Keizerlijk porselein uit het Shanghai museum

Page 1

110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:51

Pagina 1

k e i z e r l i j k p o r s e l e i n uit het shanghai museum


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:51

Pagina 2

keizerlijk Titus M. EliĂŤns (eindred.)

WA A N D E R S U I T G E V E R S


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:51

Pagina 3

porselein uit het shanghai museum

G E M E E N T E M U S E U M D E N H A AG


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:51

Pagina 4

Voorwoord uit Nederland

Drie jaar geleden schonk de Nederlander Henk B. Nieuwenhuys zijn prestigieuze verzameling Chinees blauwwit exportporselein aan het Shanghai Museum. Deze collectie van bijna honderd voorwerpen van het allermooiste porselein is het resultaat van een eeuw verzameldrift van zijn grootvader, zijn vader en hemzelf. Met zijn unieke schenking heeft Nieuwenhuys het exportporselein weer teruggebracht naar het land waar het ooit vandaan kwam: China. Als wederdienst voor zijn schenking stelde Nieuwenhuys aan het Shanghai Museum voor om in het Gemeentemuseum Den Haag een tentoonstelling te wijden aan dat porselein dat nooit naar Nederland is geëxporteerd, het zogeheten keizerlijk porselein. Het is aan de voortvarendheid en niet aflatende energie van het Shanghai Museum te danken dat deze tentoonstelling nu een feit is. Honderd voorbeelden van het fraaiste keizerlijk porselein worden voor het eerst buiten China tentoongesteld. Het Gemeentemuseum Den Haag is er bijzonder trots op en voelt zich zeer vereerd dat het Shanghai Museum het heeft aangedurfd zijn kostbare stukken uit de Ming- (13681643) en Qingdynastie (1644-1911) voor een periode van een half jaar juist aan ons uit te lenen. Dankzij de tentoonstelling Pronkzucht aan het hof. Keizerlijk porselein uit Shanghai kan de Nederlandse maar ook de buitenlandse museumbezoeker voor het eerst kennismaken met een van de belangrijkste uitingen van de verfijnde levensstijl waarin de keizers zich eeuwenlang hebben gebaad. Zowel de tentoonstelling als deze publicatie zijn samengesteld door de wetenschappelijke staf van het Shanghai Museum. Elk voorwerp wordt uitvoerig beschreven en toegelicht vanuit de meest recente inzichten over de geschiedenis van Chinees porselein. Omdat dit als vanzelfsprekend vanuit Chinees perspectief is gebeurd, vormt het boek Keizerlijk porselein uit het Shanghai Museum een waardevolle aanvulling op de vele publicaties over Chinees porselein die voornamelijk vanuit Europees standpunt zijn geschreven. Het Gemeentemuseum Den Haag dankt op de eerste plaats Chen Xiejun, directeur van het Shanghai Museum, voor het in ons gestelde vertrouwen. Onze dank geldt ook prof. Chen Kelun, adjunct-directeur. Dankzij Zhou Yanqun werd de realisatie van zowel de tentoonstelling als de publicatie in vlekkeloze banen geleid. De auteurs van de publicatie, te weten Lu Minghua, Chen Jie, Peng Tao, Ye Qian, Zhang Dong en Zhou Lili, hebben met hun grote expertise op het gebied van Chinees porselein een boek samengesteld dat onze kennis substantieel verrijkt. Uiteraard zijn wij ook veel dank verschuldigd aan Henk B. Nieuwenhuys zonder wie deze tentoonstelling niet tot stand zou zijn gekomen. Dit is niet alleen aan zijn schenking te danken, maar ook aan de onvermoeibare wijze waarop hij ons steeds met raad en daad heeft bijgestaan. Het Amsterdamse PR bureau Linden en Barbosa heeft de tentoonstelling in natura gesponsord. Wij zijn hen zeer erkentelijk voor de vele verfrissende ideeën. Onze grote dank geldt eveneens de firma Vanderven & Vanderven Oriental Art die een belangrijke financiële bijdrage aan de totstandkoming van de publicatie heeft geleverd. Bovendien staat deze gerenommeerde kunsthandel garant voor een speciale Engelstalige editie die zij exclusief uitbrengt. Last but not least danken wij dr. Kees Kuiken, die zowel de vertalingen Chinees-Nederlands als Nederland-Engels heeft verzorgd, en Gert Jan Slagter die het boek, door Uitgeverij Waanders met zoveel zorg uitgebracht, in een fraaie vorm heeft gegoten. Benno Tempel, directeur gemeentemuseum den haag

4


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:51

Pagina 5

Voorwoord uit China

Porselein is een Chinese uitvinding. Gerekend vanaf het primitieve porselein uit de Shangtijd, omspant de geschiedenis van het porselein in China ruim drieduizend jaar. Beginnen we te tellen bij de vondsten van voldragen green wares uit de Late (Oostelijke) Han, dan komen we nog steeds uit op een productiegeschiedenis van bijna tweeduizend jaar. Sinds de geboorte van het porselein heeft het, dankzij de voortdurende ontwikkeling en verspreiding van techniek en vakmanschap een steeds belangrijkere rol gespeeld in het economische, culturele en maatschappelijke leven van het oude China. In de culturele uitwisseling tussen China en het buitenland was het zelfs het voornaamste medium. Toen de handel met het Westen zich in de achttiende eeuw uitbreidde, verspreidde de Chinese techniek voor de vervaardiging van porselein zich ook naar Europa. Zo ontstond in 1708 te Meissen (Duitsland) het eerste Europese porselein. Onder de Ming- en Qingkeizers waren er in de Chinese porseleinproductie twee hoofdsectoren: de overheidssector (guanyao) en de privésector (minyao). De eerste bakte, uitsluitend voor het hof, op bestelling allerlei beeldschone voorwerpen: stuk voor stuk technische hoogtepunten van de Chinese porseleinproductie. De privésector produceerde sier- en gebruiksporselein voor een brede groep afnemers. Vanaf de late Mingtijd werd minyao-porselein ook voor de export gefabriceerd en overzee verhandeld. Het meeste Chinese porselein dat toen naar Europa is verscheept, komt uit de privésector. In Nederland is sinds de zeventiende en achttiende eeuw veel Chinees exportporselein bewaard, waarvan het meeste uit Jingdezhen komt. Kennis van het even hoogstaande als prachtige keizerlijke porselein dat tezelfdertijd in Jingdezhen werd vervaardigd, ontbrak echter omdat het nooit naar Europa is geëxporteerd. Daarom hebben Chinese en Nederlandse porseleindeskundigen eendrachtig samengewerkt om uit het door het Shanghai Museum systematisch verzamelde keizerlijke Ming- en Qingporselein uit Jingdezhen een representatieve keuze te maken van honderd topstukken: van Wanli tot en met Xuantong, en deze in Den Haag te exposeren. Zo heeft het Nederlandse museumpubliek de kans om met eigen ogen een indruk te krijgen van dit keizerlijke porselein en het sublieme vakmanschap waarmee het is vervaardigd. In combinatie met het Chinese exportporselein ontstaat zo een vollediger beeld van de porseleinproductie in Jingdezhen van de zeventiende tot de twintigste eeuw, wat weer bijdraagt tot een verdiept begrip van de porseleincultuur van het oude China. Dat deze tentoonstelling kan worden gehouden, is vooral te danken aan een initiatief van de Nederlandse verzamelaar Henk B. Nieuwenhuys. Drie jaar geleden heeft Nieuwenhuys aan het Shanghai Museum een ruimhartige schenking van 97 stuks exportporselein uit de Ming- en Qingtijd gedaan. Bij deze schenking heeft hij als enige ‘voorwaarde’ gesuggereerd dat het Shanghai Museum in Nederland een tentoonstelling zou houden van keizerlijk porselein uit de Ming- en Qingtijd. Nu deze tentoonstelling inderdaad doorgaat, betuigen wij Henk Nieuwenhuys graag onze oprechte bewondering voor deze onbaatzuchtige suggestie. Tot slot wil ik namens het Shanghai Museum mijn hartelijke dank betuigen aan alle Chinese en Nederlandse medewerkers die zich voor deze tentoonstelling hebben ingespannen. Moge deze eerste bijzondere buitenlandse tentoonstelling van honderd topstukken uit het Shanghai Museum in Den Haag een doorslaand succes worden. Chen Xiejun, directeur shanghai museum

5


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:51

Pagina 6


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:51

Pagina 7


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:51

Pagina 8

Lu Minghua

De productie van keizerlijk porselein van Wanli tot de late Qing

De 338 jaren van 1573 (het eerste regeringsjaar van keizer Wanli) tot 1911 (het laatste jaar van Xuantong) zijn van het grootste belang voor de geschiedenis van de Chinese porseleinproductie.1 Het is ook de tijd waarin het ene feodale keizershuis zijn einde tegemoet ging en een ander, nieuw feodaal keizershuis tot ontwikkeling kwam om vervolgens eveneens te verdwijnen, wat uiteindelijk leidde tot de ondergang van de feodale samenleving in China.2 Dit proces heeft ruim drie eeuwen in beslag genomen, vanaf de vroege zeventiende eeuw tot het begin van de twintigste eeuw. Het was de tijd waarin de westerse mens vanuit volstrekte onwetendheid tot een geleidelijk begrip van China kwam. Wat de porseleinproductie betreft, kenden deze ruim driehonderd jaren ups en downs. Bij het keizerlijk porselein zien we een ontwikkeling van groei naar grootschalige productie, stagnatie, herstel en opnieuw groei, uitmondend in een geleidelijk verval dat leidde tot een dieptepunt.3 In de loop van deze jaren is onder veel keizers keizerlijk porselein vervaardigd dat een nadere bespreking verdient: onder Wanli (r. 1573-1619), de laatste keizer uit het keizershuis Ming, en Kangxi (r. 1662-1722), Yongzheng (1723-1735) en Qianlong (r. 1735-1795), drie keizers uit het huis Qing. Onder Wanli bereikte de productie een reusachtige omvang, terwijl die onder de keizers Kangxi, Yongzheng en Qianlong bekend staat om haar verfijnde kwaliteit. In dit essay staat de productie van keizerlijk porselein ten tijde van de hiervoor genoemde keizers centraal. Keizerlijk porselein in historisch perspectief

In 1368 herenigde Zhu Yuanzhang China. Zhu, afkomstig uit Fengyang in de provincie Anhui, stichtte in dat jaar het keizerrijk van de Grote Ming. Het rijk zou 276 jaren blijven bestaan. Al in de eerste jaren van het nieuwe Mingrijk bemoeide het keizershuis zich met de porseleinproductie. Zo werd de vervaardiging bevolen van offerporselein voor onder anderen de goden van hemel en aarde, zon en maan, bergen en rivieren en vooral voor de keizerlijke voorouders. Als productieplaats werd de provincie Jiangxi aangewezen. In 1369, het tweede regeringsjaar van keizer Hongwu, werd daar een porseleinfabriek opgericht die door plaatselijke ambtenaren zou worden beheerd. In 1402, kort voor keizer Yongle de troon besteeg, werd de porseleinfabriek omgedoopt tot Zijne Keizerlijke Majesteits Gebruiksvoorwerpenfabriek (Yuqichang, hierna te noemen Fabriek). De ambtenaren die op de productie toezicht hielden, werden rechtstreeks door het keizershuis aangesteld en gedetacheerd. Zo kwam het tot een langdurige traditie van porseleinproductie, vooral onder de regeringen van Yongle (1403-1425), Xuande (1426-1435), Chenghua (1465-1487), Hongzhi (1488-1505), Zhengde (1506-1521), Jiajing (1522-1562), Longqing (1567-1572) en Wanli (1573-1620). Talloze stukken keizerlijk porselein vonden hun weg naar het hof. Ze behoren tot de fraaiste en meest verfijnde porseleinproducten uit de Chinese geschiedenis. Onder de stukken die in deze catalogus zijn opgenomen, zijn enkele objecten uit de regeringsperiode van Wanli. Deze stukken uit de laatste bloeiperiode van de porseleinproductie onder de Ming zijn de vroegste specimina die in de tentoonstelling Pronkstukken aan het hof. Keizerlijk porselein uit Shanghai zijn te zien. De productie van deze objecten valt samen met het eerste Chinese porselein dat, vervaardigd in particuliere ovens (onder meer te Jingdezhen), als handelswaar voor de overzeese export in Europa en met name Nederland terechtkwam. Nederland werd zo een van de eerste landen dat op grote schaal Chinees porselein invoerde. 8


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:51

Pagina 9

In 1572, het zesde regeringsjaar van Longqing, besteeg een wel heel prille keizer de troon: Zhu Yijun, wiens regeringsnaam Wanli was, was bij zijn troonsaanvaarding nog geen tien jaar oud. Niet lang daarna vonden belangrijke hervormingen plaats onder leiding van zijn leermeester, de grootsecretaris van de Kanselarij Zhang Juzheng. Toen deze in 1583 stierf, sloegen bij de toch al materialistisch en verkwistend ingestelde keizer alle stoppen door. Zijn verbijsterende hebzucht en wreedheid traden in de jaren daarna volop aan het licht. Zonder acht te slaan op de bittere nood van het volk, voerde hij de productie van keizerlijk porselein op. Om aan de behoefte van het keizershuis te kunnen voldoen, heeft het hof gedurende bijna zijn gehele regeringsperiode onafgebroken porselein laten vervaardigen in de Fabriek te Jingdezhen. Van 1584 tot 1607 hebben de keizerlijke ovens in Jingdezhen reusachtige hoeveelheden porselein voor Wanli geproduceerd. Over de jaren 1591-1607 zijn concrete cijfers bekend. Zo kunnen we in de keizerlijke annalen (Ming Shenzong Shilu) voor de zesde maand van 1607 lezen dat ‘Liu Yuanchen, adjunct-kamerheer van Openbare Werken, […] de inspectie van de porseleinproductie in Jiangxi meldt dat sinds [1591] ruim 159.000 stuks door het hof besteld porselein uit voorraad [zijn] verscheept. De volgende zending, ruim 80.000 stuks, was verdeeld over acht transporten. Na zeven voltooide transporten staan nog zo’n duizend stuks in bestelling, wat niet veel is. Ze kunnen officieel worden geannuleerd of in de bestelde hoeveelheden geproduceerd.’ Het spreekt voor zich dat voor zulke massale hoeveelheden porselein de productie- en afwerkingscapaciteit van één enkele keizerlijke fabriek volstrekt ontoereikend was. Om die reden besteedden de verantwoordelijke, plaatselijke ambtenaren een deel ervan uit aan particuliere fabrikanten. In de Chinese porseleingeschiedenis staat dit porselein bekend als ‘publiek/privaat gebakken’ porselein (guan da min shao). Een deel van wat vanouds ‘keizerlijk porselein’ uit de Mingtijd heet, is dus op deze wijze vervaardigd. In de hierop volgende jaren heeft China in een vrij korte tijdspanne de overgang van het ene naar het andere keizershuis doorgemaakt met de bijbehorende politieke strubbelingen. Na dit strijdgewoel vond een opleving en verdere ontwikkeling plaats. De productie van het keizerlijk porselein bereikte verschillende malen een hoogtepunt. Na de dood van keizer Wanli in 1620 stokte aanvankelijk de grootschalige productie van keizerlijk porselein in Jingdezhen. Sommige Chinese deskundigen denken zelfs dat de productie in de Fabriek tot het einde van de Mingtijd geheel is gestaakt. Onder de twee Mingkeizers die in deze overgangstijd regeerden, Tianqi (1621-1627) en Chongzhen (1628-1644), stelde de productie van keizerlijk porselein weinig meer voor. In 1644 viel het huis Ming toen de Mantsjoes, een volk dat lange tijd achtereen ten noordoosten van China had gewoond, de Chinese hoofdstad Beijing innamen. Ze vestigden er het nieuwe keizershuis Qing. De eerste Qingkeizer, in het Mantsjoe Aisin Gioro Fulin geheten, nam de Chinese regeringsnaam Shunzhi (‘vloeiend bestuur’) aan. Niet alleen de oorlog maar ook opeenvolgende natuurrampen hadden Jiangxi, de provincie waarin Jingdezhen ligt, bijzonder zwaar getroffen. Tijdens de regering van Shunzhi (1644-1661) werd de toestand vooral voor de particuliere porseleinindustrie, waar de export naar het buitenland de schoorstenen vroeger uitbundig had laten roken, met de dag wanhopiger. In 1657 en 1660 bijvoorbeeld deed het nieuwe keizershuis twee pogingen om drakenpotten en balustervazen voor het hof te laten bakken. Beide projecten zijn mislukt en uiteindelijk opgegeven, vermoedelijk bij gebrek aan vakkennis en gekwalificeerd personeel. De donkere schaduw van de oorlog hing ook over de eerste regeringsjaren van Kangxi. Aanvankelijk steunde deze piepjonge keizer nog volledig op de adviezen van zijn ambtelijke top. Zodra hij daartoe echter de gelegenheid had, nam hij op zijn veertiende de regering zelf ter hand. Veel rust was hem daarbij niet gegund. In 1674, zijn dertiende regeringsjaar, ontketenden de oud-hovelingen Geng Jingzhong en Wu Sangui een burgeroorlog. Opnieuw waren de gevolgen rampzalig voor veel streken in het zuiden van China, waaronder ook Jingdezhen in Jiangxi. Nadat de rust in 1677 was hersteld, bloeide het uit de oorlog herrezen Jingdezhen op. De particuliere porseleinindustrie stelde orde op zaken en begon weer tekenen van leven te vertonen. In 1680, het negentiende jaar van Kangxi, kreeg ook de Fabriek in Jingdezhen bevel het bakken te hervatten. Dit was de opmaat voor een opleving van de keizerlijk porseleinproductie onder de Qing, waarbij voor het eerst ook op grote schaal werd gebakken. De Kroniek van de Prefectuur Raozhou uit 1684 meldt in boek 11 onder het hoofd ‘Onderzoek van het porseleinbeleid’ 9


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:51

Pagina 10

(taozhengkao): ‘In de negende maanmaand van [1680] kwam een bakopdracht van het paleis. Onder supervisie van de kamerheer van het Bureau Opslag van de Keizerlijke Hofhouding (neiwufu) Xu Tingbi, de adjudant Li Yanxi, de kamerheer supernumerair derde klasse van het Bureau Bosbouw en Nijverheid van het Ministerie van Openbare Werken Zang Yingxuan en de klerk van de zesde graad Che Erde liet het paleis in de tweede maanmaand van [1681] de productie visiteren. […] Thans wordt op grote schaal geproduceerd. Er is pijnlijk hervormd en veel afgeschaft, maar goed beschouwd komt dit zowel de publieke als de particuliere sector ten goede. In het zuiden van de prefectuur hebben de plaatselijke prefect Huang Jialin, de hulpmagistraat en de adjudantdirecteur voor keramiek de voortgang geïnspecteerd. De productie verloopt voorspoedig.’ Dat er zoveel ambtenaren bij de inspectie en coördinatie waren betrokken, geeft het grote belang aan dat het keizershuis aan de productie hechtte. De productie ging ditmaal door tot 1688. Aangezien zovele jaren achtereen was gebakken, nam de hoeveelheid porselein navenant toe. Omdat na verscheping naar Beijing voor al dit porselein geen opslagruimte beschikbaar was, werd in het tweede jaar door een leger arbeiders een nieuw porseleinmagazijn gebouwd. De Qinding Da Qing huidian shili uit de tijd van Yongzheng meldt onder het hoofd ‘Keizerlijke Hofhouding’: ‘In het 27e jaar is verlof verleend de porseleinproductie in Jiangxi te staken. In het 28e jaar zijn de voorraden thee en porselein uitgebreid.’ De grootschalige productie tijdens de middenjaren van de regering van Kangxi was ambtelijk goed voorbereid en geregeld, zowel financieel als op het gebied van het personeel. Het resultaat (en niet te vergeten de daarvoor benodigde investering) was dan ook overweldigend. De grootste hoeveelheid bewaard gebleven keizerlijk porselein uit de regeringsjaren van Kangxi stamt uit deze periode. Echter ook in de laatste jaren van Kangxi werd in Jingdezhen veel gebakken. Toen begon de productie van het wereldberoemde fencai-porselein. Van veel van dit late Kangxiporselein bestaan geen registraties. Het staat in elk geval vast dat tijdens de gehele regering van Kangxi in de keizerlijke ovens te Jingdezhen grote hoeveelheden porselein zijn gebakken. Met zijn 61 regeringsjaren (1662-1722) is Kangxi de langst heersende keizer in de Chinese geschiedenis geweest. In het verleden werd algemeen verondersteld dat zijn grootscheepse investeringen in personeel en kapitaal voor de porseleinproductie voortkwamen uit zijn voorliefde voor Chinees antiek. In werkelijkheid hield hij helemaal niet van oud porselein. Dit blijkt uit zijn uitspraak in de ‘Leerspreuken van keizer Kangxi’ in de Verzamelde boeken van de vier schatkamers (Siku quanshu): ‘Sommige mensen spreken waarderend over oud porselein als ‘antiek’. Volgens hen werd het door mensen in de oudheid gebruikt, maar voor wie het precies is ontworpen, is onmogelijk na te gaan. Erg hygiënisch lijkt het allemaal niet. Voorname mensen moeten het niet gebruiken om van te eten, maar in de kast te zetten om er een enkele keer van te genieten. Ook voorname mensen moeten dit in acht nemen. Daarom vertel ik jullie dit.’ Blijkbaar hield hij dus niet van oude, maar juist van moderne keramiek. De grote hoeveelheden porselein die in de tijd van deze vorst in de keizerlijke ovens te Jingdezhen werden gebakken, werden aan zijn hof geleverd als pronk- en gebruiksporselein. Na de dood van Kangxi in 1722 volgde zijn vierde zoon hem op als keizer Yongzheng. In de dertien jaren van zijn regering (1723-1735) bevorderde hij een goed bestuur en het welzijn van de bevolking. Hij was tegen grootschalige porseleinproductie omdat hij vond dat die ten koste ging van de landbouw: iedere porseleinarbeider betekende een hand minder aan de ploeg. Toch duurde het niet lang of de Fabriek in Jingdezhen draaide weer op volle toeren. In 1726, het vierde jaar van Yongzheng, werd Nian Xiyao, grootmeester van de Keizerlijke Hofhouding, tevens aangesteld als directeur van de Fabriek. Zo begon onder Yongzheng het voorspel van een grootschalige productie. In 1728 zond het hof de kamerheer van de Keizerlijke Hofhouding Tang Ying als coördinator naar de Fabriek. Tang begon zijn werk met een grondige studie van de technieken en methoden van de porseleinfabricage. Hij mengde zich onder de pottenbakkers, die hem alle fijne kneepjes van het vak leerden kennen. Keizer Yongzheng, die dol was op antiek én porselein, plaatste vaak zelf in Jingdezhen bestellingen die aan zijn smaak tegemoetkwamen. Hij liet de keizerlijke ovens imitaties van allerlei soorten porselein uit de geschiedenis bakken. Hiervan zijn talloze voorbeelden bekend uit het archief van het Bureau Productie van de Keizerlijke Hofhouding. Dat de productie van keizerlijk porselein in Jingdezhen onder Yongzheng zulke successen behaalde, is voor een deel te danken aan de hartstochtelijke voor10


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:51

Pagina 11

liefde van deze vorst voor de keramische kunsten, maar zeker nog meer aan de verdiensten van zijn officiële porseleininspecteur Tang Ying. Tot 1735 werden in de keizerlijke ovens aan één stuk door bijzonder fraaie voorwerpen gebakken, zowel nieuwe creaties als imitaties van antieke voorbeelden. In dit laatste jaar maakt Tang Ying in zijn Aantekeningen over porseleinfabricage (Taocheng jishi) melding van meer dan 57 soorten nabootsingen van antieke porseleinglazuren. Deze variëteiten en tinten hebben de tijd grotendeels getrotseerd. In 1735 besteeg Hongli, een zoon van Yongzheng, als Qianlong de troon. Van alle keizers in de Chinese geschiedenis was hij het meest verzot op ‘speelgoed’. Zijn belangstelling voor studie en spel was erg breed. Op porseleingebied heeft hij imitaties van alle mogelijke antieke genres laten maken, uiteraard niet om deze voor echt te laten doorgaan. Daarnaast werden kunstvoorwerpen van allerlei andere materialen als brons, jade, steen, lak, hout en bamboe nagebootst. In de twee eerste decennia van de regeringsperiode van Qianlong (1736-1755) was de oude, in de porseleinfabricage doorknede dienaar Tang Ying nog steeds actief. Zo kon toen nog alles worden gebakken waaraan behoefte was. Na zijn dood in 1756 bleken de porseleininspecteurs niet meer wat ze waren geweest. Sommigen waren overleden, anderen bleken corrupt en weer anderen hadden domweg geen verstand van zaken. De leiding van de Fabriek was dus allesbehalve in stabiele handen. Dankzij de voortreffelijke basis die in het verleden was gelegd, kon echter de keizerlijk porseleinproductie onder Qianlong min of meer normaal doorgaan en werden als vanouds grote hoeveelheden nieuwe producten gebakken. In 1795, het zestigste jaar van zijn regering, maakte de hoogbejaarde Qianlong zijn aftreden bekend. Zijn zoon en troonsopvolger nam de naam Jiaqing aan. Het verhaal gaat dat Jiaqing in de vier jaren dat Qianlong nog leefde zo zeer bij zijn vader onder de plak zat dat hij zelfs porselein liet bakken met het oude merk van Qianlong. Inderdaad is de Fabriek onder Jiaqing aanvankelijk doorgegaan met het vervaardigen van tamelijk veel porselein met het merk van Qianlong. Mogelijk omdat Jiaqing zelf als keizer geen al te grote belangstelling voor porselein had, stelt de productie van de keizerlijke ovens onder zijn eigen regeringsmerk niet veel voor. Veel producten vertonen nog de kenmerken van stukken uit de tijd van Qianlong. Weinig is creatief of vernieuwend. We kunnen stellen dat, na de erkende hoogtepunten onder de regeringen van Kangxi, Yongzheng en Qianlong, het onder Jiaqing in Jingdezhen gebakken keizerlijke porselein tekenen van achteruitgang vertoonde. Alles ging weliswaar keurig volgens het boekje, maar dit leverde geen hoogtepunten op, slechts een gestage stroom van saaie en weinig opwindende producten. Gedurende de ruim 25 jaar van Jiaqings regering (1796-1820) vertoonde niet alleen de productie van de Fabriek, maar ook de porseleinproductie in Jingdezhen als geheel een duidelijke kwaliteitsvermindering. De oorzaak hiervan was dat de keizerlijke ovens ten tijde van Qianlong waren ingestort, zodat de porseleinproductie moest worden overgeheveld van de keizerlijke ovens naar publiek/private joint ventures. Anders gezegd: het voor het keizershuis te bakken porselein werd uitbesteed aan particuliere ovens. Zoals we weten, kwam deze publiek/ private productiewijze in Jingdezhen al voor in de late Mingtijd, maar functioneerde toen naast, dus niet in plaats van de productie van de keizerlijke ovens, zoals dat tijdens Jiaqing het geval was. Onder de hierop volgende regering van Daoguang (1821-1850) nam de geschiedenis een wending ten kwade. Vanaf deze periode kwam China als half koloniale en half feodale samenleving aan de rand van de ondergang terecht. De achteruitgang van de porseleinproductie in Jingdezhen onder Daoguang had alles met deze politieke situatie te maken. Zo barstte in 1840 (het twintigste jaar van Daoguang) de Eerste Opiumoorlog los met alle gevolgen voor de porseleinnijverheid in Jingdezhen van dien. Het bakken van keizerlijk porselein werd weliswaar niet gestaakt, maar ondervond wel duidelijk de weerslag van deze situatie. Het na 1840 gebakken porselein is van een beduidend mindere kwaliteit. Ook ten tijde van Xianfeng (1851-1861) hadden de keizerlijke ovens in Jingdezhen zwaar te lijden onder oorlogsgeweld. Tijdens de in 1851 ontstane, tweevoudige ernstige politieke crisis van de Tweede Opiumoorlog enerzijds en de Taipingopstand anderzijds werd Jiangnan een belangrijk front in de strijd. Vanouds werd het keizerlijke porselein vanuit Jingdezhen over het water naar de hoofdstad verscheept. In de eerste regeringsjaren van Xianfeng leidden de activiteiten van de Taipingrebellen in het Yangtsegebied ertoe dat het porselein uit de keizerlijke ovens in Jiangxi niet meer kon worden verscheept. Bovendien hebben zowel Jiangxi als Jingdezhen 11


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:52

Pagina 12

enkele keren ernstig te lijden gehad onder het oorlogsgeweld. Zo raakten in 1855 de Taipingrebellen onder leiding van Shi Dakai en anderen in Jiangxi slaags met het regeringsleger. Reden waarom de productie van keizerlijk porselein in Jingdezhen moest worden gestaakt. Op 1 juli 1859 barstte bij Jingdezhen een veldslag los tussen de Taipingrebellenleider Yang Fuqing en de generaal van de regeringstroepen Zeng Guoquan. Tijdens het dodenherdenkingsfeest (qingming) in april 1861 werd Jingdezhen belegerd en ingenomen door de Taipinggeneraal Li Shixian. De porseleinproductie kwam toen vrijwel geheel stil te liggen. Door deze historische episode weten we dat in de keizerlijke ovens te Jingdezhen alleen in de eerste vijf jaar van Xianfengs regering is gebakken. Volgens de bronnen betrof dit in 1851 en 1852 keizerlijk offerporselein met monochrome glazuren. In 1853 en 1854 werden stukken geproduceerd in onderglazuur blauw, jihong, imitatie-guan, imitatie-ge, clair de lune en andere nagebakken, traditionele glazuren. Omdat in deze eerste vijf jaren van Xianfeng vermoedelijk slechts enkele duizenden stuks zijn vervaardigd en een deel van de productie niet kon worden vervoerd, is aan het hof maar weinig keizerlijk porselein uit de tijd van Xianfeng gebruikt. Er is dan ook niet veel van bewaard gebleven. In 1864, het derde jaar van Tongzhi, stabiliseerde de politieke toestand zich. Cai Jinqing, gevolmachtigd gouverneur van Jiujiang, rapporteerde aan het hof: ‘De keramiekprefectuur Jingdezhen geïnspecteerd. Na de plundering door de bandieten (lees: het Taipingleger) in het vijfde jaar van Xianfeng zijn de magazijnen van de Fabriek leeg en vernield. Veel medewerkers zijn in ballingschap gegaan. Dat jaar hebben grootscheepse invallen van de bandieten [diverse districten in] Jiangxi opnieuw lamgelegd. De mensen in Jingdezhen zijn doodsbang. Porseleinbakkers vluchten de een na de ander en gaan niet meer aan het werk. Het is moeilijk om hen bij elkaar te krijgen’. Wat de door het hof bestelde offervoorwerpen betrof, konden pas ‘na de pacificatie van Jiangxi de nodige werkkrachten worden verzameld om deze voorwerpen te bakken en naar de hoofdstad te verzenden.’ Twee jaar later, in 1866 (het vijfde jaar van Tongzhi), kreeg Li Hongzhang, Minister van Staat van de Qingregering, 230.000 taël zilver ter beschikking. Hij gaf gouverneur Cai Jinqing van Jiujiang opdracht alle 72 zalen en barakken op de plaats van de oude keizerlijke fabriek te herbouwen en de keizerlijke ovens weer tot leven te wekken. Dit leidde uiteindelijk tot hervatting van de productie van keizerlijk porselein in Jingdezhen, maar het werk voor het hof werd met tegenzin ter hand genomen. Na vele jaren oorlog was alle leven uit de plaatselijke nijverheid verdwenen. Het in ambachtelijk en esthetisch opzicht voorheen zo sterke keizerlijke porselein uit Jingdezhen had geen aantrekkingskracht meer. In vergelijking met het keizerlijk porselein van Xianfeng staat dat van Tongzhi om die reden een trede lager. Omdat deze opleving van de productie plaatsvond in het vijfde jaar van Tongzhi, kunnen we daaruit afleiden dat al het keizerlijk porselein dat uit de tijd van Tongzhi is overgeleverd van na dit jaar dateert. Er zijn twee hoogtepunten in het keizerlijk porselein uit de tijd van Tongzhi aan te wijzen: speciale serviezen voor het huwelijk van de keizer en serviesgoed voor de residenties van de latere keizerin-weduwe Cixi. Nadat de Fabriek de productie had hervat, zijn er minstens drie grootschalige bakcampagnes geweest. Zo waren in 1868 (het zevende jaar van Tongzhi) voor het staatsiehuwelijk van de keizer meer dan 7000 stuks porselein nodig. Bruiloften vielen onder de grote feesten. Daarvoor werd veel servies in fencai op gele grond gebruikt. Het bestond uit onderdelen als schalen en potten in allerlei stijlen. De gouverneur van Jiangxi viel de eer te beurt op deze productie toezicht te mogen houden. In 1874 begon de voorbereiding voor de herbouw van de in 1860 door Britse en Franse geallieerde troepen in de as gelegde vleugels van het Yuanmingyuan-zomerpaleis. De Fabriek in Jingdezhen kreeg de opdracht voor fencai-porselein op kleurige grond met de merken ‘Studio van de Grote Elegantie’ (dayazhai) en ‘In de lente zijn hemel en aarde één’ (tiandi yijia chun). Dit was de laatste partij keizerlijk porselein die onder Tongzhi werd gebakken. De regering van Guangxu (1875-1908), nu meer dan een eeuw geleden, markeert de vooravond van de nieuwe tijd in China. Dreigende wolken pakten zich samen: het keizershuis naderde zijn einde. De keizerlijke politiek was even chaotisch en corrupt als het bestuursapparaat. In Jingdezhen verkeerde de particuliere porseleinnijverheid in een toestand van ongecontroleerde ontwikkeling. Natuurlijk werd in de keizerlijke ovens nog naar behoefte gebakken. De hoeveelheid onder Guangxu gebakken porselein was enorm en is om die reden in grote overvloed bewaard gebleven. In de 34 jaren dat keizer Guangxu regeerde, zijn er vele grootschalige bakcampagnes van keizerlijk porselein geweest. In het begin van zijn regering 12


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:52

Pagina 13

zijn talloze offer- en gebruiksvoorwerpen voor het hof gebakken. In sommige gevallen betreft het mogelijk opdrachten uit de tijd van Tongzhi die nog niet waren uitgevoerd. In 1883 (het negende jaar van Guangxu) werden ter gelegenheid van de viering van de vijftigste verjaardag van keizerin Cixi haar privévertrekken (het ‘Paleis van de Verzamelde Elegantie’) verbouwd en uitgebreid met een ‘Troonzaal van de Belichaamde Harmonie’ en een ‘Belvederepaviljoen’. Het voor die gelegenheid vervaardigde porselein met het merk ‘Troonzaal van de Belichaamde Harmonie’ is voornamelijk fencai op groene of gele grond. Voorts werden voor de staatsiebruiloft van de keizer, voor de zestigste en zeventigste verjaardag van Cixi en voor andere grote hofevenementen reusachtige hoeveelheden porselein in allerlei vormen en stijlen besteld. Daarbij waren veel stukken met het merk van Guangxu, maar ook met dat van het ‘Paleis van de Verzamelde Elegantie’ en andere merken. In de verzendlijsten van porselein voor de talloze hofceremonies, offerplechtigheden en dagelijks gebruik zijn allerlei verschillende soorten keizerlijk porselein te zien. Zo maakt een bakverslag over het turbulente jaar 1900 melding van ‘een grote partij porselein, verscheept via Jiujiang, waarvan op vier afzonderlijke lijsten aangifte is gedaan’. In dat jaar zijn 73 verschillende typen porselein naar het hof verscheept: in het totaal 24.988 stuks, voor een bedrag van 84.872 taël zilver. In 1909 werd de driejarige kleuter Aisin Gioro Puyi op de keizerstroon gezet. Hij werd onder de regeringsnaam Xuantong de laatste regerende monarch in de Chinese geschiedenis. De regering van Xuantong (1909-1911) duurde slechts drie jaar en luidde het einde in van het Chinese keizerrijk en het begin van de prille Chinese Republiek. Van het aantal keren dat en de hoeveelheden waarin keizerlijk porselein onder Xuantong is gebakken, zijn vermoedelijk door het chaotische tijdsgewricht geen documenten bewaard gebleven. We hebben er om die reden geen officiële statistieken van. Wel is uit de Qingarchieven bekend dat in het tweede regeringsjaar van Xuantong voor twee keizerlijke mausolea bij Beijing, de Dongling en de Xiling, een partij van voornamelijk wit geglazuurd porselein is gebakken. Gelet op de weinige, bewaard gebleven stukken is onder Xuantong niet veel porselein gebakken. Ook was er weinig variatie. Het betrof voornamelijk stukken in onderglazuur blauw, wucai, fencai en glazuren in allerlei andere kleuren. Met dit porselein eindigt de keizerlijke keramiekproductie in China. Honderd stukken keizerlijk porselein

De selectie keizerlijk porselein die het Shanghai Museum in Nederland laat zien en die in deze publicatie centraal staat, heeft in de eerste plaats te maken met de Nederlandse verzamelaar Henk B. Nieuwenhuys. Drie jaar geleden schonk de heer Nieuwenhuys 97 stukken uit zijn eigen porseleinverzameling aan het Shanghai Museum. Hij stelde toen voor dat het Shanghai Museum als wederdienst in het Gemeentemuseum Den Haag een tentoonstelling zou organiseren. De voorkeur van het Gemeentemuseum ging hierbij uit naar keizerlijk porselein van Wanli tot het einde van de Qing. De reden hiervan is dat Nederlandse kunstliefhebbers vooral kennis hebben van het exportporselein dat vanaf de late Mingtijd het Westen bereikte, maar dat het keizerlijk porselein uit deze periode in het Westen nagenoeg onbekend is. Daarnaast liggen aan het concept van deze tentoonstelling ook dieper liggende ideeën ten grondslag. In de zeventiende en achttiende eeuw voerde Nederland, onder meer via de V.O.C., grote hoeveelheden porselein uit China in. Het gevolg hiervan is dat Nederland en China door het vele porselein gevoelsmatig nauw met elkaar zijn verbonden. Deze tentoonstelling laat in totaal honderd stukken keizerlijk porselein uit tien regeringsperiodes zien: voor de Mingtijd uit de regeringsjaren van Wanli en voor de Qingtijd uit de jaren van Kangxi, Yongzheng, Qianlong, Jiaqing, Daoguang, Xianfeng, Tongzhi, Guangxu en Xuantong. Voor het Shanghai Museum is dit de eerste keer dat zoveel stukken keizerlijk porselein buiten China worden getoond. De veertien stukken uit de tijd van Wanli (1573-1620) zijn producten in onderglazuur blauw, wucai (‘vijf kleuren’), doucai (‘gescheiden kleuren’) en wit. Onderglazuur blauw porselein heeft van meet af aan de hoofdmoot gevormd van de productie van zowel rijks- als volksporselein in Jingdezhen. Op sommige stukken onderglazuur blauw keizerlijk porselein uit de Mingtijd zijn geïmporteerde blauwe pigmenten gebruikt, op andere blauw pigment van eigen, Chinese bodem. Voor het meeste onderglazuur blauw uit het begin en het midden van de regeringsperiode van Wanli is geïmporteerd ‘moslimblauw’ gebruikt. Dit werd gewonnen in de landen rondom de Perzische Golf.4 Tegen het einde van de regering 13


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:52

Pagina 14

van Wanli raakte de aanvoer van dit blauwe pigment geleidelijk uitgeput. Daarom werd overgeschakeld op inheems blauw pigment: ‘schildersblauw’ uit de provincie Zhejiang. De met ‘moslimblauw’ geschilderde kleuren zwemen na het bakken onder het glazuur naar violet, terwijl de inheems blauwe pigmenten na het bakken veelal een blauwgrijze kleur vertonen. Alle hier getoonde grote stukken zoals de grote pot met draken in de wolken (cat.nr. 4) en de ‘prunusvaas’ (cat.nr. 5) zijn verfijnd afgewerkt. Van dit type grote potten is vrij weinig bewaard gebleven. Vazen van het prunustype zijn gevonden bij de opgraving van het Dinglingmausoleum van keizer Wanli bij Beijing. Wucai en doucai zijn twee typen bovenglazuurversiering die onder de Ming in de keizerlijke ovens te Jingdezhen zijn ontstaan. Het polychrome wucai werd na het bakken op het witte glazuur geschilderd. Daarna werd het geheel bij lage temperatuur nogmaals gebakken. De naam doucai slaat op de twee fasen waarin de kleurige beschildering tot stand kwam: eerst een lijntekening in onderglazuur blauw die na het bakken werd ingevuld met kleuren in bovenglazuur. Beide typen bovenglazuurkleuring waren belangrijk binnen de porseleinfabricage onder de Ming. De verfijnde beschilderingen van het doosje met draken in de bloemen (cat.nr. 12) en de bloemenmandschaal (cat.nr. 11) in wucai-reliëf zijn zowel artistiek hoogstaand als fris van kleur. De dekselpot met draken in de wolken (cat.nr. 10) en de penselenspoelbak in wucai (cat.nr. 9) passen bij de beschrijvingen in teksten uit de Mingtijd, die spreken van een ‘pot voor go-stenen’ en een ‘penselenboot’. Deze teksten zijn te vinden in de Grote Provinciekroniek van Jiangxi (Jiangxisheng dazhi). De kom met bloemen- en fruitversiering (cat.nr. 13) is een volmaakte representatie van het karakter en de kenmerken van het Ming-doucai. De vorm van de kleine mond en de brede schouder van de wit geglazuurde vaas (cat.nr. 14) sluiten aan bij het type prunusvaas dat in de Song- en Yuantijd gangbaar was, maar sindsdien aanmerkelijk is veranderd. De hier getoonde vaas is dus een soort getransformeerde prunusvaas. Onder de Qingkeizer Kangxi (r. 1662-1722) werd het keizerlijk porselein uit Jingdezhen in artistiek opzicht gekenmerkt door kracht en verfijning. Op deze tentoonstelling en in deze publicatie worden zestien stukken Kangxiporselein getoond, onder meer in onderglazuur blauw, onderglazuur rood, onderglazuur sancai, doucai, rood, groen, susancai, perzikbloesem- en geel glazuur. Het onderglazuur blauw waarin vijf van deze stukken zijn versierd, is zeer helder van kleur. Het model van de vaas met draken in de wolken (cat.nr. 15) is krachtig. De klimmende draken zijn even soepel als heldhaftig geschilderd. De vaas met de lange hals (cat.nr. 17) heeft de vorm van een tafelbel. Dit model heet in de volksmond daarom een ‘schuddebelvaas’ (yaolingzun). Een schaal in onderglazuur blauw (cat.nr. 16) is beschilderd met een tafereel van onsterfelijken die verjaardagswensen aanbieden. Het zijn even levendig als krachtig weergegeven mythische figuren uit de Chinese oudheid als de Zuidpoolster van het Lange Leven, de Acht Onsterfelijken die de Zee Oversteken, de zenheiligen Magu, Hanshan en Shide en de hoveling Dongfang Shuo. Het onderglazuur rode porselein verdient een afzonderlijke bespreking. Het werd al in de Yuantijd in Jingdezhen gebakken. Anders dan in de vroege Mingtijd (de regering van Hongwu, Xuande en ander keizers), toen men in beginsel in staat was koperoxide bij hoge temperatuur tot een stabiel pigment te smelten, gold dit procedé gedurende de rest van de Mingtijd als bijzonder moeilijk. In de middenjaren van de regering van de Qingkeizer Kangxi bereikte het bakken van onderglazuur rood porselein in de keizerlijke ovens van Jingdezhen echter een nieuw hoogtepunt. Het hier getoonde waterpotje met bloemenmedaillons in onderglazuur rood (cat.nr. 20) is een geslaagd voorbeeld van dit soort kleurvorming. De kom met geluksfruit in onderglazuur rood op poederblauwe grond (cat.nr. 29) is hiermee vergelijkbaar. Op het glazuuroppervlak is echter een donker poederblauw aangebracht dat het rode pigment gedeeltelijk bedekt. Voorwerpen van dit type zijn hoe dan ook zeer zeldzaam. Een van het onderglazuur rood afgeleid type beschildering is het onderglazuur rood met toegevoegde kleuren. Zo is het ondergedeelte van het waterpotje beschilderd met bloemen in onderglazuur rood. Verder zijn alle takken en bladeren bovenop het glazuur aangebracht. Susancai werd al gebakken in het midden van de Mingtijd, maar kwam tot ontwikkeling onder de Qingkeizer Kangxi. De getoonde kom (cat.nr. 23) en schotel (cat.nr. 24) zijn beide beschilderd in gele, groene en violette pigmenten.5 Vleeskleuren ontbreken: deze werden vroeger in rood weergegeven. De schaal is in ambachtelijk opzicht duidelijk veel bewerkelijker dan de kom. Dit geldt vooral voor de draken die in laag reliëf op de binnen- en buitenzijde zijn aangebracht. Op het object zijn verder slechts voorwerpen in rood of groen geschilderd. 14


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:52

Pagina 15

Al in het begin van de Mingtijd verschenen gouden vlechtpatronen op het porselein. De hier getoonde Kangxischotel (cat.nr. 25) vertoont zo’n vlechtpatroon van een drakenpaar. De rand is alleen versierd met een krans van rode vleermuizen. In het midden staat de spreuk ‘alle dagen overvloedig geluk’ (hong fu qi tian). Van deze vier schrifttekens is fu (‘geluk’) gelijkluidend met het Chinese woord voor vleermuis (fu). Deze schaal moet op bestelling zijn gebakken voor de feestelijke verjaardag van de keizer of een prins. De twee waterpotjes in perzikbloesemglazuur (cat.nr. 26-27) werden gebruikt aan de schrijftafel. Het rode glazuur dat beide stukken geheel bedekt, is bij hoge temperatuur gebakken. Aan de buitenzijde zijn enkele mosgroene spikkels zichtbaar. Ongeveer halverwege de regering van Kangxi is in één keer een grote partij van deze voorwerpen gebakken. De meeste zijn zeer helder van kleur. Veel van deze stukken worden bewaard in museale collecties in Europa en Amerika. Geel geglazuurd porselein werd onder de Ming- en Qingkeizers tamelijk veel gebakken. De overgrote meerderheid betreft kleine en middelgrote kommen en schalen. Imponerend van grootte is de penselenspoelbak (cat.nr. 28) met draken in de wolken. In de bodem zien we in laag reliëf gekerfde draken en bloemen. De emblematiek is verfijnd en vloeiend. Binnen de categorie ‘gele voorwerpen’ (huangqi) is dit een zeer zeldzaam stuk. De kleur van geel glazuur ontstaat bij lage temperatuur door oxidatie van ijzerpigment. Onder Kangxi bereikte het keizerlijk porselein met geel glazuur in Jingdezhen een nieuw artistiek hoogtepunt. Keizerlijk porselein uit de tijd van Yongzheng (1723-1735) is met maar liefst negentien stukken vertegenwoordigd. Zowel kwantitatief als kwalitatief behoren zij tot de belangrijkste stukken van de tentoonstelling. Hoewel Yongzheng slechts dertien jaar heeft geregeerd, wordt het keizerlijke porselein uit zijn tijd algemeen erkend als het fraaiste dat de keizerlijke ovens in de Qingtijd hebben voortgebracht. De getoonde stukken vertonen zowel onder- en bovenglazuurkleuren als monochrome glazuren. Onderglazuur blauw van Yongzheng is weinig opmerkelijk. Qua karakter is het een nabootsing van het onderglazuur blauw uit de keizerlijke ovens ten tijde van de Mingkeizers Yongle en Xuande. Dit neemt echter niet weg dat de getoonde stukken Yongzhengporselein in onderglazuur blauw en/of onderglazuur rood stuk voor stuk volmaakt en zonder enig gebrek zijn. De schotel met perziken in fencai (cat.nr. 37) mag als representatief gelden voor het Qingporselein van dit type met zijn zachte en rijke kleuren. Dit type bovenglazuurschildering stamt uit Europa. In de middelste en laatste regeringsjaren van Kangxi is het naar China overgewaaid. Het zeldzame en kostbare goudrood van de vruchten kwam eveneens uit Europa. De één voor één rijpende perziken verzinnebeelden een lang leven. Voor het vervaardigen van dit topstuk was een vakmanschap vereist dat we zonder meer uniek mogen noemen. De dekselkom met pruimenbloesems en eksters in doucai (cat.nr. 38) combineert het traditionele wucai met een ontwerp in onderglazuur blauw: een variatie op de modieuze combinatie van fencai met onderglazuur blauw. Deksel en kom gaan niet alleen harmonieus samen, maar sluiten ook letterlijk naadloos op elkaar aan. Zowel onder Kangxi als onder Yongzheng is porselein met monochroom glazuur steeds als het beste uit de keizerlijke ovens beschouwd. Tijdens het productieproces van polychrome stukken kunnen eventuele gebreken in de beschildering nog met extra kleur worden toegedekt. Daarentegen vereist monochroom glazuur, vooral op bij hoge temperatuur gebakken porselein, dat het stuk in één keer wordt afgebakken. Stukken met gebreken werden onmiddellijk vernietigd. Alleen de werkelijk volmaakte werkstukken werden na grondige inspectie tot het hof toegelaten. De monochrome stukken die we uit de keizerlijke ovens van Yongzheng kennen, vormden oorspronkelijk dus de top van de productie. Of het nu gaat om een vaas met bowstring-versiering in clair de lune (cat.nr. 42), een groen geglazuurde bloempot (cat.nr. 43), een vaas in tea-dust glazuur (cat.nr. 49), een wierookbrander met twee oren in lujun-glazuur (cat.nr. 50), een stemcup in jihong-glazuur (cat.nr. 44) of een schenkpot in jilan-glazuur (cat.nr. 46), het zijn stuk voor stuk eindproducten van de tijdens de vervaardiging nagestreefde perfectie. Vooral de producten in tea-dust- en lujun-glazuur getuigen van het innovatieve karakter van de monochrome glazuren uit deze periode. Ook de ovale vaas met imitatie-ge glazuur (cat.nr. 41) en de drievoetige penselenspoelbak in imitatie-jun glazuur (cat.nr. 48) weerspiegelen de artistieke passie van keizer Yongzheng voor antieke ideeën en stijlen. In de dertien jaar dat in de keizerlijke ovens te Jingdezhen op grote schaal is gebakken, deed hij voortdurend opdrachten en bestellingen uitgaan. Hij liet in de Fabriek te Jingdezhen veel beroemde en belangrijke stukken nabakken uit de Songtijd (960-1279) en uit de tijd van Mingkeizers als Yongle, Xuande en Chenghua. 15


110079_p001_019_ned_eng:GM

25-03-2011

09:52

Pagina 16

Wanneer we het porselein van beide keizers met elkaar vergelijken, wordt duidelijk dat Qianlong in zijn artistieke beleid niet de hoogstaande verfijning van zijn vader Yongzheng had. Qianlongporselein doet op het eerste gezicht middelmatig aan. Het volkse karakter is waarneembaar in de gehele kunstnijverheid van zijn tijd. Toch is het keizerlijk porselein van Qianlong verfijnd en beheerst, al vertoont veel porselein van de Verboden Stad opvallende gebreken. Enige decennia geleden werd de even schitterende als barokke overdaad van veel Qianlongporselein in zijn algemeenheid te licht bevonden. De laatste tijd echter is daarin verandering gekomen. Tegenwoordig wordt het Qianlongporselein hogelijk gewaardeerd en zijn de werkstukken uit de keizerlijke ovens fel begeerde collectors’ items geworden. Alle hier getoonde stukken Qianlongporselein hebben hun eigen karakter, zoals een zun-vaas met honderd herten in fencai (cat.nr. 57), een vaas met kinderspelen in fencai (cat.nr. 58), een bumba-vaas met de acht boeddhistische schatten in fencai op groene grond (cat.nr. 66), een vaas met bamboesegmentvormige oren in doucai (cat.nr. 68), een dekselpot (cat.nr. 70) en een grote schotel (cat.nr. 71). De algemene kenmerken als het verzadigde coloriet, de precieze beeldopbouw en de verfijnde en rijke versiering getuigen van de grote zorgvuldigheid waarmee het porselein voor het keizershuis werd vervaardigd. Van keizer Qianlong is zelfs een penseelgreep met draken in de wolken in fencai (cat.nr. 59) bewaard. We kunnen ons nu dus voorstellen hoe deze keizer, die een grote voorliefde voor de schone letteren had, hiermee in één vloeiende beweging de fraaiste teksten kalligrafeerde. Het ensemble van vijf offervoorwerpen (wugongqi): een wierookbrander, kandelaars en vazen, versierd met acht boeddhistische geluksemblemen tussen gevlochten twijgen in fencai op een vettig rode ondergrond (cat.nr. 61-65), was een onmisbaar attribuut bij de offerrituelen van het keizershuis. De kleur van de gu-vaas (cat.nr. 72) doet denken aan antiek brons en is typisch voor de vervaardiging van levensecht ‘imitatiebronsporselein’ onder Qianlong. Ook het schijnbaar eenvoudige maar bijzonder verfijnde karakter van de hier getoonde stukken in monochroom glazuur nodigen uit tot nadere beschouwing. De bloembollenschaal in lichtblauw glazuur (cat.nr. 73), de meloenvormige vaas in imitatieceladon (cat.nr. 74) en de bloempot in groen glazuur (cat.nr. 75) bouwen voort op de esthetische traditie uit de tijd van Yongzheng. Sommige stukken zijn zelfs moeilijk te onderscheiden van producten uit die tijd. Dit geldt onder meer voor de vierkante achttrigrammenvaas in imitatie-ge glazuur (cat.nr. 78). Vanaf de regering van de Mingkeizer Jiajing6 verschenen de acht trigrammen (bagua, waarzegsymbolen uit de taoïstische traditie) als versieringsmotief op porselein, al vonden ze geen erg brede toepassing. Vanaf de verschijning ten tijde van Qianlong is dit type vierkante vaas nog tot het einde van de Qingtijd onder vrijwel alle keizers nagebootst. Het keizerlijke porselein van Jiaqing (1796-1820) laat geen al te diepe indruk na. Het heeft van het begin tot het einde onder sterke invloed van Qianlong gestaan. Toch heeft een enkel hier getoond stuk, zoals de vaas in fencai op blauwe grond (cat.nr. 82), nog het niveau van de voorgaande periode. Daarentegen maken enkele stukken uit de tijd van Daoguang (1820-1850) een onvergetelijke indruk. De dubbelorige vaas in fencai met gouden vlechtwerk (cat.nr. 86) en de kwispedoor in koraalrood glazuur, eveneens met gouden vlechtwerk en met het merk van de ‘Zaal voor de Beoefening van de Deugd’ (cat.nr. 87), zijn verfijnde werkstukken. Ze laten zien dat de kracht van deze periode schuilt in het behoud en het herstel door het keizershuis van een lang geleden verloren gegaan ambachtelijk niveau. Dit geldt in het bijzonder voor de kwispedoor met het driekaraktermerk van de ‘Zaal voor de Beoefening van de Deugd’ (Shendetang) die tegenwoordig veel belangstelling geniet. Dit was het woonvertrek van keizer Daoguang in het Yuanmingyuan-zomerpaleis. Het lag ten westen van de ‘Vijver van de Wolkenloze Hemel’. In 1850 stierf keizer Daoguang hier kalm en vredig in zijn 67e levensjaar. De materiële nalatenschap van keizer Xianfeng (1850-1861) is niet omvangrijk. Door het oorlogsgeweld stokte de productie. Het keizerlijk porselein was weinig verfijnd. Bij de tweebuisorige wierookbrander in tea-dust glazuur (cat.nr. 88) valt geen enkele creatieve vernieuwing te bespeuren. Het is slechts een nabaksel van hetgeen vroegere keizers lieten maken. De waarde van het vierkaraktermerk van Xianfeng aan de onderzijde berust dan ook niet op nostalgie naar deze historische periode, maar op de zeldzaamheid van keizerlijk porselein van Xianfeng. Het porselein van Tongzhi (1861-1874) en Guangxu (1875-1908) getuigt van de geleidelijke hervatting van de productie in de keizerlijke ovens. Het in grote hoeveelheden vervaardigde porselein van eerstgenoemde keizer is wel geprezen als het voornaamste voortbrengsel van de ‘Tongzhi-restauratie’.7 Bij nadere beschouwing is de kwaliteit echter grof. 16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.