Stuurgroep
vorm van een stichting. De in het
beeldende kunst en de stad Den
Zuid-Afrika werden mede mogelijk
Den Haag onder de Hemel,
museum werkzame vrijwilligers
Haag hiermee nationaal en inter-
gemaakt door:
gevormd uit bestuursleden van
zijn bij de uitvoering van alle
nationaal als cultuurstad presen-
museum Beelden aan Zee en
voorkomende museale taken de
teren. De afgelopen veertien jaar
The publication and exhibition
stichting Den Haag Sculptuur,
onmisbare partners van de staf.
maakte Den Haag Sculptuur naam
The Rainbow Nation.
te weten: dhr. J. van Bergen,
Particulieren bieden een breed
met openluchttentoonstellingen
Contemporary South African
mw. J. Mahn, dhr. M. Steemers
en motiverend draagvlak met
op het Lange Voorhout. Er werd
Sculpture have been made
en mw. M. Zuyderhout.
hun sympathie en hun geldelijke
werk getoond van topbeeld-
bijdrage als vriend en soms als
houwers zoals Jeff Koons, Louise
The project The Rainbow Nation
gouden vriend. Fondsen en
Bourgeois, Claes Oldenburg, Niki
Vrienden, Zakenvrienden
was organised under the auspices
bedrijven bieden als participant of
de Saint-Phalle, Fernando Botero,
en/and Sculpture Club
of the Stuurgroep Den Haag
zakenvriend steun ten behoeve
Damien Hirst en Manolo Valdés.
museum Beelden aan Zee,
onder de Hemel, made up from
van collectie-uitbreiding, tentoon-
possible by:
Vrienden en/and Zakenvrienden
board members of both museum
stellingen en andere noodzake-
The Hague Sculpture wishes to
Den Haag Sculptuur
Beelden aan Zee and Stichting
lijke investeringen.
acquaint the general public with visual art and in so doing present
Den Haag Sculptuur, namely: mr. J. van Bergen, ms. J. Mahn,
Museum Beelden aan Zee is a
The Hague as an international city
mr. M. Steemers and
private foundation. Volunteers
of culture. Over the past fourteen
ms. M. Zuyderhout.
are indispensable partners to
years The Hague Sculpture has
the staff in carrying out all the
earned a reputation for open-air
museum’s tasks. Private individuals
sculpture exhibitions on the
provide motivation and support
Lange Voorhout with work by
and financial contributions as
top international artists such as
Friends or Golden Friends.
Jeff Koons, Louise Bourgeois,
Foundations and Corporate
Claes Oldenburg, Niki de Saint-
Friends provide support for
Phalle, Fernando Botero, Damien
expansion of the collection,
Hirst and Manolo Valdés.
exhibitions and other necessary investments.
Hedendaagse beeldhouwkunst uit Zuid-Afrika The Rainbow Nation Contemporary South African Sculpture
Stichting Den Haag onder de Hemel museum Beelden aan Zee Den Haag Sculptuur Sculptuur Instituut
Arie Schippers 1952
Long Walk of Freedom 2012
Voorwoord
Foreword
De geboorte van het Nelson Mandelamonument door Arie Schippers valt op een natuurlijke manier samen met de tentoonstelling The Rainbow Nation hier in Den Haag. Het monument, getiteld The Long Walk of Freedom, zal worden onthuld op 18 juli, de verjaardag van Mandela, tevens de datum van de wereldwijd gevierde dag voor Nelson Mandela en zijn ideeĂŤn.
The birth of the Nelson Mandelamonument by Arie Schippers naturally coincides with the exhibition The Rainbow Nation, in The Hague. The monument, entitled The Long Walk of Freedom, will be unveiled on the 18th of July, the birthday of Mandela, and the date for the world wide celebration of Nelson Mandela and his ideas of freedom.
Pur, blokken en schuim / Pur, blocks and foam h. 350 cm
De sculptuur van Arie Schippers toont Mandela, lopend naar een verre toekomst, misschien lopend naar de vrijheid, naar betere tijden en naar een verdraagzamere wereld. Mandela had een vrije geest, een onafhankelijkheid die zelfs in de gevangenis tot uiting kwam. Als op Robben Eiland gevangenen moesten worden gelucht, werden zij naar buiten geleid door twee bewaarders. Elke keer als zij naar buiten gingen moesten zij in marspas meelopen naast hun bewakers. Mandela weigerde zijn stap aan te passen aan die van zijn bewakers. Eerst straften zij hem omdat hij zich niet aanpaste, later lieten ze hem begaan. Mandela liep nooit in de tred van zijn cipiers. Museum Beelden aan Zee en stichting Den Haag Sculptuur presenteren in de zomer van 2012 met trots de tentoonstelling The Rainbow Nation. Hedendaagse Zuid-Afrikaanse beeldhouwkunst. Het is een zeer breed overzicht geworden van de Zuid-Afrikaanse beeldhouwkunst, zichtbaar op vele plekken in de stad. Overigens is in de Kleine Zaal van museum Beelden aan Zee een werk van ZuidAfrikaanse fotografen te zien. Niet alleen het museum en het Lange Voorhout zijn betrokken in deze tentoonstelling. Satellietlocaties zijn het hoofdkantoor van de ANWB, de Kloosterkerk en Raadhuis de Paauw te Wassenaar. De samenwerking van museum Beelden aan Zee en stichting Den Haag Sculptuur gaat haar tweede jaar in onder de paraplu van de samenwerkingsstichting Den Haag onder de Hemel, inhoudelijk geflankeerd door het Sculptuur Instituut. Kantoren en organisatie zijn geheel in het museumgebouw terug te vinden. De gehele organisatie heeft een grote erkentelijkheid naar Annelies Brans-van der Straeten, gastconservator van de tentoonstelling en verantwoordelijk voor de keuze van beelden. Rest mij alle betrokkenen in het project te danken: de kunstenaars, de leden van de Stuurgroep, de auteurs van de catalogus, mijn collega's van museum Beelden aan Zee en het Sculptuur Instituut en natuurlijk de fondsen en andere sponsors die dit project mogelijk hebben gemaakt. Jan Teeuwisse, directeur museum Beelden aan Zee/ Sculptuur Instituut
Arie Schippers's sculpture shows Mandela walking towards some distant future, maybe walking to freedom, to better times, even to a more tolerant world. Mandela had a free mind, an independent spirit, even when in prison. At Robben Island, prisoners were aired, guarded by two warders. Every time prisoners were led to the outside, they had to march alongside these jailers. Mandela refused to adapt his gait to the pace of his keepers. They punished him for not walking they way they wanted him to, but in the end let him be. Mandela's pace never ever resembled the walk of his jailers. Museum Beelden aan Zee and the Den Haag Sculptuur foundation proudly present their summer exhibition on South African sculpture. It provided to be a very broad survey of the medium, visible on many locations. In the Kleine Zaal in museum Beelden aan Zee, South Africa photography is shown. The museum and the Lange Voorhout are the main venues for the project, but sculptures are also visible at satellite locations: the main offices of ANWB, the Kloosterkerk and Raadhuis de Paauw in Wassenaar. The cooperation of museum Beelden aan Zee and the foundation Den Haag Sculptuur enters it second year, bound together by the cooperative foundation Den Haag Onder de Hemel and flanked, art historically, by Sculptuur Instituut. Offices and organisation are housed in the museum. The organisation greatly appreciates the guest curator, Annelies Brans-van der Straeten, who is responsible for the choice of sculptures in the exhibition. Remains a warm thanks to all people involved in the project: the artists, the members of the Stuurgroep, the authors in the catalogue, my colleaugues of museum Beelden aan Zee and Sculptuur Instituut and of course all funding institutions and sponsors who made the whole project possible. Jan Teeuwisse, director of museum Beelden aan Zee/ Sculptuur Instituut
Inhoud Contents
7
Verantwoording Acknowledgement Annelies Brans-van der Straeten
10
Collage van een land. Een zeer beknopte geschiedenis van Zuid-Afrika Collage of a country. A very short history of South Africa Robert Ross
12
Tijdlijn Zuid-Afrika Timeline South Africa Dick van Broekhuizen, Nelleke van Zeeland
22
Beelden en beeldvorming. Bericht uit het anderse Anderland Images and conceptualization. Message from the Different Otherland Chris Reinewald
32
A Certain South Africanness Esther Schreuder
42
De geschiedenis van de Zuid-Afrikaanse beeldhouwkunst The History of South African Sculpture Musha Neluheni
54
Kaart van Zuid-Afrika Map of South Africa
56
Kunstenaars Artists Amber-Jade Geldenhuys, Nelleke van Zeeland
170
Annelies Bransvan der Straeten
Verantwoording
Acknowledgement
Toen mij eind 2008 de vraag werd gesteld of ik mogelijkheden zag als gastcurator voor 2012 een Zuid Afrikaanse sculptuurtentoonstelling over de afgelopen zestig jaar samen te stellen, werd ik direct enthousiast. Ik kom al vele jaren met grote regelmaat in Zuid-Afrika en volg de ontwikkeling van de moderne kunst met grote belangstelling. Dit komt mede doordat ik als voormalig galeriehouder te Amsterdam deze passie voor Afrikaanse kunst met mij draag. De tentoonstelling was in eerste instantie alleen voor museum Beelden aan Zee bedoeld. In het voorjaar van 2011 werd duidelijk dat de mogelijkheid bestond dat deze werd uitgebreid met een paralleltentoonstelling Den Haag Sculptuur op het Lange Voorhout.
When at the end of 2008 I was asked as a guest curator in 2012, in order to assemble a collection of South African sculpture from the past sixty years for an exhibition, I was immediately enthusiastic. For many years now I have been a regular visitor to South Africa, and follow the development of modern art there with great interest. To some extent this is because of the passion that, as a former owner of a gallery in Amsterdam, I have developed for African art. Initially, the exhibition was intended to be held only at museum Beelden aan Zee. However, in the spring of 2011 it became clear that there was an opportunity to expand it with a parallel exhibition Den Haag Sculptuur on the Lange Voorhout.
Uiteraard vereist een tentoonstelling in de openbare ruimte een andere inhoud dan in de beslotenheid van het museum. Dit werd voor mij een extra uitdaging, omdat het belangrijk is dat zoveel mogelijk kunstenaars op beide locaties vertegenwoordigd zijn. Omdat niet alle kunstenaars met materialen werken die voor buiten geschikt zijn, zijn een aantal kunstenaars toegevoegd. De introductie tot die kunstenaars werd mij mede geboden door de samenwerking met Benji Liebmann van de Nirox Foundation in the Cradle of Humankind te Johannesburg.
Of course an open-air exhibition intended for demands content that is different from that held in the confines of the museum. This was an additional challenge for me, as it is important that the largest possible number of artists is represented at both locations. Since not all artists work with materials that are suitable for an outdoor exhibition, a number of artists were added to those originally proposed. The introduction to these artists was made possible through the collaboration with Benji Liebmann of the Nirox Foundation in the Cradle of Humankind in Johannesburg.
Een belangrijke overweging voor de keuze van de kunstenaars is voor mij geweest dat de tentoonstelling een goede balans heeft en een overzicht geeft van de samenstelling van de bevolking van Zuid-Afrika. Hiermee bedoel ik dat de verschillende bevolkingsgroepen als zwart, blank en ‘coloured’ (van gemengd ras) vertegenwoordigd zijn, evenals een zo evenwichtig mogelijke verdeling van vrouwelijke en mannelijke kunstenaars.
Kunstwerken per locatie Artworks by location
Op het moment dat ik dit schrijf is de voorbereiding van de tentoonstelling reeds vergevorderd en zijn veel sculpturen al definitief geselecteerd. Helaas gebeurt het ook dat een geselecteerd beeld uiteindelijk wordt teruggetrokken voor deelname zoals bijvoorbeeld de Firewalker van William Kentridge, houtsculptuur van Noria Mabasa Large Drum with Figures, waarvan de kunstenares niet wilde dat het buiten Zuid-Afrika zou worden gebracht, en Butcher Boys van Jane Alexander, een zeer iconisch kunstwerk, wat door de jaren heen zo kwetsbaar is geworden dat het niet meer zal reizen naar het buitenland om tentoongesteld te worden, maar op permanente basis is te zien in de Iziko National Gallery van Kaapstad. Dit zijn helaas onvermijdelijke obstakels.
7
Ik ben verheugd met de zeer coöperatieve houding van de Universiteit van Pretoria, die mij in staat heeft
One important consideration has been for me that the exhibition must be well balanced, providing a comprehensive overview of the make-up of the population of South Africa. I intend a representation of the various sections of the population, such as black, white and ‘coloureds’. Equally important is the best possible ratio of female and male artists. At the moment that I write this, the preparations for the exhibition are at an advanced stage, and a definitive selection has already been made of a large number of sculptures. Unfortunately, it is also the case that items that have been selected are ultimately withdrawn. These include: Firewalker by William Kentridge, the carved wooden sculpture by Noria Mabasa Large Drum with Figures, which the artist did not want to leave South Africa, and Butcher Boys by Jane Alexander. The latter is a very iconic work, which in the course of the years has become so fragile that it will no longer be taken abroad for exhibition, but which can be seen on a permanent basis in Cape Town’s Iziko National Gallery. These are obstacles that, sadly, are unavoidable. I am delighted with the very co-operative attitude of the University of Pretoria, which has enabled me to acquire on loan sculptures by, inter alia Anton van
8
gesteld om sculpturen in bruikleen te krijgen van onder anderen Anton van Wouw, Sydney Kumalo en Edoardo Villa. Deze werken zijn van groot belang, maar toegang tot dit werk (met name uitleen naar het buitenland) is niet altijd vanzelfsprekend. Het was derhalve een plezierige ervaring dat Angus Taylor mij een introductie verschafte bij Gerard de Kamper, de conservator van het museum van de Universiteit van Pretoria. Overigens hecht ik eraan te melden, dat de coöperatieve houding van musea, galerieën, kunstenaars en overige personen positief en ondersteunend is gebleken. De hedendaagse kunst in ZuidAfrika wordt ondersteund door een culturele infrastructuur van overheid, musea, kunstacademies en bedrijfscollecties. Het aantal commerciële galerieën en kunsttijdschriften is gegroeid. Daarnaast vinden regelmatig goedbezochte veilingen plaats waar toenemende belangstelling bestaat voor de ZuidAfrikaanse moderne kunst. De twee Johannesburg Biënnales in 1995 en 1997 waren de entree voor Zuid-Afrika in de kunstwereld en hebben lokale kunstenaars geïnspireerd. De Johannesburg Art Fair (ter vervanging van de Biënnale), de Biënnale van Venetië en de Documenta in Kassel gaven Zuid-Afrikaanse kunstenaars toegang tot het mondiale kunstpodium. Hierdoor ontstond een nieuwe generatie van hedendaagse ZuidAfrikaanse kunstenaars.
Wouw, Sydney Kumalo and Edoardo Villa. These works are of great importance in view of the theme of the exhibition South African Sculpture. Access to this work (and in particular items for loan to for exhibition abroad) is not always something that can be taken for granted. I am most grateful to Angus Taylor, who provided me with an introduction to Gerard de Kamper, Chief Curator Collections Management of the Museum of the University of Pretoria. Incidentally, I should add that the co-operative attitude of museums, galleries, artists and others has been positive and supportive. Present-day art in South Africa is supported by a cultural infrastructure of government, museums, academies of art and company collections. The number of commercial galleries and art periodicals has grown. In addition well-attended auction sales regularly take place at which increasing interest is being shown in South African modern art. The two Johannesburg Biennales in 1995 and 1997 are seen as having been South Africa’s entrance into the art world, and were a source of inspiration for local artists. The Johannesburg Art Fair (which replaced the Biennale), the Venice Biennale and the Documenta in Kassel, have not only provided existing South African artists with access to the world art scene, they have also encouraged the growth of a new generation.
De raciale onderdrukking van de apartheid behoort tot het verleden. Kunstenaars ontdoen zich van deze onderdrukking en ontplooien hun creativiteit. Zij zoeken en hervinden hun identiteit welke van oorsprong is geworteld in cultuur en tradities. Dit geldt voor zowel zwarte, blanke en coloured kunstenaars. Aanvankelijk waren Zuid-Afrikaanse sculpturen voornamelijk figuratief. Niet-figuratieve (abstracte) sculpturen zijn relatief nieuw in Zuid-Afrika. Dit komt voornamelijk door het geografisch isolement waarin de beeldhouwers verkeerden en hun ongeschooldheid. Op het ogenblik zijn – in tegenstelling tot voorheen – veel zwarte kunstenaars opgeleid aan universiteiten en academies. Dit maakt onderlinge contacten en met kunstenaars in andere delen van de wereld mogelijk. Kunst wordt meer universeel. Er ontstaat een duidelijke relatie tussen veranderingen in de kunst en veranderingen in de samenleving. Zuid-Afrika is nog lang geen Utopia. Mogelijk dat de kunst een rol kan spelen in de verdere verbreding van het leefklimaat voor alle Zuid-Afrikanen. Ik ben museum Beelden aan Zee zeer erkentelijk voor het feit dat zij mij in staat hebben gesteld als gastconservator deze tentoonstelling te mogen samenstellen.
The racial oppression of apartheid is a thing of the past. Artists are shedding its burden and are developing their creativity. They are searching for – and refinding – their identity, which is rooted in culture and traditions. This applies equally to black, white and ‘coloured’ artists. Originally, South African sculptures were principally figurative. Non-figurative (abstract) sculptures are relatively new in South Africa. This is mainly because of the geographic isolation in which the sculptors existed and their lack of formal education. Currently, – and in contrast to the former situation in South Africa – many black artists are able to enjoy university and academic training. This enables them to make contact among themselves and with artists in other parts of the world. Art is becoming more universal. A clear relationship is coming into being between changes in the arts and changes in society. South Africa is long way from being Utopia. Perhaps art can play a role in the further development of a good social climate for all South Africans. I am very grateful to museum Beelden aan Zee for giving me the opportunity to assemble the exhibition as guest curator.
Ik wens u heel veel kijkgenoegen bij deze tentoonstelling en hoop dat u er net zo veel van geniet als dat ik heb gedaan bij de samenstelling ervan. Naast de deelnemende kunstenaars en bruikleengevers zou ik de volgende mensen willen bedanken: Jo Burger, Johannesburg Art Gallery, Johannesburg; Andrew Da Conceicao, Stevenson Gallery, Cape Town/ Johannesburg; Amber-Jade Geldenhuys, Johannesburg; Monique Howse, Everard Read Gallery,Johannesburg; Monna Mokoena, Gallery MOMO, Johannesburg; Antoinette Murdoch, Johannesburg Art Gallery, Johannesburg; Riason Naidoo, Iziko National Gallery Cape Town; Mark Read, Everard Read Gallery, Johannesburg; Jack Shainman Gallery, New York; Charles Shields, Everard Read Gallery, Cape Town en Lena Sulik, Everard Read Gallery, Cape Town.
9
It has been for me a great pleasure to put this exhibition together, and I hope that you will experience similar enjoyment from your viewing of it. In addition to the artists participating, I should like to express my thanks to the following people: Jo Burger, Johannesburg Art Gallery, Johannesburg; Andrew Da Conceicao, Stevenson Gallery, Cape Town/ Johannesburg; Amber-Jade Geldenhuys, Johannesburg; Monique Howse, Everard Read Gallery, Johannesburg; Monna Mokoena, Gallery MOMO, Johannesburg; Antoinette Murdoch, Johannesburg Art Gallery, Johannesburg; Riason Naidoo, Iziko National Gallery Cape Town; Mark Read, Everard Read Gallery, Johannesburg; Jack Shainman Gallery, New York; Charles Shields, Everard Read Gallery, Cape Town and Lena Sulik, Everard Read Gallery, Cape Town.
Collage van een land. Een zeer beknopte geschiedenis van Zuid-Afrika Collage of a country. A very short history of South Africa
Robert Ross
10
11
De beeldhouwwerken op deze tentoonstelling vertegenwoordigen, elk op zijn eigen manier, de visie van een individuele kunstenaar op Zuid-Afrika en de plaats die hij of zij daarbij inneemt. De werken becommentariëren dus allemaal de roerige geschiedenis van het land en kunnen zonder de historische en maatschappelijke context waarin ze tot stand kwamen niet ten volle worden begrepen. Die geschiedenis is complex. Er wordt wel gezegd dat Zuid-Afrika een land is met teveel geschiedenis. De geschiedenis verschilt soms zodanig van plaats tot plaats dat zij ongrijpbaar wordt. Zelfs mensen die dicht bij elkaar wonen, kunnen heel verschillend naar de geschiedenis van hun regio kijken en zeker naar die van hun land. Toch zijn er wel degelijk algemene ontwikkelingen te onderscheiden die het plaatselijke overstijgen en een houvast bieden om van het land als geheel kennis te nemen. Om te beginnen kent Zuid-Afrika een enorme culturele diversiteit, die het hoog houdt. Het motto van het land is !ke e:/xarra //ke., wat zich laat vertalen als ‘Verschillende volkeren komen bij elkaar’. De speciale tekens in het motto staan voor de klikgeluiden die in een aantal Zuid-Afrikaanse talen worden gebruikt, waaronder het /Xam, de inmiddels uitgestorven San-taal van de jager-verzamelaars in het gebied ten noordoosten van Kaapstad. Het motto werd gekozen als symbool omdat de San het oorspronkelijke volk van Zuid-Afrika zouden zijn. Bovendien beschikten ze over een rijke mondelinge literatuur, opgetekend in de negentiende eeuw, en hebben ze rotstekeningen nagelaten in het land. Ook het feit dat geen van de nu nog levende volken aanspraak kan maken op een nationaal symbool verklaart deze keuze. Deels is het motto vrome hoop, deels is het een feitelijke weergave van Zuid-Afrika’s geschiedenis. Wie waren die verschillende volkeren die zich hebben moeten verenigen? Zo’n tweeduizend jaar geleden werd Zuid-Afrika nog steeds bevolkt door jager-verzamelaars, die een van de kliktalen van de Khoisan-groep spraken. Het waren deze mensen en hun nazaten die tot aan de negentiende eeuw op de rotswanden van Zuid-Afrika hun taferelen schilderden en voorstellingen kerfden in platte stenen. Rond het begin van onze jaartelling begon de economische situatie van het gebied te veranderen en daarmee ook de politieke situatie. Voor het eerst in de geschiedenis van het land ten zuiden van de Limpopo-rivier, de noordelijke grens van het tegenwoordige Zuid-Afrika, werden gedomesticeerde schapen, koeien en gewassen ingevoerd, waarbij wel moet worden opgemerkt dat de gewassen – vooral sorghum en gierst – alleen op die plaatsen op het subcontinent konden groeien waar ook in de zomer regen viel. Dit gebied komt ruwweg overeen met de oostelijke helft van het huidige land. Op die plaatsen ontstonden nederzettingen waar land-
The sculptures in this exhibition represent, each in its own way, an individual artists vision of some aspect of South Africa and of his or her place within it. They are thus all comments on the country’s tortuous history, and cannot be fully understood in abstraction from the history and the society in which they have been created. That history has been complicated; South Africa is sometimes described as a country with too much history. It varies from place to place to a degree which is sometimes incomprehensible, and even people who live in close physical proximity may well look on the history of their locality, and certainly of the country as a whole, in very different ways. Nevertheless, there are certain trends which override the particularities of locality, and provide a way to grasp the totality of the country. First, South Africa has, and celebrates, an enormous level of cultural diversity. Its national motto is !ke e:/xarra //ke. This translates as ‘Diverse peoples unite’. The unlikely marks represent the click sounds used in a number of South African languages including /Xam, the extinct San tongue spoken by huntergatherers to the north-east of Cape Town. This was chosen for this symbolic role because of San claims to be the first people in the country, because of the rich corpus of oral literature in the language, collected in the nineteenth century, because of the art which the San left on the rocks of the country and also because no one living group could claim the national symbol as their own. In part, of course, the motto is a pious hope; in part it is a precise statement of the facts of South African history. Who were the diverse peoples who have had to unite? Some two thousand years ago, South Africa was still inhabited solely by hunter-gatherers, speaking one of the click languages of the Khoesan group. It was these people, and their descendants till the nineteenth century, who painted on South Africa’s rock surfaces and chipped engravings into its flat stones. From around the beginning of our era, the economics, and with it the politics, of the region changed. For the first time domestic sheep, cattle and crops were brought into the country south of the Limpopo river, the northern boundary of the modern country. But even here there was a distinction. The crops which were grown – sorghum and millets above all – could only flourish in those parts of the subcontinent where rains fell in the southern summer. This is very roughly the eastern half of the modern country. There settlements of agriculturalists could be established. Elsewhere, in the west of the country no crops were grown, except perhaps marijuana. The coastal plains, well grassed, around and to the east of what was to became Cape Town and the hilly regions to the north, were inhabited by groups, calling them-
Tijdlijn Timeline
De etnische, raciale en culturele verschillen van de vele bevolkingsgroepen, stammen, minderheden en identiteiten in Zuid-Afrika kunnen in dit overzicht geen recht worden gedaan. Een algemeen onderscheid tussen wit (blanken) en zwart (alle niet-witte, onderdrukte groepen) wordt aangehouden, maar wij zijn ons bewust van de gevoeligheden die dit onderscheid kan oproepen. Onze verontschuldigingen indien wij, hoewel ongewenst, toch een gevoeligheid over het hoofd hebben gezien / In this overview, justice cannot be done to the ethnic, racial and cultural differences in the many population groups, tribes, minorities and identities in South Africa. A general distinction is made between white (Caucasian) and black (all non-white, oppressed groups), but we are fully aware of the sensitivities that such distinction can arouse. We offer our apologies if we have, however unwittingly or unintentionally, nonetheless overlooked a sensitive issue. 1652 De VOC-zeevaarder Jan van Riebeeck sticht de eerste Nederlandse nederzetting aan de Kaap / The VOC (Dutch East India Company) navigator Jan van Riebeeck establishes the first Dutch outpost on the Cape. 1806 Groot-Brittannië annexeert zuidelijk Afrika / Great Britain annexes southern Africa.
12
bouw werd bedreven. Op andere plaatsen, met name in het westen, werden geen gewassen verbouwd, met uitzondering wellicht van marihuana. De met gras bedekte heuvels langs de kust, rondom en ten oosten van het huidige Kaapstad, werden bevolkt door groepen mensen die zichzelf Khoikhoi noemden en die voornamelijk leefden van hun vee. De woestijnen en bergen, zowel in het oosten als in het westen, waren de verblijfplaatsen van de jager-verzamelaars van de San, die vaak werden onderdrukt, maar die vaak ook wisten te profiteren van het wijdverbreide geloof dat zij regen konden opwekken. Zodoende was Zuid-Afrika omstreeks de zestiende eeuw nog altijd verdeeld. Het westen was dunbevolkt met jager-verzamelaars en herders met schapen en koeien. Het noorden en oosten waren veel dichter bevolkt. Hier hoedden de mannen het vee en verbouwden de vrouwen graan en groentes. Ze spraken in een van de Bantu-talen, de voorlopers van isiZoeloe, isiXhosa, Sesotho, Setswana en Tsivenda. Ze woonden in grotere of kleinere dorpen en waren ondergeschikt aan een stamhoofd, die deze titel erfde maar die wel kon worden weggestuurd als hij – het stamhoofd was bijna altijd een man – onrechtvaardig handelde of oordeelde. Behalve door de stamhoofden werd het leven ook bepaald door de voorouders en soms door andere kwaadwillende geesten en krachten, die konden worden opgeroepen door heksen. Zo zag de wereld eruit die de Europese kolonisten van het midden van de zeventiende eeuw aantroffen toen ze dit deel van Afrika betraden. De eerste stap naar kolonisatie begon met het opzetten van een handelspost van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in de Tafelbaai, in het uiterste zuidwesten van het continent, de plek waar later Kaapstad zou verrijzen. Dit was mogelijk omdat daar maar weinig Khoikhoi woonden, die bovendien niet in staat of niet genegen waren de Nederlanders te voorzien van goederen voor de bevoorrading van de schepen op hun lange reis van Nederland naar Indonesië. Het gevolg was dat in de heuvels in het zuidwesten een landbouwkolonie werd gesticht, waar tarwe, fruit en groentes werden verbouwd, wijn werd gemaakt en grote kuddes koeien en schapen werden gehouden. Naast de Nederlanders, onder wie ook enkele vrouwen, waren de kolonisten vooral van Duitse komaf of Franse Hugenoten. De laatsten kregen een vrije passage op de schepen uit Europa, nadat ze Frankrijk hadden moeten ontvluchten vanwege de toenemende onderdrukking door de katholieken. Voor de nieuwe boerderijen waren uiteraard land en arbeiders nodig. Het was niet moeilijk om de Khoikhoi hun land en vee te ontnemen. Vanaf ongeveer 1700 vormden zij nauwelijks nog een bedreiging voor de kolonie. Boeren die verder landinwaarts
selves Khoekhoe, who took their main sustenance from their herds and flocks. In the deserts and in the mountains of both east and west the San huntergatherers remained, often oppressed but often able to profit from what was seen as their ability to make the rain fall. Thus, by the sixteenth century, the divisions of South Africa still prevailed. The west was thinly populated by hunter-gatherers and by sheep and cattle herders. In the north and east, population was much denser. The men herded cattle and the women grew grain and vegetables. They spoke one of the Bantu languages, the forerunners of isiZulu, isiXhosa, Sesotho, Setswana or Tsivenda. They lived in villages, of larger or smaller size, and under the control of a hereditary chief, though they might leave him – the chief was nearly always a man – if he was unjust in his actions and decisions. But together with the chiefs, life was under the control of the ancestors, and at times of other more malevolent spirits and powers who could be called up by witches. It was this world that faced European colonisers when from the middle of the seventeenth century they entered the sub-continent. This began in earnest with the establishment of a post of the Dutch East India Company (VOC) in Table Bay, in the extreme south-west of the continent, later the site for Cape Town. This was possible because the Khoekhoe of the region were numerically weak, and also not able, or willing, to provide the goods the Dutch needed for the supply of their ships, engaged on the long route between the Netherlands and Indonesia. As a result an agricultural colony was created in the hills of the south-west, growing wheat, fruit and vegetables, making wine and keeping large herds of cattle and sheep. In addition to Dutchmen (and a few women) the settlers were mainly of German and French Huguenot descent, the latter given a free passage from Europe after they had fled France in the wake of increasing Catholic repression. To farm, of course, they needed land and labour. It was not difficult to dispossess the Khoekhoe of their land and stock, so that after about 1700 the latter formed little threat to the colony. However, as farmers moved into the interior, to set up very large sheep ranches, they regularly came under attack from the hunter-gatherers whom they designated at ‘Bushmen’ – ‘Bosjesmans-hottentotten’ – but who called themselves by many names, including /Xam, and no doubt had as many uncomplimentary names for the farmers. There followed a long, and intermittent, war of genocidal extermination before the Europeans were able to dominate the interior of the south-western third of the modern country. As a labour force, the Dutch colony needed more
13
trokken om grote schapenhouderijen op te zetten, kregen echter regelmatig te maken met aanvallen van jager-verzamelaars. Zij duiden hen aan als ‘Bosjesmans-Hottentotten’, groepen die voor zichzelf verschillende namen hadden, waaronder /Xam, en die ongetwijfeld al even beledigende namen voor de boeren verzonnen. Wat volgde was een lange periode van onrust, waarin steeds weer nieuwe oorlogen werden begonnen en volkeren werden uitgemoord, voordat de Europeanen het zuidwesten, een derde van het tegenwoordige land, volledig beheersten. Voor het werk op het land had de Nederlandse kolonie niet genoeg aan de soldaten, matrozen en ambachtslieden uit de gelederen van de VOC. Er werden wel Khoisan ingezet, maar niet in groten getale. Daarom werden er slaven geïmporteerd uit het gebied ten oosten van de Kaap en uit Indonesië, India, Madagaskar en Mozambique. Elk land leverde ongeveer evenveel slaven. Het totale aantal slaven dat werd ingevoerd, ligt naar alle waarschijnlijkheid rond de zestigduizend. De slaven werkten op de wijnen graanvelden, op de boerderijen en in de huizen van Kaapstad en andere opkomende stadjes, zoals Stellenbosch. Sommigen kwamen naar de Kaap als moslim, anderen lieten zich ter plekke bekeren, vaak onder invloed van islamitische geleerden die als politieke bannelingen vanuit Indonesië naar de Kaap waren gestuurd. Deze slaven vormden de kern van wat de ‘Kleurlinge’ van Kaapstad zouden worden. De variant van het Nederlands dat zij spraken, stond aan de basis van het Afrikaans, hoewel die taal nadien vooral door de blanken werd geclaimd. Toen op een gegeven moment in Natal suikerplantages werden opgezet, kwamen er vrij grote aantallen mensen uit India, die hoofdzakelijk als contractarbeider werkten. Deze groep werd een belangrijke factor in het sociale leven en later ook in de politiek. Aan het einde van de achttiende eeuw legden de kolonisten contacten met de amaXhosa, de meest zuidwestelijke groep van de Bantu-sprekende volkeren, die zich eveneens bezighielden met landbouw. Zoals te verwachten was, rezen er conflicten tussen de beide groepen over de weidegebieden, die aanvankelijk niet leken te kunnen worden opgelost. Maar vanaf het begin van de negentiende eeuw veranderden de machtsverhoudingen. In 1806 kwam de Kaap definitief onder controle van de Britten, die zich hadden voorgenomen de Nederlanders van dit strategische punt op de route naar India te verdrijven. Daarmee kwamen Brits kapitaal, zij het in bescheiden hoeveelheden, een aantal Britse bewoners en ook Britse ideeën over bestuur en andere zaken in de kolonie terecht. Dit had vele consequenties, waarvan er drie heel belangrijk waren. Ten eerste werd het door de Britse aanwezigheid gemakkelijker voor protestantse zende-
than the soldiers, sailors and artisans of the company establishment. Khoesan were used, but not in great numbers. Therefore, slaves were imported from east of the Cape, from Indonesia, India, Madagascar and Mozambique, in approximately equal numbers. The best guess is that the total import was around 60,000. They worked in the wine and wheat fields and on the farms, in the households of Cape Town and the other emerging small towns such as Stellenbosch. Some of them came to the Cape as Muslims, while others converted, often under the influence of Islamic scholars who were banned to the Cape as political exiles from Indonesia. These slaves formed the core of what was to become the Cape Coloured population. Furthermore the variant of Dutch which they spoke came to lie at the heart of Afrikaans, though that would later be primarily claimed by whites. Later, as sugar plantations were set up in Natal, a considerable number of Indians were introduced into the country, largely as indentured labourers, and they became an important part of social and, later, political life. From the last years of the eighteenth century, the colonists came into contact with the amaXhosa, the most south-westerly of the Bantu-speaking agriculturalists. As might be expected, there were conflicts between the two groups over grazing land, which were initially without clear result. However, from the beginnings of the nineteenth century, the terms of engagement changed. In 1806, the Cape came definitely under British control, as they were concerned to oust the Dutch from such a strategic point on the route to India. British capital, in fairly small amounts, a number of British settlers and British ideas on government and other matters arrived in the colony. The consequences were many, but three were most significant. First, British presence made easier the coming of protestant missionaries. Initially, their greatest success came among the Khoesan, some of whom found in Christianity a way to give meaning to lives whose basis had disappeared with their land and their stock. Among the amaXhosa, and other groups, mission ‘success’ was long limited, but eventually, again as the old certainties disappeared under colonial conquest, the great majority of black South Africans would adopt some version of Christianity, often one which they themselves had developed, and which thus addressed their spiritual and practical needs more precisely. Secondly, in accord with what was happening elsewhere in the British empire, the British first granted equal civil liberties to all the colony’s free inhabitants, irrespective of colour or descent. Thereafter in 1834, they freed the colony’s slaves. The agricultural economy of the Cape survived, though new techniques were evolved to keep the labourers in their place, and the
1835-1838 De Grote Trek: Afrikaners, boeren van Nederlandse afkomst (ook wel: Voortrekkers) trekken vanaf de Kaap noordwaarts Zuid-Afrika in om zich aan Brits bestuur te onttrekken. Onder hen is Andries Pretorius, wier zoon in 1855 de naar hem vernoemde stad Pretoria sticht / The Great Trek: Afrikaners, farmers of Dutch descent (also know as Voortrekkers) migrate from the Cape northwards into South Africa in order to get away from British administration. Among them is Andries Pretorius, whose son founded Pretoria in 1855, the town named after him. 1880-1881 Eerste Boerenoorlog tussen Nederlandse en Britse kolonisten / First Anglo-Boer War between Dutch and British colonists. 1883 Paul Kruger wordt president van de Zuid-Afrikaansche Republiek. Jan Hofmeyr wordt hoofd van de Afrikaner Bond en heeft invloed op de benoemingen van ministers, onder zijn bewind louter blanken en voornamelijk Nederlanders / Paul Kruger becomes president of the South African Republic. Jan Hofmeyr becomes head of the Afrikaner Bond (Afrikaner Union) and exercises influences on the appointment of ministers, only whites and principally Dutch, under his regime.
14
lingen om naar Zuid-Afrika te gaan. Aanvankelijk hadden zij het meeste succes bij de Khoisan, van wie sommigen na het kwijtraken van hun land en vee in het christendom een nieuwe betekenis in hun leven vonden. Onder de amaXhosa en andere bevolkingsgroepen had het zendingswerk lange tijd slechts beperkt succes. Maar toen ook hier door toedoen van de koloniale verovering de oude zekerheden wegvielen, nam langzaam maar zeker het merendeel van de zwarte Afrikanen een vorm van christendom over. Vaak ging het om een vorm van geloof die ze zelf hadden ontwikkeld en die daardoor beter aansloot bij hun eigen spiritualiteit en behoeften. Ten tweede kenden de Britten, in navolging van wat er elders gebeurde in het Britse rijk, aan alle vrije inwoners van de kolonie gelijke burgerrechten toe, ongeacht kleur of afkomst. In 1834 werden vervolgens ook alle slaven van de kolonie bevrijd. De landbouweconomie bleef bestaan, hoewel er wel iets moest worden verzonnen om de arbeiders als werkkrachten te behouden, wat vaak neerkwam op alcoholverslaving. Andere slaven sloten zich aan bij de Khoikhoi in de missiegebieden of gingen in de stad wonen. Uit deze groep ontstond de ‘Kleurlinge’-elite van de Kaap, die hoog was opgeleid, en ook een grote en goed opgeleide arbeidersklasse, onder wie veel moslims. Ten derde deed met de Britse overwinning het Britse leger zijn intrede. Dit betekende dat er voor het eerst in de geschiedenis een macht in Zuid-Afrika aanwezig was die over de organisatie, de omvang en de wapens beschikte om zelfs de grootste Afrikaanse staat in de regio te verslaan. Daarmee was de koloniale verovering van het toekomstige Zuid-Afrika veiliggesteld, al gebeurde dit niet zonder tegenslagen. De Britten verloren verschillende veldslagen, waarvan die tegen de amaZoeloe bij Isandlwana in 1879 wel de bekendste is. Maar ook tegen de krijgers te paard in Lesotho ging het mis. De guerrillatactiek van de amaXhosa in de Oost-Kaap leverde eveneens moeilijkheden op, die alleen door onophoudelijke en uiterst wrede campagnes konden worden gepareerd. Maar uiteindelijk zouden ze alle oorlogen in hun voordeel beslechten. Europese overheersing was in de negentiende eeuw onvermijdelijk geworden. Vooruitlopend op dit lange proces werd de politieke kaart van Zuid-Afrika opnieuw ingetekend. Verschillende nieuwe grootmachten kwamen op. In het noordoosten zorgden eerst Shaka en zijn halfbroers Dingane en Mpande voor de expansie van wat niet meer dan een kleine stam was geweest, die van de amaZoeloe, tot een groot koninkrijk. In het gebied van de Drakensbergen ving Moshoeshoe de mensen op die ontheemd waren geraakt in een serie oorlogen in het binnenland en stichtte, nadat hij kon beschikken over paarden, wapens en zendelingen, het koninkrijk
result was often alcohol addiction. Other slaves, though, joined the Khoekhoe who had moved to the missions, or went to live in the towns. Out of this group came the Cape Coloured educated elite, and also a large skilled working class, often from among the Muslims. Thirdly, British conquest introduced the British army. For the first time there was a force in South Africa with the organisation, the numbers and the arms to defeat even the largest of the African polities in the region. The colonial conquest of what was to become South Africa was assured. It did not happen without setbacks. The British lost a numbers of battles, most notably against the amaZulu at Isandlwana in 1879, but also against the mounted soldiers of Lesotho. They also found it hard to cope with the Xhosa guerrilla tactics in the Eastern Cape and responded with campaigns of unremitting savagery. In the end, though, they were always going to win the wars. European domination in the nineteenth century was unavoidable. In advance of this long process, the political map of South Africa was redrawn. A number of major new powers emerged. First, in the north-east, Shaka and his half-brothers Dingane and Mpande led the expansion of what had been a small chiefdom, that of the amaZulu, into a major kingdom. In the mountains of the Drakensberg, Moshoeshoe provided refuse for those displaced in a series of wars in the interior until, supplied with horses, guns and missionaries, he was able to create the kingdom of Lesotho. There were other African polities, notably the Swazi and Pedi kingdoms in the north which were able to consolidate and expand their power. All of the groups had in various ways to deal with people of European descent, who moved north of the Gariep (Orange) river, in part to escape unwelcome aspects of British control, and in part in search of land to continue their farming. Perhaps because of their descent and their Christianity, these were generally tolerated by the British, for many years, and encouraged to establish their own Dutchspeaking republics. The Orange Free State, in the centre of the modern country, was relatively well organised along western lines. The South African Republic, generally known as the Transvaal, differed little in essentials from the African polities among which it operated and which it attempted to dominate. It has been said that a language is a dialect with an army; analogously, most of South Africa’s cultures (and indeed most of the eleven official languages in the country) are the products of state formation in the nineteenth century. One is an umZulu or a Mosotho because one’s forebears were subjects of the Zulu or the Sotho King. Indeed , much the same is the case for those who came to be classified as ‘coloureds’ – the
van Lesotho. Ook andere Afrikaanse heersers, met name de Swazi- en Pedi-koningen in het noorden, bleken in staat hun macht te consolideren en uit te breiden. Al deze groepen kregen op wat voor manier dan ook te maken met mensen van Europese komaf die naar de regio ten noorden van de Gariep-rivier (ook wel Oranjerivier genoemd) vertrokken, deels om aan de negatievere kanten van de Britse bezetting te ontkomen en deels om grond te zoeken waarmee ze hun boerderijen konden voortzetten. Lange tijd werden zij, mogelijk vanwege hun afkomst en hun christelijke geloof, door de Britten min of meer getolereerd of zelfs aangemoedigd hun eigen Nederlandstalige republieken te stichten. De Oranje Vrijstaat, in het centrum van het moderne land, was vrij goed georganiseerd naar westers model. De Zuid-Afrikaanse Republiek, beter bekend als Transvaal, kende maar weinig wezenlijke verschillen ten opzichte van de Afrikaanse staten waartussen het land moest opereren en die het probeerde te overheersen. Er is een uitdrukking die zegt dat een taal een dialect is met een leger. Parallel aan die stelling kan worden gezegd dat de culturen van Zuid-Afrika (en daarmee ook de meeste van de elf officiële talen van het land) het product zijn van de staatsformatie in de negentiende eeuw. Iemand is umZoeloe dan wel Mosotho omdat zijn voorvaderen onderdaan waren van een Zoeloe- of Sotho-koning. Hetzelfde geldt in feite voor de mensen die werden gerekend tot de kleurlingen, de afstammelingen van de Khoisan en slaven, en voor de mensen die zichzelf beschouwden als Afrikaners. Hun identiteit, hoe diep gevoeld die ook mocht zijn, kwam voort uit hun politieke toebehoren.
15
Vanaf omstreeks 1870 werden de economische en politieke structuren van het land omgekeerd. De ontdekking van de diamantmijnen van Kimberley en het goud van de Witwatersrand rond Johannesburg maakten van een voorheen onbeduidend stuk bushveld ineens het centrum van een bloeiende stedelijke en industriële revolutie. Dit leidde allereerst tot de voltooiing van de koloniale bezetting, met het einde van de onafhankelijkheid van het Zoeloe-koninkrijk en de stammen van Transvaal. Maar het gaf de Britten vervolgens ook een excuus om de Afrikaner republieken onder hun gezag te brengen tijdens de zogeheten Boerenoorlog (1899-1902), die op het einde met excessief geweld werd uitgevochten en waarbij duizenden vrouwen en kinderen, zowel blank als zwart, werden opgesloten in concentratiekampen. In 1910, acht jaar na afloop van de oorlog, was de Unie van Zuid-Afrika een feit. De Kaap, Natal, Transvaal en Oranje Vrijstaat waren voortaan provincies van één land. De imperialistische en koloniale macht had de verschillende volke-
descendants of Khoesan and slaves – or came to think of themselves as Afrikaners. Identity, though very real, followed political affiliation. After around 1870, the country’s economic and political structures were turned inside out. The discovery of the diamond mines of Kimberley and the gold of the Witwatersrand, around Johannesburg, turned what had been irrelevant parts of the bushveld into the hubs of a flourishing urban industrial revolution. This drove first the completion of colonial conquest, with the ending of the independence of the Zulu kingdom and the chiefdoms of the Transvaal, and then the British manufactured an excuse to bring the Afrikaner republics under Imperial control, in what became known as the Boer war, fought at the end with great brutality and the incarceration of many thousands of women and children, both white and black, in concentration camps. In 1910, eight years after the end of the war, the Union of South Africa, incorporating what were to become the provinces of the Cape, Natal, the Transvaal and the Orange Free State, was a fact. Imperial and colonial power had achieved the political, if not the emotional, unity of the region’s diverse peoples. The history of South Africa during the twentieth century, however, can be seen as a struggle to affirm or to deny that unity. In the first place, the British sought to take benefit of the riches of South Africa by allowing those who were considered to be white into political fold. The first three prime ministers of the Union, Louis Botha, Jan Smuts and J.B.M. Hertzog, had all fought on the Republican side in the war. While the rights which coloureds and Africans had in the Cape could not be summarily abrogated, in the other three provinces the franchise was racially restricted. Throughout the country, segregationist measures were imposed, in terms of the labour and the land market above all. The state was organised to provide for the benefit of the whites, generally at the expense of Black advancement, within the framework of an industrial revolution based around the mineral wealth, which included coal in vast quantities, and, more recently, platinum, as well as gold and diamonds. Both the coastal cities and the mining heartland grew quickly, to become the largest on the continent. Men, and in lesser numbers women, from the South African countryside, and beyond the country’s borders, flowed into the towns, both on a permanent basis and as migrant labourers. South Africa slowly ceased to be a predominantly rural country This was not a process which occurred without conflict, though not those of rural rebellion. Rather the clashes came in the cities, and above all around the wages and working conditions of the gold mines, where profitability could only be maintained by cutting
1899-1902 Tweede Boerenoorlog of Nationale Oorlog, met Boerenleider Paul Kruger. De Britten winnen, maken een eind aan de Boerenrepublieken en zetten hun tegenstanders gevangen in concentratiekampen / Second Anglo-Boer War or National War, with leader of the Boers Paul Kruger. The British win, put an end to the Boer Republics and imprison their opponents in concentration camps. 1909 Stichting van Die SuidAfrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns / Foundation of Die SuidAfrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns (South African Academy of Science and Art). 1910 Unie van Zuid-Afrika wordt gevormd van de gezamenlijke Boerenstaten Oranje Vrijstaat en Transvaal met de Britse kolonies Natal en de Kaap. Afrikaner (Boer) Louis Botha wordt premier / Union of South Africa is by the unification of the Boer States of Orange Free State and Transvaal with the British colonies Natal and the Cape. Afrikaner (Boer) Louis Botha becomes prime minister. 1910 Johannesburg Art Gallery opent, met een collectie Europese kunst / Johannesburg Art Gallery opens, with a collection of European art.
16
ren uit de regio onder één politieke, hoewel niet gevoelsmatige noemer gebracht. De geschiedenis van Zuid-Afrika in de twintigste eeuw kan gezien worden als een strijd om die eenheid te bevestigen dan wel te ontkennen. In eerste instantie probeerden de Britten te profiteren van de rijkdom van Zuid-Afrika door mensen die als blank werden gezien een politieke rol te geven. De eerste drie premiers van de Unie, Louis Botha, Jan Smuts en J.B.M. Hertzog, hadden tijdens de oorlog allemaal aan de zijde van de Afrikaner republieken gevochten. In de Kaap konden de rechten van kleurlingen en Afrikanen weliswaar niet zomaar worden ingetrokken, maar in de andere drie provincies kwam het tot een raciaal gescheiden stemrecht. In het hele land werden segregatiemaatregelen afgekondigd, die vooral van toepassing waren op de arbeidsmarkt en op grond. De staat werd zodanig georganiseerd dat blanken er voordeel van hadden, meestal ten koste van de ontwikkeling van de zwarte gemeenschap. Dit alles gebeurde in het kader van een industriële revolutie die gebaseerd was op de minerale bodemschatten, inclusief grote hoeveelheden steenkool, goud en diamant. Zowel de steden aan de kust als rondom de mijnwerkersgemeenschappen groeiden snel uit tot de grootste van het hele continent. Mannen, en in mindere mate vrouwen, van het Zuid-Afrikaanse platteland en van over de grens stroomden naar de steden met het doel zich er te vestigen of om er tijdelijk te gaan werken. Zuid-Afrika begon langzamerhand zijn status van plattelandssamenleving te verliezen. Dit proces verliep niet zonder slag of stoot, ook al kwam het verzet niet van het platteland. In de steden leidde het tot oproer, met als inzet de lonen en werkomstandigheden in de goudmijnen, die – in slechte tijden tenminste – alleen rendabel konden worden gehouden door kostenbesparing. Lonen vormden veruit het grootste deel van deze kosten en omdat de lonen voor blanken veel hoger waren dan die voor zwarten besloten de mijnbedrijven het aantal blanke mijnwerkers dat ze in dienst hadden, zowel Britten als Afrikaners, te beperken. Uiteindelijk bleek dit politiek onhaalbaar, maar toen waren de bloedige stakingsoorlogen al achter de rug. Een compromis werd bereikt door posities waarvoor een opleiding nodig was, in de mijnen of elders, te reserveren voor blanken, terwijl het zware werk overbleef voor Afrikanen. Dit pakte positief uit voor de eigenaars van de mijnen en voor de blanke boeren die afhankelijk waren van goedkope zwarte arbeiders. Gedurende een groot deel van de twintigste eeuw bestond er zodoende een oneigenlijke alliantie tussen de kapitalisten, dat wil zeggen de mijnbedrijven en de boerderijen, en de staat, waarbij de zwarte werknemers die het zware werk deden aan het kortste eind trokken.
costs, at least in hard times. Wages formed by far the largest component of those costs, and since wages for whites were so much higher than for blacks, mine managements attempted to reduce the proportion of white miners, both British and Afrikaner, in their employment. In the end, though, this proved politically impossible, though not before bloody strikes had been fought. A compromise was reached whereby skilled positions, both in the mines and elsewhere, were reserved for whites, and Africans retained in positions of manual labour. This was to the advantage both of the mineowners and of the white farmers who were dependent on cheap black labour. For much of the twentieth century, then, there was an uneasy alliance between the capitalists, whether in the mining sector or on the farms, and the state, over the heads of black workers who were kept as manual labourers. However, through the 1930s and World War II, South Africa enjoyed the advantages of producing the world’s monetary commodity and of being a haven of peace, so that the industrialisation of the country proceeded apace. Despite the best hopes of the segregationists, Africans came to live in the cities in considerable numbers. It was in part a squalid existence, in fetid yards, but increasingly there emerged a black middle class attempting, often with surprising success to acquire the attributes of a Western style of life. Many of these were families who had embraced Christianity, taking on board the message of salvation and civilization which the missionaries had preached, and taking benefit of the education which the mission schools provided. They had not lost all contact with the rural regions from which they had come, and where their parents often still lived, but still they created a very specific urban culture, both with its urban culture, its possibilities for entertainment, its literature, art and above all its music. This was a constant threat to the ideas of white supremacy which was inherent in the minority rule which had long existed and which was fully established by the victory of the National Party in the 1948 elections. With National Party rule came the implementation of apartheid. This system had as its goal the maintenance of white control and simultaneously the promotion of specifically Afrikaner interests. This was to be achieved by ensuring racial hierarchy, above all in the workplace, and by establishing the coincidence of race and space. Africans were as far as possible to be kept out of the cities, and those who were there were driven to live in specifically designed townships well away from the city centre, of which Soweto was the most famous. Furthermore, Africans were in principle divested of their South African citizenship, and were to become nationals of the states which the apartheid government was attempting to create out of that