Michiel Mierevelt

Page 1

110277_p001_127 08-09-11 14:42 Pagina 1

De portretfabriek van Michiel van Mierevelt (1566-1641)


110277_p001_127 08-09-11 14:42 Pagina 2


110277_p001_127 08-09-11 14:42 Pagina 3

de portretfabriek van

Michiel van Mierevelt (1566-1641)

museum het prinsenhof


110277_p001_127 08-09-11 14:42 Pagina 4


110277_p001_127 08-09-11 14:42 Pagina 5

Inhoud

Woord vooraf 6 Bruikleengevers 8 Inleiding 9

Essays 1 Delftse portrettisten 1550-1650 13 Rudi Ekkart 2 Michiel van Mierevelt, Prins der Schilders (1566-1641) 25 Anita Jansen 3 Atelier en atelierpraktijken aan de Oude Delft 41 Anita Jansen 4 De klantenkring van het atelier Van Mierevelt 65 Anita Jansen 5 Het productieproces in het atelier Van Mierevelt 85 Johanneke Verhave 6 De portretten van prins Maurits; het handelsmerk van het atelier 109 Johanneke Verhave en anita jansen

Catalogus 127

Bijlagen 228 Literatuur 238 Register 243 Fotoverantwoording 246


110277_p001_127 08-09-11 14:42 Pagina 6

Woord vooraf

Gedurende de eerste decennia van de zeventiende eeuw was de Delftse kunstenaar Michiel Jansz. van Mierevelt (1566-1641) een hoog gewaardeerd, veelgevraagd en buitengewoon productief portretschilder. Als geen ander heeft Van Mierevelt vooraanstaande zeventiende-eeuwse Hollanders het gezicht gegeven waarmee we hen vandaag de dag nog altijd associëren. Zijn portretten van de stadhouders gelden als iconen van onze vaderlandse geschiedenis. Dankzij deze portretten bereikte Van Mierevelt een status waarmee hij als vanzelfsprekend dé portretschilder van zijn tijd werd. Burgers en beroemdheden als Hugo de Groot, Johan van Oldenbarnevelt en Constantijn Huygens stonden in de rij om zich door hem te laten vereeuwigen. Zijn klanten waardeerden zijn werk vanwege de ongekende natuurgetrouwheid. Samen met zijn leerlingen, waaronder Paulus Moreelse en Willem van der Vliet, vervaardigde Van Mierevelt in zijn atelier duizenden portretten. De meest populaire afbeeldingen werden tientallen malen gekopieerd, in verschillende formaten en prijsklassen, en verkocht in zijn ‘winckel’ aan de Oude Delft. Door zijn zakelijk inzicht en commerciële aanpak wist Van Mierevelt als één van de weinige kunstenaars uit de zeventiende eeuw met zijn schilderkunst een fortuin te vergaren. Ondanks de uitzonderlijke omvang van zijn oeuvre en de betekenis die zijn atelier had, geniet het werk van Van Mierevelt niet de vanzelfsprekende status en aanzien die het werk van zijn tijdgenoten ten deel viel. Er werd nooit eerder uitgebreid onderzoek gedaan naar zijn oeuvre, noch werd er een tentoonstelling gewijd aan zijn werk. Om deze omissie goed te maken nam Museum Het Prinsenhof, dat wereldwijd de grootste collectie portretten van Van Mierevelt bezit, in 2007 onder leiding van Daniëlle Lokin het initiatief tot een driejarig onderzoeksproject ‘De fabriek Van Mierevelt’. Nu, na afsluiting van het onderzoek, plaatsen wij de ‘vergeten’ Delftse meester met een tentoonstelling en een publicatie opnieuw op zijn voetstuk. Het onderzoek is grotendeels de verdienste van Anita Jansen, conservator oude schilderkunst van Museum Het Prinsenhof. De projectcoördinatie was in haar handen en daarnaast was zij verantwoordelijk voor het kunsthistorisch deel van het onderzoek. Bij een project van deze omvang zijn zeer veel mensen betrokken, zowel extern als intern. Een aantal mensen kunnen niet onvermeld blijven omdat zij essentieel zijn geweest voor het welslagen van het project. Zo heeft Rudi Ekkart, portretspecialist,

6

directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag en hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht zorg gedragen voor de wetenschappelijke begeleiding van het traject. Kunsthistorica en restaurator Johanneke Verhave was verantwoordelijk voor het onderzoek van de schildertechniek en George Buzing, coördinator indicering archieven Erfgoed Delft e.o., was onmisbaar bij de coördinatie en de uitvoering van het archiefonderzoek, samen met vele medewerkers van het Archief Delft. Collectiebeheerders Theo van Galen en Mark Boers verdienen speciale dank voor het eindeloze geduld waarmee ze de portretten van Van Mierevelt en zijn leerlingen voor de onderzoekers en de restauratoren beschikbaar maakten. Wij zijn allen veel dank verschuldigd. Het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag is van onschatbare waarde geweest tijdens het gehele onderzoekstraject. Hier danken wij, naast directeur Rudi Ekkart, Sabine Craft (Iconografisch Bureau), Michiel Franken en Suzanne Laemers (samenwerking specialistendag Familieateliers) en Margreet Wolters (infraroodreflectografie). Speciale dank gaat ook uit naar de leden van de technische begeleidingscommissie Annetje Boersma, Petria Noble, Daniëlle Lokin en Rudi Ekkart, die het materiaaltechnische onderzoek kritisch hebben gevolgd en waardevolle adviezen over de voortzetting van het onderzoek hebben gegeven. Arnold Truyen van de Stichting Restauratie Atelier Limburg danken wij voor de röntgenopnamen en Katrien Keune en Annelies van Loon voor de analyse van de verfmonsters. Het onderzoek was uitsluitend te realiseren doordat collegamusea en instituten wereldwijd hun collecties voor ons hebben opengesteld en ruimhartige medewerking hebben verleend. Binnen Nederland waren dat het Rijksmuseum, Amsterdam Museum, Universiteit van Amsterdam, Museum Van Loon, het Deutzenhofje en veilinghuis Sotheby’s, allen in Amsterdam; Nationaal Museum Paleis het Loo in Apeldoorn; Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis, het Koninklijk Huis Archief, de Duitse ambassade, Kunsthandel Hoogsteder & Hoogsteder en de Raad van State in Den Haag; het Museum Martena in Franeker; Kasteel Heeze in Heeze; Kasteel Bergh in ’s-Heerenberg; het Stedelijk Museum in Kampen; Hofje Meermansburg in Leiden; Kasteel Keukenhof in Lisse, Kasteel Sypesteyn in Loosdrecht, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Rijswijk; Museum Rotterdam en het gemeentehuis in Tholen.


110277_p001_127 08-09-11 14:42 Pagina 7

In het buitenland waren dat kasteel Jehay in Amay, het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, Museum of Fine Arts in Boston, het KIK-IRPA in Brussel, Statens Museum for Kunst in Kopenhagen, Muzeum Narodowe in Krakau, de National Portrait Gallery, de Heinz Archives en veilinghuis Christie’s in Londen, het Holland Museum in Holland (Michigan), Montacute House in Montacute, Metropolitan Museum of Art en veilinghuis Sotheby’s in New York, Musée Municipal d’Orange in Orange, Museum of Foreign Art in Riga en Museum de Hermitage in St. Petersburg. Alle collega’s en medewerkers die ons ter plekke zo gastvrij en behulpzaam hebben ontvangen, willen we bedanken. Verschillende restauratoren hebben ons de gelegenheid geboden om portretten van Van Mierevelt te komen bekijken tijdens hun restauratie. Onze grote dank gaat uit naar Martin Bijl, Annetje Boersma, Hélène Dubois, Mechtild Endhardt, Wil Kerkhoven, Michel van der Laar, Pauline Marchand en Maartje Witlox. In de loop van het onderzoek werd ons vele malen de mogelijkheid geboden om via symposia en conferenties van gedachten te wisselen met collega’s. Dank voor het bieden van een podium gaat uit naar Quentin Buvelot en Edwin Buijsen (Mauritshuis: Hollanders in Beeld 2007), Katelijne van der Stighelen (Universiteit van Leuven: Family Ties 2009), Michiel Franken en Suzanne Laemers (RKD-AMSU Zomercursus 2009 en samenwerking specialistendag Familieateliers 2010), Gerdien Verschoor (CODART 13 congres, 2010), Tarnya Cooper en Karen Hearn (Tate Britain en National Portrait Gallery Londen: Tudor and Jacobean Painting: Production, Influences and Patronage 2010). De tentoonstelling kon slechts tot stand komen dankzij de genereuze bereidwilligheid van de vele museale en particuliere bruikleengevers om hun kostbare werken tijdelijk aan ons af te staan. Het concept voor de tentoonstelling werd ontwikkeld door Anita Jansen. De organisatie en uitvoering was in handen van Karin Kievit, bijgestaan door vele handen van de afdelingen registratie, publiek, de facilitaire dienst en de collectiebeheerders. Unieke bijdragen aan de tentoonstelling werden geleverd door Herman den Otter en Charlotte Caspers die verantwoordelijk waren voor de reconstructies van panelen en portretten. TIVI Producties realiseerde alle filmopnames en Peggy Osinga tekende voor de prachtige vormgeving van de tentoonstelling. Bijzonder is dat in de aanloop naar de tentoonstelling een groot aantal kostbare objecten uit verschillende collecties van Erfgoed Delft e.o. konden worden gerestaureerd. Fokko Verboom realiseerde

met zijn team de deskundige restauratie van tientallen prenten en tekeningen. Atelier Boersma uit Rotterdam zijn we dankbaar dat, na een met grote zorg uitgevoerd restauratietraject, de complete reeks van Oranjeportretten uit het atelier Van Mierevelt tijdens de tentoonstelling voor het eerst weer in volle glorie te zien zal zijn. Voorts gaat onze dank uit naar allen die betrokken waren bij de realisatie van de publicatie. Allereerst de auteurs Rudi Ekkart, Johanneke Verhave en Anita Jansen, die tevens verantwoordelijk was voor de samenstelling en eindredactie. De beeldredactie werd uitgevoerd door Ilse Boks, Tom Haartsen leverde de fotografie en Trudy van der Wees verzorgde de tekstredactie. De vormgeving van de catalogus is van Marjo Starink en bij uitgeverij WBOOKS te Zwolle werd de totstandkoming van de catalogus gecoördineerd door Carijn Oomkens. Zonder de financiële ondersteuning van fondsen en sponsoren was de realisatie van onderzoek, publicatie en de tentoonstelling onmogelijk geweest. Onze bijzondere dank gaat uit naar de Mondriaan Stichting, die het onderzoek mogelijk heeft gemaakt. Voor tentoonstelling en publicatie ontving Erfgoed Delft e.o. financiële steun van Rabobank Zuid-Holland Midden, Fonds 1818, Prins Bernhard Cultuurfonds, SNS Reaalfonds, Stichting De Gijselaar-Hintzenfonds, Stichting Hulp aan Delftse Jongeren voorheen Het Meisjeshuis en Stichting VSB Fonds. Dit onderzoek leerde ons veel. Het heeft nieuwe inzichten opgeleverd die we willen delen met collega’s, geïnteresseerden en bezoekers, maar het maakte ook duidelijk dat een onderzoek zoals dit nooit af is. Het leerde ons vooral hoe waardevol en vruchtbaar het is onderzoeksprojecten ‘Erfgoedbreed’ uit te voeren. Voor het eerst werkten collega’s uit het Archief Delft en de Delftse musea vanuit verschillende vakdisciplines – archivarissen, (kunst)historici en restauratoren – zo nauw samen aan de totstandkoming van een project. In deze tijd staan nut en noodzaak van de financiering van zorgvuldig opgebouwde collecties en kennis ter discussie. Collecties, en kennis van en over deze collecties, zijn geen vanzelfsprekende grootheden meer. Wij hopen dat dit onderzoek aantoont dat continu onderzoek van kunst- en cultuurhistorische waarden inzichten oplevert die ons helpen geschiedenis in de meest brede zin van het woord in een huidige context te plaatsen. Erik de Groot Directeur Erfgoed Delft en omstreken

7


110277_p001_127 08-09-11 14:42 Pagina 8

Bruikleengevers

AERDENHOUT Stichting Hof Meermansburg in Leiden AMAY Château de Jehay AMSTERDAM Rijksmuseum AMSTERDAM Universiteitsbibliotheek Bijzondere Collecties ANTWERPEN Koninklijk Museum voor Schone Kunsten APELDOORN Nationaal Museum Paleis het Loo (waaronder een bruikleen van de Geschiedkundige Vereniging Oranje Nassau) DELFT Hoogheemraadschap Delfland (bruikleen uit particuliere collectie) DELFT Museum Het Prinsenhof DELFT Archief Delft DEN HAAG Eerste kamer (in permanente bruikleen van Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, sector Kunstcollecties) DEN HAAG Haags Historisch Museum DEN HAAG Particuliere collectie, door bemiddeling van Kunsthandel Hoogsteder & Hoogsteder

8

DEN HAAG Stichting Historische Verzamelingen van het Huis OranjeNassau, Koninklijk Huisarchief FRANEKER Museum Martena ’S-HEERENBERG Kasteel Huis Bergh Heeze Kasteel Heeze (in permanente bruikleen van Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, sector Kunstcollecties) KAMPEN Stedelijk Museum Kampen LONDEN National Portrait Gallery (Montacute House, Montacute) LOOSDRECHT Kasteel Museum Sypesteyn NEDERLAND Particuliere collecties ROTTERDAM Museum Rotterdam RIJSWIJK Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, sector Kunstcollecties SCHWERIN Staatliches Museum Schwerin THOLEN Gemeentehuis Tholen VOORBURG Huygensmuseum Hofwijck


110277_p001_127 08-09-11 14:42 Pagina 9

Inleiding

Een van de speerpunten in het beleid van Museum Het Prinsenhof is het ontsluiten van de belangwekkende en omvangrijke bijdrage van Delftse kunstenaars aan de kunst en kunstnijverheid van de Gouden Eeuw. In de afgelopen decennia heeft het museum op dit gebied verschillende (inter)nationaal aansprekende tentoonstellingen gerealiseerd.1 De in zijn tijd beroemdste Delftse meester Michiel Jansz. van Mierevelt mag hierbij naar ons idee niet langer ontbreken. Niet alleen heeft de kunstenaar zijn hele leven in Delft gewoond en gewerkt; in de collectie van het museum bevinden zich – in eigen bezit of in bruikleen – 38 werken die aan Van Mierevelt of zijn atelier kunnen worden toegeschreven. Deze deelcollectie is te beschouwen als een significante dwarsdoorsnede uit het totale oeuvre van Van Mierevelt en vormt daarmee een uitermate geschikt startpunt voor onderzoek. Naast de belangrijkste Oranjereeks die Van Mierevelt vervaardigde in opdracht van het Delftse stadsbestuur bestaat de collectie uit twee groepsportretten, portretten van beroemdheden uit onze vaderlandse geschiedenis en portretten van rijke Delftse burgers. Het 75-jarige leven van Michiel van Mierevelt viel samen met een turbulente periode in de vaderlandse geschiedenis waarbij Delft nauw betrokken raakte. Eén jaar na Michiels geboorte vond in de Nederlandse gewesten de Beeldenstorm plaats en twee jaar later begon de Tachtigjarige Oorlog, die pas zeven jaar na het overlijden van de schilder zou eindigen. Willem van Oranje, één van de hoofdrolspelers van de Opstand vestigde zich in 1572 in het Agathaklooster, het huidige Prinsenhof, in het goed versterkte Delft. Een jaar nadat Michiel van Mierevelt in 1583, na zijn Utrechtse leerperiode, terugkeerde naar Delft werd Willem van Oranje hier vermoord. Na diens dood verplaatste het stadhouderlijk hof zich naar Den Haag. Vanaf 1603 schilderde Van Mierevelt geregeld de stadhouders en andere hofleden en speelde hij ruim dertig jaar een belangrijke rol bij de beeldvorming van de stadhouders. Omgekeerd was de nabijheid van het stadhouderlijk hof, het toenemend belang van de rol van de Oranjes binnen de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden en hun keuze voor Van Mierevelt, voor zijn populariteit en daarmee voor zijn carrière, van essentieel belang. De vroegste en belangrijkste bron die ons vertelt over Van Mierevelts leven en zijn vroege werk is tijdgenoot Karel van Mander in het Schilderboeck. Dit is opmerkelijk te noemen omdat

Van Mander slechts over enkele levende schilders buiten Haarlem en Amsterdam uitgebreid verslag deed. Hoewel duidelijk is dat Van Mander nauwelijks waardering kon opbrengen voor de portretkunst, beschouwde hij Van Mierevelt als de beste binnen dit genre. Hij schreef in superlatieven over de kwaliteit van zijn portretten in termen als heerlijck, uytnemend en wonderlijck uytmuntend. Uit de bloeiperiode van de meester is een veelheid aan egodocumenten bewaard gebleven waarin klanten hun lof op de portretkunst van Van Mierevelt beschrijven.2 Na de dood van Van Mierevelt bleef de waardering voor zijn werk, geuit door kunstenaarsbiografen, liefhebbers en kunsttheoretici, tot ver in de negentiende eeuw hoog. Cornelis de Bie wijdde in 1662 in Het Gulden Cabinet vande edele vry-schilderconst een gedicht aan Van Mierevelt waarin hij refereerde aan de hoge productiviteit van de schilder.3 Volgens Samuel van Hoogstraaten (1678) behoorde Van Mierevelt zonder twijfel tot de grootste schilders van zijn tijd.4 De Delftse stadschroniqueurs Van Bleyswijck (1667-1680) en Boitet (1729) wisten belangrijke aanvullingen te geven op de door van Mander genoemde personalia en leerlingen in het atelier.5 De biografieën in de schilderslexica van Sandrart (1675), Houbraken (1719-1721), Weyerman (1729) en Immerzeel (1855) zijn grotendeels gebaseerd op de oorspronkelijke beschrijvingen van Van Mander en van Bleyswijck.6 Voor het eerst werden schattingen met betrekking tot de omvang van het oeuvre van Van Mierevelt toegevoegd: Sandrart noemde 10.000, terwijl Houbraken dit relativeerde tot 5.000 portretten. Kramm (1860), die een vervolg uitbracht op het lexicon van Immerzeel, voerde zelf archiefonderzoek uit en wist op basis hiervan als eerste sinds de zeventiende eeuw relevante nieuwe gegevens over Van Mierevelt te presenteren.7 De Franse schrijver en kunstcriticus Henry Havard was ruim honderd jaar geleden de eerste en tegelijk laatste auteur die verschillende malen over Van Mierevelt publiceerde, onder meer in 1894 in Michiel van Mierevelt et son gendre. Op basis van eigen onderzoek schetste hij in zijn publicaties een beeld van het persoonlijk leven van de kunstenaar, van zijn leerlingen en zijn relatie met zijn schoonzoon Willem Jacobsz. Delff. Daarnaast gaf hij een gedeeltelijke transcriptie van de boedelinventaris en een oeuvre-overzicht. Ook na Havard werd Van Mierevelt in kunsthistorische publicaties steevast aangeduid met kwalificaties als de belangrijkste, meest succesvolle en meest productieve portretschilder van de eerste helft van de

9


110277_p001_127 08-09-11 14:42 Pagina 10

zeventiende eeuw.8 Toch is zijn indrukwekkende reputatie voor kunsthistorici de laatste honderd jaar nauwelijks aanleiding geweest om onderzoek te doen naar zijn oeuvre. We zien zijn naam voornamelijk terugkomen in essays en entries geschreven voor bestandscatalogi of tentoonstellingscatalogi van musea. Van Mierevelts portretten zijn vertegenwoordigd in een groot aantal collecties in binnen- en buitenland. Alleen al in Nederland bevinden zich honderden portretten en maakt zijn werk deel uit van bijna vijftig verschillende openbare collecties van musea, kastelen en raadhuizen. Ekkart beschreef in 1971 de unieke Oranjereeks uit het stedelijk bezit van Kampen waarvan een belangrijk deel wordt gevormd door vijf ten voeten uit portretten van stadhouders uit het atelier Van Mierevelt.9 Zijn portretten maken met regelmaat deel uit van tentoonstellingen die zijn gewijd aan de Hollandse – of, meer specifiek, de Delftse schilderkunst van de Gouden Eeuw of aan thema’s uit de vaderlandse geschiedenis.10 Hierbij wordt meestal zijn invloedrijke positie als portretschilder binnen de Noord-Nederlandse schilderkunst en binnen het Delftse artistieke milieu benadrukt. In de tentoonstellingen Vorstelijk vertoon aan het hof van Frederik Hendrik en Amalia [1997] en Maurits. Prins van Oranje [2000] bestond vooral aandacht voor zijn rol als hofschilder van de Oranjes.11 Enkele malen verschenen op zichzelf staande studies waarbij een specifiek portret of een aspect uit het leven of oeuvre van Van Mierevelt aan bod kwam, zoals het artikel van Salomonson naar een zelfportret van Van Mierevelt.12 Montias schetste in Artist and Artisans in Delft een beeld van de sociaal-economische positie van kunstenaars in Delft in de zeventiende eeuw, waarbij Michiel van Mierevelt werd ingedeeld bij de uitstekend verdienende toplaag van de Delftse bevolking.13 Domela Nieuwenhuis (2001) schetste in zijn monografie en oeuvrecatalogus betreffende Paulus Moreelse een beeld van de vroege carrière van Van Mierevelt in zijn rol als leermeester van Moreelse.14 In studies gericht op de beeldvorming en iconografie van de stadhouders werd soms zijdelings aandacht besteed aan de kunstenaar.15 Aan de geringe belangstelling voor de Delftse meester liggen uiteenlopende oorzaken ten grondslag. Enerzijds hangt dit samen met de heersende onderzoekstraditie waarbinnen, zoals Ekkart in 1997 stelde, de kunsthistorische interesse voor de zeventiende-eeuwse Noord-Nederlandse portretkunst lange tijd sterk achterbleef bij de aandacht die bestond voor andere genres. Pas de laatste tien jaar lijkt hier verandering in te zijn gekomen.16 Anderzijds speelt mee dat de karakteristieken van het oeuvre van Van Mierevelt niet bepaald als motivatie voor onderzoek kunnen worden aangemerkt. Sterker nog: vermoedelijk hebben deze als barrière gefungeerd. Hoewel het historische en documentaire belang van Van Mierevelts portretten evident is, is er na de negentiende eeuw weinig appreciatie geuit voor de artistieke kwaliteit. Waar zijn portretten in zijn eigen tijd geroemd werden vanwege hun natuurgetrouwheid, geldt zijn stijl nu vooral als

10

formeel en conservatief.17 Daarnaast creëerde de imponerende omvang en de specifieke samenstelling van het oeuvre een hoge drempel. Het wordt reëel geacht dat enige duizenden portretten het atelier Van Mierevelt hebben verlaten. De meest gewilde uitbeeldingen, zoals die van de stadhouders, werden tientallen malen gekopieerd. Hierdoor omvat het oeuvre een variatie aan (deels) eigenhandige principalen, (deels) eigenhandige replieken en een grote hoeveelheid atelierkopieën van sterk wisselende kwaliteit.18 Deze atelierpraktijken maken het vrijwel onmogelijk om – met de bestaande kennis – de verschillende categorieën van elkaar te onderscheiden. Dit alles heeft er vermoedelijk toe geleid dat kunsthistorici ruim honderd jaar met een grote boog om zijn oeuvre heen zijn gelopen. Onterecht, want Van Mierevelt was als belangrijkste portretschilder van zijn tijd uniek in zijn (zakelijke) succes, in zijn hoge en efficiënte productie en in de omvang en status van zijn klantenkring. Rekening houdend met de boven beschreven karakteristieken van het oeuvre en de uitgangspositie van het onderzoek – waarin nog nauwelijks iets bekend was over de techniek van Van Mierevelt en die van zijn leerlingen – was duidelijk dat een traditionele keuze voor het samenstellen van een oeuvrecatalogus van het werk van Van Mierevelt nadrukkelijk níet zou behoren tot de kerndoelstellingen van het onderzoek. Een dergelijk doel werd beschouwd als een té complexe en arbeidsintensieve opgave waarbij bovendien onduidelijk was of het resultaat voldoende verantwoord en interessant zou kunnen zijn. Het leek een betere optie te streven naar het samenstellen van een monografie waarin een zo volledig mogelijk beeld zou worden gecreëerd van het functioneren van het succesvolle portretatelier van Michiel Van Mierevelt. In het eerste hoofdstuk wordt het atelier Van Mierevelt besproken in de context van de ontwikkelingen van de Delftse portretkunst tussen 1550 en 1650. Hierbij komen zijn voorlopers, tijdgenoten en concurrenten aan bod. In het tweede hoofdstuk wordt in vier onderscheiden perioden het leven en de carrière van Michiel van Mierevelt geschetst. Atelier en atelierpraktijk staan centraal in het derde hoofdstuk, waarbij onder meer gekeken wordt naar de trends in het oeuvre en de leerlingen die actief waren in het atelier. De omvangrijke cliëntèle van Van Mierevelt wordt geanalyseerd in het volgende hoofdstuk. Gekeken is naar de geografische spreiding, de sociale achtergrond en de ontwikkelingen binnen de klantenkring. Een essentieel deel van het onderzoek werd gewijd aan het in kaart brengen van de karakteristieken van de schildertechniek van Michiel van Mierevelt en zijn leerlingen. In hoofdstuk vijf worden het productieproces, het materiaalgebruik en de standaardtechnieken die werden toegepast in het atelier besproken. Afgesloten wordt met een casestudy naar de (re)productie van de portretten van stadhouder Maurits in het atelier. Het portret van Maurits werd door Van Mierevelt het meest gekopieerd en verkocht. Het fungeerde als


110277_p001_127 08-09-11 14:42 Pagina 11

handelsmerk van het atelier. Wij zijn blij dat we met de tentoonstelling en de publicatie Michiel van Mierevelt opnieuw voor het voetlicht mogen brengen en recht kunnen doen aan de unieke betekenis die hij heeft gehad voor de portretschilderkunst van de vroege zeventiende eeuw. We hopen dat het resultaat van het onderzoek in de toekomst alsnog de basis kan vormen voor het samenstellen van een oeuvrecatalogus. Anita Jansen Conservator Museum Het Prinsenhof Curator ‘Portretfabriek Van Mierevelt’

1 In de afgelopen decennia betrof dit o.m. tentoonstellingen over de historieschilder Leonaert Bramer (1596–1674), over de Delftse schildersgemeenschap in Delftse tijdgenoten van Vermeer, met Beelden van een strijd werd gefocust op het genre van het soldatenstuk, waarvan de Delftse genreschilder Palamedes Palamedesz. één van de belangrijkste vertegenwoordigers is en in De snijkunst verbeeld werden de Delftse anatomische lessen nader belicht. 2 In de inleiding beperken we ons tot de meer algemene bronnen. De egodocumenten van klanten komen in de latere hoofdstukken aanbod. 3 De Bie 1661, p. 103. 4 Hoogstraten 1678, p. 257. 5 Van Bleyswijck 1667-1680, pp. 848-852; Boitet 1729, pp. 778-781. 6 Sandrart 1675, p. 527; Houbraken 1719-1721, dl. 1, pp. 37-39; Weyerman, 1729, dl. 1, pp. 230-234; Immerzeel 1855, dl. 2, pp. 225-226. 7 Kramm 1860, pp. 1119-1123. 8 Zie hiervoor bijvoorbeeld de beschrijvingen in: Haak, 2003, p. 216-217; Plomp in De stad Delft en haar schilderkunst van 1600-1650, Delft, 1996, p. 29; Tiethoff-Spliethoff, in Representatie en rollenspel. De portretkunst aan het hof van Frederik Hendrik en Amalia, Den Haag 1997, p. 163. 9 Ekkart 1971. 10 Zie bijvoorbeeld De Jongh, 1986, pp.131-133, cat.nr. 21a en b. Amsterdam 1993, cat.nr. 265 en 266, Liedtke 2001: pp. 311-318, cat.nrs. 43-46. Den Haag 2007, pp. 26-27 en cat.nr. 39. 11 Den Haag 1997, Amsterdam 2000. 12 Salomonson 1990. 13 Montias 1982. 14 Domela Nieuwenhuis 2001, pp.16-20. 15 De Wit 1958, Tiethoff-Spliethoff 1978. 16 Ekkart 1997 a, p. 1-3. Tekenend hiervoor zijn de overzichtstentoonstellingen Kopstukken in het Amsterdams Historisch Museum in 2002 en Hollanders in beeld in het Mauritshuis in 2007 en monografische tentoonstellingen gewijd aan portretschilders zoals Jacob Backer in het Rembrandthuis in 2008. 17 Zie bijvoorbeeld Sluijter in De schilderkunst van ca. 1570–1650, Delft 1981, dl. 1, p. 176. 18 Het zicht op het oeuvre wordt verder belemmerd doordat zich onder de bewaard gebleven exemplaren die op naam staan van Van Mierevelt een grote groep latere kopieën bevindt, die buiten het atelier werden vervaardigd en werken die zonder twijfel geen enkele relatie met Van Mierevelt hebben.

11


110277_p001_127 08-09-11 14:43 Pagina 12


110277_p001_127 08-09-11 14:43 Pagina 13

1

Delftse portrettisten 1550-1650

De voorlopers van Michiel van Mierevelt

Vermelding Michiel Jansz. Mierevelt in 1613 in het Meesterboeck als nr. 1 in de lijst van olieverfschilders. Koninklijke Bibliotheek, Eerste Meesterboeck Sint-Lucasgilde Delft, inv.nr. 75c6, fol. 001r.

Vanaf de late zestiende eeuw telde iedere Noord-Nederlandse stad van enige betekenis een of meer gevestigde schilders, die konden voorzien in de lokale behoefte aan portretten. In de eerste tachtig jaar van de zestiende eeuw was de vraag naar portretten van stedelijke burgers veel kleiner en was het aantal beroepsportrettisten ook beperkter. Een belangrijk deel van de in die periode vervaardigde portretten maakte deel uit van voor kerkgebouwen bestemde memorietafels. De opdrachtgevers en hun familieleden werden doorgaans op de luiken, maar soms ook in de hoofdvoorstelling afgebeeld. In het derde kwart van de zestiende eeuw nam de behoefte van burgers om zich op afzonderlijke panelen te laten portretteren toe en na de eerste roerige jaren van de Tachtigjarige Oorlog leidde deze groei tot een explosie van het aantal opdrachten. Vooral stedelijke regentenfamilies, rijke kooplieden, legerofficieren en telgen uit oude adellijke families lieten ontelbare portretten schilderen, maar ook predikanten en geleerden werden veelvuldig uitgebeeld. Individuele levensgrote portretten van volwassenen, veelal als tegenhangers geschilderd, zijn het meest talrijk, maar er ontstonden ook kinderportretten en familiegroepen. Een belangrijk en karakteristiek deel van de productie vormden ook de zogenaamde corporatiestukken, groepsportretten waarop leden van bepaalde bestuurscolleges, beroepsorganisaties of afdelingen van de stedelijke schutterijen zich gezamenlijk lieten afbeelden. De mate waarin bepaalde soorten portretten voorkomen verschilde van stad tot stad. In de Delftse portretkunst uit de periode 1550-1650 zien we de ook elders waarneembare ontwikkelingen en genres en daarbij bepaalde voor deze stad karakteristieke accenten.

Weinig is bekend over portretschilders die al voor het begin van de Tachtigjarige Oorlog in Delft werkten.1 Sommige Delftenaren uit die tijd zijn vereeuwigd door elders gevestigde schilders die de stad bezochten in verband met door hen uitgevoerde opdrachten voor altaarstukken. Jan van Scorel bijvoorbeeld, die in 1550 opdracht had gekregen voor de schilderingen voor het hoogaltaar van de Nieuwe Kerk, en Maarten van Heemskerck, die vanaf 1551 diverse opdrachten voor het Sint-Agathaklooster uitvoerde.2 Van beide meesters zijn beeltenissen van Delftse burgers in origineel of kopie bewaard gebleven. De uit het gewest Utrecht afkomstige schilder Hendrick Sweersz. (in de literatuur soms ook aangeduid met de toenamen Van Montfoort en Blocklandt) was van circa 1545 tot 1572 in Delft gevestigd, maar van hem zijn geen werken bekend. Hij was de leermeester van zijn neef Anthonie Blocklandt (1533/34-1583), die na zijn opleiding in Delft verder studeerde bij Frans Floris in Antwerpen en zich omstreeks 1557 weer in Delft vestigde. Daar schilderde hij onder andere Bijbelse taferelen, maar volgens Van Mander was hij ook portrettist. Zijn naam komt niet voor in de bescheiden van het Delftse Sint-Lucasgilde, wat er op zou kunnen wijzen dat hij in deze tijd samenwerkte met zijn wel bij het gilde aangesloten oom Hendrick. In 1572, het jaar waarin zijn oom overleed, maakte hij een reis naar ItaliĂŤ. Na zijn terugkeer in de Nederlanden, in 1573, vestigde hij zich eerst korte tijd in Montfoort en vervolgens in de stad Utrecht, waar hij werkzaam bleef tot zijn dood. Uit de laatste tien jaar van zijn leven is een reeks werken bekend. Daaronder bevinden zich geen zelfstandige portretten die ons een beeld zouden kunnen geven van zijn activiteiten op dit terrein. Een en profil weergegeven stichter op een altaarstuk en een bijna honderd jaar later gemaakte prent naar een individueel portret zijn de enige hulpmiddelen die we hebben om een beeld te krijgen van Blocklandts werk als portrettist. Een andere kunstenaar die in het derde kwart van de zestiende eeuw in Delft werkte, en van wiens werk we althans iets kennen, was Cornelis Jacobsz. van Culemborch, ook genaamd Mont. Hij werd in 1545 burger van de stad en overleed in 1575. Van hem is een schilderij uit 1565 bewaard gebleven, dat zich vroeger bevond in het Delftse stadhuis. Het is een afbeelding van de ijsberg die zich in dat jaar voor Delfshaven had gevormd. Uit archivalia blijkt dat Van Culemborch opdrachten van diverse aard heeft

13


110277_p001_127 08-09-11 14:43 Pagina 14

1 Anoniem, Portret van Maertje Meerman, 1563. Paneel, 77 x 56,5 cm. Den Haag, Museum MeermannoWestreenianum, inv.nr. 13/19. 2 Anoniem, Portret van Claes Adriaensse van Adrichem, 1563. Paneel, 77 x 57 cm. Den Haag, Museum MeermannoWestreenianum, 12/18.

3 Jacob Delff i, Portret van Arend Storm, 1581. Paneel, 91,3 x 68,3 cm. Delft, Museum Het Prinsenhof, inv.nr. pds 20a.

14

4 Jacob Delff i, Portret van Anna Cool, 1581. Paneel, 91,2 x 68,8 cm. Delft, Museum Het Prinsenhof, inv.nr. pds 20b.


110277_p001_127 08-09-11 14:43 Pagina 15

5 Jacob Delff i, De officieren en manschappen van het vierde rot haakboogschutters, 1592. Paneel, 197 x 274 cm. Delft, Museum Het Prinsenhof, inv.nr. pds 21.

uitgevoerd en het is zeer wel mogelijk dat hij ook portretschilder is geweest. In de archieven kennen we nog de namen van diverse andere in Delft werkzame schilders, maar van hun activiteiten is niets bekend. Wanneer we de portretten van Delftse burgers uit het derde kwart van de zestiende eeuw bekijken, vinden we enige stukken uit de jaren zestig, die klaarblijkelijk door eenzelfde meester zijn gemaakt en die we vooralsnog het beste met de noodnaam ‘Meester van de Van Adrichemportretten’ kunnen aanduiden, naar de in 1563 geschilderde beeltenissen van Claes Adriaensse van Adrichem en Maertje Meerman(afb. 1 en 2).3 Het zijn goede portretten, die min of meer los staan van de traditie van Jan van Scorel en Maerten van Heemskerck en waarschijnlijk beschouwd moeten worden als werken van een ter plaatse gevestigde kunstenaar.

De oudere tijdgenoten van Van Mierevelt Pas na 1575 ontstaat een meer samenhangend beeld van de Delftse portretkunst. In dat jaar liet de uit Gouda afkomstige schilder Jacob Willemsz. Delff (ca. 1540/45-1601) zich als lid van het plaatselijke schildersgilde inschrijven.4 In 1578, 1584 en 1589 maakte hij deel uit van het bestuur van het gilde. Het burgerrecht verwierf hij pas in 1583. Van zijn hand zijn zeven gesigneerde en ongeveer een dozijn aan hem toe te schrijven portretten uit de periode 1580-1593 bekend, waaronder het grote Delftse schuttersstuk uit 1592 en een eveneens zeer groot portrait historié uit 1584, waarop portretten van een Delftse familie zijn ingepast in een uitbeelding van De verzoening van Jacob en Ezau. Jacob Delff toont zich in deze werken een degelijk portrettist met een vrij constant niveau. Zijn werken worden gekenmerkt door een

15


110277_p001_127 08-09-11 14:43 Pagina 16

zorgvuldige, wat tekenachtige weergave van gezichten en handen en een sober kleurgebruik (afb. 3 en 4). Hij lijkt in zijn werk te zijn beïnvloed door zijn iets oudere Leidse tijdgenoot Isaac Claesz. van Swanenburg (1537-1614). Voor de periode tussen 1594 en zijn dood in 1601 kunnen we slechts een enkel werk aanwijzen dat met enige waarschijnlijkheid aan hem kan worden toegeschreven, zodat de vraag rijst of hij in die jaren nog volop actief geweest is als schilder. Zijn werk is zonder enige twijfel van groot belang geweest voor de ontwikkeling van de jonge Michiel van Mierevelt en de vroegst bekende portretten van de laatstgenoemde sluiten zeer nauw aan bij soortgelijke borstbeelden van de hand van Delff. Het oeuvre van Jacob Delff behoort geheel en al tot de zestiende eeuw, zoals we zien in het stramien van zijn individuele portretten en ook in het traditionele arrangement van zijn schuttersportret (afb. 5). Dat vertoont nog niet de centrale compositie die enkele jaren eerder al door Cornelis Ketel in Amsterdam was toegepast en die we ook tegenkomen in de enkele jaren later door Isaac van Swanenburg gemaakte ontwerptekening voor een niet meer bekend Leids schutterstuk. In vergelijking met dat van veel van zijn tijdgenoten vertoont het vrij kleine oeuvre van Jacob Delff echter wel een grote variatie: al dan niet als tegenhangers geschilderde portretten van Delftse notabelen, zowel als kniestuk als in de vorm van ruime borstbeelden, een aantrekkelijk kinderportret en enkele groepsportretten, zoals het schuttersportret, het grote portrait historié en twee schilderijen die de opbouw hebben van luiken van prereformatorische memorietafels. Zijn in 1581 vervaardigde kinderportret uit de verzameling van het Rijksmuseum te Amsterdam behoort tot de vroegste individuele, niet vorstelijke of adellijke kinderportret-

ten uit de Noordelijke Nederlanden en het zelfportret van de kunstenaar met zijn gezin (cat. nr. 3) is een zeer bijzonder soort familieportret. Behalve door zijn eigen werk is Jacob Delff ook van belang als leermeester van enkele andere in Delft opgeleide kunstenaars. Daartoe behoren allereerst zijn drie eigen zonen. De oudste, Cornelis Jacobsz. Delff (ca. 1571-1643), ging na zijn basisopleiding in de leer bij Cornelis Cornelisz. van Haarlem en ontwikkelde zich tot een succesvol schilder van keukengezichten. De jongste zoon, Willem Jacobsz. Delff (1580-1638), zette zijn opleiding voort bij een kopergraveur, mogelijk Hendrick Goltzius, en werd één van de bekwaamste zeventiende-eeuwse Nederlandse portretgraveurs, die onder andere tal van schilderijen van Michiel van Mierevelt in koper heeft gegraveerd. Alleen de middelste zoon, Rochus Jacobsz. Delff (voor 1580-1617), schijnt in de voetsporen van zijn vader te zijn getreden, getuige het enige van hem bekende werk, het omstreeks 1614 geschilderde, maar door de buskruitramp van 1654 zwaar gehavende schuttersstuk van het Delftse Oranjevendel. Vermoedelijk is ook de omstreeks 15651570 geboren schilder Jan Cornelisz. van ’t Woudt een leerling van Jacob Delff geweest. Hij verhuisde omstreeks 1594 naar Leiden, waar hij tot zijn dood in 1615 werkte en onder andere portretten vervaardigde die nauw aan die van Delff verwant zijn.5 Mogelijk heeft ook de in Delft geboren schilder Maerten Pietersz. Deym (ca. 1576-1624) het vak bij Delff geleerd. Ook hij vestigde zich later in Leiden, waar hij in 1604 woonde en, met een onderbreking wegens verblijf in Amsterdam omstreeks 1614-1615, vermoedelijk tot zijn dood bleef wonen. Van hem zijn slechts twee werken, borstbeeldportretten van vrouwen, bekend.6 Naast Jacob Willemsz. Delff kan er in de late jaren van de

6 Herman van der Mast, Portret van een man, 1589. Paneel, 89 x 73,5 cm. Verblijfplaats onbekend (laatstelijk Kunsthandel Rafael Valls, Londen, 1996). 7 Herman van der Mast Portret van een vrouw, 1587. Paneel, 89 x 73,5 cm. Verblijfplaats onbekend (laatstelijk Kunsthandel Rafael Valls, Londen, 1996).

16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.